EEN BOEK OVER HENRY FORD. GULLIVER'S REIZEN IN BEELD /U 3D "koninklijke besluiten. VRIJDAG 30 SEPTEMBER 1938 STEUN AAN DE MILICIENS. Opwekking tot daad van nationalen zin VERVROEGDE WINTERDIENST- REGELING OP DE INDIE- ROUTE. J. P. HANDGRAAF. f CONTINGENTEERING. NATIONALE HANZEBOND VAN SIGARENWINKELIERS. HONDERD JAAR DIRECT ONDER NEDERLANDSCH BEWIND. (VERVOLG.) (WORDT VERVOLGD.) Hoofdpijn, Kiespijn, KOLONISATIEPROBLEMEN Overleg over vestigingen op Nieuw-Guinea. Nederlandsche boeren naar Sumatra ZELDZAAM JUBILEUM. ,,Het gezond verstand ben ik", door Upton Sin clair. W. L. J. Brusse N.V. Rotterdam. Dit is de geschiedenis van Ford, auto-ko ning, idealist en werkgever, gezien door den bril van Upton Sinclair, den vermaarden Amerikaanschen salon-socialist, schrijver van talrijke boeken, waarvan vele terecht ver maard zijn en tevens weinig succesvol poli ticus. De Amerikaansche titel van het boek is "The Flivver King" en daarin wordt heel wat minder partij genomen dan met „Het gezond verstand ben ik". Maar deze Neder- landsche vertaling, of liever omschrijving, teekent ten volle de eenzijdigheid, waarmede Upton Sinclair zijn grooten vijand op poli tiek en sociaal gebied heeft uitgebeeld. Hij kon al schrijvend blijkbaar zijn gevoe lens en zijn zuiver persoonlijke inzicht niet onderdrukken en na een tamelijk objectief begin wordt hij tot pamflettist, met geen ander doel, dan den automobielkoning in een zoo slechts mogelijk daglicht te stellen. Dat hij desondanks erkent, Ford ten deele als een slachtoffer van zijn omgeving te moeten be schouwen, verzacht de partijdigheid van het geheel niet. En daarom bevredigt dit boek als karak terschildering, als psychologische analyse van een interessante persoonlijkheid, slechts in geringe mate. Laten we inmiddels vooropstellen, dat Up ton Sinclair een boeiend overzicht heeft we ten te geven van een der indrukwekkendste industriekoningen van dezen tijd en tevens van diens koninkrijk. Maar, hij wist zich niet te beheerschen en de oorspronkelijke compositie van zijn boek uit te werken. Zijn bedoeling schijnt te zijn geweest, in den uitvinder Ford en den ijverigen, maar geestelijk laag bij den grond timmerenden werkman Abner Shutt, twee uitersten tegen over elkander te stellen, twee menschenty- pen voorts. Telkens treden die dan ook in een eigen omlijsting op, waarbij dan het Ford-bedrijf als achtergrond dient, met de veranderingen in de economische structuur der Vereenigde Staten als stoffage. Maar geen van beiden werd intens genoeg doorgedacht en zoowel Ford als Abner Shutt, de jongen, die meehielp, den eersten benzine wagen van den nog totaal onbekenden uit vinder voort te duwen, blijven schimmige fi guren. Dit werkt vooral ten aanzien van Ford irriteerend, daar „The Flivver King" toch kennelijk als een biografie bedoeld is. Het gebrek aan volkomen begrip van den waarschijnlijk betrekkelijk eenvoudigen mensch Ford verbaast des te meer, omdat blijkt, dat Upton Sinclair nauwe relaties met hem heeft onderhouden. Hij voert zich zelf in zijn boek in den persoon van een sociali- seerenden schrijver ten tooneele. Aangezien deze schrijver er niet in slaagt, een beslissenden invloed op Ford's denken en daden uit te oefenen, komt bij den lezer allicht het vermoeden op, dat Sinclair's per soonlijke teleurstellingen zijn kijk te sterk gekleurd hebben en hem beletten, Ford te zien, zooals hij werkelijk is. En toch komt ons, zooals gezegd, het pro bleem Ford betrekkelijk eenvoudig voor en wel als een probleem van een mensch, wiens geestelijke capaciteiten en ontwikkeling geen gelijken tred hebben gehouden met den vooruitgang van zijn materieele macht en be zit. Ford werd een koning, een heerscher over menschen. Maar hij was en bleef slechts een technicus, wiens gezonde verstand hem deed slagen, waar anderen, misschien met meer fantasie en zelfs geest begaafd, jam merlijk faalden. Hem ontbrak de verheven heid van den waren vorst. Upton Sinclair meent het probleem te kun nen oplossen door Henry Ford voor te stel len als den gevangene van zijn milliard dol lars, als slachtoffer van zijn adviseurs. Deze oplossing is veel te eenvoudig, te sim plistisch. Daarom rijst uit deze biografie niet de volledige mensch Ford op, met zijn deugden en zijn gebreken. En wat hier ten aanzien van Ford wordt gezegd, geldt ook voor de figuur van Abner Shutt en meer nog van de talrijke persoonlijkheden, die ons door Upton Sinclair worden voorgesteld. Ford's vrouw blijft vrijwel buiten bespre king. We ontmoeten haar slechts een enkele maal, als een uit verveling en om wille van sociaal prestige aan weldadigheid doep.de da me, die zorgt, dat de oude en vermoeide Abner Shutt na jaren van demoraliseerende werkloosheid een hoekje van een van Ford's fabrieken mag aanvegen. Dan zijn er Abner Shutt's kinderen. Ten eerste de uitstekende technicus, die het bi Ford ver brengt, maar ook door de ups and downs van het bedrijf getroffen wordt. Dan de zoon, wiens slechte aanleg hem tot drank smokkelaar maakt. Deze jongen wordt ten slotte Ford-detective en komt voor het feit te staan, zijn jongeren broer te moeten ver raden. Die jongere broer had een goed stu diehoofd en ging studeeren. Op de universi teit deed hij radicale ideeën op en hij be sloot, bij Ford te gaan werken, om eens te zien, wat daar aan de hand was en tevens om te probeer en, de Ford-werklieden in een vakbond te organiseeren. Al die menschen vormen prachtige stof voor een socialen roman, van het soort, door Upton Sinclair vroeger verdienstelijk ge schreven. Thans raken de menschen bij hem op den achtergrond. Tegelijkertijd echter blijkt hij niet bij machte, een synthese te vormen tusschen hen en de maatschappij, in casu het Ford-bedrijf en de positie, die het inneemt. Dit Ford-bedrijf met zijn tekortkomingen heeft den socialist Upton Sinclair als roman schrijver gebiologeerd en feitelijk van zijn stuk gebracht, als schepper van levende, aan nemelijke menschen, die den lezer onuit- wischbaar voor oogen komen te staan. En daardoor legt men dit boek in dit opzicht on bevredigd ter zijde. Overigens benutte Upton Sinclair voor zijn boek vrijwel alles, wat de sociale strijd in de Vereenigde Staten in de laatste jaren heeft opgeleverd. Actueele gebeurtenissen uit de conflicten tusschen de vrijgestelden van het C. I. O. (Committee for Industrial Organisa tion) en Ford's particuliere politie werden bij den opbouw van het verhaal benut en an derzijds leverde ook de zelfkant der Ameri kaansche politiek stof te over. En Up Son Sinclair schaart zich zonder eenige critiek aan de zijde van alles, wat •rood is, het communisme incluis. De sfeer van het boek wordt gekarakteri seerd door het einde. Daarin laat Upton Sin clair den ex-student Tom Shutt door Ford detectives een aframmeling geven, tot hij bewusteloos en voor dood blijft liggen. Wan neer de vrouw van den vrijgestelde hem ten slotte naar huis weet te brengen en ze door den regen over den rijweg strompelen, wor den ze haast door Ford's koninklijken wagen overreden. Ford en zijn vrouw komen terug van* een partij bij deftige menschen, die naar hij meende, den autokoning slechts ontvin gen om zijn geld en zijn invloed. Hij noch zijn vrouw hebben er iets van gemerkt, dat er bijna twee menschen waren overreden De wagen reed verder. Zij (de chauf feurs) hadden order voor niets te stoppen. Zij vervoerden een milliard dollars en zulk een bedrag mag geen sympathie of nieuws gierigheid aan den dag leggen het heeft genoeg te doen met voor zich zelf te zorgen. Henry en zijn vrouw hadden niets ge merkt. Zij zaten gemakkelijk achterover geleund (denk aan den half dood geslagen arbeider, lezer) en rustten uit. Zij waren ook niet zoo jong meer. (Denk aan den zwoegenden Abner Shutt). „Je zou gelukkiger zijn, als je het leven wat gemakkelijker opnam, lieve" zeide zijn vrouw. „Je hebt in de wereld heel veel goed gedaan." „Zou je denken zei Koning Ford. „Soms vraag ik mijzelf af, of er eigenlijk wel iemand is, die goed kan doen. Als er iemand is, die weet waar deze wereld heenleidt, dan weet hij meer dan ik Men krijgt uit deze regels van Henry Ford den indruk van een volkomen gedesillusio neerd mensch, wiens vertrouwen in de men schen totaal verdwenen is. Deze indruk nu werd door Upton Sinclair allerminst voor bereid. En de totaal-indruk, die geen goede is, wordt er niet door weggenomen. „Het gezond verstand ben ik" is echter als tijdbeeld het lezen alleszins waard. Jammer, dat de vertaling veel te wenschen overlaat. A. A. Het verbond van Nederlandsche werkge vers heeft bij hernieuwing een oproep tot zijn leden gericht om, voor zoover de bedrijfs omstandigheden dit maar eenigszins toelaten, maatregelen te treffen, dat het personeel, hetwelk onder de wapenen is geroepen, zoo weinig mogelijk schade zal ondervinden van het vervullen van dien nationalen plicht. Verschillende malen, aldus schrijft het verbond, hebben wij ons op oogenblikken, waarop internationale spanningen van bij zonderen aard intraden, gewend tot onze leden en een beroep gedaan op den nationa len zin van de werkgevers om, voor zoover in hun vermogen ligt, in hun bedrijf de maatregelen te treffen, welke er toe kunnen leiden, dat onze dienstplichtige landgenooten zoo weinig mogelijk persoonlijk nadeel on dervinden van de verplichtingen, welke zij in het algemeen belang hebben te volbren gen. Eventueele uitkeeringen van werkgevers zijde zullen krachtens verkregen overeen stemming met het departement van defensie niet worden gekort op de normale kostwin nersvergoeding, zoodat dus zekerheid wordt verkregen, dat de uitkeeringen rechtstreeks aan de belanghebbenden ten goede komen. Het verbond van Nederlandsche werkge vers spreekt het vertrouwen uit, dat het Ne derlandsche bedrijfsleven onder de huidige kritieke omstandigheden er toe zal willen medewerken om hen, die reeds thans geroe pen zijn hun persoonlijk offer te brengen in het belang der nationale taak, zooveel mo gelijk te steunen bij de getrouwe vervulling van die taak. Evenals vorige jaren volgen, gedurende de wintermaanden, de Indië-machines de Zuidelijke route, d.w.z. in plaats van via Halle/Leipzig—Boedapest wordt via Mar seille en Napels naar Athene gevlogen. In verband met de vertragingen, welke de onzekere toestand in Midden-Europa in het luchtverkeer kunnen veroorzaken, heeft men besloten tot vervroegden ingang van de win- terdienstregeling op de AmsterdamBata via route. Met ingang van Zaterdag, 1 Octo ber, zullen de vliegtuigen dus over Frank rijk en Italië vliegen, terwijl met ingang van a.s. Zondag de vliegtuigen uit Indië even eens deze route zullen volgen. De heer J. P. Handgraaf te Santpoort, die als afgevaardigde van de R. K. Staatspartij van Juli 1902 onafgebroken tot September 1935 lid van den gemeenteraad en boven dien van 1921 tot 1927 wethouder van finan ciën van Velsen was is op 76-jarigen leef tijd overleden. De overledene was begiftigd met de Pauselijke onderscheiding Pro Eccle sia et Pontifice. De Staatscourant van Donderdag 29 Sep tember 1938 bevat het Kon. besluit met de ministerieele uitvoeringsbeschikkingen be treffende voortzetting van de tijdelijke be perking van den invoer van tripiex en mul tiplex. Maandag 3 October aanvang half elf houdt de Nationale Hanzebond van sigarenwinke liers zijn twintigste jaarvergadering in hotel .Eden", Boerensteiger te Rotterdam. De agenda vermeldt o.m. behandeling van de jaarverslagen van secretaris en penning meester, vaststelling begrooting 1938'39, verslag van de werkzaamheden der contact commissie, bestuursverkiezing (periodiek aftredend zijn de heeren Bas Huis te Delft en Corn. Coedemans te Amsterdam), behan deling voorstellen en benoeming van een centrale propaganda-commissie. Onder de ingekomen voorstellen is er een van de afd. Amsterdam, luidend als volgt: de afd. Amsterdam verzoekt het hoofdbestuur bij den minister van Financiën met klem aan te dringen op een zuivering van tabakver gunningen in dier voege, dat met ingang van 1 Januari 1939 verlenging van na 8 Fe bruari 1935 uitgereikte bedrijfsvergunningen slechts plaats vindt onder inachtneming van de wettelijke bepalingen en de voorloopige vergunningen zooveel doenlijk» met. name die der coöperatieve verbruiksvereenigin- gen, worden ingetrokken. BUITENZORG, 29 September (ANETA) Ter gelegenheid van de herdenking op 27 Septemberj.l. van het feit, dat het land schap Indragiri honderd jaar geleden onder het directe toezicht van het Ned.-Indische gouvernement werd gebracht, is aan den zelf bestuurder van Indragiri, Radja Machmoed, de groote gouden ster van trouw en ver dienste toegekend. 205. Eindelijk hielden wij stil voor een herberg. Ik hoorde den boer pra ten met den waard. Van Glinda ver nam ik dat de stadsomroeper of „grul- trud", zooals hij hier genoemd was, be kend zou maken dat in den herberg een vreemd wezen te zien zou zijn, niet grooter dan een splacknuck (een heel fijn diertje in dat land, zoo groot als een mensch), maar geheel gelijkend op een menschelijk schepsel, en in staat verscheidene woorden te spreken. 209. 's Avonds kon ik niet meer op mijn beenen staan. Wij bleven drie da gen in dit stadje. Glinda vertelde mij, dat wij een groote reis gingen maken naar de hoofdstad, want de koning had van mij gehoord en hij had een koerier te paard gestuurd om ons uit te noo- digen aan zijn hof te verschijnen. Ik was blij het marktstadje met zijn ruwe bewoners te verlaten en hoopte dat ik het in de hoofdstad bij den koning aan genamer hebben zou. 206. Ofschoon niemand den grultrud geloofd had, was het dien middag stampvol in de gelagkamer van den herberg. Toen er geen plaats meer vrij was, opende Glinde de groote doos, waarin ik opgeborgen was, en zette mij op tafel, terwijl zij mij eenige bemoe digende woorden toefluisterde. 'Ik schrok hevig toen ik al die groote kop pen om mij heen zag, alle met de oogen op mij gericht. Het was werke lijk een vreeselijke ervaring. 207. Met mijn sabel tegen den schou der moest ik nu over de tafel mar- cheeren. Ik moest buigingen maken en daarna ook spreken en zingen in de taal dezer menschen. Toen ik dit alles gedaan had, klapten de zeker wel honderd reuzen in hun handen. Het was alsof een' onweer en een orkaan tegelijk losbarstten. Zoo groot was mijn ontsteltenis, dat ik wegens den door het klappen veroorzaakten lucht stroom op mijn buik viel. 208. Zoo ging het den heelen dag door. Het nieuws van mijn komst had zich in het stadje verspreid. Iedereen wilde mij graag zien. Er behoefde maar een stuiver toegangsgeld betaald te worden, maar de stuivers waren zoo groot, dat men er in ons land wel een prachtig paard van had kunnen koopen. Zoo groot werd tenslotte de aandrang der kijkers, dat op zeker oogenblik de deuren bezweken onder den druk der dringende en duwende menigte. 210. Na enkele uren waren wij reis vaardig. De koerier zou ons naar de hoofdstad vergezellen. Uit mijn kistje kijkend, zag ik dat de stoet bestond uit drie paarden. De boer en Glinda, die mijn doos vasthield, reden voorop, met den fraai uitgedosten koninklijken boodschapper. Achter ons kwam op 'n klein zwart paard een staljongen van het Hof. Deze zou gedurende den rit voor de paarden zorgen. Ik begon een weinig aan mijn kist te wennen. 211. Na een reis van twee dagen kwamen wij in de hoofdstad aan. De koerier bracht ons onmiddellijk naar het paleis. Een lakei, die ons daar stond op te wachten, zette mij op een groot zilveren blad, alsof ik een visite kaartje was, en schreed vervolgens met een strak, deftig en ernstig gezicht door de hemelhooge gangen, die bree der waren dan de breedste Europee- sche rivieren. Zoo leek het mij toe, maar ik had hierop weinig oog meer. 212- Daar struikelde plotseling de la kei over een plooi in den breeden, dik ken looper. Door zijn pogingen zijn kostbaren last nog in evenwicht te hou den, viel hij languit op den grond. Het zilveren blad kwam zoowat honderd meters verder kletterend op den mar meren vloer terecht, en ik, na een ge weldigen boog beschreven te hebben, op of eigenlijk in den dikken wolligen ganglooper, waarin ik geheel wegzak te. Gelukkig viel ik ten minste zacht. ffsAsr/m 213. Ik was er dus nogal goed afge komen. Als ik op het marmer gevallen was, zou er niet veel van mij overge bleven zijn. De lakei merkte, na over eind gekrabbeld te zijn, dat zijn bril van zijn neus gevallen was. Bijgevolg kon hij mij niet zien. Hij ging weer op zijn knieën liggen, en kroop, tastend met zijn handen, door de gang. Maar daar gebeurde iets, dat mij nog nauwe lijks bekomen van mijn vorigen schrik, het angstzweet deed uitbreken. 214. Een hond, zoo groot als een oli fant, kwam blaffend en met woeste sprongen, door de gang aanrennen. Op eenige meters afstand van mij hield hij plotseling stil, en begon wild in het rond te snuffelen. Ik begreep onmid dellijk dat 't logge monster mij gero ken had. Plotselingdaar zag de hond mij liggen. Een vervaarlijke sprong, en even later lag ik tusschen twee rijen ontzagwekkende tanden. Was mijn laatste oogenblik daar? (Nadruk verboden) 215. Ik voelde den héeten adem van het vreeselijke beest langs mij heen vliegen. Den vloer zag ik in razende vaart onder mijn doorrollen. Toen was het alsof plotseling de hondenbek, met mij erin, vele meters omhoog ging ik slaakte een luiden gil enop het zelfde oogenblik lag ik veilig in de handen van een zeer voornaam uit ziende dame, die in een prachtigen leunstoel gezeten was, en mij met groote belangstelling bekeek. 216. Daar hoorde ik erbarmelijke jammerklachten. Het was de lakei die, .strompelend, en pijnlijk al zijn lichaamsdeelen wrijvend, naderbei kwam. „O, Majesteit, ik kan het niet helpen. Felix heeft, geloof ikhet mannetjeopopgeslokt! Ikkan hetheusch niet helpen, Majesteit!". „Beste Thomas", zei de voorname dame, die dus de koningin bleek te zijn, „Felix heeft het mannetje veilig en wel bij mij gebracht." altijd een poeder of cachet van Mijnhardt. Mijnhardt's Poeders per stuk 8 ct Doos 45 ct. Cachets, genaamd..Mijnhardtjes" 2 st. lOct. Doos 50ct. De Kolonisatie-raad heeft gisteren bespre kingen gehouden met vertegenwoordigers van de vereeniging Kolonisatie Nieuw-Gui nea over maatregelen, welke ten aanzien van de kolonisaties van die vereeniging in het Sentani-gebied en in Orangsbari zullen moe ten worden getroffen. Dit overleg leidde tot volledige overeenstemming. De vereeniging verklaarde zich accoord met het standpunt van den Kolonisatie-raad, dat geen verdere steun zal worden verleend aan de kolonisa tie in het Sentani-gebied, in verband met de ernstige bezwaren welke die raad heeft tegen een kolonie op die plaats. De vereeni ging zal echter deze kolonisatie op beschei den schaal met eigen middelen voortzetten. De Kolonisatieraad kon zich niet vereeni gen met het voorstel der vereeniging om een. voorloopige kolonisatiekern van Orangsbari over te brengen naar een nader te bepalen punt in het Ransikidal, waarbij de gedachte voorzat, aansluiting te zoeken bij het land- bouwproefbedrijf, dat aldaar door het gou vernement zal worden opgezet. Daarentegen kon de raad wel aan de vereeniging hulp toezeggen voor de oprichting van een me chanisch toegerust proefbedrijf in een gebied buiten Nieuw-Guinea, teneinde daarmede de noodige ervaring op te doen voor kolonisatie met mechanische middelen. De vereeniging stelt zich voor van dit aanbod gebiuik te maken, zoodra de verdere exploratie van Nieuw-Guinea de aanwezigheid zal hebben aangetoond van gebieden, welke beter voor kolonisatie geschikt zijn. In afwachting daar van behoudt de vereeniging zich haar aan spraken voor op de huidige reservaten. In deze bespreking is tevens het voorstel behandeld om op beperkte schaal een proef te nemen met eer. aantal Nederlandsche boe ren in het gebied van de Dairi-kolonisatia (de Dairi-landen zijn gelegen op de hoog vlakte van de Oostkust van Sumatra, de H. V. A. had destijds een optie op dit gebied, dóch heeft na eenige jaren onderzoek, de concessie aan het gouvernement terugge geven). Het doel van deze proefneming is de vorming van een gemengd boerenbedrijf, eenerziids gebaseerd op landbouw, anderzijds op veeteelt en zuivelbereiding. HjerY°°r 1S de medewerking verkregen van de Neder landsche vereeniging „Stichting Nederland sche volksplanting op Sumatra, Groningen en van de Indische Mij. voor werkverschaf fing te Medan. I Op 1 October a.s. hoopt de heer A. de Smet den dag te herdenken, waarop hij voor 60 jaar in dienst trad bij Wessanen's Konink lijke Fabrieken te Wormerveer. Als opmerkelijk feit mag zeker vermeld worden, dat sinds 20 Januari 1869 aan deze fabrieken de functie van bedrijfsleider door i een De Smet wordt waargenomen en wel door vier generaties in steeds opvolgend lijn overgrootvader, grootvader, zoon en kleinzoon. Toen namelijk in 1868 de eerste fabriek, welke in 1765 is opgericht, afbrandde, kwam de heer Desiré de Smet afkomstig uit Gent naar de Zaan om de bedrijfsleiding van de nieuw opgebouwde fabriek voor de firma Wessanen en Laan op zich te nemen. Oo 1 October 1878 kwam de jubilaris van thans naast zijn vader in de fabriek en werd in 1904 als dien opvolger belast met de zelfstandige bedrijfsleiding. 0 rj April 1905 kwam een zoon van den 'ubilaris, de heer C. D. de Smet, in de zaak om zijn vader terzijde te staan in deze steeds groeiende meel en olie-industrie, terwijl nu ook sinds 16 Augustus 1937 de oudste zoon van den heer C. D. de Smet, de heer Aug. H. de Smet, in het bedrijf werkzaam is. De jubilaris is drager van het eerekruis Pro Ecclesia et Pontifice en van de gouden medaille, verbonden aan de Oranje Nassau- orde. MINDERBROEDERS-MISSIONARISSEN! Gisteren na de plechtige Hoogmis, welke werd opgedragen en geassisteerd door ver trekkende missionarissen en waaronder de zeereerw. pater ir. Laurentius Teepe O.F.M., leeraar aan de H.B.S. te Leiden, een predi cate hield, had in de Minderbroederskerk te Venray het kerkelijk afscheid plaats van twaalf missionarissen. De Hoogeerw. pater Honoratus Caminada O.F.M., waarnemend provinciaal, sprak een opwekkend afscheids woord tot zijn vertrekkende medebroeders en omhing hen met het missiekruis. Uitge zonden werden: naar de missie in China P. Alvarus v. d .Reep (Egmond-Binnen) en P. Leonides Bruns (Amsterdam)naar de mis sie op Java P. Pacianus Teepe (Den Haag), P Cornelianus Remmen (Megen), Br. Pau- linus Tillemans (Rotterdam), Br. Didacus y. Geneijgen (Weert); naar de missie in Brazi lië fr Novellonus .Tans, fr. Valerius Heisen, fr Isidrus Bottega, fr. Apuleus Smeltink, fr. I Azevedus Grings en fr. Joseph Zerbini. LEGER EN VLOOT. Bij Kon. besl. zijn benoemd en aangesteld, met ingang van onderscheidenlijk 28 Sep tember 1938 en 11 December 1938. bij het reserve-personeel der landmacht, bij den mi litairen pharmaceutischen dienst, tot reser- ve-militaire-apofcheker der eerste klasse de reserve-militaire-apothekers der tweede klasse T. J. Berents en dr- E. H. Voge lenzang. is benoemd en aangesteld, bij het reserve- personeel der landmacht, bij den militairen pharmaceutischen dienst, tot reserve-mili tair-apotheker der eerste klasse de eervol ontslagen reserve-eerste-luitenant dr. P. A. C o p p e n s, van het wapen der infanterie. is: le. aan den heer M. A. Vermin, te Sittard, op zijn verzoek, eervol ontslag ver leend als hulpaalmoezenier voor den tijd van oorlog bij het leger te velde; 2e. benoemd tot hulpaalmoezenier voor den tijd van oorlog bij het leger te velde de heer J. B o m h o f fte Heerlen. is met ingang van 1 November 1938, op het daartoe door hem gedaan verzoek, een eervol ontslag uit den militairen dienst ver leend aan den reserve-eerste-luitenant voor speciale diensten A. L. N. Rambonnet, van het vrijwillig landstormkorps vaartui- 1 gendienst.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1938 | | pagina 4