ONZE GEZELLIGE LECTUUR.
s srre*,„Us.
EE J&rE? s he'lev™
n, c—s
CARRIÈRE.
LENTE-BOODSCHAP.
HET KUCHJE.
PETER, DE POSTDUIF.
DE JONGE WEDUWE,
WOENSDAG 22 MAART 1939
de verjaardagstaart.
Het is een lamp van vijftig
lcaaral
0-
Jaap, kapitein van het passagiersschip de
„Amsterdam", steekt zijn pijp in den zak van
zijn pilobroek, veegt zijn handen af aan een
doek en gaat dan over het dek en de loop
plank naar den wal. Hij steekt vlug over,
een vrachtauto ratelt vlak langs hem heen,
de chauffeur vloekt, maar hij merkt het niet
eens, hij verdwijnt in het kantoor, waar de
„groote baas" al op hem wacht. Buiten heb
ben even een paar menschen hem nageke
ken, nu gaan ze weer traag verder met het
werk, alleen Nol, de dekknecht, blijft mid
den in het koperpoetsen steken en schijnt te
wachten op de terugkomst van den kapi
tein Zoodra de deur open gaat en Jaap weer
naar buiten komt en aan boord springt, is
Nol weggeglipt en door de draaideur ver
dwenen. Hij staat voor den verbaasden direc
teur, die zich eerst even moet herinneren
wie die rooie vent toch ook weer was,
draait aan zijn pet en begint hortend:
„Vrexuseer'meneer, maar ik wou vragen
of ge mijn geen stuurman wilde maken, nu
Huube overstapt op de Noord-Holland". Hij
heeft die woorden mooi uit zijn kop geleerd,
maar nu hij hier zoo staat en die oogen van
achter de glinsterende brillenglazen op zich
gevestigd voelt, is hij toch wel wat verbou
wereerd om zijn eigen astrantigheid.
De gezaghebber daar voor hem verbijt een
lach en aegt joviaal: „Wel ja kerel, wat
mij betreft is het best. Als je kaptein het
goed vindt, ga ik er mee accoord". Even
glanst er een kwaadaardig licht in de oogen
van den ander, dan klinkt het bitter: ,,Maor
den diejen vindt het nooit goed meneer". De
baas haalt zijn schouders op en keert zich
om. Hij heeft meer te doen vandaag, ze moe
ten het nou verder zelf maar uitvisschen.
Nol merkt den verkeerden zet en maakt dat
hij wegkomt.
Hij klotst nijdig naar boord en stuit bij
het salonnetje al direct op Jaap. Ze staan
tegenover elkaar en resoluut ineens zegt hij:.
„Kaptein, ik ben bij den baos gewest en die
zee, asdat ik stuur ken worre, wanneer gij
da goei vindt". De ander zegt tergend rustig:
„Da weet 'k Nol".
Een heftige uitbarsting volgt Maar 't effect
is nihil. Jaap laat zich niet intimideeren, hij
haalt de schouders op en laat den ander
staan, die vloekend te keer gaat en woedend
schreeuwt: „En toch za'k stuur worre, lee-
liken dondersteen!"
Het eenige antwoord hierop is de hoo-
nende schaterlach van het eeuwig zwarte
stokersmaatje, die uitgalmt over het vlie
dende onrustige water en opslaat tegen de
donkere scheefhangende pakhuizen van de
drukke stad.
De strijd tusschen de beide oude kamera
den, die uit dezelfde plaats komen, dezelfde
school bezochten en op dezelfde schuit vare»,
gaat verder en verder en wordt door heel
het personeel van de reederij gevolgd. De
meesten nemen de partij van Jaap op en
meenen, dat Nol absoluut ongeschikt is voor
het varen, slechts een enkeling, die het zelf
al eens aan den stok had met den ouden
kaptein, is het met den dekknecht eens, die
mopperend zijn werk doet en eiken morgen
op de brug verschijnt om te vragen: „Kap
tein, hoe staat het ermee? Ken 'k stuur wor-
ren?" om met een norsch „Nee" van den
ander weer af te druipen en aan de dagtaak
verder te gaan. Hij kan natuurlijk varen en
goed ook, maar weet, dat hij nooit de han
digheid van Jaap zal krijgen en het aange
boren talent om het roer te hanteeren nu
eenmaal mist. Maar hij heeft zijn zinnen
gezet op die vijftig gulden meer in het jaar
en is er vast van overtuigd, dat die hem
toekomen en niemand anders, hoewel hij ze
het minst van allemaal noodig heeft, omdat
hij vrijgezel is en een aardig duitje heeft
kunnen sparen.
Op een zonnigen voorjaarsmorgen valt dan
eindelijk de beslissing. De schuit ligt in
Mokum aan den kant en een paar passagiers
hebben het vooronder al opgezocht. Vlak
voor het vertrekuur verschijnt de directeur
om alles nog eens na te rijden en plotseling
ziet Nol zijn kans schoon,, sluipt achter een
paar lasten langs om niet gezien te worden
door de anderen en staat dan weer voor den
baas, die volkomen op de hoogte is van de
veete tusschen zijn personeel, maar er veel
plezier in heeft en niet tusschenbeide wilde
komen.
Nu echter over een paar dagen de plaats
al open komt, moet het toch eindelijk maar
eens uit zijn. Daarom luister hij tusschen het
tellen der margarinekistjes door naar de
woorden van Nol, die haperend uitlegt:
„Meneer, ge het 'et nou wel gezeed, da'k
in de plaots van Huube ken kommen, maor
Jaop verdraait het mijn as stuur te nemen.
Hij maakt een vaag hulpeloos gebaar en
ineens schiet de directeur in den lach, omdat
hij denkt aan de vasthoudendheid van zijn
besten kapteir.. die nu eenmaal beweert, dat
deze man ongeschikt is voor stuurman en
dat ook door dik en dun zal volhouden, al
kreeg hij ook zelf zijn ontslag ervoor. Hij
gaat nog even na, of er iemand anders in
aanmerking komt, maar dan ziet hij de ver
wachtende blikken van Nol en zegt kortaf:
,,'t Is goed jong, zeg maar tegen je kaptein,
dat ik je tot stuurman bevorderd heb". Dan
draait hij zich en hoort het bedankje van
den ander al niet meer.
Zielsvergenoegd loopt Nol naar boord en
zoekt Jaap op. Hij houdt zich even in en
vraagt: „Kap, hoe staot 'et, ken 'k stuur
worfen?"
„Nee".
„Zoo, nou de complemente van den baos en
alsdat 'k vanaf Maandag stuurman ben".
„Mijn best Nol, as de baas da zoo wil'
Jci Eet"»
Triomfantelijk kijkt hij den kring, die zich
in een minimum van tijd om hen gevormd
heeft, rond en beschouwt de gezichten van
den hofmeester, den machinist, den conduc
teur en het maatje, die nu allemaal het
einde van het drama mee willen maken. Dan
keert hij zich om en zegt nonchalant:
„Nou he 'k toch mijnen zin war? En nou
motten gullie mar es zien an die vijftig gul
den te kommen". Hij voelt zich heerscher
van de situatie en stapt weg, terwijl hi
achter zich het gemompel van de anderen
hoort. En dan plotseling klinkt de over
slaande stem van het maatje, die zijnen kop
boven het rooster uitsteekt en plagend
vraagt: „En wanneer bende nou admiraal,
Nolleke?" om als de wip te maken dat hi
in de machinekamer komt, waar hij veilig
is bij den ouden stoker voor de
eventueele wraakoefeningen van den vloe
kenden nieuwbakken stuurman, die zijn
klomp met een zwaai naar beneden gooit
en hem dan zelf nog moet gaan halen. Dit
ter verhooging van zijn prestige!
H. V. A.
iNADRUK VERBODEN).
Kind, wat een zalig weer was het gis
teren! zegt Gina de Vries, terwijl ze de boe
ken uit de safe aansleept.
Kobi knikt.
Het was in één woord verrukkelijk,
zucht ze, een échte voorjaarsdag!
Ik had tenminste achteraf spijt, dat ik
me niet door je had laten overhalen om mee
te gaan, in plaats van halsstarrig vast te hou
den aan mijn principe om nooit naar buiten
te gaan, voordat de Meimaand in het land
is, betreurt Gina. Hoe was het pension, goed?
informeert ze practisch.
Uitstekend, en erg gezellig! zegt Kobi
enthousiast. Er waren vrij veel week-enders
en ik heb er nog een kennis ontmoet, een
jongen van de H.B.S., dien we Jan den stille
noemden! Hij vertelde, dat hij dokter is in
een dorp ergens op de Veluwe. De omgeving
moet er schitterend zijn en hij heeft gevraagd
of ik eens kwam kijken, dien kant uit, voegt
ze er gewild-luchtig aan toe, doch onder den
onderzoekenden blik, dien Gina haar toe
werpt, beginnen haar wangen te kleuren
Een aardige jongen? vraagt het boek-
houdstertje plagend, gaat dan, teneinde Kobi
gelegenheid te geven zich van haar zicht
bare verwarring te herstellen, naar het raam
toe, dat ze huiverend sluit, terwijl ze vast
stelt:
Vandaag is het weer aardig guur en zoo
zal het waarschijnlijk den eersten tijd wel
blijven!
Haar voorspelling wordt bewaarheid, zoo
dat Kobi voorloopig haar week-end plannen
opgeeft, doch dan krijgt ze op een goeden dag
een briefje van Jan, die schrijft, dat hij het
een en ander in de stad te bedisselen heeft en
vraagt of ze lust heeft ergens met hem te
gaan eten en vervolgens een aardige film te
zien. Kobi wil wel; ze vindt het aardig, dat
hij om haar heeft gedacht en gaat terstond
op zijn voorstel in. Het wordt een heel gezel
lige avond, en Jan vertelt terloops, dat het
wel vaker voorkomt, dat hij in de stad moet
zijn. Aarzelend vraagt hij:
Misschien zouden we dan weer samen
uit kunnen gaan, als je er wat voor voelt
tenminste?
Met een allerliefst blosje stemt Kobi toe
Als het zoo ver is, dan laat je het me
wel even weten, spreekt ze met hem af.
Jan schrijft echter reeds den volgenden
dag, om te zeggen, hoe prettig hij het samen;
zijn met haar gevonden heeft, en Kobi is dien
morgen op kantoor wat verstrooid. Gina
constateert weldra, dat ze dagen achtereen
stil en teruggetrokken doet, en dan opeens
Er w«d weer „«gelaten druk en vroolijk i,
zaai lusscnen ue c j 8 6 Verliefd, vertrouwt ze met een wijsgeeri
W Lord"srushfield kon zich niet weerhouden gen knik het journaal toe en schrijft een post
medelijdende blikken te werpen op de schoo- in; tegenover Kobi zelve zinspeelt ze ec
ne miss Zabita. Steeds weer moest ze haar met geen woord op de reden van haar telkens
zakdoekje voor den mond brengen, om een wisselende stemming.
kuchje te onderdrukken. Wat haar echter Als bij stilzwijgende afspraak brengen
niet gelukte. Kobi en Jan nu geregeld den Zondag met el-
De inzet bedroeg meer dan duizend pond. kander door. Het meisje heeft den laatsten
Her oogen waren op het spel gericht. Er tijd een waar SpeurderstaTent ontwtw«al
werd met drieën gespeeld. De vierde keek Voor het opsporen van goedkoope, aardige
glimlachend toe. De vierde was de schoone snufjes en voordeelige coupons, waaruit ze in
miss Zabita. Nu stond zij op, wierp even een de avonduren origineele, smaakvolle jurkjes
blik op de kaarten van Hardcliffe, wees op knutselt. Jan weet dat echter niet, en met
een ervan en fluisterde hem iets toe. den bewonderenden blik, waarvoor Kobi zoo
2e moet noodig naar het Zuiden gezwoegd heeft, stelt hij steeds een duurdere
mompelde sir Woodley. Met de longen gelegenheid voor in overeenstemming met
schijnt het niet in orde te zijnVoor den het aar(dige, nieuwe toiletje en geeft meer
drommel, daar heeft die duivelsche kerel den ggld uit_ dan een jonge plattelandsgeneesheer
pot weer gewonnen z:ch kan veroorloven.
Wat Glanmore aan hem verspeeld heeft I. Kobi beseft het niet. ze geniet uitbundig
bedraagt nog veel meerfluisterde zijn
Op dit moment voelde lord Brushfield
_*ii_lnmlziikpnn
In de deftige antieke zalen van de
Queens club zaten of stonden de leden in
groepjes bijeen terwijl in de speelzaal aan
verscheidene tafeltjes het spél aan den gang
was, in doodsche stilte en zooals altijd om
flinke bedragen.
Alles scheen te zijn zooals gewoonlijk. En
toch was dit niet het geval. Er hing een
onweersstemming in de rookzwangere ruimte.
Zoowaar zal ik nooit in Bengalen tij
gers geschoten hebbenzei sir Woodley
als het hier eerlijk toegaatEn geheel in den
stijl van zijn voorname opvoeding bromde
hij een aristocratische vloek langs den steel
van zijn pijp. Daarna voegde hij eraan toe
Is dat niet eveneens uw meening, Dender-
ford
Deze, een heer op leeftijd, met gezonde,
roode wangen en bijna spierwit haar, trok
eens met de hoekige schouders.
Hm! Zichtbaar opgewonden ging hij
daarna voort: Wie van ons weet er het
minste of geringste van af Hij keek de om
hem heen staande clubleden vragend aan,
om daarna te vervolgen
Dat is het dolle van de heele geschie
denis niemand kan met zekerheid iets zeg
gen Wie heeft ooit zoo'n situatie meege
maakt Denkt u in, heeren, in de Queens-
club wordtvalsch gespeeld
Denderford had luide gezegd, wat men tot
nu toe alleen maar had durven fluisteren.
En als we goed nagaan, komen die
hooge verliezen bij 't pokeren eerst voor,
sinds diedie
De oude heer beet den bijna uitgesproken
naam woedend af. Stand en traditie beletten
hem een concrete beschuldiging te uiten.
Sinds die heer met den niet te noe
men naam in de club is gekomenviel de
hooge besliste stem van den jongen lord
Brushfield in. Hij kwam zooeven uit de speel
zaal en voegde zich bij het groepje.
Ook nu wint dat heerschap weer
moordbedragenzei hij met aristocratischen
toorn. Glanmore en Hardcliffe worden
eenvoudig geplukten de eeuwig ku
chende miss Zabita verloor ook al 500 pond
aan hem
Hij schoof een clubfauteuil bij en gmg op
gedempten toon voort
Ik ben op mijn qui vive geweest als
nooit tevoren, 't Eigenaardige is: hij speelt
correct, absoluut correct. Maar en zijn
stem ging tot fluisteren over ik heb toch
maatregelen genomen. Carter is misschien
al hier, een deksels heldere kop. Als er
iemand in staat is de zaak op te helderen,
dan is hij het. Maarniets laten merken!
Even later hadden allen zich in de speel-
van wat zijn gulheid haar biedt, en hij krijgt
den indruk, dat ze zich in een luxe-omgeving
n I in haar element gevoelt als een visch in het
zich op den schouder kloppen. umkijKenu, water_ Jan doet overigens den naam uit zijn
zag hij, dat het Carter was. vlegeljaren eer aan, want in haar hart is Kobi
Twee minuten slechts, mylordfluis- overtuigd, dat hij van haar houdt,
terde de detective. eëzesd heeft hij het haar nog niet.
Zonder antwoord af te wachten, wandelde .g h- z00 hartelijk, zoo spontaan; dan
°ngeduldig^restatie yan de valsche spelers tevergeefs een beweegreden voor zijn eigen-
is vermoedelijk slechts een kwestie van en- aardig gedrag. u.nmpn nn„
kele minuten1 gaf de detective zakelijk te Haar toezegging hem eens te komen op
kele minuien gcu. zoeken heeft Kobi nog steeds met gestand
Valsche spelers Zijn er dan meer kunnen doen. Wel zijn er verscheidene mooie,
Brushfield ongeloovig. warme voorjaarsdagen voorbijgegaan, doch
Ja mylord. Laat ons naar de speeltafel geregeld slaat tegen het einde van de week
terueaaan. U zal het interessant vinden, wer- het weer om, en wordt het koud en guur.
kelijk. Ik wil u wel zeggen, dat de vreemde- Eindelijk echter breekt een prachtige Za-
lingenpolitie mij zeer merkwaardige inlich- terdagmorgen aan; op het kantoor gaat de
tineen heeft verschaft. Die vreemde snoes- verwarming uit en staan de ramen wijd open,
haan is pas kort geleden uit Bombay geko- zonder dat zelfs Gina protesteert,
men in gezelschap van een schoone dame, Maar nu js het inmiddels ook al half
die.'Mei geworden, zegt ze triomfantelijk en
Hemel, wilt u misschien beweren, dat merk(; in stilte op, dat Kobi haar nooit meer
miss Zabitavraagt mee naar buiten te gaan.
Op de eerste plaats is die paam valsch, Ze beeft me njet meer noodig, conclu-
maar bovendien is dit tweetalman en deert bet boekhoudstertje, zonder zich ge-
vrouw. En ten derdemaar komt u krenkt te gevoelen; ze kan gelukkig best de
mee en let zelf goed op, mylord zon in het water zien schijnen.
Weer stonden ze aan de' speeltafel, ue
schoone miss Zabita, die niet meespeelde, Des aVonds staat Jan met Kobi voor het
keek juist welke kaarten Glanmore in han- geopende raam van de groote, gezellige
den had. Carter nam intusschen potlood en zitJkal£ervan het aardig doktershuis ter-
Het gebeurde in den wereldoorlog tijdens
het begin van den slag rond Bergen. Het
achtste regiment Sehotsche Hooglanders lag
in een vooruitgeschoven positie. De Duitsche
voorhoede was sinds enkele dagen onweer
staanbaar voortgedrongen en slechts met de
grootste moeite hield het Engelsche expedi
tiecorps zijn front in stand.
Er rukten inmiddels versterkingen aan. En
over alle linies toonden de Schotten, die een
groote gedeelte van het corps uitmaakten,
een buitengewone gevechtsvaardigheid.
Deze Schotten waren door de Duitschers
aanvankelijk met een schouderophalen be
groet. Die hadden reeds het grootste gedeel
te van België onder den voet geloopen en
waren naar Parijs onderweg. Ze lachten om
het idee, dat deze salonsoldaten hun den weg
zouden versperren.
Maar spoedig konden ze constateeren, dat
de Hooglanders vechten konden en taai vast
hielden. Aldus ontstond er een reeks veld
slagen, die tenslotte eindigden in een tame
lijk vast front, waaraan voor beide partijen
geen doorkomen was.
Het achtste regiment raakte hierdoor in
de klem. Aanvankelijk was het nog in staat
de verbindingen met de hoofdmacht te hand
haven. Maar de toestand liet zich steeds drei
gender aanzien. En het duurde niet lang,
of de kolonel, die het commando voerde,
moest er zich rekenschap van geven, dat er
zich een langzame omsingeling voltrok.
Hij probeerde haar, door een uitval, te ver
breken, het was echter tevergeefs en hij
begreep, dat slechts een taai volhouden en
verdedigen hem in staat zou stellen, op een
verder voortrukken van het expeditiecorps
te rekenen.
Zijn manschappen sloegen telkens weer
vinnige Duitsche aanvallen af, maar ondanks
hun moed kregen de Hooglanders het aardig
benauwd- En na den vijfden dag besloot de
kolonel, een laatste verzoek om hulp uit te
zenden. Hiertoe had hij den laatsten postduif
in reserve gehouden. Het was Peter, de mas
cotte tevens van het regiment. Zijn verzor
ger,, Mac Donald, was een kleine, roodhari
ge Schot, die ergens in Edinburg als een
kampioen-duivenhouder beroemd was ge-
W6CSt.
De telefonische verbindingen waren al
spoedig verbroken geweest. Het uitzenden
van koeriers was totaal onmogelijk. De eer
ste drie postduiven hadden niets opgeleverd.
De soldaten zagen ze wegvliegen, hopend op
resultaat, maar dit bleef uit.
Aller hoop was daarom op Peter gevestigd.
Mac Donald liet hem los, toen het geweer
vuur der Duitsdhers even zweeg. Heel het
regiment volgde in spanning de bewegingen
van het dier, dat redding moest brengen en
aan een poot een boodschap droeg, waardoor
het oppercommando moest worden overtuigd
van de hachelijke positie van het achtste re
giment.
Peter, vermoedelijk beduusd en nerveus
fladderde onzeker heen en weer en ging
daarna recht op de Duitsche loopgraven aan.
Daar ontving men hem met nijdig geweer
vuur. Verschrikt vloog Peter naar een hoo-
gen boom en zette zich neer op een tak, be
gon zijn veren te onderzoeken.
„Was hij gewond?" vroegen de soldaten
Zilclï flf.
Mac Donald stond van kwaadheid te
stampvoeten, zooals hij dit wellicht dikwijls
had. gedaan, wanneer hij te Edinburg een
van zijn durven aan een wedvlucht had laten
deelnamen en het dier ziph rustig ergens
in het zonnetje zette, inplaats van het hok
binnen te vliegen en hem in staat te stel
len, zijn aankomst te melden.
Het ging nu om heel wat anders, niet om
een prijs van een paar pond. Het leven van
zevenhonderd man stond op het spel, de zoo
sterk gedunde gelederen van 't achtste regi-
ment.
De duif bood in den boom een uitstekend
mikpunt vóór de Duitschers. Men begreep
daar heel goed, van hoeveel belang het zou
zijn het beest neer te schieten. De Schotten
keken angstig toe. Op bevel openden ze een
hevig mitrailleurvuur, teneinde de Duitschers
af te leiden. Die verloren de duif echter niet
uit het oog.
„Vlieg toch, vlieg toch", jammerde Mae
Donald. „Maak dat je weg komt, voor ze je
overhoop knallen en zorg, dat er bijtijds
versterking komt, anders blijft er van je
baas niet veel over."
Er ontbrandde een hevige strijd en alleen
Mac Donald zag, dat zijn postduif werd aan
geschoten. Het dier verhief zich desondanks
in de lucht en verdween, om vermoedelijk
ergens tusschen de linies neer te storten.
De Schotten verdedigden zich met den
moed der wanhoop. Aanval op aanval sloe
gen zij af. Het was Inmiddels bijna onbegon
nen werk en ze bemerkten, dat de Duitschers
er op uit waren, zware artillerie in stelling
te brengen. Dit zou het einde beteekenen.
Menigeen verwenschte het oppercomman
do, waar men ettelijke honderden eigen sol
daten in den steek liet. De kolonel dacht niet
Vader: „Alles, alles heb ik me ontzegd,
om jou voor dokter te laten studeeren, en
nu je klaar bent verbied je me het roo-
ken en drinken. (11 Set to Bello^.
Dood-op na den vermoeienden smoor-hee-
ten dag liet Anna zich op het bankje voor
haar huisje - neervallen. De handen zakten
zwaar in haar schoot. Ze had niet veel tijd
om daar te zitten: er wachtte nog zooveel
werk, maar even, een paar minuten moest
zij er toch van nemen, om wat op verhaal
te komen. Haar lichaam woog als lood. Ze
had ook een gevoel of het geschroeid was.
Haar rug leek gebroken. Den geheelen dag
had ze bij boer Bakkers op den akker, in de
brandende zon koren gebonden. Op het mid
daguur, terwijl de andere arbeidsters en ar
beiders konden uitrusten, was zij in haar
huisje wat gaan redderen, want als de kin
deren thuiskwamen, overdag waren ze bij
haar moeder had ze zich weer met hen
bezig te houden. Elke vrije minuut moest ze
benutten, om alles in orde te hebben. Maar
ook moest ze de oogenblikken waarnemen, als
ze wat geld kon verdienen De winter was
lang en kostbaar.
„Vroeger", peinsde Anna, terwijl ze daar
zat en in het vage tuurde, „had ik zulke zor
gen niet. Ik hoefde ook niet uit werken te
gaan. Peter had zijn weekgeld. We konden
aan een overgave. Zijn orders waren ge
weest, tot eiken prijs stand te houden en hij
deed dit. in de overtuiging, zijn ondergang
tegemoet te gaan. Hij troostte zich met de er goed komen. Peter,
gedachte, zijn leven te moeten offeren in Haar gedachten bleven bij hem. Ze zag
het belang van het geheel. Wellicht maakte hem weggaan, welgemoed. Hij riep haar nog:
zijn tegenstand het mogelijk, de hoofdmacht ^tot vanavond!" toe. Zingend hernam ze haar
te organiseerén en voor een operatie' uit te werk. 2e stond op den uitkijk tegen dat hij
rusten, waardoor het Duitsche offensief voor raoest komen. Hier op de bank had ze dien
goed tot staan zou worden gebracht. Hij ver- mjddag goed zitten verstellen, op het bankje
kondigde deze opvatting aan zijn soldaten, door hem zejf gemaakt en waar zij samen
die hii telkens weer moed In sprak. Tegelij- 200 menig gezellig uur hadden doorgebracht,
k er tijd wees hij op een mogelijke redding De tijd verstreek. Peter moest al thuis zijn.
in het laatste oogenblik, al geloofde hij er Ze begreep niets van zijn wegblijven. Toen
zelf niet aan. Mac Donald, gewoonweg bui- zag zjj den veldwachter aankomen. Hij keek
ten zichzelf, omdat zijn postduif zich zoo llaar aan op een manjerj dje haar den schrik
slecht gedragen had en niet direct pijlsnel om det- hart sloeg. Er moest iets gebeurd
was weggevlogen, vocht in de voorste rijen. zjjn> begreep ze. Hij stapte van zijn fiets en
Voor hem leek het leven geen waarde meer toen vernam ze, dat Peter, door eigen on
voorzichtigheid onder een auto was geraakt.
Zijn lijk was naar het doodenhuisje gebracht.
tc hebben. HHHBH
De morgen van den tienden dag zag een
troep doodelijk uitgeputte Hooglanders, die
nauwelijks bemerkten, dat in de verte hulp
in aantocht was. Toen de versterkingen arri
veerden, leken zij nauwelijks in staat, het
vee-ge lijf in meer naar „achteren ge e^en
linies te bergen.
Daar kregen ze veertien dagen rust en
Ze had Peter niet meer teruggezien. Men
raadde het haar af, omdat hij verminkt was
en zij een kindje verwachtte: het derde. Dit
alles flitste Anna door het hoofd. Bijna eiken
dag, wanneer ze op dat bankje zat, stond
haar weer alles duidelijk voor den geest. Ze
zakboekje.
,„iii arhter hen de oude huishoudster nex
Leest u mee fluisterde hij en begon neerzet en zich vervolgens discreet
te schrijven. terugtrekt. In het nabije dorp gaan een voor
Tot zijn verbazing zag lord Bnzshfie d dat a£m; a{les isFrustig en geen
Carter langzaam cijfers en letters notMrde. k l gerucht dringt op deZen afstand tot hen
De kaarten va,i "TSS 5ÏraThen heen heerscht oppermachtig
Carter. Wees zoo goed, zelf even stilte van het Wijde landschap; de lichte
tröleerenavondwind wuift de geur van de bloeiende
Ston° zei Carter toen plotseling. Mijn seringen in den voortuin naar binnen
naam is detective CarterIk leg beslag op Zalig is het hier ze|t
de speelgelden. Mr. Druro uit Bombay arres- onwillekeurig haar stem. Jan kijkt haai
teer ik. vmlacht van valsch spelen. En zijn
vrouw,'hier geïntroduceerd als miss Zabita
eveneens
Zonder zich veel om de protesten van het
tweetal te bekommeren, die door helpers van j
Carter werden weggeleid, verklaarde hij
glimlachend
De verklaring ligt.... in het kuchje
van Zabita, mijne heerenU heeft er ver
moedelijk geen erg in gehad, dat het kuchje
nu eens lang, dan weer kort was. Ze gaf op
deze wijze eenvoudig Morse-seinen en zoo
wist haar man precies, welke kaarten de an
deren in handen hadden. JAME.
(NADRUK VERBODEN.)
Plichtvergeten ambtenaren.
Gelezen in „De nieuwe Venlosche Cou
rant"
„De douanebeambten te Enschede hebben
een uitgebreid smokkelcomplot georga
niseerd, dat vertakkingen heeft in het
geheele land".
Daar kregen ze veertien aagen .jopeens 0ud gevoeld en alsof ze
met een kleine kooi in de hand. Drie jaren waren sindsdien verloopen. Ze
Mac Donald kon zijn oogen nauwelijks ge- had zich kunnen redden. De kinderen hadden
looven In de kooi zat Peter de postduif. Hij .10g njet veel noodig. Ze kreeg ook wel een
jae dat het beest zwaar gehavend was en weinig steun van haar moeder, hoewel deze
toen Peter in ziin richting keek, bleek het zel{ niet veel te missen had. En moeder werd
een oog te missen. oud. Ze zou ook niet langer meer de kin le-
De eeneraal sprak een woord van hulde ren bunnen houden, die Anna bij haar bracht,
voor den postduif, die kranig werk verricht als zij ging werkeiv En wat dan? Dit was op
had en naar Engeland zou worden gestuurd oogenblik de grootste zórg van de jonge
om daar gepensionneerd te worden. weduwe. De eenige uitkomst was als ze iti
Toen Mac Donald uit den oorlog terug- j een huwelijk met Klaas Winkers toestemde,
keerde maakte hij Peter den postduif tot peter en Klaas waren vrienden. Zij werkten
koning' van ziin duivenhok. beiden in een steenhouwerij. Peter was altijd
g K. v. 't St. oppasSend geweest, maar Klaas dronk. En
(Nadruk verboden.) dit was de reden, dat Anna niet met hem
wilde trouwen. Klaas had gezegd: „Stel mij
op de proef. Als je wilt, zal ik geen borrel
meer aanraken, maar dan moet ik ook weten,
dat je met mij trouwt. Probeer het een jaar*
„Begin hier dan eerst mee", hem
geantwoord. „En mocht ik ha een jaar niet
met je trouwen, dan heb je er nog niets
door verloren."
Klaas had 't heele jaar geen borrel genomen.
Maar nog kon Anna niet besluiten. Ze was
bang, dat hij in zijn oude kwaal zou verval-
len.
Anna voelde zich wat uitgerust en ging bij
haar moeder de kleintjes halen. Met een aan
haar hand, een aan haar rok en een op den
arm kwam ze terug. Ze verzorgde de kinde
ren en bracht ze naar bed. Ze haastte zich
om nog wat op het land te kunnen werken,
dat bij haar huisje hoorde. Er broeide on
weer. De hitte bleef. Afgemat werkte ze
voort, wiedde, op pijnlijke knieën, het on
kruid. In de verte flitste de bliksem.
,Er is zwaar weer op komst, Anna!" riep
een boer, die zich naar huis haastte. „Ik
vrees, dat het er zal gaan spannen!"
„Het ziet er tenminste naar uit", zei Anna,
naar de lucht kijkend, die gevaarlijk dreigde.
Met een bane hart ging ze naar binnen- De
ï~_1 XfPr-
•j -
Een zomersch plekje in de sneeuw
Moeilijk probleem
„-ar men weet zeer cor- kinderen sliepen rustig. Bliksemflitsen ver
Toen de latere. Vereenigde Sta»en hchtten haar huisje; 4e donder deed het da-
pulente Preslde" ecTetaris W.1S vaf, bet mi- veren. Anna nam haar rozenkrans. Telkens
Taft, nog ®taaorjQ toonde hij een gwote sloot ze haar oogen voor het verblindende
nisterie van g< Op een I u„ht ODeens klonk er een harde, schérpe
„Misschien wel
nisterie van 6. j 0p een licht opeens
belangstel g „„„.„„upline te z!tten> twee siag. „Die is raak", dacht ze.
plaatsen bestod. De suppoost ^lde hem op het dorp, want het leek zoo dichtbij."
plaatsen „„leiden, toen de
Even later zag ze met ontzetting, dat haar
derde oogen
staarde.
terzijde aan en antwoordt op de hem eigen
wat stuntelige manier.
Ik had eigenlijk gedacht, dat meisjes,
die aan het stadsleven gewend zijn, en die
van mooie kleeren en uitgaan en zoo houden
weinig vatbaar zouden zijn voor de bekoring
die het buitenleven biedt!
Hij drukt zich omzichtig uit en spreekt in
het algemeen, alsof zijn opmerking volstrekt
niet voor Kobi persoonlijk bedoeld was, doch
het meisje wordt zich bewust van de span
ning, die achter zijn woorden schuilt.en
voelt, hoe in het schemerdonker zijn bDe
onderzoekend op haar gevestigd blijft- ^e_
schellen vallen haar van de oogen; tj-d
grijpt eindelijk, waar de schoen a bevan_
heeft-gewrongen. Terwijl ze Plo^tSom het
gen, naar de juiste v™ord®n ld te helpen
fatale misverstand uit de wer^
en hem ervan te ^«"omgeving, nooit
van is, mèt h®™> enietingen te zullen
.Xverifnln 1»T«»
terugverlangen, i ding varen. Hij buigt
baf rrï baar toe en 2ijn warme
adem is op haar wang, terwijl hij vraagt:
Kobi zoU ïe gen0e§ om me kunnen
loeren eeven om het eenvoudige bestaan te
aanvaarden, dat ik je bieden kan; zou je
abes waaraan je tot nu toe gehecht was,
daarvoor willen ceven Of zou het offer
ie te zwaar vallen
Tastend glijdt Kobi's arm om zijn hals;
al haar vrijmoedigheid laat haar vervolgens
in den steek, en ze weet niets beters te doen
dan haar neusje in zijn schouder te boren,
terwijl ze met gesmoorde stem protesteerende
geluidjes maakt, welke Jan wonderwel schijnt
te kunnen vertolken, want hij slaat zijn ar
men om haar heen en drukt een langen, m-
nigen kus op het blonde kopje, dat vol over
gave aan zijn borst geleund blijft.
Door het jonge loover vaart ruischend en
fluisterend een lente-boodschap....
(Nadruk verboden). T. K.
Laar de bestelde plaatsen
man op eenmaal stil hield en verwon- eigen huigje door den bliksem geraakt was.
-"O piaatskaarten ylammen stegen op. In wilden angst nam ze
haar jongste uit zijn bedje en snelde er den
dijk mee op. ge liep, om hulp naar de
buren, die wat verder woonden, en scheen te
vergeten, dat haar andere twee kinderen op
zolder nog sliepen.
De buren kwamen toegesneld. Er zou wei-
naar de twee
beer Taft", zei de man.
„Dat gaat niet, mijnne- «i
raat 't niet" vroeg Taft op zijn beurt
I- h en «i: ,,'t Kon toch nie-
verwonderde zich ei,ol
mand hinderen, twee plaatsen bestel,
en die betaal T"
l cue ueidciA jj> antwoordde de sup
„Natuurlijk wjj u ^t°nou doen De I nig te redden vallen, want het strooien dak
pla^tsen^V ,fan Weerszijden van den toe
gang gelegen'
O—
Een vrouw „mijnheer de President
De „London County Council" wordt dit
jaar voor 't eerst voorgezeten door een vrouw
Mrs. Lowe. Deze dame zette zich op den
stond in brand. Opeens gilde Anna: „Mijn
tv/ee andere kinderen!" Ze legde het kleinste
langs den weg en wilde het huis in snellen,
maar een ruwe hand duwde haar terug.
Klaas Winkers liep het brandend huisje in.
Vermoedend, dat Anna met dit vreeselijk on
weer bang zou zijn, was hij op weg naar
haar.
De buren droegen emmer5 water aan en
voorzitterszetel onder algemeen gejuich deM kten dekens nat, om den brand op het
aanwezigen. Maar bij de eerste vergadering tegen te gaan Elk oogenblik kon dit ech-
deed zich al dadelijk een moeilijkheid v°or' instorten Ademloos keken ze toe.
"Li.. «ia, TvxrA nrAciHpnt.f» worden ier 1 CU _„P»
Hoe moest de nieuwe presidente worden
aangesproken
Logisch gedacht zou men zeggen met „me
vrouw". Na een gedachtenwisseling werd
uitgemaakt, dat men zich niet zoozeer wendt
tot de persoonlijkheid, die den voorzitters-
stoel bekleedt, als wel tot de „functie", wel
ke deze inneemt, en daarom zal mrs. Lowe
voortaan worden aangesproken met „Sir
ofwel met „mijnheer de voorzitter".
Probaat middel.
„Mina", zei mevrouw, „je hebt vanda^S
weer drie koppen en vier borden^gebro
Wat zal 't morgen nu weer zijn
„O, niets, mevrouw", antwoordde
geruststellend, „morgen heb ik m .1
dag".
O—
Haast.
„Ik wou u kennis geven mevrouw" zei
he dienstmeisje, „dat ik ga trouwen".
„Maar Mane" zei mevrouw kan je nog
niét een maand wachten totdat ik een nieuw
meisje heb?"
Dat kan ik niet nskeeren, mevrouw",
meende Marie, „ik ken hem nog niet vol
doende".
„Kom terug, Klaas!" werd er geroepen.
Maar de stem gir,g door den donder verlo-
ren.
De brandweer kwam intusschen aange
reden Er viel niets meer te redden.
Tegelijk stormde Klaas het huisje uit. On-
der eiken arm droeg hij een bewusteloos
kind- Hun kleeren ook de zijne hadden vuur
gevat. Haastig doofde men met de natte
dekens de vlammen. Zwaar gebrand wer
den de ongelukkigen naar het ziekenhuis
vervoerd.
Weer was het lente. Het dorp had geld
bijeengebracht om een nieuw huisje voor
Anna te bouwen. Alles ziet er nu keurig uit.
De kinderen hebben hun wonden overleefd.
Ook Klaas. Vandaag komt hij zijn bruid
halen, want het is hun trouwdag.
Op een dag, toen Anna hem in het zieken
huis bezocht, had hij gezegd: „Ik heb toch je
kinderen kunnen redden en stond ik mor
gen er weer voor, ik deed fiet voor jou op
nieuw, Anna".
Toen was haar angst geweken en had ze
haar „ja"-woord gegeven. Hij had een offer
gebracht, veel zwaarder dan zij gevraagd
had.
(NADRUK VERBODEN).