DE TWEEDE OEVERVERBINDING IN DEN RAAD Voorstel van B. en W. inzake het kleine tunnelplan onder de loupe WOENSDAG 6 JANUARI 1937 Uit alle partijen, zelfs van de zijde der S. D. A. P. gaan stemmen op tegen de kleine tunnel- Slappe verdediging van wethouder Brautigam. HET OEVERVERBINDINGS- VRAAGSTUK. AVONDVERGADERING. GROOTE BRUG KLEINE TUNNEL WETHOUDER BRAUTIGAM ANTWOORDT. DOOR DE DUISTERNIS MISLEID. STADHUIS-BEDEVAART De hartstochtelijke autornobUUt. i- -i t In de gisteren gehouden gemeenteraadszit ting heeft op de nieuwjaarsrede van den VOORZITTER welke rede inmiddels door ons is gepubliceerd de heer SCHALEN- KAMP (C.H.) als oudste raadslid geantwoord. Hierna worden aan de orde gesteld de Benoemingen. Benoemd worden: tot lid in de Commissie voor de financiën, ter voorziening in de vacature-Hanemaayer, de heer mr .T. de Jong; tot lid in de Commissie voor de Psychia trische Inrichting „Maasoord", ter voorzie ning in de vacature-Hanemaayer de heer A. de Boer Wzn. Hamerstukken. Zonder hoofdelijke stemming worden aan genomen: De ontwerp-besluiten tot verkoop van per- eeelen bouwgrond a. aan de Zegenstraat aan J. C. van der Vorm b. aan de Zegenstraat aan J. de Jonge c. aan de Zegenstraat aan J. Barendregtd. aan de Dresselhuysstraat aan J. Boer en B. Both, enz.e. aan de Dressel huysstraat aan M. Schalken. De voorstellen tot verkoop van perceelen bouwgrond a. aan de Zegenstraat aan A. H. de Groot en G. N. Boers; b. aan de Narcis- senstraat aan S. Vink en Dr. L. Muller c. aan den Gordelweg aan de N. V. Aannemings- Maatschappij Gebrs. v. d. Luitgaarden en P. Rombouts. De voorstellen tot verhuring van perceelen: a. aan J. Vermeul de kiosk op het landhoofd der Coolhavenbrug b. aan J. G. Muhring het bovenhuis Zomerhofstraat No. 87. Het voorstel tot ingebruikgeving aan de R. K. Speeltuinvereeniging „St. Laurens" van lo kalen in het schoolgebouw Linker Rotterkade No. 95. De voorstellen tot verhuring van perceelen grond a. aan de N.V. Rotterdamsche Handel en Scheepvaart-Maatschappij een terrein aan de Brielsche Laan b. aan de firma P. A. van Es Co. een terrein aan de Maashaven c. aan M. van der Jagt een terrein aan de Waal haven Z.z. d. aan A. Burgerhoudt een ter- 'fein aan het Zuiddiepjë e. aan de N. V. Deutz' Oliehandel een stuk grónd en haventalud aan de Galileïstraat, enz. Het voorstel tot uitgifte in erfpacht van een jperceel grond nabij den West zeedijk aan de Vereeniging „Pro Senectute". Het voorstel tot het aangaan van een aan tal bijzondere overeenkomsten voor de leve ring van electrischen stroom. Het voorstel tot het aangaan van een over eenkomst voor grootverbruik van water. Het voorstel tot het verleenen van medewer king tot het uitbreiden van het gebouw der bijzondere lagere school in v.m. Hoogvliet. Het nader voorstel inzake ombouw van elec- trische kranen der Gemeentelijke Handelsin richtingen. Het voorstel tot aanwijzing van rredieten op de begrooting 1936 voor in 1935 onvoltooid gebleven werken. Het voorstel nopens herkeuring van haven loodsen. Aan de orde wordt gesteld: Het voorstel betreffende het oeververbin dingsvraagstuk. De VOORZITTER deelt mede, dat ten aan. zien van de eventueele Rijksbijdrage geen ver. schil zal worden gemaakt of deze bijdrage mi bestemd is voor een brug of een tunnel. Vervolgens zegt spr. een onderhoud te heb ben gehad met den minister, die mede van oordeel is, dat het van het hoogste belang is, dat het werk van den tunnelbouw vóór 3 Februari gegund wordt De heer mr. BAARS zegt, dat de voorzitter tijdens de behandeling van de begrooting heeft gezegd, dat het oeververbindingsvraagstuk zeker van evenveel importantie is als destijds het graven van den Nieuwen Waterweg. Spr. kan de draagwijdte van deze vergelijking niet zóó aanvoelen, doch wanneer deze vergelijking opgaat, dan is de wijze van behandeling van het onderhavige voorstel, toch zeker in schrille tegenstelling. Spr. kan dan ook niet nalaten te zeggen, dat er veel te kort is gedaan aan den ernst van den Raad, ook al gaat de vergelijking dan ook niet ten volle op. De wijze van behandeling van het voorstel betreffende het oeververbindings. vraagstuk moet op de Rotterdamsche burgerij wel 'n elgenaardigen indruk hebben gemaakt. Ook de pers heeft amper gelegenheid gehad zich behoorlijk te oriënteeren, desniettegen staande is een prijzenswaardige critiek ge leverd. Dat van de zijde van het college een derge lijke haast moest worden gemaakt met het oog op 3 Februari kan spr. onmogelijk aan nemen. Men heeft toch tijd voldoende gehad. Na 20 November van het vorig jaar had men deze materie reeds in de Commissie kunnen brengen. Dat men pas luttele dagen geleden over deze kwestie heeft kunnen spreken is nog te danken aan den drang van de Regee ring. Er is gedacht, om door middel van een motie aanhouding te verzoeken, doch de Raad kan dit niet doen, om niet het odium op zich te leggen van aanhouding. De Raad immers heeft zijn eigen verant woordelijkheid te dragen. Ten aanzien van zuiver technische zaken zal de Raad zich hebben te laten voorlichten en dit geldt voor alle drie de objecten, doch met betrekking tot de vraag, wat uit financieel èn verkeers- opzicht het beste is, daarover kan de Raad met eigen inzicht oordcelen. Spr. hóudit zich vrjj in verband met het complex van huivering wekkend- heden als. „wat zal er gebeuren, als men tot niets besluit". Daarvan trekt spr. zich niets aan. Er worden immers wel eens meer huiveringwekkendheden gelanceerd, doch wat blpft daar dikwijls van over! Dat is trouwens alweer door een enkele uitlating van den Minister bewezen. Worden deze huivering wekkendheden echter bewezen, brjv. met een brief, dan is er te praten en te overwegen. De communis opinio is, dat de tweede oeververbinding er noodzakelijk- moet zijn en dat het goed moet wezen. De vraag is .echter te stellen, aan welke eischen een zoodanige tweede oeververbinding heeft te voldoen. Vooreerst moet een der gelijke verbinding tot stand worden gebracht op eene technisch soliede basis, zonder te veel experimenten. Spr. neemt aan, dat dit zoo is ten aanzien van alle drie de objecten. Vervolgens zal een zoodanige oeververbin ding als primaire doelstelling moeten heb ben het bevorderen van het verkeer op een zóó ruim en breed mogelijke basis. Een zóó ruim mogelijke capaciteit dus, voor een zóó ruim tijdsbestek, d.w.z. minstens voor een eeuw. Men heeft dus te zien zoowel naar het p 1 a a t s e 1 ij k als naar het doorgaand verkeer. Binnen dit verkeer heeft men tevens te letten op het snele- en het minder snelle verkeer en dit alles binnen de grenzen van de financieele mogelijkheden. Hoe goedkoo- per, hoe beter, doch de verkeerscapa- c t e i t is het primaire en het financieele binnen bepaalde grenzen het s e c u n d aire. Laten we erom denken, dat misplaatste zui nigheid, dikwijls de wijsheid bedriegt. De financieele verschillen mogen dus niet door slaand zijn. Ten derde treft men aan de desiderata van aesthetischen aard, doch dit is meer een ter tiaire aangelegenheid. Wanneer spr. deze drie punten toepast op de drie objecten, dan moet hij tot de conclu sie komen, dat het kleine tunnelplan niet aanvaardbaar is. Immers het voldoet niet aan de eischen van het doorgaand-verkeer en denkt niet voldoende aan de belangen van de splitsing tusschen snel- en langzaam verkeer. Spr. kan derhalve aan het kleine tunnelplan zijn medewerking niet verleenen. Immers wanneer men het kleine plan wil doorvoeren dan creëert men weer het vraag stuk: wat doet men over 15 jaar met deze tunnel ten aanzien van de wielrijders en de voetgangers. Dit zal met zich brengen de kosten van minstens 2% A 3 millioen gulden. Verder zal weer een oplossing moeten wor den gezocht voor het doorgaand verkeer. R o 11 e r d am moet een pleister plaats worden! Spr. schakelt de finan cieele factor uit. Wanneer spr. de kleine tun nel vergeljjkt met de groote tuimel en het brugplan, dan ziet hij een verschil in kapi taalsuitgave van 1 millioen 700.000 gulden en in de exploitatiekosten een verschil van ƒ126.500. Spr. schakelt echter dit financieele element uit en hoopt, dat Rotterdam zich niet zoo op haar smalst zal laten zien. Trouwens rekening moet worden gehouden met de uitbreidingsplannen, die reeds zijn ge maakt en met die, welke in de toekomst nog gemaakt zullen worden. Bovendien acht spr. het systeem van B. en W. buitengewoon gevaarlijk. B. en W., zoo zegt spr. zijn met dit voorstel vijanden van zich zelf. Immers welk plan men ook neemt, men gaat ervan uit, dat hier noodig zal zijn tijdelijke hulp van de Regeering. Men denkt 8 millioen te zullen krijgen, althans in ver band met de principieele bereidverklaring van de Regeering. Maar heeft het college ver geten de causa van deze bereidverklaring? Het is toch geld uit het Rijkswegenfonds! Het tafellaken wordt echter doorgesneden, wanneer geen rekening wordt gehouden met het doorgaand verkeer. Wenscht men alleen locale belangen te die nen, dan is voor den Minister iedere titel weg om uit het verkeersfOnds geld te geven. Nu blijft er tenslotte nog een andere keuze over. Deze keuze is echter niet zoo gemak kelijk. Spr. kan niet ontkennen, dat hij in den korten tijd, waarin hij kennis heeft mogen nemen van het brugobject, dit op hem een bekoring heeft uitgeoefend. Een brug in het havenbeeld is immers een buitengewoon mooi iets. Niettegenstaande de korte kennis making heeft spr. de grootste waar deering voor het liappe stuK werk van dr. ir. Emme n. Ook wanneer de tunnelverbinding tot stand zal komen, blijft spr. buitengewoon dankbaar voor het werk, dat door dr. ir. Emmen is verricht. Tenslotte spreekt spr. zich uit voor het project van de groote tunnel op dezelfde gronden als waarop hij de kleine tunnel niet wenscht. Spr. kan niet aannemen, dat wanneer de Raad zich uitspreekt voor de groote tunnel, dat dan de datum van 3 Februari in gedrang komt Alle projecten immers moeten bij wijze van spreken item klaar voor den Raad lig gen voor 3 Februari. Hij zegt den Minister dankbaar te zijn, dat deze de angstpsychose heeft weggenomen, door de mededeeling, welke den Raad heeft bereikt Hi) zou het echter absurd vinden, dat terwijl de Minister de voorkeur geeft aan het groote tunnelplan, de Raad eerst het kleine tunnelplan moet voteeren. Spr. zal den loop van de volgende debatten afwachten. Degenen in den Raad, die het kleine tunnelplan niet wenschen, kunnen zich bepalen met eenvoudig tegen te stemmen op gronden, dat het voorstel niet voldoende is en zouden eventueel in een motie kunnen vragen op korten termijn met een nieuw voor stel te komen. Of de Raad neemt een besluit op basis van het groote tunnelplan en treedt daarna met de Regeering in overleg. Hierna is het woord aan mr. NELEMANS (C.H.) die in groote lijnen onderschrijft het geen de heer mr. Baars naar voren heeft ge bracht. Een uitstel van eenige weken was op zijn plaats geweest, teneinde een meer gefun deerd oordeel te kunnen vestigen over de drie objecten. Spr. wil echter niet aandringen op uitstel. Teveel is door den Technischen Dienst aangestuurd op een kleine tunnel en daarom vreest spr. dat te weinig aandacht is besteed aan de groote tunnel. Hij wil dan ook de vraag stellen of de groote tunnel in alle opzichten goed verantwoord is. Zijn de bestekken voor de groote tunnel even serieus, afgewerkt als de bestekken voor de kleine tunnel. De termijn van 3 Febuari heeft volgens spr. weinig te beteekenen. Men kan rustig opnieuw laten aanbesteden, want het verschil zal nooit zoo groot zijn. Uit het laatste schrijven van den Minister zegt spr. geconcludeerd te hebben, dat het Z. Exc. onverschillig is of er nu een groote tunnel, een kleine tunnel of brug zullen komen. Spr.noemt een brug voor Rotterdam een on ding. Het verschil in prijs tusschen groote tunnel en kleine tunnel, is van dien aard, dat men verplicht is te besluiten tot den bouw van een groote tunnel. De beste oplossing noemt spr. een kleine tunnel, met daarbij een brug over het Prin- senhoofd. De heer mr. BAARS (R.K.) Dan komt het doorgaand verkeer weer in gevaar. De heer mr. A. DE JONG (A.R.) merkt op, dat reeds ruim 322.000 aan kosten is gemaakt ter voorbereiding van tunnelaanleg. En misschien wordt het nu toch nog wel een brug. De beraadslagingen over het oeververbin dingsvraagstuk zijn nooit vrij geweest. Einde lijk heeft men toen maar besloten een aanbe steding te houden voor een brug en een tunnel. Thans gevoelen we ons iets vrijer, omdat we nu weten, dat, wat er ook komt, het Rijk met een behoorlijke bijdrage voor den dag zal komen, over de kleine tunnel hangt een waas. Spr. citeert het rapport van de sub commissie uit de Tunnelcommissie. Die com missie rekende er op, dat de stad zich niet verder zal uitbreiden. Spr. is gisteren nog eens door de tunnel bij Beukelsdijk gegaan en heeft nogmaals bezwaar gevoeld tegen een twee- banige tunnel welke zoo groot risico van stagnatie oplevert. Spr. noemt het fout, wanneer gezegd wordt, dat het interlocale verkeer om Rotterdam heen moet worden geleid. We moeten toch Rotter dam als pleisterplaats niet wegjagen. Spr. noemt een voetganger in een tunnel een .een zaam verschijnsel en op een voetganger moet de tunnel dan ook niet gebaseerd worden. .Met de fietsers is het anders. Spr. zegt een betrek kelijk tegenstander te zijn van een kleine tunnel. Aan de brug is niet de aandacht be steed, die wenschelijk waregeweest. Konden we een brug krijgen met zeer ruime toegan gen, zooals aan de Rijnoevers, van 15 k 20 meter hoog, dan zou men de voorkeur moeten geven aan een brug. Maar dit gaat nu een maal niet. -a Dus zal de keuze moeten vallen op de groote tunnel. En waarom? Eer we 25 jaren-verder zijn wordt de Linker Maasoever ontwikkeld, met een veel intensiever verkeer en dan zal blijken, dat een kleine tunnel niet meer zal kunnen voldoen. Moet de Raad zich nu uitspreken voor een kleiner project, omdat een grooter project 126.500 per jaar meer zal kosten. Dit zou toch onzinnig zijn! We moeten ons niet principieel uitspreken voor een kleine tunnel en dan later gaan spre ken met den Minister over den bouw van een eventueele groote tunnel. Neen, men moet con amore besluiten tot den bouw van een groote tunnel, men heeft dan nog een maand over om te onderhandelen. De heer mr. DUTILH (V.B.) constateert, dat de Raad op 18 Mei 1933 in beginsel heeft besloten tot het bouwen van een tunnel. Men moet dus thans alleen spreken of denken over tunnelbouw en niét over brugbouw. Inmiddels zegt spr. ook groote waardeering te hebben voor het bruggenplan van ir. Emmen, want deze brug heeft een verkeerscapaciteit zóó groot, dat men waarschijnlijk nooit meer aan verruiming had behoeven te denken. De eerste vraag is hoe groot het verkeer is en hoe groot het verkeer zal worden, dat door een tunnel moet worden verwerkt. De Linker Maasoever is een groeiend stadsdeel, dat- belemmerd wordt in zijn verkeer, dat Hog steeds toeneemt. Ook aan den Rechter MaAs- oever is het verkeer door den aanleg van groote toegangswegen veel intensiever gewor den dan énkele jaren geleden, toen- reeds de urgentie van een tweede oeververbinding wérd genoemd. Niet alleen het interlocale Verkeer neemt als 't ware met den dag toe, doch ook het locale verkeer wordt steeds grooter. Het Rijk heeft steun uit het Wegenfonds in uitzicht gesteld, maar hoe kan nu het college alleen maar spreken van het plaatselijk verkeer met terzjjde-stelling van het doorgaand-verkeer. Immers dit blijkt uit de stukken van B. en W. Het college maakt zich schuldig aan een petltio principii, in dezen zin, dat de tijde lijkheid aan het nut van het doorgaand ver keer is afhankelijk gemaakt van de hoeveel- heid-verkeer, dat de oyerverbinding te ver werken heeft. Spr. wijdt dan een beschouwing aan den omvang van het verkeer. Het college zegt, dat zes millioen auto's per jaar zullen pas- seeren. Welke snelheid men op het oog heeft, kan spr. niet aanvoelen. Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P.) Zal ik u straks duidelijk maken. De heer mr. DUTILH (V.B.) zegt, dat meh voorzichtig moet zijn met de z.g.n. maximale capaciteiten. Wanneer spr. de cijfers in de stukken bestudeert, dan zal de kleine tunnel in het jaar 1959 absoluut het verkeer niet meer kunnen verwerken, Immers nu, zoo. zegt het college kan men de capaciteit van de kleine tuimel stellen op zes millioen vervoer middelen per jaar, terwijl men van de -andere zijde voor het jaar 1959 de verkeersverwach- ting stelt op 6.500.000 vervoermiddelen. Spr. stelt de vraag aan het college, waar om geen oponthoud bij bestek 841 (kleine tun nel) en wel oponthoud bij bestek 840 (groote tunnel). Hij vraagt dienaangaande inlichtingen. De kleine tunnel kóst 126.500 per jaar minder. Maar wat koopt men voor een besparing van deze 126.500? Dan koopt men daarvoor, dat de tunnel (kleine) na 15 jaren te klein is en wat zal daarvan dan het gevolg zijn. Men heeft dan bespaard 15 X 126.500, wordt 1.897.500 en na 25 jaar in totaal 2.530.000, welk bedrag weer onmiddellijk moet worden uitgegeven teneinde de noodzakelijke voorzie ningen te treffen, terwijl dan voor de voetgan gers en de fietsers nog een extra oplossing moet worden gezocht. Wanneer men de groote tunnel neemt, kost het de gemeente ongetwijfeld meer, maar zou het Rijk dan niet genegen zijn, om dit meer dere uit het Werkfonds af te staan. Laten we ons uitspreken voor het bestek 840, maar wil de Regeering dit niet, dan tenslotte de kleine tunnel. Spr. noemt het echter een ver keerde figuur om het minste te kiezen en machtiging te geven voor het betere. Mocht de Regeering niet willen treden in het bestek 840 (groote tunnel) dan zou spr. het wenschelijk vinden terug te komen op het principe-besluit en opnieuw het brugplan weer onder de oogen te nemen. De heer TER LAAN (S.D.A.P.) zegt, dat men zich goed heeft te realiseeren, dat het verkeer steeds grooter zal worden. De tweede vaste oeververbinding is dus zeer en zeer ur gent. Spr. is de overtuiging toegedaan, dat een brug bij den Stormpolder voor het Rijk veel te kostbaar zou zijn. Er zouden een draai bare of hefbaar gedeelte in moeten komen met alle oponthoud daarvan voor het verkeer. Deze brug zal er dan ook niet komen en de Minister heeft de toezegging, dat het daar door vrij komende bedrag van 8 millioen gul den zou kunnen worden beschikbaar gesteld aan de gemeente Rotterdam ten behoeve van een tweede oeververbinding. Bij een goede verbinding moet rekening worden gehouden met het plaatselijk verkeer, maar ook met het doorgaand verkeer en de wielrijders. Met de voetgangers behoeft men geen rekening te houden. Spr. pleit voor tram of bus in een tunnel. De kleine tunnel voldoet volgens spr. niet aan de minimaal te stellen eischen. Het prin cipe-besluit van 18 Mei 1933 was volgens spr. gebaseerd op een vier-banige tunnel met daar naast het scheppen van accommodatie voor voetgangers en wielrijders. En we zouden dan nu moeten stemmen voor een twee-banige tunnel? Het zal voor den Minister, zoo zegt spr. verder, uiterst moei lijk zijn zijn medewerking te verleenen aan een verbinding welke niet geschikt is voor het doorgaand verkeer. De medewerking van den Minister moet volgens spr. gebaseerd zijn op de behoefte het doorgaand verkeer over de Nieuwe Maas te helpen. Spr. is van oor deel, dat de Minister geen medewerking kan geven aan den bouw van een kleine tunnel, want een twee-banige tunnel zal niet kunnen voldoen aan de redelijke behoefte die zal wor den geschapen, na verloop van tijd. De indruk is gevestigd, dat het niet moge lijk zou zjjn vóór 3 Februari het groote plan te gunnen. Dan zou de keuze dus blijven tus schen kleine tunnel en brug en dan viel spre- ker's keuze op een brug. Maar van den an deren kant voelt spr. meer voor een timnel echter met een behoorlijke en voldoende capa citeit. Spr. vraagt inlichtingen over de grond waterspiegel ten aanzien yan het Park, wan neer tot het graven van een tunnel zou wor den besloten. De VOORZITTER schorst de zitting tot des avonds 8 uur. De VOORZITTER heropent te ruim 8 uur de geschorste zitting en verleent het woord aan den heer TER LAAN (S.D.A.P.), die zijn afgebroken rede vervolgt. Spr. gelooft, dat als het voorstel van B. en W. was opgemaakt na het onderhoud, dat de burgemeester en de heer Brautigam met den Minister hebben gehad, de conclusie anders had geluid. Met het uitspreken van de stelling, dat Rotterdam met de kleine tunnel voldoende zou worden geholpen, kan spr. zich niet vereenigen. Een uitspraak hierover acht spr. echter onge- wenscht. Daarom vertrouwt spr., dat B. en W. nader zelf in dien geest zich uitspreken. Intusschen zal spr. zich tegen plan-A met drie opritten niet verzetten, doch zou gaarne zien, dat het groote plan werd uitgevoerd. De heer VAN DEN BRULE (R.K.) herin nert eraan, dat men met tientallen plannen heeft te doen gehad in den loop der jaren Met heeft het echter nooit tot een meerder heid in den Raad kunnen brengen. In den breede gaat spr. de historie rond het tweede Oeververbindingsvraagstuk na van de laatste jaren en zegt, dat men het huidige voorstel niet los mag maken van deze geheele vóór geschiedenis. Op zich zelf is spr. voor het groote tunnelplan, maar men heeft nu een maal rekening te houden met het feit, dat men iemand noodig heeft, die zal financieren. KOSTEN VOLGENS OEVERVERBINDINGSCOMMISSIE F W -i'/'ü Cüd DEZE &U5 KAN NIETQ0Ö DE TUNNEL - RU0EH KOSTEN VOLGENS 0E VERVER BINDING SC0MM1SSE f.13 330 000 Het kleine tunnelplan blijft de mogelijkheid openen voor het feit, wanneer behoefte zal zijn aan een grootere capaciteit. Voor minstens 15 a 20 jaar heeft men volgens spr. voldoen de aan het kleine tunnelplan, dat de mogelijk heid biedt voor uitbreiding. De Raad kan naar spreker's gevoelen niet in volle vrijheid be slissen. Bij spreker blijft domineeren de kwes tie: is het'kleine tunnelplan voldoende. Daar op moet hij met een volmondig „ja" antwoor den. Hij telt daarom de bezwaren, die naar voren zijn gebracht, niet zóó zwaar. Hetgeen niet wil zeggen, dat spr. niet liever de groote tunnel zou zien. Uitstel beteekent volgens spr. de groote mogelijkheid, dat men in Den Haag niet meer tot een beslissing komt, al thans niet in den eerstvolgenden tijd. Daarom zou spr. den Raad willen advisee- ren met bet voorstel van B. en W. mee te gaan. De heer REUDERINK (Comm.) meent, dat de kwestie van een paar millioen gulden geen rol mag spelen, wanneer het erom gaat een oeververbinding te krijgen, waaraan men iets heeft voor minstens honderd jaar. De Willemsbrug moet den Raad toch voldoende hebben geleerd. Spr. is en blijft een voorstander van een tunnel, maar wanneer men het plan blijft handhaven, zooals het momenteel in den Raad is gebracht, dan betwijfelt spr. of hij wel met dit voorstel kan meegaan. Tenslotte heeft spr. in dit geval liever een brug, dan een tunnel. Een brug levert immers een on vergetelijk schouwspel aan een stad; daarbij is spr. de overtuiging toegedaan, dat de kosten voor 'n brug heusch niet zooveel hoo- ger zijn als voor een tunnel. Ook uit een oog punt van het verkeer ziet spr. in een brug niet zooveel bezwaren in vergelijking met de kleine tunnel. De heer Ir. VAN DIS (St. G. P.) zegt, dat de Raad zich niet door B. en W. mag laten overrompelen. Hij heeft vrije keuze tusschen drie plannen. Spoed is geiwenscht, maar men moet geen overhaast besluit nemen. Zoo noo dig dan maar eenig uitstel. Spr. meent, dat een brugplan niet voor uitvoering in aanmer king komt, als men vrij is het groote tunnel- plan te kiezen. Gaat het tusschen brug of kleine tunnel dan kiest hij de eerste. De Raad moet niet met het voorstel van B. en W. accöord gaan, doch een motie aannemen, waarin men zich voor een groote tunnel uit spreekt. Dient de beer Baars deze motie in, dan zal spr. deze motie gaarne steunen. De heer Mr. BAARS (R.K.): We vinden elkander wel (Vroolijkheid). De heer LINDEMAN (Boacza): Hij komt wel naar Rome toe! De heer DE KEYZER (Nat. Herstel) wenscht drie vragen te stellen. Vooreerst vraagt spr. of B. en W. wel binnen het raam van 's Raads bevoegdheid zijn gebleven? Ten tweede: zoo ja, is dan het kleine tunnelplan al is het groote tunnelplan verkieselijker, op zich zelf wel aanvaardbaar? Ten derde zoo vraagt spr. mag verondersteld worden, dat het Rijk de gevraagde medewerking zal ge ven als de Raad het advies van B. en W. volgt. Spr. meent alle vragen ontkennend te moe ten beantwoorden. De heer Mr. BAARS (R.K.)Zeer juist! De heer DE KEY SER (Nat. Herstel) zal derhalve voor het groote tunnelplan stemmen. Wethouder BRAUTIGAM (S-D.A.P.) con stateert, dat zoodra toen dit vraagstuk op last van den Minister in handen was gesteld •van een commissie van deskundigen, de zaak voor het college en voor den Raad had afge daan. Desniettegenstaande heeft het college telkens kennis gegeven van den stand van zaken. Het vraagstuk is bjj de commissie in studie geweest van Maart 1935 tot einde November 1936. Niets is voor den Raad verborgen gehou den. De Technische Dienst heeft zelfs een uiteenzetting gegeven van de plannen. In 1933 had men een plan voor een tunnel met vier banen, niet geschikt voor voetgangers en wielrijders. De heer mr. BAARS (R.K.)Hebben we die tunnel nu? De VOORZITTER hamert. De heer mr. BAARS (R-K.)Een interrup tie spaart dikwijls een redevoering uit. Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P.) zegt. dat de Raad nooit kan zeggen, dat men niet voldoende is ingelicht. Men heeft zich vol doende op de hoogte kunnen stellen. Het col lege werd slechts door één verlangen bezield. Er moet komen en snel een oeververbinding Dat is primair; het secundaire is welke'' Rotterdam Is niet in staat uit eigen middelen een oeververbinding te bouwen. Rotterdam heeft de ruime hulp van de Regeering noodig- De heer Mr. BAARS (R.K.): Dat is niets nieuws Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P,) zegt, dat 't er op aam komt té weten, welk plan de Regeering voorstaat. Om zoo snel moge lijk tot uitvoering to komen is steeds aange drongen om te betrachten hen meest moge lijken spoed. De commissie van deskundigen kon volgens spr. eerst na een aanbesteding beslissen welk plan het beste zou zijn. Verder heeft deze commisise zich afgevraagd: waar aan bestaan de meeste behoefte De commis sie is unaniem tot de conclusie gekomen, dat een tunnel voor op- en neergaand verkeer, met een tweeden koker eventueel te bestem men voor voet- en rijwielverkeer, de beste oplossing zou zijn voor de komende jaren. Dit advies heeft men gehandhaafd ook na de aanbesteding. B. en W. hebben heusch niet gedacht, dat de Regeering onmiddellijk zou toehappen. Het college meende echter na overleg met de Regeering tot een definitief einde te kunnen komen en dan den Raad te hooren. Van den Minister heeft men thans de toe zegging, dat de gemeente terzake van de tunnel dezelfde- financieele medewerking zal krijgen als terzake van 'n brug. Ho e groot deze medewerking zal zjjn, kan spr. niet zeggen. Al kent spr. niet de financieele medewerking, hij is de overtui ging toegedaan, dat deze medewer king heel wat beter en anders dient te zijn dan de 8 millioen voorschot. De financieele positie van Rotterdam laat geen groote lasten op het budget meer toe. Nu is de toezegging van deze Regeering en het is wenschelijk, dat de zaak tot oplos sing komt onder deze Regeering. Waarom nog weer zoo'n haast? De inschrijving heeft plaats gehad een half jaar geleden, toen de prijzen van materialen in hun diepste punt waren. Men moet niet vergeten, dat de in schrijvers hun leverancier aan banden nebben gelegd tot 3 Februari. De Minister, zooals reeds gezegd, is mede de overtuiging toegedaan, dat de zaak vóór 3 Februari moet zijn opgelost. We moeten een oeververbinding hebben in goed overleg met de Regeering. Nu liggen er drie objecten. Een brug, een groote tunnel en een tunnel van geringer omvang. Alle drie de objecten zijn te aanvaarden, zoowel de brug. als de groote- en de kleine tunnel. De heer mr. BAARS (R.K.)Neen! Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P.) zegt respect te hebben voor aldegenen, die tech nisch de objecten hebben ontworpen, maar hij heeft ook respect voor de aannemers, die het werk op zich wenschen te nemen. De Raad wenscht een tunnel van een be hoorlijke capaciteit. De heer mr. BAARS (RJC.): Juist, maar geen P-tunnel! (Gelach). Wethouder BRAUTIGAM constateert ver der, dat de Raad tevens wel een brug zeer aanlokkelijk vindt. Maar geen enkele brug is schoon over een rivier. STEMMENSmaken verschillen! Wethouder BRAUTIGAM zegt, dat de meeste rivieren door een brug worden bedor ven. Daarom echter moeten we het bouwen van brug niet laten. We bouwen een brug niet uit het oogpunt van verkeerstechnische bezwaren. Spr. begeert geen brug in de haven van Rotterdam in het belang van de scheepvaart. De heer dr. BACKX (V. B.): Dat is geen argument. Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P.): Dat is wel een argument. De heer mr. BAARS (R.K.)Neen, neen! Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P.) zegt, dat Rotterdam wordt genoemd de stad van de onopgeloste vraagstukken. Waarom? Om dat men in den loop der tijden steeds naar het grootere heeft willen grijpen. En zoo ook nu! Al te gemakkelijk wordt volgens spr. op dit moment met de financiën omgesprongen, ter wijl we in voorbije jaren iedere cent als 't ware hebben zitten uit te sparen. Men is vol gens spr. verplicht tegenover de Regeering, die de gemeente geld leent, zich niet al te inhalerig te toonen, door het grootere te eischen, terwijl het kleinere voldoende is. De capaciteit van de kleine tunnel is ver der aan de orde gesteld. Spr. zegt de over tuiging te zijn toegedaan, dat de kleine tunnel tot in lengte van jaren over een voldoende capaciteit zal blijken te be schikken. Ten aanzien van het groote tunnelplan zegt spr. dat men nooit vóór 3 Februari a.s. zoo klaar kan zijn, dat men tot gunning zou kun nen overgaan. Verder is spr de overtuiging toegedaan, dat het z.g.n. kleine tunnelplan voldoende wordt beheerscht. Deze kleine tunnel heeft een capaciteit van 6 millioen vervoermidde len per jaar, doch dit heeft met snelheid niets te maken. Nu is op de Maasbrug, zoodra we het éénrichtingsverkeer invoeren de capaci teit voor vervoermiddelen mede op te voeren tot 6 millioen. Brug of kieine tun nel dus tezamen 12 millioen vervoermiddelen per jaar. De nieuwe Moerdjjkbrug heeft thans 1000 wagens per dag. Spr. noemt het doorgaand verkeer van niet zooveel importantie verge leken bij het locaal verkeer, waarbij men tevens hr' ia- en uitgaand verkeer moet rekenen. Wanneer spr. iets te zeggen had gehad, dan was ook de nieuwe Moerdijkbrug nooit tot stand gekomen. De heer TER LAAN (S.D.A.P.): We ma ken u geen minister! Wethouder BRAUTIGAM (S.D.A.P.) zegt, dat het vrachtauto-verkeer nooit die groote ontwikkeling zal krijgen in ons land als in andere landen. We hebben nu eenmaal onze waterwegen. Ook het taxi-verkeer zal niet zoo bijzonder toenemen. Derhalve Is een groote tunnel niet noodig en bespaart de ge meente tot 1959 ieder jaar 126.500. Met volle gerustheid durft spr. den bouw van een z.g.n. kleine tunnel aanbevelen. Tot in lengte van jaren zal deze kleine tuhnel zoowel voor het locaal verkeer, voor het -n- en uitgaand verkeer, als voor-het doorgaand verkeer ruimschoots voldoende zijn.. Mocht men vastloopen uiteindelijk, d a n i s <fe ze kleine tunnel voor een bedrag van twee millioen guiden' te verbouwen. Het verzoek van den heer ter Laan nu. driebanige toegangswegen tot de tunnel wil spr. gaarne overwegen. Wanneer we nu niet tot een beslissing ko men, dan is de oeververbinding voor langen tijd van de baan. Op grout, .an adviezen van technici gaat het college inee met het plan voor den bouw van een kleine tunnel en heeft aldus ook de Regeering geadviseerd. De VOORZITTER schorst te elf uur de zit ting tot hedenmiddag twee uur. Gisternacht is de 46-jarige expediitfeknecht K. Ketting, gewoond hebbende aan de Boom- gaardstr., door de duisternis misleid aan de Spaanschekade te water water en verdron ken. Het Hjk is even later opgehaald en door den G. G. D. vervoerd naar het ziekenhuis aan den Coolslngel. Half acht in den avond op den stadsboule vard- Alom brandt de feestelijke verlichting van allerlei kleur en sterkte, met als bijzondere nuance het oranje. In het daglicht der dozijnen schijnwerpers wandelen de duizenden belangstellende Rotter dammers en vreemdelingen. Op een gegeven moment ontwaren we een speciale belangstelling voor het Stadhuis. Zes, zeven menschen bestijgen de trappen, trekken voorbij de ramen der hall en dalen weer af. Vier, vijf andere wandelaars volgen 't voor beeld. Wat zoekt men daar? Men zal toch niet vermoeden, dat Het eerste dozijn wandelaars ig al gevolgd door een tweede en alsnogmaar zien we wan delaars klimmen en weer dalen. De belangstelling blijkt goed gewekt, want we zien heele gezinnen den Coolsingel over steken en de trappen bestijgen. De hall ligt echter verlaten donker. Men zoekt en vermoedt, zoo blijkt ons bij informatie, het tapijt, dat op Nieuwjaarsdag te zien is geweest. De gedupeerden komen terug, zeggen niets. Nieuwe a.s. gedupeerden klauteren de trap pen op De bedevaart gaat doorwe hebben hei einde niet kunnen afwachten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1937 | | pagina 2