DE TWEEDE OEVERVERBINDING
IN DEN RAAD
Voorstel van B. en W. inzake het kleine
tunnelplan onder de loupe
WOENSDAG 6 JANUARI 1937
Uit alle partijen, zelfs van de
zijde der S. D. A. P. gaan
stemmen op tegen de
kleine tunnel-
Slappe verdediging van wethouder
Brautigam.
HET OEVERVERBINDINGS-
VRAAGSTUK.
AVONDVERGADERING.
GROOTE BRUG
KLEINE TUNNEL
WETHOUDER BRAUTIGAM
ANTWOORDT.
DOOR DE DUISTERNIS MISLEID.
STADHUIS-BEDEVAART
De hartstochtelijke autornobUUt.
i- -i t
In de gisteren gehouden gemeenteraadszit
ting heeft op de nieuwjaarsrede van den
VOORZITTER welke rede inmiddels door
ons is gepubliceerd de heer SCHALEN-
KAMP (C.H.) als oudste raadslid geantwoord.
Hierna worden aan de orde gesteld de
Benoemingen.
Benoemd worden:
tot lid in de Commissie voor de financiën,
ter voorziening in de vacature-Hanemaayer,
de heer mr .T. de Jong;
tot lid in de Commissie voor de Psychia
trische Inrichting „Maasoord", ter voorzie
ning in de vacature-Hanemaayer de heer A.
de Boer Wzn.
Hamerstukken.
Zonder hoofdelijke stemming worden aan
genomen:
De ontwerp-besluiten tot verkoop van per-
eeelen bouwgrond a. aan de Zegenstraat aan
J. C. van der Vorm b. aan de Zegenstraat
aan J. de Jonge c. aan de Zegenstraat aan J.
Barendregtd. aan de Dresselhuysstraat aan
J. Boer en B. Both, enz.e. aan de Dressel
huysstraat aan M. Schalken.
De voorstellen tot verkoop van perceelen
bouwgrond a. aan de Zegenstraat aan A. H.
de Groot en G. N. Boers; b. aan de Narcis-
senstraat aan S. Vink en Dr. L. Muller c. aan
den Gordelweg aan de N. V. Aannemings-
Maatschappij Gebrs. v. d. Luitgaarden en P.
Rombouts.
De voorstellen tot verhuring van perceelen:
a. aan J. Vermeul de kiosk op het landhoofd
der Coolhavenbrug b. aan J. G. Muhring het
bovenhuis Zomerhofstraat No. 87.
Het voorstel tot ingebruikgeving aan de R.
K. Speeltuinvereeniging „St. Laurens" van lo
kalen in het schoolgebouw Linker Rotterkade
No. 95.
De voorstellen tot verhuring van perceelen
grond a. aan de N.V. Rotterdamsche Handel
en Scheepvaart-Maatschappij een terrein aan
de Brielsche Laan b. aan de firma P. A. van
Es Co. een terrein aan de Maashaven c.
aan M. van der Jagt een terrein aan de Waal
haven Z.z. d. aan A. Burgerhoudt een ter-
'fein aan het Zuiddiepjë e. aan de N. V. Deutz'
Oliehandel een stuk grónd en haventalud aan
de Galileïstraat, enz.
Het voorstel tot uitgifte in erfpacht van een
jperceel grond nabij den West zeedijk aan de
Vereeniging „Pro Senectute".
Het voorstel tot het aangaan van een aan
tal bijzondere overeenkomsten voor de leve
ring van electrischen stroom.
Het voorstel tot het aangaan van een over
eenkomst voor grootverbruik van water.
Het voorstel tot het verleenen van medewer
king tot het uitbreiden van het gebouw der
bijzondere lagere school in v.m. Hoogvliet.
Het nader voorstel inzake ombouw van elec-
trische kranen der Gemeentelijke Handelsin
richtingen.
Het voorstel tot aanwijzing van rredieten
op de begrooting 1936 voor in 1935 onvoltooid
gebleven werken.
Het voorstel nopens herkeuring van haven
loodsen.
Aan de orde wordt gesteld:
Het voorstel betreffende het oeververbin
dingsvraagstuk.
De VOORZITTER deelt mede, dat ten aan.
zien van de eventueele Rijksbijdrage geen ver.
schil zal worden gemaakt of deze bijdrage
mi bestemd is voor een brug of een tunnel.
Vervolgens zegt spr. een onderhoud te heb
ben gehad met den minister, die mede van
oordeel is, dat het van het hoogste belang
is, dat het werk van den tunnelbouw vóór
3 Februari gegund wordt
De heer mr. BAARS zegt, dat de voorzitter
tijdens de behandeling van de begrooting heeft
gezegd, dat het oeververbindingsvraagstuk
zeker van evenveel importantie is als destijds
het graven van den Nieuwen Waterweg. Spr.
kan de draagwijdte van deze vergelijking niet
zóó aanvoelen, doch wanneer deze vergelijking
opgaat, dan is de wijze van behandeling van
het onderhavige voorstel, toch zeker in
schrille tegenstelling. Spr. kan dan
ook niet nalaten te zeggen, dat er veel te
kort is gedaan aan den ernst van den Raad,
ook al gaat de vergelijking dan ook niet ten
volle op. De wijze van behandeling van het
voorstel betreffende het oeververbindings.
vraagstuk moet op de Rotterdamsche burgerij
wel 'n elgenaardigen indruk hebben gemaakt.
Ook de pers heeft amper gelegenheid gehad
zich behoorlijk te oriënteeren, desniettegen
staande is een prijzenswaardige critiek ge
leverd.
Dat van de zijde van het college een derge
lijke haast moest worden gemaakt met het
oog op 3 Februari kan spr. onmogelijk aan
nemen. Men heeft toch tijd voldoende gehad.
Na 20 November van het vorig jaar had men
deze materie reeds in de Commissie kunnen
brengen. Dat men pas luttele dagen geleden
over deze kwestie heeft kunnen spreken is
nog te danken aan den drang van de Regee
ring.
Er is gedacht, om door middel van een
motie aanhouding te verzoeken, doch de
Raad kan dit niet doen, om niet
het odium op zich te leggen van
aanhouding.
De Raad immers heeft zijn eigen verant
woordelijkheid te dragen. Ten aanzien van
zuiver technische zaken zal de Raad zich
hebben te laten voorlichten en dit geldt voor
alle drie de objecten, doch met betrekking
tot de vraag, wat uit financieel èn verkeers-
opzicht het beste is, daarover kan de Raad
met eigen inzicht oordcelen.
Spr. hóudit zich vrjj in verband met het
complex van huivering wekkend-
heden als. „wat zal er gebeuren, als men
tot niets besluit". Daarvan trekt spr. zich
niets aan. Er worden immers wel eens meer
huiveringwekkendheden gelanceerd, doch wat
blpft daar dikwijls van over! Dat is trouwens
alweer door een enkele uitlating van den
Minister bewezen. Worden deze huivering
wekkendheden echter bewezen, brjv. met een
brief, dan is er te praten en te overwegen.
De communis opinio is, dat de tweede
oeververbinding er noodzakelijk- moet zijn en
dat het goed moet wezen.
De vraag is .echter te stellen, aan welke
eischen een zoodanige tweede oeververbinding
heeft te voldoen. Vooreerst moet een der
gelijke verbinding tot stand worden gebracht
op eene technisch soliede basis, zonder te
veel experimenten. Spr. neemt aan, dat dit
zoo is ten aanzien van alle drie de objecten.
Vervolgens zal een zoodanige oeververbin
ding als primaire doelstelling moeten heb
ben het bevorderen van het verkeer op een
zóó ruim en breed mogelijke basis. Een zóó
ruim mogelijke capaciteit dus, voor een zóó
ruim tijdsbestek, d.w.z. minstens voor een
eeuw. Men heeft dus te zien zoowel naar het
p 1 a a t s e 1 ij k als naar het doorgaand
verkeer. Binnen dit verkeer heeft men tevens
te letten op het snele- en het minder snelle
verkeer en dit alles binnen de grenzen van
de financieele mogelijkheden. Hoe goedkoo-
per, hoe beter, doch de verkeerscapa-
c t e i t is het primaire en het financieele
binnen bepaalde grenzen het s e c u n d aire.
Laten we erom denken, dat misplaatste zui
nigheid, dikwijls de wijsheid bedriegt. De
financieele verschillen mogen dus niet door
slaand zijn.
Ten derde treft men aan de desiderata van
aesthetischen aard, doch dit is meer een ter
tiaire aangelegenheid.
Wanneer spr. deze drie punten toepast op
de drie objecten, dan moet hij tot de conclu
sie komen, dat het kleine tunnelplan niet
aanvaardbaar is. Immers het voldoet niet aan
de eischen van het doorgaand-verkeer en
denkt niet voldoende aan de belangen van de
splitsing tusschen snel- en langzaam verkeer.
Spr. kan derhalve aan het kleine tunnelplan
zijn medewerking niet verleenen.
Immers wanneer men het kleine plan wil
doorvoeren dan creëert men weer het vraag
stuk: wat doet men over 15 jaar met deze
tunnel ten aanzien van de wielrijders en de
voetgangers. Dit zal met zich brengen de
kosten van minstens 2% A 3 millioen gulden.
Verder zal weer een oplossing moeten wor
den gezocht voor het doorgaand verkeer.
R o 11 e r d am moet een pleister
plaats worden! Spr. schakelt de finan
cieele factor uit. Wanneer spr. de kleine tun
nel vergeljjkt met de groote tuimel en het
brugplan, dan ziet hij een verschil in kapi
taalsuitgave van 1 millioen 700.000 gulden
en in de exploitatiekosten een verschil van
ƒ126.500. Spr. schakelt echter dit financieele
element uit en hoopt, dat Rotterdam zich
niet zoo op haar smalst zal laten zien.
Trouwens rekening moet worden gehouden
met de uitbreidingsplannen, die reeds zijn ge
maakt en met die, welke in de toekomst nog
gemaakt zullen worden.
Bovendien acht spr. het systeem van B. en
W. buitengewoon gevaarlijk. B. en W., zoo
zegt spr. zijn met dit voorstel vijanden van
zich zelf. Immers welk plan men ook neemt,
men gaat ervan uit, dat hier noodig zal zijn
tijdelijke hulp van de Regeering. Men denkt
8 millioen te zullen krijgen, althans in ver
band met de principieele bereidverklaring van
de Regeering. Maar heeft het college ver
geten de causa van deze bereidverklaring?
Het is toch geld uit het Rijkswegenfonds!
Het tafellaken wordt echter doorgesneden,
wanneer geen rekening wordt gehouden met
het doorgaand verkeer.
Wenscht men alleen locale belangen te die
nen, dan is voor den Minister iedere titel weg
om uit het verkeersfOnds geld te geven.
Nu blijft er tenslotte nog een andere keuze
over. Deze keuze is echter niet zoo gemak
kelijk. Spr. kan niet ontkennen, dat hij in den
korten tijd, waarin hij kennis heeft mogen
nemen van het brugobject, dit op hem een
bekoring heeft uitgeoefend. Een brug in het
havenbeeld is immers een buitengewoon mooi
iets. Niettegenstaande de korte kennis
making heeft spr. de grootste waar
deering voor het liappe stuK
werk van dr. ir. Emme n. Ook wanneer
de tunnelverbinding tot stand zal komen,
blijft spr. buitengewoon dankbaar voor het
werk, dat door dr. ir. Emmen is verricht.
Tenslotte spreekt spr. zich uit voor het
project van de groote tunnel op
dezelfde gronden als waarop hij de kleine
tunnel niet wenscht.
Spr. kan niet aannemen, dat wanneer de
Raad zich uitspreekt voor de groote tunnel,
dat dan de datum van 3 Februari in gedrang
komt Alle projecten immers moeten bij wijze
van spreken item klaar voor den Raad lig
gen voor 3 Februari.
Hij zegt den Minister dankbaar te zijn, dat
deze de angstpsychose heeft weggenomen,
door de mededeeling, welke den Raad heeft
bereikt Hi) zou het echter absurd vinden, dat
terwijl de Minister de voorkeur geeft aan
het groote tunnelplan, de Raad eerst het
kleine tunnelplan moet voteeren.
Spr. zal den loop van de volgende debatten
afwachten. Degenen in den Raad, die het
kleine tunnelplan niet wenschen, kunnen zich
bepalen met eenvoudig tegen te stemmen op
gronden, dat het voorstel niet voldoende is
en zouden eventueel in een motie kunnen
vragen op korten termijn met een nieuw voor
stel te komen. Of de Raad neemt een besluit
op basis van het groote tunnelplan en treedt
daarna met de Regeering in overleg.
Hierna is het woord aan mr. NELEMANS
(C.H.) die in groote lijnen onderschrijft het
geen de heer mr. Baars naar voren heeft ge
bracht. Een uitstel van eenige weken was op
zijn plaats geweest, teneinde een meer gefun
deerd oordeel te kunnen vestigen over de drie
objecten. Spr. wil echter niet aandringen op
uitstel. Teveel is door den Technischen Dienst
aangestuurd op een kleine tunnel en daarom
vreest spr. dat te weinig aandacht is besteed
aan de groote tunnel. Hij wil dan ook de vraag
stellen of de groote tunnel in alle opzichten
goed verantwoord is. Zijn de bestekken voor
de groote tunnel even serieus, afgewerkt als
de bestekken voor de kleine tunnel.
De termijn van 3 Febuari heeft volgens spr.
weinig te beteekenen. Men kan rustig opnieuw
laten aanbesteden, want het verschil zal nooit
zoo groot zijn.
Uit het laatste schrijven van den Minister
zegt spr. geconcludeerd te hebben, dat het
Z. Exc. onverschillig is of er nu een groote
tunnel, een kleine tunnel of brug zullen komen.
Spr.noemt een brug voor Rotterdam een on
ding. Het verschil in prijs tusschen groote
tunnel en kleine tunnel, is van dien aard, dat
men verplicht is te besluiten tot den bouw
van een groote tunnel.
De beste oplossing noemt spr. een kleine
tunnel, met daarbij een brug over het Prin-
senhoofd.
De heer mr. BAARS (R.K.) Dan komt het
doorgaand verkeer weer in gevaar.
De heer mr. A. DE JONG (A.R.) merkt
op, dat reeds ruim 322.000 aan kosten is
gemaakt ter voorbereiding van tunnelaanleg.
En misschien wordt het nu toch nog wel een
brug.
De beraadslagingen over het oeververbin
dingsvraagstuk zijn nooit vrij geweest. Einde
lijk heeft men toen maar besloten een aanbe
steding te houden voor een brug en een tunnel.
Thans gevoelen we ons iets vrijer, omdat
we nu weten, dat, wat er ook komt, het Rijk
met een behoorlijke bijdrage voor den dag
zal komen, over de kleine tunnel hangt een
waas. Spr. citeert het rapport van de sub
commissie uit de Tunnelcommissie. Die com
missie rekende er op, dat de stad zich niet
verder zal uitbreiden. Spr. is gisteren nog eens
door de tunnel bij Beukelsdijk gegaan en heeft
nogmaals bezwaar gevoeld tegen een twee-
banige tunnel welke zoo groot risico van
stagnatie oplevert.
Spr. noemt het fout, wanneer gezegd wordt,
dat het interlocale verkeer om Rotterdam heen
moet worden geleid. We moeten toch Rotter
dam als pleisterplaats niet wegjagen. Spr.
noemt een voetganger in een tunnel een .een
zaam verschijnsel en op een voetganger moet
de tunnel dan ook niet gebaseerd worden. .Met
de fietsers is het anders. Spr. zegt een betrek
kelijk tegenstander te zijn van een kleine
tunnel. Aan de brug is niet de aandacht be
steed, die wenschelijk waregeweest. Konden
we een brug krijgen met zeer ruime toegan
gen, zooals aan de Rijnoevers, van 15 k 20
meter hoog, dan zou men de voorkeur moeten
geven aan een brug. Maar dit gaat nu een
maal niet. -a
Dus zal de keuze moeten vallen op de groote
tunnel. En waarom? Eer we 25 jaren-verder
zijn wordt de Linker Maasoever ontwikkeld,
met een veel intensiever verkeer en dan zal
blijken, dat een kleine tunnel niet meer zal
kunnen voldoen.
Moet de Raad zich nu uitspreken voor een
kleiner project, omdat een grooter project
126.500 per jaar meer zal kosten. Dit zou
toch onzinnig zijn!
We moeten ons niet principieel uitspreken
voor een kleine tunnel en dan later gaan spre
ken met den Minister over den bouw van een
eventueele groote tunnel.
Neen, men moet con amore besluiten tot
den bouw van een groote tunnel, men heeft
dan nog een maand over om te onderhandelen.
De heer mr. DUTILH (V.B.) constateert,
dat de Raad op 18 Mei 1933 in beginsel heeft
besloten tot het bouwen van een tunnel. Men
moet dus thans alleen spreken of denken over
tunnelbouw en niét over brugbouw. Inmiddels
zegt spr. ook groote waardeering te hebben
voor het bruggenplan van ir. Emmen, want
deze brug heeft een verkeerscapaciteit zóó
groot, dat men waarschijnlijk nooit meer aan
verruiming had behoeven te denken.
De eerste vraag is hoe groot het verkeer
is en hoe groot het verkeer zal worden, dat
door een tunnel moet worden verwerkt. De
Linker Maasoever is een groeiend stadsdeel,
dat- belemmerd wordt in zijn verkeer, dat Hog
steeds toeneemt. Ook aan den Rechter MaAs-
oever is het verkeer door den aanleg van
groote toegangswegen veel intensiever gewor
den dan énkele jaren geleden, toen- reeds de
urgentie van een tweede oeververbinding wérd
genoemd.
Niet alleen het interlocale Verkeer neemt
als 't ware met den dag toe, doch ook het
locale verkeer wordt steeds grooter. Het Rijk
heeft steun uit het Wegenfonds in uitzicht
gesteld, maar hoe kan nu het college alleen
maar spreken van het plaatselijk verkeer met
terzjjde-stelling van het doorgaand-verkeer.
Immers dit blijkt uit de stukken van B. en
W. Het college maakt zich schuldig aan een
petltio principii, in dezen zin, dat de tijde
lijkheid aan het nut van het doorgaand ver
keer is afhankelijk gemaakt van de hoeveel-
heid-verkeer, dat de oyerverbinding te ver
werken heeft.
Spr. wijdt dan een beschouwing aan den
omvang van het verkeer. Het college zegt,
dat zes millioen auto's per jaar zullen pas-
seeren. Welke snelheid men op het oog heeft,
kan spr. niet aanvoelen.
Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P.) Zal ik
u straks duidelijk maken.
De heer mr. DUTILH (V.B.) zegt, dat meh
voorzichtig moet zijn met de z.g.n. maximale
capaciteiten. Wanneer spr. de cijfers in de
stukken bestudeert, dan zal de kleine tunnel
in het jaar 1959 absoluut het verkeer niet
meer kunnen verwerken, Immers nu, zoo. zegt
het college kan men de capaciteit van de
kleine tuimel stellen op zes millioen vervoer
middelen per jaar, terwijl men van de -andere
zijde voor het jaar 1959 de verkeersverwach-
ting stelt op 6.500.000 vervoermiddelen.
Spr. stelt de vraag aan het college, waar
om geen oponthoud bij bestek 841 (kleine tun
nel) en wel oponthoud bij bestek 840 (groote
tunnel).
Hij vraagt dienaangaande inlichtingen. De
kleine tunnel kóst 126.500 per jaar minder.
Maar wat koopt men voor een besparing van
deze 126.500? Dan koopt men daarvoor, dat
de tunnel (kleine) na 15 jaren te klein is en
wat zal daarvan dan het gevolg zijn. Men
heeft dan bespaard 15 X 126.500, wordt
1.897.500 en na 25 jaar in totaal 2.530.000,
welk bedrag weer onmiddellijk moet worden
uitgegeven teneinde de noodzakelijke voorzie
ningen te treffen, terwijl dan voor de voetgan
gers en de fietsers nog een extra oplossing
moet worden gezocht.
Wanneer men de groote tunnel neemt, kost
het de gemeente ongetwijfeld meer, maar zou
het Rijk dan niet genegen zijn, om dit meer
dere uit het Werkfonds af te staan. Laten we
ons uitspreken voor het bestek 840, maar
wil de Regeering dit niet, dan tenslotte de
kleine tunnel. Spr. noemt het echter een ver
keerde figuur om het minste te kiezen en
machtiging te geven voor het betere.
Mocht de Regeering niet willen treden in
het bestek 840 (groote tunnel) dan zou spr.
het wenschelijk vinden terug te komen op
het principe-besluit en opnieuw het brugplan
weer onder de oogen te nemen.
De heer TER LAAN (S.D.A.P.) zegt, dat
men zich goed heeft te realiseeren, dat het
verkeer steeds grooter zal worden. De tweede
vaste oeververbinding is dus zeer en zeer ur
gent. Spr. is de overtuiging toegedaan, dat
een brug bij den Stormpolder voor het Rijk
veel te kostbaar zou zijn. Er zouden een draai
bare of hefbaar gedeelte in moeten komen
met alle oponthoud daarvan voor het verkeer.
Deze brug zal er dan ook niet komen en
de Minister heeft de toezegging, dat het daar
door vrij komende bedrag van 8 millioen gul
den zou kunnen worden beschikbaar gesteld
aan de gemeente Rotterdam ten behoeve van
een tweede oeververbinding.
Bij een goede verbinding moet rekening
worden gehouden met het plaatselijk verkeer,
maar ook met het doorgaand verkeer en de
wielrijders. Met de voetgangers behoeft men
geen rekening te houden. Spr. pleit voor tram
of bus in een tunnel.
De kleine tunnel voldoet volgens spr. niet
aan de minimaal te stellen eischen. Het prin
cipe-besluit van 18 Mei 1933 was volgens spr.
gebaseerd op een vier-banige tunnel met daar
naast het scheppen van accommodatie voor
voetgangers en wielrijders.
En we zouden dan nu moeten stemmen voor
een twee-banige tunnel? Het zal voor den
Minister, zoo zegt spr. verder, uiterst moei
lijk zijn zijn medewerking te verleenen aan
een verbinding welke niet geschikt is voor
het doorgaand verkeer. De medewerking van
den Minister moet volgens spr. gebaseerd zijn
op de behoefte het doorgaand verkeer over
de Nieuwe Maas te helpen. Spr. is van oor
deel, dat de Minister geen medewerking kan
geven aan den bouw van een kleine tunnel,
want een twee-banige tunnel zal niet kunnen
voldoen aan de redelijke behoefte die zal wor
den geschapen, na verloop van tijd.
De indruk is gevestigd, dat het niet moge
lijk zou zjjn vóór 3 Februari het groote plan
te gunnen. Dan zou de keuze dus blijven tus
schen kleine tunnel en brug en dan viel spre-
ker's keuze op een brug. Maar van den an
deren kant voelt spr. meer voor een timnel
echter met een behoorlijke en voldoende capa
citeit.
Spr. vraagt inlichtingen over de grond
waterspiegel ten aanzien yan het Park, wan
neer tot het graven van een tunnel zou wor
den besloten.
De VOORZITTER schorst de zitting tot des
avonds 8 uur.
De VOORZITTER heropent te ruim 8 uur
de geschorste zitting en verleent het woord
aan den heer TER LAAN (S.D.A.P.), die zijn
afgebroken rede vervolgt. Spr. gelooft, dat
als het voorstel van B. en W. was opgemaakt
na het onderhoud, dat de burgemeester en
de heer Brautigam met den Minister hebben
gehad, de conclusie anders had geluid. Met
het uitspreken van de stelling, dat Rotterdam
met de kleine tunnel voldoende zou worden
geholpen, kan spr. zich niet vereenigen. Een
uitspraak hierover acht spr. echter onge-
wenscht. Daarom vertrouwt spr., dat B. en
W. nader zelf in dien geest zich uitspreken.
Intusschen zal spr. zich tegen plan-A met drie
opritten niet verzetten, doch zou gaarne zien,
dat het groote plan werd uitgevoerd.
De heer VAN DEN BRULE (R.K.) herin
nert eraan, dat men met tientallen plannen
heeft te doen gehad in den loop der jaren
Met heeft het echter nooit tot een meerder
heid in den Raad kunnen brengen. In den
breede gaat spr. de historie rond het tweede
Oeververbindingsvraagstuk na van de laatste
jaren en zegt, dat men het huidige voorstel
niet los mag maken van deze geheele vóór
geschiedenis. Op zich zelf is spr. voor het
groote tunnelplan, maar men heeft nu een
maal rekening te houden met het feit, dat men
iemand noodig heeft, die zal financieren.
KOSTEN VOLGENS OEVERVERBINDINGSCOMMISSIE F W -i'/'ü Cüd
DEZE &U5
KAN NIETQ0Ö
DE TUNNEL -
RU0EH
KOSTEN VOLGENS 0E VERVER BINDING SC0MM1SSE f.13 330 000
Het kleine tunnelplan blijft de mogelijkheid
openen voor het feit, wanneer behoefte zal
zijn aan een grootere capaciteit. Voor minstens
15 a 20 jaar heeft men volgens spr. voldoen
de aan het kleine tunnelplan, dat de mogelijk
heid biedt voor uitbreiding. De Raad kan naar
spreker's gevoelen niet in volle vrijheid be
slissen. Bij spreker blijft domineeren de kwes
tie: is het'kleine tunnelplan voldoende. Daar
op moet hij met een volmondig „ja" antwoor
den. Hij telt daarom de bezwaren, die naar
voren zijn gebracht, niet zóó zwaar. Hetgeen
niet wil zeggen, dat spr. niet liever de groote
tunnel zou zien. Uitstel beteekent volgens
spr. de groote mogelijkheid, dat men in Den
Haag niet meer tot een beslissing komt, al
thans niet in den eerstvolgenden tijd. Daarom
zou spr. den Raad willen advisee-
ren met bet voorstel van B. en
W. mee te gaan.
De heer REUDERINK (Comm.) meent,
dat de kwestie van een paar millioen gulden
geen rol mag spelen, wanneer het erom gaat
een oeververbinding te krijgen, waaraan men
iets heeft voor minstens honderd jaar. De
Willemsbrug moet den Raad toch voldoende
hebben geleerd.
Spr. is en blijft een voorstander van een
tunnel, maar wanneer men het plan blijft
handhaven, zooals het momenteel in den
Raad is gebracht, dan betwijfelt spr. of hij
wel met dit voorstel kan meegaan. Tenslotte
heeft spr. in dit geval liever een brug, dan
een tunnel. Een brug levert immers een on
vergetelijk schouwspel aan een stad; daarbij
is spr. de overtuiging toegedaan, dat de
kosten voor 'n brug heusch niet zooveel hoo-
ger zijn als voor een tunnel. Ook uit een oog
punt van het verkeer ziet spr. in een brug
niet zooveel bezwaren in vergelijking met de
kleine tunnel.
De heer Ir. VAN DIS (St. G. P.) zegt, dat
de Raad zich niet door B. en W. mag laten
overrompelen. Hij heeft vrije keuze tusschen
drie plannen. Spoed is geiwenscht, maar men
moet geen overhaast besluit nemen. Zoo noo
dig dan maar eenig uitstel. Spr. meent, dat
een brugplan niet voor uitvoering in aanmer
king komt, als men vrij is het groote tunnel-
plan te kiezen. Gaat het tusschen brug of
kleine tunnel dan kiest hij de eerste. De Raad
moet niet met het voorstel van B. en W.
accöord gaan, doch een motie aannemen,
waarin men zich voor een groote tunnel uit
spreekt. Dient de beer Baars deze motie in,
dan zal spr. deze motie gaarne steunen.
De heer Mr. BAARS (R.K.): We vinden
elkander wel (Vroolijkheid).
De heer LINDEMAN (Boacza): Hij komt
wel naar Rome toe!
De heer DE KEYZER (Nat. Herstel)
wenscht drie vragen te stellen. Vooreerst
vraagt spr. of B. en W. wel binnen het raam
van 's Raads bevoegdheid zijn gebleven? Ten
tweede: zoo ja, is dan het kleine tunnelplan
al is het groote tunnelplan verkieselijker, op
zich zelf wel aanvaardbaar? Ten derde zoo
vraagt spr. mag verondersteld worden, dat
het Rijk de gevraagde medewerking zal ge
ven als de Raad het advies van B. en W.
volgt.
Spr. meent alle vragen ontkennend te moe
ten beantwoorden.
De heer Mr. BAARS (R.K.)Zeer juist!
De heer DE KEY SER (Nat. Herstel)
zal derhalve voor het groote tunnelplan
stemmen.
Wethouder BRAUTIGAM (S-D.A.P.) con
stateert, dat zoodra toen dit vraagstuk op
last van den Minister in handen was gesteld
•van een commissie van deskundigen, de zaak
voor het college en voor den Raad had afge
daan. Desniettegenstaande heeft het college
telkens kennis gegeven van den stand van
zaken. Het vraagstuk is bjj de commissie in
studie geweest van Maart 1935 tot einde
November 1936.
Niets is voor den Raad verborgen gehou
den. De Technische Dienst heeft zelfs een
uiteenzetting gegeven van de plannen. In 1933
had men een plan voor een tunnel met vier
banen, niet geschikt voor voetgangers en
wielrijders.
De heer mr. BAARS (R.K.)Hebben we
die tunnel nu?
De VOORZITTER hamert.
De heer mr. BAARS (R-K.)Een interrup
tie spaart dikwijls een redevoering uit.
Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P.) zegt.
dat de Raad nooit kan zeggen, dat men niet
voldoende is ingelicht. Men heeft zich vol
doende op de hoogte kunnen stellen. Het col
lege werd slechts door één verlangen bezield.
Er moet komen en snel een oeververbinding
Dat is primair; het secundaire is welke''
Rotterdam Is niet in staat uit eigen middelen
een oeververbinding te bouwen. Rotterdam
heeft de ruime hulp van de Regeering noodig-
De heer Mr. BAARS (R.K.): Dat is niets
nieuws
Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P,) zegt,
dat 't er op aam komt té weten, welk plan
de Regeering voorstaat. Om zoo snel moge
lijk tot uitvoering to komen is steeds aange
drongen om te betrachten hen meest moge
lijken spoed. De commissie van deskundigen
kon volgens spr. eerst na een aanbesteding
beslissen welk plan het beste zou zijn. Verder
heeft deze commisise zich afgevraagd: waar
aan bestaan de meeste behoefte De commis
sie is unaniem tot de conclusie gekomen, dat
een tunnel voor op- en neergaand verkeer,
met een tweeden koker eventueel te bestem
men voor voet- en rijwielverkeer, de beste
oplossing zou zijn voor de komende jaren.
Dit advies heeft men gehandhaafd ook na
de aanbesteding.
B. en W. hebben heusch niet gedacht, dat
de Regeering onmiddellijk zou toehappen.
Het college meende echter na overleg met de
Regeering tot een definitief einde te kunnen
komen en dan den Raad te hooren.
Van den Minister heeft men thans de toe
zegging, dat de gemeente terzake van de
tunnel dezelfde- financieele medewerking zal
krijgen als terzake van 'n brug. Ho e groot
deze medewerking zal zjjn, kan
spr. niet zeggen. Al kent spr. niet de
financieele medewerking, hij is de overtui
ging toegedaan, dat deze medewer
king heel wat beter en anders
dient te zijn dan de 8 millioen
voorschot.
De financieele positie van Rotterdam laat
geen groote lasten op het budget meer toe.
Nu is de toezegging van deze Regeering
en het is wenschelijk, dat de zaak tot oplos
sing komt onder deze Regeering. Waarom
nog weer zoo'n haast? De inschrijving heeft
plaats gehad een half jaar geleden, toen de
prijzen van materialen in hun diepste punt
waren. Men moet niet vergeten, dat de in
schrijvers hun leverancier aan banden nebben
gelegd tot 3 Februari.
De Minister, zooals reeds gezegd, is mede
de overtuiging toegedaan, dat de zaak vóór
3 Februari moet zijn opgelost.
We moeten een oeververbinding hebben in
goed overleg met de Regeering. Nu liggen er
drie objecten. Een brug, een groote tunnel en
een tunnel van geringer omvang. Alle drie de
objecten zijn te aanvaarden, zoowel de brug.
als de groote- en de kleine tunnel.
De heer mr. BAARS (R.K.)Neen!
Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P.) zegt
respect te hebben voor aldegenen, die tech
nisch de objecten hebben ontworpen, maar
hij heeft ook respect voor de aannemers, die
het werk op zich wenschen te nemen.
De Raad wenscht een tunnel van een be
hoorlijke capaciteit.
De heer mr. BAARS (RJC.): Juist, maar
geen P-tunnel! (Gelach).
Wethouder BRAUTIGAM constateert ver
der, dat de Raad tevens wel een brug zeer
aanlokkelijk vindt. Maar geen enkele brug is
schoon over een rivier.
STEMMENSmaken verschillen!
Wethouder BRAUTIGAM zegt, dat de
meeste rivieren door een brug worden bedor
ven. Daarom echter moeten we het bouwen
van brug niet laten. We bouwen een brug
niet uit het oogpunt van verkeerstechnische
bezwaren. Spr. begeert geen brug
in de haven van Rotterdam in
het belang van de scheepvaart.
De heer dr. BACKX (V. B.): Dat is geen
argument.
Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P.): Dat
is wel een argument.
De heer mr. BAARS (R.K.)Neen, neen!
Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P.) zegt,
dat Rotterdam wordt genoemd de stad van
de onopgeloste vraagstukken. Waarom? Om
dat men in den loop der tijden steeds naar het
grootere heeft willen grijpen. En zoo ook nu!
Al te gemakkelijk wordt volgens spr. op dit
moment met de financiën omgesprongen, ter
wijl we in voorbije jaren iedere cent als 't
ware hebben zitten uit te sparen. Men is vol
gens spr. verplicht tegenover de Regeering,
die de gemeente geld leent, zich niet al te
inhalerig te toonen, door het grootere te
eischen, terwijl het kleinere voldoende is.
De capaciteit van de kleine tunnel is ver
der aan de orde gesteld. Spr. zegt de over
tuiging te zijn toegedaan, dat
de kleine tunnel tot in lengte
van jaren over een voldoende
capaciteit zal blijken te be
schikken.
Ten aanzien van het groote tunnelplan zegt
spr. dat men nooit vóór 3 Februari a.s. zoo
klaar kan zijn, dat men tot gunning zou kun
nen overgaan.
Verder is spr de overtuiging toegedaan,
dat het z.g.n. kleine tunnelplan voldoende
wordt beheerscht. Deze kleine tunnel heeft
een capaciteit van 6 millioen vervoermidde
len per jaar, doch dit heeft met snelheid niets
te maken. Nu is op de Maasbrug, zoodra we
het éénrichtingsverkeer invoeren de capaci
teit voor vervoermiddelen mede op te voeren
tot 6 millioen. Brug of kieine tun
nel dus tezamen 12 millioen
vervoermiddelen per jaar.
De nieuwe Moerdjjkbrug heeft thans 1000
wagens per dag. Spr. noemt het doorgaand
verkeer van niet zooveel importantie verge
leken bij het locaal verkeer, waarbij men
tevens hr' ia- en uitgaand verkeer moet
rekenen. Wanneer spr. iets te zeggen had
gehad, dan was ook de nieuwe Moerdijkbrug
nooit tot stand gekomen.
De heer TER LAAN (S.D.A.P.): We ma
ken u geen minister!
Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P.) zegt,
dat het vrachtauto-verkeer nooit die groote
ontwikkeling zal krijgen in ons land als in
andere landen. We hebben nu eenmaal onze
waterwegen. Ook het taxi-verkeer zal niet
zoo bijzonder toenemen. Derhalve Is een
groote tunnel niet noodig en bespaart de ge
meente tot 1959 ieder jaar 126.500.
Met volle gerustheid durft spr. den bouw
van een z.g.n. kleine tunnel aanbevelen. Tot
in lengte van jaren zal deze kleine tuhnel
zoowel voor het locaal verkeer, voor het -n-
en uitgaand verkeer, als voor-het doorgaand
verkeer ruimschoots voldoende zijn.. Mocht
men vastloopen uiteindelijk, d a n i s <fe ze
kleine tunnel voor een bedrag
van twee millioen guiden' te
verbouwen.
Het verzoek van den heer ter Laan nu.
driebanige toegangswegen tot de tunnel wil
spr. gaarne overwegen.
Wanneer we nu niet tot een beslissing ko
men, dan is de oeververbinding voor langen
tijd van de baan. Op grout, .an adviezen van
technici gaat het college inee met het plan
voor den bouw van een kleine tunnel en heeft
aldus ook de Regeering geadviseerd.
De VOORZITTER schorst te elf uur de zit
ting tot hedenmiddag twee uur.
Gisternacht is de 46-jarige expediitfeknecht
K. Ketting, gewoond hebbende aan de Boom-
gaardstr., door de duisternis misleid aan de
Spaanschekade te water water en verdron
ken. Het Hjk is even later opgehaald en door
den G. G. D. vervoerd naar het ziekenhuis
aan den Coolslngel.
Half acht in den avond op den stadsboule
vard-
Alom brandt de feestelijke verlichting van
allerlei kleur en sterkte, met als bijzondere
nuance het oranje.
In het daglicht der dozijnen schijnwerpers
wandelen de duizenden belangstellende Rotter
dammers en vreemdelingen.
Op een gegeven moment ontwaren we een
speciale belangstelling voor het Stadhuis. Zes,
zeven menschen bestijgen de trappen, trekken
voorbij de ramen der hall en dalen weer af.
Vier, vijf andere wandelaars volgen 't voor
beeld.
Wat zoekt men daar? Men zal toch niet
vermoeden, dat
Het eerste dozijn wandelaars ig al gevolgd
door een tweede en alsnogmaar zien we wan
delaars klimmen en weer dalen.
De belangstelling blijkt goed gewekt, want
we zien heele gezinnen den Coolsingel over
steken en de trappen bestijgen.
De hall ligt echter verlaten donker.
Men zoekt en vermoedt, zoo blijkt ons bij
informatie, het tapijt, dat op Nieuwjaarsdag
te zien is geweest.
De gedupeerden komen terug, zeggen niets.
Nieuwe a.s. gedupeerden klauteren de trap
pen op
De bedevaart gaat doorwe hebben hei
einde niet kunnen afwachten.