EEN BOEK OVER HENRY FORD.
GULLIVER'S REIZEN IN BEELD
/U
3D
"koninklijke besluiten.
VRIJDAG 30 SEPTEMBER 1938
STEUN AAN DE MILICIENS.
Opwekking tot daad van nationalen zin
VERVROEGDE WINTERDIENST-
REGELING OP DE INDIE-
ROUTE.
J. P. HANDGRAAF. f
CONTINGENTEERING.
NATIONALE HANZEBOND VAN
SIGARENWINKELIERS.
HONDERD JAAR DIRECT ONDER
NEDERLANDSCH BEWIND.
(VERVOLG.)
(WORDT VERVOLGD.)
Hoofdpijn, Kiespijn,
KOLONISATIEPROBLEMEN
Overleg over vestigingen op
Nieuw-Guinea.
Nederlandsche boeren naar
Sumatra
ZELDZAAM JUBILEUM.
,,Het gezond verstand
ben ik", door Upton Sin
clair. W. L. J. Brusse N.V.
Rotterdam.
Dit is de geschiedenis van Ford, auto-ko
ning, idealist en werkgever, gezien door den
bril van Upton Sinclair, den vermaarden
Amerikaanschen salon-socialist, schrijver van
talrijke boeken, waarvan vele terecht ver
maard zijn en tevens weinig succesvol poli
ticus.
De Amerikaansche titel van het boek is
"The Flivver King" en daarin wordt heel
wat minder partij genomen dan met „Het
gezond verstand ben ik". Maar deze Neder-
landsche vertaling, of liever omschrijving,
teekent ten volle de eenzijdigheid, waarmede
Upton Sinclair zijn grooten vijand op poli
tiek en sociaal gebied heeft uitgebeeld.
Hij kon al schrijvend blijkbaar zijn gevoe
lens en zijn zuiver persoonlijke inzicht niet
onderdrukken en na een tamelijk objectief
begin wordt hij tot pamflettist, met geen
ander doel, dan den automobielkoning in een
zoo slechts mogelijk daglicht te stellen. Dat
hij desondanks erkent, Ford ten deele als een
slachtoffer van zijn omgeving te moeten be
schouwen, verzacht de partijdigheid van het
geheel niet.
En daarom bevredigt dit boek als karak
terschildering, als psychologische analyse van
een interessante persoonlijkheid, slechts in
geringe mate.
Laten we inmiddels vooropstellen, dat Up
ton Sinclair een boeiend overzicht heeft we
ten te geven van een der indrukwekkendste
industriekoningen van dezen tijd en tevens
van diens koninkrijk. Maar, hij wist zich
niet te beheerschen en de oorspronkelijke
compositie van zijn boek uit te werken.
Zijn bedoeling schijnt te zijn geweest, in
den uitvinder Ford en den ijverigen, maar
geestelijk laag bij den grond timmerenden
werkman Abner Shutt, twee uitersten tegen
over elkander te stellen, twee menschenty-
pen voorts.
Telkens treden die dan ook in een eigen
omlijsting op, waarbij dan het Ford-bedrijf
als achtergrond dient, met de veranderingen
in de economische structuur der Vereenigde
Staten als stoffage.
Maar geen van beiden werd intens genoeg
doorgedacht en zoowel Ford als Abner Shutt,
de jongen, die meehielp, den eersten benzine
wagen van den nog totaal onbekenden uit
vinder voort te duwen, blijven schimmige fi
guren. Dit werkt vooral ten aanzien van
Ford irriteerend, daar „The Flivver King"
toch kennelijk als een biografie bedoeld is.
Het gebrek aan volkomen begrip van den
waarschijnlijk betrekkelijk eenvoudigen
mensch Ford verbaast des te meer, omdat
blijkt, dat Upton Sinclair nauwe relaties met
hem heeft onderhouden. Hij voert zich zelf
in zijn boek in den persoon van een sociali-
seerenden schrijver ten tooneele.
Aangezien deze schrijver er niet in slaagt,
een beslissenden invloed op Ford's denken
en daden uit te oefenen, komt bij den lezer
allicht het vermoeden op, dat Sinclair's per
soonlijke teleurstellingen zijn kijk te sterk
gekleurd hebben en hem beletten, Ford te
zien, zooals hij werkelijk is.
En toch komt ons, zooals gezegd, het pro
bleem Ford betrekkelijk eenvoudig voor en
wel als een probleem van een mensch, wiens
geestelijke capaciteiten en ontwikkeling geen
gelijken tred hebben gehouden met den
vooruitgang van zijn materieele macht en be
zit. Ford werd een koning, een heerscher
over menschen. Maar hij was en bleef slechts
een technicus, wiens gezonde verstand hem
deed slagen, waar anderen, misschien met
meer fantasie en zelfs geest begaafd, jam
merlijk faalden. Hem ontbrak de verheven
heid van den waren vorst.
Upton Sinclair meent het probleem te kun
nen oplossen door Henry Ford voor te stel
len als den gevangene van zijn milliard dol
lars, als slachtoffer van zijn adviseurs.
Deze oplossing is veel te eenvoudig, te sim
plistisch. Daarom rijst uit deze biografie
niet de volledige mensch Ford op, met zijn
deugden en zijn gebreken. En wat hier ten
aanzien van Ford wordt gezegd, geldt ook
voor de figuur van Abner Shutt en meer nog
van de talrijke persoonlijkheden, die ons
door Upton Sinclair worden voorgesteld.
Ford's vrouw blijft vrijwel buiten bespre
king. We ontmoeten haar slechts een enkele
maal, als een uit verveling en om wille van
sociaal prestige aan weldadigheid doep.de da
me, die zorgt, dat de oude en vermoeide
Abner Shutt na jaren van demoraliseerende
werkloosheid een hoekje van een van Ford's
fabrieken mag aanvegen.
Dan zijn er Abner Shutt's kinderen. Ten
eerste de uitstekende technicus, die het bi
Ford ver brengt, maar ook door de ups and
downs van het bedrijf getroffen wordt. Dan
de zoon, wiens slechte aanleg hem tot drank
smokkelaar maakt. Deze jongen wordt ten
slotte Ford-detective en komt voor het feit
te staan, zijn jongeren broer te moeten ver
raden. Die jongere broer had een goed stu
diehoofd en ging studeeren. Op de universi
teit deed hij radicale ideeën op en hij be
sloot, bij Ford te gaan werken, om eens te
zien, wat daar aan de hand was en tevens
om te probeer en, de Ford-werklieden in een
vakbond te organiseeren.
Al die menschen vormen prachtige stof
voor een socialen roman, van het soort, door
Upton Sinclair vroeger verdienstelijk ge
schreven. Thans raken de menschen bij hem
op den achtergrond. Tegelijkertijd echter
blijkt hij niet bij machte, een synthese te
vormen tusschen hen en de maatschappij, in
casu het Ford-bedrijf en de positie, die het
inneemt.
Dit Ford-bedrijf met zijn tekortkomingen
heeft den socialist Upton Sinclair als roman
schrijver gebiologeerd en feitelijk van zijn
stuk gebracht, als schepper van levende, aan
nemelijke menschen, die den lezer onuit-
wischbaar voor oogen komen te staan. En
daardoor legt men dit boek in dit opzicht on
bevredigd ter zijde.
Overigens benutte Upton Sinclair voor zijn
boek vrijwel alles, wat de sociale strijd in de
Vereenigde Staten in de laatste jaren heeft
opgeleverd. Actueele gebeurtenissen uit de
conflicten tusschen de vrijgestelden van het
C. I. O. (Committee for Industrial Organisa
tion) en Ford's particuliere politie werden
bij den opbouw van het verhaal benut en an
derzijds leverde ook de zelfkant der Ameri
kaansche politiek stof te over.
En Up Son Sinclair schaart zich zonder
eenige critiek aan de zijde van alles, wat
•rood is, het communisme incluis.
De sfeer van het boek wordt gekarakteri
seerd door het einde. Daarin laat Upton Sin
clair den ex-student Tom Shutt door Ford
detectives een aframmeling geven, tot hij
bewusteloos en voor dood blijft liggen. Wan
neer de vrouw van den vrijgestelde hem ten
slotte naar huis weet te brengen en ze door
den regen over den rijweg strompelen, wor
den ze haast door Ford's koninklijken wagen
overreden. Ford en zijn vrouw komen terug
van* een partij bij deftige menschen, die naar
hij meende, den autokoning slechts ontvin
gen om zijn geld en zijn invloed. Hij noch
zijn vrouw hebben er iets van gemerkt, dat
er bijna twee menschen waren overreden
De wagen reed verder. Zij (de chauf
feurs) hadden order voor niets te stoppen.
Zij vervoerden een milliard dollars en zulk
een bedrag mag geen sympathie of nieuws
gierigheid aan den dag leggen het heeft
genoeg te doen met voor zich zelf te
zorgen.
Henry en zijn vrouw hadden niets ge
merkt. Zij zaten gemakkelijk achterover
geleund (denk aan den half dood geslagen
arbeider, lezer) en rustten uit. Zij waren
ook niet zoo jong meer. (Denk aan den
zwoegenden Abner Shutt).
„Je zou gelukkiger zijn, als je het leven
wat gemakkelijker opnam, lieve" zeide
zijn vrouw. „Je hebt in de wereld heel veel
goed gedaan."
„Zou je denken zei Koning Ford.
„Soms vraag ik mijzelf af, of er eigenlijk
wel iemand is, die goed kan doen. Als er
iemand is, die weet waar deze wereld
heenleidt, dan weet hij meer dan ik
Men krijgt uit deze regels van Henry Ford
den indruk van een volkomen gedesillusio
neerd mensch, wiens vertrouwen in de men
schen totaal verdwenen is. Deze indruk nu
werd door Upton Sinclair allerminst voor
bereid. En de totaal-indruk, die geen goede
is, wordt er niet door weggenomen.
„Het gezond verstand ben ik" is echter als
tijdbeeld het lezen alleszins waard. Jammer,
dat de vertaling veel te wenschen overlaat.
A. A.
Het verbond van Nederlandsche werkge
vers heeft bij hernieuwing een oproep tot
zijn leden gericht om, voor zoover de bedrijfs
omstandigheden dit maar eenigszins toelaten,
maatregelen te treffen, dat het personeel,
hetwelk onder de wapenen is geroepen, zoo
weinig mogelijk schade zal ondervinden van
het vervullen van dien nationalen plicht.
Verschillende malen, aldus schrijft het
verbond, hebben wij ons op oogenblikken,
waarop internationale spanningen van bij
zonderen aard intraden, gewend tot onze
leden en een beroep gedaan op den nationa
len zin van de werkgevers om, voor zoover
in hun vermogen ligt, in hun bedrijf de
maatregelen te treffen, welke er toe kunnen
leiden, dat onze dienstplichtige landgenooten
zoo weinig mogelijk persoonlijk nadeel on
dervinden van de verplichtingen, welke zij
in het algemeen belang hebben te volbren
gen.
Eventueele uitkeeringen van werkgevers
zijde zullen krachtens verkregen overeen
stemming met het departement van defensie
niet worden gekort op de normale kostwin
nersvergoeding, zoodat dus zekerheid wordt
verkregen, dat de uitkeeringen rechtstreeks
aan de belanghebbenden ten goede komen.
Het verbond van Nederlandsche werkge
vers spreekt het vertrouwen uit, dat het Ne
derlandsche bedrijfsleven onder de huidige
kritieke omstandigheden er toe zal willen
medewerken om hen, die reeds thans geroe
pen zijn hun persoonlijk offer te brengen in
het belang der nationale taak, zooveel mo
gelijk te steunen bij de getrouwe vervulling
van die taak.
Evenals vorige jaren volgen, gedurende
de wintermaanden, de Indië-machines de
Zuidelijke route, d.w.z. in plaats van via
Halle/Leipzig—Boedapest wordt via Mar
seille en Napels naar Athene gevlogen.
In verband met de vertragingen, welke de
onzekere toestand in Midden-Europa in het
luchtverkeer kunnen veroorzaken, heeft men
besloten tot vervroegden ingang van de win-
terdienstregeling op de AmsterdamBata
via route. Met ingang van Zaterdag, 1 Octo
ber, zullen de vliegtuigen dus over Frank
rijk en Italië vliegen, terwijl met ingang van
a.s. Zondag de vliegtuigen uit Indië even
eens deze route zullen volgen.
De heer J. P. Handgraaf te Santpoort, die
als afgevaardigde van de R. K. Staatspartij
van Juli 1902 onafgebroken tot September
1935 lid van den gemeenteraad en boven
dien van 1921 tot 1927 wethouder van finan
ciën van Velsen was is op 76-jarigen leef
tijd overleden. De overledene was begiftigd
met de Pauselijke onderscheiding Pro Eccle
sia et Pontifice.
De Staatscourant van Donderdag 29 Sep
tember 1938 bevat het Kon. besluit met de
ministerieele uitvoeringsbeschikkingen be
treffende voortzetting van de tijdelijke be
perking van den invoer van tripiex en mul
tiplex.
Maandag 3 October aanvang half elf houdt
de Nationale Hanzebond van sigarenwinke
liers zijn twintigste jaarvergadering in hotel
.Eden", Boerensteiger te Rotterdam.
De agenda vermeldt o.m. behandeling van
de jaarverslagen van secretaris en penning
meester, vaststelling begrooting 1938'39,
verslag van de werkzaamheden der contact
commissie, bestuursverkiezing (periodiek
aftredend zijn de heeren Bas Huis te Delft
en Corn. Coedemans te Amsterdam), behan
deling voorstellen en benoeming van een
centrale propaganda-commissie.
Onder de ingekomen voorstellen is er een
van de afd. Amsterdam, luidend als volgt:
de afd. Amsterdam verzoekt het hoofdbestuur
bij den minister van Financiën met klem aan
te dringen op een zuivering van tabakver
gunningen in dier voege, dat met ingang
van 1 Januari 1939 verlenging van na 8 Fe
bruari 1935 uitgereikte bedrijfsvergunningen
slechts plaats vindt onder inachtneming van
de wettelijke bepalingen en de voorloopige
vergunningen zooveel doenlijk» met. name
die der coöperatieve verbruiksvereenigin-
gen, worden ingetrokken.
BUITENZORG, 29 September (ANETA)
Ter gelegenheid van de herdenking op
27 Septemberj.l. van het feit, dat het land
schap Indragiri honderd jaar geleden onder
het directe toezicht van het Ned.-Indische
gouvernement werd gebracht, is aan den zelf
bestuurder van Indragiri, Radja Machmoed,
de groote gouden ster van trouw en ver
dienste toegekend.
205. Eindelijk hielden wij stil voor
een herberg. Ik hoorde den boer pra
ten met den waard. Van Glinda ver
nam ik dat de stadsomroeper of „grul-
trud", zooals hij hier genoemd was, be
kend zou maken dat in den herberg
een vreemd wezen te zien zou zijn, niet
grooter dan een splacknuck (een heel
fijn diertje in dat land, zoo groot als
een mensch), maar geheel gelijkend op
een menschelijk schepsel, en in staat
verscheidene woorden te spreken.
209. 's Avonds kon ik niet meer op
mijn beenen staan. Wij bleven drie da
gen in dit stadje. Glinda vertelde mij,
dat wij een groote reis gingen maken
naar de hoofdstad, want de koning had
van mij gehoord en hij had een koerier
te paard gestuurd om ons uit te noo-
digen aan zijn hof te verschijnen. Ik
was blij het marktstadje met zijn ruwe
bewoners te verlaten en hoopte dat ik
het in de hoofdstad bij den koning aan
genamer hebben zou.
206. Ofschoon niemand den grultrud
geloofd had, was het dien middag
stampvol in de gelagkamer van den
herberg. Toen er geen plaats meer vrij
was, opende Glinde de groote doos,
waarin ik opgeborgen was, en zette mij
op tafel, terwijl zij mij eenige bemoe
digende woorden toefluisterde. 'Ik
schrok hevig toen ik al die groote kop
pen om mij heen zag, alle met de
oogen op mij gericht. Het was werke
lijk een vreeselijke ervaring.
207. Met mijn sabel tegen den schou
der moest ik nu over de tafel mar-
cheeren. Ik moest buigingen maken en
daarna ook spreken en zingen in de
taal dezer menschen. Toen ik dit alles
gedaan had, klapten de zeker wel
honderd reuzen in hun handen. Het
was alsof een' onweer en een orkaan
tegelijk losbarstten. Zoo groot was
mijn ontsteltenis, dat ik wegens den
door het klappen veroorzaakten lucht
stroom op mijn buik viel.
208. Zoo ging het den heelen dag
door. Het nieuws van mijn komst had
zich in het stadje verspreid. Iedereen
wilde mij graag zien. Er behoefde maar
een stuiver toegangsgeld betaald te
worden, maar de stuivers waren zoo
groot, dat men er in ons land wel een
prachtig paard van had kunnen koopen.
Zoo groot werd tenslotte de aandrang
der kijkers, dat op zeker oogenblik de
deuren bezweken onder den druk der
dringende en duwende menigte.
210. Na enkele uren waren wij reis
vaardig. De koerier zou ons naar de
hoofdstad vergezellen. Uit mijn kistje
kijkend, zag ik dat de stoet bestond uit
drie paarden. De boer en Glinda, die
mijn doos vasthield, reden voorop, met
den fraai uitgedosten koninklijken
boodschapper. Achter ons kwam op
'n klein zwart paard een staljongen van
het Hof. Deze zou gedurende den rit
voor de paarden zorgen. Ik begon een
weinig aan mijn kist te wennen.
211. Na een reis van twee dagen
kwamen wij in de hoofdstad aan. De
koerier bracht ons onmiddellijk naar
het paleis. Een lakei, die ons daar
stond op te wachten, zette mij op een
groot zilveren blad, alsof ik een visite
kaartje was, en schreed vervolgens met
een strak, deftig en ernstig gezicht
door de hemelhooge gangen, die bree
der waren dan de breedste Europee-
sche rivieren. Zoo leek het mij toe,
maar ik had hierop weinig oog meer.
212- Daar struikelde plotseling de la
kei over een plooi in den breeden, dik
ken looper. Door zijn pogingen zijn
kostbaren last nog in evenwicht te hou
den, viel hij languit op den grond. Het
zilveren blad kwam zoowat honderd
meters verder kletterend op den mar
meren vloer terecht, en ik, na een ge
weldigen boog beschreven te hebben,
op of eigenlijk in den dikken wolligen
ganglooper, waarin ik geheel wegzak
te. Gelukkig viel ik ten minste zacht.
ffsAsr/m
213. Ik was er dus nogal goed afge
komen. Als ik op het marmer gevallen
was, zou er niet veel van mij overge
bleven zijn. De lakei merkte, na over
eind gekrabbeld te zijn, dat zijn bril
van zijn neus gevallen was. Bijgevolg
kon hij mij niet zien. Hij ging weer op
zijn knieën liggen, en kroop, tastend
met zijn handen, door de gang. Maar
daar gebeurde iets, dat mij nog nauwe
lijks bekomen van mijn vorigen schrik,
het angstzweet deed uitbreken.
214. Een hond, zoo groot als een oli
fant, kwam blaffend en met woeste
sprongen, door de gang aanrennen. Op
eenige meters afstand van mij hield
hij plotseling stil, en begon wild in het
rond te snuffelen. Ik begreep onmid
dellijk dat 't logge monster mij gero
ken had. Plotselingdaar zag de
hond mij liggen. Een vervaarlijke
sprong, en even later lag ik tusschen
twee rijen ontzagwekkende tanden.
Was mijn laatste oogenblik daar?
(Nadruk verboden)
215. Ik voelde den héeten adem van
het vreeselijke beest langs mij heen
vliegen. Den vloer zag ik in razende
vaart onder mijn doorrollen. Toen was
het alsof plotseling de hondenbek, met
mij erin, vele meters omhoog ging
ik slaakte een luiden gil enop het
zelfde oogenblik lag ik veilig in de
handen van een zeer voornaam uit
ziende dame, die in een prachtigen
leunstoel gezeten was, en mij met
groote belangstelling bekeek.
216. Daar hoorde ik erbarmelijke
jammerklachten. Het was de lakei
die, .strompelend, en pijnlijk al zijn
lichaamsdeelen wrijvend, naderbei
kwam. „O, Majesteit, ik kan het niet
helpen. Felix heeft, geloof ikhet
mannetjeopopgeslokt!
Ikkan hetheusch niet helpen,
Majesteit!". „Beste Thomas", zei de
voorname dame, die dus de koningin
bleek te zijn, „Felix heeft het mannetje
veilig en wel bij mij gebracht."
altijd een poeder of cachet van Mijnhardt.
Mijnhardt's Poeders per stuk 8 ct Doos 45 ct.
Cachets, genaamd..Mijnhardtjes" 2 st. lOct. Doos 50ct.
De Kolonisatie-raad heeft gisteren bespre
kingen gehouden met vertegenwoordigers
van de vereeniging Kolonisatie Nieuw-Gui
nea over maatregelen, welke ten aanzien van
de kolonisaties van die vereeniging in het
Sentani-gebied en in Orangsbari zullen moe
ten worden getroffen. Dit overleg leidde tot
volledige overeenstemming. De vereeniging
verklaarde zich accoord met het standpunt
van den Kolonisatie-raad, dat geen verdere
steun zal worden verleend aan de kolonisa
tie in het Sentani-gebied, in verband met
de ernstige bezwaren welke die raad heeft
tegen een kolonie op die plaats. De vereeni
ging zal echter deze kolonisatie op beschei
den schaal met eigen middelen voortzetten.
De Kolonisatieraad kon zich niet vereeni
gen met het voorstel der vereeniging om een.
voorloopige kolonisatiekern van Orangsbari
over te brengen naar een nader te bepalen
punt in het Ransikidal, waarbij de gedachte
voorzat, aansluiting te zoeken bij het land-
bouwproefbedrijf, dat aldaar door het gou
vernement zal worden opgezet. Daarentegen
kon de raad wel aan de vereeniging hulp
toezeggen voor de oprichting van een me
chanisch toegerust proefbedrijf in een gebied
buiten Nieuw-Guinea, teneinde daarmede de
noodige ervaring op te doen voor kolonisatie
met mechanische middelen. De vereeniging
stelt zich voor van dit aanbod gebiuik te
maken, zoodra de verdere exploratie van
Nieuw-Guinea de aanwezigheid zal hebben
aangetoond van gebieden, welke beter voor
kolonisatie geschikt zijn. In afwachting daar
van behoudt de vereeniging zich haar aan
spraken voor op de huidige reservaten.
In deze bespreking is tevens het voorstel
behandeld om op beperkte schaal een proef
te nemen met eer. aantal Nederlandsche boe
ren in het gebied van de Dairi-kolonisatia
(de Dairi-landen zijn gelegen op de hoog
vlakte van de Oostkust van Sumatra, de
H. V. A. had destijds een optie op dit gebied,
dóch heeft na eenige jaren onderzoek, de
concessie aan het gouvernement terugge
geven). Het doel van deze proefneming is
de vorming van een gemengd boerenbedrijf,
eenerziids gebaseerd op landbouw, anderzijds
op veeteelt en zuivelbereiding. HjerY°°r 1S
de medewerking verkregen van de Neder
landsche vereeniging „Stichting Nederland
sche volksplanting op Sumatra, Groningen
en van de Indische Mij. voor werkverschaf
fing te Medan.
I Op 1 October a.s. hoopt de heer A. de Smet
den dag te herdenken, waarop hij voor 60
jaar in dienst trad bij Wessanen's Konink
lijke Fabrieken te Wormerveer.
Als opmerkelijk feit mag zeker vermeld
worden, dat sinds 20 Januari 1869 aan deze
fabrieken de functie van bedrijfsleider door
i een De Smet wordt waargenomen en wel
door vier generaties in steeds opvolgend
lijn overgrootvader, grootvader, zoon en
kleinzoon.
Toen namelijk in 1868 de eerste fabriek,
welke in 1765 is opgericht, afbrandde, kwam
de heer Desiré de Smet afkomstig uit Gent
naar de Zaan om de bedrijfsleiding van de
nieuw opgebouwde fabriek voor de firma
Wessanen en Laan op zich te nemen.
Oo 1 October 1878 kwam de jubilaris van
thans naast zijn vader in de fabriek en
werd in 1904 als dien opvolger belast met
de zelfstandige bedrijfsleiding.
0 rj April 1905 kwam een zoon van den
'ubilaris, de heer C. D. de Smet, in de zaak
om zijn vader terzijde te staan in deze steeds
groeiende meel en olie-industrie, terwijl nu
ook sinds 16 Augustus 1937 de oudste zoon
van den heer C. D. de Smet, de heer Aug.
H. de Smet, in het bedrijf werkzaam is.
De jubilaris is drager van het eerekruis
Pro Ecclesia et Pontifice en van de gouden
medaille, verbonden aan de Oranje Nassau-
orde.
MINDERBROEDERS-MISSIONARISSEN!
Gisteren na de plechtige Hoogmis, welke
werd opgedragen en geassisteerd door ver
trekkende missionarissen en waaronder de
zeereerw. pater ir. Laurentius Teepe O.F.M.,
leeraar aan de H.B.S. te Leiden, een predi
cate hield, had in de Minderbroederskerk te
Venray het kerkelijk afscheid plaats van
twaalf missionarissen. De Hoogeerw. pater
Honoratus Caminada O.F.M., waarnemend
provinciaal, sprak een opwekkend afscheids
woord tot zijn vertrekkende medebroeders
en omhing hen met het missiekruis. Uitge
zonden werden: naar de missie in China P.
Alvarus v. d .Reep (Egmond-Binnen) en P.
Leonides Bruns (Amsterdam)naar de mis
sie op Java P. Pacianus Teepe (Den Haag),
P Cornelianus Remmen (Megen), Br. Pau-
linus Tillemans (Rotterdam), Br. Didacus y.
Geneijgen (Weert); naar de missie in Brazi
lië fr Novellonus .Tans, fr. Valerius Heisen,
fr Isidrus Bottega, fr. Apuleus Smeltink, fr.
I Azevedus Grings en fr. Joseph Zerbini.
LEGER EN VLOOT.
Bij Kon. besl. zijn benoemd en aangesteld,
met ingang van onderscheidenlijk 28 Sep
tember 1938 en 11 December 1938. bij het
reserve-personeel der landmacht, bij den mi
litairen pharmaceutischen dienst, tot reser-
ve-militaire-apofcheker der eerste klasse de
reserve-militaire-apothekers der tweede
klasse T. J. Berents en dr- E. H. Voge
lenzang.
is benoemd en aangesteld, bij het reserve-
personeel der landmacht, bij den militairen
pharmaceutischen dienst, tot reserve-mili
tair-apotheker der eerste klasse de eervol
ontslagen reserve-eerste-luitenant dr. P. A.
C o p p e n s, van het wapen der infanterie.
is: le. aan den heer M. A. Vermin, te
Sittard, op zijn verzoek, eervol ontslag ver
leend als hulpaalmoezenier voor den tijd van
oorlog bij het leger te velde;
2e. benoemd tot hulpaalmoezenier voor
den tijd van oorlog bij het leger te velde de
heer J. B o m h o f fte Heerlen.
is met ingang van 1 November 1938, op
het daartoe door hem gedaan verzoek, een
eervol ontslag uit den militairen dienst ver
leend aan den reserve-eerste-luitenant voor
speciale diensten A. L. N. Rambonnet,
van het vrijwillig landstormkorps vaartui-
1 gendienst.