ONZE GEZELLIGE LECTUUR. s srre*,„Us. EE J&rE? s he'lev™ n, c—s CARRIÈRE. LENTE-BOODSCHAP. HET KUCHJE. PETER, DE POSTDUIF. DE JONGE WEDUWE, WOENSDAG 22 MAART 1939 de verjaardagstaart. Het is een lamp van vijftig lcaaral 0- Jaap, kapitein van het passagiersschip de „Amsterdam", steekt zijn pijp in den zak van zijn pilobroek, veegt zijn handen af aan een doek en gaat dan over het dek en de loop plank naar den wal. Hij steekt vlug over, een vrachtauto ratelt vlak langs hem heen, de chauffeur vloekt, maar hij merkt het niet eens, hij verdwijnt in het kantoor, waar de „groote baas" al op hem wacht. Buiten heb ben even een paar menschen hem nageke ken, nu gaan ze weer traag verder met het werk, alleen Nol, de dekknecht, blijft mid den in het koperpoetsen steken en schijnt te wachten op de terugkomst van den kapi tein Zoodra de deur open gaat en Jaap weer naar buiten komt en aan boord springt, is Nol weggeglipt en door de draaideur ver dwenen. Hij staat voor den verbaasden direc teur, die zich eerst even moet herinneren wie die rooie vent toch ook weer was, draait aan zijn pet en begint hortend: „Vrexuseer'meneer, maar ik wou vragen of ge mijn geen stuurman wilde maken, nu Huube overstapt op de Noord-Holland". Hij heeft die woorden mooi uit zijn kop geleerd, maar nu hij hier zoo staat en die oogen van achter de glinsterende brillenglazen op zich gevestigd voelt, is hij toch wel wat verbou wereerd om zijn eigen astrantigheid. De gezaghebber daar voor hem verbijt een lach en aegt joviaal: „Wel ja kerel, wat mij betreft is het best. Als je kaptein het goed vindt, ga ik er mee accoord". Even glanst er een kwaadaardig licht in de oogen van den ander, dan klinkt het bitter: ,,Maor den diejen vindt het nooit goed meneer". De baas haalt zijn schouders op en keert zich om. Hij heeft meer te doen vandaag, ze moe ten het nou verder zelf maar uitvisschen. Nol merkt den verkeerden zet en maakt dat hij wegkomt. Hij klotst nijdig naar boord en stuit bij het salonnetje al direct op Jaap. Ze staan tegenover elkaar en resoluut ineens zegt hij:. „Kaptein, ik ben bij den baos gewest en die zee, asdat ik stuur ken worre, wanneer gij da goei vindt". De ander zegt tergend rustig: „Da weet 'k Nol". Een heftige uitbarsting volgt Maar 't effect is nihil. Jaap laat zich niet intimideeren, hij haalt de schouders op en laat den ander staan, die vloekend te keer gaat en woedend schreeuwt: „En toch za'k stuur worre, lee- liken dondersteen!" Het eenige antwoord hierop is de hoo- nende schaterlach van het eeuwig zwarte stokersmaatje, die uitgalmt over het vlie dende onrustige water en opslaat tegen de donkere scheefhangende pakhuizen van de drukke stad. De strijd tusschen de beide oude kamera den, die uit dezelfde plaats komen, dezelfde school bezochten en op dezelfde schuit vare», gaat verder en verder en wordt door heel het personeel van de reederij gevolgd. De meesten nemen de partij van Jaap op en meenen, dat Nol absoluut ongeschikt is voor het varen, slechts een enkeling, die het zelf al eens aan den stok had met den ouden kaptein, is het met den dekknecht eens, die mopperend zijn werk doet en eiken morgen op de brug verschijnt om te vragen: „Kap tein, hoe staat het ermee? Ken 'k stuur wor- ren?" om met een norsch „Nee" van den ander weer af te druipen en aan de dagtaak verder te gaan. Hij kan natuurlijk varen en goed ook, maar weet, dat hij nooit de han digheid van Jaap zal krijgen en het aange boren talent om het roer te hanteeren nu eenmaal mist. Maar hij heeft zijn zinnen gezet op die vijftig gulden meer in het jaar en is er vast van overtuigd, dat die hem toekomen en niemand anders, hoewel hij ze het minst van allemaal noodig heeft, omdat hij vrijgezel is en een aardig duitje heeft kunnen sparen. Op een zonnigen voorjaarsmorgen valt dan eindelijk de beslissing. De schuit ligt in Mokum aan den kant en een paar passagiers hebben het vooronder al opgezocht. Vlak voor het vertrekuur verschijnt de directeur om alles nog eens na te rijden en plotseling ziet Nol zijn kans schoon,, sluipt achter een paar lasten langs om niet gezien te worden door de anderen en staat dan weer voor den baas, die volkomen op de hoogte is van de veete tusschen zijn personeel, maar er veel plezier in heeft en niet tusschenbeide wilde komen. Nu echter over een paar dagen de plaats al open komt, moet het toch eindelijk maar eens uit zijn. Daarom luister hij tusschen het tellen der margarinekistjes door naar de woorden van Nol, die haperend uitlegt: „Meneer, ge het 'et nou wel gezeed, da'k in de plaots van Huube ken kommen, maor Jaop verdraait het mijn as stuur te nemen. Hij maakt een vaag hulpeloos gebaar en ineens schiet de directeur in den lach, omdat hij denkt aan de vasthoudendheid van zijn besten kapteir.. die nu eenmaal beweert, dat deze man ongeschikt is voor stuurman en dat ook door dik en dun zal volhouden, al kreeg hij ook zelf zijn ontslag ervoor. Hij gaat nog even na, of er iemand anders in aanmerking komt, maar dan ziet hij de ver wachtende blikken van Nol en zegt kortaf: ,,'t Is goed jong, zeg maar tegen je kaptein, dat ik je tot stuurman bevorderd heb". Dan draait hij zich en hoort het bedankje van den ander al niet meer. Zielsvergenoegd loopt Nol naar boord en zoekt Jaap op. Hij houdt zich even in en vraagt: „Kap, hoe staot 'et, ken 'k stuur worfen?" „Nee". „Zoo, nou de complemente van den baos en alsdat 'k vanaf Maandag stuurman ben". „Mijn best Nol, as de baas da zoo wil' Jci Eet"» Triomfantelijk kijkt hij den kring, die zich in een minimum van tijd om hen gevormd heeft, rond en beschouwt de gezichten van den hofmeester, den machinist, den conduc teur en het maatje, die nu allemaal het einde van het drama mee willen maken. Dan keert hij zich om en zegt nonchalant: „Nou he 'k toch mijnen zin war? En nou motten gullie mar es zien an die vijftig gul den te kommen". Hij voelt zich heerscher van de situatie en stapt weg, terwijl hi achter zich het gemompel van de anderen hoort. En dan plotseling klinkt de over slaande stem van het maatje, die zijnen kop boven het rooster uitsteekt en plagend vraagt: „En wanneer bende nou admiraal, Nolleke?" om als de wip te maken dat hi in de machinekamer komt, waar hij veilig is bij den ouden stoker voor de eventueele wraakoefeningen van den vloe kenden nieuwbakken stuurman, die zijn klomp met een zwaai naar beneden gooit en hem dan zelf nog moet gaan halen. Dit ter verhooging van zijn prestige! H. V. A. iNADRUK VERBODEN). Kind, wat een zalig weer was het gis teren! zegt Gina de Vries, terwijl ze de boe ken uit de safe aansleept. Kobi knikt. Het was in één woord verrukkelijk, zucht ze, een échte voorjaarsdag! Ik had tenminste achteraf spijt, dat ik me niet door je had laten overhalen om mee te gaan, in plaats van halsstarrig vast te hou den aan mijn principe om nooit naar buiten te gaan, voordat de Meimaand in het land is, betreurt Gina. Hoe was het pension, goed? informeert ze practisch. Uitstekend, en erg gezellig! zegt Kobi enthousiast. Er waren vrij veel week-enders en ik heb er nog een kennis ontmoet, een jongen van de H.B.S., dien we Jan den stille noemden! Hij vertelde, dat hij dokter is in een dorp ergens op de Veluwe. De omgeving moet er schitterend zijn en hij heeft gevraagd of ik eens kwam kijken, dien kant uit, voegt ze er gewild-luchtig aan toe, doch onder den onderzoekenden blik, dien Gina haar toe werpt, beginnen haar wangen te kleuren Een aardige jongen? vraagt het boek- houdstertje plagend, gaat dan, teneinde Kobi gelegenheid te geven zich van haar zicht bare verwarring te herstellen, naar het raam toe, dat ze huiverend sluit, terwijl ze vast stelt: Vandaag is het weer aardig guur en zoo zal het waarschijnlijk den eersten tijd wel blijven! Haar voorspelling wordt bewaarheid, zoo dat Kobi voorloopig haar week-end plannen opgeeft, doch dan krijgt ze op een goeden dag een briefje van Jan, die schrijft, dat hij het een en ander in de stad te bedisselen heeft en vraagt of ze lust heeft ergens met hem te gaan eten en vervolgens een aardige film te zien. Kobi wil wel; ze vindt het aardig, dat hij om haar heeft gedacht en gaat terstond op zijn voorstel in. Het wordt een heel gezel lige avond, en Jan vertelt terloops, dat het wel vaker voorkomt, dat hij in de stad moet zijn. Aarzelend vraagt hij: Misschien zouden we dan weer samen uit kunnen gaan, als je er wat voor voelt tenminste? Met een allerliefst blosje stemt Kobi toe Als het zoo ver is, dan laat je het me wel even weten, spreekt ze met hem af. Jan schrijft echter reeds den volgenden dag, om te zeggen, hoe prettig hij het samen; zijn met haar gevonden heeft, en Kobi is dien morgen op kantoor wat verstrooid. Gina constateert weldra, dat ze dagen achtereen stil en teruggetrokken doet, en dan opeens Er w«d weer „«gelaten druk en vroolijk i, zaai lusscnen ue c j 8 6 Verliefd, vertrouwt ze met een wijsgeeri W Lord"srushfield kon zich niet weerhouden gen knik het journaal toe en schrijft een post medelijdende blikken te werpen op de schoo- in; tegenover Kobi zelve zinspeelt ze ec ne miss Zabita. Steeds weer moest ze haar met geen woord op de reden van haar telkens zakdoekje voor den mond brengen, om een wisselende stemming. kuchje te onderdrukken. Wat haar echter Als bij stilzwijgende afspraak brengen niet gelukte. Kobi en Jan nu geregeld den Zondag met el- De inzet bedroeg meer dan duizend pond. kander door. Het meisje heeft den laatsten Her oogen waren op het spel gericht. Er tijd een waar SpeurderstaTent ontwtw«al werd met drieën gespeeld. De vierde keek Voor het opsporen van goedkoope, aardige glimlachend toe. De vierde was de schoone snufjes en voordeelige coupons, waaruit ze in miss Zabita. Nu stond zij op, wierp even een de avonduren origineele, smaakvolle jurkjes blik op de kaarten van Hardcliffe, wees op knutselt. Jan weet dat echter niet, en met een ervan en fluisterde hem iets toe. den bewonderenden blik, waarvoor Kobi zoo 2e moet noodig naar het Zuiden gezwoegd heeft, stelt hij steeds een duurdere mompelde sir Woodley. Met de longen gelegenheid voor in overeenstemming met schijnt het niet in orde te zijnVoor den het aar(dige, nieuwe toiletje en geeft meer drommel, daar heeft die duivelsche kerel den ggld uit_ dan een jonge plattelandsgeneesheer pot weer gewonnen z:ch kan veroorloven. Wat Glanmore aan hem verspeeld heeft I. Kobi beseft het niet. ze geniet uitbundig bedraagt nog veel meerfluisterde zijn Op dit moment voelde lord Brushfield _*ii_lnmlziikpnn In de deftige antieke zalen van de Queens club zaten of stonden de leden in groepjes bijeen terwijl in de speelzaal aan verscheidene tafeltjes het spél aan den gang was, in doodsche stilte en zooals altijd om flinke bedragen. Alles scheen te zijn zooals gewoonlijk. En toch was dit niet het geval. Er hing een onweersstemming in de rookzwangere ruimte. Zoowaar zal ik nooit in Bengalen tij gers geschoten hebbenzei sir Woodley als het hier eerlijk toegaatEn geheel in den stijl van zijn voorname opvoeding bromde hij een aristocratische vloek langs den steel van zijn pijp. Daarna voegde hij eraan toe Is dat niet eveneens uw meening, Dender- ford Deze, een heer op leeftijd, met gezonde, roode wangen en bijna spierwit haar, trok eens met de hoekige schouders. Hm! Zichtbaar opgewonden ging hij daarna voort: Wie van ons weet er het minste of geringste van af Hij keek de om hem heen staande clubleden vragend aan, om daarna te vervolgen Dat is het dolle van de heele geschie denis niemand kan met zekerheid iets zeg gen Wie heeft ooit zoo'n situatie meege maakt Denkt u in, heeren, in de Queens- club wordtvalsch gespeeld Denderford had luide gezegd, wat men tot nu toe alleen maar had durven fluisteren. En als we goed nagaan, komen die hooge verliezen bij 't pokeren eerst voor, sinds diedie De oude heer beet den bijna uitgesproken naam woedend af. Stand en traditie beletten hem een concrete beschuldiging te uiten. Sinds die heer met den niet te noe men naam in de club is gekomenviel de hooge besliste stem van den jongen lord Brushfield in. Hij kwam zooeven uit de speel zaal en voegde zich bij het groepje. Ook nu wint dat heerschap weer moordbedragenzei hij met aristocratischen toorn. Glanmore en Hardcliffe worden eenvoudig geplukten de eeuwig ku chende miss Zabita verloor ook al 500 pond aan hem Hij schoof een clubfauteuil bij en gmg op gedempten toon voort Ik ben op mijn qui vive geweest als nooit tevoren, 't Eigenaardige is: hij speelt correct, absoluut correct. Maar en zijn stem ging tot fluisteren over ik heb toch maatregelen genomen. Carter is misschien al hier, een deksels heldere kop. Als er iemand in staat is de zaak op te helderen, dan is hij het. Maarniets laten merken! Even later hadden allen zich in de speel- van wat zijn gulheid haar biedt, en hij krijgt den indruk, dat ze zich in een luxe-omgeving n I in haar element gevoelt als een visch in het zich op den schouder kloppen. umkijKenu, water_ Jan doet overigens den naam uit zijn zag hij, dat het Carter was. vlegeljaren eer aan, want in haar hart is Kobi Twee minuten slechts, mylordfluis- overtuigd, dat hij van haar houdt, terde de detective. eëzesd heeft hij het haar nog niet. Zonder antwoord af te wachten, wandelde .g h- z00 hartelijk, zoo spontaan; dan °ngeduldig^restatie yan de valsche spelers tevergeefs een beweegreden voor zijn eigen- is vermoedelijk slechts een kwestie van en- aardig gedrag. u.nmpn nn„ kele minuten1 gaf de detective zakelijk te Haar toezegging hem eens te komen op kele minuien gcu. zoeken heeft Kobi nog steeds met gestand Valsche spelers Zijn er dan meer kunnen doen. Wel zijn er verscheidene mooie, Brushfield ongeloovig. warme voorjaarsdagen voorbijgegaan, doch Ja mylord. Laat ons naar de speeltafel geregeld slaat tegen het einde van de week terueaaan. U zal het interessant vinden, wer- het weer om, en wordt het koud en guur. kelijk. Ik wil u wel zeggen, dat de vreemde- Eindelijk echter breekt een prachtige Za- lingenpolitie mij zeer merkwaardige inlich- terdagmorgen aan; op het kantoor gaat de tineen heeft verschaft. Die vreemde snoes- verwarming uit en staan de ramen wijd open, haan is pas kort geleden uit Bombay geko- zonder dat zelfs Gina protesteert, men in gezelschap van een schoone dame, Maar nu js het inmiddels ook al half die.'Mei geworden, zegt ze triomfantelijk en Hemel, wilt u misschien beweren, dat merk(; in stilte op, dat Kobi haar nooit meer miss Zabitavraagt mee naar buiten te gaan. Op de eerste plaats is die paam valsch, Ze beeft me njet meer noodig, conclu- maar bovendien is dit tweetalman en deert bet boekhoudstertje, zonder zich ge- vrouw. En ten derdemaar komt u krenkt te gevoelen; ze kan gelukkig best de mee en let zelf goed op, mylord zon in het water zien schijnen. Weer stonden ze aan de' speeltafel, ue schoone miss Zabita, die niet meespeelde, Des aVonds staat Jan met Kobi voor het keek juist welke kaarten Glanmore in han- geopende raam van de groote, gezellige den had. Carter nam intusschen potlood en zitJkal£ervan het aardig doktershuis ter- Het gebeurde in den wereldoorlog tijdens het begin van den slag rond Bergen. Het achtste regiment Sehotsche Hooglanders lag in een vooruitgeschoven positie. De Duitsche voorhoede was sinds enkele dagen onweer staanbaar voortgedrongen en slechts met de grootste moeite hield het Engelsche expedi tiecorps zijn front in stand. Er rukten inmiddels versterkingen aan. En over alle linies toonden de Schotten, die een groote gedeelte van het corps uitmaakten, een buitengewone gevechtsvaardigheid. Deze Schotten waren door de Duitschers aanvankelijk met een schouderophalen be groet. Die hadden reeds het grootste gedeel te van België onder den voet geloopen en waren naar Parijs onderweg. Ze lachten om het idee, dat deze salonsoldaten hun den weg zouden versperren. Maar spoedig konden ze constateeren, dat de Hooglanders vechten konden en taai vast hielden. Aldus ontstond er een reeks veld slagen, die tenslotte eindigden in een tame lijk vast front, waaraan voor beide partijen geen doorkomen was. Het achtste regiment raakte hierdoor in de klem. Aanvankelijk was het nog in staat de verbindingen met de hoofdmacht te hand haven. Maar de toestand liet zich steeds drei gender aanzien. En het duurde niet lang, of de kolonel, die het commando voerde, moest er zich rekenschap van geven, dat er zich een langzame omsingeling voltrok. Hij probeerde haar, door een uitval, te ver breken, het was echter tevergeefs en hij begreep, dat slechts een taai volhouden en verdedigen hem in staat zou stellen, op een verder voortrukken van het expeditiecorps te rekenen. Zijn manschappen sloegen telkens weer vinnige Duitsche aanvallen af, maar ondanks hun moed kregen de Hooglanders het aardig benauwd- En na den vijfden dag besloot de kolonel, een laatste verzoek om hulp uit te zenden. Hiertoe had hij den laatsten postduif in reserve gehouden. Het was Peter, de mas cotte tevens van het regiment. Zijn verzor ger,, Mac Donald, was een kleine, roodhari ge Schot, die ergens in Edinburg als een kampioen-duivenhouder beroemd was ge- W6CSt. De telefonische verbindingen waren al spoedig verbroken geweest. Het uitzenden van koeriers was totaal onmogelijk. De eer ste drie postduiven hadden niets opgeleverd. De soldaten zagen ze wegvliegen, hopend op resultaat, maar dit bleef uit. Aller hoop was daarom op Peter gevestigd. Mac Donald liet hem los, toen het geweer vuur der Duitsdhers even zweeg. Heel het regiment volgde in spanning de bewegingen van het dier, dat redding moest brengen en aan een poot een boodschap droeg, waardoor het oppercommando moest worden overtuigd van de hachelijke positie van het achtste re giment. Peter, vermoedelijk beduusd en nerveus fladderde onzeker heen en weer en ging daarna recht op de Duitsche loopgraven aan. Daar ontving men hem met nijdig geweer vuur. Verschrikt vloog Peter naar een hoo- gen boom en zette zich neer op een tak, be gon zijn veren te onderzoeken. „Was hij gewond?" vroegen de soldaten Zilclï flf. Mac Donald stond van kwaadheid te stampvoeten, zooals hij dit wellicht dikwijls had. gedaan, wanneer hij te Edinburg een van zijn durven aan een wedvlucht had laten deelnamen en het dier ziph rustig ergens in het zonnetje zette, inplaats van het hok binnen te vliegen en hem in staat te stel len, zijn aankomst te melden. Het ging nu om heel wat anders, niet om een prijs van een paar pond. Het leven van zevenhonderd man stond op het spel, de zoo sterk gedunde gelederen van 't achtste regi- ment. De duif bood in den boom een uitstekend mikpunt vóór de Duitschers. Men begreep daar heel goed, van hoeveel belang het zou zijn het beest neer te schieten. De Schotten keken angstig toe. Op bevel openden ze een hevig mitrailleurvuur, teneinde de Duitschers af te leiden. Die verloren de duif echter niet uit het oog. „Vlieg toch, vlieg toch", jammerde Mae Donald. „Maak dat je weg komt, voor ze je overhoop knallen en zorg, dat er bijtijds versterking komt, anders blijft er van je baas niet veel over." Er ontbrandde een hevige strijd en alleen Mac Donald zag, dat zijn postduif werd aan geschoten. Het dier verhief zich desondanks in de lucht en verdween, om vermoedelijk ergens tusschen de linies neer te storten. De Schotten verdedigden zich met den moed der wanhoop. Aanval op aanval sloe gen zij af. Het was Inmiddels bijna onbegon nen werk en ze bemerkten, dat de Duitschers er op uit waren, zware artillerie in stelling te brengen. Dit zou het einde beteekenen. Menigeen verwenschte het oppercomman do, waar men ettelijke honderden eigen sol daten in den steek liet. De kolonel dacht niet Vader: „Alles, alles heb ik me ontzegd, om jou voor dokter te laten studeeren, en nu je klaar bent verbied je me het roo- ken en drinken. (11 Set to Bello^. Dood-op na den vermoeienden smoor-hee- ten dag liet Anna zich op het bankje voor haar huisje - neervallen. De handen zakten zwaar in haar schoot. Ze had niet veel tijd om daar te zitten: er wachtte nog zooveel werk, maar even, een paar minuten moest zij er toch van nemen, om wat op verhaal te komen. Haar lichaam woog als lood. Ze had ook een gevoel of het geschroeid was. Haar rug leek gebroken. Den geheelen dag had ze bij boer Bakkers op den akker, in de brandende zon koren gebonden. Op het mid daguur, terwijl de andere arbeidsters en ar beiders konden uitrusten, was zij in haar huisje wat gaan redderen, want als de kin deren thuiskwamen, overdag waren ze bij haar moeder had ze zich weer met hen bezig te houden. Elke vrije minuut moest ze benutten, om alles in orde te hebben. Maar ook moest ze de oogenblikken waarnemen, als ze wat geld kon verdienen De winter was lang en kostbaar. „Vroeger", peinsde Anna, terwijl ze daar zat en in het vage tuurde, „had ik zulke zor gen niet. Ik hoefde ook niet uit werken te gaan. Peter had zijn weekgeld. We konden aan een overgave. Zijn orders waren ge weest, tot eiken prijs stand te houden en hij deed dit. in de overtuiging, zijn ondergang tegemoet te gaan. Hij troostte zich met de er goed komen. Peter, gedachte, zijn leven te moeten offeren in Haar gedachten bleven bij hem. Ze zag het belang van het geheel. Wellicht maakte hem weggaan, welgemoed. Hij riep haar nog: zijn tegenstand het mogelijk, de hoofdmacht ^tot vanavond!" toe. Zingend hernam ze haar te organiseerén en voor een operatie' uit te werk. 2e stond op den uitkijk tegen dat hij rusten, waardoor het Duitsche offensief voor raoest komen. Hier op de bank had ze dien goed tot staan zou worden gebracht. Hij ver- mjddag goed zitten verstellen, op het bankje kondigde deze opvatting aan zijn soldaten, door hem zejf gemaakt en waar zij samen die hii telkens weer moed In sprak. Tegelij- 200 menig gezellig uur hadden doorgebracht, k er tijd wees hij op een mogelijke redding De tijd verstreek. Peter moest al thuis zijn. in het laatste oogenblik, al geloofde hij er Ze begreep niets van zijn wegblijven. Toen zelf niet aan. Mac Donald, gewoonweg bui- zag zjj den veldwachter aankomen. Hij keek ten zichzelf, omdat zijn postduif zich zoo llaar aan op een manjerj dje haar den schrik slecht gedragen had en niet direct pijlsnel om det- hart sloeg. Er moest iets gebeurd was weggevlogen, vocht in de voorste rijen. zjjn> begreep ze. Hij stapte van zijn fiets en Voor hem leek het leven geen waarde meer toen vernam ze, dat Peter, door eigen on voorzichtigheid onder een auto was geraakt. Zijn lijk was naar het doodenhuisje gebracht. tc hebben. HHHBH De morgen van den tienden dag zag een troep doodelijk uitgeputte Hooglanders, die nauwelijks bemerkten, dat in de verte hulp in aantocht was. Toen de versterkingen arri veerden, leken zij nauwelijks in staat, het vee-ge lijf in meer naar „achteren ge e^en linies te bergen. Daar kregen ze veertien dagen rust en Ze had Peter niet meer teruggezien. Men raadde het haar af, omdat hij verminkt was en zij een kindje verwachtte: het derde. Dit alles flitste Anna door het hoofd. Bijna eiken dag, wanneer ze op dat bankje zat, stond haar weer alles duidelijk voor den geest. Ze zakboekje. ,„iii arhter hen de oude huishoudster nex Leest u mee fluisterde hij en begon neerzet en zich vervolgens discreet te schrijven. terugtrekt. In het nabije dorp gaan een voor Tot zijn verbazing zag lord Bnzshfie d dat a£m; a{les isFrustig en geen Carter langzaam cijfers en letters notMrde. k l gerucht dringt op deZen afstand tot hen De kaarten va,i "TSS 5ÏraThen heen heerscht oppermachtig Carter. Wees zoo goed, zelf even stilte van het Wijde landschap; de lichte tröleerenavondwind wuift de geur van de bloeiende Ston° zei Carter toen plotseling. Mijn seringen in den voortuin naar binnen naam is detective CarterIk leg beslag op Zalig is het hier ze|t de speelgelden. Mr. Druro uit Bombay arres- onwillekeurig haar stem. Jan kijkt haai teer ik. vmlacht van valsch spelen. En zijn vrouw,'hier geïntroduceerd als miss Zabita eveneens Zonder zich veel om de protesten van het tweetal te bekommeren, die door helpers van j Carter werden weggeleid, verklaarde hij glimlachend De verklaring ligt.... in het kuchje van Zabita, mijne heerenU heeft er ver moedelijk geen erg in gehad, dat het kuchje nu eens lang, dan weer kort was. Ze gaf op deze wijze eenvoudig Morse-seinen en zoo wist haar man precies, welke kaarten de an deren in handen hadden. JAME. (NADRUK VERBODEN.) Plichtvergeten ambtenaren. Gelezen in „De nieuwe Venlosche Cou rant" „De douanebeambten te Enschede hebben een uitgebreid smokkelcomplot georga niseerd, dat vertakkingen heeft in het geheele land". Daar kregen ze veertien aagen .jopeens 0ud gevoeld en alsof ze met een kleine kooi in de hand. Drie jaren waren sindsdien verloopen. Ze Mac Donald kon zijn oogen nauwelijks ge- had zich kunnen redden. De kinderen hadden looven In de kooi zat Peter de postduif. Hij .10g njet veel noodig. Ze kreeg ook wel een jae dat het beest zwaar gehavend was en weinig steun van haar moeder, hoewel deze toen Peter in ziin richting keek, bleek het zel{ niet veel te missen had. En moeder werd een oog te missen. oud. Ze zou ook niet langer meer de kin le- De eeneraal sprak een woord van hulde ren bunnen houden, die Anna bij haar bracht, voor den postduif, die kranig werk verricht als zij ging werkeiv En wat dan? Dit was op had en naar Engeland zou worden gestuurd oogenblik de grootste zórg van de jonge om daar gepensionneerd te worden. weduwe. De eenige uitkomst was als ze iti Toen Mac Donald uit den oorlog terug- j een huwelijk met Klaas Winkers toestemde, keerde maakte hij Peter den postduif tot peter en Klaas waren vrienden. Zij werkten koning' van ziin duivenhok. beiden in een steenhouwerij. Peter was altijd g K. v. 't St. oppasSend geweest, maar Klaas dronk. En (Nadruk verboden.) dit was de reden, dat Anna niet met hem wilde trouwen. Klaas had gezegd: „Stel mij op de proef. Als je wilt, zal ik geen borrel meer aanraken, maar dan moet ik ook weten, dat je met mij trouwt. Probeer het een jaar* „Begin hier dan eerst mee", hem geantwoord. „En mocht ik ha een jaar niet met je trouwen, dan heb je er nog niets door verloren." Klaas had 't heele jaar geen borrel genomen. Maar nog kon Anna niet besluiten. Ze was bang, dat hij in zijn oude kwaal zou verval- len. Anna voelde zich wat uitgerust en ging bij haar moeder de kleintjes halen. Met een aan haar hand, een aan haar rok en een op den arm kwam ze terug. Ze verzorgde de kinde ren en bracht ze naar bed. Ze haastte zich om nog wat op het land te kunnen werken, dat bij haar huisje hoorde. Er broeide on weer. De hitte bleef. Afgemat werkte ze voort, wiedde, op pijnlijke knieën, het on kruid. In de verte flitste de bliksem. ,Er is zwaar weer op komst, Anna!" riep een boer, die zich naar huis haastte. „Ik vrees, dat het er zal gaan spannen!" „Het ziet er tenminste naar uit", zei Anna, naar de lucht kijkend, die gevaarlijk dreigde. Met een bane hart ging ze naar binnen- De ï~_1 XfPr- •j - Een zomersch plekje in de sneeuw Moeilijk probleem „-ar men weet zeer cor- kinderen sliepen rustig. Bliksemflitsen ver Toen de latere. Vereenigde Sta»en hchtten haar huisje; 4e donder deed het da- pulente Preslde" ecTetaris W.1S vaf, bet mi- veren. Anna nam haar rozenkrans. Telkens Taft, nog ®taaorjQ toonde hij een gwote sloot ze haar oogen voor het verblindende nisterie van g< Op een I u„ht ODeens klonk er een harde, schérpe „Misschien wel nisterie van 6. j 0p een licht opeens belangstel g „„„.„„upline te z!tten> twee siag. „Die is raak", dacht ze. plaatsen bestod. De suppoost ^lde hem op het dorp, want het leek zoo dichtbij." plaatsen „„leiden, toen de Even later zag ze met ontzetting, dat haar derde oogen staarde. terzijde aan en antwoordt op de hem eigen wat stuntelige manier. Ik had eigenlijk gedacht, dat meisjes, die aan het stadsleven gewend zijn, en die van mooie kleeren en uitgaan en zoo houden weinig vatbaar zouden zijn voor de bekoring die het buitenleven biedt! Hij drukt zich omzichtig uit en spreekt in het algemeen, alsof zijn opmerking volstrekt niet voor Kobi persoonlijk bedoeld was, doch het meisje wordt zich bewust van de span ning, die achter zijn woorden schuilt.en voelt, hoe in het schemerdonker zijn bDe onderzoekend op haar gevestigd blijft- ^e_ schellen vallen haar van de oogen; tj-d grijpt eindelijk, waar de schoen a bevan_ heeft-gewrongen. Terwijl ze Plo^tSom het gen, naar de juiste v™ord®n ld te helpen fatale misverstand uit de wer^ en hem ervan te ^«"omgeving, nooit van is, mèt h®™> enietingen te zullen .Xverifnln 1»T«» terugverlangen, i ding varen. Hij buigt baf rrï baar toe en 2ijn warme adem is op haar wang, terwijl hij vraagt: Kobi zoU ïe gen0e§ om me kunnen loeren eeven om het eenvoudige bestaan te aanvaarden, dat ik je bieden kan; zou je abes waaraan je tot nu toe gehecht was, daarvoor willen ceven Of zou het offer ie te zwaar vallen Tastend glijdt Kobi's arm om zijn hals; al haar vrijmoedigheid laat haar vervolgens in den steek, en ze weet niets beters te doen dan haar neusje in zijn schouder te boren, terwijl ze met gesmoorde stem protesteerende geluidjes maakt, welke Jan wonderwel schijnt te kunnen vertolken, want hij slaat zijn ar men om haar heen en drukt een langen, m- nigen kus op het blonde kopje, dat vol over gave aan zijn borst geleund blijft. Door het jonge loover vaart ruischend en fluisterend een lente-boodschap.... (Nadruk verboden). T. K. Laar de bestelde plaatsen man op eenmaal stil hield en verwon- eigen huigje door den bliksem geraakt was. -"O piaatskaarten ylammen stegen op. In wilden angst nam ze haar jongste uit zijn bedje en snelde er den dijk mee op. ge liep, om hulp naar de buren, die wat verder woonden, en scheen te vergeten, dat haar andere twee kinderen op zolder nog sliepen. De buren kwamen toegesneld. Er zou wei- naar de twee beer Taft", zei de man. „Dat gaat niet, mijnne- «i raat 't niet" vroeg Taft op zijn beurt I- h en «i: ,,'t Kon toch nie- verwonderde zich ei,ol mand hinderen, twee plaatsen bestel, en die betaal T" l cue ueidciA jj> antwoordde de sup „Natuurlijk wjj u ^t°nou doen De I nig te redden vallen, want het strooien dak pla^tsen^V ,fan Weerszijden van den toe gang gelegen' O— Een vrouw „mijnheer de President De „London County Council" wordt dit jaar voor 't eerst voorgezeten door een vrouw Mrs. Lowe. Deze dame zette zich op den stond in brand. Opeens gilde Anna: „Mijn tv/ee andere kinderen!" Ze legde het kleinste langs den weg en wilde het huis in snellen, maar een ruwe hand duwde haar terug. Klaas Winkers liep het brandend huisje in. Vermoedend, dat Anna met dit vreeselijk on weer bang zou zijn, was hij op weg naar haar. De buren droegen emmer5 water aan en voorzitterszetel onder algemeen gejuich deM kten dekens nat, om den brand op het aanwezigen. Maar bij de eerste vergadering tegen te gaan Elk oogenblik kon dit ech- deed zich al dadelijk een moeilijkheid v°or' instorten Ademloos keken ze toe. "Li.. «ia, TvxrA nrAciHpnt.f» worden ier 1 CU _„P» Hoe moest de nieuwe presidente worden aangesproken Logisch gedacht zou men zeggen met „me vrouw". Na een gedachtenwisseling werd uitgemaakt, dat men zich niet zoozeer wendt tot de persoonlijkheid, die den voorzitters- stoel bekleedt, als wel tot de „functie", wel ke deze inneemt, en daarom zal mrs. Lowe voortaan worden aangesproken met „Sir ofwel met „mijnheer de voorzitter". Probaat middel. „Mina", zei mevrouw, „je hebt vanda^S weer drie koppen en vier borden^gebro Wat zal 't morgen nu weer zijn „O, niets, mevrouw", antwoordde geruststellend, „morgen heb ik m .1 dag". O— Haast. „Ik wou u kennis geven mevrouw" zei he dienstmeisje, „dat ik ga trouwen". „Maar Mane" zei mevrouw kan je nog niét een maand wachten totdat ik een nieuw meisje heb?" Dat kan ik niet nskeeren, mevrouw", meende Marie, „ik ken hem nog niet vol doende". „Kom terug, Klaas!" werd er geroepen. Maar de stem gir,g door den donder verlo- ren. De brandweer kwam intusschen aange reden Er viel niets meer te redden. Tegelijk stormde Klaas het huisje uit. On- der eiken arm droeg hij een bewusteloos kind- Hun kleeren ook de zijne hadden vuur gevat. Haastig doofde men met de natte dekens de vlammen. Zwaar gebrand wer den de ongelukkigen naar het ziekenhuis vervoerd. Weer was het lente. Het dorp had geld bijeengebracht om een nieuw huisje voor Anna te bouwen. Alles ziet er nu keurig uit. De kinderen hebben hun wonden overleefd. Ook Klaas. Vandaag komt hij zijn bruid halen, want het is hun trouwdag. Op een dag, toen Anna hem in het zieken huis bezocht, had hij gezegd: „Ik heb toch je kinderen kunnen redden en stond ik mor gen er weer voor, ik deed fiet voor jou op nieuw, Anna". Toen was haar angst geweken en had ze haar „ja"-woord gegeven. Hij had een offer gebracht, veel zwaarder dan zij gevraagd had. (NADRUK VERBODEN).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1939 | | pagina 2