Knstantfne DE SCHOONHEID VAN ONS LAND. Logies met ontbijt. MAANDAG 16 AUGUSTUS 1937 NATUUR EN MONUMENTEN. aanrijding met doodelijk GEVOLG. KATWIJKER LOGGER GESTRAND. Naar Lloyds ^seint is de Nederlandsche log- Aelke thuis hoort in Kat" MARIALE STUDIEDAGEN I BOUV1GNE „DE WICHELROEDE' VLIEGENDE HONDEN. EXAMENS RADIO-AMATEUR. „FOOIENSTELSEL" ALS „LOONSTELSEL". GRaFIN MARIZA IN HET ZILVER. BRAND TE SITTARD- WATERSTAND OP DEN RIJN. Cofclenz.. U kunt zich niet ten volle aan Uw arbeid wijden, wanneer neuralgie en lusteloosheid dat verhinderen. Onthoudt goed Insfanline stilt en voorkomt pijnen! len De overheid poogt eenerzijds te behoudt en te herstellen, tvat zij anderzijds teloor laat gaan en ver nietigt „De Nood onzer Kasteelen" door Jhr. Dr. E. van Nispen tot Sevenaer. Aangeboden door den Ned. Oudheidkundigen Bond. Seer. Jhr. mr. D. P. M. Gras- winckel, 221 Waalsdorper weg, s-Gravenhage. Waarom verdwijnen onze Landgoederen" door L. H. Bodde Bouman. Aangeboden door het gemeentebestuur van Ambt Delden. „Werkverschaffing en Natuur schoon". Contact-commissie inzake natuurbescherming. Ge- t meentehuis, Lisse. Het is algemeen aanvaard, dat de overheid Werkzaam is tot het behoud van de monu menten uit het verleden. Ieder jaar bevat de rijksbegrooting verscheidene posten voor restauratie van oude gebouwen; ook de pro vincies en de gemeenten dragen daar het hare toe bij en daartegen rijzen als regel geen bezwaren. De belastingbetaler weet, dat gelden uit de openbare kas voor dit doel be schikbaar worden gesteld en hij neemt er genoegen mee. Minder actief is de overheid inzake be houd van het natuurschoon. Maar ook daar worden offers voor gebracht en meer en meer wint het inzicht veld, dat in het alge meen belang zooveel mogelijk bosschen, heide velden, plassen, beken en landgoederen be houden moeten blijven. Hier zijn in het bij zonder de gemeenten en de vele provinciale „stichtingen" vruchtbaar werkzaam en gaat veelal het particulier initiatief („Heemschut en de „Vereeniging tot Behoud van Natuur monumenten" mogen met eere worden ge noemd) met overheidshulp samen. Ook op dit,punt zijn de ideeën gevestigd of althans „en marche". Drie brochures, ongeveer tegelijk versche nen, komen ons er echter aan herinneren, dat op het gebied van natuurbescherming en monumentenzorg nog lang niet alles rozen geur en maneschijn is in ons lieve land. Eigenlijk komen deze geschriften van des kundigen tot dezelfde alarmeerende en ont moedigende conclusie: de overheid poogt eenerzijds te behouden en te herstellen, wat zij anderzijds teloor laat gaan en vernietigt. Allereerst wat betreft de kasteelen en landgoederen. Jhr. van Nispen komt op voor de belangen niet allereerst van de eigenaars, maar van de kasteelen zelf als monumenten van geschiedenis en kunst. Als zoodanig kunnen zij slechts door groote offers in stand gehouden worden, want de bewoning sluit een voortdurende zorg in om het oude gebouw in goeden staat te bewaren. Dat zal in de meeste gevallen de eigenaar zelf moeten doen, die er door traditie mee verbonden is en er veel voor over heeft. Met hem staat en valt de bezitting als sieraad van de streek en als historisch erfstuk van ons vaderland. Als hij het kasteel niet meer bewonen kan en zich elders voordeeliger gaat vestigen, kan "et in een enkel geval behouden blijven maar meestal niet: verwaarloozing, verval, afbraak en verkaveling van de terreinen volgen elkaar op. Hoe men zich die veranderingen ook denkt, zij hebben alle hetzelfde resultaat gemeen: de vernietiging van historisch ge groeide middelpunten van kunstwaarde, van natuurschoon en van patriarchaal- landelijke verhoudingen. Met het oog op de uitbreiding van de groote steden en van de industrie en met het oog op de verstad- sching onzer dorpen acht ik de toenemende verdwijning van onze kasteelen met bij- behoorend grondbezit een groote schade voor de verschillende gewesten, voor het Nederlandsche volk. Vóór deze vernieti ging een onherstelbaren omvang heeft aan genomen, dient er iets gedaan te worden, al was het slechts om in stand te houden wat nog gered kan worden. Aldus Jhr. van Nispen. Wil deze schrijver nu een „steunregeling" voor kasteelbewoners Het klinkt te dwaas om eraan te denken. Het blijkt echter, dat de staat zelf, die belang heeft bij het behoud der kasteelen als historisch en architectonisch waardevolle bouwwerken, door eigen maat regelen het voortbestaan ervan bemoeilijkt en°onmogelijk maakt, n.l. door een onbillijke werking van het belastingstelsel. Dit gaat de schrijver voor drie punten na: de personeele belasting, de successie-belas ting en de vermogensbelasting. We kunnen hem daarbij niet in details volgen, maar stip pen toch enkele bijzonderheden aan, die wel bewijzen hoe de practijk van de belasting heffing fnuikend is voor het behoud van de oude kasteelen. De grondslagen b.v. van de personeele be lasting als daar zijn huurwaarde van de wo ning, meubilair en personeel houden een groote onbillijkheid in tegenover degenen, die vererfd bezit pogen in stand te houden. Die personeele belasting is eigenlijk een verte ringsbelasting en zij is te verdedigen als er een bepaalde verhouding is tusschen die ver teringen en de inkomsten. Waar die ont breekt is de grondslag onredelijk. Voor de huurwaarde b.v. toont de schrijver dat als volgt aan: Er was een tijd, waarin de eigenaar van een kasteel de opbrengst van tienden ge noot, dat wil zeggen, dat een gedeelte van de oogst van het omliggende land aan hem werd opgebracht. Dit geschiedde ofwel in geld of wel in natura. Voor de laatste wijze van levering waren hooi- en graanzolders, waren schuren en stallen noodig. Dergelijke gebouwen bestaan nog en menig kasteeleigenaar, die de slonping ervan overwoog, omdat deze gebouwen geen direct nut meer afwerpen, heeft dit voornemen niet uitgevoerd, omdat hij zich zoowel bewust was van de charme van het gebouwencomplex als van de schade, welke de schoone voorhof zou lijden bij ge deeltelijke slooping. Zoo blijven den eige naar de lasten van het onderhoud dier gebouwen zonder dat zij hem van veel nut zijn. Wat met de bijgebouwen het geval is, geldt ook voor het kasteel zelf. Dit is im mers grooter dan voor de dagelijksche en normale bewoning noodig is, omdat in der tijd en die tijd ligt nog niet ver achter ons gasten bij gelegenheid van bruiloften, sterfgevallen, jachten en an derszins in verband met de tragere ver voermiddelen van toen, op het kasteel moesten overnachten. Hiertoe waren tal rijke logeerkamers noodig. Nu de moderne middelen van vervoer het overnachten op het kasteel veelal onnoodig gemaakt heb ben, zijn die talrijke logeerkamers over bodig geworden, maar de eigenaar kan ze niet afbreken, en moet ze ook al wor den ze niet gebruikt onderhouden. Uit een en ander volgt, dat van de veertig of vijftig kamers van een kasteel slechts een gedeelte in aanmerking komt voor ge regelde en normale bewoning; de over tollige vertrekken behooren, mijns inziens mede in verband met de eraan toege kende verhooging der huurwaarde slechts tot de lasten, welke de vaderlijke erfenis komen verzwaren en mogen in geen geval de huurwaarde vermeerderen. Overduidelijk is in den tegenwoordigen tijd komen vast te staan, dat het teveel aan vertrekken de huurwaarde drdkt in stede van haar te verhoogen. Ook de successie-belasting draagt ertoe bij, dat de kasteelbewoners uit hun bezit worden verdreven. Niet voldoende ervan doordrongen, dat er een zekere verhouding moet bestaan tusschen de 'beteekenis van het grondbezit en de grootte van het kasteel, noodzaakt de belasting-wetgeving in geval van suc cessie de erven doorgaans tot onderling verdeelen en tot verkoop van een gedeelte van het grondbezit om te voorzien in de behoefte aan gereed geld, ten deele noodig voor de uitkeering aan medeerfgenamen. Ook moet in vele gevallen geld worden opgenomen, Waarvan de rente niet uit de opbrengst van het goed bestreden kan worden. Het gevolg is, dat in tegenstel ling met de omstandigheden ten tijde van de stichting toen er een gunstige verhouding bestond tusschen de beteeke nis van het goed en die van het huis thans het part, waarin het huis valt, door gaans te weinig opbrengt de opbrengst is vaak negatief om een behoorlijke be woning te waarborgen. Niet alleen, dat de onderhoudskosten van het huis de wegens bewoning toegekende waarde veelal zul len overschrijden, voor de kosten van het onderhoud der naaste omgeving za! het eventueel denkbaar overschot geheel noo dig zijn; er zal in de meeste gevallen op toegelegd moeten worden. Kan menig eige naar, in de hoop, dat gunstiger verhoudin gen niet lang meer zullen uitblijven, bere kenen, dat hij met het interen nog eenige jarep.kan doorgaan, als die verbetering langer op zich laat wachten is dè zaak red deloos en, komen ondertusschen wederom successie-moeilijkheden aan de orde, dan kan men zeggen, dat het goed vernietigd is. Het geheel van kasteel, tuinen, bos schen is ten doode opgeschreven.... Wat de vermogensbelasting betreft, kan men begrijpen, dat, iedere redelijke ver houding tusschen het bedrag der op te brengen belastingpenningen en dat der ge schatte waarde der bezittingen verloren is gegaan sedert het mogelijk is gebleken, dat eigenaars 90 en meer pet. van hun inkomen moeten afdragen aan den Fiscus. De schrijver geeft dan verschillende aan wijzingen, hoe in den nood kan worden voor zien. Hij wijst er. terecht op, dat later wel licht de Staat uit een oogpunt van monu mentenzorg met groote sommen zal moeten bijspringen om van overheidswege te helpen herstellen, wat in normale omstandigheden met gewone onderhoudskosten had kunnen worden voorkomen. De Natuurschoonwet 1928 beteekende reeds een tegemoetkoming en kunstcollecties kunnen soms vrij komen van den grondslag meubilair. Maar er moet meer worden ge daan om de kasteelen te redden. Een paar requesten om daartoe te geraken zijn tevens afgedrukt. Meer gedetailleerde beschouwingen over den belastingdruk op kasteelbewoners vindt men in de brochure van den heer Bodde Bouman. Deze schrijver vult het betoog van Jhr. van Nispen met technische gegevens aan. Aan het einde van zijn overzicht met veel sprekend cijfermateriaal stelt de heer Bodde Bouman de volgende vragen: a. Is hier te lande de verhouding tusschen den druk, die rust op het inkomen, en den druk, die rust op het vermogen, met inbegrip van personeele belasting en successie-recht wel juist? b Bestaat er geen in het oog loopende wan verhouding tusschen de belastingen, waar aan de eigenaren van waardevolle kasteelen zijn onderworpen, omdat zij deze stokgoede- ren, staten, havezathen, e.d. bewonen en de diensten, die zij aan de gemeenschap bewijzen door deze historische en monumen tale gebouwen te bewonen en in stand te houden? Is de belastingheffing een oorzaak van ver val der monumenten en vernietiging van na tuurschoon, de laatste jaren is er een nieuwe vijand komen opdagen in de werkverschaf fing. De werkverschaffing is als hulpmiddel gebruikt om monumenten te bewaren en te herstellen, maar veel vaker is door ontgin ningen de schoonheid van het oorspronkelijk landschap geschaad, zonder noemenswaardig economisch voordeel De ontginning kon dan ook alleen plaats vinden door.... subsidies van staatswege. Ziedaar dan weer de over heid, die door haar maatregelen eenerzijds in de hand werkt, wat zij anderzijds poogt te voorkomen. Aan dit onderwerp was de vergadering gewijd van de z.g. Contact-commissie, waar van wij in April uitvoerig verslag hebben ge geven. De inleidingen met gedachtewissel ing zijn nu ook in brochure-vorm uitgege ven, voor belangstellenden verkrijgbaar zoo lang de voorraad strekt. De heer K„ die gistermorgen te Terhey- den werd aangereden door de auto van een geneesheer uit Den Haag, toen deze wagen S,:lu v, 13 Sisteravond in het St. Ignatius- bezweken Breda aan zijn verwondingen WUk bij Keldersteel in de nabijheid van Whitby aan de Oostkust van Engeland ge strand. De positie van het vaartuig is zoo danig, dat men hoopt het met hoog water weer vlot te kunnen krijgen. De zee is zeer kalm. Maria-navolging en vertering in hpt gezin. In het prachtige Bouvigne, den Mariaburcht te Ginneken, zijn Vrijdag de Mariale Studie dagen onder leiding van mgr. FFrencken be gonnen. Des morgens om half 12 uur werden de ruim 80 curisten op hartelijke wijze door do Bouvigne-bewoners ontvangen. Nadat in de kapel het Veni Creator was ge zongen heeft mgr. Frencken in zijn inleiding' tot deze studiedagen, welker algemeen onder werp is „Dat het rijk van Maria moge komen", de groote lijn, volgens welke deze dagen zullen worden gehouden, uiteengeze'.. Niets heeft zoozeer geleden als juist het zin en daarom moeten we de bron van het gezin weer gaan zien als een Sacrament. Het huwelijk toch wordt beschouwd als een in stelling zonder grondslag; men ziet het rnet meer om het kind, maar als zelfbevrediging Jammer genoeg, ook onder de katholieken Het huwelijksleven is ontwricht; de verhou ding tusschen ouders en kinderen is onjuist, ook in het arbeidersgezin. De vrouw wordt niet meer als vrouw ge zien; zij is de gelijke van den man en niet. meer op de eerste plaats de moeder. Het vrou welijk karakter is verdwenen; men heeft de vrouw het moederschap ontnoipen. Het is noodig, dat de liefde in de gezinnen wordt teruggebracht. Als voorbeeld voor een ideale vrouw en moeder wees mgr. Frencken op Maria van Nazareth; zij is de ideale Moeder, de Moeder van God. Zij moet ons heele leven doorstroo men in het rhythme van iederen dag, in het rhythme van iederen jaarkring, in het rhy thme van het leven. In den namiddag werd de eerste conferen tie gegeven in de groote zaal van het studie huis. Mgr. Frencken behandelde daar het onder werp: Maria en de Christelijke echtgenoote. Drievoudig aldus mgr. Frencken is de dogmatische beteekenis van het Marialeven. 1. Zij is de Moeder van Christus en vervult de Moederlijke bediening. 2. Zij is de eerstelinge onder de nieuwe Godskinderen en daarmede het beeld van de H. Kerk. Zij is de Moeder van alle geheiligden. Zoo staat Maria als de nieuwe Eva naast den nieuwen Adam, Jesus Christus. Uit Chris tus is Maria vruchtbaar als Moeder van alle levenden naai- den geest. Maria is de eerste linge der H. Kerk en Haar vertegenswoordig- ster in het Bruidschap van Christus. Uit deze betrekking met Christus wordt elke andere betrekking en elke andere liefde bij Maria geheiligd en zoo is het huwelijk van Maria met Sint Joseph een huwelijk om Christus, een huwelijk met Christus en een huwelijk in Christus. De bruidsverhouding van iedere ziel tot Christus vormt ook bij alle kinderen der H. Kerk den grondslag' van alle verdere liefde en daardoor ook moet in het Christelijk huwelijk de liefde van den man en de vrouw worden geheiligd. Ook het Christelijk huwelijk zal moeten zijn met Christus, om Christus en in Christus en Maria zal moeten zijn het stralende voorbeeld van iedere Christen-echtgenoote. In zijn tweede conferentie besprak mgr. Frencken: Maria als Moeder en de heiliging van het moederschap. Het jawoord van de H. Maagd was een vrije, zedelijke toestemming tot het Moeder worden van den Verlosser, maar ook daardoor tot het Moeder worden van alle menschen. Zoo moest Maria in lijden hare kinderen voortbrengen, want de levensgemeenschap tusschen Christus en Maria werd tot een levensgemeenschap in lijden en offeren. Zoo stond Zij als de Moeder der menschen naast het kruis. En Christus zelf heeft deze Moederrechten erkend en Haar als gezellin verkoren in de uitdeeling Zijner genaden als Moeder van Barmhartigheid. Ook in het ge heiligde Christelijk huwelijk is de levensge meenschap van man en vrouw en de lijdens gemeenschap allereerst gericht op het kind. Moeder zijn is de roeping van iedere vrouw. Moeder zijn naar den geest bovenal. Zoo is Maria's moederschap ons voorbeeld. Het is niet voldoende, dat het Christelijk hu welijk gedragen wordt door de Goddelijke liefde, het moet ook, in dusdanige mate als God het wil gerl-IU zijn op de heiliging der zielen en de aanvulling van de ledematen van Christus' geheimzinnig lichaam. Slechts door deze twee waarden kan het geluk in de gezinnen worden hersteld. Onder voorzitterschap van den heer J. C. Tengbergen, hield de Nederlandsche veree niging tot bestudeering van het wichelroede- vraagstuk „De Wichelroede" Zaterdagmid dag in een der z.-mn van den Dierentuin te 's Gravenhage haar algemeene vergadering. De voorzitter herdacht in zijn openings woord het overlijden van den eere-voorzitter der vereeniging, baron Van Nagell. Aan het jaarverslag van den secretaris is ontleend, dat in 1935/1936 geen excursie en geen algemeene vergadering gehouden werd, in verband met de tijdsomstandigheden. Wel kwam het bestuur eenige malen bijeen Het ledenaantal bedraagt thans 38. Het kassaldo bedroeg einde 1936 196.44. Op voorstel van den voorzitter benoemde de vergadering mej. Th. Stein, oprichtster der vereeniging, tot eere-lid. De aftredende be stuursleden werden herkozen. Tot adviseerende leden van de vereeniging werden benoemd J. Postma, arts (Leeuwar den), dr. Denier, van der Gon (den Haag) en drs. A. N. Borghouts (Bergen op Zoom). De voorzitter verdaagde daarop de verga dering tot Zondag De leden begaven zich vervolgens met autobussen naar Gouda voor een onderzoek naar de onderaardsche gan gen daar ter stede. Vliegmachine als kennel Men schrijft ons Schreven wij indertijd over vliegende ha ring, ons kostelijk zeebanket, dat met de K.L. M. in alle streken van het kompas naar Euro- peesche landen vloog, thans wordt de aandacht gevraagd voor vliegende honden. Weliswaar geen nieuwe verschijning in de zoölogische wereld, maar toch een nieuwtje als lucht vrachtartikel. De vliegtuigen van de K.L.M. hebben meer dan eens belangrijke levende zendingen aan kostbare honden enz. vervoerd, maar elf tege lijk in hetzelfde vliegtuig, is nog niet voorge komen in de geschiedenis onzer burgerlucht vaart. Op het passagekantoor van de K.L.M. aan den Hofweg in de Residentie bevonden zich gistermorgen om 7 uur een keur van ha zewindhonden, elf in getal met acht begelei ders. De honden werden gewogen, zij leverden een totaal gewicht op van 276 kg., men kan zich dus voorstellen hoe groot deze dieren wa ren, gezien de tengere lichaamsbouw van ha zewinden. Het geheele gezelschap begaf zich vervolgens in een autobus van de K.L.M. naar Schiphol, waar het zich aan boord van een Fokker F. 22 inscheepte, bestemd voor Twen te, waar vandaag windhondenrennen worden gehouden. Maandag vliegen de honden met hun begeleiders terug naar Amsterdam. Op Vr(jdag 17 September a.s. en zoo noodig op volgende dagen zal wederom examen wor den gehouden voor het verkrijgen van een ama teur-radiozendmachtiging of een verklaring van bevoegdheid tot het bedienen van een amateur- radiozendinrichting. De schriftelijke aanmelding kan uiterlijk Dinsdag 7 September a.s. geschieden en wel voor het eerstgenoemde examen b(j den minis ter van Binnenlandsche Zaken en voor de ver klaring van bevoegdheid by den directeur-gene raal der P.T.T. De examens worden afgenomen in het ge bouw Scheveningscheweg 6 te 's Gravenhage en vangen te i9 uur aau. Naar aanleiding van de kellnersstaking op de Jamboree ontvingen we een uitvoerig stuk van den heer J. T. van Bijsterveld, algem. se cretaris van den Ned. R. K. Bond van Hotel-, Café- en Restaurantgeëmployeerden, St. An ton ius. Na een overzicht te hebben gegeven over stakingen in het algemeen en die op de Jam boree (feitelijk geen staking, zegt schrijver, doch een conflict, een misverstand) in het bij zonder, vervolgt hij: „Onze conclusie is dan ook, dat 't fooien stelsel als „loonstelsel" vervangen moet wor den door een stelsel van: a. grondloon, b. pro centen van den omzet (dit om de verkoops kracht te prikkelen of aan te moedigen) en tenslotte garantie op basis van het absolute gezinsloon. Anderzijds was door het Jamboree-bestuur een verhoogende pachtschaal (naar wij verna men) aangelegd voor den pachter van het café-restaurant; by het bereiken van e»n be paald verkoopbedrag zou de pacht verhoogd worden. Onze meening is hier, dat de werkgevers in ons bedrijf geen pachtvoorwaarden moeten aanvaarden waaruit sociaal-onjuiste opvattin gen voor het personeel moeten worden gedis tilleerd. Tenslotte, de gevolgen van het fooienstelsel als „loonstelsel" hebben geleid en leiden nog tot ontzaglijk veel „kellnersleed", tot willekeur en rechteloosheid, en de onzekerheid van het inkomen voor de verschaffing van het dage- lijksch brood voor de zijnen vooral, heeft wel eens enkelen geleid tot verkeerde practijken. De geheele kellnersstand, ja, de geheele be- drijfsstand heeft hieronder te lijden en dat is beslist onverdiend en onjuist. Duizenden van de kellners die gebukt gaan onder die steeds terugkeerende onzekerheid zijn eerlijke kerels gebleven, ondanks de bit tere ondervindingen, dat ook het publiek me nigmaal vergeet te betalen en/of, zooa's de Weleerw. Heer Henri de Greeve het zegt: de kellners ruw bejegent als een nummer, ver getend dat ook hy een mensch is. De jamboree is voorbij, een les hebben wfl weer gehad. De werknemersvakbonden zijn bereid, wij hopen ook de werkgevers en ook onze regeering, om ordening te brengen in het chaotisch fooienstelsel als loonstelsel in belang van het algemeen." Al was het dan ook niet duidelijk zicht baar, de gravin liep Vrijdagavond toch in het zilver gedost in haar slot en park in Hon garije (adres Princesse-schouwburg Den Haag) rond en liet zich om haar geestigfe in teressante verschijning bewonderen door haar talrijke gasten. Veel waser geanimeerd in den intiemen kleinen schouwburg en het publiek heeft het vele goeds dat er geboden wordt aan humor en zang, zeer gewaardeerd. De voornaamste spelers ontvingen bloemen. De gravin Mariza zal nog wel in het goud i' verschijnen ook. Dat kan dezen zomer uitkomen- Uit een schoolopstelDe bewoners van Zwitserland leven bijna uitsluitend van toe risten." Zaterdag brak brand uit in de schuur van den heer W. aan den Wehreweg te Sittard. De schuur waar circa 400 kilo stroo gretig voed sel gaven aan het hoog oplaaiende vuur, brandde tot den grond af zonder dat iets kon gered worden. De oorzaak is onbekend, ter wijl noch schuur, noch inhoud verzekerd waren. 16 Aug 15 Aug 16 Aug 14 Aug Rheinfeld 1.89 1.92 Breisach.. 1.67 1.51 Trier 0.12 0.04 Kehl 2.70 2.68 Keulen 1.59 1.61 Maxau 4.19 4.23 Dusseldorf 1.02 1.01 Kirchheim Ruhrort.. 0.12 0.10 Mannheim 3.08 3.13 Wetter Lohr 0.74 0.75 Wesel. —0.14 —0.10 Mainz 0.77 0.79 Eminerik 1.08 1.10 Bingen 1.78 1.82 Duisburg —0.15 —0.14 Caub 1.98 2.01 Ruhr sluis 3.30 3.30 Prijs 70 cent. Reel. D 1781—5 32 Geautoriseerde vertaling naar het 39.) Engelsch van JOAN BUTLER Wel, ik geloof, dat ik dat netjes heb klaargespeeld, wat? Je zult moeten toegeven dat het keurig werk was. Iets dergelijks is nooit meer vertoond, verklaarde Byng oprecht, sinds die professor hoe-heet-hy-ook-weer Sherlock Holmes oyer de rotsen naar omlaag wierp. Ik bedoel, dat er een nieuwe Sherlock is opgestaan. Een soepeler demonstratie }s nooit vertoond. We tasten órntrent verschillende belang rijke punten natuurlijk nog in het duister, meende Bill bescheiden. We weten bijvoor beeld niet, waar het geld verborgen i3. Maak je daar niet bezorgd over, zei de opgewekte Byng. Ik bedoel, dat wij Byngs, een buitengewoon scherpen „eus hebben voor draagbare weelde, k wil tien tegen een met je wedden, baasje, dat ik clen ou*en spaarpot binnen vier en twintig uur te pakken heb Er is nog nooit een verborgen schat geweest welke een Byng in moeilijkheden kon bren gen. Mogelijk. Maar er is nog iets. Hoe staat het met dien kerel, die hier heeft rondge scharreld? We weten nu feitelijk, dat er twee kerels waren. Misschien zijn er zelfs nog we] meer. Tot dusverre hebben zij nog niets ach terover gedrukt. Het komt me voor, dat zij op dat geld loeren. En het geld, zei de Byng met plots"-.nge beslistheid, bevindt zich op zolder! Drommels! Dat is een idee! Baasje, het is méér .dan een idee! Het is een inspiratie. Reggie sprong overeind en gaf een demonstratie van een begeesterden Schotschen volksdans. Bill staarde hem cri- tisch aan. Wat minder optimistisch dan zijn vriend, zag Bill maar al te duidelijk de moei lijkheden, welke nog moesten worden opge lost. Wat maakt je daar zoo zeker van? vroeg hij voorzichtig. De Byng, die na een laatste wilde sprong, v/elke de papiermand door de kamer deed vliegen, weer tot rust kwam, liet zich gracieus in zijn stoel neervallen. Wat mij daar zoo zeker van maakt? Baasje, ik begrijp het nu volkomen. Dan begrijp je meer dan ik. Wat is jouw theorie Zwengel McGinty! Wat is er met hem? Hij is de indringer. Zooals ik je daar net al opmerkte, zijn er twee of meer indringers. Toegegeven, baasje, toegegeven. Maar de Zwengel is de hoofd-indringer, als je snapt wat ik bedoel. Ik bedoel, hij vormt de herse nen van de beweging. Wat is dat nu weer? Je moet toch eenige grond hebben voor die wilde beweringen. Luister dan maar! zei de Byng ernstig. De Zwengel kwam eenigen tijd geleden uit Amerika terug, niet waar? Ut weet het niet. Nu, het is zoo. Ik zal je op je woord gelooven. Zijn vader vroeg me om hem een baan tje te geven. plichUge ft b6Weren' dat ie ouwe zijn mede- ie'nz„fen3 even je mond dicht' baas- w' - ™en&elB vader vroeg me om den Zwengel een baantje te geven. Dat deed ik. Dat was in de dagen, toen er hier nog heel wat te doen viel voor w,j öpenden, als je begrijpt wat ik bedoel Hy scharrelde den ge- heelen dag door het huis, overal karweitjes opknappend. Als ik me goed herinner, hield hij dat precies vyf dagen ]ang V01. Hoewel Ik hem het vorstelijk salaris van dertig shil ling per week betaalde, verdween hy toen plotseling zonder op te zeggen, of zijn ver diende geld in ontvangst te nemen. Let daar wel op, baasje. Daardoor den indi uk wekkend, dat de twintig of vijf en twintig shilling in zyn jonge leven geen rol van beteekenis speelden. Kun je me volgen1? Op de hielen. Ga verder. De Byng wees met een langen vinger op hem. Toen wij voor het eerst weer iets van den Zwengel hoorden, waar was hjj toen? Hoe kan ik dat voor den drommel we ten? Waar was hij? Baasje, hij was in Glasgow, waar hij de heele boel op stelten zette. Hij gaf daar geld uit als water. In cafés, by de hondenren.ien, met vriendinnetjes. Hij smeet er eenvoudig mee om zich heen! Oh! zei Bill nadenkend. Wel? Ik heb je mijn feiten genoemd, baasje. Nu komen de theorieën aan de beurt! De Zwengel vertrok hier zonder zijn loon, omdat hij op de een of andere manier een flinken hoop duiten op den kop had getikt. Waarom zou hij anders een goed baantje tegen een prachtig salaris en met verbluffende voor uitzichten weggooien? Ik vraag je baasje, wat anders zou hem zich zoo krankzinnig kunnen doen handelen? Natuurlijk afkeer van werk, zei Bill. Daar heb ik wel meer van gehoord. De Byng schudde het hoofd. Er steekt meer achter, baasje. Hij verliet Auchingow rie, 't huis van zijn vaderen en voorvaderen, zonder iemand iets te zeggen en ging aan den boemel in Glasgow. Toen zijn geld op was, kwam hij terug. Hij Waar heb je al die inlichtingen van daan? vroeg Bill nieuwsgierig. Je schijnt zijn levensgeschiedenis aardig bestudeerd te hebben. Van zijn vader, mijh jongen. Zoo nu en dan loop ik er wel eens binnen om er eentje te nemen, en de oude heer vertelde me alles omtrent zijn Zwengel. Hoe gek het ook klinkt, toch voelde hij een zekere gene genheid voor den jongen en maakt hij zich ever hem bezorgd. Daar heeft hij reden genoeg voor! brom de Bill. Wanneer ik dien kerel hier in de buurt aan het snuffelen vind, zal ik zijn kop van zijn romp slaan. Maar laat me n%g eens 'n paar van die theorieën van je hoo- ren. 't Komt kort en goed hier op neer, zëi de Byng beslist. Terwijl hij hier aan het werk was, ontdekte de Zwengel een deel van het verborgen geld. De gelegenheid en het geld met beide handen aangrijpend, spoedde hij zich zonder vertraging naar Glasgow, waar hij als een vorst leefde, zich als het ware van de eene kroeg naar de an dere begevend. Toen het geld op was, kwam hij terug, en sinds dien heeft hij wanhopige pogingen gedaan om de hand te leggen op de rest van den spaarpot. Tot op dit oogenblik heeft hij, naar ik vurig hoop, nog geen succes gehad. Intusschen is hij, om redenen, welke hem zelf het best bekend zijn, opgescheept geraakt met een paar medeplichtigen. Ik wil er ik weet niet wat onder verwedden, dat het de Zwengel was, die mij vannacht neer sloeg. Zijn vader vertelde me, dat hij in New York een goed baantje had, waarbij hij voortdurend menschen op bestelling moest neerslaan. Daar heeft hij ongetwijfeld zijn ervaring met den zandzak opgedaan. H'm! zei Bill. Het zou me niets verwon deren, als je gelijk had. Laten wij eens even aannemen, dat de Zwengel inderdaad de ge heimzinnige man is. Wat ben je dan van plan er aan te doen? Baasje, ik ga hem gebruiken om mij den weg naar het geld te wijzen. Het ligt op zolder. Als dat niet zoo was, waarom zou Zwengel dan iedere maal, dat hij ons met oen bezoek vereert naar de zolders trekken? En bovendien, baasje, is het goed verborgen, want anders zouden Dougal Mc Dougal en eega het al lang gevonden hebben. Vergeet niet, dat die twee er al ruim een jaar naar gezocht hebben. Een minder snuggere geest dan onze Reginald, vervolgde de Byng bescheiden, zou zich op dit punt naar den zolder spoeden en daar als een dolleman gaan huishouden. In hoeken turen, planken losbreken, het papier en de kalk van de muren scheuren enz. De Byng doet het beter, als je snapt wat ik be doel. Hij verbergt zich op zolder, met zijn neus op het strijdterrein, en wacht op den Zwengel om hem den weg te wijzen. Wan neer de Zwengel dat gedaan heeft, keu rig heer als hij is stapt Reginald te voor schijn, tikt hem op den schouder en ver telt hem, bij wijze van spreken, waar hij te gaan en te staan heeft. Wat zegt je me daar van? Keurig, werkelijk keurig, zei Bill waar- deerend. Maar er is nog een kleinigheid, welke misschien aan je aandacht ontsnapt is. Waar ben je van plan je te verbergen? Ook daar heb ik reeds aan gedacht, zei de Byng voldaan, en ik heb een naar ik meen absoluut bevredigende oplossing voor dit probleem gevonden. Voorzichtig om zich heen glurend boog hij zich voorover en fluisterde den ander zijn geheim in het oor. Bill lachte als een hyena. En nu, baasje, zei de Byng grinnekend, wat zijn jouw plannen voor den nacht? Het is natuurlijk mogelijk dat er niets geoeurt maar het oude zesde zintuig waarschuwt me, dat dat wel zoo zal zijn. Zooals je be grijpen zult, zijn wij aangewezen op de nauwste samenwerking. De kleinste fout, baasje, en we grijpen er naast. Ik zal bij de hand zijn, verklaarde Bill geruststellend. Aangezien dit Sam's laatste nacht in het hotel is, neem ik extra maatre gelen. Babs slaapt bij Jill en ik neem haar kamer. Ik zal niet de moeite doen om me te ontkleeden. Bij het eerste verdachte ge luid van boven kun je er op rekenen, dat ik ter plaatse ben. Wanneer je den Zwengel en zijn mede plichtigen in de gang hoort rondscharre len, zei de Byng waarschuwend, moet je vooral niet tusschenbeide komen. Kom voor al niet te voorschijn om ze kopschuw te maken. Ik heb ze boven noodig. Ik zal er aan denken, zei Bill vrooiijk. Als je 't nu niet erg vind, ga ik naar het vrouwtje. Ik moet haar nog een paar dingen vertellen. Sommigen zijn geboren Morellis, anderen worden Morellis en weer anderen zien zieh Morellis opgedrongen. Van deze laatste ca tegorie spande Washington P. verreweg de kroon. Toen het Auchingowrie-Hotel leegliep als een f ^broken flesch, ontdekte Wash, het ci- trc ..Icurige gelaat van den rerwerpeiyken S-.iuuel steeds om zich heen. Hoe vurig Sa muel ook verlangde alle contact met Was hington P. te vermijden en hoe soepel zijn werk in andere opzichten ook was, op dit punt scheen hij niet in staat zijn doel te be- bereiken. Het kwam Wash, voor, alsof Samuel overal voor zijn voeten opdook. Sam van zyn kant was er van overtuigd, dat Wash, de gave bezat om op twee plaatsen tegeiyk te zijn en een van die plaatsen was altijd juist de plek, welke Sam had uitgekozen om zich een paar uur ter meditatie terug te trekken. Voor Wash, werd het bepaald een nacht merrie. Waar hy ook stond of ging, steeds zag hij Samuel haastig om een hoek verdwij nen. Wandelde Wash, den tuin in, dan kon nij er zeker van zijn Samuel daar aan te treffen, verdiept in een bewonderende beschouwing van een rozenstruik. In huis was het al niet 'anders. En, wanneer Wash, een eind den weg op liep om de spijsvertering na de lunch te bevorderen, kon hy er op rekenen Samuel eer. vijftig meter voor \zich uit te zien. Op dezen, zijn laatsten middag in het Auchingowrie-Hotel, was het Washington P. plotseling duidelijk geworden, dat de zeven plagen van Egypte slechts een voorbijgaand ongerief beteekend hadden in vergelijking met dit geelachtig mannetje. Sam liep hem in de eetzaal tegen het lijf. Sam botste om hoeken byna tegen hem op. Sam passeerde hem op de trappen. Sam liep in de tuinen voor hem weg. Washington P. had alle reden voor zijn theorie, dat Sam een drieling was. Zeg vroeg Washington P. ten einde raaa aan Bill, wie is die kerel? Welke kerel? vreg Bill. Sam was juist om den hoek verdwenen. Die kerel met dat gezicht als een uitge droogde citroen. O die? Dat is Ferguson. Ferguson? Hij heet Ferguson, Pop. Noem me geen Pop, snauwde Wash, ge ïrriteerd. Waarom niet? Ik ben je vader niet! Maar dat zul je worden, zei Bill vrooiijk. Het zal nu niet lang meer duren. Daar zal ik wel voor zorgen. Washington zei iets heel ergs. Je zult je er beter onder voelen, zei Bill, zoodra ik je geleerd heb, hoe je poker moet spelen. Naar den drommel met poker. Precies. Maar wat is er met Ferguson?. Wat doet hij hier? Hij Is een van onze gasten, zei Bill. Hy bewondert het landschap, drinkt de zon in en zoo. Bill wierp een onderzoekenden blik op zijn aanstaanden schoonvader. Wat heb je tegen hem, Pop? Hij volgt mij overal, waar ik ga! zei Washington P. verontwaardigd. Toch waar? Ik kan geen stap zetten zonder den kerel tegen het lijf te loopen! Probeer hem op zijn likdoorns te trap pen. Het gekke van het geval is. vervolgde Washington P. nadenkend, dat ik zijn ge zicht schijn te kennen. Vergeet het, adviseerde Bill hem. Je moet over zulke dingen nooit loopen pieke ren, of je eindigt nog met op handen en voeten te loopen en te blaffen als een hond. Ik heb hem al méér gezien. Daar heb je het al! Hij werkt op je zenuwen. Je hebt een Fergusoncomplex ge kregen. Ik heb 't gevoel, zei Washington P., dat ik hem in New York ontmoet heb. Je moet zulke dingen niet doen, zei Bill licht verwijtend. Denk aan je reputatie. Denk aan je familie. Denk aan my. Ferguson is in zijn soort ongetwijfeld een flinke jongen maar ik -vil toch niet, dat hy het vrouwtje komt opzoeken, terwjjl ik niet thuis ben. Hij mocht Auchingowrie eens aan het schrikken maken. Auchingowrie? zei Wash, zwakjes. Wij gaan als het zoover is, onzen eer sten jongen Auchingowrie noemen. Auchie, bij afkorting. Wat denk je daarvan, Pop Noem me niet Pop. Ik zal je dan grandpop noemen, /er- klaarde Bil. Hoe zul je dat vinden? Je kunt me beter aanmoedigen je Pop te noemen, Pop, zoolang je nog de kans hebt. Washington P. uitte een wilden kreet en spoedde zich naar de veilige afzondering van zijn kamer. (Wordt vervolgd.) f

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1937 | | pagina 3