ZWERFTOCHTEN LANGS DE MAAS. DINSDAG 17 AUGUSTUS 1937 HET WERK VAN DEN RIJKS- WATERSTAAT. Indrukken en cijfers. I. DE MISSIE VAN MGR. N- STAM- ar 9de R,K. PAEDAGOGISCHE WEEK. Door Mgr. dr. Th. Goossens te Tilburg geopend. nig- Een dorp, dut van den Noorde lijken naar den Zuidelijken oever verhuist- Keent ,zegt een oud aardrijkskundig woor denboek, is een voormalige afzonderlijke heerlijkheid in het Rijk van Nijmegen, be- hoorende tot de gemeente Balgoy en Keent, palende ten Noorden aan Balgoy, ten Oos ten, ten Zuiden en ten Westen aan de Maas. Dat wil zeggen, dat het heelemaal in een Strang van de Maas ligt, die het kleine ge hucht aan drie zijden volkomen omspoelt. Maar het volgende jaar zal de beschrijving, die 't aardrijkskundig woordenboek geeft niet meer waar zijn. Keent zal dan liggen, niet meer aan de Geldersche zijde, maar aan de Brabantsche zijde van de Maas, ten Oosten, Zuiden en Westen begrensd door het Bra bantsche land, alleen ten Noorden palende aan de Maas en door de nieuwe rivier ge scheiden van de gemeente Balgoy, waartoe het thans behoort. De werken aan de Maasverbetering vor deren snel. Stroomafwaarts gaan de werk zaamheden voort; tot Megen is de Maasver betering gevorderd. Het traject Megen-Bal- goy is nu onderhanden en zal in 1938 vol tooid zijn. Dat Alem voor een paar jaar nog aan de Brabantsche zijde lag, is welhaast vergeten. De Maaskronkel, die het in het Noorden, Westen en Zuiden omsloot, is verdwenen, ten Oosten stroomt met een flauwe bocht nu de nieuwe breede Maas en de kerktoren van Alem groet met een zeker heimwee het Brabantsche land, het land, waar het dorp eeuwen en eeuwen aan lag vastgegroeid, maar waarvan het nu gescheiden is door de breede nieuwe rivier. De vier betonnen to rens van de sluis, die de Waal met de Maas verbindt bij het Fort St. Andries, zijn al lang vertrouwd geraakt met de uitzichten over dit verre stille land, zij wenken de schippers, die komen aanvaren over den zilveren boog van de Waal, de schippers, die opkomen over de breede Maas, Met een flauwe bocht het groene land doorzil- vert. Bruisen doet het water in den schut- kolk en de deuren, waarvan het water in breede stralen afdruipt, schuiven zachtjes omhoog met het brommen der motoren in de hef torens. De oude sluis van St. Andries is verdwenen, volgestort, zooals zij was, met zand, tot latere onderzoekers misschien een volledige sluis in den grond zullen vinden, waarvan de puntdeuren half zijn vergaan. Hoog staan de acht torens van het sluis- pand en de stuw bij Lith in den grijzen dag. Het water stort zich over de klep in een zuiveren boog, bronskleurig in zijn val, wit en schuimend beneden de stuw, boven den stuwdrempel. Maar de felle spartelende zalm, met zjjn sterken slag, waagt af en toe, wanneer hij naar boven wil, den sprong te gen den vier meter hoogen waterval en~ springt met een vaart tegen den neerbrui-, senden straal in. En als hij den sprong van vier meter hoog heeft bereikt, schiet hij haastig weg in het donkere water, dat stil en rustig ligt, tot tegen de stuw. In de visch- trappen, op den Noordelijken en Zuidelijken wal, is het gespartel van de kleine jonge visch en de rivierpaling met zijn lichten buik, tegen de helling op van het neerstroo- mende water. Dit land heeft niets van zijn idylle ver loren. In het gedeelte, waar de Maaswerken zijn voltooid, is de stilte weer gevallen, zoo als die hangt over een land, waar men het denderen van een verren trein niet hoort en waar geen groote wegen het geraas doen leven van het moderne verkeer. In sommige oude Maasbochten zwaait alleen nog de rookpluim van de perszuigers, die den bui ten -gebruik- geraakte? rivierarm vullen. An dere oude rivierarmen blijven open, de ar men waarin de gemalen van het Land en Maas en Waal uitwateren, de armen waar aan een loswal ligt, die in gebruik moet blijven. Op de met zand gedempte rivierar men werd een halve meter klei gebracht en waar eens de rivier stroomde, groeit nu de haver. Door de medewerking van de Heidemaat schappij, die zorgt voor de uitvoering van het werk, heeft de Rijkswaterstaat dit jaar onge veer 400 H.A. land in cultuur gebracht, gras land, haver. En de haver was op sommige plekken zoo goed van kwaliteit, dat hij 180 per bunder opbracht. In dit land, waar het werk gereed kwam, is van de vroegere grillige kronkels van de Maas niets meer te bekennen. Zij is verdwenen, zooals een sloot, die wordt dichtgegooid, ver dwijnt. Alleen de groote boog van ruizelende boomen, ten Noorden en ten Zuiden, wijst Voor hem, die het weet, den ouden loop. We gaan vandaag de Maas langs van Grave tot Lithoyen. Van Balgoy tot Megen- Grave blijft ten Zuiden liggen met de negen spanningen over de stuw. Langs den zijweg, die naar Balgoy voert, langs leeg- geoogste akkers en donkere boomgaarden, langs de barakken van het eerste werkkamp van de Maaswerken, komt men in Balgoy. Een gehucht ten Zuiden van Balgoy is Keent. Het vormt met Balgoy één gemeente; maar de Waterstaat kwam en trekt de Maas recht door het land ten Noorden zoodat er scheiding komt tusschen Balgoy en Keent. Volgens het oorspronkelijke plan zou het gehucht geheel verdwijnen, maar nu verdwijnt alleen dat ge- gedeelte, dat in de nieuwe Maasbedding komt te liggen. Een dijk in het Noorden langs de nieuwe rivier zal aansluiten bij den ouden dijk, die in het Oosten, Zuiden en Westen Keent omsloot. Het zal daardoor een polder worden, met hoog water aan alle kanten omspoeld. Het krijgt een veer naar Balgoy. en het Rijk heeft alle bezittingen, gronden en boerderijen opgekocht. Zoo kwamen de boeren van hun hypotheken af en nu pachten ze hun grond, vrij van andere lasten. De bewoners van Keent moesten vroeger, als het hoog water was, op stelten naar de kerk. Eertijds is er een kapel in Keent geweest, maar dat is al zoo lang geleden, dat de omwonenden niet eens meer weten aan welken heilige het thans tot een ruïne vervallen bedehuis is toegewijd geweest. Er zijn wel beschrijvingen van, maar het pre- eiese weten ze niet meer, zegt de boer, die er tegenover' woont. Van de kapel is niets meer over dan de zware muren tot op een of twee meter hoog. Aan den buitenkant staat een oude vlier- en een kromme perenboom. In de ruïne werden voor een paar jaar aardappels verbouwd. Al voor honderd jaar werd in de kapel geen dienst meer gedaan. Oude boeken wijzen uit, dat zij aan den H. Antonius Abt was toegewijd. De afsnijding van het gehucht van het Gel dersche land is op het moment in vollen gang. De Noordelijke nieuwe dijk, met een kruin breedte van 10 meter, is al gereed, de Zuide lijke, voor de nieuwe rivier, ls in aanleg. Daar tusschen liggen de toekomstige uiterwaarden en hier wordt het talud aangelegd voor de nieuwe rivier, die 110 meter bodembreedte krijgt. Later komen de baggermolens, die den grond tusschen het Noordelijk en Zuidelijk talud wegbaggeren. In de bedding der nieuwe rivier wordt de klei met de hand zuinig weg- gegraven. Daar worden de dijken buitendijks mee bekleed en over zandgronden wordt hij ter dikte van een halven meter heengeworpen. In de toekomstige uiterwaarden, in de rivierbedding, zijn de huizen opgeruimd. Alleen liggen op sommige plaatsen nog de moes tuinen, de boomgaarden van de vroegere boe renhofsteden, aardappelvelden, heggen. Zij zullen allemaal verdwijnen met het afgraven van het winterbed en van de uiterwaarden. Want in winter- en zomerbed moet de rivier vrijen doorgang hebben. Het winterbed der rivier wordt 600 M. Door de bochtafsnijding van Balgoy wordt de lengte van dit rivierpand van 7 K.M. tot 2 K.M. teruggebracht. Door de Maasverbetering wint zoodoende de rivier niet alleen aan capaciteit voor waterafvoer en bevaarbaarheid, maar wordt ook de lengte belangrijk ingekort. Zooals bovenstaande ciifers genoegzaam demonstreeren. U. N. Mgr. N. Stam, apostolisch vicaris van Ki- sumu schrijft ons Onze katholieken in Nederland, die mijn Vicariaat gedurende mijn verblijf op vader- landschen bodem zoo geholpen hebben, heb ben nog niets van mij gehoord sinds ik in Maart ben vertrokken daarom vraag ik de bereidwilligheid van dit blad, om zoodoende mijn vrienden en weldoeners te bereiken. Voordat ik mij in Genua inscheepte, bracht ik 'n bezoek aan den Paus om hem alles van mijn missie te vertellen. Niettegenstaande zijn ziekte stelde Z. H. overal belang in en toen ik wilde vertrekken, noodigde hij mij uit, weer plaats te nemen, want hij wilde meer weten aangaande het Vicariaat van Kisumu. Onze zeereis was voorspoedig behalve eenig ruw wfcer op de Middellandsche Zee, maar toch kwamen wij op den vastgestelden dag in Mombasa aan. Nu moest ik ongeveer een 1000 kilometer het binnenland in naar Kisumu. Dit was gemakkelijk genoeg, want er ligt nu een spoorlijn, maar vroeger beteekende het een drie maanden loopen. Zoodra ik aankwam moest ik mijn rond reis beginnen en alle Missieposten bezoeken en net H. Vormsel toedienen. Overal werd ik feestelijk en hartelijk door onze negers ont vangen. Zij dachten natuurlijk, dat een boot lading vol geld door mij was meegebracht en dat het nu de tijd was om mij te bestormen, en smeekten mij om nieuwe Missieposten te openen. Ik vertelde, dat de tijden in Neder land erg slecht waren en dat ik wel wat geld gekregen had, maar dat ik niet genoeg had om de bestaande Missies in stand te houden. Zij keken mij ongeloovig aan en gingen doop met mij te bewijzen, dat het allernoodzake lijkst was, om het werk uit te breiden. Mijn negers hebben gelijk, want de afstanden zijn veel te groot. Heel veel menschen moeten een paar dagen loopen om naar de kerk te gaan en dit is zwaar, vooral voor oude men schen en moeders, die niet alleen voedsel voor de reis maar ook hun kleine kinderen moe ten meenemen. Daarbij komt, dat de zon hier verschrikkelijk brandt. Dit is zoo erg niet voor groote menschen, maar de zon is ge vaarlijk voor kleine kinderen. Dikwijls wan neer zoo'n moeder lang is weggebleven en men haar vraagt waarom zij niet geweest is, kcjjgt de priester het antwoord „Mijn kindje was ziek en ik durfde het niet in de zon mea te nemen." Niet alleen is het de hitte, waar aan zij zijn blootgesteld, maar ook de onge makken van de reis, daar zij dikwijls niet weten, waar zij zullen overnachten. Onze negers moeten op die manier heel wat doen om in den hemel te komen. Niet alleen is het zwaar voor mijn negers, maar ook voor de priesters, die dezelfde af standen moeten afleggen om hun zieken te bedienen. Het is waar, de meesten hebben motorfietsen, maar een motorfiets kan niet overal komen, en gedurende den regentijd zijn onze wegen gewoonweg een modderpoel. Meer dan eens gebeurt het, dat hij, na zich half dood gewerkt te hebben, de fiets in de modder moet laten staan. Tengevolge van de afstanden, die de priester moet afleggen, ster ven vele menschen, voordat zij de laatste H.H. Sacramenten ontvangen hebben. De negers moeten zelf ook dikwijls een paar dagen loo pen om den priester te waarschuwen en in den tusschen tijd kan veel gebeuren. God heeft ongetwijfeld ons werk rijkelijk gezegend, daar wij na een dertig jaar een 70.000 gedoopten hebben en een 30.000 Cate chumenen en de oogst staat overal rijp. Wij zien echter de toekomst met een bang hart te gemoet wegens de groote financieele moei lijkheden. Ik ben er echter zeker van, dat mijn vele vrienden in Nederland mijn Missie niet in hun gebeden zullen vergeten. zal dus zijn: hoe moeten we psychologisch te werk gaan om die ons toevertrouwde kleine en groote kinderen te bezielen met het le vensideaal van het groote en reine geluk, dat in den edelmoedigen dienst van G«d is te vinden en van hen zal maken een goed mensch, een verdienstelijk burger en een trouw christen. jimnjFilïïT VERBETERINGEN OP SCHIPHOL- Door het aanleggen van de nieuive startbanen zal de hoofdstedelijke luchthaven een belangrijke verbetering ondergaan- Een K- L- M- luchtfoto van het eerste gedeelte der gereedgekomen startbanen- Gisterenavond is te Tilburg de negende Paedagogische Week begonnen. Allereerst verzamelde zich een aantal autoriteiten in het gebouw Scala aan de Tuinstraat, waar een uitgebreide tentoonstelling van leermid delen en R. K. jeugdlectuur is ingericht, wel ke tentoonstelling een integreerend deel uit maakt van de Paedagogische week. De officieele opening van deze tenoonstel- ling werd verricht door den ondervoorzitter van het curatorium der R. K. Leergangen, het Eerste Kamerlid den heer H. Blomjous. Tegenwoordig waren o.a. mgr. prof. dr. Th. Goossens, en dr. M. Verhoeven, onderschei denlijk voorzitter en secretaris van het psy chologisch-paedagogisch instituut der R. K. Leergangen, rector P. Goorts, bisschoppelijk hoofdinspecteur van het bijz. onderwijs in het bisdom Den Bosch, mr. H. Scheidelaar, wet houder van onderwijs van Tilburg, frater Tharcisio, superior generaal der Fraters van Tilburg, mejf Jansen, inspectrice L.O. te Den Bosch, de inspecteurs L.O. de heeren J. J. Verbeeten uit Breda en C. Koenen uit Hel mond en de heer A. v. Delft, voorzitter van den K. O. B. Mgr. Goossens sprak een kort woord van welkom, waarbij hij zijn vreugde betuigde, dat het aantal deelnemers aan deze week, weer zoo verblijdend groot is. De heer Blom jous vertolkte hierna in zijn rede de gevoe lens van groote belangstelling, die het cura torium der R. K. Leergangen voor deze Paed week aan den dag legt. Spr. wees er voorts o.a. op, met hoe groote voldoening de onder wij smenschen, hier bijeen zijn om nieuwe vormen van opleiding, nieuwe denkbeelden van jeugdpsychologie en paedagogie in een vrij land te kunnen toetsen aan de leer der Kath. Kerk. Die vrijheid stemt tot dankbaarheid jegens. God, vooral in een tijd als de onze nu m an dere zeer nabije landen de staat de taak der Kerk om de jeugd te vormen met ruw ge weld overneemt en eiken schijn van vrijheid met machtsmiddelen vernietigt. Maar als wij denken aan de vrijheid en gelijkstelling van het katholiek en het algemeen christelijk on derwijs, dan mogen wij ook dankbaar herden ken mannen als Schaepman, Kuyper en Lob man, die, ondanks verschil in beginsel in ve lerlei, toch gezamenlijk in coalitie den eind strijd voor een reëele gelijkheid voorbereid den en wij denken dan tevens aan mannen als Van Wijnbergen, die dien eindstrijd tot een succesvol einde brachten. Mogen wij beseffen, aldus spr., welk een groote verantwoordelijkheid op ons rust om die vrijheid te doen voortbestaan en mogen wij vooral onze kracht zoeken in eigen be ginsel, maar daarbij ook onzen steun zoeken bij en geven aan hen, wier beginselen in dezen parallel loopen met de onze. Met de bede, dat deze tentoonstelling en de paedago gische week vruchten mogen afwerpen voor de godsdienstige vorming der Ned. jeugd ver klaarde spr. de tentoonstelling voor geopend. De autoriteiten maakten daarna een rond gang langs de diverse stands. Officieele opening Paedagogische week- •I Om zeven uur vond in de zaal van de N. K. Harmonie de officieele opening plaats van de 9e R. K. paedagogische week. Daarbij ivaren ongeveer dezelfden autoriteiten te genwoordig. Nog merkten wij hier o.a. op den aartsbisschoppelijken hoofdinspecteur van het bijz. L. O. den zeereerw heer W. de Jong. Mgr. prof dr. Goossens, sprak de openings rede uit. Na het welkom te hebben toegeroepen aan de autoriteiten, die tot deze opening uifge- noodigd waren, met name aan hen, die door kerkelijke of wereldlijke overheid belast zijn met de inspectie van het onderwijs, alsmede aan de vertegenwoordigers van vele onder wijsorganisaties, gaf spr. in het kort aan, hoe het onderwerp van dit congres: psychologie en paedagogiek, een aanvulling beteekent van de onderwerpen, die in de vorige con gressen zijn behandeld. Dan betoogde spreker, dat een Roomsch- Katholiek congres voor deze stof volkomen verantwoord, zelfs plicht was. Dat is geen zoeken van isolement, zooals zeer ten on rechte onlangs van het bijzonder onderwijs nog was beweerd, maar even goed als de katholiek zijn eigen kerk en zijn eigen gods dienstoefeningen moet hebben, moet hij ook zijn eigen scholen en zijn eigen onderwijs hebben. Het is beter hiervoor te zien naar het Kerkelijk wetboek dan naat een citaat van Alberdingk Thijm. In het kort memoreerde daarna de spr. het werk van het psychologisch-paedagogisch in stituut der R.K. leergangen,' hetwelk naast zijn wetenschappelijk tijdschrift voor ziel kunde en opvoedingsleer ook op verschil lende plaatsen in het land cursussen organi seert voor de middelbare akten paedagogiek A en B. Zoo zullen dit jaar bij voldoende deelname weer nieuwe A-cursussen te Roer mond en te Amsterdam of 's-Gravenhage worden begonnen. Dit jaar mocht, zoo ging spr. verder, bij zonder veel belangstelling uit Vlaanderen worden geconstateerd, wat door het bestuur zeer op prijs wordt gesteld. Op onderwijs gebied kunnen wij echter ook nog veel leeren van de Vlamingen, waarom enkele Vlaamsche sprekers voor deze week zijn uitgenoodigd en een excursie naar de onderwijsinrichting der kanunnikessen van het H. Graf te Turn hout zal worden gehouden. Zoo zullen wij elkanders werk beter leeren kennen en waar- deeren. Rede prof- van den Berg- Vervolgens hield' prof. dr. I. J. M. van den Berg een referaat over: „Psychologie en pae dagogiek". Het belang en het nut der psychologie voor de paedagogiek kan in onzen psychologisee- renden tijd wel zoo ongeveer als een axioma gelden. Dat kennis der menschelijke ziel van groote beteekenis is, voor wie leering en leiding moet geven aan den opgroeienden mensch, is even duidelijk als dat men ver stand moet hebben van electriciteit om elec- tromonteur te kunnen wezen, en weten moet, hoe een auto reageert op onze manipulaties om chauffeur te kunnen zijn. De toenemende belangstelling voor psy chologie in den nieuweren tijd heeft haar echter tevens doen uitgroeien tot zulk een omvang, dat telkens weer opnieuw bepaalde onderdeelen als min of meer zelfstandige wetenschappen moesten worden afgezonderd. Van de wijsgeerige zielkunde, die wezen en eigenschappen der ziel bestudeert, werd het eerst de positieve zielkunde afgescheiden handelend over de zielsacten en hun wetma- tigen samenhang. In deze laatste heeft zich al spoedig een zoodanige differentiatie vol trokken, dat zelfs de vakman nu reeds on mogelijk thuis kan zijn in al haar onder deelen. Tot die onderdeelen behooren o.a. de kinderpsychologie, de psychologie van de rijpere jeugd, de psychologie van het arbei derskind, van den student, van den opvoe der en onderwijzer enz. Het is begrijpelijk, dat men deze theo retische psychologie dienstbaar zocht te ma ken voor de practijk. Zoo ontwikkelde zich een practische psychologie, oorspronkelijk aangediend als „toegepaste" of „aangewende" psychologie of als „psychotechniek". Voor naamste onderdeel dezer practische psycho logie is de zgn. paedagogische psychologie. Deze moet niet worden opgevat als een toe passing der theoretische paedagogiek. De paedagogische psychologie is veeleer normen wetenschap; ze leert ons de psychologische normen, m.a.w. hoe we psychologisch te werk moeten gaan om te komen tot die psycho logische paedagogiek, waartoe ze zich ver houdt als middel tot doel. De wijsgeerige en positieve zielkunde le veren het materiaal, waaruit de paedago gische zielkunde haar psychologische normen zal distilleeren. De kinderpsychologie bijv. bestudeert de dagelijksche arbeidskurve van het kinderverstand, de paedagogische '.psy- chologie zal hieruit besluiten, hoe de dage lijksche lesrooster psychologisch moet wor den opgemaakt. De paedagogische psychologie is dus niet te vereenzelvigen met de kinderpsychologie, maar evenmin op te vatten als een soort psy chologische bloemlezing ten gebruike van den paedagoog. Ze is een afzonderlijke, zelfstan dige wetenschap met als eigen object: het psychologisch beheeren der inwerking van den opvoeder op zijn pupil. Kennis dezer paedagogische psychologie is voor den gewetensvollen paedagoog plicht van staat. Als plaatsbekleeder der ouders heeft hij zich die psychologische instelling ten opzichte der aan hem toevertrouwde kleinere en grootere kinderen eigen te ma ken welke aan de ouders, als de natuurlijke opvoeders hunner kindren, a.h.w. van nature is meegegeven. De psychologie heeft ons in den lateren tijd ook geleerd, dat het zieleleven van het kind en zjjn ontwikkeling voornamelijk beheerscht on bepaald wordt door datgene, wat zich als centrale waarde in dat kinderleven doet gel den. En de groote vraag, die de paedagogi sche psychologie voor ons katholieken op de eerste plaats zal hebben te beantwoorden, Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van JOAN BUTLER. 40). Hoe goed Bill ook zijn best had gedaan, toch was hij er niet in geslaagd om Was hington F. Sarn te doen vergeten. In zyn kamer greep Wash, een boek, waarini bj probeerde te lezen, maar Sam s gelaat bleef hem van de pagina's af aanstai meende, dat een stevige dronk dit v zou verbannen. Het deecf het niet. Noch een tweede, noch een derde glas. Met een paar hartige opmerkingen slingerde Wash, het boek in een hoek, snelde naar beneden en naar buiten, klom in zijn nieuwe auto en reed met gevaarlijke snelheid de laan af. Hij kwam niet thuis dineeren. Drie en ne- gentig mul verder had hij een hotel ont dekt, dat een kok bezat en ongelimiteerde voorraden voedsel, hier deed Wash, zich eens flink te goed. Toen hij kort voor midder nacht moeilijk uit zijn auto stapte, was zijn humeur aanzienlijk verbeterd. Te vermoeid om den wagen naar de garage te brengen, liet hij hem maar buiten staan. Het was een heerlijke nacht en zoo zou het wel blijven ook. De wagen kon geen kwaad. Dougal McDougal liet hem binnen. Iedereen in bed, vroeg Washington P. Ik geloof het wel, sir. Mr. Byng zei me dat ik op U moest blijven wachten. Dat is best. Je kunt 'm smeeren. Ik heb niets meer noodig. Heel goed, sir. Goeden nacht, sir. Washington P. oromde wat. Zijn kwade stemming dreigde terug te komen. Hij had zoo'n vaag gevoel, dat het noodlot er voor zou zorgen, dat hij op weg naar zijn kamer mr. Ferguson tegen 't lijf zou loopen. Wash, was er van overtuigd, dat het noodlot het deze dagen wel op hem begrepen had. Hij ontmoette mr. Ferguson niet. Zijn voor gevoelen was verkeerd geweest. Hij ont moette niemand. Hal, trap en gang waren verlaten. Vroolijk fluitend betrad hij zijn nieuwe kamer en sloot en grendelde de deur. Nog steeds fluitend ontkleedde hij zich en stapte in bed. Se slaap wilde niet komen. Hij begon te vreezen, dat hij te veel van zijn lichaam ge vergd had. Een felle pijn ter hoogte van de band van zijn pyamabroek bezorgde hem een kwaad half uur. Wash, wentelde zich trans- pireerend om en om, terwijl de sterretjes voor zijn oogen dansten en schitterden. Eindelijk ging de aanval voorbij, maar deze liet hem, uiterst verslapt achter. Hij krabbelde zijn bed uit en ging zich eens in den spiegel bekijken. Tot zijn schrik ont dekte hij, dat hij zacht groen zag. Zijn haar zat verward en zijn oogen zaten in zijn hoofd als krenten in een koek. Alles bijeen was het effect verre van bevredigend. Hij beefde, dronk een half glas water leeg en ging weer naar bed. Maar het kwaad was geschied. Die eene nif uP zi-'n gelaat was te veel Seweest. Die had hem weer doe.i denken aan mr. Fergu son. Washington P., niet jn staat om te slapen, ging eens op zijn gemak over mr. Ferguson liggen broeden. Om half twee precies zat hij met een ruk overeind, staarde in de duisternis om zich heen en nep met beesche stem- Sam Morelli! u' Terwijl hij over de zaak nadacht, werd het Washington P. weldra duidelijk, dat Sam Morelli Babs naar Schotland gevolgd was met de vooropgezette bedoeling om te bewij zen, dat Italianen, evenals olifanten, nooit vergeten. Als een bloedhond was hij haar spoor gevolgd, zijn stiletot zwaaiend. Hij had niets goeds met Bats vooi. Babs moest gewaarschuwd worden Washington P. vergat, dat hy een ziek man was. Hij gleed andermaal zijn bed uit, trok een ochtendjas aan en strotnpelde Ge gang op. Een paar stappen brachten hem voor Babs' kamer. Hij probeerde de deur. Deze ging gemakkelijk open. Bevend, hoopte Was hington p. maar dat hjj niet te iaat zou zijn. Dat was hij niet. Hij beefde nog steeds, toen de lichten werden aangedraaid. En daar zag hij, op het bed van zijn dochter gezeten, zijn aanstaanden schoonzoon, die hem met een fantastisch zware revolver bedreigde. Wat duivels, zei Bill verbaasd, terwijl hij den houwitser liet zinken. Weet je niets beters te doen, Pop, dan des nachts de kamer van een jonge dame binnen te wandelen? Washington P. hervond zijn stem. Wat doe jij hier Ik zit hier enkel maar, zei Bill kalm. En ik denk over ditjes en datjes. Maar, tus schen ons gezegd en gezwegen, Pop, voorna melijk over het kleine vrouwtje. En je zult moeten toegeven, dat zij het volkomen waard is, Pop. Ik denk aan haar! Waar is zij? BU JiU. Oh! zei Washington P. Hij dacht daar ernstig over na. Hjj kwam bijna terstond tot het besluit, dat hier iets achter moest steken. Waarom is zij bij JiU? Zij scheen daaraan de voorkeur te ge ven. Waarom? zei Washington P. scherpzin- Misschien verwonder je je er over, zei de hulpvaardige Bill, waarom ik hier ben? Dat is het! zei Washington P. verheugd. Waarom ben je hier? Hl) uitte een heeschen kreet. Vertel het maar niet! Ik weet het! Het is Sam Morelli! Goed gedaan, Pop! zei Bill waardeerend. Je bent niet zoo dom als je er uitziet. Het ls inderdaad Sam Morelli. Wacht je op hem? Inderdaad. Ga je hem neerschieten, wanneer hij komt opdagen? Dat is de bedoeling. Je bent vannacht geweldig in vorm, Pop. Ik kan eenvoudig niets voor je verborgen houden. Waar ga je hem raken? vroeg Washing ton P. dood ernstig. Wat zou je me raden? Washington P. dacht serieus na. In zijn maag, zei hij eindelijk. Dat is best. Zijn maag zal het zijn. Mijn zoon! zei Washington P. geroerd. Eh? zei Bill. Mijn zoon! Wat is er met hem? boe«aSll llgt0n P' g00'de het over een anderen wyTs a?sTe°0wiltme P°P n06men' net 200 dik" ?anr!k J6' P°p' Dat is fijn. Maar geloof je niet, dat je beter als een haas naar je kleine bedje kunt terugrennen? -Ik zou liever blijven. Ik'wil zien, hoe je hem in zijn maag schiet. Je schijnt niet bepaald van Sam te hou den, Pop. Je hebt zeker geen tweede revolver, wel Neen. Het spijt me wel. Wash, zuchtte. Nu, ik denk dat ik het wel aan jou kan overlaten. Hij ging naast Bill op het bed zit ten en verviel in een diep nadenken. Hoe lang weet Babs al, dat Sam in het hotel is. Van den dag af, dat hij arriveerde. Zij herkende hem terstond. Ik verzeker je, Pop. dat het kleine vrouwtje bij is. Er ontsnapt haar niet veel. Waarom vertelde zij het mi] niet? Ze wilde je niet bezorgd maken. Zij denkt aan anderen, snap je. Zeg, zei Washington P. driftig. Hoe lang ken jij haar al? Twee maanden en drie dagen. Nu, ik ken haar twee en twintig jaar. Je hoeft niet te denken, dat je mij iets nieuws van haar kunt vertellen. Neen? zei Bill spijtig. Neen sir. Aan anderen denken, zei je? vervolgde Washington P. nadenkend. Ze heeft me dikwijls een andere broek laten aan trekken. Waarlijk? zei Bill koeltjes. Wash, knikte. Ik droeg een broek welke haar niet be viel. Kan ik me indenken. -Zeg! Wat bedoel je daarmee? Net wat ik zeg. Ik kan heel goed be grijpen, dat je verschillende broeken hebt, welke haar niet aanstaan. Hoe ben je daar zoo zeker van? Zij heeft een goeden smaak. Misschien wel, waar het broeken be treft. En omtrent degenen, die ze dragen, als je dat bedoelt, zei Bill bescheiden. Hou je stil, Pop, hou je stil! Je maakt veel te veel la waai. Hoe kun je nu verwachten, dat Sam hierheen zal komen, als hij jou aan een stuk hoort doorratelen? Je wilt toch zien, hoe ik hem In zijn maag schiet, niet? Nu, hou je dan koest! Washington P., die er aldus aan herinnerd werd, dat het leven vol ernst en realiteit is, hield zich stil. Bill deed het licht uit en zjj zaten samen in het donker te wachten. Zy wachtten iets minder dan een half uur. Op dat oogenblilc leidde een oorverdoovende gil, een gerinkel, een serie doffe bonsen en een aantal verstikte kreten de laatste acte In van het mysterie van Auchingowrie Hall. HOOFDSTUK DERTIEN. Reeds meermalen is volkomen terecht ge constateerd, dat groote geesten vaak dezelfde ideeën en gedachten koesteren. Sam Morelli en Zwengel McGinty bewezen voor de zoo- veelste maal weer eens de waarheid van die theorie. Sam, die zich voor de gebiedende noodza kelijkheid geplaatst zag Zwengel er tusschen te nemen, besloot, dat dit het meest doeltref fend kon geschieden door te maken, dat hij er het eerste by was. De Zwengel, die met betrekking tot Sam voor een gelijke nood- zakeiykheid stond, kwam tot een zelfde be sluit. Zij hadden afgesproken elkaar om drie uur v.m. op zolder te ontmoeten. Na ampele over weging besloot Sam om één uur in actie te komen. Dat gaf hem een voorsprong van twee uur. Genoeg, en meer dan genoeg, meen de Sam om de mooie papiertjes binnen te ha len en er van door te gaan. Een uur moest daarvoor ruim voldoende zgn. Vreemd genoeg was de Zwengel tot een zelfde conclusie gekomen. Naar Zwengels mee ning was één uur de ideaalste tijd voor wat rustig, intensief werk. Maar de Zwengel was, buiten zijn schuld, iets te laat. Op weg naaf het keukenraam kreeg hy een van zyn zeldzame inspiraties. De geest van den een of anderen vriendelijken voorvader scheen hem in te fluisteren, dat het heelemaal niet zoo gek zou zyn, wanneer hy den Iicht-toevoer afsneed. Da Zwengel bleef staan, dacht over die in geving na en vond die niet kwaad. Hy begaf zich naar het huisje, waarin de dynamo was opgesteld, brak het slot open en ging aan den slag. Dit kostte hem een tien a vyftien minuten, maar die tyd was goed besteed. De Zwengel hield er van iets grondig te doen. Half werk moest vroeger of later noodzake lijk tot allerlei moeiiykheden leiden. En moei- ïykheden was een van de dingen, waar de Zwengel geen behoefte aan had. Tevreden, dat hy alles gedaan had wat hy kon, begaf hij zich andermaal op weg naar het huis. Het keukenraam bood geen ernsti- gen tegenstand. Ramen, gesloten of niet ge sloten, beteekenden weinig voor een man van Zwengels kwaliteiten. In ongeveer drie minu ten had hy den voet van den zoldertrap be reikt. Hier deed een flauw geluid van boven hem stilhouden. Hij luisterde. Het geluid klonk op nieuw. Het deed Zwengel denken aan een mes, dat door linnen snydt. Hoewel de Zwengel ongaarne kwaad van zyn medemenschen dacht, moest hy nu wel tot de conclusie ko men, dat Sam, als de vuile, verraderlyke hond die hy was, hem bedrogen had. Deze ontdekknig was voor Zwengel eigen- ïyk geen verrassing. Hy uitte geen kreet van verontwaardiging. In plaats daarvan haalde hy zyn trouwen zandzak uit een van zijn zakken te voorschyn, waarna hij geruischloos de trap opsloop. Op den zolder gekomen bleef hij opnieuw v/achten, loerend als een panter, die een vast gebonden geit ontdekt, maar reden heeft om aan te nemen, dat er ergens een valstrik loert. Uit de schilderijen galerij drong een zwakke lichtschijn naar buiten. Sam was druk bezig overleden Byngs open te snijden en van hun inhoud te ontlasten. De Zwengel bleef zeker een minuut of vijf doodstil staan, kijkend en luisterend, zijn zandzak voortdurend ge reed houdend. Toen hij zich er eindelyk van overtuigd had, dat Sam geen maatregelen ge nomen had tegen een interruptie, s.apte hij naar dé half open deur toe. Gaat het nog al naar wensch, Sam? fluisterde hij. Voor Samuel, die onder hoogen druk werkte, kwam deze belangstellende vraag als een lee- ïyke verrassing. Hy uitte een scherpen, on derdrukten kreet en zyn rechterhand schoot naar zyn heupzak. Maar één seconde van scherp nadenken over de gevolgen van een overijlde daad, waarbij hij Zwengel met zijn revolver buiten gevecht zou stellen, was vol doende om hem er van te overtuigen, dat het eenige dragelijke plan was te probeeren Zwen gel om den tuin te leiden. Hoewel hij zich vol komen bewust was van de moeilijkheden, welke de uitvoering van dit plan kon mee brengen, ging hij zonder aarzelen aan het werk. Jee, Zwengel! zei hij zachtjes. Je liet me ditkeer werkelijk schrikken. Ja, zei Zwengel. Sam, die een meesterlijke operatie op de heupen van grootmoeder Elisabeth had uit gevoerd, richtte zich voorzichtig op. Ik was juist alles aan het klaarmaken, zei hy. Ja, zei de Zwengel. Sam zou de eerste zyn geweest om toe te geven, dat de conversatie niet vlotte. Maar hy hield moedig vol. Ik dacht, dat ik evengoed vast wat eer der kon gaan, Zwengel, om tyd uit te sparen. Ja, zei Zwengel. Als by nader inzien voegde hy er nog een: Zeker! aan toe. Help me dan maar even een handje, stelde Sam voor. Hij hield zijn zakje om hoog. Ik heb deze al bijna vol! kondigde hij met gerechte fierheid aan. Er verscheen een blijde flikkering in Zwen«' gel's oog. Laat eens kijken zei hij, een stap na derbij komend. j (Wordt vervolgd.) (j v

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1937 | | pagina 3