TWEEDE KAMER AANVAARDT
WATERSTAAT.
O'
Ha
V 1
Een avontuurlijke reis naar de ontoegankelijke oerwouden van Afrika.
k. i\
N
!rV-
ZATERDAG 10 DECEMBER 1939
VERKEERSFONDS EN
MIJNWEZEN.
Avondvergadering van Donderdag
14 December.
NEDERLAND-AMERIKA
DOOR DE LUCHT
Vergadering van Vrijdag
15 December.
V A, 1 i .r
Yv A
ik; iV:
-.» - -;<y
N
«y- :\a
(WORDT VERVOLGD).
ST. FRANCISCUS-VOLKS-
TOONEEL.
Marie kom naar huis. Vader.
^DERVERKOOP VAN ROGGEBROOD
nE
SUIKERCAMPAGNE
GEËINDIGD.
COL.EECTR1CES STAATSLOTERIJ.
BIJ EEN AANRIJDING GEDOOD.
zoo groot mogelijke zorg voor de Zondags
rust behoort wel degelijk tot haar taak. Over
de practische toepassing in ons gemengde
land kan inderdaad verschil van meening be
staan, maar de Zondag is een zoo geweldig
maatschappelijk goed, dat alleen reeds op
dien grond het niet aangaat te betoogen: laat
rijden, wat rijden wil en thuis blijven, wie
dat verkiest. Zoo zou men ook de naakt-
looperij kunnen verdedigen met de opmer
king, dat wie er zich aan ergeren, maar niet
op straat moeten komen met het gevolg, dat
de heer Ter Laan en andere fatsoenlijke lie
den zich met hun kinderen konden opsluiten
om vrij baan te laten aan de nudisten.
IN de voortgezette avondvergade
ring aanvaardde de Kamer de
begrooting van Waterstaat, die 44
millioen bedraagt. Tegelijk behan
delde zij goeddeels de begrooting van
het Verkeersfonds, die 63 millioen
beloopt, benevens die van het bedrijf
der Staatsmijnen, waaruit het Rijk
over 1940 een bate van vier millioen
ontvangt.
Minister Albarda, die een vlot spreker en
een ervaren parlementariër is, verstaat de
kunst heldere Memories van Antwoord te
schrijven en zich in de gedachten-wisseling
bondig en klaar uit te drukken. Hij blijft
de ingenieur, die van doorzichtige beschou
wingen houdt en, hoewel gevoel hem verre
van vreemd is, domineert het verstand, dat
rekent met feiten en cijfers.
De vervoers-coördinatie zet de minister
door. Al wil hij daarover pas uitvoerig spre
ken bij het op komst zijnde wetsontwerp,
reeds wees hij er op, dat ordening vooral
op dit terrein noodig zal zijn, als bij't einde
van de mobilisatie het vervoersaanbod de
vraag vermoedelijk weer verre zal over
treffen. De minister is niet outrance voor
ordening onder overheidsleiding, maar het
vervoer raakt zoo rechtstreeks het algemeen
belang en bovendien staat de Overheid hier
voor een nog zeer ongeorganiseerd bedrijf,
dat zij wel vrij sterke leiding moet geven.
In geen geval wil ir. Albarda weten van
een tegenstelling tusschen spoor- en auto
verkeer. Weliswaar hebben nu de autorijders
't gevoel te moeten opkomen voor de spoor-
tekorten, maar vooreerst loopt dit tekort in
het is over 1939 reeds van 19 tot 17Va
millioen gedaald en vervolgens is het niet
uitgesloten dat de tijd komt, dat krachtens
het beginsel van 't Verkeersfonds de Spoor
wegen op hun beurt moeten betalen voor
andere takken van vervoer. Dit lijkt ons
echter theorie; de practijk zal dan wel zijn,
dat de Staat noodlijdende bedrijven op een
of andere wijze subsidieert. Laat ons voor-
loopig hopen, dat de autolasten eens verlicht I onverbeterlijk is. Hoe zou dit kunneff in een
worden, als 'het Spoor erin slaagt, zijn te- reusachtig, maar betrekkelijk, jong en boven-
kort weg te werken, een streven, dat haar dien door de conjunctuur ook kwetsbaar be-
directie najaagt naast een behartiging van de drijf als dat der kolenproductie. Zoo heeft de
personeelsbelangen, welke pater Beaufort heer Hermans als deskundig veteraan nog
Het mijnwezen heeft altijd intense belang
stelling in de Kamer. Dit is geen wonder,
daar het hier een bedrijf betreft, waarvan de
economische beteekenis zelfs die van de
scheepvaart ging overtreffen. Bovendien zijn,
zooals de heer Hermans zeide, de mijnen al
lerbelangrijkst geworden door het feit, dat zij
nu de geheele eigen kolenbehoefte van ons
land kunnen dekken.
De eerste soc. dem. minster, onder wien het
mijnwezen ressorteert, poneert als onbetwist
bare stelling de waarheid, dat het Nederland-
sche mijnbedrijf de vergelijking met de bui-
tenlandsche bedrijven glansrijk kan door
staan. Dit mag jhr. van der Goes van Naters
onthouden. Want, hoewel wij kunnen begrij
pen, dat hij gaarne ook de sociaal-democra
tische richting in den Mijnraad vertegen
woordigd zou zien en over het algemeen meer
met die richting (d.w.z. de socialistische,
waarmee de heer v. d. Goes de „moderne"
vakbeweging terecht identificeert) in het
mijnbedrijf zou willen zien gerekend, staat
uit de verklaring van den minister zelf vast,
dat het niet de socialistische richting is ge
weest, welke* de sociaal-gunstige positie in de
mijnstreek geschapen heeft. Het blijft een
historisch,feit, dat het nier vooral de katho
lieke invloed is geweest Nolens' naam al
leen reeds spreekt boekdeelen die ook op
sociaal terrein gunstig heeft gewerkt. Jhr.
Ruijs de Beerenbrouck zette een goede tra
ditie mede voort, toen hij in een belangwek
kend betoog 's ministers aandacht vroeg en
verkreeg voor de mogelijkheid kleinen lieden,
die mijnschade lijden, het procedeeren te
helpen vergemakkelijken door de aanstelling
'op rijkskosten van een tweetal deskundigen,
die voor gerechten kunnen adviseeren, om
dat juist die deskundige rapporten de overi
gens toch al dure schadevergoedingsproce
dures zoo kostbaar maken.
De relatief zeer goede sociale toestanden
in ons nationale mijnbedrijf beteekenen
uiteraard niet, dat hier nu letterlijk alles
rlük
ïen ir
prijst. Deze blijft echter zuchten over de
overwegen in de steden. Als afschrikwek
kend voorbeeld wees mr. Beaufort op Lei
den, waar tusschen acht uur des morgens
en acht uur des avonds de boomen van den
overweg bij het station niet minder dan een
90 maal per dag, dat is ongeveer vijf uur
gesloten zijn. Hier zou, meende pater Beau
fort, het Rijk via Werkfondscrediet kunnen
helpen door subsidiën binnen het kader van
aldus bespaarde werkloosheidskosten. Het
ware zowel economisch als sociaal verant
woord.
Wat er in dit voorstel voor de openbare
financiën aan gevaar kan steken, als daar
door in haarden der werkloosheid meer ar
beid kan worden betaald in plaats dat er
steun wordt uitgekeerd, hebben wij niet
kunnen opmaken uit de rede van den heer
Zijlstra, die pater Beaufort's oplossing niet
als regel aanvaard wilde zien. Het was toch
ook dr. Colijn, die in 1932 op zijn grooten
verkiezingsveldtocht de mede door ons har
telijk beaamde leuze aanhief; „Liever twee
gulden voor werk dan één gulden voor
steun". Zóó denken wij er nog over en ver
moedelijk minister Albarda ook.
Dat deze, die van oordeel is, dat er in
Nederland voorloopig nog genoeg werk te
doen valtj zooveel mogelijk openbare wer
ken wil uitvoeren, behoeft men van den
mede-ontwerper van het „Plan van den Ar
beid" niet te betwijfelen. Zooals het voor
den onbevooroordeeiden buitenstaander ook
geen lang betoog behoeft, dat de huidige om
standigheden uitvoering van schoone plan
nen onverwacht kunnen belemmeren. De
heer Albarda kan nog geen ijzer maken en
zonder ijzer zal hij geen bruggen kunnen
laten bouwen. En al is hij ingenieur, de
kunst om cement jarenlang te bewaren, vond
hij ook nog niet uit, een omstandigheid, die
bouwerij van tunnels kan belemmeren, maar
ons dan misschien aan waterwerken 1""
zetten.
Dat'de minister zakelijk het mogelijke wil
doen op zijn terrein, voorzoover hij initiatief
nemen kan dit kan bijv. niet bij inpol
deringen bleek uit zijn antwoord aan de
heeren Sweens en Ebels die beiden op war
me wijze het pleit voerden voor de verbe
tering van de binnenscheenvaartwegen in
West-Brabant. Hier wil Waterstaat hard
meewerken, maar ten aanzien van de haven
van Bergen op Zoom wacht men nog op de
eindvoorstellen van het provinciale bestuur
van Brabant. Ook de verbinding van de
Vliet met genoemde naven, ofschoon het
vorig jaar nog door de commissie-v. Rijcke-
vorsel oneconomisch verklaard, is nog voor
werp van onderzoek van Waterstaat.
Wat de Spoorwegen betreft, is duidelijk
dat de minister inzake de ioonen van het
personeel zich wel mede moet beraden met
zijn ambtgenooten, omdat de consequenties
op breeder terrein niet uitblijven, vooral
als verhooging van loonen wordt verdedigd
met 's heeren Van Braambeek's stelling, dat
het spoorwegpersoneel eigenlijk rijksperso
neel is. Voert men hier verhooging in, dan
zullen de andere takken van dienst onver
biddelijk moeten volgen en dat is uiteraard
een xaak, waaraan het heele kabinet te pas
zal moeten komen. In ander verband is van
avond wederom de idee van de glijdende
loonschaal geopperd, hetgeen een heel sim
pele oplossing lijkt net als glijdende pen
sioenen maar die in de practijk minder
gemakkelijk is, omdat, zooals de minister
van Sociale Zaken reeds opmerkte, het om
hoog glijden altijd lichter gaat dan de tocht
naar omlaag.
Dat deze minister de Zondagstreinen ver
bieden zal, zooals dominee Zandt vraagt* of
ze zoo beperken als de heer Duymaer wil,
zullen de vragers zelf met verwachten Maar
de heer Ter Laan, die met warm kloppend
locaal hart voor de verbetering van de spoor
wegtoestanden rond en in Rotterdam pleitte,
moet niet het simplistische argument gebrui
ken, dat men de menschen vrij moet laten.
De Overheid tast de vrijheid wel meer aan,
ait het e1 gemeen welzijn dit vordert en een
eens gewezen op de noodzaak, van directie-
wege wederom het pensioenfonds te verster
ken, in verband met de exorbitante risico's
aie dit fonds nu eenmaal te dragen heeft ten
gevolge van de uitzonderlijk vroege invalidi
teit der mijnwerkers. Deze mijnwerkers kun
nen ook door het scheppen van nieuwe werk
gelegenheid worden geholpen en naast hen
hebben ook de mijnbeambten op een rechts
positie aanspraak.
Met den heer Hermans was de minister
het in groote lijnen eens. diens advies, ook
de psycho-techniek in te schakelen bij het
in gang zijnde onderzoek naar het arbeids-
tempo in de mijnen, nam hij over maar
's heeren v. d. Goes' gunstige meening in
zake werktijdverkorting deelde de minister
niet. Ir. Albarda vreesde daarvan kosten-
vermeerdering en productievermindering,
die uiteraard de economische positie ver
zwakken van het mijnbedrijf, dat men niet
blijvend en geheel los kan denken van de
internationale markt, mede in verband met
de particuliere mijnen. Het was bepaald tref
fend, de overeenkomst te constateeren in de
redevoeringen, waarmee zoowel de Stalinis
tische als nationaal-socialistische spreker
den minister te lijf gingen. Voor beiden is
de heer Albarda een volbloed liberaal en
kapitalist. Het ware socialisme is bij den
heer Wijnkoop, wien niets te dol is wat
niet kan, moet toch, zei hij vanavond uit
drukkelijk en bij den nat. soc. spreker,
die zoo vriendelijk was te verklaren, dat
loontoeslagen mede dienden om het be
staansrecht van de vakvereenigingsbonzen
te bewijzen, terwijl hij tevens verzekerde,
dat de Staatspartij in Limburg veel te veel
vrijheden heeft. Wie in de redevoeringen
der beide sprekers de woorden communis
tisch en nationaal-socialistisch verandert, zal
met geen mogelijkheid kunnen zeggen, of
de vertegenwoordiger van den heer Mus-
sert of die van Moskou aan het woord was.
Laat ons hopen, dat de minister gelijk heeft,
als hij zegt, dat de Nederlandsche arbeiders
toch te ontwikkeld zijn, dan dat redevoerin
gen van deze soort hen kunnen beinvloeden.
i NDER het Verkeersfonds vallen
spoor- en tramwegen, autobussen,
waterwegen en scheepvaart, land
wegen en luchtvaart, benevens o.a.
het toezicht op het vervoer van ont
plofbare stoffen
De lezer begrijpt dus, dat hier nog al wat
onderwerpen aangeroerd kunnen worden
zonder dat het sensationeel wordt. Misschien
mag het bijna sensationeel heeten, dat minis
ter Albarda meedeelde, hoe men zoowaar een
vaste verbinding met Nederlandsche vlieg
tuigen naar Amerika aan het voorbereiden is.
Dat is heel mooi, zooals het óók mooi is,
dat de heer Albarda met alle kracht de
Nederlandsche vliegtuigindustrie wil helpen
bevorderen en er niet tegen op ziet, met dit
doel pur sang protectionistische politiek te
voeren door rechtstreekschen staatssteun en
financieele rijkssubsidie aan die industrie te
verleenen. De soc.-dem. minister behoeft zich
daarvoor niet te schamen. Hij bevindt zich
in het goede gezelschap van wijlen Adam
Smith himself, die de Act of Navigation
immers „de wijste van alle Engelsche han
delsbepalingen" noemde vanwege het belang,
dat Engeland bij scheepvaart en scheepsbouw
had. Als Nederland er in slaagt ir. Albarda's
ideaal te bereiken, dus een sterke vlieg
machine-industrie te bouwen, óók met staats
steun, dus door protectie, zal het daarmee
ruimer kapitaalsinvesteering in ons land mo
gelijk maken. Doch daarmee zakt tevens de
basis van de heele oude vrijhandelsleer red
deloos in elkaar, zooals iedereen weet, die
ooit de moeite deed Ricdrdo en Mill werkelijk
te lezen. Want de heele klassieke vrijhandels-
leer gaat uit van de veronderstelling, dat de
menschen liever in eigen land investeeren
dan hun geld exporteeren, een hypothese,
die, als men haar eenmaal goed begrepen
heeft en vergelijkt met de werkelijkheid in
Nederland, het begrip van de leer van den
vrijen, eenzijdigen invoer alleen maar goed
verduidelijkt. Enfin, het is de schuld van ir.
Albarda, dat hij ons over zijn zoo aanneme
lijk klinkende houding tegenover de vlieg
tuigindustrie liet napeinzen. Maar wat moet
er omgaan in zulk vroom vrijhandelaarshart
als dat van den heei Van der Waerden, die
in jonge jaren het geloof in religieuse dogma's
ruilde voor een saecularistisehe dogmatiek,
welke hij nu zelf nog geheel verlaten ziet
Zonder nu direct op een standbeeld naast
Herman Boerhaave te rekenen deze ging
net een jaar te vroeg dood om den eersten
spoorweg te kunnen zien mag pater Beau
fort reeds op den dank van de Leienaars
rekenen, omdat hij hen misschien wat vlugger
van dien ellendigen overweg afhelpt. Er is
een plan van vier millioen in voorbereiding
en als pater Beaufort nu eens met minister
v. d. Tempel gaat praten, opdat deze ir.
Albarda mede aan geld helpt, is te Leiden
wellicht spoedig het langste leed geleden.
Maar voor den katholieken afgevaardigde te
Leiden wordt het dan Leiden in last. Hij zal
een nationale figuur worden tot wie de armen
van duizenden, die dagelijks in Noord en Zuid
voor overwegen staan, zich zullen uitstrek
ken. Dat is nu eenmaal de vloek van den
roem en het zij in één zin gezegd het
gevolg van het feit, dat onze voorvaderen,
die de spoorwegen op de grenzen van de
gemeenten legden, op geen nieuwe wijken
hebben gerekend, die van raakpunten in de
cirkels snijpunten maakten. In elk geval is
ir. Albarda's principieel voor pater Beauforts
nu geboden oplossing en dat is van beteekenis.
Dat de heeren Zandt en Duymaer van
minister Albarda niet gedaan krijgen, op
Zondag practisch alle treinverkeer stop te
zetten, is duidelijk. Dominee Zandt wil zelfs
alle verkeer ook op den weg verbieden.
Zooiets is in Nederland noch uitvoerbaar
noch gewenscht. Men kan voor zoo grool
mogelijke Zondagsrust en tegien onnoodig
verkeer zijn, dat anderen tot arbeiden op
Zondag dwingt, doch de minister voerde
terecht aan, dat er ook menschen en belangen
zijn, die er aanspraak op mogen maken, des
v-W
De brand bij V. D. te Utrecht. Tijdens het blusschingswerk, dat door de
Utrechtsche brandweer met volle kracht werd ondernomen, kwam de burge
meester van de Domstad, mr. ter Perkwijk, op het terrein van den brand.
Zondags een trein te vinden, die hen ver
plaatst.
Wij behoeven niet te zeggen, dat de heer
Duymaer weer voor de schippers heeft ge
pleit, die zulke zware scheepvaartrechten aan
lagere publiekrechtelijke organen vooral
betalen en dat kanalen in het Noorden de
aandacht hadden, benevens ook de Rotter-
damsche Tramweg Maatschappij, die de heer
Van Braambeek wil vereenigen met de
Rotterdamsche stadstram. Dit soort zaken is
gemeenlijk in studie, in bespreking, in voor
bereiding. Iets anders hebben wij er niet over
gehoord. Slechts helpen wij de Rotterdam
mers hopen, dat de minister lang genoeg
aan het bewind blijft, om hun spoorweg
verlangens te bevredigen. Dan zijn zij spoedig
aan de beurt en. eerlijk gezegd, dat verdient
's lands tweede stad toch ook wel.
Z. h. s. is de Verkeersfondsbegrooting aan
genomen; Zuiderzeesteunfonds- en Wieringer-
meerbegrootingen volgen komende week met
Onderwijs.
Z. H. Exc. de Aartsbisschop van Utrecht
zal de volgende week alleen Woensdag en
Donderdag audiëntie verleenen.
Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem zal
a.s. Dinsdag geen audiëntie verleenen.
Het Geheim van den Ivoren Schat.
--p-M..1'
A -
X' 'v-
•<- ,'V'" -V -'V -
1. Vlak voor hem werd de duisternis
doorboord door twee groene lichten die
leken op de starende oogen van een groote
kat of de vlammende pupillen van een of
ander afschuwelijk monsterlijk gedrocht.
Terwijl hij zijn hart in zijn keel voelde
kloppen, keek René naar de twee oogen.
Ze knipperden niet en bewogen evenmin.
Toen bemerkte René, dat mijnheer Hen
driks en de anderen hem voorzichtig ge
volgd waren en den muur om den hoek
hadden bereikt.
f
C1
f N
V f
1
7
2. „René, waar ben je riep Bep, „Om
den hoek", antwoordde René, terwijl hij
zijn oogen gericht hield op de twee vlam
mende punten voor zich. Plotseling schoot
er een dunne lichtstraal door de duister
nis. Hij keek even om juist lang genoeg
om te zien, dat een van de vrienden een
kleine zaklantaarn bij zich had. Het bleek,
dat Koen zoo verstandig was geweest, zijn
zaklantaarn, in den vorm van een vulpen
houder bij zich te steken. De lantaarn
kwam nu uitstekend van pas.
3. „Koen, laat het licht van je lantaarn
eens op die oogen vallen", zei René. „H-
hemelstotterde Koen verschrikt, toen
hij de twee oogen zag. „W-wat is dat
„Dat wil ik juist te weten zien te
komen", herhaalde René. „Laat je licht
precies tusschen de twee oogen schijnen
als het tenminste oogen zijn".
Koen richtte, hoewel met trillende hand,
zijn lichtstraal op de vlammende oogen.
„Ha, ha, juist zooals ik had gedacht",
mompelde René.
4. „Geef mij je lantaarn eens eve
René ging er mee naar de plek 6
oogen geweest waren en zag, dat he een
soort van kleine doos was, die °P een
richel tegen den rotswand ston De
richel was op ongeveer ooghoogte en voor
dat hij zijn hand naar de doos uitstrekte,
onderzocht hij eerst heel voorzichtig met
de lantaarn de omgeving at- zou im
mers best een soort van valstrik kunnen
zijn, bestemd voor dengene, die het voor
werp van den richel w e halen.
5. Toen hij echter niets verdachts ont
dekte, nam hij de doos in zijn hand. In
het schemerige licht kon René zien, dat er
Arabische letters en teekens op stonden.
Mijnheer Hendriks en Bep hadden ook 't
doodloopende stuk van den gang bereikt
en keken met belangstelling naar René,
die, nadat hij de doos belicht en onder
zocht had, deze van den richel haalde.
„Vader", zei René, „ik geloof, dat ik
wat gevonden heb. Zullen we het mee
nemen naar een plek waar het lichter is
6. Eerst onderzocht mijnheer Hendriks
dit stuk gang, om te kijken of er soms nog
iets van befang was en toen ze allen terug
liepen naar den ingang van de grot,
schaarden ze zich om René, om te zien,
wat hij had gevonden.
„Dat is van Tippoo Tib geweest, vast
en zeker", stelde mijnheer Hendriks vast,
„want zijn naam is met Arabische letters
in het metaal gegrift".
„Het zou me niets verwonderen als de
verloren kaart er in zit", zei René.
7. „Maar wat beteekenen die vlammen
de oogen vroeg Koen.
„O, die", antwoordde René plagend, ter
wijl hij naar Lopez keek, die zich onder de
bewaking van Kazimoto bevond, maar die
zijn zelfbeheersching nu terugvond. „Wat
heb jij gezien, Lopez?
„Ik vroeg Lopez, „ik zag het monster,
dat aangesteld is om te waken over de
kaart van Tippoo Tib ik had het ver
haal van de kaffers gehoord misschien
dat mijn verbeelding mij parten speelde".
8. „Dat vermoed ik ook", antwoordde
René. „Die oogen waren dit". Hij wees
naar twee ronde stukken van een soort
steen of metaal, die op het deksel van de
doos waren aangebracht, omringd dooi
Arabische letters. „Ik vermoed, dat het
stukjes fosforiseerend rotsgesteente zijn
„Of misschien radio-actieve steen zei
mijnheer Hendriks. „Geen enkele inboor
ling had die doos durven aanraken".
„Zullen we de doos nu openmaken",
vroeg René. „O, maar hij is afgesloten".
Men schrijft ons:
Zooals het maandblad „De Stad Gods" be
richtte, heeft Ad. Sassen voor het Volkstoo-
neel van het St. Franciscus-Liefdewerk der
Zusters Augustinessen van St. Monica te
Urecht, een familiespel van Kerstmis ge
schreven, dat onder regie van den schrijver
zal worden opgevoerd. Op 2 Januari heeft de
eerste voorstelling plaats in den Stads
schouwburg te Utrecht.
De jaarlijksche uitvoeringen van het St.
Franciscus-Volkstooneel, die altijd omstreeks
de jaarwisseling worden gegeven, nemen
een geheel eigen plaats in. Het is katholiek
volkstooneel met een onmiskenbaar eigen
karakter, zooals deze tooneelgroep in den
loop der jaren reeds afdoende heeft bewe
zen.
Achtereenvolgens bracht dit Volkstooneel,
dat zich geheel in dienst heeft gesteld van
bovengenoemd Liefdewerk, o.m. de volgende
spelen voor het voetlicht: „Job", „Naar Em-
maüs", „Het meisje met de lucifers". „Het
Spel van Sint Joris", „Vaders Portret", en
dn seizoen een eigentijdsch spel van Kers
mis.
Eisch tot stopzetting van verkoop in
kort geding toegewezen.
De president van de Amsterdamsche recht
bank heeft vonnis gewezen in het kort ge-
'ing, aanhangig gemaakt door de Algemeene
Bakkerij-Commissie tegen een wederverkoo-
per van brood, een marktkoopman» °le op de
markt in de Alb. Cuypstraat te -Amsterdam
roggebrood verkocht, afk°mbllS van een
Groningschen bakker.
De A.B.C. eischte stopz®ttlng van den ver
koop, op grond van het eit, dat de weder-
verkooper een onrec matige daad pleegt,
door het brood te verkoopen, waarvan hij
vol sens pischeres moest weten, dat het hem
met mocht worden geleverd op grond van de
ondernemersovereenkomst op het bakkers
bedrijf, die ten aanzien van Amsterdam 1
Febr. I939 wert* verbindend verklaard en
waarin de heipaling voorkomt, dat niet mag
worden geléverd aan personen, die op 3
Februari 1938 geen wedervenkooper waren.
Gedaagde was op dien datum nog geen we-
derverkooper.
D® President wees de vordering, waarbij
een Verbod werd gervraagd tot verkoop van
het roggebrood van den Groningschen bak-
ker, toe en bepaalde de dwangsom voor
iedere overtreding op 50. De vordering was
naar het oordeel van den president ontvan
kelijk en een principieele bestrijding van de
zijde van gedaagde ontbrak.
Aan (le Coöperatieve ^ntploord".
De bietencampagne aan d, jöp. beetwor
telsuikerfabriek „Dinteloord" is Vrijdag
geëindigd. De campagne heeft daar 10 weken
geduurd en is zonder eenige stagnatie ver-
loopen. Er werden meer dan 300 millioen
k.g. bieten verwerkt.
Bij beschikking van den minister van
Financiën is, met ingang van de 483e Staats
loterij. op haar verzoek eervol otsmg ver
leend aan mevrouw C. G. van der o wed.
J. G. A. Frommann, te Amsterdam, Ult haar
betrekking van collectrice der btaatsloterij
Met'den aanvang der 483e Staatsloterij zijn.
benoemd tot collectrice te Breda mevrouw
A B M Mijjervan 0tten> thans collectrice
te' Sittard' tot collectrice te Amsterdam mevr.
E Frommann—Weller, te Naarden tot col
lectrice te Deventer mevr. C. C. de Langen—
Kramer, te Hengelo (O.) tot collectrice te
Gouda mevr. E. A. Kleber—van der Sloot,
te Amersfoorttot collecteur te Nijmegen
Th. Brouwer, te Arnhem tot collectrice te
Roosendaal mevr. B. L. SchaubSchreine-
macher, te 's-Gravenhage tot collectrice te
Sittard mevr. H. P. M. Th. LangeveldBitter,
te 's-Gravenhage.
Met ingang van 1 Januari 1940 is benoemd
tot collectrice te Apeldoorn mevrouw A. A.
J. de Vignon VandeveideElias, aldaar.
Vrijdagmiddag is in de Gasthuisstraat te
Heerlen door onopgehelderde oorzaak de
14-jarige T. H. uit Kerkrade, die in dienst
was van een firma te Heerlen, met zijn be-
stelfiets in aanraking gekomen met een pas-
seerende vrachtauto, waarop 5 ton steenkolen
waren geladen. De jongen kwam met het
hoofd onder een der achterwielen en was op
slag dood. Volgens ooggetuigen treft dea