E RASMUS-HERDENKING. m iisf WIT!! Congres in de geboortestad van Erasmus. m r i 8 J i 1 MAASSLUIS. GOUDA. OPLOSSING AAN DE P. Z. H. ZATERDAG 11 JULI 1936 Plechtige slotzitting in rle gehoorzaal van het Boymans-Mnseum. LA CRITIQUE ÉRASMIENNE ET L'HUMANISME FRAN'gAIS. ERASMUS ON PEACE. ERASMUS' MAATSTAF DER DWAASHEID. Ontvangst der congressisten 1 ^11 ten Stadhuize. Fakkeloptocht en kranslegging hij het standbeeld van Erasmus. EEN ERASMUS-PENNING. EXAMENS HANDTEEKENEN L. O. ROTTERDAMSCHE HUISHOUD- SCHOOL. BURGERLIJKE STAND. KAMER VAN KOOPHANDEL. SCHOONHOVEN. onderwijzersexamen. ACHTERSPATBORDEN o IN de aula van de Nederlandsche Handels Hoogeschool te Rotterdam werd hedenmorgen het Erasmus-Con gres heropend. In de ochtendzitting fungeerde als voor zitter prof. dr. J. Huizinga, die als eersten spreker inleidde prof. dr. Walter Koehler, hoogleeraar in de kerkgeschiedenis te Hei delberg. Het onderwerp van dezen spreker luidde: ERASMUS ALS RELIGIOSE PERSÖNLICHKEIT. riet oordeel over Erasmus' godsdienstige gevoelens is eigenlijk altijd in hoofdzaak on gunstig geweest. Men kon van den kant der katholieken en der protestanten geen een heid en zuiverheid in zijn godsdienst vinden, omdat hij telkens weer bleek een eigen positie in te willen nemen. Reeds onder zijn tijdge- nooten en nog tot in onzen tyd wekt deze houding meestal slechts wantrouwen en er gernis. Zoo echter ziet men Erasmus alleen negatief. Spreker tracht Erasmus' levensbe schouwing positief te benaderen. Zijn jeugd en opvoeding brengt hem in aanraking met de moderne Devotie en het kloosterleven, daarnaast met de klassieke beschaving door de schrijvers der oudheid. Dus Christendom en klassieke cultuur naast elkaar. Dat ia fei telijk voor alle Westersche denkers van mid deleeuwen en later tijd hetzelfde geweest. Hier echter is Erasnius origineel. Hij heeft die beide elementen samengesmolten tot een opvatting die zijn geloof was. Wil men hem begrijpen, dan moet men niet de factoren daarvan analyseeren, doch juist het karakter herkennen in het gesloten geheel. De naam van dit geloof is de „philosophie van Chris tus." In deze levenshouding vomt het aesthe- tische een belangrijke zijde: schoonheid van vorm, fijnheid van geest, zuiverheid van uit drukking, kortom stijl en harmonie niet al leen in de taal, maar ook in de levenswijze. Zoo heeft Erasmus zijn opvatting der philoso phie van Christus reeds herhaaldelijk ge grondvest op het menschelijke, de humani- tas. Maar hiermee is dan bedoeld de kern van het menschzijn, riiet in zijn gewonen aardschen vorm, maar afgeleid uit de bijzon dere mysterieuze diepte van zyn bestaan. Het gewone, algemeen menschelijke moet ver edeld worden tot de rijpe humaniteit. Men schelijke hoogste beschaving is het doel, en cid weg om aaartoe te gerakm is de studie van wat hij de „goede" letteren noemt. Deze studie leidt tot de ware vroomheid. Want tiezen menscheljjken adel vindt Erasmus ook in het Christendom. De leer van Christus ziet hy vooral in den geest van de Bergrede; eenvoud en zui verheid zyn haar eerste geboden. Erasmus' ideaal is een Christendom, dat door weten schap gelouterd is om tot den zuiveren oor sprong van volmaakte menschelijkheid terug te keeren. Spreker behandelt de beteekenis van het begrip logos, dat Erasmus uit de klassieken en uit de Evangeliën kent, en dat voor hem in Christus gedaante heeft verkre gen. Overal ziet hij den eeuwigen geest de zelfde zedelijkheid en wijsheid in de menscnen openbaren; talrijke punten van overeenkomst tusschen klassieke en Christelijke moraal tref fen hem in de schrijvers van alle tijden. De geest zoekt de zuivere wijsheid te brenger, aan ieder mensch naar zijn verstand en zijn ontwikkeling. Zoo predikte Christus zelf voor arme visschers. Tolerantie en het toelaten van eenig verschil is dan ook in den geest van Christus. Niet met geweld maar met geleide lijke verhooging van kennis en beschaving kan men het menschdom opvoeren tot de zuiverheid van Christus. Erasmus is niet alleen de prediker van deze leer, hijzelf leeft daarnaar. Zijn philosophie van Christus eindigt in het mystieke gevoel van de zuiverste eenvoudigheid. Volgende spreker was Prof. Dr. A. Renaudet van de Universiteit van Bordeaux, wiens onderwerp was „La critique érasmienne et Thumanisme frangais". Er heeft, aldus spreker, in de jaren 1508 tt 1520 een Europeesch erasmianisme bestaan, en er was een Fransch erasmianisme. De geest van Erasmus heeft in verschillende op zichten den Franschen geest van de 16e eeuw helpen vormen. Zonder Erasmus' voorlichting over zielkunde en moraal van de klassieken zou Calvijn als een scholastiek hebben ge schreven. Budaens zou wellicht evengoed Grieksch hebben gekend, maar minder begrip hebben gehad van den Griekschen en Hellenis- tischen geest. Rabelais had aan zijn vroolijke histories heel wat minder diepe gedachten kunnen toevoegen. En het werk van Mon taigne vindt men reeds in kiem aanwezig bjj Erasmus; sommige van diens „adagia" zyn reeds ware „essais". Erasmus is als humanist leerling van Italië, hij is de leermeester van Frankrijk geworden. Erasmus heeft aan de Fransche humanisten een anderen geest mee gedeeld, dien van Petrarca, en een kritische methode, die van Valla. De toepassing van die methode door Erasmus op den tekst van het Nieuwe Testament was een rechtstreek- sche voortzetting van Valla's werk. De schuld die de Fransche humanisten aan Erasmus hebben is groot. Nadat de congressisten hadden aangezeten aan een koffiemaaltijd in de Nederlandsche Handels Hoogeschool, aangeboden door het Handels-Hoogeschoolfonds volgde te kwart over twee de plechtige middagzitting, welke werd gehouden in de gehoorzaal van het Museum Boymans. Deze laatste zitting werd gepresideerd door Z. Exc. Prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine, Minister van onder wijs, Kunsten en wetenschappen, die de zit ting aanving met een kort openingswoord. Toespraak van Minister Slotemaker de Bruine. Het is een grootsche zaak, wanneer een volk zijn allergrootsten in eere houdt. En onder hen vindt zonder twijfel Erasmus zijn plaats. Ik zal wel niet de eenige Nederlander wezen, die meer dan eens met ontroering heeft stil gestaan voor de gedenkplaat in het huis te Basel, waar Erasmus zoolang gewoond heeft, en nadenkend vertoefd heeft bij zijn graf in den Munster aldaar. In Nederland heeft men thans veler wegen zich opgemaakt om zich te herinneren of opnieuw te ontdekken, wat Erasmus beduid heeft en wat hij beduidt voor het heden. Daarneven is er aanleiding, juist opdat wy de grootheid van Erasmus klaar zien, om ons te herinneren,- dat wij iemand niet grooter moeten willen maken doordat wy hem anders maken. Zulk een poging kan iemand alleen maar verkleinen. Men kan een genie zijn, zonder een religieus genie te zyn. Ik denk aan het woord van een geleerde uit onzen tijd, die opmerkt, dat hy bij wijlen meer aan Cicero dan aan Paulus herinnerd wordt bij zijn studie van Erasmus. Hier raak ik een ingrijpende vraag aan. Inderdaad moet op het terrein des geestes ten slotte worden gekozen uit hetgeen ik scherp aldus mag formuleeren: zullen wij aesthetisch of ethisch leven, moreel of reli gieus? Zoeken wij beschaving of vernieuwing, kennis of wedergeboorte? Leidt ons de fijne gekuischte smaak dan wel het soms zeer on fijne geweten? In één greep gezegd: denken wij Grieksch-Romeinsch of Israëlitisch-Chris- telijk Ook zij intusschen, die gelijk ik van oordeel zijn, dat een geheel van het menschelijke leven niet gegrepen wordt dan door hen, die de noodzaak van deze tegenstellingen erken nen en die in deze tegenstelling telkens kie zen voor het tweede deel, ook zy zullen met een ruim hart open wezen voor wat aan de menschheid geschonken werd door fijnheid en eruditie, door kennis en wetenschap, door openheid voor zeer antiek en tegelijk zeer modern beseffen, dat het tegendeel vormt van traditioneel voortgaan, door zooveel meer, als in Erasmus vleesch en bloed geweest is. Hierna werd het woord gevoerd door een der vertegenwoordigers van de stad Basel, die Prof. W. Stachelin en Prof. K. Kaegi naar de Rotterdamsche herdenking had afgevaar digd. Dan sprak mevrouw Allen, de weduwe van Prof. P. S. Allen, den Oxfordschen ge leerde, die de groote uitgave van Erasmus' brieven bezorgde, welke door Mrs. Allen wordt voortgezet. Het onderwerp van haar redewas „Erasmus on peace". Spreekster wilde Erasmus zelf aan het woord laten, om op dezen dag zijn bekende vurige pleidooien voor den vrede te herhalen. Eerst wordt dan aangehaald het adagium over den oorlog .waarvan spreekster in mooie Engelsche vertaling de treffendste gedeelten aanhaalt. Zoo worden ook enkele andere ge schriften besproken, de „Panegyricus" bij de ontvangst van Philips den Schoone, eenige brieven en dan vooral de „Querela pacis". In deze „klacht van den vrede" laat Erasmus den vrede zelf zich richten tot de lezers. Het geschrift is naar den vorm een tegenhanger van de spotzieke „Lof der zotheid". Ook uit dit werk haalt spreekster de belangrijkste gedeelten aan. Erasmus droeg zijn uitleggin gen over de vier Evangeliën op aan de vier machtigste vorsten van Europa: Karei V, Ferdinand van Oostenrijk, Hendrik VIII van Engeland en Frans I van Frankrijk. Hij wilde dit als een keten zien, die deze vorsten in Christelijken vrede zou verbinden. In zijn la tere jaren beleefde Erasmus strijd en on- eenigheid in alle landen en de groote ver- deelheid in de kerk. Een laatste poging om althans de Kerk voor inwendige scheuring te bewaren, deed hij in zijn „Liber de sarcienda ecclesiae concordia" (boek om de eenheid dei- kerk te behouden). Verdraagzaamheid pre dikt hij in dit weck, '-ooals bij steeds had ge daan. Maar de menschen konden zijn recepten maar niet verstaan, de oneenigheid in de kerk nam toe, godsdienstoorlogen volgden. Het ideaal van den vrede, dat Erasmus steeds bad hoog gehouden, is echter nooit ondergegaan en velen zijn in den loop der tijden onder zijn invloed tot dit ideaal gekomen. Als laatste spreker trad dan op Prof. dr. J. Huizinga uit Leiden over „Erasmus' maatstaf der dwaasheid". De ernst waarmee zoovelen thans hun gedachten richten op Erasmus en zijn ideaal, komt voort uit een werking van reactie. Onze tijd heeft de herinnering aan zijn figuur noodig, omdat een groot deel van de wereld thans zoo allerhevigst anti-Eras- miaansch is geworden. Erasmus zag in de wereld rondom hem een bedroevend tekort aan datgene, wat de verwezenlijking van zijn ideaal eener Christelijke samenleving kon be vorderen Hij zag de verkeerdheden der samen leving als gebreken die geheeld konden wor den door kennis, vroomheid en deugd. Altijd weer heeft hij die gebreken aangeklaagd, met ernstige vermaningen en met bijtenden spot. Hij zag een wereld mogelijk, waarin zuiver heid en eenvoud zouden heerschen, orde, een dracht en harmonie. Spreker haalt de strek king aan van het „Handboekje van den Chris tenstrijder", waar de ernstige Erasmus zijn gevoelens uiteenzet, om daarna te komen tot „De Lof der Zotheid". De. Erasmus van de „Moria" was over dien van het „Enchiridion" in alle opzichten uit gegroeid; hij zag verder en dieper. Erasmus heeft zijn leven lang geklaagd, dat de wereld den schijn voor het wezen neemt. Hier heeft hij de dwaasheid zelf als middelpunt en uit gangspunt genomen en laat nu van dat stand punt alle zaken eens bezien. Hij begint met de strakke, ernstige wijsheid te verwerpen en allen, die ernaar streven die te bereiken. Dan betoogt dwaasheid, hoever haar gebied zich uitstrekt en tenslotte is alles daarin betrok ken, zoodat de'geheele wereld wordt tot niets dan een gewemel van kleine, malle dingen. Dat moet ook, want volgens dwaasheid is er ook alleen door haar geluk. Alle dingen heb ei dubbel en zeer ongelijk aangezicht; v.at verheven scheen is van den anderen kant nietig of onnoozel. De dwaling wegnemen zou zijn het spel verstoren. Niets is dwazer dan verwaande wijsheid. Als maar de menschen alle wijsheid lieten varen, dan zou er een eeuwige en gelukkige jeugd kunnen zijn. Zoo leidt Erasmus de dwaasheid tot een volstrekt anti-intellectualistische philosophie, die meer dan een lachend applaus alleen verdient. Stultitia geeft een levensphilosophie. Men mag niet zeggen dat dit immers slechts een grap is. Erasmus stelt hier een anti-intellec- tualisme, dat één stap verder gaat dan alle modernen. Het Erasmiaansche vitalisme er kent ook zichzelf als dwaas en heft met een schouderophalen zich zelve op. Op dit punt rest nog slechts: de sprong uit de wereld. Paulus heeft geleerd, dat de mensch dwaas moet zijn: „Wij zijn dwazen om Christus' wil. Maar het dwaze dezer wereld heeft God uit verkoren." In de hemelsche zaligheid zal cle mensch geheel buiten zich zeiven zijn. Den voorsmaak van die zalige zinneloosheid ge niet de vrome in zijn vervoering. „Dit is van Dwaasheid het deel, dat bij den omkeer des levens naar het eeuwige niet weggenomen, doch volmaakt wordt." Zoo is de Dwaasheid zelf tot hoogsten Christelijken zin gewend. Erasmus is in de figuur van Dwaasheid een wijle buiten zijn gewone denken getreden in een sfeer, waar het heldere logische oordeel geen gelding meer had. Het woord is hier overgegaan van den geestigen humanist met zijn rijke eruditie en zijn edelen maatschap- pelyken zin, aan den inwendigen mensch en deze wees naar een sfeer, waarin het intellec tualisme en zijn tegendeel zullen zijn opge lost. De Burgemeester sloot na deze voordracht het congres. Daarna begaven de deelnemers zich voor een eerste bezoek naar de boven zaal, waar de Erasmustentoonstelling wordt geopend. De medewerking der gemeente Rotterdam aan de weidsche wetenschappelijke Erasmus- herdenking binnen haar veste, is niet beperkt gebleven tot een vriendelijke verwelkoming der congressisten door den burgemeester van Erasmus' geboortestad, men heeft het Eras- miaansch congres ook willen veraangenamen en wel door een boottocht door de havens als mede door een gastvrije en gulle ontvangst in de burgerzaal van het stadhuis. Deze laatste is bij de congressisten in goede aarde gevallen. Er was zeer veel belangstel ling voor. In de burgerzaal heeft de burgemeester, mr. P. Drooglecver Fortuyn, vergezeld van de overige leden van het college, de congres sisten welkom geheeten, in het bijzonder de buitenlandsche sprekers op het congres. Voor het gemeentebestuur noemde h^j het een voor recht zooveel geleerden van internationale be- teekenis te mogen begroeten bij de herdenking van onzen grooten stadgenoot. Die dank ging ook speciaal uit naar de stad Bazel, welke zich bij deze herdenking op zoo voortreffelijke wijze had laten vertegenwoordigen. Jammer noemde spr. het, dat .dr. Willem de Vreese, de organisator van deze herdenking, in ver band met zijn lichamelijken toestand- hiér niet aanwezig kon zijn. De banden tusschen Rotterdam en Erasmus zijn kort geweest. Reeds op 9-jafigen leef tijd heeft hij onze stad verlaten. Maar de herinnering aan dien band is steeds levendig gebleven. Reeds in 1549 werd zijn houten beeld opgericht bij den intocht van Filips. Niet alleen door het beeld van Hendrik de Keyzer, dat in 1622 hier verrees, maar ook door het gymnasium naar hem te noemen bleef die herinnering de eeuwen door bewaard. Wij beschouwen het als een voorrecht, zoo besloot spr., u deelnemers aan het Eras- miaansch congres hier als onze gasten welkom te heeten. Prof. dr. J. Lindeboom dankte namens het congres het Rotterdamsch gemeentebestuur voor de eervolle receptié. Van oudsher hebben nauwe banden tusschen Erasmus en Rotter dam bestaan. Rotterdam is nu een over de wereld wijdvermaarde groote koop- en haven stad, doch in Erasmus' tijd nog niet. Zijn eer ste groote roem heeft Rotterdam aan Erasmus te danken. Niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk ia niet juist wat Lacordaire schreef n.l. dat Erasmus in Rotterdam stierf. Hij leeft hier nog en zal, naar wij hopen, hier blijven, leven. Nadat de congressisten na deze begroeting hun blikken hadden laten rondgaan door het stadhuis en over de met ververschingen voor ziene buffetten, keerde men andermaal in de burgerzaal terug om daar een tweetai taferee- len uit het tooneelstuk „Erasmus" van dr. G. Stuiveling te zien en zoover mogelijk te hooren voordragen. Of de innerlijke waarde van deze „collogina" evenredig was aan de beteekenis van die van Erasmus vermochten wrj niet te beoordeelen, omdat zij slechts voor een gedeelte goed te volgen waren. Wij mee- nen eenige zeer simplistische grapjes gehoord te hebben, maar misschien vergissen wij ons daarin. Tegen half 11 was het oogenblik aangebro ken voor nog een interessant punt van het programma n.l. de kranslegging bij het stand beeld van Erasmus op de Groote Markt. Hoogeschool - studenten en gymnasiasten wachten ons op bij den hoofdingang van het Raadhuis om dan de lange stoet van congres sisten, begeleid door fakkels, naar het oude Marktplein van Erasmus te brengen. Tot onze verbazing voerde deze tocht on3 niet langs het geboortehuisje van Erasmus in de Wijde Kerkstraat, doch kwamen wij, dit links latende liggen, bij het door de politie af gezette standbeeld terecht. Daar werd een groote en fraaie krans aan de voeten van Erasmus neergelegd, waarna allen het Wilhelmus aanhieven, de schoone zang, welke Erasmus bij zijn leven nimmer mocht hooren. Het moment der kranslegging werd door een voor veel licht zorgend legertje van foto grafen en filmcamera-mannen vereeuwigd. Na eenige oogenblikken doofden alle lich ten en was Erasmus weer in het donker der eeuwen verloren Had de Rotterdamsche „Sant" voor dezen éénen avond niet op een blijvend kaarsje mogen rekenen Eenige. zwart geblakerde balken vormen het restant van den hoofdingang der groote zaal van het verbrande gebouw van K .en W. te Rotterdam. E RASMUSHERDENKING. „Desidërius Erasmus van Rot terdam", door G. van Gestel S.J. Vox Romana, Rotterdam. Een korte, duidelijke levensbeschrijving van Erasmus, dat wil zeggen: een teekening van zijn persoon, van zijn werk en van zijn in vloed. Pater van Gestel zegt, dat hij „eerst in den laatsten tijd" gelegenheid vond, een gezette studie van Erasmus te maken (blz. 8). Maar dan mag met eere van hem worden getuigd, dat hij zich uitstekend in zijn on derwerp heeft ingewerkt. Vooral valt te lo ven, dat hy overal zoo duidelijk is, en zijn lezers niet afscheept met allerlei frasen en beschouwingen, die wel fraai en geleerd klin ken, doch waarmee een mensch niet veel wij zer wordt. De schrijver verontschuldigt zich, dat hy niet alle vraagstukken, die met Erasmus en zijn tijd samenhangen, in zulk een kort be stek heeft kunnen behandelen. En hij is van meening, dat dat toch noodig zou zijn, om tot „een volledig klaar inzicht in Erasmus' persoon, werk en invloed te komen", (blz. 9). Best. Laten we dat laatste eens aannemen. Maar zouden de lezers met een uitvoeriger behandeling erop vooruitgaan? Ik geloof van niet. Ze zouden met zulk een wirwar van per sonen, feiten, stroomingen, invloedfen en denk beelden kennis maken, dat het hun groen en geel voor de oogen werd. Het is juist de taak van zulke kleine boekjes, als Pater van Gestel er hier een geeft, voor diegenen, die geen tijd en gelegenheid hebben om uitvoe riger werken over Erasmus te lezen, in kort bestek, dus met weglating van het bijkom stige, en door een heldere, logische aaneen schakeling van het wezenlijke, duidelijk te maken, wie en wat Erasmus is geweest, en wat hij voor zijn tijd en voor de navolgende geslachten beteekend heeft. Of iemand voor zoo'n taak berekend is, moet beoordeeld worden volgens het bekende woord van Goethe: „In der Beschrankung zeigt sich der Meister". Pater van Gestel heeft die „Eeschtankung" op "uitstekende''vrijze'in praktijk''gébracht.' De lézer van deze bespreking trekke nu zelf maar de conclusie. fr. B. K. Rd„ 9 Juli 1936. De Vereeniging voor Penningkunst geeft als eersten penning van het vereenigingsjaar 1936 een herinneringspenning uit van Eras mus, geboetseerd door den beeldhouwer B. Ingenhcusz te 's Gravenhage. Het bestuur be lastte de „Koninklijke Begeer" te Voorscho ten met de uitvoering. De penning vertoont aan de voorzijde het portret van den grooten humanist met als randschrift „Desiderus Erasmus Roteroda- mus". Aan de achterzijde bevindt zich een ge lauwerde uil met een zotskap op, en de jaar tallen 1536—1936. Het examen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid tot het geven van onderwij» in handteekenen (lager onderwijs) zal worden ge houden in het gebouw van de Rijkskweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen aan de Ko ningin Emmakade no, 36. te 's-Gravenhage, op alle werkdagen gedurende het tijdvak van 16 Juli tot en met 5 Augustus a.s., aanvangende des voormiddags om 9 uur, Bij de Vrijdagmiddag gehouden diploma-uitrei king werd het. diploma „Huishoudkundige" uit gereikt aan: M. Bakker. A. E. van Beuningen, M. E. Booms. M- Bruijns, M. Cohen, C. M. Deelen. G. W. Dirksen, C. A. M. A. Fredriks, A. J. van Gelder, A. E. van Genderen, K. Graeler, F. 13. Granberg, W. A. Grootmefler, S. A. Haak, M. F. Harrneijer, H. M. Heybroek, J. L. Holienbach, H ,H. de Hoogh. N. Hoogslag, li. Chr. Klomp, Tb. M. Koch, C. J. van der Kraan, A L. Leenheer. C. Leguit, C. K. van der Linde, H. C. Niemants- verdriet, G. Nijland, F. van Ommen, N. L. Oskam. M. Piekaar, J. W. Poldermans, S. Postma (met lof), E. de Ridder, J. M. van Ringelenstein, H, G. van Santen, J. P. Slis, P. Smits, C. J. Soete- ltouw, P. M. Stehouwer, G. M. Stolk, H. Taconis, S. D. Tokkle, A S. V. van Toor, M. Toors, A. C. M. Touw, L. I. M. Veltmeijer, M. E. B. Vink, J. T. Visser, J. N- van der Vlies, C. J. M. Vonk, N. Weinbeck, M. W H. M. Westerhol. Afgewezen 2. Het diploma „Hulp in de huishouding" werd uitgereikt aan: N. Bartels, J. Battenberg, A. van Beek, A. P. Both, A. J. Braacx, H. H. van Dae- len, G. W. Don, J. J. van Dongen, A. G. van Elsacker, E. R. Glasermann. N. Helbers, H. Hof stede, A. C. van Hulst, C. T. H. van Hulst, P. Jansen, J. H. Kapteijn, J. B. Knook, L. Kolk. H. L. van Koutrik, M. E Kruiger, L. Krijgsman, H. C. Kuyk, C. J. Lemcke, H. van der Linden, G. Monsma, J. Overweel, M. Paré, W. Roggeveen, R. Roos, T. Schotel, H. L. Simons, M. Slinger land. S. M. Sliik, Th. G. Steeneken, W. C. Suiker. A. Terhaar, C. A. TJfJterlinde, H. van der Veen. S Veenatra, S. Versnel. B. C. M. C. Visser, C. M. Wenners, D. J. van ljsselstein, J. G. Zuid erna. Afgewezen 6. Aangiften van 10 Juli 1938 BEVALLEN: J. P. Botschuijver geb. Tit z. A. J. V. d. Velde geb. Korteweg d. W. E. Beijers geb. van Galen d. A. Moerman geh. v. d. Loon d. C. A. M. Koek geb. Mulder d. C. M. van Olangs geb. Pietersma z. W. Kalishoek geb. Mahn z. p. Bennis geb. van Loon z. ,J. van Proojjen geb. Harlaar z. A. A. Riesmeijer geb. Gorissen d. L. M. van Buren geb. de Lange d. A. de Pater geb. Ruis z. T. W. Bergers geb. Collignon z. -- A. v. d. Giesen geb. Dekker d. C. v. d. Heij den geb. Smits z. J. E. den Outer geb. Han- selman z. F. Wusten geb. Zulderna d. A. de Haas geb. Pippel d. - L. H. J. Tuinder geb. Bucb z. A. Ranke geb. Lagendijk z. J. Brand geb- Oltbuis z. C. Brochus geb. Vender- bos z. J. Kleijwegt geb. van Gelderen d. M. A. Peterse geb. v. d. Bruir, d. OVERLEDEN: M. v. Ede dochter 15 j. A. Unger ongeh. man 59 j. J. Speksnijder vrouw van A. J. de Brutjn 55 j. K. H. v. d. Waal, ongeh. man 40 j. H. Weijtmans, wede. van J. K. v. Kleef 84 j. J. C. Boutkam, ongeh. man 32 j. B. Landweer ongeh. man 55 j. M. P. M. Roasél vrouw van H. F. Seelen 62 j. J. J. v. Dijk man van A. A. Keizer 61 j. P. M. Stal, vrouw van K. A. Bodegom 61 j. A. M. v. Houdt, wede. van P. Janssen 82 j. G. Goud. vrouw van J. Zevenbergen 35 j. Voorts als levenloos aangegeven: L. Berkelaar geb. Bervoets z. M. Littel geb. Ganzeman z. De Kamer van Koophandel en fabrieken voor Rotterdam houdt eene openbare verga dering op Dinsdag, 14 Juli. De agenda luidt: 1. Instelling van een borgstellingsfonds voor het gebied van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam. 2. Concept-brief aan den minister van Han del, Nijverheid en Scheepvaart inzake ver gemakkelijking van inning van onbetwiste geldvorderingen. 3. Afgezonden adres, tezamen met de overige Kamers van Koophandel en Fabrie ken in Zuid-Holland en Zeeland, aan den mi nister van Landbouw en Visscherij inzake de vischconserveeringsindustrie. 4. Concept-antwoord aan den minister van Landbouw en Visscherij in zake de monopo- tieheffing op bierbostel. 5. Van Gedeputeerde Staten van Zuid-Hol land antwoord op dezerzijdsch schrijven in zake de verplaatsing van de eindpunten van enkele autobusdiensten te Rotterdam. 6. Concèpt-adres aan B. en W. van Rotter dam inzake het beperkte aantal stopplaat sen voor de interlocale autobusdiensten. 7. Van den directeur-generaal der Poste rijen, Telegrafie en Telefonie antwoord op dezerzijdsch schrijven inzake de openstelling van het postkantoor te Overschie. 8. Van den directeur-generaal der Poste rijen, Telegrafie en Telefonie antwoord op dezerzijdsch schrijven in zake de opneming van Overschie, Pernis en Hoogvliet in den postbestelkring Rotterdam. 9. Van den directeur-generaal der Poste rijen, Telegrafie en Telefonie bericht van ver laging van het telegramtarief Nederland- N ederlandsch-Inctlë. Aan de Rijkskweekschool alhier slaagden van de tweede groep van candidaten voor 't eindexamen de heeren A. Th. v. d. Berg te Bergambacht, J. Damsteeg, Bergambacht, J, van Es, Gouda, A. Eijkelenboom, Bergambacht en H. C. de Goeij alhier. M.U.L.O.-DIPLOMA Mej. L. Schakel, leerlinge van de Chr. Ulo slaagde te Rotterdam voor het Mulo-diploma A VREEMDELINGENBEZOEK. De Rotterdamsche Vereeniging Inter Nos zal a.s. Zondag voor de derde maal een be zoek brengen aan Schoonhoven. Ditmaal zal het gezelschap bestaan uit 300 4 400 personen, die ongeveer 11 uur per boot alhier zullen arriveeren. MODDERBAD. Donderdagmiddag is de 10-jarige C. de Graaf met zijn rijwiel in de Havensloot ge reden. Gelukkig is dit ongeval bijtijds gezien en kon de jeugdige drenkeling uit de modder worden getrokken. Het rtjwiel is later opge- vischt. BURGERLIJKE STAND. ONDERTROUWD: H. Mudde, 26 j. en A. Schriek, 19 j. GEHUWD: J. A. Brink 26 j. en J. P. Prins 23 jaar. EEN CRISISSTEUN-KWESTIE. Wat is voor goede verstandhouding noodig. De heer J. Slagboom, lid van den gemeen teraad, had enkele vragen ingediend, betref fende de uitvoering crisis-steunregeling en de behandeling bjj dat orgaan, door genoemd lid ondervonden. Op de vragen heeft het college van B. en W. o.a. geantwoord: De vraag, of en in welke hoedanigheid iemand in de steunregeling kan worden op genomen, moet naar de omstandigheden van elk geval afzonderlijk worden beantwoord. Dit standpunt vloeit voort uit de algemee- ne beginselen, die aan de steunregeling ten grondslag liggen. B. en W. zijn niet bevoegd voorschriften der steunregeling in te trekken of de alge- meene beginselen buiten aanmerking te la ten. Uit het slot van een vraag valt intusschen af te leiden, dat de steller toch een bepaald geval op het oog heeft". Vermoedelijk wordt gedoeld op een werklooze, die, tot 5 No vember 1935 te Maasland woonachtig, aldaar gedurende tal van jaren stond ingeschreven als landarbeider, lid was van één landar- beidersorgarrisatie en dan ook als landarbei der in September 1935 werd geplaatst bij een werk in deze omgeving. Het karakter van de daarbij door hem verrichtte werkzaam- hedeen geeft geen gt-ond om overgang tot een ander beroep aan te nemen.. Het is B. en W. voorts bekend, dat de heer Slagboom zich op 11 juni j.l., nadat het hiervoor genoemde geval afgehandeld was, op onbehoorlijke wijze heeft uitgelaten tegen over den ambtenaar der steunverlening, het geen voor dezen aanleiding was den bezoeker uit te noodigen de localiteit te verlaten. Toen de heer Slagboom, ondanks herhaling tot driemaal toe van deze uitnoodiging, bleef weigeren het lokaal te verlaten, werd hij daaruit door den ambtenaar verwijderd. De ambtenaar betoonde zich, toen de heer Slag boom enkele dagen later op deze zaak te rugkwam, bereid geen klacht in te dienen bij de Justitie wanneer de heer Slagboom hem alsnog genoegdoening verleende. Deze bood hem daarop zijne verontschuldiging11 aan. B. en W. zyn van oordeel, dat de ambte naren en het publiek elk het hunne hebben bij te dragen tot het scheppen van een gepaste sfeer voor het behandelen van zaken. In ca- su is echter de goede verstandhouding ge schaad niet door de houding van den ambte naar, maa.r door het optreden van den heer Slagboom. Waar deze thans onder gebruik making van zijn rechten als raadslid een per soonlijke kwestie aanhangig maakt, had hy tevoren moeten bedenken, dat zijn raadslid maatschap hem buiten den raad geen meer dere rechten verleent, maar wel grootere mo- reele verplichtingen oplegt. Bovendien had hy moeten overwegen, dat na de welwillende houding van den ambtenaar, die niet op een strafvervolging stond, zijn aanbieden van ver ontschuldigingen in een eigenaardig licht komt te staan. Aangeteekend zij nog dat B. en W. den ambtenaar hebben doen weten, dat zoowel aanzien des persoons tegenover een onbehoor lijke uitlating als zijn soepele houding, blij kende in niet indienen van een klacht bij de 'Justitie, de instemming van hun col lege heeft. DE VERTO-MATTEN EN AFVALWATER. Zooals bekend loosde de Touwfabriek het afvalwater tot op heden in. den dijkpolder. Steeds heeft men daar weinig" overlast van ondervonden, doch met het fabriceeren van de Vertomatten is dit anders geworden en komen groote hoeveelheden kleurstof in het afvalwater den polder binnen. Door de landbouwers is hier nadeel van ondervonden en Delfland "was van meening de uitloozing in den dijkpolder te moeten verbieden. Men heeft daarom gepoogd een anderen uitweg te zoeken en deze is gevonden. Er zal een ruim 300 meter lange perslei ding worden gelegd, die het water van de fabriek dwars door den Maasdijk zal voe ren in de Noord-Geer. Deze leiding is een ontwerp van den heer J. v. Luipen en zal gelegd worden door de firma v. Buren te Hardinxveld. Ged. Staten hebben voor dit werk reeds hun toestemming verleend. VERLIEZEN IN DE ZWEMINRICHTING. Er is gevonden een gouden zegelring en een damesbeursje met eenig geld in de kleed kamertjes van de gemeentelijke zweminrich ting. Voor inlichtingen vervoege men zich tot den badmeester. ARBEIDSBEMIDDELING. Het aantal werkzoekenden ingeschreven bij de gemeentelijke arbeidsbeurs bedroeg deze week 464 personen. Hieronder waren 117 fa- brieks- en losse arbeiders, 56 bouwvakarbei ders, 44 matrozen,en 51 stakers. De overigen waren over diverse vakken verdeeld. GESLAAGD. Aan de R. K. Kweekschool st. Jozef te Bergen slaagde mej. H. B. Hoogvliet van hier voor onderwijzeres. Bij opvoering der productie kunnen bestaande arbeidsvoorwaarden worden gehandhaafd. VOORSTELLEN DER DIRECTIE UITERSTE CONCESSIE. De loonmoeilykheden aan de N.V. Ko ninklijke Plateelbakkerij Zuid-Holland zyn tot oplossing gekomen, doordat tusschen de directie van het bedrijf en de arbei dersorganisaties overeenstemming is be reikt. De fabriek blijft zoodoende voor Gouda behouden en het personeel van 160 man geheel gehandhaafd. Nadat ook het tweede voorstel inzake korting op de loonen door de arbeiders deze week was verworpen, heeft de directie aan de hoofdbesturen der vakbonden medegedeeld, dat zij haar houding nader zou bepalen. De organisaties hebben daarna een schrijven van de directie ontvangen, waarin deze haar Standpunt mededeelt.- m de gtetéraverm gB=" houden vergaderingen dér werknemers is hierover breedvoerig van gedachten gewis seld, met het uiteindelijk resultaat, dat de nieuwe voorstellen werden aanvaard. De directie leidt in den brief aan de orga nisaties haar voorstellen in met uitdrukke lijk te verzekeren, dat het allerminst de bedoeling is om de thans bestaande arbeids voorwaarden te verslechteren. Echter moet zij, wil de onderneming 1" stand blijven, den. kostprijs aanmerkelijk kunnen verlagen. Ten einde tot dit doel te geraken zal met veel minder loon dezelfde productie of met het zelfde loon een veel hoogere productie die nen te worden bereikt. Het laatste nu lijkt der directie het eenige goede middel, het welk practisch ook uitvoerbaar moet zijn. Uitbreiding van personeel 7 Handhaving der bestaande arbeidsvoor- woaarden, aldus zegt de directie, is mogelijk maar dan moet zij een zeer dringend be roep doen op het geheele personeel en op de tariefwerkers in het bijzonder de produc tie zoo snel en zoo hoog mogelijk op te voe ren, want alleen door kostprijsbesparing zal zy het aantal orders belangrijk kunnen op voeren, zoodat 'niet alleen geen ontslagen zullen volgen, doch het als vrij vaststaand kan worden beschouwd, dat binnen afzienba- ren tijd de staf van personeel uitgebreid moet ■worden. Om tot deze productieverhoging te ko men, zal de directie met de werknemers groepsgewijze overleg plegen en die maatre gelen nemen, die zoo spoedig mogelijk tot dit doel zullen geraken. Na de verkregen pro ductieverhoging behoudt de directie zich het recht voor tot tariefsherziening over te gaan, zulke met behoud van de weekinkomsten, waarvoor als basis wordt genomen het ge middelde van de laatste vier normale werk weken vóór het ingaan van de r :uwe over eenkomst. Van de week- en uurloonen wordt 3 pet. ingehouden, welk ingehouden bedrag ten name van den werknemer wordt geboekt. Zoodra de bedryfsuitkomsten zulks toelaten zal dit ingehouden bedrag geleidelijk worden gerestitueerd. De directie is verder bereid inzake de uitvoering van de te nemen maat regelen voor zoover de behoefte daarvoor aanwezig is, met de kerncommissie overleg te plegen. Zoodra de economische toestand weer ge legenheid daartoe geven zal, wil de directie onderhandelingen tot het af sim ten van een collectief arbeidscontract openen, terwyl ZÖ zich thans alvast by voorbaat genegen ver klaart om in Januari 1937 met de organisa ties een en ander opnieuw onder de oogen tc zien. Met deze voorstellen, welke als een uiter ste concessie van dé directie der P. Z. H. wa ren te beschouwen, hebben de arbeiders zich vereenigd. 'n Goede reflec tor (hoogstens 60 cm boven den grond) alléén is niet voldoende: bovendien moet uw achterspat bord wit van kleur zijn, ook overdag! dai zegt de weit

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1936 | | pagina 2