Knstantfne
DE SCHOONHEID VAN ONS LAND.
Logies met ontbijt.
MAANDAG 16 AUGUSTUS 1937
NATUUR EN MONUMENTEN.
aanrijding met doodelijk
GEVOLG.
KATWIJKER LOGGER GESTRAND.
Naar Lloyds ^seint is de Nederlandsche log-
Aelke thuis hoort in Kat"
MARIALE STUDIEDAGEN I
BOUV1GNE
„DE WICHELROEDE'
VLIEGENDE HONDEN.
EXAMENS RADIO-AMATEUR.
„FOOIENSTELSEL" ALS
„LOONSTELSEL".
GRaFIN MARIZA IN HET ZILVER.
BRAND TE SITTARD-
WATERSTAND OP DEN RIJN.
Cofclenz..
U kunt zich niet ten volle
aan Uw arbeid wijden, wanneer
neuralgie en lusteloosheid dat
verhinderen.
Onthoudt goed Insfanline
stilt en voorkomt pijnen!
len
De overheid poogt eenerzijds te behoudt
en te herstellen, tvat zij anderzijds
teloor laat gaan en ver
nietigt
„De Nood onzer Kasteelen"
door Jhr. Dr. E. van Nispen tot
Sevenaer. Aangeboden door
den Ned. Oudheidkundigen Bond.
Seer. Jhr. mr. D. P. M. Gras-
winckel, 221 Waalsdorper weg,
s-Gravenhage.
Waarom verdwijnen onze
Landgoederen" door L. H. Bodde
Bouman. Aangeboden door
het gemeentebestuur van Ambt
Delden.
„Werkverschaffing en Natuur
schoon". Contact-commissie
inzake natuurbescherming. Ge-
t meentehuis, Lisse.
Het is algemeen aanvaard, dat de overheid
Werkzaam is tot het behoud van de monu
menten uit het verleden. Ieder jaar bevat de
rijksbegrooting verscheidene posten voor
restauratie van oude gebouwen; ook de pro
vincies en de gemeenten dragen daar het
hare toe bij en daartegen rijzen als regel geen
bezwaren. De belastingbetaler weet, dat
gelden uit de openbare kas voor dit doel be
schikbaar worden gesteld en hij neemt er
genoegen mee.
Minder actief is de overheid inzake be
houd van het natuurschoon. Maar ook daar
worden offers voor gebracht en meer en
meer wint het inzicht veld, dat in het alge
meen belang zooveel mogelijk bosschen, heide
velden, plassen, beken en landgoederen be
houden moeten blijven. Hier zijn in het bij
zonder de gemeenten en de vele provinciale
„stichtingen" vruchtbaar werkzaam en gaat
veelal het particulier initiatief („Heemschut
en de „Vereeniging tot Behoud van Natuur
monumenten" mogen met eere worden ge
noemd) met overheidshulp samen. Ook op
dit,punt zijn de ideeën gevestigd of althans
„en marche".
Drie brochures, ongeveer tegelijk versche
nen, komen ons er echter aan herinneren,
dat op het gebied van natuurbescherming en
monumentenzorg nog lang niet alles rozen
geur en maneschijn is in ons lieve land.
Eigenlijk komen deze geschriften van des
kundigen tot dezelfde alarmeerende en ont
moedigende conclusie: de overheid poogt
eenerzijds te behouden en te herstellen, wat
zij anderzijds teloor laat gaan en vernietigt.
Allereerst wat betreft de kasteelen en
landgoederen. Jhr. van Nispen komt op voor
de belangen niet allereerst van de eigenaars,
maar van de kasteelen zelf als monumenten
van geschiedenis en kunst. Als zoodanig
kunnen zij slechts door groote offers in
stand gehouden worden, want de bewoning
sluit een voortdurende zorg in om het oude
gebouw in goeden staat te bewaren. Dat zal
in de meeste gevallen de eigenaar zelf moeten
doen, die er door traditie mee verbonden is
en er veel voor over heeft. Met hem staat en
valt de bezitting als sieraad van de streek en
als historisch erfstuk van ons vaderland. Als
hij het kasteel niet meer bewonen kan en
zich elders voordeeliger gaat vestigen, kan
"et in een enkel geval behouden blijven
maar meestal niet: verwaarloozing, verval,
afbraak en verkaveling van de terreinen
volgen elkaar op.
Hoe men zich die veranderingen ook
denkt, zij hebben alle hetzelfde resultaat
gemeen: de vernietiging van historisch ge
groeide middelpunten van kunstwaarde,
van natuurschoon en van patriarchaal-
landelijke verhoudingen. Met het oog op
de uitbreiding van de groote steden en van
de industrie en met het oog op de verstad-
sching onzer dorpen acht ik de toenemende
verdwijning van onze kasteelen met bij-
behoorend grondbezit een groote schade
voor de verschillende gewesten, voor het
Nederlandsche volk. Vóór deze vernieti
ging een onherstelbaren omvang heeft aan
genomen, dient er iets gedaan te worden,
al was het slechts om in stand te houden
wat nog gered kan worden.
Aldus Jhr. van Nispen.
Wil deze schrijver nu een „steunregeling"
voor kasteelbewoners Het klinkt te dwaas
om eraan te denken. Het blijkt echter, dat
de staat zelf, die belang heeft bij het behoud
der kasteelen als historisch en architectonisch
waardevolle bouwwerken, door eigen maat
regelen het voortbestaan ervan bemoeilijkt
en°onmogelijk maakt, n.l. door een onbillijke
werking van het belastingstelsel.
Dit gaat de schrijver voor drie punten na:
de personeele belasting, de successie-belas
ting en de vermogensbelasting. We kunnen
hem daarbij niet in details volgen, maar stip
pen toch enkele bijzonderheden aan, die wel
bewijzen hoe de practijk van de belasting
heffing fnuikend is voor het behoud van de
oude kasteelen.
De grondslagen b.v. van de personeele be
lasting als daar zijn huurwaarde van de wo
ning, meubilair en personeel houden een
groote onbillijkheid in tegenover degenen, die
vererfd bezit pogen in stand te houden. Die
personeele belasting is eigenlijk een verte
ringsbelasting en zij is te verdedigen als er
een bepaalde verhouding is tusschen die ver
teringen en de inkomsten. Waar die ont
breekt is de grondslag onredelijk.
Voor de huurwaarde b.v. toont de schrijver
dat als volgt aan:
Er was een tijd, waarin de eigenaar van
een kasteel de opbrengst van tienden ge
noot, dat wil zeggen, dat een gedeelte van
de oogst van het omliggende land aan
hem werd opgebracht. Dit geschiedde
ofwel in geld of wel in natura. Voor de
laatste wijze van levering waren hooi- en
graanzolders, waren schuren en stallen
noodig. Dergelijke gebouwen bestaan nog
en menig kasteeleigenaar, die de slonping
ervan overwoog, omdat deze gebouwen
geen direct nut meer afwerpen, heeft dit
voornemen niet uitgevoerd, omdat hij zich
zoowel bewust was van de charme van het
gebouwencomplex als van de schade,
welke de schoone voorhof zou lijden bij ge
deeltelijke slooping. Zoo blijven den eige
naar de lasten van het onderhoud dier
gebouwen zonder dat zij hem van veel nut
zijn.
Wat met de bijgebouwen het geval is,
geldt ook voor het kasteel zelf. Dit is im
mers grooter dan voor de dagelijksche en
normale bewoning noodig is, omdat in
der tijd en die tijd ligt nog niet ver
achter ons gasten bij gelegenheid van
bruiloften, sterfgevallen, jachten en an
derszins in verband met de tragere ver
voermiddelen van toen, op het kasteel
moesten overnachten. Hiertoe waren tal
rijke logeerkamers noodig. Nu de moderne
middelen van vervoer het overnachten op
het kasteel veelal onnoodig gemaakt heb
ben, zijn die talrijke logeerkamers over
bodig geworden, maar de eigenaar kan ze
niet afbreken, en moet ze ook al wor
den ze niet gebruikt onderhouden.
Uit een en ander volgt, dat van de veertig
of vijftig kamers van een kasteel slechts
een gedeelte in aanmerking komt voor ge
regelde en normale bewoning; de over
tollige vertrekken behooren, mijns inziens
mede in verband met de eraan toege
kende verhooging der huurwaarde
slechts tot de lasten, welke de vaderlijke
erfenis komen verzwaren en mogen in
geen geval de huurwaarde vermeerderen.
Overduidelijk is in den tegenwoordigen tijd
komen vast te staan, dat het teveel aan
vertrekken de huurwaarde drdkt in stede
van haar te verhoogen.
Ook de successie-belasting draagt ertoe
bij, dat de kasteelbewoners uit hun bezit
worden verdreven.
Niet voldoende ervan doordrongen, dat
er een zekere verhouding moet bestaan
tusschen de 'beteekenis van het grondbezit
en de grootte van het kasteel, noodzaakt
de belasting-wetgeving in geval van suc
cessie de erven doorgaans tot onderling
verdeelen en tot verkoop van een gedeelte
van het grondbezit om te voorzien in de
behoefte aan gereed geld, ten deele noodig
voor de uitkeering aan medeerfgenamen.
Ook moet in vele gevallen geld worden
opgenomen, Waarvan de rente niet uit de
opbrengst van het goed bestreden kan
worden. Het gevolg is, dat in tegenstel
ling met de omstandigheden ten tijde
van de stichting toen er een gunstige
verhouding bestond tusschen de beteeke
nis van het goed en die van het huis
thans het part, waarin het huis valt, door
gaans te weinig opbrengt de opbrengst
is vaak negatief om een behoorlijke be
woning te waarborgen. Niet alleen, dat de
onderhoudskosten van het huis de wegens
bewoning toegekende waarde veelal zul
len overschrijden, voor de kosten van het
onderhoud der naaste omgeving za! het
eventueel denkbaar overschot geheel noo
dig zijn; er zal in de meeste gevallen op
toegelegd moeten worden. Kan menig eige
naar, in de hoop, dat gunstiger verhoudin
gen niet lang meer zullen uitblijven, bere
kenen, dat hij met het interen nog eenige
jarep.kan doorgaan, als die verbetering
langer op zich laat wachten is dè zaak red
deloos en, komen ondertusschen wederom
successie-moeilijkheden aan de orde, dan
kan men zeggen, dat het goed vernietigd
is. Het geheel van kasteel, tuinen, bos
schen is ten doode opgeschreven....
Wat de vermogensbelasting betreft, kan
men begrijpen, dat, iedere redelijke ver
houding tusschen het bedrag der op te
brengen belastingpenningen en dat der ge
schatte waarde der bezittingen verloren is
gegaan sedert het mogelijk is gebleken, dat
eigenaars 90 en meer pet. van hun inkomen
moeten afdragen aan den Fiscus.
De schrijver geeft dan verschillende aan
wijzingen, hoe in den nood kan worden voor
zien. Hij wijst er. terecht op, dat later wel
licht de Staat uit een oogpunt van monu
mentenzorg met groote sommen zal moeten
bijspringen om van overheidswege te helpen
herstellen, wat in normale omstandigheden
met gewone onderhoudskosten had kunnen
worden voorkomen.
De Natuurschoonwet 1928 beteekende
reeds een tegemoetkoming en kunstcollecties
kunnen soms vrij komen van den grondslag
meubilair. Maar er moet meer worden ge
daan om de kasteelen te redden. Een paar
requesten om daartoe te geraken zijn tevens
afgedrukt.
Meer gedetailleerde beschouwingen over
den belastingdruk op kasteelbewoners vindt
men in de brochure van den heer Bodde
Bouman. Deze schrijver vult het betoog van
Jhr. van Nispen met technische gegevens
aan. Aan het einde van zijn overzicht met
veel sprekend cijfermateriaal stelt de heer
Bodde Bouman de volgende vragen:
a. Is hier te lande de verhouding tusschen
den druk, die rust op het inkomen, en den
druk, die rust op het vermogen, met inbegrip
van personeele belasting en successie-recht
wel juist?
b Bestaat er geen in het oog loopende wan
verhouding tusschen de belastingen, waar
aan de eigenaren van waardevolle kasteelen
zijn onderworpen, omdat zij deze stokgoede-
ren, staten, havezathen, e.d. bewonen en de
diensten, die zij aan de gemeenschap
bewijzen door deze historische en monumen
tale gebouwen te bewonen en in stand te
houden?
Is de belastingheffing een oorzaak van ver
val der monumenten en vernietiging van na
tuurschoon, de laatste jaren is er een nieuwe
vijand komen opdagen in de werkverschaf
fing. De werkverschaffing is als hulpmiddel
gebruikt om monumenten te bewaren en te
herstellen, maar veel vaker is door ontgin
ningen de schoonheid van het oorspronkelijk
landschap geschaad, zonder noemenswaardig
economisch voordeel De ontginning kon dan
ook alleen plaats vinden door.... subsidies
van staatswege. Ziedaar dan weer de over
heid, die door haar maatregelen eenerzijds
in de hand werkt, wat zij anderzijds poogt
te voorkomen.
Aan dit onderwerp was de vergadering
gewijd van de z.g. Contact-commissie, waar
van wij in April uitvoerig verslag hebben ge
geven. De inleidingen met gedachtewissel
ing zijn nu ook in brochure-vorm uitgege
ven, voor belangstellenden verkrijgbaar zoo
lang de voorraad strekt.
De heer K„ die gistermorgen te Terhey-
den werd aangereden door de auto van een
geneesheer uit Den Haag, toen deze wagen
S,:lu v, 13 Sisteravond in het St. Ignatius-
bezweken Breda aan zijn verwondingen
WUk bij Keldersteel in de nabijheid van
Whitby aan de Oostkust van Engeland ge
strand. De positie van het vaartuig is zoo
danig, dat men hoopt het met hoog water
weer vlot te kunnen krijgen. De zee is zeer
kalm.
Maria-navolging en vertering
in hpt gezin.
In het prachtige Bouvigne, den Mariaburcht
te Ginneken, zijn Vrijdag de Mariale Studie
dagen onder leiding van mgr. FFrencken be
gonnen.
Des morgens om half 12 uur werden de
ruim 80 curisten op hartelijke wijze door do
Bouvigne-bewoners ontvangen.
Nadat in de kapel het Veni Creator was ge
zongen heeft mgr. Frencken in zijn inleiding'
tot deze studiedagen, welker algemeen onder
werp is „Dat het rijk van Maria moge
komen", de groote lijn, volgens welke deze
dagen zullen worden gehouden, uiteengeze'..
Niets heeft zoozeer geleden als juist het
zin en daarom moeten we de bron van het
gezin weer gaan zien als een Sacrament. Het
huwelijk toch wordt beschouwd als een in
stelling zonder grondslag; men ziet het rnet
meer om het kind, maar als zelfbevrediging
Jammer genoeg, ook onder de katholieken
Het huwelijksleven is ontwricht; de verhou
ding tusschen ouders en kinderen is onjuist,
ook in het arbeidersgezin.
De vrouw wordt niet meer als vrouw ge
zien; zij is de gelijke van den man en niet.
meer op de eerste plaats de moeder. Het vrou
welijk karakter is verdwenen; men heeft de
vrouw het moederschap ontnoipen. Het is
noodig, dat de liefde in de gezinnen wordt
teruggebracht.
Als voorbeeld voor een ideale vrouw en
moeder wees mgr. Frencken op Maria van
Nazareth; zij is de ideale Moeder, de Moeder
van God. Zij moet ons heele leven doorstroo
men in het rhythme van iederen dag, in het
rhythme van iederen jaarkring, in het rhy
thme van het leven.
In den namiddag werd de eerste conferen
tie gegeven in de groote zaal van het studie
huis.
Mgr. Frencken behandelde daar het onder
werp: Maria en de Christelijke echtgenoote.
Drievoudig aldus mgr. Frencken is de
dogmatische beteekenis van het Marialeven.
1. Zij is de Moeder van Christus en vervult de
Moederlijke bediening. 2. Zij is de eerstelinge
onder de nieuwe Godskinderen en daarmede
het beeld van de H. Kerk. Zij is de Moeder
van alle geheiligden.
Zoo staat Maria als de nieuwe Eva naast
den nieuwen Adam, Jesus Christus. Uit Chris
tus is Maria vruchtbaar als Moeder van alle
levenden naai- den geest. Maria is de eerste
linge der H. Kerk en Haar vertegenswoordig-
ster in het Bruidschap van Christus. Uit deze
betrekking met Christus wordt elke andere
betrekking en elke andere liefde bij Maria
geheiligd en zoo is het huwelijk van Maria
met Sint Joseph een huwelijk om Christus,
een huwelijk met Christus en een huwelijk
in Christus.
De bruidsverhouding van iedere ziel tot
Christus vormt ook bij alle kinderen der H.
Kerk den grondslag' van alle verdere liefde en
daardoor ook moet in het Christelijk huwelijk
de liefde van den man en de vrouw worden
geheiligd.
Ook het Christelijk huwelijk zal moeten zijn
met Christus, om Christus en in Christus en
Maria zal moeten zijn het stralende voorbeeld
van iedere Christen-echtgenoote.
In zijn tweede conferentie besprak mgr.
Frencken: Maria als Moeder en de heiliging
van het moederschap.
Het jawoord van de H. Maagd was een
vrije, zedelijke toestemming tot het Moeder
worden van den Verlosser, maar ook daardoor
tot het Moeder worden van alle menschen.
Zoo moest Maria in lijden hare kinderen
voortbrengen, want de levensgemeenschap
tusschen Christus en Maria werd tot een
levensgemeenschap in lijden en offeren.
Zoo stond Zij als de Moeder der menschen
naast het kruis. En Christus zelf heeft deze
Moederrechten erkend en Haar als gezellin
verkoren in de uitdeeling Zijner genaden als
Moeder van Barmhartigheid. Ook in het ge
heiligde Christelijk huwelijk is de levensge
meenschap van man en vrouw en de lijdens
gemeenschap allereerst gericht op het kind.
Moeder zijn is de roeping van iedere vrouw.
Moeder zijn naar den geest bovenal.
Zoo is Maria's moederschap ons voorbeeld.
Het is niet voldoende, dat het Christelijk hu
welijk gedragen wordt door de Goddelijke
liefde, het moet ook, in dusdanige mate als
God het wil gerl-IU zijn op de heiliging der
zielen en de aanvulling van de ledematen van
Christus' geheimzinnig lichaam.
Slechts door deze twee waarden kan het
geluk in de gezinnen worden hersteld.
Onder voorzitterschap van den heer J. C.
Tengbergen, hield de Nederlandsche veree
niging tot bestudeering van het wichelroede-
vraagstuk „De Wichelroede" Zaterdagmid
dag in een der z.-mn van den Dierentuin te
's Gravenhage haar algemeene vergadering.
De voorzitter herdacht in zijn openings
woord het overlijden van den eere-voorzitter
der vereeniging, baron Van Nagell.
Aan het jaarverslag van den secretaris is
ontleend, dat in 1935/1936 geen excursie en
geen algemeene vergadering gehouden werd,
in verband met de tijdsomstandigheden. Wel
kwam het bestuur eenige malen bijeen Het
ledenaantal bedraagt thans 38. Het kassaldo
bedroeg einde 1936 196.44.
Op voorstel van den voorzitter benoemde
de vergadering mej. Th. Stein, oprichtster der
vereeniging, tot eere-lid. De aftredende be
stuursleden werden herkozen.
Tot adviseerende leden van de vereeniging
werden benoemd J. Postma, arts (Leeuwar
den), dr. Denier, van der Gon (den Haag)
en drs. A. N. Borghouts (Bergen op Zoom).
De voorzitter verdaagde daarop de verga
dering tot Zondag De leden begaven zich
vervolgens met autobussen naar Gouda voor
een onderzoek naar de onderaardsche gan
gen daar ter stede.
Vliegmachine als kennel
Men schrijft ons
Schreven wij indertijd over vliegende ha
ring, ons kostelijk zeebanket, dat met de K.L.
M. in alle streken van het kompas naar Euro-
peesche landen vloog, thans wordt de aandacht
gevraagd voor vliegende honden. Weliswaar
geen nieuwe verschijning in de zoölogische
wereld, maar toch een nieuwtje als lucht
vrachtartikel.
De vliegtuigen van de K.L.M. hebben meer
dan eens belangrijke levende zendingen aan
kostbare honden enz. vervoerd, maar elf tege
lijk in hetzelfde vliegtuig, is nog niet voorge
komen in de geschiedenis onzer burgerlucht
vaart.
Op het passagekantoor van de K.L.M.
aan den Hofweg in de Residentie bevonden
zich gistermorgen om 7 uur een keur van ha
zewindhonden, elf in getal met acht begelei
ders. De honden werden gewogen, zij leverden
een totaal gewicht op van 276 kg., men kan
zich dus voorstellen hoe groot deze dieren wa
ren, gezien de tengere lichaamsbouw van ha
zewinden. Het geheele gezelschap begaf zich
vervolgens in een autobus van de K.L.M. naar
Schiphol, waar het zich aan boord van een
Fokker F. 22 inscheepte, bestemd voor Twen
te, waar vandaag windhondenrennen worden
gehouden. Maandag vliegen de honden met
hun begeleiders terug naar Amsterdam.
Op Vr(jdag 17 September a.s. en zoo noodig
op volgende dagen zal wederom examen wor
den gehouden voor het verkrijgen van een ama
teur-radiozendmachtiging of een verklaring van
bevoegdheid tot het bedienen van een amateur-
radiozendinrichting.
De schriftelijke aanmelding kan uiterlijk
Dinsdag 7 September a.s. geschieden en wel
voor het eerstgenoemde examen b(j den minis
ter van Binnenlandsche Zaken en voor de ver
klaring van bevoegdheid by den directeur-gene
raal der P.T.T.
De examens worden afgenomen in het ge
bouw Scheveningscheweg 6 te 's Gravenhage
en vangen te i9 uur aau.
Naar aanleiding van de kellnersstaking op
de Jamboree ontvingen we een uitvoerig stuk
van den heer J. T. van Bijsterveld, algem. se
cretaris van den Ned. R. K. Bond van Hotel-,
Café- en Restaurantgeëmployeerden, St. An
ton ius.
Na een overzicht te hebben gegeven over
stakingen in het algemeen en die op de Jam
boree (feitelijk geen staking, zegt schrijver,
doch een conflict, een misverstand) in het bij
zonder, vervolgt hij:
„Onze conclusie is dan ook, dat 't fooien
stelsel als „loonstelsel" vervangen moet wor
den door een stelsel van: a. grondloon, b. pro
centen van den omzet (dit om de verkoops
kracht te prikkelen of aan te moedigen) en
tenslotte garantie op basis van het absolute
gezinsloon.
Anderzijds was door het Jamboree-bestuur
een verhoogende pachtschaal (naar wij verna
men) aangelegd voor den pachter van het
café-restaurant; by het bereiken van e»n be
paald verkoopbedrag zou de pacht verhoogd
worden.
Onze meening is hier, dat de werkgevers in
ons bedrijf geen pachtvoorwaarden moeten
aanvaarden waaruit sociaal-onjuiste opvattin
gen voor het personeel moeten worden gedis
tilleerd.
Tenslotte, de gevolgen van het fooienstelsel
als „loonstelsel" hebben geleid en leiden nog
tot ontzaglijk veel „kellnersleed", tot willekeur
en rechteloosheid, en de onzekerheid van het
inkomen voor de verschaffing van het dage-
lijksch brood voor de zijnen vooral, heeft wel
eens enkelen geleid tot verkeerde practijken.
De geheele kellnersstand, ja, de geheele be-
drijfsstand heeft hieronder te lijden en dat is
beslist onverdiend en onjuist.
Duizenden van de kellners die gebukt gaan
onder die steeds terugkeerende onzekerheid
zijn eerlijke kerels gebleven, ondanks de bit
tere ondervindingen, dat ook het publiek me
nigmaal vergeet te betalen en/of, zooa's de
Weleerw. Heer Henri de Greeve het zegt: de
kellners ruw bejegent als een nummer, ver
getend dat ook hy een mensch is.
De jamboree is voorbij, een les hebben wfl
weer gehad. De werknemersvakbonden zijn
bereid, wij hopen ook de werkgevers en
ook onze regeering, om ordening te brengen
in het chaotisch fooienstelsel als loonstelsel
in belang van het algemeen."
Al was het dan ook niet duidelijk zicht
baar, de gravin liep Vrijdagavond toch in het
zilver gedost in haar slot en park in Hon
garije (adres Princesse-schouwburg Den
Haag) rond en liet zich om haar geestigfe in
teressante verschijning bewonderen door
haar talrijke gasten.
Veel waser geanimeerd in den intiemen
kleinen schouwburg en het publiek heeft het
vele goeds dat er geboden wordt aan humor
en zang, zeer gewaardeerd. De voornaamste
spelers ontvingen bloemen.
De gravin Mariza zal nog wel in het goud
i' verschijnen ook.
Dat kan dezen zomer uitkomen-
Uit een schoolopstelDe bewoners van
Zwitserland leven bijna uitsluitend van toe
risten."
Zaterdag brak brand uit in de schuur van
den heer W. aan den Wehreweg te Sittard. De
schuur waar circa 400 kilo stroo gretig voed
sel gaven aan het hoog oplaaiende vuur,
brandde tot den grond af zonder dat iets kon
gered worden. De oorzaak is onbekend, ter
wijl noch schuur, noch inhoud verzekerd
waren.
16 Aug 15 Aug 16 Aug 14 Aug
Rheinfeld
1.89
1.92
Breisach..
1.67
1.51
Trier
0.12
0.04
Kehl
2.70
2.68
Keulen
1.59
1.61
Maxau
4.19
4.23
Dusseldorf
1.02
1.01
Kirchheim
Ruhrort..
0.12
0.10
Mannheim
3.08
3.13
Wetter
Lohr
0.74
0.75
Wesel.
—0.14
—0.10
Mainz
0.77
0.79
Eminerik
1.08
1.10
Bingen
1.78
1.82
Duisburg
—0.15
—0.14
Caub
1.98
2.01
Ruhr sluis
3.30
3.30
Prijs 70 cent.
Reel. D 1781—5 32
Geautoriseerde vertaling naar het
39.)
Engelsch van
JOAN BUTLER
Wel, ik geloof, dat ik dat netjes heb
klaargespeeld, wat? Je zult moeten toegeven
dat het keurig werk was.
Iets dergelijks is nooit meer vertoond,
verklaarde Byng oprecht, sinds die professor
hoe-heet-hy-ook-weer Sherlock Holmes oyer
de rotsen naar omlaag wierp. Ik bedoel, dat
er een nieuwe Sherlock is opgestaan. Een
soepeler demonstratie }s nooit vertoond.
We tasten órntrent verschillende belang
rijke punten natuurlijk nog in het duister,
meende Bill bescheiden. We weten bijvoor
beeld niet, waar het geld verborgen i3.
Maak je daar niet bezorgd over, zei de
opgewekte Byng. Ik bedoel, dat wij Byngs,
een buitengewoon scherpen „eus hebben voor
draagbare weelde, k wil tien tegen een met
je wedden, baasje, dat ik clen ou*en spaarpot
binnen vier en twintig uur te pakken heb Er
is nog nooit een verborgen schat geweest
welke een Byng in moeilijkheden kon bren
gen.
Mogelijk. Maar er is nog iets. Hoe staat
het met dien kerel, die hier heeft rondge
scharreld? We weten nu feitelijk, dat er twee
kerels waren. Misschien zijn er zelfs nog we]
meer. Tot dusverre hebben zij nog niets ach
terover gedrukt. Het komt me voor, dat zij op
dat geld loeren.
En het geld, zei de Byng met plots"-.nge
beslistheid, bevindt zich op zolder!
Drommels! Dat is een idee!
Baasje, het is méér .dan een idee! Het
is een inspiratie. Reggie sprong overeind en
gaf een demonstratie van een begeesterden
Schotschen volksdans. Bill staarde hem cri-
tisch aan. Wat minder optimistisch dan zijn
vriend, zag Bill maar al te duidelijk de moei
lijkheden, welke nog moesten worden opge
lost.
Wat maakt je daar zoo zeker van?
vroeg hij voorzichtig.
De Byng, die na een laatste wilde sprong,
v/elke de papiermand door de kamer deed
vliegen, weer tot rust kwam, liet zich gracieus
in zijn stoel neervallen.
Wat mij daar zoo zeker van maakt?
Baasje, ik begrijp het nu volkomen.
Dan begrijp je meer dan ik. Wat is jouw
theorie
Zwengel McGinty!
Wat is er met hem?
Hij is de indringer.
Zooals ik je daar net al opmerkte, zijn
er twee of meer indringers.
Toegegeven, baasje, toegegeven. Maar
de Zwengel is de hoofd-indringer, als je snapt
wat ik bedoel. Ik bedoel, hij vormt de herse
nen van de beweging.
Wat is dat nu weer? Je moet toch eenige
grond hebben voor die wilde beweringen.
Luister dan maar! zei de Byng ernstig.
De Zwengel kwam eenigen tijd geleden uit
Amerika terug, niet waar?
Ut weet het niet.
Nu, het is zoo.
Ik zal je op je woord gelooven.
Zijn vader vroeg me om hem een baan
tje te geven.
plichUge ft b6Weren' dat ie ouwe zijn mede-
ie'nz„fen3 even je mond dicht' baas-
w' - ™en&elB vader vroeg me om den
Zwengel een baantje te geven. Dat deed ik.
Dat was in de dagen, toen er hier nog heel
wat te doen viel voor w,j öpenden, als je
begrijpt wat ik bedoel Hy scharrelde den ge-
heelen dag door het huis, overal karweitjes
opknappend. Als ik me goed herinner, hield
hij dat precies vyf dagen ]ang V01. Hoewel
Ik hem het vorstelijk salaris van dertig shil
ling per week betaalde, verdween hy toen
plotseling zonder op te zeggen, of zijn ver
diende geld in ontvangst te nemen. Let daar
wel op, baasje. Daardoor den indi uk wekkend,
dat de twintig of vijf en twintig shilling in
zyn jonge leven geen rol van beteekenis
speelden. Kun je me volgen1?
Op de hielen. Ga verder.
De Byng wees met een langen vinger op
hem.
Toen wij voor het eerst weer iets van
den Zwengel hoorden, waar was hjj toen?
Hoe kan ik dat voor den drommel we
ten? Waar was hij?
Baasje, hij was in Glasgow, waar hij de
heele boel op stelten zette. Hij gaf daar geld
uit als water. In cafés, by de hondenren.ien,
met vriendinnetjes. Hij smeet er eenvoudig
mee om zich heen!
Oh! zei Bill nadenkend. Wel?
Ik heb je mijn feiten genoemd, baasje.
Nu komen de theorieën aan de beurt! De
Zwengel vertrok hier zonder zijn loon, omdat
hij op de een of andere manier een flinken
hoop duiten op den kop had getikt. Waarom
zou hij anders een goed baantje tegen een
prachtig salaris en met verbluffende voor
uitzichten weggooien? Ik vraag je baasje,
wat anders zou hem zich zoo krankzinnig
kunnen doen handelen?
Natuurlijk afkeer van werk, zei Bill.
Daar heb ik wel meer van gehoord.
De Byng schudde het hoofd. Er steekt
meer achter, baasje. Hij verliet Auchingow
rie, 't huis van zijn vaderen en voorvaderen,
zonder iemand iets te zeggen en ging aan
den boemel in Glasgow. Toen zijn geld op
was, kwam hij terug. Hij
Waar heb je al die inlichtingen van
daan? vroeg Bill nieuwsgierig. Je schijnt
zijn levensgeschiedenis aardig bestudeerd te
hebben.
Van zijn vader, mijh jongen. Zoo nu
en dan loop ik er wel eens binnen om er
eentje te nemen, en de oude heer vertelde
me alles omtrent zijn Zwengel. Hoe gek het
ook klinkt, toch voelde hij een zekere gene
genheid voor den jongen en maakt hij zich
ever hem bezorgd.
Daar heeft hij reden genoeg voor! brom
de Bill. Wanneer ik dien kerel hier in de
buurt aan het snuffelen vind, zal ik zijn
kop van zijn romp slaan. Maar laat me n%g
eens 'n paar van die theorieën van je hoo-
ren.
't Komt kort en goed hier op neer, zëi
de Byng beslist. Terwijl hij hier aan het
werk was, ontdekte de Zwengel een deel
van het verborgen geld. De gelegenheid en
het geld met beide handen aangrijpend,
spoedde hij zich zonder vertraging naar
Glasgow, waar hij als een vorst leefde, zich
als het ware van de eene kroeg naar de an
dere begevend. Toen het geld op was, kwam
hij terug, en sinds dien heeft hij wanhopige
pogingen gedaan om de hand te leggen op de
rest van den spaarpot. Tot op dit oogenblik
heeft hij, naar ik vurig hoop, nog geen
succes gehad.
Intusschen is hij, om redenen, welke
hem zelf het best bekend zijn, opgescheept
geraakt met een paar medeplichtigen. Ik wil
er ik weet niet wat onder verwedden, dat
het de Zwengel was, die mij vannacht neer
sloeg. Zijn vader vertelde me, dat hij in
New York een goed baantje had, waarbij
hij voortdurend menschen op bestelling
moest neerslaan. Daar heeft hij ongetwijfeld
zijn ervaring met den zandzak opgedaan.
H'm! zei Bill. Het zou me niets verwon
deren, als je gelijk had. Laten wij eens even
aannemen, dat de Zwengel inderdaad de ge
heimzinnige man is. Wat ben je dan van
plan er aan te doen?
Baasje, ik ga hem gebruiken om mij
den weg naar het geld te wijzen. Het ligt
op zolder. Als dat niet zoo was, waarom zou
Zwengel dan iedere maal, dat hij ons met
oen bezoek vereert naar de zolders trekken?
En bovendien, baasje, is het goed verborgen,
want anders zouden Dougal Mc Dougal en
eega het al lang gevonden hebben. Vergeet
niet, dat die twee er al ruim een jaar naar
gezocht hebben.
Een minder snuggere geest dan onze
Reginald, vervolgde de Byng bescheiden, zou
zich op dit punt naar den zolder spoeden en
daar als een dolleman gaan huishouden. In
hoeken turen, planken losbreken, het papier
en de kalk van de muren scheuren enz. De
Byng doet het beter, als je snapt wat ik be
doel. Hij verbergt zich op zolder, met zijn
neus op het strijdterrein, en wacht op den
Zwengel om hem den weg te wijzen. Wan
neer de Zwengel dat gedaan heeft, keu
rig heer als hij is stapt Reginald te voor
schijn, tikt hem op den schouder en ver
telt hem, bij wijze van spreken, waar hij
te gaan en te staan heeft. Wat zegt je me
daar van?
Keurig, werkelijk keurig, zei Bill waar-
deerend. Maar er is nog een kleinigheid,
welke misschien aan je aandacht ontsnapt
is. Waar ben je van plan je te verbergen?
Ook daar heb ik reeds aan gedacht, zei
de Byng voldaan, en ik heb een naar ik
meen absoluut bevredigende oplossing voor
dit probleem gevonden.
Voorzichtig om zich heen glurend boog hij
zich voorover en fluisterde den ander zijn
geheim in het oor. Bill lachte als een hyena.
En nu, baasje, zei de Byng grinnekend,
wat zijn jouw plannen voor den nacht? Het
is natuurlijk mogelijk dat er niets geoeurt
maar het oude zesde zintuig waarschuwt
me, dat dat wel zoo zal zijn. Zooals je be
grijpen zult, zijn wij aangewezen op de
nauwste samenwerking. De kleinste fout,
baasje, en we grijpen er naast.
Ik zal bij de hand zijn, verklaarde Bill
geruststellend. Aangezien dit Sam's laatste
nacht in het hotel is, neem ik extra maatre
gelen. Babs slaapt bij Jill en ik neem haar
kamer. Ik zal niet de moeite doen om me
te ontkleeden. Bij het eerste verdachte ge
luid van boven kun je er op rekenen, dat
ik ter plaatse ben.
Wanneer je den Zwengel en zijn mede
plichtigen in de gang hoort rondscharre
len, zei de Byng waarschuwend, moet je
vooral niet tusschenbeide komen. Kom voor
al niet te voorschijn om ze kopschuw te
maken. Ik heb ze boven noodig.
Ik zal er aan denken, zei Bill vrooiijk.
Als je 't nu niet erg vind, ga ik naar het
vrouwtje. Ik moet haar nog een paar dingen
vertellen.
Sommigen zijn geboren Morellis, anderen
worden Morellis en weer anderen zien zieh
Morellis opgedrongen. Van deze laatste ca
tegorie spande Washington P. verreweg de
kroon.
Toen het Auchingowrie-Hotel leegliep als
een f ^broken flesch, ontdekte Wash, het ci-
trc ..Icurige gelaat van den rerwerpeiyken
S-.iuuel steeds om zich heen. Hoe vurig Sa
muel ook verlangde alle contact met Was
hington P. te vermijden en hoe soepel zijn
werk in andere opzichten ook was, op dit
punt scheen hij niet in staat zijn doel te be-
bereiken.
Het kwam Wash, voor, alsof Samuel overal
voor zijn voeten opdook. Sam van zyn kant
was er van overtuigd, dat Wash, de gave
bezat om op twee plaatsen tegeiyk te zijn en
een van die plaatsen was altijd juist de plek,
welke Sam had uitgekozen om zich een paar
uur ter meditatie terug te trekken.
Voor Wash, werd het bepaald een nacht
merrie. Waar hy ook stond of ging, steeds
zag hij Samuel haastig om een hoek verdwij
nen. Wandelde Wash, den tuin in, dan kon nij
er zeker van zijn Samuel daar aan te treffen,
verdiept in een bewonderende beschouwing
van een rozenstruik. In huis was het al niet
'anders. En, wanneer Wash, een eind den weg
op liep om de spijsvertering na de lunch te
bevorderen, kon hy er op rekenen Samuel eer.
vijftig meter voor \zich uit te zien.
Op dezen, zijn laatsten middag in het
Auchingowrie-Hotel, was het Washington P.
plotseling duidelijk geworden, dat de zeven
plagen van Egypte slechts een voorbijgaand
ongerief beteekend hadden in vergelijking met
dit geelachtig mannetje. Sam liep hem in de
eetzaal tegen het lijf. Sam botste om hoeken
byna tegen hem op. Sam passeerde hem op
de trappen. Sam liep in de tuinen voor hem
weg. Washington P. had alle reden voor zijn
theorie, dat Sam een drieling was.
Zeg vroeg Washington P. ten einde raaa
aan Bill, wie is die kerel?
Welke kerel? vreg Bill. Sam was juist
om den hoek verdwenen.
Die kerel met dat gezicht als een uitge
droogde citroen.
O die? Dat is Ferguson.
Ferguson?
Hij heet Ferguson, Pop.
Noem me geen Pop, snauwde Wash, ge
ïrriteerd.
Waarom niet?
Ik ben je vader niet!
Maar dat zul je worden, zei Bill vrooiijk.
Het zal nu niet lang meer duren. Daar zal
ik wel voor zorgen.
Washington zei iets heel ergs.
Je zult je er beter onder voelen, zei
Bill, zoodra ik je geleerd heb, hoe je poker
moet spelen.
Naar den drommel met poker.
Precies. Maar wat is er met Ferguson?.
Wat doet hij hier?
Hij Is een van onze gasten, zei Bill. Hy
bewondert het landschap, drinkt de zon in
en zoo. Bill wierp een onderzoekenden blik
op zijn aanstaanden schoonvader. Wat heb je
tegen hem, Pop?
Hij volgt mij overal, waar ik ga! zei
Washington P. verontwaardigd.
Toch waar?
Ik kan geen stap zetten zonder den kerel
tegen het lijf te loopen!
Probeer hem op zijn likdoorns te trap
pen.
Het gekke van het geval is. vervolgde
Washington P. nadenkend, dat ik zijn ge
zicht schijn te kennen.
Vergeet het, adviseerde Bill hem. Je
moet over zulke dingen nooit loopen pieke
ren, of je eindigt nog met op handen en
voeten te loopen en te blaffen als een hond.
Ik heb hem al méér gezien.
Daar heb je het al! Hij werkt op je
zenuwen. Je hebt een Fergusoncomplex ge
kregen.
Ik heb 't gevoel, zei Washington P., dat
ik hem in New York ontmoet heb.
Je moet zulke dingen niet doen, zei Bill
licht verwijtend. Denk aan je reputatie. Denk
aan je familie. Denk aan my. Ferguson is
in zijn soort ongetwijfeld een flinke jongen
maar ik -vil toch niet, dat hy het vrouwtje
komt opzoeken, terwjjl ik niet thuis ben. Hij
mocht Auchingowrie eens aan het schrikken
maken.
Auchingowrie? zei Wash, zwakjes.
Wij gaan als het zoover is, onzen eer
sten jongen Auchingowrie noemen. Auchie,
bij afkorting. Wat denk je daarvan, Pop
Noem me niet Pop.
Ik zal je dan grandpop noemen, /er-
klaarde Bil. Hoe zul je dat vinden? Je kunt
me beter aanmoedigen je Pop te noemen,
Pop, zoolang je nog de kans hebt.
Washington P. uitte een wilden kreet en
spoedde zich naar de veilige afzondering
van zijn kamer.
(Wordt vervolgd.) f