tijden beleeft goede De kunst van het CAMOUFLEEREN. O' kijkje in liet vrijwel niet bekende belastingmuseum te Rotterdam, een unieke bezienswaardigheid. Een op den nieuwen belasting ontvanger uit 't jaar 1748. Ze behoort bij de moderne oorlogvoering. VRIJDAG 1 DECEMBER Ï939 J IR is ons bij wijze van Kerst verrassing 'n extra belasting biljet aangekondigd. Het mag wel als 'n troost worden beschouwd overigens een nogal schrale dat de fiscus den tijd blijkbaar te kort vond., om ons het ding tegen Sinterklaas op het dak te sturen. Maar mogelijk is dit wel met opzet gebeurd. Want ook de fiscus kan humaan zijn E oorlog met zijn verschrikkingen uit de lucht heeft van de men- schen holbewoners gemaakt. Ze moeten de kunst leeren, zoo snel moge lijk onder den grond weg te kruipen of ergens dekking te zoeken voor het na derend gevaar. Gij hebt, met uw Gemaal, zoo lang aan 't Hof gemaalt. Dat die, uw maaien moe, heeft met gemaal betaalt Gij ziet dan 't wit (daar gij dus lang na schoot) geraakt, De Mildens's val bewerkt, U Kollecteur gemaakt: Om op 't Ruwiene van, een eerlijk man te bouwen, Dat heet eerst na de Kunst, door list het veld behouwen, De Weerhaan van het Hof draait wonderlijk en raar, Die meest zijn pligt betragt, is 't eerste in gevaar, Om door arglistigheid zijn val te zien beschooren, Veroordeeld en gedoemt, men wil geen onschuldt hooren. Waar wil dit eindelijk heen de Ondeugdt ziet met vreugt, Zig zelve groot gemaakt op de ondergang yan Deugt: Maar 'k denk met Bredero: de kans die kan verkeeren, De Deugt zal noch wel eens op de Ondeugt triomfeeren. GASTIGATIO. Alt A*AmA^AtieBrO> NU DE FISCUS Ambtscostuum van een direc teur der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. OeZE laatste overweging schoot ons te binnen toen we rondneusden in het nog ta melijk 'primitieve „belastingmuseum", dat de goede stad Rotterdam sinds eenigen tijd bin den zijn muren herbergt. Zooals bekend is daar kort geleden de belastingacademie ge opend, ofwel het wetenschappelijke vilinsti- tuut, zooals Nederlandsche belastingbetalers het wellicht in hun gedachten hebben betiteld. Het museum is er een onderdeel van. Velen hebben het voor Rotterdam een ta melijk twijfelachtige eer gevonden. Aan de boorden van de Maas worden thans de her senen getraind, wier taak het zal zijn, uit onze geldbuidels te halen wat er uit te halen valt. De gedachte is inderdaad niet bepaald opwekkend. Maar, gezien de virtuositeit, waarmede nog altijd belasting ontdoken wordt, lijkt de academie volstrekt niet over bodig. 3| Neen, de belastingacademie is niet over bodig. En het is eigenlijk ten onrechte, dat pessimisten en zuurkijkers de oprichting er van met gemengde gevoelens vernomen heb ben. Want ze is zeker niet tegen den kleinen man gericht. Die betaalt immers altijd pre cies, wat hij betalen moet. De belastingaca demie, of liever de speurders, die o.m. daar zullen worden getraind, zullen zich in hoofd zaak bezig te houden hebben met hen, voor wie de strijd met den fiscus een soort avon tuur is, een spel, waarin lachend gewonnen of...« verloren wordt. Dan is er nog iets. Tenslotte is de fiscus niets anders dan een instrument van den volkswU. Het is zijn taak, de belastingen te innen, goedgekeurd door de afgevaardig den, die door de kiezers naar het parlement ■worden gestuurd. Daar wordt bepaald, tot hoever de fiscus mag gaan. Zelf is deze eigenlijk een rustig en tamelijk goedig mensch, die nooit zijn tanden laaf zien, als bet niet noodig is. Werkelijk, de fiscus is humaan. Zeker als het er op aan komt, eigen fouten en hebbe lijkheden met een welwillend oog te bekij ken. De fiscus> altijd afgebeeld als een ha telijk, hebberig en niets ontziend wezen, zonder ziel, zonder medelijden, kan gui ig om zich zelf glimlachen. En is er iets huma- ners dan de zelfkennis welke aan. zulk een zelf bespiegelenden gii'mlach ten grondslag ligt Men kan er in het belastingmuseum nader kennis mee maken. De fiscus heeft altijd het nadeel gehad, beschreven en afgebeeld te worden door lie den, die nooit op tijd hun belasting betaal den. Een felle caricaturist als Daumier heeft er talrijke spotprenten op gemaakt. Maar was deze Daumier niet een doorgefourneer de armoedzaaier, beladen met schulden, vol verachting voor ordentelijke, hun verpuch_ tingen nakomende burgers Hij haalde zich de moeilijkheden met den fiscus zelf op den hals. Zijn kijk er op was gekleurd en niet In overeenstemming met de feiten. Wat hiervan zij, de belasting-expert, door wiens goe de zorgen het belas tingmuseum steeds groeit en aan wien ook de oor sprong er van te dan ken is, de directeur tevens van de belasting academie, mr. v. d. Poel, is een humaan mensch, met een sterk ontwikkeld gevoel voor humor en een fantasie, van een heel ander karakter dan die, welke elke belastingbetaler bij den vasthoudenden in specteur zijner inspectie meent te bespeuren. Mr. v. d. Poel begon jaren geleden met het aanleggen van een verzameling beschei den en curiositeiten, betrekking hebbend op het belastingwezen in het algemeen, zooals het zich van de grijze oudheid tot het mo derne heden ontwikkeld heeft. Belasting is een cultuurverschijnsel, dat merkt men in de zaaltjes van het museum overduidelijk. Het is ondergebracht in een dier groote, ouderwetsche kantoorpanden aan de Boompjes, waar vroeger de Rotterdamsche patriciërs boven of naast hun rijk gevulde pakhuizen woonden. Alles is er nog slechts voorloopig en het wachten is op een definitieven zetel, die alsdan ook voor het publiek zal worden opengesteld. Men kan er uren en uren ver wijlen en daarna g^iat men heen, zich eenigs- zins vertrouwelijk voelend met iets, waar tegenover men van den begin af aan nogal afwijzend en eenigszins sarcastisch gestaan heeft. Er openbaart zich de romantiek in een beroep, dat ten onrechte als hoogst prozaïsch wordt beschouwd. Nu is hetgeen de meeste burgers van den fiscus en meer in het alge meen van den dienst der belastingen en ac cijnzen ervaren, n.l. het nuchtere, bijna af- stootende belastingbiljet, dat zelf weer het resultaat is van een hoogst onaangenaam, van nieuwsgierigheid druipend vragenfor mulier, niet bepaald romantisch. Zulks be- teekent echter allerminst, dat de burger goed ziet. Een rondgang door het museum zou hem dra van het tegendeel overtuigen. Zelfs heden ten dage heeft de fiscus zoo waar nog iets heroïsch en wel in den strijd tegen smokkelarij pn dergelijke manieren van belastingontduiking. En wat het ver leden betreft, wanneer men de afbeeldingen heeft gezien van statige brikken met bolle zeilen, koersend langs onze blonde duinen, de uniformen en de wapenen der belasting ambtenaren in vorige eeuwen, hun appara ten en hun denkbeelden, dan moet de er kenning volgen, dat een belastingambtenaar verre van uitsluitend een uitgedroogd sujet was, tronend op een stapel papieren en met Pieter Paulus, een elegante belasting, ontvanger in den Pruikentijd. een overal heen loensehen- den blik. De organisator van het belastingmuseum is eigenlijk zelf nog steeds verbaasd over al de interes sante dingen, die hij onder zijn bereik weet te krijgen. Natuurlijk bevinden zich er vrachten paperassen onder, slechts belangrijk voor de interne historie van het be lastingwezen, maar toch, op die paperassen komt men meermalen beroemde namen tgen of interessante mededeelingen betreffen de bekende persoonlijkheden. Zoo ligt er me nige markante handteekening in verborgen. En dit is lang niet alles. In het belasting museum kan men met de feiten vaststellen, dat de zegelbelasting een Hollandsche uit vinding is. We weten niet, of de wereld ons er erg dankbaar voor is, maar wel, dat ze overal dankbaar werd aanvaard als een heel effectief middel tot het verkrijgen van geld. Deze bezigheid was van oudsher opgedragen aan den fiscus, die zijn naam dankt aan de geldkist der Romeinsche keizers, van wie ten spijt van veel glorie moet worden ge zegd, dat ze weinig onderscheid maakten tusschen staatsgelden en eigen middelen, met het resultaat, dat ze geregeld door elkander gemengd werden, zulks meer ten voordeele van de keizers dan van den staat. Ter hunner verontschuldiging moet worden aangevoerd, dat Ze zich met eenig recht met den staat konden vereenzelvigen. Het woord fiscus ging automatisch over op het systeem, waar mede vorsten en regeeringen probeerden, zich de noodige financieele middelen te ver schaffen. Wat de belastingzegels betreft, het staat geboekstaafd, dat in het jaar 1624 de griffier Johannes van den Broeck aan de Staten van Holland volgens zeggen in antwoord op een door dit lichaam uitge schreven prijsvraag voorstelde, het toen maals alleen als ornament gebruikte zegel verplichtend te stellen en er een bepaald bedrag voor te berekenen. De eerste zegels waren reliefzegels, die op documenten wer den geplakt. Willem III bracht de nieuwigheid naar Engeland over. Daar stelde men zich er niet mee tevreden, het zegel gewoon op te plak ken, maar met behulp van tin en een zegeltje aan den achterkant werd er voor gezorgd, dat een zegel slechts eenmaal kon worden gebruikt. Merkwaardig genoeg was men hiertoe in Holland nog niet overgegaan.... Als een bewijs, hoe vruchtbaar het idee van Johannes van den Broeck was, beschikt het belastingmuseum over een geweldige collectie zegels uit letterlijk alle deelen ter wereld. Columbia zoowel als Turkije, China en welk land al niet gaf en geeft ze uit, voor allerlei gebruik, maar met slechts een doel, het bijeenbrengen van geld. De belasting zegels hebben een speciaal genre verzame laars in het leven geroepen, wier liefheb berij even veelomvattend is als die der post zegelverzamelaars. Naast deze zegels liggen ouderwetsche be lastingbiljetten van allerlei inhoud. Die uit de periode van de Bataafsche republiek be ginnen met een rethorisch „Vrijheid, gelijk heid en broederschap". Zouden de burgers toen de belastingambtenaren voor broeders hebben aangezien? Uit de paperassen blijkt telkens weer, dat ook in het belastingwezen de geschiedenis zich herhaalt. In 1806 werd er een weelde belasting uitgevaardigd, ook met zegels, die als twee druppels water leken op wat we thans als de omzetbelasting kennen. Ook hier ontbreekt de humor niet. Tegen den muur hangen reusachtige vellen van omzetbelas tingzegels van een cent, ingeleverd door een meneer, die van zijn verontwaardiging blijk wenschte te geven. Nu moeten alle zegels afgeteekend worden. En daarvan kreeg de meneer op den duur genoeg.... Een collectie kranten uit den tijd van het krantenzegel vormt een bezienswaardigheid op zich. Verder zijn er vele platen, van Braaksensiek vooral en zelfs een van Toorop, allemaal nieuwe belastingen he kelend. Er zijn verder een copie door den jongen Breughel van een schilderij van den ouden Breughel, voorstellend het kantoor van een belastinginvorderaar, een belasting- armbandje, dat de Transvaalsche boeren door de Kaffers lieten dragen, het z.g. bloedplak kaat van 1904 over de navordering der ver mogensbelasting, bewijsstukken van een geitenbelasting onder Hammaroebi uit het jaar 1906 voor Christus, heele uitrustingen van smokkelaars, smokkelfietsen, onderdee- len van smokkelauto's, douanevlaggen en wapenschilden der directeuren van de belas tingen. Men kan er uren en uren zoek brengen. Het is te hopen, dat het niet te lang zal duren, vooraleer het museum voor het pu bliek kan worden opengesteld. Een nadere kennismaking moet een ieder vruchten af werpen. Het is immers altijd heel prettig te weten, met wien men te doen heeft, zelfs ten aanzien van den fiscus.... Groot tenue en veldtenue der Nederland- sche douanen omstreeks het jaar 1819. Met deze pers werden de zegels gemaakt, die een steeds grooter vlucht namen, omdat ze zulke uitstekende middelen tot het in nen van een belasting waren en zijn. Zij, die in den oorlog zelf zijn, moeten nog heel wat meer doen. Ze dienen zich te verbergen of onzichtbaar te maken. Als bij de dieren in de wildernis moet hun uiter lijke verschijning overeenstemmen met hun omgeving. Ze mogen niet gezien worden, want dit beteekent de dood. Zooals vroeger in Indianenverhalen de helden zich vermom den, op levende boomen leken of op wande lende boschjes, zich verscholen onder eilandjes van gras, waar achter ze langs vijandelijke kampen zwommen, zoo probee- ren nu in dezen modernsten der oorlogen de soldaten de tegenstanders te verschalken. De kunst hiervan is tot een ware weten schap uitgegroeid, die methodisch wordt aangevuld, mitsgaders dooreen harde en dikwijls noodlottige ervaring. Het streven, zich voor den vijand te ver bergen, is uiteraard zoo oud als de krijg zelve. Maar pas in den vorigen wereldoor log kwam men er toe, het op groote schaal toe te passen en met tal van middelen. De op zee varende schepen werden als came leons beschilderd, zig zag, in sterk contras- teerende nuances van zwart en wit. De En- gelschen, die het veelvuldig toepasten en daarin later door de Amerikanen nagevolgd werden, noemden het „dazzle painting". Het aldus toegetakelde schip Vjel vooraj bij woelige zee niet gemakkelijk te onderscheiden en was dus in belangrijke mate tegen aanvallen van duikbooten beveiligd. Toch bleek ach teraf het came- leori-jasje niet zoo buitengewoon aan te bevelen. Thans worden de Engelsche schepen grijs ge verfd, in een bepaalde tint, die „admiralty gray" wordt genoemd. Dit grijs verven is vrijwel de eenigste bescherming, op het water mogelijk. Te land daarentegen zijn de midde len hiertoe oneindig gevarieerd. Met heeft reeds regelmatig foto's kunnen zien van met takken en bladeren „gecamoufleerde" kanonnen, van soldaten, die kleine, bebla- derde takjes aan hun helmen vastmaken en van de pogingen der Duitschers, om temid den van hun Siegfriedlinie de artillerie te verbergen achter décors van boerenhuisjes, hooibergen en nagemaakte bosschages. Die zien er heel vredig uit maar ze kunnen op eens dood en verderf verspreiden In Frankrijk is de kunst van het camou- fleeren terdege beoefend. Het woord is ook uit Frankrijk afkomstig. Nog slechts betrek kelijk kort geleden werd die kunst door tooneelspelers gebezigd. Die spraken van „camouflage", als ze het over grimeeren hadden, Fransche kunstenaars gebruikten het in den wereldoorlog, toen ze begonnen, hun penseel in dienst van de landsverdedi ging te stellen. Ze hielpen vaak waren ze zelf soldaat tanks en vrachtwagens beschilderen en bedachten allerlei trucs, op dat die vooral van de lucht uit zoo weinig mogelijk zichtbaar zouden zijn. Sindsdien werd het camoufleeren alge meen. En men ontdekte allerlei vernuftige manieren. De practijk was hier een goede leermeester. Vaak kwam het voor, dat pa trouilles bij nacht ontijdig ontdekt en door den vijand beschoten werden. Alle maat regelen waren genomen, men meende, to taal onopgemerkt te zijn gebleven, was plat over den grond blijven kruipen, zich nau welijks bewegend. En toch. Het bleek ten slotte, dat, wanneer de zoek lichten over Niemandsland zwaaiden, of vuurpijlen het duister verhelderden, de ge zichten der soldaten oplichtten en zoodoen de duidelijk te herkennen waren. Toen ging Een Pruisische belastingambtenaar uit den goeden ouden tijd, tiaar een mooi schilderij, in het Museum bewaard. men er toe over, het gelaat met houtskool zwart te maken. En van dien tijd af aan was er weer een camouflage-vraagstuk opgelost. Een van de voornaamste middelen ter camouflage van een bepaald doelwit is te genwoordig het z.g. ,visinet", een Ameri- kaansche uitvinding. Het is een licht, dun, maar heel sterk papier en veel practischer dan de tot dusver vooral voor het verber gen van kanonnen gebruikte netten. Het Amerikaansche leger beschikt over een apart laboratorium ten behoeve der camou flage-techniek waar momenteel proeven worden genomen met de effecten van ultra violette stralen en naar middelen wordt gezocht om het nemen van kleurenfoto's door den vijand te bemoeilijken. Op advies van dit laboratorium is besloten, tanks en munitiewagens, alsmede de groote kanon nen, 's zomers met groen doek te drapeeren en gedurende den herfst met bruindoek. De moderne camouflage is er niet alleen op gericht, iets te verbergen, maar ook om aan te trekken, het liefst vijandelijke vlie geniers, die dan rustig onder vuur kunnen worden genomen. Lijkt de grond van boven onschadelijk en gaan de vijandelijke vlie gers verder, dan wordt op hen een totaal onverwacht vuur geopend. trekken, dat er vlak in de buurt iets ver borgen is. Zooals de oude spoorzoekers en zooals jagers volgen de vijandelijke vliegtuigen de duidelijk zichtbare sporen. Alle foto's, die tijdens de veelvuldige verkenningsvluchten werden genomen, worden nauwkeurig op voet- en karresporen onderzocht. Van groot belang hierbij zijn ook de foto's, die door postduiven met aan hun pooten bevestigde miniatuur-apparaatjes automatisch worden genomen. Op deze wijze heeft men reeds menig mitrailleursnest ontdekt en in het algemeen de plaatselijke positie van den vijand kunnen vaststellen. Een der grootste moeilijkheden bij de camouflage is het scherpe oog van de camera dat zich niet zoo gemakkelijk laat bedriegen. Maar zooals gezegd, in Amerika zint men op middelen, om zelfs dit alziende oog te bedriegen. Camoufleeren beteekende oorspronkelijk „wegstoffen". Zich zelf en zijn stellingen en oorlogsmateriaal weg te stoffen, zoover heeft geen der partijen het nog met de ca mouflage gebracht. Maar een belangrijk en vaak doelmatig hulpmiddel is het zeer zeker en zal het ook wel blijven. Aan Jan Romans, Kollecteur van 't Gemaal, inplaats van de Milden. Ook richt men tusschen de gebouwen der militaire depots vlak achter de frontlinie andere gebouwen op, teneinde bommenwer pers te misleiden en hen er toe te brengen, hun bommen te ontladen boven depots, die in werkelijkheid slechts coulissen van hout en papier zijn. Dergelijke pseudo-gebouwen worden steeds zoo snel mogelijk gerepareerd, zoodat de truc niet gauw opgemerkt wordt. Inmiddels is er een ding, dat niet of nau welijks gecamoufleerd kan worden. En dat is de schaduw. Een batterij veldgeschut, of een loopgraaf, of een mijnenval kan nog zoo goed verborgen zijn, de soldaten, die de bezetting er van, of van een luisterpost vor men, mogen er nog zoo precies uitzien als juffertjes in het groen, wanneer ze ergens hun schaduw laten vallen, of in een modde rig of zacht terrein voetsporen achterlaten, dan is de kans op ontdekking heel groot. Uit de lucht schijnt niets zoo goed te zien als schaduwen en voetsporen, karresporen inbegrepen. Ontdekt een piloot, of diens waarnemer, eventueel met behulp van fo tografeeren, dat ergens een spoor loopt van menschenvoeten, dan kan hij de conclusie Een gecamoufleerd stuk geschut aan het front. De „dichter" geeft duidelijk te kennen, dat er in dien tijd hij het toewijzen van ambten eenige willekeur en zelfs corruptie te pas kwam. Met 't Gemaal wordt de z.g. maalbelasting bedoeld. (Uit het belastingmuseum te Rotterdam).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1939 | | pagina 1