1
m
m
m
m
m
MGR. J. P. HUIBERS DRIEMAAL
BOUWPASTOOR.
MGR. J. P. HUIBERS
KLASGENOOT.
mêm
m
De voorgangers van Mgr. J. P. Huibers sinds het herstel der Hiërarchie.
Hl
E&»
MAANDAG 10 FEBRUARI 1936
-
A
- m
1 i
fWi"*'
DE ZWAARSTE JAREN IN
HET LEVEN VAN DEN
BISSCHOP.
ONZE OUD-PASTOOR, ONZE
NIEUWE BISSCHOP.
H. J. M. M. ALINK, Pastoor.
Wanneer men geheel zijn studententijd of
ook reeds een zeer groot gedeelte daarvan
op klein- en groot-Seminarie, zooveel jaren
en dagen van den ochtend tot den avond
als leerlingen van eenzelfde klas met elkan
der verkeert, alle lief en leed van die jaren
samen deelt en te samen ook het geluk van
de onveraetelijke wijdingsdagen smaakt, dan
ontstaat %r tusschen de klasgenooten meer
dan enkel een vriendschapsband, men voelt
zich één met elkander, zóó, dat onder menig
opzicht die band sterker is dan onder broe
ders van eenzelfde gezin.
Van October 1888 af, dat is van het begin
der Seminariestudie op Hageveld te Voor
hout, maakte Mgr. Huibers deel uit van onze
klas en onder de vijftien, die 18 Augustus
1899 de H. Priesterwijding ontvingen, waren
er maar zeven, die van het begin af tot die
klas hadden behoord.
De studietijd op het klein-Seminarie Ha-
geveld verliep voor Mgr. Huibers normaal.
Hij onderscheidde zich door nauwgezette
plichtsbetrachting en vol ijver en met succes
legde hij zich op de studiën toe. Hij was
gezien by zijn leeraren en mede-studenten
en zoo iets hem van vroeg reeds kenmerkte
dan was het zijn geestdrift en liefde voor
de literatuur. Op de Poësis en de Rhetorica
kon hij ten volle zijn dorst laven aan wat
de oude letteren aan poëzie en proza hebben
nagelaten en wat hij daarvan in zich opnam,
verwerkte hij in zichzelf om het weer te
geven in de door hem vervaardigde gedich
ten en rhetorische opstellen.
Ook het voordragen zat hem in het bloed
en door zijn aangeboren voordrachtskunst
wist hij ons te boeien, wanneer hij eigen
werk of dat van anderen voorlas. Levendig
staat nog in onze herinnering de vertolking
van de rol van den ouden Jacob in Calde-
ron's spel: „Droomen zijn dikwijls openba
ringen van God".
Onze klas was de laatste, welke zeven jaar
op het klein-Seminarie doorbracht, de laat
ste ook. welke de lessen van prof. De Rijk
in de Wijsbegeerte heeft gevolgd. Daarop
volgden dan de vier jaren theologie op het
groot-Seminarie te Warmond. Bijzondere
feiten, welke althans een vermelding in de
courant waard zijn, hebben er niet plaats
gehad en het was weer dezelfde degelijk
heid, groote werkijver en nauwgezette
plichtsvervulling, welke Mgr. Huibers ken
merkten en hem ook daar bij zijn mede
studenten gezien deden zijn, bij zijn pro
fessoren waarvan er nog één in leven is,
Mgr. dr. G. van Noort bemind en voor
zijn klasgenooten een hartelijke vriend,
met allen en in alles echt medelevend.
In het laatste jaar van ons verblijf te
Warmond, in 1899, viel het honderdjarig
bestaan van het groot-Seminarie. Aan de
„Ji4}sterrijke viering daarvan namen de stu
denten niet alleen deel, maar ook aan de
jjg^rbereiding daarvan droegen zij in groote
mate bij. Mgr. Huibers had ook zijn poëti
sche gaven daartoe aangeboden en hoewel
uiteindelijk aan een ander de samenstelling
van het toén door de studenten voorgedra
gen declamatorium: „De Berg des Heeren"
werd opgedragen, was het fond daarvan van
Mgr. Huibers afkomstig en in de vergelij
king van de deugd van den priester met het
schitterend keurgewaad aan Jacobs liefsten
zoon, aan Joseph gegeven, werd de idee van
het door Mgr. Huibers gemaakte gedicht
teruggevonden.
Na onze priesterwijding, 15 Augustus 1899,
ging de klas uiteen en werd de band, die
ons bond, wat losser, niet het minst door
dat het werk der zielzorg onzen persoon
en niet" het minst van Mgr. Huibers geheel
in beslag nam. Na eenige jaren bracht het
klein-Seminarie Hageveld wederom drie
van ons bijeen, en wel om aan de vorming
der jeugdige levieten aldaar mede te wer
ken. Zwaar was voor Mgr. Huibers die over
gang. Met hart en ziel was hij opgegaan in
de zielzorg en hij had het opwekkend en
troostend woord van collega's wel noodig
om hem over dien overgang heen te zetten.
Niets liever dan ook deed hij dan elders,
voorzoover zijn bezigheden dat toelieten,
nog te gaan preeken of een spreekbeurt te
vervullen, vooral als dat was in zijn zoo
geliefd Leiden.
Hoewel de band tusschen de klasgenooten
in die jaren bleef, zoo werd die toch weer
vaster aangehaald en kwam die sterker tot
uitdrukking toen sinds 1915 jaarlijks een
reünie werd gehouden, hetgeen toen ook
gemakkelijk kon geschieden omdat allen, op
een enkele uitzondering na, tot pastoor wa
ren benoemd. Op de laatste reünie in Oc
tober 1.1. gehouden werd als vanzelf het zoo
onverwachte overlijden van Mgr. Aengenent
druk besproken en als vanzelf werd ook naar
diens opvolger gegist. Dat daarbij en in zeer
sterke mate zijn naam werd genoemd, zal
het beste nog wel Mgr. Huibers zelf kunnen
getuigen.
Wat toen is gegist, is werkelijkheid ge
worden en wij mogen thans onzen klasge
noot als Haarlem's bisschop begroeten. Dat
die begroeting een hartelijke is, spreekt
vanzelf, maar tevens is zij er een, welke
ons met dankbaarheid vervult jegens God,
Die hem als onzen leider koos. Wij immers
weten zoo goed dat, naar den mensch ge
sproken, Mgr. Huibers gaven bezit van ver
stand en ziel, welke met recht een zegenrijk
bestuur doen verwachten.
Toen Jacob voor zijn lievelingszoon Joseph
„een prachtig kleed liet maken en zijn broe
ders zagen dat hij door hun vader boven al
de andere zonen werd bemind, haatten zij
hem en konden hem niet meer vriendelijk
toespreken". Wij bentjden het bisschoppelijk
kleed onzen klasgenoot niet, eer grooter
is nog onze gehechtheid en vriendschap
daardoor geworden. Vriendelijke woorden
blijven wij hem toespreken, want niets
liever willen wij dan dat hij vóór ons blijft
wat hij altijd geweest is. Dit verlangen
hebben wij gemeend niet beter te kunnen
uitdrukken dan door hem een borstketting
aan te bieden. Maar aan dien ketting hangt
het bisschopskruis en daarom hebben wij
tevens door dat geschenk willen uitdrukken,
wÊmmm
w
MGR. JACOBUS FRANCISCUS VAN VREE (1853—1861). de fijne geest
met de fijne pen: stichter van „De Katholiek", leider van leiders, vraagj
baak op onderwijsgebied, die bij het herstel der hiërarchie de krachtfiguur
Zwijsen, aan wiens gedachten hij vorm gaf, zoo prachtig aanvulde, na het her
stel zijn. diocees organiseerde en onder overmatigen arbeid te spoedig bezweek.
MGR. GERARDUS PETRUS WILMER (18611876), de geestige, wel
sprekende Brabander, zeer invloedrijk in het Bossche vicariaat, rechterhand
van mgr. Den Dubbelden, voortzetter van de taak van mgr. van Vree, wiens
werk hij in een eerste diocesane synode vastlegde, groot ijveraar voor de ver
eering van de Gorcumsche Martelaren en St. Lidwina, bevorderaar van de
belangen van onderwijs en onderwijzers, stichter van het bisschoppelijk museum,
op Nieuwjaarsdag 1877 overleden.
MGR. PETRUS MATHIAS SNICKERS (18771883) zwijger en werker, ziel
zorger, kerkbouwer, H. Land-pelgrim, semin ariebestuurder, liefdadig en mild,
als vader vereerd. „Om d'arbeid niet om d'eer" bleef ook als aartsbisschop
wapenspreuk en levenswet van deze uiterlijk majestueuze, innerlijk diep-
nederige figuur.
MGR. CASPAR JOSEPH MARTINUS BOTTEMANNE (1883—1903) ziel
zorger, geleerde en seminarie-president; historicus en practicus, energiek kerk
voogd, pal staand, openlijk en fier, voor zijn vaak markante overtuiging, vol
zorg voor onderwijs, sociale vraagstukken en eutharistische devotie, bouw-
heer van de kathedraal.
MGR. AUGUSTINUS JOSEPHUS CALLIER (1903—1928), de „regent"
in den nobel en en stoeren zin van het woord, die, vijf lustra lang, zijn devies
tot volle werkelijkheid bracht en zijn volk voorging kloek en onversaagd:
„in fide nihil haesitans", door zijn geloof geen aarzeling kennend; bouw
heer en kunstbeschermer.
MGR. JOANNES DOM1NICUS JOSEPHUS AENGENENT (1928—1935),
de sympathieke opgewekte optimist, de socioloog met het warme gemoed en
den blijden lach, al te spoedig wegge rukt uit het werk, waaraan Hij zich
gaf met den geheelen inzet van zijn energieke persoonlijkheid. De katholieke
jeugd droeg Hij in zijn altijd jonge hart.
dat wij ons aan hem willen verbinden niet
alleen door onze gehoorzaamheid maar
-vooral dóór ons gebed, opdat God mede
door Onze bede hem de kracht moge schen
ken óm den zoo zwaren last van het bis
schoppelijk ambt naar Zijn wensch en tot
Zijn eer te dragen.
Dat de kracht Gods hem schrage, dat
bidden wij hem toe onder voorspraak van
haar, die is de Altijddurende Bijstand. „De
goedertierenheid van den Almachtigen God
geve aan dezen Uitverkorene, tot heil der
Kerk, den overvloed Zijner genade."
Hoogwaardige Excellentie, „ad muitos
annos".
P. G. GROENEN.
Lag er een voorteeken in, dat Hij als
vierjarige knaap, zoon van den so i en
hoofdopzichter bij den bouw van het Cen
traal station te Amsterdam de eer werd
waardig gekeurd den eersten steen te metse
len? Hoe weinig vreemd naar 's vaders aard
heeft Hij later zelf zoo menigmaal gebogen
gezeten over plannen en bestekken! Hoe
treffend, dat ook Hij opklom tot de taak
van Hoofdopziener over den geestelijken
bouw van heel een diocees. Hoe het zij, tot
de velen, die zijn verheffing tot het Bis
schopsambt met vreugde begroet hebben,
behooren zeker de vele bouwpastoors in
ons Bisdom. Zij die zorgend en zwoegend
de hun opgelegde taak hebben tot stand
gebracht en nog zuchten onder drukkende
nazorg, weten, dat zij in den over hen ge
stelden Hoofdopziener, iemand ontmoeten,
die bij ondervinding weet, wat het zeggen
wil met de oprichting van een nieuwe pa
rochie belast te worden;" zelf de middelen
te moeten zoeken noodzakelijk voor dik
wijls omvangrijken bouw en naast de finan-
cieele zorgen de volle verantwoordelijkheid
te moeten dragen voor het. geestelijk heil
der toevertrouwde kudde.
En als iemand zou willen klagen of roe
men, zou Hij met Paulus kunnen antwoor
den: Ik meer! in veel meer arbeid, in veel
meer bekommernis, dag en nacht- Driema
len heb ik van eerste spade tot torenkruis
of koepeldak de zorgen van den kerken-
bouwer getorst.
Als hij meende gereed te zijn moest Hij
het Hem dierbaar gewordene verlaten en
van voren af aan naast zijn gewonen ar
beid zijn volle energie inzetten voor den
nieuwbouw.
Zijn arbeid ligt over vele jaren verdeeld.
Wij zullen Mgr. niet vragen of dat de
schoonste jaren van zijn leven waren,
waren al zijn jaren niet schoon en vrucht
dragend in alle hoeken van den wijngaard,
dien Hij te bewerken kreeg? maar zijn
zwaarste jaren waren het zeker.
Als zware en zwarte wolken hebben de
bouwzorgen aan ^zijn priesterhemel gehan-
gen midden op zijn arbeidsdag, maar don
kere wolken worden wondermooi, wanneei.
het zonnegoud ze omzoomt. Wanneer t stra
lende zonlicht er langs en doorheen schiet,
dan wordt hetgeen aanvankelijk dreigend
onheil scheen omgetooverd in het schoonst
denkbaar decor, wat de zwaarste zorgen
baarde werd het schoonst denkbaar geluk.
Driemalen bouwpastoor.
De eerste maal in de oorlogsjaren. Na 14
jaren een geliefd leeraar te zijn geweest
op zijn dierbaar Hageveld, opgeklommen
tot „oudste Heer", eenigen tijd waarnemend
i Regent, eindelijk als de laatste van zijn klas
door Mgr. Callier benoemd niet tot het
zoozeer begeerd pastoraat maar belast mei
de oprichting eener nieuwe parochie te
Amsterdam, af te scheiden van „de Liefde
over de brug van de Kostverlorenkade
aan den Admiraal de Ruyterweg.
Liefdevol opgenomen als kapelaan van
„de Liefde" begon hij daar zijn andere
leven, 't Eenige wat hem sterkte was het
vertrouwen van zijn vereerden bisschop, de
plicht van gehoorzaamheid en het perspec
tief van het geestelijk heil van velen, voor
wie hij leven wilde.
Na de eerste oriënteering koos Hij scherp
de juiste plek, wist zich van de juiste raad
gevers te omringen en begon het zoeken
naar de noodzakelijke middelen, aan
vankelijk slechts voor een vooiloopige
Kerk.
Met de bekendmaking dat de nieuwe
kerk toegewijd zou worden aan Maria, de
Moeder van Altijddurenden Bijstand, won
Hij de harten zijner toekomstige parochia
nen, van heel katholiek Amsterdam en van
de talloos velen tot wie Hij later zoo geest
driftig over Haar sprak.
Er was toen nog geen radio-omroep, maar
bijna even snel en wijd werd toen in den
lande de bede namens Maria uitgezonden:
„Draagt gij ook niet een steentje bij,
Voor 't huisje van Mijn Kind en Mij?"
En de steentjes kwamen, maar vele moest
hij er zelf gaan halen.
't Behoorde in die jaren nog tot de taak
der bouwpastoors er zelf met den bedel
staf op uit te trekken. Preekte hij mooi, dan
kreeg hij veel; preekte hij niet mooi, dan
kreeg hij ook veel. Toch moet gezegd wor
den, dat bij een enkelen predikant de beur
zen en brandkasten zelfs wel héél wijd
open gingen. Dan werden in de luisterstille
kerken de harten tot in het diepste geraakt:
dan werd 't doel van zijn komst volkomen hel
der begrepen; dan werden de noodzakelijk
heid van de menscheiijke medewerking, /oo
als God die verlangde, en dè schoonheid var-
het matèrieele offer diep aangevoeld. Hei
woord had ingeslagen: Pastoor Huibers had
gepreekt. Niet één pastoor in en buiten Am
sterdam of hij heeft, zelf dikwijls in groote
zorgen, aan dezen bedelaar van Maria een-
of meermalen zijn kansel op Zondag afge
staan.
Niet één katholiek Amsterdamnier en met
één kerkbezoeker elders in het Bisdom heeft
de hem voorgehouden collecte-schaal laten
voorbijgaan; zijn dag was er bctei door.
Allen hebben met den pastoor meegebouwd
aan dat eerste kerkje in de toenmalige van
Rijnstraat; hun aller steentje werd gemetseld
in de muren van Maria's bedehuis. Mild en
gaarne schonken de eigen parochianen jaren
lang hun wekelijksche en maandelijksche
bijdragen.
Tijdens den bouw bleven, als bekend, uit
de oorlogsjaren tegenslagen en stagnatie
niet uit. Eindelijk kon de datum der in
wijding vastgesteld worden. Het beloo ce
een dag vol geestelijken zonneschijn te wor
den. Wie kon vermoeden, dat een verra er-
lijke onweerswolk boven zijn 101 lzon zou
verschijnen, die heel dat geluk zou verduis
teren. Wat geschiedde? Daags voor de in
wijding stortte de betonnen vloer der kerk
in. Een zielige teleurstelling dat kapotte
werk. Dat uitstel van drie maanden eer hij
zijn zoo vurig begeerde pastoorstaak kon
aanvaarden was een pijnlijk offer voor Hem
en zijn parochianen.
Toen toch eindelijk de kerk in gebruik was
genomen en het nieuwe parochieele leven
zijn eerste teedere verzorging genoot bleven
de zorgen drukken. Nog menigmaal moest
Hij zich van zijn schapen scheiden om wil e
van de materieele belangen. Dan tr° U
des Zondagsmorgens om 6 uur of vroeger
de deur van zijn pastorie achter zich dicht
en stapte al weer door de nog stl e en c üls~
tere straten van de groote sta naai de
kerk, waar men hem verwar e, om in
vroegmis, tuschen-Missen en Hoogmis met
het zwaard des woords zyn noodzakelijken
buit te veroveren. Velen zullen zich het rin
kelen der collecte-schalen eerst helder, dan
dof herinneren. Zijn rondgang werd een
zegetocht der Roomsche Liefde. Zulke och
tenden matten Hem physiek af. Maar thuis
gekomen knielde Hij vóór het altaar der
Moeder van Altijddurenden Bijstand, om
'Haar té danken dat Zij Haar Naam op zijn
onwaardig woord weer eere had gedaan; en
vroeg Haar de gaven der geloovigen te wil
len aanvaarden en zegenen. Ondanks zijn
vermoeienis was liet Hem een behoefte cn
een feest des avonds onder het Lof tot zijn
saamgedrongen volk over Maria te mogen
spreken. Dan was Hij nog welsprekender,
dan in zijn sterkste bedelpreeken: want
's morgens vroeg hij, 's avonds gaf Hij, geen
goud of zilver, maar wat Hij had, waar zijn
kinderlijk priesterhart vol van was; zijn
vurige liefde en onbegrensd vertrouwen in
Moeder Maria. Hierin is Hij onuitputtelijk
gebleken. Want 't mag zeker wel als een
merkwaardigheid vermeld worden, dat Hij
gedurende de elf jaren van zijn Amster-
damsche pastoraat, iederen Zondagavond den
preekstoel beklom om vurig en boeiend over
Maria te spreken; een beurt welke Hij, bij j
noodzakelijke verplichtingen elders, slechts
noode aan zijn medewerker afstond.
Zijn kerkje heeft zich in een gestadigen
toeloop mogen verheugen. Het geestelijk
leven, dat Hij zoo overvloedig wenschte te
geven, en de parochieele saamhoorigheid
namen weldadig toe, de feesten werden on
vergetelijke dagen; het werd in dien onder-
lingen band het kerkje van Altijddurende
blijdschap en opnieuw werd bewezen hoe
waar het devies is: per Mariam ad Jesum;
de kennis en de vereering van Maria bracht
de menschen tot Jesus, tot zijn boete- en
liefde Sacrament.
Driemalen heeft Hij gebouwd, driemalen
heeft Hij het door Hem gebouwde moeten
verlaten.
De snelle aanwas in plan West maakte een
grootere kerk noodzakelijk.
De tegenwoordige kerk met pastorie en
scholen aan de Chasséstraat te midden vaP
een enorm stratencomplex is een blijvend
gedenkteeken van zijn liefde en zor-
gen, die Hij bij zijn benoeming tot Deken
van Hoorn aan jongere krachten moest over
laten.
Mijne persoonlijke herinneringen reiken
niet verder dan het jaar 1923 toen de defini
tieve kerk nog moest gebouwd worden.
Scheen zijn bevordering tot Deken van
Hoorn aanvankelijk een verlichting en eer
volle verheffing, spoedig zou blijken, dat
zijn heerlijke kerk, die daar als een dom
de wacht houdt a£n de oevers van de Zui-
der Zee wankel was, en voor de derde maal
pakten zich bouwzorgen als wolken boven
zijn priesterleven samen. Men heeft dat in
de courant kunnen lezen. Dank zij de be
kwaamheid der bouwlieden en de geestdrif
tige offervaardigheid zijner parochianen
bleek ook achter die donkere wolk het
blijde zonlicht van hoop en herstel te
schijnen.
Dat driemaal bouwen en driemaal slagen
kon Hem nimmer ijdel maken, daar Hij dien
stoffelijken bouw slechts als een middel be
schouwde om het eigenlijk priesterwerk: het
bouwen - an de tempels der zielen te kun
nen volvoeren.
Dat laatste, niet het eerste was zijn harts
tocht, zijn liefde. In dien geestelijken zin zal
Hij ook Zijn nieuwe roeping tot oppersten
bouwheer met Gods hulp en onder Maria's
bijstand aanvaarden. In die hooge opvatting
van zijn taak heeft Hy wel zorgen, nimmèt
vreeze gekend. Zijn eerste daad, het plaatsen
van Maria's Ikoon in het wapen van Zijn
bisdom en het devies: „Sub tuum praesi-
dium", toont, dat Hij ook deze zorgen zonder
vreeze hoopt te overwinnen.
Heil onzen nieuwen Bisschop!
M. VINCK, Pastoer.
's-H eerenhoe k.
De Chassè-Parochie in Amsterdam is
grootsch op haar stichter en eersten pastoor,
den bouwheer harer kerk, den promotor der
Maria-vereering, die hier nog immer door
zijn geestdrift wordt gedragen.
De verheffing van „hun" pastoor Huibers
tot bisschop van ons diocees, was voor onze
parochianen een sensationeels vreugde,
waardoor ze, meer nog dan anders, na zeven
jaar scheiding, in hun gesprekken steeds
terugkomen op hun eersten herder, waar
ze nog immer „vol" van zijn.
Wat een blijde verrassing was het voor
hen, toen ze hoorden van het bisschoppelijk
wapen, waarin ze vonden, wat ze reeds ken
den en vereerden. De „Moeder van Altijd
durenden Bijstand" in het hart en in de
kwartieren de beide emblemen welke de
bouwheer met speelsoh vernuft naast de
pastorie-ingang in steen deed uithouwen,
om zijn naam in beeld te doen lezen: „Joan
nes" in den adelaar en „Huibers" in het
gewei van den hertekop.
Spoedig volgde een schrijven van a«n
bisschop waarin monseigneur onzen paro
chianen de eer wilde geven, hem den bis-
schopsmijter als „wijgesc iene mogen
aanbieden... niet zoozeer om hem te „krij
gen" dan wel om hem te „dragen" als een
blijvende herinnering aan de parochie, die
hem nog steeds mede is lief gebleven.
En nu een nieuw schrijven van hun eer
sten pastoor, die zijn bezoek aan Amsterdam
wil openen met een pontificale heilige Mis
in onze parochie en een hulde bij onze beel
tenis der „Moeder van Altijddurenden Bij
stand", als zijn „Ex voto". We zijn onzen
bisschop van harte dankbaar en al kunnen
velen niet mede naar Haarlem s kathedraal,
ondanks het feit, dat monseigneur voor zijn
oud-parochianen een buitengewoon groot
aantal toegangskaarten beschikbaar wilde
stellen, de gelukkigen, die de bisschopswij
ding mogen bijwonen, zullen niet vuriger
kunnen meebidden dan de achterblijvend-en,
omdat aller dankbaarheid jegens hun eersten
„pastor bonus in populo" hun echten „volks
pastoor" met diens bisschopswijding tot
nieuwe kracht is aangegroeiden kracht
zal blijven houden onder hen, en kracht zal
bliiven afbidden over Hem.
Voor onze parochianen zijn de banden
met het bisdom nog meer verstevigd, door
-de banden met hun bisschop. Moge het zijn:
„Ad muitos annos"!
Amsterdam, 10 FébruSri 1936.