tijd
OP EIGEN BEENEN
STAAN.
DONDERDAG 5 SEPTEMBER 1935
HET WAPEN VAN MGR.
DR. J. DE JONG.
Dominus milii adjutor.
KON. MILITAIRE ACADEMIE.
Toegelaten cadetten.
INVOER FIJNE ZADEN.
DE „FLOODLIGHT-ZIEKTE",
Is de avondverlichting van
monumenten bij feestelijke
gelegenheden aesthetisch
wel juist?
M. e.
PRAUW-RAMP OP BALI-KUST.
REPERTOIRE VER. SCHOUWSPELERS
SPEK-UITVOER NAAR DUITSCHLAND
DE VRIJZ. DEM. BOND EN HET
KABINET.
GEZELSCHAP VAN HET
GODDELIJK WOORD.
Bij het diamanten jubileum van een
bloeiende Missie-congregatie.
XHIe MISSIOLOGISCHE WEEK
TE LEUVEN.
Over Afrika, Japan, Congode
school in de missie.
TEGEN HOOGE VERVOLGINGS-
KOSTEN.
GODSDIENST-EXAMEN.
De coadjutor van Z. H. Exc. den Aarts
bisschop, mgr. dr. J. de-Jong, heeft door den
edelsmid Jan Eloy Brom, te Utrecht, zijn
wapen doen ontwerpen en dit ontwerp, dat
zjjn volle instemming mocht verwerven, heeft
mgr. dezer dagen definitief aanvaard.
De heraldische omschrijving luidt als volgt:
van azuur met een rechtsgewenden wassenaar
van zilver en een schildhoofd van sabel beladen
met drie linker schuinbalken in goud.
Als wapenspreuk koos mgr. de Jong de
wóórden: „Dominus mihi adjutor (De Heer
is mg een helper), ontleend aan den 117en
Psalm van David.
In dezen moeilijken tijd stelt de nieuwe
bisschop zijn volle vertrouwen op Gods onont
beerlijke hulp; slechts door deze hulp zal
vruchtbare arbeid mogelijk zijn. Zonder God,
die de bron is van alle kracht en alle licht,
vermag de mensch niets. Deze gedachten, die
tot uitdrukking komen in het gekozen devies,
zijn ook op symbolische en heraldische wijze
weergegeven in het wapenschild.
Van ouds reeds is de zon de bron van alle
.,>y.w.v
licht een beeld van God, terwijl de maan, die
het van de zon ontvangen licht weerkaatst,
een beeld is van de Kerk en haar bedienaren,
die slechts door Gods licht leiding en leering
kunnen geven. Dit beeld is wel van bijzondere
toepassing op de nieuwe kerkvorst, die in zijn
devies zijn vertrouwen op Gods hulp zoo sterk
tot uitdrukking heeft willen brengen.
Zoo zijn dus zon en maan in het wapen
weergegeven: de drie gouden stralen (heral
dische „balken") op een zwart veld duiden
op het licht der zon, terwijl de maansikkel
(heraldisch „rechtsgewende wassenaar") op
een blauw veld, de maan uitbeeldt. Ook de
kleuren steunen deze symboliek: door het
zwart der sombere tijden dringen de gouden
lichtstralen van Gods hulp en genade, welke,
weerkaatst door de Kerk, licht en klaarheid
brengen (blauw).
Deze samenstelling uit slechts weinige, zeer
eenvoudig gevormde „stukken", leidden tot
een sober maar krachtig sprekend wapen,
zooals deze ontstonden in de vroege middel,
eeuwen, den bloeitijd der heraldiek. Natura
listische voorstellingen en een overlading met
velerlei ingewikkelde teekens en symbolen
tfehooren in een wapen te worden vermeden,
een goed wapen moet niet meer zijn dan een
duidelijk sprekend heraldisch herkennings-
teeken van den drager. Eenvoud is ook hier
het kenmerk van het ware.
Behalve de aangegeven hoogere beteekenis
draagt het wapen nog de bijzondere herinne
ring in zich aan den geboortegrond van den
nieuwen bisschop. Hoewel anders ingedeeld en
geplaatst, toont n.l. het wapen van de oude
vrije heerlijkheid, thans gemeente Ameland,
dezelfde kleuren en dezelfde stukken als dat
van zijn thans tot den bisschopszetel verheven
zoon.
Het wapenschild wordt omgeven met de
insignia, waartoe de nieuwe dignitaris gerech
tigd is en die het kenmerk zijn van zjjn waar
digheid en rang. Het zijn de mg ter, de krom
staf en het dubbele kruis. Tot het opnemen
in het wapen van dit dubbele kruis, dat tot
de bijzondere voorrechten van den aartsbis-
schoppeltjken rang behoort, is mgr. de Jong
gerechtigd als titulair-aartsbisschop van
Rusio. Om dezelfde reden is ook de groene
bisschoppelijke hoed, die het geheel bekroont,
versierd met tien afhangende kwasten aan
elke zijde, het aantal, dat uitsluitend aan
aartsbisschoppen is voorbehouden.
Op een banderol onder het wapen tenslotte
is het reeds genoemde door mgr. gekozen
devies aangebracht.
In 1935 zullen worden toegelaten tot cadet
voor het le studiejaar genie hier te lande: H.
Tieskens, B. E. J. Myjer, A. Verswgveren, S.
A. W. Mies, G. A. Brouwer, W. G. J. Mennes;
infanterie Ned. Indië: J. A. Gulden, H. W.
van Pelt, C. M. Schuddebeurs, D. A. M. Luch-
singer, P. C. A. Reep, G. Koning, J. D. Over-
beeke, H. G. Donkers, W. v. Pesch, H. M.
Jager, L. Kamstra, G. L. Snell, A. v. d. Waag,
B. J. Huizing, L. v. Asperen Vervenne, J. R.
Wolff, O. L. Dryber, K. H. Schlüsser, M. C.
de Weerd, J. W. Snijders, W. A. v. Rossen;
cavalerie in Ned. Indië: W. v. d. Heem, F.
Rückert;
artillerie in Ned. Indië: A. H. van Aarem;
J. W. Westerhoff, P. Jager Gerlings, A. Weis
senbach, J. D. v. Weel, J. Schouw, W. F. G.
Stein;
genie in Ned. Indië: A. Hillen, A. Breet,
P. A, C. Benjamins;
mil. administratie in Ned. Indië: J. W.
Weyne, G. J. Vos, J. P- L. v. Dam.
Bovendien zullen worden toegelaten de vol
gende jongelieden afkomstig uit Ned. Indië:
infanterie in Ned. Indië: L. W. v. Oyen, J.
C. Meulders, E. F. K. R. Mathus, C. A. Pufkes,
W- H. J. E. v. Daalen, M. C. Thomson, C. W.
de Veer, F. D. Laurens, F. v. Ardenne, E. R.
Hoetjer, G. A. Blume, D. C. Vooren, Raden
Hidajat, Raden Mas Poerbosoemitro.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
deelt mede, dat in de maand Augustus 1935
san fijne zaden werd ingevoerd:
Maanzaad (papaverzaad): 77.974 K.G.
Karwijsaal: 5000 K.G.
Kanariezaad: 6478 K.G.
Bruin mosterdzaad: 55.243 K.G.
Geel mosterdzaad: 28-452 K.G.
Het wordt meer en meer gewoonte, dat de
stedelijke overheid bij bijzondere gelegenheden
besluit tot een feestverlichting van een of
ander eerbiedwaardig monument: toren, kathe
draal, stadhuis, of wat dan ook. De laatste
jaren gebruikt men daarvoor batterijen schijn
werpers, die een gebouw in het „floodlight"
zetten en het aldus een verrassende gedaante
geven in de omringende duisternis. Zoo ook
deed men onlangs weer met de St Jan van den
Bosch. Is een dergelijke feestverlichting ech
ter aesthetisch wel te verantwoorden? De
neer H. C. Verkruysen heeft er de grootste
bezwaren tegen en ontwikkelt ze in het
„Bouwk. Wkbl." aldus:
„Dat b.v. een sigarenfabrikant zijn fabriek
's avonds door floodlight laat beschijnen,
als htj vooraf gezorgd heeft, dat zjjn firma
naam er duidelijk op staat, is te verstaan;
het betreft dan een zuiver commercieel be
lang en dat weegt meestal zwaarder dan
het eventueel begaan eener aesthetische
zonde.
Zoo'n fel oplaaiende lichtreclame, die het
heele huis is, heeft iets fascineerends. Zoo'n
gebouw, dat daar opeens in de duisternis
rondom aan het licht komt als afzonderlijk
object, staat daar als een onwerkelijk too-
verhuis uit een droom.
Nu verstaat de gemiddelde mensch over
het algemeen weinig van de werkelijkheid
der kunst. Hij ondergaat liever een vreem
den droom, die een rare aantrekkelijkheid
heeft en waar verder niets waardevols aan
te beleven valt, dan dat hij met moeite moet
doordringen in de kunstzinnige waarde van
een zinrijk kunstwerk.
Zoo is weldra voor de naar vreemde kijk
spelen, die het rare van een droom hebben,
graag uitloopende menigte het floodlight
een nummer op elk feestprogramma gewor
den.
De fabrikanten maken nu eenmaal die
sterke lampen en schijnwerpers, de mode is
gecreëerd en dus wordt alles en niets in
licht verdronken.
Watervallen, oude kasteelen, raadhuizen,
kerken, beelden, wat is er nog veilig voor
het witte, roode, gele of blauwe of gecom
bineerde licht?
Wie het er niet heelemaal geel en groen
van voor het geestelijk oog is geworden en
zich even bezint, zal toch tot de overweging
moeten komen, dat de bouwmeesters der
oude gebouwen hun werken uit zorgvuldig
gekozen materiaal opbouwden en dat juist
de prachtige kleur en stof volkomen worden
te niet gedaan door het verblindende licht,
dat er in veel te groote sterkte op wordt
uitgestort.
Maar er is meer en erger. De architect
(en voor den beeldhouwer geldt hetzelfde)
ontwierp ztjn werk in verband met de wer
king van het natuurlijk licht, dat van boven
en uit één richting komt.
In verband hiermede en ook in samen
hang met de zinrijke oriëntatie ten opzichte
van den zonnestand zijn de groote indeelin-
gen en de kleine en' Kleinste próïflée ringen
en plastieken ontworpen en aangebracht.
Voor een kathedraal in het natuurlijk
licht heeft de haastige mensch van onzen
tijd al even weinig aandacht als voor het
fijne en zinrijke profiel van een ouden raad
huistoren, men jaagt er voorbij.
Maar wanneer het licht niet van boven,
uit een richting, maar volkomen tegen de
bouwbedoeling in, van beneden en uit alle
richtingen tegelijk komt, zoodat er geen
licht en donker, geen architectuur en geen
plastiek meer is, dan staat de anders zoo
haastige mensch langen tijd verrukt stil
om dat rare schouwspel van suikerbakkers
kunst op groote schaal tegen den nachte-
1 Ij ken hemel ten volle te bewonderen en te
genieten.
Niet het waarlijk-kunstzinnige, maar het
vreemd-verrassende trekt den mensch van
tegenwoordig aan. Ik gun hem graag zijn
vermaak en heb geen enkel bezwaar tegen
verlichte fonteinen of versieringsmasten
e.d., die voor het doel ontworpen zijn, maar
meen een protest te moeten laten hooren
tegen het hedendaagsche verlichtingsgesoi
met oude gebouwen, want dit werkt de toch
al reeds voortdurend toenemende oppervlak
kigheid op een weer nieuwe wijze in de
hand.
De oude gebouwen, volkomen gerukt uit
het stadsbeeld, staan als malle gevallen,
eenzaam en zielloos te kijk in den donkeren
nacht.
De lichttechniek biedt ontelbare mogelijk
heden voor kunstzinnige toepassing aan
voor haar ontworpen vormen; zg begaat
met het flóodlight op oude gebouwen de
fout, die in meer opzichten aan onzen tijd
eigen is, n.l. alles wat men kan doen, ook
inderdaad te willen doen, vooral als het suc
ces blijkt te oogsten.
Maar een der groote factoren in het ont
staan van werkelijke kunst is juist veel niet
te doen.
Ik ben er mij overigens wel van bewust,
dat de floodlight ziekte nog wei een behoor
lijken tijd zal aanhouden".
Dit laatste is zeer waarschijnlijk.
Bij het beoordeelen van deze kwestie, moet
men ook niet vergeten, dat de behoefte om bg
feestelijke gelegenheden openbare gebouwen
te verlichten al heel oud is en het thans ge
gispte „floodlight" goed beschouwd voort
kwam uit de goede oude „vetpotjes".
Of die aesthetisch te verdedigen waren? We
gelooven niet, dat onze voorouders zich daar
mee het hoofd gebroken hebben. In ieder ge
val kan men niet zeggen, dat we, van de
vetpotjes, via de gasbuizen en de gloeilampen,
tot de schijnwerpers, er architectonisch be
langrijk op achteruit zgn gegaan.
„Struggle for life?" „daar kampt niet
alleen het tegenwoordige geslacht mee, daar
kan ook ik over meepraten", zei overtuigend
onze vriend, de bekende tandarts v. Vliet.
„Och kom, jij kwam natuurlijk in 'n opge
maakt bedje. Was je vader ook niet tand
arts?" vroeg ik.
„Dat was hij niet, maar zelfs al zou hij 't
wel geweest zijn, dan zou dat voor mij geen
verschil hebben uitgemaakt".
„Je bent geheimzinnig in je beweringen"
zei ik, „vertel op, wanneer heb jij zoo moeten
vechten in den strijd om 't bestaan?"
Er was 'n oogenblik stilte en terwgl hij
'n nieuwe sigaar op z'n gemak en met de noo-
dige zorg opstak, begon hij:
„Ik was 16 jaar, één van de beste leerlingen
van de H.B.S.'Mgn vader, die dokter was, had
mijn toekomstige loopbaan ai langs vaste
lijnen uitgestippeld, zooals dat te dien tijde
gebruikelijk was. Ik zou natuurlijk medicijnen
gaan studeeren en hem opvolgen. Het feit,
dat dit alles vanzelfsprekend werd beschouwd
irriteerde me in hevige mate. Daarbij kwam
nog dat ik zooals de meeste jongens van dien
leeftijd, 'n geweldige belangstelling had voor
auto's en dat ik heel veel van mgn vrijen tijd
doorbracht in de groote garage, waar m'n
vader zjjn wagen ook stalde. Ik knutselde
veel en al zeg ik het zelf, ik was zeer handig
b.v. met repareeren van alle mogelijke elec-
trische apparaten, aanbrengen van lichtpun
ten, radio, enz, enz.
Het zijn misschien al deze feiten bij elkaar,
ik weet het niet, die oorzaak waren, dat de
studie me begon te vervelen. Nog twee jaar
school en dan nog zooveel jaren college loo-
pen, alvorens ik 'n cent zou verdienen, het
leek me 'n eeuwigheid. In m'n zelfoverschat
ting meende ik best den kost voor mezelf te
kunnen verdienen. Ik sprak erover met m'n
vader en stuitte op den heftigsten tegenstand.
Hij trachtte me mijn dwaasheid te doen inzien
en belangstelling bij me te wekken voor een
handelsschool, of 'n soortgelijke instelling,
echter tevergeefs. Toen gaf hjj tenslotte ver
bitterd, noodgedwongen z'n toestemming,
echter op de volgende conditie: Ik zou hee
lemaal op eigen beenen moeten staan, ik zou
van huis gaan, kon op 10 gulden per week
rekenen voor huur en kost, etc. van m'n
kamertje, de rest moest ik dan zelf maar
verdienen.
Met laaiend enthousiasme verliet ik het
ouderljjk huis, in m'n jongensegoïsme geen
oogenblik denkend aan het verdriet, dat ik
m'n ouders aandeed. Het kwam niet in me
op, dat zij iederen voetstap van me volgden,
en zelfs al voorzorgsmaatregelen hadden ge
troffen. Dat zou me pas later blijken.
,,'t Ga je goed", was alles wat vader zei.
M'n kamertje, had ik gauw gehuurd en
toen ging ik op ,,'n baantje uit". Natuurlijk
was m'n eerste gang naar de garage, waar
ik zooveel uren. had doorgebracht en waarach
tig ik werd er aangenomen voor 10 gulderj
in de week. M'n inkomen leek me geweldig
en m'n jongenshart zWol van trots, dat ik
toch om te beginnen al 10 per week waard
was. Ik moest hard werken en, als ik moe
en hongerig thuis kwam op m'n kamertje,
verslond ik het schrale maaltje, dat niet half
genoeg was voor m'n gretige maag.
Van armoe ging ik vroeg slapen en merkte
niet eens, dat het smalle bed hard en de de
kentjes dun waren. Tijdens den soberen
maaltijd, die me door m'n hospita werd voor
gezet, moest ik wel 'ns denken aan den ste-
vigen kost van thuis; maar dan verzette ik
me met kracht tegen 'n opkomend verlangen.
Ik zou m'n vader laten zien, dat ik 'n
self-made man wilde worden en op de on
derste sport van de maatschappelijke ladder
beginnen om geleidelijk hooger te klimmen.
Ik zou heel zeker voortgegaan zijn op dien
weg me dat te verbeelden, als niet de assis
tent boekhouder 't in mijn hoofd gehaald had
om ziek te worden en ik tijdelijk zijn plaats
moest innemen. Ik was big den garagehou
der te kunnen toonen, dat ik van' alle mark
ten thuis was en nam vol Ijver plaats aan
het tafeltje naast den boekhouder.
Déé.r kreeg ik den nekslag. Terwtjl ik druk
bezig was het mjj opgedragen werk uit te
voeren, las ik plotseling 'n wekeliiksche
overboeking ad 10 van dr. v. Vliet ten
behoeve van z'n zoon als z.g. verdiend salaris.
Ik moet wel totaal verdiept geweest zijn in
wat ik daar zoo juist ontdekt had, want op
eens kreeg ik 'n por van den boekhouder:
„Zeg jongen, 't is geen roman, dien je voor
je hebt, opschieten alsjeblieft, zoo heb ik niks
aan je".
's Middags sprak ik met den garagehouder
en nam m'n ontslag; ik wilde hem niet in
den weg loopen. Ik solliciteerde links en
rechts, zonder succes. Ik slenterde langs den
weg en vond mezelf 'n nietsnutter. M'n zelf
voldaanheid had plaats gemaakt voor 'n
minderwaardigheidsgevoel, 'n paria voelde ik
me. En toen nou ja, de rest is 'n stuiver
roman", wilde hg z'n relaas beëindigen,
„Neen, doorvertellen!" protesteerde ik.
„Nou, toen ontmoette ik Els; ze was een
van m'n vroegere klasgenooten, die al 'n klein
plaatsje in m'n hart veroverd had. Ze zei
me duchtig de waarheid, dat ik wel degelijk
tot iets in staat was, maar niet langs dezen
weg en dat ik m'n vader totaal verkeerd be
oordeelde.
De rest begrijpen jullie wel. M'n tocht naar
huis, hard aan de studie en, toen ik m'n eind
examen had afgelegd, wist ik wat ik wilde.
Ik studeerde voor tandarts, vestigde me en
ging weer naar Els om te vragen, wat ze
nu van den nietsnutter vond.
De resultaten van dat onderhoud zgn jullie
bekend, aangezien ik nu al 3 jaar onder het
zoete juk van Els' commando gebukt ga",
eindigde hrj, terwgl hij z'n vrouw plagend
aankeek. Lachend zei ze: „En kleine Janne-
man probeert nu al op z'n eigen beenen te
staan, ofschoon hjj nog geen 11 maanden
oud is. Dat belooft wat!"
(NADRUK VERBODEN).
Het tocneelgezelschap „De Ver. Schouw
spelers" o.l.v. Pierre J. Mols zal in het sei
zoen 1935/36 de volgende stukken uitbrengen:
„Ik heb een Mensch gedood" van Maurice
Rostand, „Monica en Anna" van Marja Moro-
zovicz-Szczepkowska. „Romance" van de
Caillavet en de Fiers, „Herren der Welt" van
dr. Oskar Singer en als een modern kinder
stuk „Puppy's Avonturen".
Verder reprise van „Daar klopt iets niet",
„Spektakel om Jolanthe", „Maitre Bolbec en
haar man" en „Sonna".
Van „De Rozenkrans" zal de 1000ste voor
stelling worden gegeven.
Zes opvarenden in de branding
verdronken.
Nagenoeg de geheele kust van het eiland
Bali is omgord met koraalriffen, welke
slechts hier en daar door een vaargeul door
broken worden. Tegen de riffen pleegt een
zware branding te breken, terwijl de vaar
geulen van verre reeds zichtbaar zgn door
kalmer water.
Even bezuiden het havenplaatsje Sanoer
op 6 km. van Denpasar in Zuid-Bali
is zulk een vaargeul en bg hoog water is
het door handig manoeuvreeren mogelijk er
doorheen te zeilen. Legio zgn echter de mis
lukkingen, legio de schipbreuken. Want wee
de prauw, die den smallen weg mist: zij
wordt of een prooi van de vaak huizenhooge
golven, dan wel zij slaat stuk op de verra
derlijke koraalbanken.
Kort geleden nu, aldus lezen wij in de
„Ind. Crt.", kwam een groote prauw, een
zoogenaamde djanggolan, van het eiland
Noesa Peniwa, naar de Balische kust met
de bedoeling in Sanoer binnen te loopen. Er
waren 25 menschen aan boord, terwgl de
lading bestond uit kapok in zakken, katjang,
hoenders en eenige duizenden geldstukken
(kepengs).
De prauw hield op de vaargeul aan en
ware er voorspoedig doorheen gezeild, wan
neer niet juist te voren een groote golf het
vaartuig opgelicht en zijn vaart als het ware
geremd had.
De roerganger kon den koers niet houden,
de djanggoUtn draaide en de wind drukte het
zeil omlaag en in Zee. De prauw sloeg om en
de inzittenden verkeerden in onmiddellijk
levensgevaar te midden van de onstuimige
branding, die door een feilen Z. O.-wind om
hoog gezweept werd. Op het nabije strand
waren de noodkreten der ongelukkigen hoor
baar.
Het ongeluk geschiedde juist voor het
aquarium, dat aan deze kust gebouwd werd
door de gebroeders Neuhaus, en een hunner
zag het jammerlgk gebeuren. Onmiddellijk
werd alarm geslagen en de beide heeren Neu
haus begaven zich, bjj gebrek aan een ge
schikte boot, zwemmend in zee. Ofschoon de
bedoelde vaargeul hier evenals de koraalrif
fen vrg dicht aan de kust gelegen is, is het
toch nog een groote afstand, zoodat heel wat
tijd verloren ging eer men op het tooneel van
de ramp was aangekomen.
De moedige jongemannen mochten er des
ondanks in slagen zeven menschen te red
den, hetgeen groote bewondering wekken
kan voor hun uithoudings-vermogen, wan
neer men bekend is met de hevige branding,
die hier staat en wanneer men weet hoe be
zwaarlijk het valt om verdrinkenden, die niet
meer weten wat zg doen van doodsangst, uit
het water te halen.
Voor hun oogen echter zagen zij zes ande
ren, drie mannen en drie kinderen verder en
verder de zee in sleuren door den stroom en
den een na den anderen na een verschrikke-
lijken doods-strijd in de. diepte verdwijnen.
Onder de verdronkenen is een lid der beman
ning.
Negen andere leden der bemanning wis
ten zich zeiven zwemmend, dan wel drgvehd
op wrakhout, naar de kust 'te werken. Maar
daar aan die kust misten ten slotte drie kin
deren hunne ouders en drie moeders haar
kinderen
Grieven van exporteurs.
Dè Ned. Vereeniging van uitsluitend expor
teurs van spek en de desbetreffende groep van
de Ver. van Nederlandsche exporteurs van
vleesch en vleeschproducten hebben zich tot
den minister van Landbouw en Visscherg ge
wend met een telegrafisch adres, waarin zij
dringend de aandacht verzoeken voor den
spek-export naar Duitschland, welke de eer
ste zeven maanden van 1935 reeds ver bene
den het relatieve aandeel 1933-34 van den
totaal uitvoer naar Duitschland is gehouden
en thans voor September wederom is vermin
derd met 10 ten opzichte van Augustus,
niettegenstaande het thans volseizoen is en
de spekexport naar Duitschland tegen prijzen
van 4850 ets. per K.G. loonend. Bovendien
aldus het telegram worden de betalin
gen gedekt door garanties van exporteurs.
Aangezien groote hoeveelheden spek zijn
verkocht voor smelting tegen prijzen van 20
30 ets. per K.G., terwgl de Duitsche afnemers
dringend spek noodlg hebben, verzoeken adres
santen onmiddellijke herziening van de positie
van den spek-export, verruiming daarvan en
zekerstelling van een minstens relatief aan
deel van 3,1 van de waarde van den totalen
uitvoer naar Duitschland voor het artikel
spek, en maatregelen te nemen, opdat de ach
terstand over de eerste negen maanden van
1935 worde gecompenseerd in het laatste
kwartaal 1935.
Voorts wordt uiting gegeven aan een groote
grief van de exporteurs, behalve het niet-be-
antwoorden hunner requesten door het depar
tement, n.l. het niet-bekendmaken van de be
talingscontingenten door het Crisis-Uitvoer
bureau, de weigering van eenvoudige inlich
tingen, hunne belangen betreffende en het
niet-instellen, ondanks herhaald verzoek, van
een commissie van advies voor den spek-
export, samen te stellen uit leden van beide
onderteekenende vereenigingen, waarin alle
belanghebbenden zijn georganiseerd.
Het bestuur van den Vrijzinnig Democrati-
schen Bond deelt het volgende mede:
De partijraad van den Vrijzinnig Demo-
cratischen Bond heeft op Zondag 1 September
te Utrecht vergaderd.
De partijraad heeft eenstemmig Uitgespro
ken, dat hij het systeem van extra-parlemen
taire kabinetten ongewenscht acht. de partij
raad heeft voorts geconstateerd, dat de vor
ming van een parlementair kabinet thans
onmogelijk is gebleken en dat hij de partij-
genooten, die, gezien den zeer ernstigen eco-
nomischen en financieelen toestand van het
land, het op hen gedaan beroep om in het
kabinet zitting te nemen, gemeend hebben
niet te moeten afwijzen, met sympathie tege
moet treedt, terwijl voorts het regeerings-
program met belangstelling zal worden afge
wacht.
De partijraad blijft intusschen staan op de
verwezenlijking van de desiderata der laatste
partijvergadering, met name ten aanzien van
de onderwijsbszuinigingen en de jeugdwerk
loosheid.
8 September 1935 is een dag van stille
vreugde en blijde dankbaarheid voor de mis
sionarissen van het Goddelijk Woord. Het
missiehuis St. Michael te Steijl en daarmee
het Gezelschap van het Goddelijk Woord, be
staat zestig jaar. De oude herberg, waar de
Duitsche priester Am. Janssen met enkele
leerlingen zijn missieschool begon, is in den
loop van lange en zware jaren, uitgegroeid
tot het groote kloosterdorp op den rechter
Maasoever, dat ieder jaar zijn missionarissen
uitzendt naar verre missielanden.
Voor een menschenleven is zestig jaar reeds
een heele tijd. Wat beteekent echter het zes
tig-jarig leven van een kloosterfamilie ver
geleken bij de eeuwen der mensehengesehie-
denis, bij de eeuwen van de altijd-jonge, on
verwoestbare Katholieke Kerk, met haar he-
melsche levensvolheid en levenskracht! Toch
is het de gewichtige tijd van den eersten
groei en vroegste ontwikkeling, waarin gestre
den wordt om zgn of niet-zijn, de tijd, die de
beslissing en de hoop voor de toekomst in zich
draagt. Wanneer wij bij dit feestelijk herden
ken vreugdevol mogen constateeren een voor
spoedige ontwikkeling en een gunstigen uit
groei tot rgkeren wasdom, dan is een stem
ming van vertrouwen gerechtvaardigd en kan
de Congregatie dankbaar haar Te Deum aan
heffen om Hem alle eer en glorie te geven,
Wiens bijzonder milde zegen zoo zichtbaar op
haar jeugdleven rustte.
Een enkel woord over de geschiedenis, de
werkzaamheden en den tegenwoordigen stand
van de feestvierende Missiecongregatie. Toen
in 1875 het missiehuis te Stegl geopend was
met het doel missionarissen op te leiden voor
de geloofsverkondiging onder de heidenen,
bleek heel spoedig, dat het in een zeer drin
gende behoefte voorzag. Van alle kanten
stroomden voor hun ideaal begeesterde aspi
ranten naar het stille Maasdorpje. Duitsch
land, Oostenrijk en Nederland kregen achter
eenvolgens hun eigen missiehuizen en gingen
afzonderlijke provincies vormen. Eenige jaren
later volgden ook stichtingen in de Nieuwe
Wereld: terwijl de N.-Amerikaansche Unie
talrijke roepingen aan de Congregatie schonk,
werden ook in Argentinië en Brazilië aposto
lische scholen geopend. Na het uitwoeden van
den wereldoorlog kon men denken aan fun
daties in Polen, Tsjecho-Slowakije en Hon
garije. De laatste jaren zagen het bescheiden
begin van missiehuizen in België en Enge
land.
In al deze landen worden S.V.D.-missiona-
rissen gevormd, die, ieder op zijn post, zich
wijden aan de als van zelf gekomen en zich
opdringende werkzaamheden. De machtige
invloed van eefi goed-katholieke pers begrij
pend, riep de stichter, Pater Arn. Janssen,
geholpen door zijn leekebroeders, een drukkerij
in het leven, met als voornaamste taak: de
missiegedachte verder en dieper in het Ka
tholieke volk te dragen, belangstelling te wek
ken voor missie enmissionarissen en bijzon
der door het verspreiden van goede lectuur
het zielendoodend bederf van de slechte pers
tegen te werken.
Reecls vier jaar na de stichting konden de
eerste twee missionarissen, Pater J. B. von
Anzer en Pater J. Freinademetz, naar Chia»
worden uitgezonden. In 1882 werd hun aS
eigen missiegebied het Apost. Vicariaat S.
Sjantoeng toevertrouwd. Enkele jaren later
waren al missionarissen van Steijl in de ziel
zorg van de Z. Amerikaansche kolonisten
werkzaam, terwgl Pater Arn. Janssen ook zgn
toestemming gegeven had tot missioneering
onder de ongelukkige en verwaarloosde In
dianen in de oerwouden van Paraguay en Bra
zilië. In deze landen werden door de Paters
verschillende colleges en scholen geopend en
bestuurd, wat in hooge mate de ontwikkeling
en welvaart van de zeer gemengde bevolking
bevordert. In 1895 begon het werk dgr mis
sionarissen van Steijl in de vroeger Duitsche
kolonie „Kaiser-Wilhelms-Land" op N. Gui
nea; drie jaren vroeger in Togo, W. Afrika,
waar de Paters onder den wereldoorlog een
bloeiende missie moesten verlaten. Hierop
volgde nog de overneming van twee missle"
gebieden in Japan, n.l. de Apost. Prefecturen
van Niigata en Nagoya en in 1909 het wei t
op de Phllippijnen.
Na den dood van den stichter in 1909 reic'"
de zijn werk zich nog sneller uit. In uropa
werd een nieuwe indeeling in 6 provincies en
3 regiones noodig, terwijl het missiegebied
aanzienlijk uitgebreid werd- Het Chineesehe
arbeidsveld werd vergroot door overneming
van de Kansoe-, Honan- en Smkiangmissies.
De N. Guinea-missie moest in twee Vicariaten
gesplitst worden. De bloeiende missie van de
KI. Soenda-Eilanden werd in 1912 overgeno
men. Zij telde toen ongeveer 30.000 christenen.
Thans bedraagt het aantal 265.453. In het af-
geloopen jaar werden 23.000 H.H. Doopsels
toegediend; 68 inlandsche seminaristen wor
den opgeleid; de eerste inheemsche Zusters
werden in Mei U Ingekleed. Eindelijk werd
in 1932 de missie van Indore in Britsch-Indië
overgenomen, terwijl in April 1933 de H. Stoel
aan de missionarissen van Steijl de vroeger
door Amerikaansche Benedictijnen bestuurde
Katholieke universiteit van Peking, overdroeg.
Als slot van het korte overzicht een kleine
statistiek. Bij het begin van dit jaar telde
het Gezelschap van het Godelijk Woord onder
zijn leden 10 Bisschoppen, 3 Apost. Prefecten
en L Apost. Administrator. Het aantal paters
bedroeg 1315, met 970 fraters. De leekebroe
ders, die in moederland en missie het werk
der Paters steunen, waren 1533 in getal met
nog 342 broeders-novicen. De missiehuizen
van Europa en Amerika telden samen 4158
studenten, die zich voorbereiden om later als
leden van de jubileerende Congregatie het
werk van P. Am. Janssen voort te zetten.
Moge het onder moeite en zorgen tot bloei
gebrachte werk van P. Am. Janssen onder
Gods zegen verder uitgroeien; moge aan zgn
zonen gegeven worden, hun vromen Stichter
spoedig als Zalige vereerd te zien.
H. L. S.V.D.
Missiehuis Teteringen.
VER. KON. PAPIERFABRIEKKEN.
In de afgeloopen maand werd voor de pa
pierfabriek te Velsen een hoeveelheid van 5.080
kub. vadem hout, alsmede 2019 tons cellulose
aangevoerd, tegen 16.018 kub. vadem hout en
1000 tons cellulose in geljjke maand van 1934.
In de eerste acht maanden van dit jaar be
droeg de aanvoer van grondstoffen voor dit
bedrgf 35.878 kub. vadem hout en 16.039 tons
cellulose, tegen 49.479 kub. vadem hout en
3953 tons cellulose in hetzelfde tijdvak van het
vorig jaar.
Wij publiceeren alsnog het volgende ver
slag over het vervolg en slot der 13de mis-
siologische week te Leuven.
P. Monnens S.J., deken der mis3iologische
fakulteit aan de Gregoriaansche Universiteit
te Rome, heeft in breede trekken met den
vurig enthousiasten gloed, die hem eigen is
en alle harten weet te winnen, de heerlijk
mooie en aanmoedigende geschiedenis ge
schetst van de bekeeringsphasen van Cen-
traal-Afrika, inzonderheid de resultaten van
het plan, uitgedacht door mgr. later kardi
naal Lavigerie. De Witte Paters van Kar
dinaal Lavigerie stormden volgéns dit plan,
los in de bres naar Equatoriaal Afrika. En
de laatste statistieken toonen ons, hoe hier
de zege werd behaald. in 't jaar 1933 tellen
we in Afrika, en wel bepaald in Midden-
Afrika voor 't groote deel; alhoewel het ge
tal Katholieken er niet eens een derde van
't gezamenlijke aantal katholieken der we
reld bedraagt, één en zestig ten honderd d.
w.z. drie vijfden der bekeerlingen van gansch
de wereld, en meer dan twee derden der ca
techumenen. Terwgl in Azië het jaarlijksche
getal catechumenen hetzelfde blijft van 1918
tot 1929, zien we het in Afrika in die jaren
van 548 duizend springen op één millioen
drie honderd duizend.
Weliswaar heeft men het er nog slechts
met gelocaliseerde massabekeeringsbewegin-
gen te doen in Rwanda-Urundi, in Kameroen
Cubango en Onitsha, maar één ding staat
reeds buiten allen twijfel: sedert de stichting
der Kerk treedt voor de eerste maal een
gansch nieuw volk als volk in de Kerk bin
nen: noch 't roode, noch 't gele, maar het
zwarte. Elders staan we voor de strijdende
of lijdende Missie, hier straalt reeds de ze
gevierende.
In de Nederlandsche sectie-vergadering
sprak nog P. Eylenbosch S.J., professor aan
de Katholieke Universiteit te Tokio. Hij
schetste den toestand van 't Katholicisme in
Japan. Naast de 17 andere hoogescholen al
daar brengen ook de katholieken hun steen
tje bij, en zij weten eerbied en ontzag af te
dwingen, maar 't is enkel het ontzag, dat
men koestert voor een machtigen tegenstre
ver, dien men vreest. Het universeel inter
nationale van 't katholicisme strookt niet
met het hyper-nationalisme, dat in Japan te
genwoordig hoogtij viert. Ook krijgt men den
weemoedigen indruk, dat hier van vervuiling
der „exspectatio gentium", nog geen sprake
is. Een eerste maal verwierp Japan het ge
loof, dat het Westen het kwam aanbieden.
Nu komt Europa voor de tweede maal weder
en tot heden toe blijft èn regeering èn intel
lectueel Japan zelftevreden, koel en koud.
Nochtans in wel georganiseerde werken voor
sociale liefdadigheid, zooals de „Catholic
Settlements" in de arme buitenbuurten van
de grootstad, licht een straaltje hoop op de
toekomst.
P. Dykmans (Orde der Kruisheeren) sprak
over de „Akare". Deze bleven tot nog toe
een geheel onbekend volk in Midden-Afrika.
In de werken van Hutereau, De Calonne-
Beaufaict. Mgr. Lagae en P. van den Pias
O P.vindt men er enkel een paar rej-eio
over. 't Is een „restvolk", dat verspreid leeft
te midden van de Soedaneesche Abantjya en
Azande in 't Noorden van Belgisch-Congo,
tussehen Mbomoe- en Oeëre-rivieren, en ook
ten deele in Fransch Oebangi-Chari.
P. Gysbrechts (Norbertijn) onderhield zgn
toehoorders over de Budja's, een Bantoestam
ten Noorden van den Congo-stroom, tussehen
Bumba, Itimbiri en 't Zwart Water.
Dr. N. De Cleene, professor aan de Kolo
niale Hoogeschool te Antwerpen, besprak het
onderwerp: De beteekenis van het onderwijs
in het huidig kader van ons beschavingswerk
in Mayombe (Belg, Congo).
Spreker gaf een overzicht van wat op on
derwijsgebied werd verwezenlijkt, en liet con
creet uitkomen dat hier een ernstig begin is
gemaakt om het volksonderwijs binnen het
bereik der massa te brengen, zoo zelfs dat
de meest afgelegen dorpen er niet van ver
stoken blijven. Om dit eerste resultaat ver-
'■ler uit te breiden, moet de bevolking zelf
meer belangstelling voor de dorpsscholen
gaan toonen. Deze blijft nog te veel uit.
De centrale school is na de volksschool
het groote middel een elite te vormen en
daardoor de gemeenschap cultureel hooger
te voeren.
Het debat na de lezing van Prof. Dr. De
Cleene werd ingezet door P. Monnens S.J.
over de beteekenis van de school in de mis
sie. In sommige streken van Afrika staat de
school als basis van het evangelisatiewerk in
andere wel de meeste als een bijkomen
de maar noodzakelijke factor. Alles schgnt
erop te wijzen, dat het eerste standpunt de
grootste waarborgen levert voor de toekomst
en ten andere klaar en duidelijk ligt in de
directieven van Rome.
Tot slot vatte de voorzitter pater Ign.
Beaufays O.F.M. de resultaten der lezingen
en gedachtenwisselingen samen, en deed in
bijzonderheid den praktischen kant dezer
studiedagen uitkomen.
Mgr. Roelens, de veteraan der Afrikaansche
missiebisschoppen, sloot de 13de Missiolo-
gische Week met gebed en zijn bisschoppe-
lijken zegen.
De Alg- bond van koffiehuishouders en slij
ters in Nederland heeft tot den Minister van
financiën een adres gericht, waarin geklaagd
wordt over de hooge vervolgingskosten bg de
inning der belastingen, welke kosten voor den
middenstand een bron van zorg en ergernis
zijn.
In het adres wordt op een spoedige wijziging
aangedrongen. Er wordt o.m. op gewezen, dat
wanneer op tgd over een regeling der betaling
overleg wordt gepleegd, men toch kosten van
vervolging moet betalen.
Met alle kracht verzoekt het bondsbestuur
ten slotte, in den toestand der openbare ver-
kooping van armzalige resten van inboedels
een wgziging te brengen.
Bij het op 3 September voor de Bisschoppelijke
commissie gehouden examen tot verkrijging van
het Grodsdienstdiploma in het R. K. Ziekenhuis,
Westeinde 132, den Haag, waaraan door 15 ver
pleegsters werd deelgenomen, slaagden alle
candidaten, n.l. de dames A. Botman, H. Hoef
sloot, Fh. Janssen, C. Kahmann, A. Meyer, G.
Nusse, M. Overmeer, G. Pennings, M. Picavet,
A. Santbergen* J. Simonetti, F. Smits, A. Tols-
naar, I. Waterreus en A. van Wensveen.