DE SLEUTELS VAN DE HEL li: avonturen van Koko De gelukzalige Angelus van Furci- Twee grappenmakers ea hun De opmerkelijke. slachtoffer. VOOR ONZE KINDEREN rT PUZZLE. Molentje. HENRI VERTELT J !S Oplossing der vorige puzzle ZATERDAG 16 DECEMBER Ï939 Het wonder van citroenen. mm De H. Michael (Russisch ikoon ixxxxxxxxxx 2XXXXXXXXX KOKO EN DE LEEGE OKKERNOTEN. In de 13e eeuw woonden Adalipto en Albazia nabij het Italiaansche stadje Furci. Zij hadden geen zoon. Zij besloten een bede vaart te doen naar den Monte Gargano om een nakomeling van den Hemel af te bidden. Op den Gargano-berg stond een heiligdom, Sint Michaël gewijd. En aldus steeg het ge bed der ouders op tot den vorst der Enge lenscharen, staande aan de rechterzijde van het reuk-altaar: „Beschermer vaT1 ^et volk Gods. Gij die met kracht zijt toegerust. Sint IVlichaël! Op deze plaats zijt Gij den vromen Bisschop van Siponto verschenen. Gij hebt hem beloofd, dat Ge Uw bescherming zoudt uitdeelen aan degenen, die U hier zouden komen vereeren. Verkrijg voor ons, dat ons huwelijk geze gend worde met een zoon. Wij zullen hem aan s Heeren dienst toewijden!" Des nachts, in een droomgezicht, ver scheen Sint Michaël het echtpaar. Een Bis schop stond naast 'hem, gekleed in het statige habijt der Augustijner monniken. „Vreest nietsprak de Engel. „God heeft Uw gebed aanvaard. Ge zult een zoon ont vangen en hem Angelus (is Engel) noemen. Volgens den regel van Sint Augustinus, hier naast mij, zal hij leven. Deze heilige kerk leeraar en ik zullen zijn bizondexe Bescher mers zijn In het jaar 1246 kwam Angelus ter we reld. Reeds op zeer jeugdigen leeftijd ver trouwden zijn ouders hesm toe aan de mon niken van Sint Benedictus. Zij verbaasden zich over de scherpte van zijn oordeel, zoo wel als over de lenigheid van zijn verstand. Zonder eeniige aarzeling schonken zij hem, toen hij achttien was, de kruinschering en bekleedden hem met het geestelijk gewaad. „Zuiver, o God, dezen dienaar van alle sla vernij des wereldsehen kleeds, nu hij dit heeft afgelegdbaden de monniken. En van dat oogentoliik af behoorde Angelus meer bizonder tot het kerkelijk rechtsgebied, dee- lend in de voorrechten der geestelijken. Waarom hij kort daarna naar het ouderlijk huis terugkeerde, verhalen de oude kro nieken niet. Zóóveel is wel zeker, dat zijn vader, Adalipto, ziekelijk was en de edele vrouwe Albazia steun behoefde van haar oudsten zoon. pas aan het sterfbed van zijn vader vernam hij, dat hij Sint Augustinus was toegewijd op den berg Gargano. En hij besloot in de H. Orde der Augustijner-patres te treden. In hun klooster blonk de jeugdige novice bit door gehoorzaamheid en versterving; ook door verdraagzaamheid jegens zijn mede broeders. En het duurde ntet lang, of hij werd tot priester gewijd. Wat was moeder Albazia toen blij En hoe dankte zij Sint Michaël, toen de faam van Angeins> geleerd heid en deemoed zich over heel het land verbreidde. De oversten zonden pater Angelus naar de beroemde hoogeschool van Parijs. Daór ga| doctor Gilles ColOIlna les, een leerling Van den Engelachtigen Doctor S. Thomas van Aquine. Koning Philips de Stoutmoedige, zoon van De H. Thomas van Aquino naar een oude plaat). den H. Lodewijk, vertrouwde dezen doctor Gilles de opvoeding toe van den troonopvol ger. En nibt lang daarna werd hü Aartsbis schop van Bourges. Na vijf jaren van zware studie te Parijs, deed pater Angelus zijn examen in de God geleerdheid. Naar Italië teruggeroepen, be klom hij den preekstoel te Napels en maakte er tal van ongeloovigen beschaamd. Eens zei er een „Ik zal U gedooven, pater, zoodra ik twee takken van den citroen-boom aan Uw preek stoel zal zien ontspruiten O, wonderAanstonds ontsproten deze takken aan het hout van den kansel en al het volk gaf God en S. Michaël de eer. Herhaaldelijk wilde men pater Angelus tot het Bisschopsambt verheffen, een zeer voor treffelijk en hoog-verantwoordelijik ambt, maar hij achtte zich onwaardig. Hij stierf als Augustijner-pater in het klooster dezer H. Orde, den 6en Februari 1327. En aan zijn graf geschiedden ontelbare wonderen en tee kenen. Paus Leo Xni heeft in 1888 den eeredienst, bewezen aan pater Angelus van Furci, plech tig bevestigd. En de H. Orde der Augustijnen bidt zijn heiligverklaring af van de kerk Gods. Op de tien kruisjes dwars èn loodrecht komt dezelfde naam. Hij beteekent het land tusschen den lagen zomerdijk en den rivier dijk. 3XXXXXXXX 4 X x X X X X X 5 X X X X X X 6 X X X X X 7 X X X X 8 X X X 9 X X 10 X 1 Het te zoeken woord; 2 meeningen, be doelingen; 3 schilderij, aanblik; 4 ondervra gingen op en na school; 5 frischzuur; 6 spoor wagen; 7 klooster onder leiding van een abt; 8 vierhandig dier; 9 noot in de muziek; 10 Romeinsch getalmerk voor: 500. Molentje, molentje hoog in den wind, sta je te draaien, sta je te draaien. Geen landschapje is er dat ik boeiender vind, dan waar jij staat te wenken, mijn vrooh'ike vrind. De zon in je wieken, de zon in je kop zoo maal je het goudene koren De mulder die gooit er een schepje op en wil van geen stilstaan meer hooren. Maar ook in den maneschijn ben je mooi. ook dan ben je een wakkere, stoere.boy. Als het maantje in je venster spiegelt, de vlierstruik zachtjes wiegelt.... de schapen blaten in hun kooi. J. ST. ALLO, jongens en meisjes! Deze week heb ik reusachtig geboft! Ik mocht met jullie redacteur mee naar Utrecht. „Henri" zei de redacteur „nou gaan we naar de Hel!" Straks zal ik jullie wel ver tellen, wat hij daarmee bedoelde! Ik trok m'n Zondagsche spullen aan. M'n blauwe pak met m'n nieuwe das, door Sint Nicolaas gebracht! En toen ging het naar het station. M'n zusje Sunny had 't nakijken! Die is nog veel te klein om de Hel te bezoeken! Daar moet je minstens achttien voor wezen! Tegen één uur kwamen we in de Domstad aan. Sjonge, sjonge, wat 'n rommeltje daar bij het Buurtstation! Dat verbouwen duurt nu al maanden! En je merkt niet, of ze op schieten! Daar moest nu toch zachtjes aan maar 'ns 'n end aan komen, het is geen gezicht! 'n Taxi bracht ons naar de centenfabriek van Nederland, „De Munt". Hier komen de munten ter wereld. Hier sneuvelen ze in de smeltkroezen. Hier worden ze met duizenden naar binnen gebracht. In vaatjes van 20.000 guldens wèl verzegeld, gaan ze d'r weer uit! „Wat heeft dat met de Hel te maken, Henri?" „Houd je gemak! Hangen heeft geen haast! Dat komt nog!" 'n Ambtenaar van „De Munt", een vriend van den redacteur, ontving ons buitenge woon hartelijk. Hij stelde mij dadelijk op mijn gemak. Dat was wel een beetje noodig, want de redacteur had mij verteld, dat hij bijna alle talen van Europa machtig is! En bij zulke bolleboozen voel je je als school jongen maar erg nietig! „Mag ik jullie uitnoodigen om ter Helle te varen?" schertste de ambtenaar. „Graag!" Ja, hoe bestaat 't, graag! naar de Hel! Wij liepen door lange gangen. En we be reikten de Hel! Het smelthuis van „de Munt". Een oud reglement van de Dordtsche Munt, geschreven in 1731, zegt dit: „De twee jongste cnapen hebben yder een Sleutel van de Hel, op een boete van der- tigh stuyver!" Het moet daar wel heel warm geweest zijn, in Dordrechts smelthuis! „Meneer, de smelt is haast .gaar!" licht een voorman in. Hij is in zijn werkpakje. Zijn handen steken in dikke wanten. „Zijn die wanten van asbest?" Asbest, dat weten jullie net zoo goed als ik, is een ont- brandbare delfstof. „Wel nee! Het zijn afgekeurde centen zakjes! Die doen hier nog dienst!" lacht de werkman. Hij laat ons twee groote ketels zien, stee- nen ketels. Dat zijn de smeltkroezen. Ze staan in hel-gloeiende cokes en komen niet hooger dan zijn middel. In die kroezen zijn om elf uur 's ochtends afgesleten rijksdaal ders, guldens en kwartjes gedaan, dubbeltjes en halve guldens. Ook wat koperen stukjes metaal en 'n paar handen vol houtskool. Al dat geld is nu gesmolten tot een zilverbrij. Er wordt druk in geroerd. Anders brandt de pap aan! .Hoeveel graden is die brij nu heet?" vraag ik. „900! Voor brons wordt dat 1200! Voor roodkoper 1300!" „Hoe weet u, dat de juiste hitte er is?" „Dat zien we aan den gloed van de pap!" „En bereikt u die 900 gr., negen keer zoo heet als kokend water, alleen met cokes?" „Ja! Zonder lucht aan te jagen! Zonder „ventilatie!"" „Waarom doet u koper in de pap?" „Ander worden de munten te zacht! Zil ver is een zacht metaal. Op 't oogenblik zijn er van de duizend deeltjes 720 van zilver, de rest, 280, is koper. Dit is het nieuwe alliage (metaal-mengsel). Het oude was 945 zilver, de rest koper. Deze guldens zijn ingetrokken. De heer Wienecke heeft 't nieuwen „kop" geteekend, de Kóningin met opgemaakt kapsel!" Onderwijl was „de smelt gaar!" „Oppassen, heeren!" Ik was zoo vrij mij ook onder deze heeren te rekenen. En deed een paar passen terug. Uit één der twee smeltkroezen schepte een werkman een lepel vol zilverbrij. Hij goot die in een sterk-geoüeden, langen vorm. Door de groote hitte vloog de olie in brand! Allerlei leutige vlammetjes dansten boven die vormen er stond 'n heele rij! Telkens en telkens schep te de arbeider zijn lepel weer vol uit den kroes. Het vloeibare zilver verdween ge leidelijk in deze vormen; „treven" heeten ze aan de Munt. Als het soms met twee e's moet, hoor ik het nog wel! In mijn woorden boekje staat dit woord niet. De Munt heeft ook twee smeltkroezen, die electrisch verhit worden. Niet met cokes dus! In die kroezen was juist het muntbrons gaar! Eén deel zink vier deelen tin vijf en negentig deelen roodkoper. Dit munt brons laaide met een groenachtigen gloed. Dat kwam door het zink. Smeltend zink geeft prachtige groene vlammen! Het leek wel Bengaalsch vuur! Ik wist niet, dat we ook nog op vuurwerk zouden worden ge- tracteerd in de Hel! Dit gesmolten muntbrons werd in aarden gietkroezen uitgegoten. Om zulke potten te maken.... heb je paardenmest noodig! Maar dat is aan het geld gelukkig niet te merken! En uit die aarden potten kwam ook deze brij in hooge, opstaande „treven!" Ondertusschen was de zilver-smelt ge stold. Platte, lange, dikke reepen werden uit de „treven" gehaald. Gloeiend heet na tuurlijk. Alles legden ze keurig op stapels. „Dat zijn nu zeker zilver-baren?" vroeg de redacteur aan den voorman. Misschien dacht hij wel: hadden we maar zoo'n stapel thuis! Dan konden we van den zomer een tjotter koopen, met een flink stuk zeil! Zei len doen wij graag! En Sunny is heelemaal niet meer bang op de meren. Ze klom zelfs naar het topje van den mast! Terwijl de tjotter 0,00 knoopen liep!! Zoo'n waaghals, hè! „Nee, baren zijn anders. Dat lijken net broodjes, afgeplat langs de kanten. Dit noe men we: „tinnen!" verklaarde de vrien delijke voorman. Geen moeite was hem te veel om ons alles duideljjk te maken. Bij „tinnen' had ik altijd aan iets hoogs ge dacht! „De tinnen van den tempel" Niet te denken, dat je ook lage tinnen hebt! Iemand kwam een stukje van een „tin" afknijpen. De machine ging er dóór als door koek! Dat stukje wordt in het laboratorium onderzocht, of de samenstelling wel juist is en geschikt voor het aanmaken van guldens. Dat luistert allemaal heel nauw! We dankten de arbeiders. Ze deden juist een nieuwen voorraad „schroot' in de smelt kroezen. Honderden en honderden rijks daalders, guldens enz. stortten zich hals over kop in het gloeiende ding! Een ambtenaar stond er bij. En blijft er bij staan, tot de massa vloeibaar is! Zóó wil het de Wet! Zelfs het stof, het water, de olie wordt uit de „Hel" als afval verzameld („lavuur") en onderzocht op metaal. Jaarlijks levert dit nog enkel kilo's op!! Het personeel moet op ijzeren roosters het schoeisel afschrappen, ook al wegens dit kostbare stof! Ik keek m'n schoenen na. Maar m'n zolen waren niet verzilverd! „Nu gaan we naar de pletterij!" stelde de ambtenaar voor. Hier stonden zware machines. Ze dreun den van belang! Nu, gedreun hoor ik bij ons op de fabriek ook genoeg! Maar de redac teur kon er niet tegen. „Hoor je niks aan m'n ooren?" vroeg hij. Ik hoorde niks. „Dat is gek! En toch fluiten ze!" De „tinnen" werden hier véél dunner en langer geplet, „gewalst!" Op 't laatst waren ze net zoo lang als ski's! En zoo dunals 'n gulden! Ruim 1,5 millimeter. Maar weten jullie, wat ik vreemd vond? De zilverkleur was er af. Finaal af! Het koperoxyd kreeg de schuld. En de olie uit de „treven!" De reepen als ik het goed verstaan heb noemden ze ze nu: strippen kwamen on der andere machines. Die sloegen er ronde plaatjes uit! Honderden per minuut! Het metaal dat na deze bewerking nog overblijft, komt in het „schroot" terecht, voor den smeltkroes. Zoo nu en dan verhuizen de „strippen" naar een oven om opnieuw ver hit te worden. Dat werkt makkelijker! De „uitgeponste" ronde schijfjes worden machinaal over een metalen rooster ge strooid! Die niet deugen, „kwaad geld", vallen door de zeef en doen voorloopig ver- De Domtoren te Utrecht. der niet meer mee. Die wel deugen worden „geschouwd!" „Is dat nog wel noodig na deze zeefpartij? vroeg de redacteur. „Soms kleven er twee aan mekaar!" legde de arbeider uit. „En dan vallen de slechte munten zéér eendrachtiglijk mee met de goede! Daarom wordt ieder plaatje stuk voor stuk geschouwd!" „Kom maar eens mee, naar de over-look- machine!" noodigde de ambtenaar ons uit. De over-look (spr.: loek) machine dreef een „loopenden band" voort. Op dien band kwamen de uitgeslagen schijfjes aanzetten. Een arbeider tuurde er naar, bij het licht van een sterke lamp. Pik! Ik heb je! n Schijfje met een hoekje d'r af! Pik! Eentje met 'n haast onzichtbare verkleuring! Pik! Weer eentje met een vouwtje aan de op pervlakte!'De band liep en lien. De schijfjes draafden elkaar na als paardjes in den mallemolen. Aan de andere zijde kwamen ze met deri onderkant naar boven te liggen. Daar zat óók 'n arbeider te turen! Natuur lijk! Iedere munt heeft toch haar keerzijde! „Hoe lang zit u naar die schijfjes te turen?" vroeg de redacteur. „Acht uur op 'n dag!" luidde het ant woord. „Met korte tusschenpoozen". „Deze arbeider doet mij leed!" zei hij later tegen me. „Is dit iets voor een mensch, dat getuur op al die eendere dingen? Leert zoo'n man nog iets? Stemt het hem tot hoo- gere gedachten? Wat lijkt mij dat moeilijk, iederen dag opnieuw, duizenden, duizenden schijfjes aan je oogen voorbij te zien trek ken! En hoeveel zou hij er aan het einde der week krijgen? Maar ja, het moet ge daan worden!" Wat mij opviel, was de geweldige bedrij vigheid aan „de Munt" „Is er zooveel behoefte aan munten?" vroeg ik den ons begeleidenden ambtenaar. „Vooral in dézen tijd! De guldens gaan haast warm de deur uit! Ook Indië vraagt veel We kunnen het amper bijsloffen! De „Hel" brandt van 's morgens zes tot 's avonds toen!" We gingen naar een andere afdeeling, het „Blanchiment" (blan-sjie-ment; blanchir schoon wasschen, wit maken). Je zoudt het de Wasscherij-der-munten kunnen noemen! De zilveren grauw en dof! kwamen in rondwentelende, open ketels. In die ketels hadden ze zwavelzuur gedaan met perman- gaan. Wit als melk verlieten de munten deze „blancheer-tonnen!" 'n Prachtig gezicht! Nu nog even gedroogd o.a. in zaagsel drooggewreven in een groote droogpan en dan.naar de machine voor het rand schrift! „God zij met ons!" De eerste letters op de blinkende schijfjes! „Wat is dat daar voor een toestel?" „Dat weegt de munten, bij groote hoeveel heden tegelijk! Alles machinaal! We kunnen natuurlijk niet gulden na gulden wegen! Kwamen we tijd tekort! Maar nu gaan we naar de zaal, die van deze schijfjes guldens maakt!" (rijksdaalders, centen enz., dat snappen jullie vanzelf wel!) De opzichter liet ons binnen. „Is dat doctor Faust?" vroeg de redac teur schertsend! Faust was de onzalige doc tor, die bij Karei van Gelder in de gunst wou komen en zeide, dat hij goud kon maken! Hij sloeg tooverkasteelen zoo maar uit den grond! En deed „witte en blaauwe druyven" opdoemen midden in den winter! (Dit heeft de redacteur me later verteld. Op de ambachtsschool hoor je dat niet! Henri!) De opzichter van de Muntzaal leek in niets op den zwartkunstenaar met zijn dui- velsche hulp, vliegende tapijten, zwarte keeshonden Sunny houdt alleen van witte! en andere rariteiten! Hij was een zéér precies en op de kleinste afwijkingen lettend ambtenaar! „Rommel gaat de Munt niet uit, meneer!" hoorde ik hem zeggen. „Dat is voor mij gewetens zaak!" Er stonden zes en twintig muntpersen. Stempels drukten in de zilveren plaatjes wat er op behoort te staan. Tientallen van deze stempels stonden in een goed-bewaakte kast. „Ze zijn haast belangrijker dan de munten zelf!" zei de opzichter. „Wie zoo'n stempel weet te bemachtigen, zou zelf munten kunnen gaan slaan! En het Munt recht heeft alléén de Staat!" De stempel- afdeeling der Munt is dan ook niet te be zichtigen. De machines hamerden de stempels in de zilveren plaatjes. Als een blanke stroom vielen zij in emmers. Die emmers werden weer uitgegooid in trechters. Door de trech ters raakten 'ze op den loopenden band. Ook hier twee arbeiders aan 't schouwen. Als maar turen, turen, turen. „Kwaad geld" luidde het opschrift op een emmer. Met onze ongeoefende oogen konden wij haast geen ..kwaad" zien. Soms bestond dit alleen maar uit 'n vlekje. Maar er waren ook guldens „met 'n pet!" Haast dubbel gevouwen onder het inpersen! „Rommel gaat de Munt niet uit!" Sommige hadden te scherpe opstaande randen, enz.! Nu nog even naar de loods met de tonne tjes! Elk tonnetje bevat 20.000!! In machi naal getelde en nagewogen zakjes met 500, of 200 riksen! Een vermogen stond hier op getast, verzegeld en wel. „Voor de banken en de postkantoren!", verklaarde de vrien delijke ambtenaar. Hij toonde ons nog de prachtige biblio theek, met haar oude boeken en de geschil derde portretten van vroegere directeuren („Muntmeesters"). Ook het penning-kabi net, waar misschien alle muntsoorten van de wereld worden verzameld. Toen moesten wij afscheid nemen! De trein wacht nu eenmaal niet! We hebben een pracht-middag gehad en ik hoop, dat jullie het interessant gevonden hebben! Sunny luisterde tenminste met alle aandacht! Zwarte Piet. 1 Z(uid); 2 kwè!; 3 naald; 4 schriel; 5 schateren; 6 schoeners; 7 klepels; 8 griet; 9 den; 10 't. Oplossing van het Sinterklaasprijs-kruis- woordraadsel. VERTICAAL. (Varianten geoorloofd) 1. do 51. ieder. 2. robber. 52. bode. 5. huls. 53. onzin. 6. ui. 54. er. 11 hobo. 55. da. 13. neder. 56. rede. 15. lama. 57. eeuw. 17. barst. 58. eert. 23. pen. 59. nar. i!5. raak. 60. slap. 32. hötel. 61. ijzer. 40. ze 62. spit. 43. na. 63. ijdel. 44 ge. 64. salie. 45. kaffer. 65. odeur. 46. Sinterklaas. 66. Irene. 47. noen. 67. Alie. 48. br. 68. deur. 49. toer. 69. dm. 50. waar. HORIZONTAAL. (Varianten geoorloofd). 1. dag. 22. eer. 2. To. 23. papier. 3. e.k. 24. resten. 4. brief. 25. re. 5. heetten. 26. nu. 6. uur. 27. rt. 7. rob. 28. as. 8. stil. 29. anijs. 9. erg. 30. wol. 10. erwt. 31. zit. 11. hl. 32. harp. 12. si. 33. das. 13. n.n. 34. dader. 14. Ab. 35. bol. 15. Leo. 36. keel. 16. Eelde. 37. peperen 17. bar. 38. tint. 18. Baarn. 39. lid. 19. draad. 40. zee. 20. arend. 41. emir. 21. zee. 42. egel. De belangstelling is gewoonweg enorm ge weest! Wij rekenen er op volgende week den uit slag te kunnen plaatsen met de namen der gelukkige winnaars. „Koko!" zei tante Stijntje. „Haal 'ns voor 'n kwartje okkernoten daar bij dien koopman, op den hoek van de straat!" „Graag, tante!" Ze zaten met z'n tweetjes in de kamer. Het was miezerig weer. Echt weer om ge zellig 'n paar noten te kraken! Koko was gauw terug. Hij zette den zak met de veelbelovende dingen op tafel. Krak! deed de sterke vuist van Stijntje. „'n Looze, Koko!" Krak! deed de notenkraker van Koko! ,,'n Looze, tante!" Tante en neef bekeken de looze noten van binnen. Er zaten van die dorre, bruine vliesjes in. Anders niet! Nu, dat gebeurt wel meer, zelfs al haal je ze in een grooten winkel in plaats van op den hoek van de straat aan 'n karretje. „Wéér 'n looze!" klaagde Stijn! „Idem, hetzelfde!" vervolgde Koko! Van de tien waren er zeven loos! Dat was te gek! „Nou, jij laat je óók wat in je handen stoppen, suffie!" plaagde Stijntje. „Ik had je voor slimmer aangezien!" „Gaat u ze voortaan dan koopen, tante, en kruip d'r stuk voor stuk in om te zien of ze goed benne!" troefde Koko terug, 't Idee alléén! Een dame van den omvang van tante Stijntje rondkruipend in 'n okker noot. „Neen de looze mee en ga ze ruilen voor je straf!" „Best, tante!" Koko naar het karretje. De koopman schonk nauwelijks aandacht aan zijn recht matige grieven. „Kan ik het helpen? Ik kan kwalijk door de schil heenkijken! Maak dat je weg komt, snotneus! En anders zal ik je!" „Geef me vier goeie voor de zeven looze. Dan zal ik aan je vriendelijk verzoek vol doen!" betoogde Koko. Nu deed de man een uitval naar hem met een end hout. Koko achtte het beter eenigen afstand te scheppen. Daar zag hij een wagen van de gemeente-reiniging staan, 'n Water reservoir en daaronder een zandbak. Dit bracht hem op een idee. Hij zou het buik spreken weer eens te hulp roepen! „Geef dien jongen goeie noten in plaats van looze!" klonk het uit het reservoir. De koopman keek verbluft op. Aan Koko merkte hij niets. Er scheen iemand in de watertank te zitten. Maar hoe kón dat? „Geef dien jongen goeie noten in plaats van looze, leelijke afzetter!" klonk het weer van den kant der tank. „Gauw 'n beetje! Anders zal ik je een opdoffer geven, dat je een maand rust moet nemen, gemeene bedrieger!" Dit liet de koopman, zich niet zeggen. Vol woede diep hij naar de tank. Hij tilde het deksel op. Tot zijn verwondering zag hij niets dan water! Maar wie had dan tegen hem gesproken? Om zich te wreken draaide hij 'n kraan open. 'n Straal water liep tap pelings in den zandbak. Dadelijk daarop sprong er een landlooper uit. Landloopers en waschwater zijn doodsvijanden, dat wee! de heele wereld. Koko lachte zich 'n kriek! „Gun je een fatsoenlijk mensch z'n slaapje niet in 'n gemeente-wagen?" bulderde de kerel en sprong op straat. „Wie heeft dat gedaan?" Koko wees op den koopman. De landloo per nam 't bundeltje, dat zijn heele hebben enhouden bevatte, waaronder 'n groene flesch natuurlijk! Met een daverenden slag kwam het op 't koopmans verschoten kaas- bolletje neer! „Ik zal je leeren een fatsoen lijk mensch z'n rust niet te gunnen, akelige meelbuik!'!' De hoed schoot den venter over de ooren. Nóg 'n slag! De hoed scheurde open en liet 's koopmans kalen knikker 'n luchtje schep pen! Half versuft zeeg hij op den rand van de stoep. Nóóit zou hij van z'n leven een zwerver meer met water lastig vallen! Juist op dat oogenblik kwam de koetsier "an de tank het café uit. De landlooper maakte beenen! „Wie heeft de kraan van de tank open gezet?" vroeg hjj met dreigende stem. Koko ..Wie heeft de kraan van de tank open gezet vroeg hij met dreigende stem. wees naar recht en billijkheid den koopman als den bedrijver dezer snoode daad aan! Tot overmaat van ramp doemde er ook nog u diender op, in volle wapenrusting! „Deze venter hier verspilt het gemeente lijke leidingwater, agent!" verklapte de koet sier. De diender zorgde oogenblikkelijk voor ambts-plooien in zijn gezicht. Hij haalde een zakboekje te voorschijn. „Hoe kómt U daar bij, koopman?" „Ik ben niet begonnen, agent!" „Wie dan?" „Die aap van 'n jongen daar! Hij zocht ruzie over zeven looze okkernoten! En ik wou er geen goeie voor teruggeven!" „Dat is erg dom van je, koopman! Want daardoor is de ellende begonnen! Geef gauw zeven goeie terug! Dan zullen we er verder geen werk van maken!" De koopman deed n greep en plofte een zak vol noten, blij, dat alles met 'n sisser afliep! „Pak an apekop. en iaat ik je niet tus- •cher m'n vingers krijgen!" „Zeg dat tegen den landlooper, baas! Die heeft je gegeven wat je toekwam!" Koko haastte zich naar huis, waar tante Stijntje vol ongeduld had zitten wachten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1939 | | pagina 1