vmo7\
mmtrn
'M
22 TE NAUW
&VAUW
"WOENSDAG 15 NOVEMBER 1939
De opening van de brug
over de Noord.
Verlossing van de Alblasserivaard
uit haar isolement.
STAND DER GROENTEN-
GEWASSEN.
Behoorlijke oogstvooruitzichten.
f'
BRANDSTOFFENHANDEL
UITGEBRAND.
PROFESSIE BIJ DE ZUSTERS VAN
LIEFDE TE TILBURG.
BEWAAKTE SPOORWEGOVERGANG
TE NIJKERK OPGEHEVEN.
W:
Wat in het grensgebied
gebeuren kan.
Een doortastend officier en een
koppige boer.
Omvang der vakbeweging.
Verlies der crisisjaren wordt
ingehaald.
R. K. EERSTE HULP.
Een „verzoek", dat als een
bevel klonk.
KNAUW ONTMOET WEER EEN IJSBEER.
Na het heerlijke maal met de geharpoeneerde
visch ging Knauw wat uitrusten van de door
gestane emoties. Hij lag op z'n rug in de koes
tering van het al tamelijk warme lentezonnetje
en keek, hoe de wolken boven hem een spelletje
speelden. Naast hem knorde het beertje en ook
Knauw had het wel kunnen uitknorren van vol
doening. Er bestond nu tenminste weer een kans
en een goede, om het vasteland te bereiken. Aan
terug naar huis gaan dacht hij niet meer. Ze
konden er wachten. Hij was nu eenmaal beslo
ten, een groote reis te maken en zou zich niet
door de gevaren laten afschrikken. Opnieuw
maakte hij allerlei plannen en telde hij het aan
tal elanden en muskus-ossen, dat hij zou neer
vellen. Weliswaar bezat hij als wapen slechts
zijn harpoentje, maar hij had ook nog een groot
jachtmes en dat kon hij later aan een stok be
vestigen, dan zou hij een groote harpoen hebben.
Hij viel in slaap en droomde van geweldige
jachtpartijen in een streek waar het van de
meest uiteenloopende dieren wemelde. Alles wat
hij met zijn harpoen raakte, stortte dood neer
en was zijn gemakkelijke prooi. Huid op huid,
vel op vel stapelde zich op in een grot, waar
spoedig nog nauwelijks ruimte was voor hem
zelf.
Eiken dag had hij het fijnste vleesch en genoot
van geweldige brokken en hij nam, wat hij
wilde. Er waren geen grootmoeders en groot
vaders, geen vader en geen moeder, die eerst
de beste en mooiste stukken namen. Naast hem
zat niet z'n broertje, dat hij altijd te eten moest
geven, maar het beertje dat al bijna net zoo
groot en dik was als hij zelf en eveneens op
jacht ging. Hij had het afgericht en het ving
marters, zilvervossen en hermelijnen.
Knauw was volgens Eskimo begrippen reeds
een rijk man en hij werd thuis met groote vreug
de ontvangen, toen hij met een ontzaglijken
stapel uitgezochte vellen in het zomerkamp ver
scheen en zijn vader en moeder de fraaiste in
de hand duwde. Die konden geen woord uitbren
gen. Dat was nu Knauw, die als een jongen
wegging en als een kerel en onvervaard jager
terug kwam. Z'n vriendjes keken eerbiedig naar
hem en zijn vader's vrienden schudden hem de
hand, hem als hun gelijke beschouwend
Opeens echter viel iemand hem van achteren
aan, zeker om hem zijn kostbaar bezit te ont-
rooven. Knauw wilde zich omdraaien. Het hoefde
niet, want hij werd klaar wakker, viel gewoon
weg uit z'n droom, omdat het beertje hem met
z'n kop hard in den rug duwde, nijdig brom
mend.
Nog liggend, keek 'hij om zich heen, kon niets
gewaar worden. Het beertje bleef nijdig brom
men. Er moest iets vijandigs in de buurt zijn.
Knauw, voorzichtig als altijd, sprong snel op. En
daar zag hij, dat op enkele tientallen meters
van zijn schots een andere voorbijdreef.En
midden op die schots, die veel kleiner was dan
de zijne, zat op z'n achterpooten een kanjer van
een ijsbeer, vaalgroen, met breede gele strepen
er door heen. Het was een oude baas.
Knauw hield z'n hart vast. Wanneer die sin
jeur trek in een hartig boutje 'had, kon hij er
twee vinden. Hij zag er uit als een menschen-
eter en als een kannibaal onder de ijsberen.
Zeker zou hij ook het kleine beertje voor zijn
rekening nemen, bij wijze van dessert, nadat hij
Knauw verorberd had.
Zoodra hij Knauw in de gaten kreeg, begon hij
gemeen te brommen. Hij had hem vermoedelijk
al geroken, natuurlijk ook het ijsbeertje. Mis
schien had hij hen beide reeds een heelen tijd
gade geslagen, terwijl de schotsen naast elkan
der dreven en het beertje bezig was, Knauw
wakker te maken.
Het had geen zin, zich te verbergen. Het beste
was, zoo rustig mogelijk te blijven en het groote
dier niet te prikkelen. Knauw hield zich dood
stil, z'n beertje tegen zich aandrukkend. Hij gaf
scherp acht op elke beweging van den ouden
baas. Een heelen tijd bleven ze in elkander's
buurt. Nu eens duwde de strooming Knauw's
schots iets verder naar voren, dan weer schoot
de schots met den ijsbeer vooruit. Al en toe
leek het, alsof de twee zich van elkander ver-
Knauw ontmoet wéér een ijsbeer.
wijderden. Een enkele maal leken ze dichterbij
te komen. Knauw slaakte telkens een zucht van
verlichting, als het gevaar geweken was, dat de
twee schotsen op elkander zouden worden ge
stuurd.
Hij begon zich echter af te vragen, waarom de
oude baas niet in het water sprong. Zoo iets zou
toch een kleinigheid voor hem zijn. Ijsberen
zwommen als de beste en konden met hun
sterke klauwen gemakkelijk uit het water tegen
het ijs opklimmen.
Meermalen had Knauw de mannen van den
stam hooren vertellen over stoute stukjes, die
door ijsberen waren uitgehaald. Onder die jon
gere mannen bevonden zich bluffers en ze over
dreven altijd. Maar wat b.v. de vriend van zijn
vader wel eens had verteld, was heusch waar.
Een Eskimo sliep eens rustig op een ijsschots,
er vast van overtuigd, niets te vreezen te heb
ben. De schots had een heel eigenaardigen vorm
en helde van de zee uit sterk voorover. Alleen
een mensch, een slimme Eskimo, kon er op klim
men. Met een touw was de Eskimo boven op de
schots gekomen en toen hij er op stond, vroeg
hij zich af, hoe hij eigenlijk weer beneden zou
kunnen belanden. Hij was daarom des te gerus
ter gaan slapen. Wie beschrijft zijn verbazing,
toen hij wakker werd door een onderdrukt ge
grom. Het leek van heel ver weg, uit de diente
van de zee te komen. Omdat Eskimo's bijzonder
licht slapen en direct wakker worden, zoodra ze
eenig gerucht hooren, was hij voorbereid. Hij
luisterde aandachtig. Spoedig onderscheidde hij
den aard van het geluid. Het was een grommen
de ijsbeer! Hij meende aanvankelijk, volkomen
veilig te zijn. Maar opeens verscheen de kop
van het dier boven den rand van de schots, juist
op de plek, waar de Eskimo dit het minst ver
wacht had. Gelukkig had hij zijn speer in de
hand genomen. Hij wierp snel en krachtig, de
ijsbeer moest loslaten en viel in zee terug, zwaar
gewond en niet meer in staat, kwaad te doen.
Een onverwachte stoot, veroorzaakt door den
sterken golfslag, deed de schots waarop de oude
(Nadruk verboden
baas zich bevond, een heel stuk terzijde hellen.
De oude baas verloor zijn evenwicht en viel ach
terover, smartelijk brullend. Nu zag Knauw, wat
er met hem aan de hand was. De stakker hield
z'n rechterpoot pijnlijk samengetrokken. Tien
tegen een dat die poot gebroken of gekneusd
was. Vandaar bleef hij op z'n schots en had hij
geen poging gedaan, Knauw te bereiken. Het
was een zielig gezicht, zooals de oude baas
probeerde, weer behoorlijk overeind te komen.
Deze ontmoeting met een ijsbeer was heel an
ders dan de vorige maal en Knauw voelde zich
volkomen de meerdere. Toch zou het niet gera
den zijn, in de buurt van den ouden baas te
komen, want een gewonde ijsbeer wordt gauw
razend.
En dan? Knauw bezat moed genoeg, hij was
voor een klein geruchtje niet vervaard, doch hij
wist ook, dat hij aan de sterkte en behendigheid
van zijn vader nog lang niet toe was.
Aan den beer, uiterlijk zoo machteloos, zou
misschien nog heel wat gelukken, vooral als
het dier door zijn razenden honger tot het uiter
ste zou worden gedreven.
Bij elk nieuw gegrom hetzij van honger of
pijn, schrok Knauw op, telkens opnieuw dacht de
Eskimo-jongen: Daar zal je 't hebben. Doch tel
kens weer ging het beest liggen, blijkbaar toch
te onmachtig om zich bijzondere aanvallen te
kunnen veroorloven.
Uren en uren bracht Knauw in spanning door.
Hij vergat heelemaal, de zee af te spieden en
naar land te kijken. Het verbijsterde hem even,
toen hij absoluut geen land meer zag. Hij vroeg
zich af, wa't erger was, van aangezicht tot aan
gezicht tegenover een gewonden ijsbeer te lif?"
gen of op een ijsschots in volle zee te drijven>
waarschijnlijk weggevoerd wordend van het
redding brengende land. Werkelijk het zou niet
meevallen uit te maken, wat erger was.
Knauw durfde zich niet te bewegen, hoewel
hij voelde, dat hij honger kreeg. Aan de s mor
gens gevangen visch had hij een prettige herin
nering die om meer vroeg. Elke verdachte be
weging zou den ijsbeer evenwel kunnen tergen
en dan kon niemand voorspellen, hoe het zou af-
loopen. Knauw besloot z'n maaë te eenenmale
het zwijgen op te leggen. Dit viel hem echter
niet zoo gemakkelijk bij het beertje, dat telkens
weg wilde loopen om aan den rand van de ijs
schots naar de visschen te gaan loeren. Het was
een heel verstandig dier en het wist na dien
eersten keer opperbest, dat er in de zee eten
zat. Het wilde blijkbaar Knauw tot een visch-
partijtje verlokken, wenschte zich naar het
scheen niet te bekommeren om z'n indrukwek-
kenden neef.
Knauw had de grootste moeite het bij zich te
houden. Boos begon het heftig te knorren. Zou
de oude baas dit als een uitdaging beschouwen
Wat was datPlotseling klonk een vervaar
lijk gehuil, de beer kwam overeind in al zijn
grootte
Knauw was ten einde raad toen zich een won
der voltrok. De ijsschots met haar gevaarlijken
bewoner dreef langzaam maar zeker een andere
richting uit. Even vreesde Knauw, haar weer
terug te zien keeren. Tenslotte echter werd ze
voor goed door een strooming, tegenoverge
steld aan die, welke zijn schots voortdreef, van
hem vandaan geduwd. Ten langeleste zag
Knauw het heele geval aan den horizon ver
dwijnen.
Met een zwaar pak van z'n hart gewenteld,
zette hij zich weer aan het visschen en wederom
sliep hij na een heerlijk maal, fijn in, nu zon
der te droomen. Hij droomde niet eens land in
zicht te hebben
(WORDT VERVOLGD).
DE OMVANG DER
WERKLOOSHEID.
In October stationnair.
OPSCHORTING ONTSLAG VAN
dienstplichtigen.
Stemmen in de Tweede Kamer voor
vervanging van ouderen door
jongeren.
Lever Brothers en Unilever N.V.
Hoewel van de zijdie der regeering en
provincie aan de opening van de brug over
de Noord en van het eerste gedeelte van
Rijksweg no. 15 (waarvan de brug een onder
deel vormt) in verband met de tijdsomstan
digheden het gebruikelijk officieel karakter
niet ten deel viel, toch was de belangstelling
van de zijde van de gemeentelijke instanties
uit wijden kring van omgevingen en van de
handels- en industrie-kringen zeer groot.
Dit behoeft niet te verwonderen als men
weet, dat door deze brug de Alblaserwaard
eindelijk luit haar verkeersisolement wordt
verlost. Moge dit voor den landbouw van
groote beteekenis zijn, in nog veel sterker
mate is dit het geval voor de verscheidene
zeer groote industrieën, welke in het Zuide
lijk gedeelte van de waard zijn gevestigd.
Dit was ook het thema van de toespraken,
welke zijn gehouden tijdens de lunch, in het
fabrieksgebouw van de N.V. Nederlandsche
Kabelfabriek, afd. Giet-, Wals- en Trekbe-
drijven te Alblasserdam.
De heer C. J. van Helden, de voorzitter
van de Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Dordrecht en Omstreken welke deze
lunch aan het talrijke gezelschap aanbood
begon zijn toespraak met een heildronk op
H. M. de Koningin en dankte dan de
ingenieurs van Waterstaat en de aannemers
voor de snelle uitvoering van dezen brug-,
bouw, waarnaar landbouw en industrie van
dit gedeelte van het district der Kamer van
Koophandel van Dordrecht en Omstreken zoo
verlangend hebben uitgezien. De Alblasser-
waard wordt hiermede ontsloten voor het
groote verkeer en heeft een directe en korte
verbinding gekregen met het groote handels
centrum Rotterdam. Te weinig is bekend,
welke groote- industrieën hier in de Alblas-
serwaard zijn gevestigd. En niet sinds kort,
maar al vele tientallen van jaren. In Alblas
serdam en Kinderdijk werden de eerste
droogdokken en baggermolens gebouwd. Al
reeds meer dan een halve eelaw geleden,
waren het de aannemers van Sliedreeht,
welke de grootste werken in het buitenland
uitvoerden. Kinderdijk had de eerste electri-
sche centrale van Europa.
Toch lag deze geheele streek zeer geïso
leerd. Hieraan is thans een einde gekomen
en verwacht mag dan ook worden, dat dit
industrieele centrum in de toekomst tot nog
hooger ontwikkeling zal komen.
De hoofdingenieurs van den Rijkswater
staat ir. W. Harmsen (voor den brugbouw)
en ir. W. de Bussy (voor den wegenbouw),
de burgemeesters van Alblasserdam, Slie
dreeht, Dordrecht, Ridderkerk en Hendrik-
Ido-Ambacht, en de heer De Jong van de
firma Volker uit Sliedreeht hebben verder
de beteekenis van dezen dag van verschillende
kanten belicht.
Behalve de bezichtiging van het interes
sante walsbedrijf van de N.V. Nederlandsche
Kabelfabriek, stond op het programma nog
een bezoek aan het machtige industrie-com
plex van de N.V. De Vries Robbé en Co. te
Gorinehem, op het kantoor waarvan de thee
werd gebruikt.
Omtrent den stand der groentengewassen
op 31 October j.l. deelt de directie van den
landbouw het volgende mede:
De groententeeltgewassen in den vollen
grond vertoonen over het algemeen een vrij
goeden stand. Door de droge September
maand hebben de gewassen zich vrij lang
zaam ontwikkeld. Het weer in October heeft
over het algemeen een gunstigen invloed
gehad.
Andijvie. De stand van dit gewas is over
het algemeen goed. Het gewas heeft geleden
door aantasting door de wortelluis (Pem
phigus bursarius).
Bloemkool. De stand van dit gewas is over
het algemeen matig tot vrij goed.
Boerenkool staat er goed voor.
Koolrapen. De stand van dit gewas is vrij
goed.
Roode-, witte- en savoyekool. Over het
algemeen staan deze koolsoorten er vrij goed
tot goed voor. De kooien zijn niet groot,
doch de kwaliteit is goed.
Spruitkool. De verwachtingen voor dit ge
was zijn vrij goed.
Prei. De stand van dit gewas is vrij goed.
Het heeft echter te lijden gehad van aan
tasting van de preivlieg, waardoor rot voor
komt.
Schorseneren. De stand van dit gewas is
goed. De kwaliteit van de wortels is echter
minder goed.
Gistermiddag omms s één uur heeft een
uitslaande brand gewoed in het perceel Em-
makade 42 te Leeuwarden, waarin gevestigd
is de brandstoffenhandel der firma H. J. Pe-
letier.
Het vuur is door ontbekende oorzaak ont
staan. Op het oogenblik dat de brand uitbrak,
was niemand in de loodsen aanwezig.
De brandweer, die door voorbijgangers
werd gealarmeerd, was spoedig ter plaatse.
Inmiddels sloegen de vlammen echter reeds
fel naar buiten. De brandweer bestreed het
vuur krachtig, doch doordat er in de opslag
plaatsen ook hoeveelheden lange turf waren
geborgen, duurde het eenige uren, eer het
vuur geheel gedoofd was.
Eerst om vijf uur rukte de brandweer in.
Slechts de muren van het perceel stonden
nog overeind.
Z. H. Exc. mgr. A. F. Diepen, bisschop
's-Hertogenbosch, vertoefde Maandag in het
Moederhuis van de Congregatie der zusters
van Liefde aan den Ouden Dijk te Tilburg.
In handen van Z. H. Excellentie legden
58 religieuzen de Eeuwige Geloften af.
Door den minister van Waterstaat is aan
de Nederlandsche Spoorwegen ontheffing
verleend van de verplichting tot afsluiting
van den overweg in de Hoogstraat te Nijkerk
van de spoorbaan Amersfoort—Zwolle bij
K.M. 31,613.
Overeenkomstig het door den A. N. W. B.
destijds verstrekte advies inzake de ophef
fing van deze afsluitingen zal een automa
tische waarschuwingsinstallatie worden aan
gebracht.
Het weggedeelte, dat de nieuwe brug over de Noord verbindt met den bestaan-
den nieuwen rijksweg RotterdamDordrecht wordt opengesteld.
Het dezer dagen verschenen jaarlijksch
overzicht van den omvang der vakbeweging,
uitgave van het centraal bureau voor de sta
tistiek, bevat o.a. uitvoerige gegevens over
het verloop van het aantal georganiseerde
werknemers in ons land sedert 1910.
Blijkens de gegevens over het aantal ge-
organiseerden steeg dit in 1938 van 743.000
tot 769.400 d.i. met 26.400 of 3% procent, te
gen 2% pCt. in 1937. Van dezen groei kwam
voor rekening van de beide grootste vak-
centralen, het N.V.V. en het R. K. Werklie
denverbond, die in procenten uitgedrukt een
ongeveer gelijke winst boekten (4 pCt.)
Gerekend naar de beroepen hadden de
bouwvakken en de metaalindustrie het groot
ste aandeel in den groei. Beide gaven een
vooruitgang te zien van 7.400 leden (9 pCt.);
gezamenlijk droegen zij hiermede voor ruim
de helft in de totale stijging bij. De bij het
N.V.V. aangesloten metaalbewerkersbond, de
grootste vakbond in ons land, boekte de
meeste winst (ruim 4.500). Zijn ledental
steeg tot iets boven 50.000.
Nog geen der richtingen in de vakbewe
ging heeft haar ledental van het topjaar 1933
weder bereikt, ook al rekent men de winst
mede, die in den loop van dit jaar behaald
werd.
Ledental
beginl933 1 Jan. 1 Juli
(topcijfer) 1939 1939
N. V. V342.000 309.200 320.100
Chr. Vakverbond 118.800 115.100 118.400
R. K. Werkl.verb. 198.400 181.800 186.600
Ned. Vakcentrale 49.500 46.400 47.950
Blijkens de gegevens over de geldmiddelen
was het gezamenlijk vermogen der organi
saties begin 1939 gestegen tot ruim 42 mil-
lioen. Hiervan bezaten de vier genoemde
centralen met haar aangesloten organisaties
ruim 40 millioen.
Maandagavond werd te Bavel een onder-
afdeeling Eerste Hulp bij Ongelukken door
de Nationale Commissie voor E. H. B. O. op
gericht. 53 dames en heeren traden als lid
toe, terwijl zich als docent beschikbaar heeft
gesteld dr. Melief uit Breda.
Wegens opzettelijke wederrechtelijke vrij-
ïeidsberooving van een burger moest de
reserve-majoor W. van de infanterie Dinsdag
I voor het hoog militair gerechtshof terecht
staan.
Het was alles een nasleep van een vrij on
belangrijke geschiedenis, welke zich op 23
Mei in een van onze grensplaatjes heeft af
gespeeld.
Bewoners n.l. van grensgebieden, waar
militaire versterkingen waren aangelegd,
moesten om vrij van en naar hun woningen
te gaan, legitimatiekaarten in hun bezit heb
ben. Met het toonen van die legitimatiekaar
ten werd nogal eens de hand gelicht, zoodat
op zekeren dag de majoor besloot, dat nie
mand de militaire posten zonder legitimatie
bewijs meer mocht passeeren.
Een der slachtoffers van dien maatregel
was een boer, die zijn kaart in een ander
pak beweerde te hebben: In ieder geval hij
had de kaart niet bij zich. Nu trof het voor
hem ongelukkig, dat hij wel zonder kaart
zijn woning had verlaten, doch thans niet
kon terugkeeren en of hij al beweerde, dat
men hem toch wel kende, daar hij eiken
dag heen en weer ging en dat er tientallen
soldaten bij hem waren ingekwartierd, het
hielp niet, hij werd niet doorgelaten. Om
toch maar zoo spoedig mogelijk naar huis
te kunnen gaan, probeerde hij daarna door
weilanden en slooten zijn woning te berei
ken, doch prompt werd hij op een brug weer
tegengehouden. Majoor W. zelf gaf daartoe
last. De boer werd toen prikkelbaar en nam
een dreigende houding aan. Dé majoor wilde
proces-verbaal tegen hem laten opmaken,
doch er was slechts militaire politie aanwe
zig, die daartoe niet bevoegd is. De majoor
gaf toen order den boer zoolang in het
wachthuisje vast te houden, totdat een ge
meenteveldwachter was gehaald. Deze kwam
na drie kwartier en zoolang bleef de boer
in het wachthuisje zitten. Hierna kon hij
zijns weeg; gaan.
Aanvankelijk scheen dit voorval geen ver
dere gevolgen meer te hebben, maar later
kwam de boer ertoe een klacht tegen den
majoor in te dienen, zoodat deze zaak voor
het hoog militair gerechtshof kwam.
De majoor zeide als beklaagde, dat hij
eigenlijk geen bevel had gegeven om den
boer vast te houden. Hij had den boer ver
zocht te wachten, totdat de veldwachter
kwam. Bovendien was de boer erg opge
wonden en beklaagde wilde hem wat tot
kalmte laten komen.
De korporaal van de militaire politie, die
op bevel van den majoor den boer naar het
wachthuisje had gebracht, had het evenwel
zoo opgevat, dat hij den boer moest vast
houden. Hij wist wel, dat dit niet geoorloofd
was, doch hij had geen tijd gehad, dit den
majoor mede te deelen.
Ook de boer verklaarde, dat hij den indruk
had, dat hij het niet had moeten wagen het
huisje te verlaten, daar de korporaal hem dit
zeker zou hebben belet.
De advocaat-fiscaal, mr. L. B. J. Vermeu
len, nam dan ook aan, dat de opzettelijke
wederrechtelijke vrijheidsberooving vast
stond. Een „verzoek" aan iemand om in het
wachthuisje plaats te nemen, achtte spr. heel
onwaarschijnlijk. De korporaal en de boer
hebben het beiden ais een bevel opgevat.
Vrijheidsberooving, zoo zeide mr. Vermeu
len verder, is een zeer ernstig delict, waarte
gen zware straffen worden bedriegd. Het is
zelfs niet eens mogelijk hiervoor een boete
op te leggen. Onze persoonlijke vrijheid is een
van onze grondrechten en volgens de grond
wet kan deze alleen beperkt worden in ge
vallen, welke de wet uitdrukkelijk noemt.
Maar het betreft hier slechts een zeer lichten
graad van dit ernstige misdrijf, zoodat spr.
kan volstaan met. het eischen van een voor
waardelijke gevangenisstraf van één week
met een proeftijd van een jaar.
Beklaagde zelf zeide hierna nog, dat hij
niet het opzet heeft gehad iemand weder
rechtelijk van zijn vrijheid te berooven. Op
het tijdstip, dat dit voorval plaats had, zat
hij tusschen twee vuren. Eenerzijds kreeg hij
opdracht van zijn meerderen vooral den toe
gang tot het grensgebied streng te bewaken,
anderzijds klaagden zijn officieren er steeds
over, dat deze bewaking in de practijk met
groote moeilijkheden gepaard g ng. Daarom
had hij opdracht gegeven de controle te ver
zwaren. De goeden moesten dan maar met
de kwaden lijden.
In het algemeen ondervond hij zeer veel
medewerking van de burgers en hij stelde
dat op huogen prijs, maar daarom had hij
weinig waardeering voor de houding van
menschen, die de wet napluizen om na te
gaan of een commandant in zijn militaire
werkzaamheden misschien soms een of an
der wetsartikel schendt.
Uitspraak doende heeft het hof den res.
majoor vrijgesproken, o.m. overwegende, dat
het hof den opzet niet op de wederrechte
lijkheid gericht achtte.
De directeur van den Rijksdienst dier
werkloosheidsverzekering en arbeidsbemid
deling deelt de volgende resultaten mede
van de verzameling door het centraal bureau
voor de statistiek van de voorloopige ge
gevens over de week van 23 tot en met 28
October 1939.
Op 28 October 1939 waren bij de organen
der openbare arbeidsbemiddeling ingeschre
ven 263.922 werkzoekenden (246.137 mannen
en 17.785 vrouwen). Hiervan waren 196.71°
(184.716 mannen en 12.054 vrouwen)' werk
loos en waren 50.141 personen door over
heidshulp tewerkgesteld bij cultuur-techni
sche en administratief daarmede gelijkge
stelde werken. Blijkbaar waren er dus 17.011
personen als werkzoekende ingeschreven^ die
in het vrije bedrijf werkten, doch ander werk
zochten.
In de week van 23 tot en met 28 October
1939 waren bij gesubsidieerde vereenigingen
met werkloozenkas aangesloten 589.357 per
sonen, waaronder 75.416 landarbeiders. Van
de 513.941 verzekerden buiten de landar
beiders was het werkloosheidspercentage 18,0
(in de vorige verslagweiek van 9 tot en met
14 October 1939 was dit percentage eveneens
18,0).
In de overeenkomstige verslagweek van
October was het werkloosheidspercentage in
de laatste jaren als volgt (in het tijdvak van
Mei tot en met November worden bij de
berekening van de percentages de landarbei
ders buiten beschouwing gelaten) 1932
26,8 1933 24,8 1934 27,11935 30,8
1936 30,1 1937 24,2 1938 22,5 1939 2
18,0.
Op 1 October 1939 heeft weder een tel
ling plaats gehad van het aantal geheel
werkloozen en het aantal tewerkgestelden bij
werkverruimingen onder de als werkzoe
kende ingeschrevenen bij de organen der
openbare arbeidsbemiddeling, de volgende
cijfers zijn hieraan ontleend:
leeftijds
groepen
14—24 j.
25—50 j.
51 j. en
ouder
totaal
mannen
tewerk
gesteld
bij werk
verruimin
gen.
28-810 2.108
113.794 36.475
geheel
werk
loos
51.51 5
190.119
48877
te
zamen
26.918
150.269
59-809
Z3D.WO
vrouwen
geheel
werk
loos
7.522
4.782
946
lJ'.ZJOCr
Vergelijking met 1933.
Vergelijkt men het cijfer der geheel
werkloozen en tewerkgestelde mannen te
zamen met het overeenkomstige cijfer van
1 October 1938, dan blijkt, dat in den loop
van een jaar het totaal aantal met 51.463 of
18 procent is teruggeloopen.
Het aantal in de groep 14—24 jaar is ver
minderd met 15.189 of 36 pet., het aantal in
de groep 2550 jaar met 33.321 of 18 pet.
en het aantal in de groep van 51 jaar en
ouder met 2.953 of 4 pet.
Bij het afdeelingsonderzoek van dit wets
ontwerp in de Tweede Kamer verklaarden
enkele leden de opschorting van het ontslag
van dienstplichtigen op principieele gronden
verwerpelijk te achten.
De overige leden konden deze opvatting
niet deelen.
Echter meenden sommigen, dat in plaats
van een verlenging van den dienstplicht voor
ouderen hun vervanging door militair
baarder jongeren aan te bevelen ware. Thans
zijn nog velen vrij van militaire verplich.-
tingen, die, indien goed geoefend, de oude
ren zouden kunnen aflossen. Op den duur
zouden dan de oudere lichtingen spoediger
naar huis gezonden kunnen worden, hetgeen
tevens een besparing op de uitgaven voor
kostwinnersvergoeding ten gevolge zou heb
ben.
Eenige andere leden waren van oordeel,
dat 't verleenen van verlof op ruimer schaal
te verkiezen ware boven een aflossingsme
thode. Zij vestigden er de aandacht op, dat
jonge miliciens vaak in moeilijker maat'
schappelijke omstandigheden verkeeran dan
oudere.
Deze opmerkingen gaven weer anderen
leden aanleiding er op te wijzen> dat het
wetsontwerp niet rechtstreeks betrekking
heeft op de gemobiliseerden en de moge
lijkheid tot vervanging van oudere dienst
plichtigen door jongere volkomen onaange
tast laat. Het ontwerp bepaalt alleen, dat de
minderen, die in 1939 40 jaar, en de onder
officieren' en officieren, die in dit jaar 45
jaar oud worden, niet definitief van hun
dienstplicht ontslagen worden, gelijk anders
het geval geweest ware. Van deze personen
is althans voor zoover de minderen be
treft echter niemand op dit oogenblik in
feite onder de wapenen.
Naar ons wordt medegedeeld, zijn met in
gang van beden de heeren dr. H. Colijn, mr.
Th. A. Fruin en mr. K. P. van der Mandele
tot adviseerende leden van den raad van be
stuur van Lever Brothers en Unilever N.V.
benoemd. Genoemde heeren hebben zich be
reid verklaard hun benoeming als zoodanig
te aanvaarden.
De heer Arthur Hartig heeft, eveneens met
ingang van heden, zijn functie van lid van
den raad van bestuur van Levér Brothers en
Unilever N.V. neergelegd. De heer Hartog
wordt benoemd tot lid van den raad van
bestuur van lever Brothers and Unilever
limited.