HET VIJFDE LUSTRUM
HET R. S. C.
VAN
Jan Pietersz. Coen op het tooneel.
Herdenking in de aula van
Handelshoogeschool.
de
burgerlijke stand.
VRIJDAG 11 NOVEMBER 1938
OPTOCHT DOOR DE STAD.
De Lustrnmrede.
TILBURG EN ROTTERDAM.
mÊÊÊÊmÈ 1
kotterdam.
Lustrumspel van het Rotterdamsch
Studenten Corps.
Belangstelling der economisten voor
het koloniale probleem.
Embleem van 't R.S.C.
met de spreuk van
J. P. Coen.
hooger onderwijs.
GISTEREN was de dag van de
eigenlijke interne viering van
het vijfde lustrum van het Rotter-
damsch Studentencorps. Reünisten en
studenten begaven zich in stoet naar
het gebouw van de Hoogeschool, waar
in de aula de president van den Senaat
van het corps een lustrumrede hield
en voorts veel sympathieke woorden
aan het R. S. C. werden gewijd.
Tien November was de dag, waarop voor
het eerst college werd gegeven in 1913. Deze
gedenkwaardige datum werd derhalve be
stemd voor de meest officieele viering van
het lustrum.
's Middags van half een tot half twee had
de stadsbeiaardier, de heer Ferd. Timmer
mans, studentenliederen en Nederlandsche
liederen van het stadhuiscarillon laten klin
ken, mede ook met het oog op de aanwezig
heid van de reünisten, oud-studenten van
de H. H. S., die 's middags aanzaten aan een
gemeenschappelijke lunch in de Sociëteit
Hermes.
Vandaar had omstreeks half drie de groote
uittocht naar de Handelshoogeschool plaats.
Paarden met pluimen stonden gereed, mits
gaders het muziekkorps van „Hermandad",
om den stoet fleur en kleur bij te zetten. De
stoet werd geopend met een eerewacht van
zes ruiters, van wie de voorste het corps
vaandel met zich voerde. Achter het nu vol
gende muziekcorps ging een achttal open
rijtuigen, waarin oa. de senaat en prof.
Polak hadden plaats genomen, benevens le
den van de reunistencommissie. Te voet
volgden tenslotte de oud-leden en de leden
in de volgorde van hun jaren.
Het spreekt vanzelf, dat deze stoet veel
belangstelling trok. Langs de route, welke
via de Mathenesserlaan en de Rochussen-
straat leidde, hadden vele particulieren de
driekleur uitgehangen.
De tot aula bestemde zaal van de H. H. S.
had door bloemen en groen een feestelijk
aanzien gekregen. Links aan een met roode
kaarsen getooide groene tafel nam de senaat
plaats, onder het staande zingen van het Io
Vivat, rechts waren de hoogleeraren en leden
van de besturende colleges gezeten. In de
zaal hadden verschillende autoriteiten plaats
genomen, alsmede besturen van andere stu-
dentenvereenigingen.
De president van de lustrumcommissie, de
heer H. A. Eekhoff, leidde den president
van den corpssenaat, den heer J- M. Fehmers,
in, aan wiens rede wij het volgende ont-
leenen:
Rede van den senaatspresident
van het R. S. C.
jaar kunnen verdwijnen. Wil men werken
door middel van de bestaande arbeiders-,
boeren- en studentenkampen, dan is het
reeds een stap in de goede richting. Beter
zou nog zijn het verplichten van een leven
gedurende een bepaalde periode onder gelijke
omstandigheden en moeilijkheden, zoodat
wij hen leeren kennen, voor wie wij de ver
plichting èn het voorrecht zullen hebben, te
mogen arbeiden. Begrip sluit wantrouwen
uit. Ik ben blij, dat de beroemde jaarlijksche
St. Nicolaas collecte, die tot dusver een
60.000 opbracht, bij ons den goeden wil aan
wezig doet vermoeden.
Na woorden van welkom, in het bijzonder
tot den vertegenwoordiger van burgemeester
Oud, herdenkt de president van den senaat
van het R. S. C. het overlijden van mr. P.
Droogleever Fortuyn, eerelid, curator van
de N. H. H.
Hij erkende steeds de moeilijkheid die het
Corps ondervindt door den invloed der groo
te stad, waarin het met een klein aantal leden
is gevestigd. Aan den anderen kant wees hij
als een goed vriend, die dat zeggen mocht,
op de noodzaak het uiterlijk vertoon in de
Gemeente te beperken, daar de beteekenis
hiervan door een groot deel der bevolking
niet zou worden verstaan. Voor wat hij ons
bracht, zijn wij hem dankbaar. Wij hopen
vervolgde spr. dat het R.S.C. voor hem
heeft gegolden als iets, waarop hij trotsch kon
zijn, omdat het luister bijzette aan de Ge
meente. Hij ruste in vrede.
Ook in den kring der honorair senatoren
ontstond een leegte. Wat Jhr. L. C. M. van
den Bosch voor het Corps deed, zal vooral
aan tijdgenooten duidelijk zijn. Ook wij
waardeeren den arbeid van bouwers aan het
fundament, dat gedoemd is eeuwig een grond
slag te blijven, zonder dat ooit een afgewerkt
geheel daarop verschijnt. Wij eeren de na
gedachtenis van wie daaraan medewerken.
Beide herdenkingen werden staande aange
hoord.
Er valt niet te beschrijven, vervolgde de
heer Fehmers, wat een Studenten Corps
wil zijn. Wat het beteekent zal vermoedelijk
onbeantwoord blijven. Gelukkig behoeft nie
mand om redenen van stoffelijken aard zich
het voorrecht van het Corps-lidmaatschap te
ontzeggen.
Voor de vestigers van het R.S.C. is het een
voldoening, voor de tijdgenooten een gerust
stelling, om te weten, dat hetzelfde kompas
na 25 jaar nog dienst doet. Als belangrijkste
grondslag is daar de sfeer, die het Corps zijn
leden eigen maakt, het optreden, de houding,
die het verstrekt. Daarmede geeft het een
volkomen beeld van vrijwillige ordening.
Er wordt verweten, dat het corps zich bui
ten de maatschappij stelt. Dit verwijt zou op
zijn plaats zijn, wanneer de leden tot afzon
dering werden gebracht om minder nobele
redenen. Geen zelfzucht, maar het bewust
zijn van hun toekomstige verplichting leidt
tot een afzondering. En tegen het verwijt van
een onttrekken aan hun taak tegenover den
medemensch wilde spr. ten sterkste protes
teeren. Het corps toonde steeds te willen vol
doen aan wat door den Staat in feite of zelfs
uitsluitend moreel werd geëischt. Voor een
actief politiek gedrag is geen plaats.
U zult mij veroorloven hier vervolgde
spr.te wijzen op een leemte in onze vor
ming, die wij gaarne zagen opgevuld en
waar wij zelf weinig aan kunnen doen. Wan
neer de studie aan de N.H.H. als een maat
schappelijke wordt beschouwd, wanneer wij
de bereidheid tot dienen erin willen leggen,
dan is een aanraking met de volksklassen
noodzakelijk. Ik bewonder zeer de studie
richtingen, die in hun programma verplicht
verblijf onder* en onmiddellijk contact met
de arbeidersgroep hebben opgenomen. Naar
mijn gevoelen zou voor zulk een doel de tot
op heden lang niet altijd vruchtdragende
■tage in de practijk gedurende het eerste
Bijzonder van het R.S.C. verwacht men
wel, dat het zich naar de andere Corpora
richt. De verleiding moet wel groot geweest
zijn, een copie der bestaande corpora tot
stand te brengen. Niemand zal er een be
zwaar in zien, dat de naam en sommige in
stituten aan toestanden elders zijn ontleend.
Studentenleven is ten deele onafhankelijk
van de plaats waar het zich afspeelt. Sinds
de oprichting deden wij wat naar onze mee
ning het meest gewenscht was; wij droegen
zoodoende bij tot de vorming vein een zelf
standig type Nederlandsch student.
In dit opzicht noemde spr. vooral de ont
wikkeling na 1931 karakteristiek. De fusie
met den Rotterdamschen Studentenbond heeft
verstrekkende gevolgen gehad, al zijn deze
dan ook ten deele anders geweest, dan de
voorstanders der éénwording meenden te
moeten verwachten. Thans vallen de invloed
der fusie en de verdiensten ervan beter te
beoordeelen dan vijf jaren geleden. Wij blij
ven Prof. Polak, den bewerker van de fusie,
erkentelijk. Dank zij hem leerden wij onder
welke voorwaarden het studenten Corps in
derdaad als eenig door de Hoogeschool aan
vaardbaar is. Bij hun oprichting vonden de
bonden met recht een steun in den toenmali-
gen, te hoogen, spielzieken levensstandaard
der Corpora. Nu de overwinning van 't Corps
karakter is gebleken bij volkomen gelijk
waardig tegenover eikaarstellen der partijen,
is de overdaad van den Bond meende spr.
bewezen. De jarenlange strijd tusschen de
verschillende colleges heeft tenslotte in het
juist afbakenen van eikaars rechten zijn
einde gevonden. De groote verdeeldheid deed
aan het Corps geen afbreuk, als wilde het zoo
zijn kracht bewijzen.
In het najaar 1932 werd het officieele in
teracademiaal contact weer hersteld. De fusie
had alle betrekkingen doen afbreken. Men
koos de aanraking met de op heden genoem
de bevriende Corpora. Er ligt zoo'n moreele
steun in het zich één voelen met deNeder-
landsche studentenwereld, dat elk uitstel j
van nadeel voor ons Corps zou zijn geweest.
Inmiddels zijn de bezwaren groot tegen
den huidigen vorm van samenwerking. Er
kend door de andere Corpora is het R.S.C.
nog steeds niet. Practisch is de verhouding
tusschen onze Corpsleden en die van andere
Hoogescholen en Universiteiten even goed of
even slecht als tusschen de laatstgenoemde
onderling. Voor de sportaangelegenheden en
de buitenlandsche betrekkingen bezitten wij
in de Rectorenvergadering een stem. Slechts
tot de gezamenlijke lustrumviering en het
dusgenaamd ideëel contact der vijf oude Cor
pora is het R.S.C. niet toegelaten. Het deel
nemen aan de gewone betrekkingen gedu
rende de Lustra zou trouwens voor ons Corps
financieel niet mogelijk zijn, maar deelname
op een bescheiden schaal zou kunnen ge
schieden.
Spr. noemde het bijzonder prettig, over
meer dan vijf jaren heen te mogen zien. Het
huidige geslacht kan zoo zijn dankbaarheid
toonen, voor wat juist de oprichters deden.
Er zijn er die het studentenleven zien als
een verspilling van den tijd voor studie be
stemd. De cijfers toonen aan, dat het Candi-
daatsexamen gemiddeld drie maanden eerder
door het Corpslid wordt gedaan. De uit
komst voorts, dat over de eerste vijf jaar
68 pet. der Corpsleden het cand. examen be
reikte, tegen 50 pet. der niet-Corpsleden,
toont aan aldus spr. den grooten in
vloed van den omgang met veel studenten in
dezelfde studierichting.
Hoe juist hebben allen gezien, die den
stoet tot de oprichting van de N. H. H. ga
ven. De pactijk toont, dat een ruime vraag
naar onze afgstudeerden bestaat. Niet alleen
de doctorandi, maar zelfs de candidaten on
der de Oud-Corpsleden vinden nog redelij
ke betrekkingen. De Handels-Hoogeschool
ontwikkelde zich van direct op de practijk
voorbereidend tot versterkster van een al-
gemeene wetenschappelijke basis. Haar
voedsterlingen zullen nu minder snel in het
bdrijfsleven zijn ingewerkt dan vroeger.
Toch zullen zij op den duur, eenmaal in het
bezit van de kennis, die alleen de practijk
geven, een grooten voorsprong bezitten
op nen, die zich de geestesvorming door de
Hoogeschool en de karaktervorming door
het corps niet op andere wijze eigen kon
den maken.
Wij willen niet graag ergens willekeurig
terecht komen. Bij voorkeur zijn wij daar,
waar onze capaciteiten ons het meest op de
plaats doen zijn. Zoo is het te begrijpen,
dat wij een nauw contact waardeeren van
onze hoogleeraren met het bedrijfsleven in
den meest ruimen zin van het woord. Door
anderzijds deze aanraking te steunen, dienen
regeering, nijverheid en handel tevens zich
zelf.
Voor de sterk noodige verbinding tusschen
hoogleeraren en studenten doet de overvloed
der studeerenden en het gering getal pro
fessoren ons inmiddels wel vreezen. Vandaar
dat ook de studenten den financieel gunstl-
gen gang van zaken aan de Hoogeschool
gaarne zagen uitgedrukt in een toeneming
van het Hoogleeraren-Corps
Maar niets zal helpen, wanneer niet bui
ten het wetenschappelijk contact om de
student aan den hoogleeraar bekend kan
worden.
Heden heerscht in het geheele corps een
sfeer van bevestiging der vormen. Het eer
ste vraagstuk waar ieder mee in aanraking
komt is de groentijd. Laten wij het erover
eens zijn zei spr. dat, al noemt men
het instituut nu novitiaat of kennismaking
de idee toch blijft êestaan.. Het worden zoo
als je bent, het afwerpen van allen schijn
zal den eerbied voor de eigen persoon minder
aantasten, naarmate de correcties meer hun
noodzaak in de onafhankelijkheidsverhou
ding schijnen te vinden. In plaats van de
menschelijke waardigheid aan te tasten, laat
de Groentijd ze juist volkomen gaaf; slechts
wat opgelegd is, wordt afgenomen.
Groenschandalen, die ik met u afkeur,
vonden te Rotterdam niet plaats. De bescher
ming door Curatoren, waarop telkens de
memoriën van Antwoord aandringen, was
overbodig.
In het verder verloop van het corpsleven
blijkt, dat tike beweging in dit corps meer
het werk van enkele individuen, dan van
een vast aaneengesloten groep is Met de per
sonen verdwijnen dan ook sommige gedach
ten en strevingen. De oorzaak ligt in het
Sprekende over de onderafdeelingen, be-,
treurde spr. het, dat op' „de Blaauwe Aco
leyen" het woord dispuut-vereeniging niet
meer van toepassing kan worden geacht. Ik
vermoed, vervolgde hij dat de oorzaak
moet worden gezocht in het tekort aan fan
tasie. Men noemt, in strijd met de waar
heid, onze studie materialistisch. Menigeen
schijnt daardoor te worden aangetrokken
en zoo treedt belleterie evenmin in het
Rotterdamsch Studenten Blad of in den Al
manak op den voorgrond.
Uiteraard besteden wij onze eerste aan
dacht aan het belangrijkste: het interne le'
ven.
In het inwendig leven neemt de Sociëteit
een overheerschende plaats in. De geste van
het Handels-Hoogeschoolfonds 1920 nu 3
jaar geleden gepleegd, waardoor het ge
bouw aan den Eendrachtsweg door ons be
woond kon blijven, geeft aanspraak op aller
erkentelijkheid. De Sociëteit wist zijn aan
zien in het corpsleven onverminderd te
handhaven.
Spr. herdacht met genoegen hoe vele ma
len H. M. de Koningin de Rotterdamsche
Studentenwereld vergunde, de aanhankelijk
heid tot Vorstenhuis en Vaderland te too
nen en gaf uiting-aan zijn groote waardee
ring voor de komst van Z. K. H. Prins Hen
drik bij het Lustrumspel in 1933.
Voor de krachtige medewerking der ge
meente bij het inwilligen der talrijke ver
zoeken, zegde spr. het orgaan en de amb
tenaren persoonlijk dank. Voorts hoopte hij,
dat in de komende periode mag duidelijk
worden, hoe de student de aanraking met de
burgerij waardeert. Hij heeft een ding met
den burger gemeen: de liefde voor de moe
derstad Rotterdam.
Aan mr. P. J. Oud, burgemeester van Rot
terdam, is het eerelidmaatschap van het
Rotterdamsch Studenten Corps door den
Senaat aangeboden, welk eerbewijs werd
aanvaard. Spr. noemdt dit eerbewijs er één
in de hoop der toekomst en heette vanuit
deze eerste openbare senaatsvergadering na
zijn benoeming burgemeester Oud in het
Rotterdamsch Studenten Corps welkom.
Wij willen graag vervolgde spr. dat
ons decorum wordt geërbiedigd, en dat de
zin ervan wordt begrepen door ieder in en
buiten het Studenten Corps. De daardoor
ontwikkelde houding moet natuurlijk wor
den vervolmaakt in de meest plechtstatige
omgeving, waarin we als student komen.
Uit naam der studenten verzoek ik op de
sfeer en het vertoon der Hoogeschool be
zuiniging geen invloed te doen hebben.
De spoorstudent vindt zijn tegenhanger m
wie uit onverschilligheid of lakschheid, zon
der bewustzijn van wat hij behoort te ont
wikkelen, buiten het studentenleven blijft
staan. Maar anderen missen wij evenzeer.
Het Studenten Cops is steeds sterk vooruit-
gebracht door wie uit een academische om
geving kwamen. Zij schijnen van nature
meer gevoel voor de verhoudingen te bezit
ten. Wij zouden gaarne zien, dat de econo
mie een grootere aantrekkingskracht voor
hen bezat.
Mogelijkerwijs speelt het feit van het doc
toraal examen zonder een daaraan verbon
den titel een roL Mede dus in het belang
van het gehalte der studenten moge ik een
pleidooi leveren voor het invoeren van een
titel, waarvoor econoom al zeer geëigend
lijkt.
Het corps blijft zichzelf beschouwen als
verschillend van de vereenigingen en geeft
niet toe, dat zijn hoofdtaak door een ander
instituut zou kunnen worden vervuld.
Ten laatste zijn wij betoogde spr. op
het punt van uitgang teruggekomen: dat
gene wat het corps het naast staat: zijn le
den en oud-leden.. Wie beweerden dat de
geest van ons corps toeliet zonder over
matige inspanning de viering tot stand te
brengen, hadden gelijk.
Mogen zoo besloot spr. ook wie nu
student zijn beseffen, dat intellect zonder
persoonlijkheid een voos bezit is. Moge ieder
komen tot een peil, waarbij men zich kan
veroorloven, de mentaliteit van meer be
lang te achten dan de prestatie. Daarnaast
zij echter de overtuiging aanwezig, dat het
corps hun alleen door eigen arbeid iets van
zijn waarden wil afstaan. Wij zijn verheugd,
dat uit elke omgeving oud-leden van eiken
leeftijd hier zijn gekomen, bereid om de
waarheid van deze woorden te bewijzen. Ik
noodig u uit met ons het feest te vieren van
het vijfde lustrum, dat ik voor het Rotter
damsch studenten corps geopend verklaar.
Na deze met aandacht gevolgde rede wees
de rector-magnificus; prof. dr. Z. W. Sneller,
op de goede verstandhouding tusschen den
academischen- en den corpssenaat, welke
in de laatste weken nog verstevigd is gewor
den. Spr. ging op enkele punten van de juist
uitgesproken rede nader in, er voorts op
wijzende, dat dit lustrum een demonstratie
beteekent van uiterst kunnen. Met de aan
bieding van een drietal aschbakken met
inscriptie voor de sociëteit en een „Lang le
ve het R. S. C." besloot spr. zijn toespraak.
Waarop de heer Fehmers namens het R. S.
C. een grafiek aanbood aan de H. H. S., be
helzende statistische gegevens over de studie
aan die school en vervaardigd door'een tien
tal studenten.
Namens de besturende colleges schetste
mr. Jacq. Dutilh een viertal verhoudingen
van het corps tot de studie, tot de burgerij,
tot de Rotterdamsche Studentenwereld en
van het bestuurscollege tot het corps. Spr.
bood een luchter voor de senaatskamer aan.
Mej. Snell sprak nog namens de Vrouwe
lijke Studenten, eveneens een aschbak aan
biedend, waarna ten slotte nog het woord
voerde de president van de Reuniecommis-
sie, de heer B. A. Paulie Wilkens.
De heer Fehmers heeft de bijeenkomst ge
sloten, waarna er gelegenheid was den se
naat van het corps te complimenteeren.
De „Nieuwe Koerier" wijst op het oordeel,
dat prof. Sneller, de Rector Magnificus
van de Rotterdamsche Handelshoogeschool,
gaf over de zuster-instelling te Tilburg: „Het
valt ook voor den andersdenkende te waar
deeren, dat het Roomsch-Katholicisme, dat
een eigen maatschappij-beschouwing ont
wikkelde, ook een eigen instituut ter beoefe
ning der economische en sociale weten
schappen in het leven riep".
Het blad schrijft:
Deze betuiging van waardeering in dat
oogenblik door den rector der Rotterdam
sche hoogeschool wordt door de katholieken
van Nederland, zooals vanzelf spreekt, op
hoogen prijs gesteld en dankbaar aanvaard.
In zuiver wetenschappelijke kringen dus
waar men het best en het ruimst kan oor-
deelen komt de erkenning en waardeering
van het katholieke standpunt in deze vroeger
dan in sommige politieke kringen, waar de
blik beneveld blijft en men de oprichting
eener katholieke economische hoogeschool
in het belachelijke meent te mogen trekken
door spottend te vragen, of het katholicisme
ook al in den handel een afzonderlijke plaats
inneemt en of katholieken anders handel
drijven en cijferen dan anderen.
Prof. Sneller heeft die in vergaderingen
en dagbladen oreerende politici er fijntjes
tusschen genomen door zijn waardeering uit
te spreken voor de oprichting van een zus
terinstelling, zooals hij haar noemde, met de
katholieke maatschappij-beschouwing als
grondslag voor de beoefening der economi
sche en sociale wetenschappen.
Ook volgens prof. Sneller is er verschil
tusschen het onderwijs van de handelshooge-
scholen te Rotterdam en te Tilburg. Rust de
tweede op de katholieke maatschappij-be
schouwing, de eerste heeft een ander uit
gangspunt, dat van alle neutrale onderwijs
in Nederland.
Uit de verklaring van prof. Sneller volgt
tevens, dat hij de katholieke hoogeschool te
Tilburg voor katholieken de meest geschikte
hoogeschool moet achten. Een katholiek volgt
immers de katholieke maatschappij-be
schouwing, de katholieke beginselen.
Dit versterkt ons in de overtuiging, dat
de staat ons onrecht doet, wanneer hij vergt,
dat de katholieken zonder staatshulp hun
eigen economische hoogeschool bekostigen,
terwijl zij als belastingbetalers hun aandeel
hebben te dragen in een voor hen als katho
lieken niet geschikte neutrale hoogeschool.
De regeering heeft de gelijke rechten voor
de verschillende richtingen op onderwijs
gebied erkend, toen zij voor het lager onder
wijs de financieele gelijkschakeling invoerde.
Van de gemeenten eischt zij zelfs, dat zij
nauwkeurig aan de bijzondere scholen in
verhouding evenveel geven als aan haar
openbare.
De katholieken zijn daarom in hun recht,
wanneer zij van de regeering verlangen,
consequent te zijn en het onderwijs in zijn
verschillende geledingen gelijkmatig te be
handelen.
De minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen, die de rede van prof. Snel
ler aanhoorde, trekke er zijn conclusie uit.
cvttttWD J. B. Janssen jm. 29 J. en E. van
Belle jd 21'j. - J. M. Klippel jm. 26 j. en A.
Lagerwaard jd. 28 j. A. A. van Kluiven jm.
nT7n w. L. van der Jagt jd. 22 j. - J. C.
Kooeie jm. 2 lj. en J. T. van den Berge jd. 21
1 Chr. van Leeuwen jm. 25 j. en M. Blonk
jd. 23 j. M. Th. F. Peskens jm. 26 j. en J.
Noorlander jd. 23 j. W. de Ruiter jm. 21 j.,
en J. C. Bak jd. 21 j. D. H. Schaap jm. 22 j.
en U. van Belle jd. 22 j. J. A. Stipsen jm. 26
j. en G. Eikerhout jd. 26 j. J. Ullersma ]m.
31 j. en A. Breedveld jd. 24 j. H. C. van Veen
jm. 24 j. en E. Tobeck jd. 2 Oj. H, Verschoor
jm. 25 j. en A. C. van der Klooster jd. 20 j.
E. H. J van Vliet jm. 26 j. en L. Eibers jd. '21
J. Th. Wittenberg jm. 35 j. en M. Hof jd. 23 j.
C. Zwetheul jm. 27 j. en S. Volaart jd. 28 J.
G. Boer wedr. 50 j. en L». Groeneveld jd. 37 j,
A. J- de Geus jm. 26 j. en J. S. Duif jd. 25 j.
H. den Hartog jm. 2 3j. en A. P. Schepers
1d 25 J. J Jonker jm. 23 j. en P. Vreugdenhll
?d' 20 j. J.' O. M. Kila jm. 29 j. en F. de Bruin
■jj' 25 j. C. A. de Ryke jm. 24 j. en M. C.
Lindeman jd 24 j. H. N. van den Bosch jm,
25 1 en A. J. Stolk jd. 25 j. - J. Cornelisse jm.
2° i en A. van der Neut jd. 20 j. M. H. van
Diest jm. 24 j. en A. A. Buitendijk jd. 28 j -
J. Doense wedr. 42 j. en J. E. van Ep ges. 44 j.
P. Groenewegen jm. 24 j. en F W. Rietveld
het
De vertolkers van de beide hoofdrollen in het lustrumspel „Jacatra" van
R.S.C. mej. C. Valkenburg als Janna Stevens 'en N. J. van Lessem als J. P- 'oen
Aan Jan Pieterszoon Coen dankt Neder
land voor een groot gedeelte zijn koloniaal
bezit; het corps van de Nederlandsche- Han
dels-Hoogeschool sinds deze week omge
doopt in Economische Hoogeschool dankt
aan dezen koenen zoon van Hoorn zijn wa
penspreuk en dies heeft men vijf-en-twintig
laar volgehouden en niet gedispereerd. De
figuur van dezen eersten grooten Nederland-
schen kolonisator is in de Rotterdamsche
studentenwereld een populaire geworden en
zijn levensgroote beeltenis met dien strengen
doorvorschenden blik en de vastber d
mond prijkt als die van een
het gebouw der hoogeschool. By het vijfde
lustrum van het Rotterdamsch Studenten
Corps is er echter méér gebeurd. Jan P -
zoon Coen is ten leven gewekt.
In de vooropgezette bedoeling heeft het
niet gelegen, maar een uitgeschreven prijs
vraag voor een lustrum-tooneelspel had tot
resultaat, dat een stuk werd gekozen, waarin
Jan Pieterszoon Coen de hoofdrol speelde en
zijn arbeid tot opbouw van ons koloniale Rijk
in de Indiën werd geschetst. En deze eerste
stap eenmaal gezet, kwam men er toe deze
geheele vijfde lustrumviering in het teeken
van dien grooten kolonisator te plaatsen
In den Grooten Schouwburg werd gister
avond dit lustrumspel, „Jacatra geheeten,
voor eene uitgelezen schare Rotterdammers
vertoond als een hulde aan den man, die,
omringd door vele vijanden en verstoken
van de noodzakelijke hulpmiddelen, eenmaal
schreef: „Dispereert niet, ontsiet uw vyanden
hinderen noch deeren, wandt Godt met ons
is, en trect de voorgaende misslagen in geen
consequentie, want daer can in Indiën wat
groots verricht worden".
Toch een eigenlijk lustrumspel in den ge-
bruikelijken zin van het woord, was dit
tooneelspel van A. den Hertog niet te noe
men. Niet slechts, omdat het niet de gelegen
heid bood een groot deel der studenter.ge-
meenschap bij de opvoering te betrekken,
doch veel meer, omdat bij de gekozen stof de
arbeid en beteekenis van Coen, als grond
legger van ons koloniaal bezit, eigenlijk als
een bijkomstigheid wordt behandeld en de
intrige is opgebouwd op eene breed uitge
spannen historie van compagniesdochters, die
door Coen uit Holland waren gehaald om de
Hollandsche nederzetting in Batavia, het
oude Jacatra, voor uitsterving te behouden.
Zonder vrouwen was het mogelijk ge
weest een deel van Indië te veroveren, doch
zonder vrouwen liet zich daar geen kolo
niaal rijk opbouwen. De Heeren Bewindheb
bers van de Oost-Indische Compagnie had
den daarvoor echter weinig belangstelling
en Coen heeft moeten vechten om het zoo
ver te krijgen, dat eindelijk fatsoenlijke
vrouwen en niet het onderwereldje van die
dagen, dat met het spinhuis e.d. had kennis
gemaakt, naar Indië werden gestuurd om de
kolonie te doen voortbestaan.
Hoewel deze strijd van Coen tegen de
Heeren Zeventien een zeer bewogene is ge
niet,6 daeren iater werelt niet dat ons can weest, heeft de schrijver in zyn spel daar
toch eigenlijk niet het dramatisch effect ge
zocht, doch in het conflict met en de desillu
sie over de vrouwen, welke hij toegewezen
kreeg en die handelden tegen zijn grootsche
gedachte: de opbouw van een achtbare ge
meenschap in de kolonie.
Tot een volledige ontknooping van de ge
stelde intrige komt de schrijver niet. Hij stelt
naast elkaar als hoofdpersonen Jan Pieters
zoon Coen en een zekere Janne Stevens, eene
niet-historische figuur, als de personificatie
van de vrouw, gelijk Coen zich die wenschte,
maar die juist daardoor met den dictatorialen
kolonisator in conflict kwam. Als vrouw
stelt zij als voorwaarde liefde voor den man,
met wien zij zal moeten trouwen. Hoewel zij
zich zelve in het schijnbaar onvermijdelijke
schikt, blijft zij voor dit recht strijden in haar
omgeving. Dit heeft tot gevolg, dat een
meisje in Coen's huis. tot een daad k°
welke Coen op de meest rigoureuze wij
meent te moeten straffen. In deze des
voor den grooten man, deze smet op
huis, ligt nahjurlijk het dramatisch noog
punt.
Maar zoo scherp en met die
het essentieele in de dramatise
ling heeft Den Hertog zyn toone j* 1 ook
weer met geschreven.
van handel en wandel, geR* hy zeü:2«n
stuk oorspronkelijk noemde, en in dit beeld
komt het geschetste conflict slechts als een
incident naar voren, een der vele, die Coen
zouden hebben kunnen doen wanhopen ooit
zijn doel te bereiken, doch zyn couragie niet
hebben vernietigd.
Dezen indruk, welke de lezing van Den
Hertog's werk bij ons naliet, heeft de opvoe
ring van het spel gisteravond bevestigd. Het
een na het ander tafereel bracht ons een
stapje nader tot het einde van deze histori
sche vertelling in dialoogvorm geschreven.
Er viel menig goed stukje tooneel te bewon
deren, stukjes met puntige samenspraken,
met interessante onderwerpen, die door den
regisseur Eduard Verkade heel knap in
scène waren gezet. Den Hertog is evenwel
voortdurend meer romancier, dan drama
turg gebleven en komt dan na vele up and
downs in zijn spel tot een slot, dat ook bij
een sterker spel, dan men van studenten mag
verwachten, niet zou hebben gepakt.
Het gaat er natuurlijk om, uit welken ge
zichtshoek men zoo'n spel bekijkt, als too
neel moge het niet bijzonder sterk te noemen
zijn, dit sluit niet uit, dat de figuur van den
grooten gouverneur-generaal gedurende
dezen avond levendig voor den geest is ge
steld. Wij zouden dit laatste zelfs nadrukke
lijk willen vastleggen.
Dit spel van „Jacatra heeft voor een
breeden kring de persoonlykheid van Jan
Pieterszoon Coen wederom doen leven in zyn
een: amen strijd tegen duizend moeilijkhe
den Coen, de held, de echte Hollander, die
weet van aanpakken en volhouden, personi
ficatie van de beste eigenschappen van ons
volk maar als elke groote man ook behept
met 'zijn tekortkomingen met de „defauts de
ses qualite's", maar toch ondanks alles voor
beeld voor onze huidige generatie om voort
te gaan met den uitbouw van ons koloniaal
imperium. Zoo heeft dit Rotterdamsche
Lustrumspel gewerkt. Een zeker bijzonder
verdienstelijk werk, vooral voor economen.
Verkade's regie, welke wij reeds roemden,
heeft er niet naar gestreefd om de voorstel
ling meer te doen lijken, dan ze in werkelijk
heid kon zijn. De vertooning bleef daardoor
weliswaar zijn dilettantisch karakter behou
den, maar werd hierdoor ook zuiver en
eerlijk, geen imitatie. Men weet wie er spe
len en verwacht dan ook studenten op het
tooneel, zooals er studenten in de zaal zijn
Een ander publiek zou heel anders gerea^
geerd hebben. Het tusschenspel, dat ons
J. P. Coen schildert in een vergadering van
de Bewindvoerders in het Oost-Indisch Huis
te Amsterdam, nu een open doekje, zou voor
niet-geïnteresseerden in den strijd van Coen
ongetwijfeld niet dat zelfde effect hebben
gehad, al was deze scène ook, wat belichting
en aankleeding betreft, zeer geslaagd.
Al met al gelooven wij te mogen zeggen
dat „Jacatra" als lustrumspel uitnemend heeft
voldaan en dat het Rotterdamsch Studenten
Corps met de grootste voldoening aan dezen
avond zal mogen blijven terugdenken.
De opening van den avond, welke ook door
den burgemeester werd bijgewoond, voltrok
zich natuurlijk met het gebruikelijk corps
ceremonieel, dat zoo'n uitvoering altijd een
hoofsch tintje geeft. En het slot kwam met
enthousiaste speeches o.a. van den Rector
Magnificus, van den praeses van het Corps
en met zulk een overweldigde bloemen
pracht, dat de spelers er achter schuil
gingen. Schrijver en regisseur werden even
als de hoofdspeler en hoofdspeelster met
prachtige kransen vereerd.
Behalve dit alles heeft voor de opluiste
ring van den avond ook het Rotterdamsch
Philharmonisch onder Eduard Flipse een
voornaam aandeel bijgedragen door de uit
voering van Weber's Jubel-ouverture, Mous
sorgsky's „Intermezzo" en „Le Corsaire" van
Hector Berlioz.
Netten jd. 26 j. F. J. Kamp jm. 18 j. en W.
H. Havelaar jd. 17 j. T. de Korte jm. 24 j. en
C. W Lambillion jd. 18 j. A. van Lambaart
jm. 18 j. en M. -A_. de Ruiter jd. 16 j. L. J.
van Loon Jtïi. 22 J. en A. NT Mom jd Jfc H
J Mulder jm. 21 j. en E. Christen jd. 20 J.
H. Palms Jm. 31 J. en C. Kiip jd. 30 j. A.
Scholsz jm. 2 j. en N. van Dipten jd. 24 j.
L. Smol jm. 27 j. en S. E. van der Weyden jd.
23 j. J. F. Stap jm. 27 j. en J. B van Doorn
jd ie j F J. Timmermans jm. 24 j. en C. Li.
van Gent jd. 30 j. - J- H. Verhoeven jm. 27 J.
A. J. Dekker jd. 21 j. W. F. Vervoorn jm.
28 j. en N. Akkerman jd. 28 j. J. W. H.
"Wtjenhoven jm. 26 j. A. M. Verschuren jd 26
I. S. Zoetemeijer jm. 34 j. en A. van Munster
jd. 25 J. J. Endeveld jm. 26 j. en A. C. de
Bruvn jd. 23 j P. H. Mourlk jm. 26 j. en K.
K. Groenewegen van der Weiden jd. 28ij. H.
Prudhomme van Reine J™;28^' e" M. Bruinzeel
•jrï 25 1 N A. Westdjjk jm. 28 j. en W. E.
van AlDhen jd. 23 j. D- van Bennekum jm.
van Alphen ja. Blokland jd 2f} H w. van
der Mast jm. 19 1- en C' Verhoef jd. 20 j. - M.
Blom jm. 28 j- en M. H. van den Berg jd. 25 j.
A H. Broere jm. 28 j. en W. Schipper jd. 27 j.
R. A. Büleveld jm. 25 j. en A. Sluimer jd.
28 j. M, Goossens jïn. 26 j. en J. F. van Kuylc
ges. 27 j. J. C. van Haaren jm. 26 j. en A. M.
Bogaards jd. 26 J. J. Hanf jm. 34 j. en E.
M. Janssen jd 29 j. H. Janssen jm. 26 j. en
J. Bodbijl jd. '23 j.
Aangiften van 10 November 1938.
BEVALLEN: L. Merceij geb. v. d. Linden
d. J. C. Kamen geb. Nieuwenhuizen z. H.
Kievit geb. Troost d. A. C. Hiele geb. Brugge-
man z. L. Huizer geb. v. Gemert z. W. P.
Speksnijder geb. Wunderink d. J. v. Zeelst
geb. Tulling z. J. G. Roobol geb. v. Ast z.
J. Dumouün geb. v. Bergem z. T. M. de
Romph geb. Zwaai z. W. Hameetman geb.
Makor d. B. M. Braacx geb. de Jong z.
W. J. de Visser geb. v. d. Berg d. J. W;
Voogt geb. Troost d. P. A. v. d. Hoeven geb.,
den Boer z. C. C. v. Bennekom geb. Apon
z. P. M. le Noble geb. Streefland d. J.
A. Ullmann geb. Timmers z. J. M. Hijnen
eeb v d. Veerdonk z. A. C. v. Zanten geb.
v d. Schoor z. G. Kleingeld geb. Kemperman
z J. Meuldljk geb. de Langen z. M. H. Gtjs-
b'ers geb. Swartbol d. M. M. BaJl geb. de Hooge
d A. H. Buysse geb. Luyten z. J. A.
Korbee geb. Rettel d. G. d. Vryer geb. v. d.
Valk d.
OVERLEDEN: M. Becker vr. van D. H. de
Bruin 65 j. N. Muys vr. van B. Herlaar 72
j. A. v. Schaik vr. van L. Kloosterman 58 j.
L M. Buik vr. van J .te Wit 70^-
i. van C. Hagen 8^1 A 'H,,rMiman vr. v. D.
T £;,fkU"refi7 f i j. de Quaasteniet ongeh. m.
64 L H Heijblom gesch. m. van J. Keijzer
?3 j.' (jf 'c. L. Kroon wede. v. W. J. L. Poel-
mvoorts 'als levenloos aangegeven: E. Anker
eeb Jansen z. J. M. Witkamp geb. Bettings z.
GEHUWDO. c. G. Cmelt jm. 24 j, en K.
Spindler jd. 23 j.
DELFT, 1° November. Bevorderd tot doctor in
de technische wetenschap op proefschrift getiteld
Ketalvtlsche hydrogeneering van vette oliën
de heer C. van Vlodrop, scheikundig Ingenieur,
geb. te Rotterdam.
Te Leiden slaagde voor het doctoraal
examen rechten de heer P. Guittart, te
Rotterdam.
„Neen, ik ga niet naar beneden met eett
valscherm, maar omhoog met mijn tent!"