TWEEDE KAMER AANVAARDT WATERSTAAT. O' Ha V 1 Een avontuurlijke reis naar de ontoegankelijke oerwouden van Afrika. k. i\ N !rV- ZATERDAG 10 DECEMBER 1939 VERKEERSFONDS EN MIJNWEZEN. Avondvergadering van Donderdag 14 December. NEDERLAND-AMERIKA DOOR DE LUCHT Vergadering van Vrijdag 15 December. V A, 1 i .r Yv A ik; iV: -.» - -;<y N «y- :\a (WORDT VERVOLGD). ST. FRANCISCUS-VOLKS- TOONEEL. Marie kom naar huis. Vader. ^DERVERKOOP VAN ROGGEBROOD nE SUIKERCAMPAGNE GEËINDIGD. COL.EECTR1CES STAATSLOTERIJ. BIJ EEN AANRIJDING GEDOOD. zoo groot mogelijke zorg voor de Zondags rust behoort wel degelijk tot haar taak. Over de practische toepassing in ons gemengde land kan inderdaad verschil van meening be staan, maar de Zondag is een zoo geweldig maatschappelijk goed, dat alleen reeds op dien grond het niet aangaat te betoogen: laat rijden, wat rijden wil en thuis blijven, wie dat verkiest. Zoo zou men ook de naakt- looperij kunnen verdedigen met de opmer king, dat wie er zich aan ergeren, maar niet op straat moeten komen met het gevolg, dat de heer Ter Laan en andere fatsoenlijke lie den zich met hun kinderen konden opsluiten om vrij baan te laten aan de nudisten. IN de voortgezette avondvergade ring aanvaardde de Kamer de begrooting van Waterstaat, die 44 millioen bedraagt. Tegelijk behan delde zij goeddeels de begrooting van het Verkeersfonds, die 63 millioen beloopt, benevens die van het bedrijf der Staatsmijnen, waaruit het Rijk over 1940 een bate van vier millioen ontvangt. Minister Albarda, die een vlot spreker en een ervaren parlementariër is, verstaat de kunst heldere Memories van Antwoord te schrijven en zich in de gedachten-wisseling bondig en klaar uit te drukken. Hij blijft de ingenieur, die van doorzichtige beschou wingen houdt en, hoewel gevoel hem verre van vreemd is, domineert het verstand, dat rekent met feiten en cijfers. De vervoers-coördinatie zet de minister door. Al wil hij daarover pas uitvoerig spre ken bij het op komst zijnde wetsontwerp, reeds wees hij er op, dat ordening vooral op dit terrein noodig zal zijn, als bij't einde van de mobilisatie het vervoersaanbod de vraag vermoedelijk weer verre zal over treffen. De minister is niet outrance voor ordening onder overheidsleiding, maar het vervoer raakt zoo rechtstreeks het algemeen belang en bovendien staat de Overheid hier voor een nog zeer ongeorganiseerd bedrijf, dat zij wel vrij sterke leiding moet geven. In geen geval wil ir. Albarda weten van een tegenstelling tusschen spoor- en auto verkeer. Weliswaar hebben nu de autorijders 't gevoel te moeten opkomen voor de spoor- tekorten, maar vooreerst loopt dit tekort in het is over 1939 reeds van 19 tot 17Va millioen gedaald en vervolgens is het niet uitgesloten dat de tijd komt, dat krachtens het beginsel van 't Verkeersfonds de Spoor wegen op hun beurt moeten betalen voor andere takken van vervoer. Dit lijkt ons echter theorie; de practijk zal dan wel zijn, dat de Staat noodlijdende bedrijven op een of andere wijze subsidieert. Laat ons voor- loopig hopen, dat de autolasten eens verlicht I onverbeterlijk is. Hoe zou dit kunneff in een worden, als 'het Spoor erin slaagt, zijn te- reusachtig, maar betrekkelijk, jong en boven- kort weg te werken, een streven, dat haar dien door de conjunctuur ook kwetsbaar be- directie najaagt naast een behartiging van de drijf als dat der kolenproductie. Zoo heeft de personeelsbelangen, welke pater Beaufort heer Hermans als deskundig veteraan nog Het mijnwezen heeft altijd intense belang stelling in de Kamer. Dit is geen wonder, daar het hier een bedrijf betreft, waarvan de economische beteekenis zelfs die van de scheepvaart ging overtreffen. Bovendien zijn, zooals de heer Hermans zeide, de mijnen al lerbelangrijkst geworden door het feit, dat zij nu de geheele eigen kolenbehoefte van ons land kunnen dekken. De eerste soc. dem. minster, onder wien het mijnwezen ressorteert, poneert als onbetwist bare stelling de waarheid, dat het Nederland- sche mijnbedrijf de vergelijking met de bui- tenlandsche bedrijven glansrijk kan door staan. Dit mag jhr. van der Goes van Naters onthouden. Want, hoewel wij kunnen begrij pen, dat hij gaarne ook de sociaal-democra tische richting in den Mijnraad vertegen woordigd zou zien en over het algemeen meer met die richting (d.w.z. de socialistische, waarmee de heer v. d. Goes de „moderne" vakbeweging terecht identificeert) in het mijnbedrijf zou willen zien gerekend, staat uit de verklaring van den minister zelf vast, dat het niet de socialistische richting is ge weest, welke* de sociaal-gunstige positie in de mijnstreek geschapen heeft. Het blijft een historisch,feit, dat het nier vooral de katho lieke invloed is geweest Nolens' naam al leen reeds spreekt boekdeelen die ook op sociaal terrein gunstig heeft gewerkt. Jhr. Ruijs de Beerenbrouck zette een goede tra ditie mede voort, toen hij in een belangwek kend betoog 's ministers aandacht vroeg en verkreeg voor de mogelijkheid kleinen lieden, die mijnschade lijden, het procedeeren te helpen vergemakkelijken door de aanstelling 'op rijkskosten van een tweetal deskundigen, die voor gerechten kunnen adviseeren, om dat juist die deskundige rapporten de overi gens toch al dure schadevergoedingsproce dures zoo kostbaar maken. De relatief zeer goede sociale toestanden in ons nationale mijnbedrijf beteekenen uiteraard niet, dat hier nu letterlijk alles rlük ïen ir prijst. Deze blijft echter zuchten over de overwegen in de steden. Als afschrikwek kend voorbeeld wees mr. Beaufort op Lei den, waar tusschen acht uur des morgens en acht uur des avonds de boomen van den overweg bij het station niet minder dan een 90 maal per dag, dat is ongeveer vijf uur gesloten zijn. Hier zou, meende pater Beau fort, het Rijk via Werkfondscrediet kunnen helpen door subsidiën binnen het kader van aldus bespaarde werkloosheidskosten. Het ware zowel economisch als sociaal verant woord. Wat er in dit voorstel voor de openbare financiën aan gevaar kan steken, als daar door in haarden der werkloosheid meer ar beid kan worden betaald in plaats dat er steun wordt uitgekeerd, hebben wij niet kunnen opmaken uit de rede van den heer Zijlstra, die pater Beaufort's oplossing niet als regel aanvaard wilde zien. Het was toch ook dr. Colijn, die in 1932 op zijn grooten verkiezingsveldtocht de mede door ons har telijk beaamde leuze aanhief; „Liever twee gulden voor werk dan één gulden voor steun". Zóó denken wij er nog over en ver moedelijk minister Albarda ook. Dat deze, die van oordeel is, dat er in Nederland voorloopig nog genoeg werk te doen valtj zooveel mogelijk openbare wer ken wil uitvoeren, behoeft men van den mede-ontwerper van het „Plan van den Ar beid" niet te betwijfelen. Zooals het voor den onbevooroordeeiden buitenstaander ook geen lang betoog behoeft, dat de huidige om standigheden uitvoering van schoone plan nen onverwacht kunnen belemmeren. De heer Albarda kan nog geen ijzer maken en zonder ijzer zal hij geen bruggen kunnen laten bouwen. En al is hij ingenieur, de kunst om cement jarenlang te bewaren, vond hij ook nog niet uit, een omstandigheid, die bouwerij van tunnels kan belemmeren, maar ons dan misschien aan waterwerken 1"" zetten. Dat'de minister zakelijk het mogelijke wil doen op zijn terrein, voorzoover hij initiatief nemen kan dit kan bijv. niet bij inpol deringen bleek uit zijn antwoord aan de heeren Sweens en Ebels die beiden op war me wijze het pleit voerden voor de verbe tering van de binnenscheenvaartwegen in West-Brabant. Hier wil Waterstaat hard meewerken, maar ten aanzien van de haven van Bergen op Zoom wacht men nog op de eindvoorstellen van het provinciale bestuur van Brabant. Ook de verbinding van de Vliet met genoemde naven, ofschoon het vorig jaar nog door de commissie-v. Rijcke- vorsel oneconomisch verklaard, is nog voor werp van onderzoek van Waterstaat. Wat de Spoorwegen betreft, is duidelijk dat de minister inzake de ioonen van het personeel zich wel mede moet beraden met zijn ambtgenooten, omdat de consequenties op breeder terrein niet uitblijven, vooral als verhooging van loonen wordt verdedigd met 's heeren Van Braambeek's stelling, dat het spoorwegpersoneel eigenlijk rijksperso neel is. Voert men hier verhooging in, dan zullen de andere takken van dienst onver biddelijk moeten volgen en dat is uiteraard een xaak, waaraan het heele kabinet te pas zal moeten komen. In ander verband is van avond wederom de idee van de glijdende loonschaal geopperd, hetgeen een heel sim pele oplossing lijkt net als glijdende pen sioenen maar die in de practijk minder gemakkelijk is, omdat, zooals de minister van Sociale Zaken reeds opmerkte, het om hoog glijden altijd lichter gaat dan de tocht naar omlaag. Dat deze minister de Zondagstreinen ver bieden zal, zooals dominee Zandt vraagt* of ze zoo beperken als de heer Duymaer wil, zullen de vragers zelf met verwachten Maar de heer Ter Laan, die met warm kloppend locaal hart voor de verbetering van de spoor wegtoestanden rond en in Rotterdam pleitte, moet niet het simplistische argument gebrui ken, dat men de menschen vrij moet laten. De Overheid tast de vrijheid wel meer aan, ait het e1 gemeen welzijn dit vordert en een eens gewezen op de noodzaak, van directie- wege wederom het pensioenfonds te verster ken, in verband met de exorbitante risico's aie dit fonds nu eenmaal te dragen heeft ten gevolge van de uitzonderlijk vroege invalidi teit der mijnwerkers. Deze mijnwerkers kun nen ook door het scheppen van nieuwe werk gelegenheid worden geholpen en naast hen hebben ook de mijnbeambten op een rechts positie aanspraak. Met den heer Hermans was de minister het in groote lijnen eens. diens advies, ook de psycho-techniek in te schakelen bij het in gang zijnde onderzoek naar het arbeids- tempo in de mijnen, nam hij over maar 's heeren v. d. Goes' gunstige meening in zake werktijdverkorting deelde de minister niet. Ir. Albarda vreesde daarvan kosten- vermeerdering en productievermindering, die uiteraard de economische positie ver zwakken van het mijnbedrijf, dat men niet blijvend en geheel los kan denken van de internationale markt, mede in verband met de particuliere mijnen. Het was bepaald tref fend, de overeenkomst te constateeren in de redevoeringen, waarmee zoowel de Stalinis tische als nationaal-socialistische spreker den minister te lijf gingen. Voor beiden is de heer Albarda een volbloed liberaal en kapitalist. Het ware socialisme is bij den heer Wijnkoop, wien niets te dol is wat niet kan, moet toch, zei hij vanavond uit drukkelijk en bij den nat. soc. spreker, die zoo vriendelijk was te verklaren, dat loontoeslagen mede dienden om het be staansrecht van de vakvereenigingsbonzen te bewijzen, terwijl hij tevens verzekerde, dat de Staatspartij in Limburg veel te veel vrijheden heeft. Wie in de redevoeringen der beide sprekers de woorden communis tisch en nationaal-socialistisch verandert, zal met geen mogelijkheid kunnen zeggen, of de vertegenwoordiger van den heer Mus- sert of die van Moskou aan het woord was. Laat ons hopen, dat de minister gelijk heeft, als hij zegt, dat de Nederlandsche arbeiders toch te ontwikkeld zijn, dan dat redevoerin gen van deze soort hen kunnen beinvloeden. i NDER het Verkeersfonds vallen spoor- en tramwegen, autobussen, waterwegen en scheepvaart, land wegen en luchtvaart, benevens o.a. het toezicht op het vervoer van ont plofbare stoffen De lezer begrijpt dus, dat hier nog al wat onderwerpen aangeroerd kunnen worden zonder dat het sensationeel wordt. Misschien mag het bijna sensationeel heeten, dat minis ter Albarda meedeelde, hoe men zoowaar een vaste verbinding met Nederlandsche vlieg tuigen naar Amerika aan het voorbereiden is. Dat is heel mooi, zooals het óók mooi is, dat de heer Albarda met alle kracht de Nederlandsche vliegtuigindustrie wil helpen bevorderen en er niet tegen op ziet, met dit doel pur sang protectionistische politiek te voeren door rechtstreekschen staatssteun en financieele rijkssubsidie aan die industrie te verleenen. De soc.-dem. minister behoeft zich daarvoor niet te schamen. Hij bevindt zich in het goede gezelschap van wijlen Adam Smith himself, die de Act of Navigation immers „de wijste van alle Engelsche han delsbepalingen" noemde vanwege het belang, dat Engeland bij scheepvaart en scheepsbouw had. Als Nederland er in slaagt ir. Albarda's ideaal te bereiken, dus een sterke vlieg machine-industrie te bouwen, óók met staats steun, dus door protectie, zal het daarmee ruimer kapitaalsinvesteering in ons land mo gelijk maken. Doch daarmee zakt tevens de basis van de heele oude vrijhandelsleer red deloos in elkaar, zooals iedereen weet, die ooit de moeite deed Ricdrdo en Mill werkelijk te lezen. Want de heele klassieke vrijhandels- leer gaat uit van de veronderstelling, dat de menschen liever in eigen land investeeren dan hun geld exporteeren, een hypothese, die, als men haar eenmaal goed begrepen heeft en vergelijkt met de werkelijkheid in Nederland, het begrip van de leer van den vrijen, eenzijdigen invoer alleen maar goed verduidelijkt. Enfin, het is de schuld van ir. Albarda, dat hij ons over zijn zoo aanneme lijk klinkende houding tegenover de vlieg tuigindustrie liet napeinzen. Maar wat moet er omgaan in zulk vroom vrijhandelaarshart als dat van den heei Van der Waerden, die in jonge jaren het geloof in religieuse dogma's ruilde voor een saecularistisehe dogmatiek, welke hij nu zelf nog geheel verlaten ziet Zonder nu direct op een standbeeld naast Herman Boerhaave te rekenen deze ging net een jaar te vroeg dood om den eersten spoorweg te kunnen zien mag pater Beau fort reeds op den dank van de Leienaars rekenen, omdat hij hen misschien wat vlugger van dien ellendigen overweg afhelpt. Er is een plan van vier millioen in voorbereiding en als pater Beaufort nu eens met minister v. d. Tempel gaat praten, opdat deze ir. Albarda mede aan geld helpt, is te Leiden wellicht spoedig het langste leed geleden. Maar voor den katholieken afgevaardigde te Leiden wordt het dan Leiden in last. Hij zal een nationale figuur worden tot wie de armen van duizenden, die dagelijks in Noord en Zuid voor overwegen staan, zich zullen uitstrek ken. Dat is nu eenmaal de vloek van den roem en het zij in één zin gezegd het gevolg van het feit, dat onze voorvaderen, die de spoorwegen op de grenzen van de gemeenten legden, op geen nieuwe wijken hebben gerekend, die van raakpunten in de cirkels snijpunten maakten. In elk geval is ir. Albarda's principieel voor pater Beauforts nu geboden oplossing en dat is van beteekenis. Dat de heeren Zandt en Duymaer van minister Albarda niet gedaan krijgen, op Zondag practisch alle treinverkeer stop te zetten, is duidelijk. Dominee Zandt wil zelfs alle verkeer ook op den weg verbieden. Zooiets is in Nederland noch uitvoerbaar noch gewenscht. Men kan voor zoo grool mogelijke Zondagsrust en tegien onnoodig verkeer zijn, dat anderen tot arbeiden op Zondag dwingt, doch de minister voerde terecht aan, dat er ook menschen en belangen zijn, die er aanspraak op mogen maken, des v-W De brand bij V. D. te Utrecht. Tijdens het blusschingswerk, dat door de Utrechtsche brandweer met volle kracht werd ondernomen, kwam de burge meester van de Domstad, mr. ter Perkwijk, op het terrein van den brand. Zondags een trein te vinden, die hen ver plaatst. Wij behoeven niet te zeggen, dat de heer Duymaer weer voor de schippers heeft ge pleit, die zulke zware scheepvaartrechten aan lagere publiekrechtelijke organen vooral betalen en dat kanalen in het Noorden de aandacht hadden, benevens ook de Rotter- damsche Tramweg Maatschappij, die de heer Van Braambeek wil vereenigen met de Rotterdamsche stadstram. Dit soort zaken is gemeenlijk in studie, in bespreking, in voor bereiding. Iets anders hebben wij er niet over gehoord. Slechts helpen wij de Rotterdam mers hopen, dat de minister lang genoeg aan het bewind blijft, om hun spoorweg verlangens te bevredigen. Dan zijn zij spoedig aan de beurt en. eerlijk gezegd, dat verdient 's lands tweede stad toch ook wel. Z. h. s. is de Verkeersfondsbegrooting aan genomen; Zuiderzeesteunfonds- en Wieringer- meerbegrootingen volgen komende week met Onderwijs. Z. H. Exc. de Aartsbisschop van Utrecht zal de volgende week alleen Woensdag en Donderdag audiëntie verleenen. Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem zal a.s. Dinsdag geen audiëntie verleenen. Het Geheim van den Ivoren Schat. --p-M..1' A - X' 'v- •<- ,'V'" -V -'V - 1. Vlak voor hem werd de duisternis doorboord door twee groene lichten die leken op de starende oogen van een groote kat of de vlammende pupillen van een of ander afschuwelijk monsterlijk gedrocht. Terwijl hij zijn hart in zijn keel voelde kloppen, keek René naar de twee oogen. Ze knipperden niet en bewogen evenmin. Toen bemerkte René, dat mijnheer Hen driks en de anderen hem voorzichtig ge volgd waren en den muur om den hoek hadden bereikt. f C1 f N V f 1 7 2. „René, waar ben je riep Bep, „Om den hoek", antwoordde René, terwijl hij zijn oogen gericht hield op de twee vlam mende punten voor zich. Plotseling schoot er een dunne lichtstraal door de duister nis. Hij keek even om juist lang genoeg om te zien, dat een van de vrienden een kleine zaklantaarn bij zich had. Het bleek, dat Koen zoo verstandig was geweest, zijn zaklantaarn, in den vorm van een vulpen houder bij zich te steken. De lantaarn kwam nu uitstekend van pas. 3. „Koen, laat het licht van je lantaarn eens op die oogen vallen", zei René. „H- hemelstotterde Koen verschrikt, toen hij de twee oogen zag. „W-wat is dat „Dat wil ik juist te weten zien te komen", herhaalde René. „Laat je licht precies tusschen de twee oogen schijnen als het tenminste oogen zijn". Koen richtte, hoewel met trillende hand, zijn lichtstraal op de vlammende oogen. „Ha, ha, juist zooals ik had gedacht", mompelde René. 4. „Geef mij je lantaarn eens eve René ging er mee naar de plek 6 oogen geweest waren en zag, dat he een soort van kleine doos was, die °P een richel tegen den rotswand ston De richel was op ongeveer ooghoogte en voor dat hij zijn hand naar de doos uitstrekte, onderzocht hij eerst heel voorzichtig met de lantaarn de omgeving at- zou im mers best een soort van valstrik kunnen zijn, bestemd voor dengene, die het voor werp van den richel w e halen. 5. Toen hij echter niets verdachts ont dekte, nam hij de doos in zijn hand. In het schemerige licht kon René zien, dat er Arabische letters en teekens op stonden. Mijnheer Hendriks en Bep hadden ook 't doodloopende stuk van den gang bereikt en keken met belangstelling naar René, die, nadat hij de doos belicht en onder zocht had, deze van den richel haalde. „Vader", zei René, „ik geloof, dat ik wat gevonden heb. Zullen we het mee nemen naar een plek waar het lichter is 6. Eerst onderzocht mijnheer Hendriks dit stuk gang, om te kijken of er soms nog iets van befang was en toen ze allen terug liepen naar den ingang van de grot, schaarden ze zich om René, om te zien, wat hij had gevonden. „Dat is van Tippoo Tib geweest, vast en zeker", stelde mijnheer Hendriks vast, „want zijn naam is met Arabische letters in het metaal gegrift". „Het zou me niets verwonderen als de verloren kaart er in zit", zei René. 7. „Maar wat beteekenen die vlammen de oogen vroeg Koen. „O, die", antwoordde René plagend, ter wijl hij naar Lopez keek, die zich onder de bewaking van Kazimoto bevond, maar die zijn zelfbeheersching nu terugvond. „Wat heb jij gezien, Lopez? „Ik vroeg Lopez, „ik zag het monster, dat aangesteld is om te waken over de kaart van Tippoo Tib ik had het ver haal van de kaffers gehoord misschien dat mijn verbeelding mij parten speelde". 8. „Dat vermoed ik ook", antwoordde René. „Die oogen waren dit". Hij wees naar twee ronde stukken van een soort steen of metaal, die op het deksel van de doos waren aangebracht, omringd dooi Arabische letters. „Ik vermoed, dat het stukjes fosforiseerend rotsgesteente zijn „Of misschien radio-actieve steen zei mijnheer Hendriks. „Geen enkele inboor ling had die doos durven aanraken". „Zullen we de doos nu openmaken", vroeg René. „O, maar hij is afgesloten". Men schrijft ons: Zooals het maandblad „De Stad Gods" be richtte, heeft Ad. Sassen voor het Volkstoo- neel van het St. Franciscus-Liefdewerk der Zusters Augustinessen van St. Monica te Urecht, een familiespel van Kerstmis ge schreven, dat onder regie van den schrijver zal worden opgevoerd. Op 2 Januari heeft de eerste voorstelling plaats in den Stads schouwburg te Utrecht. De jaarlijksche uitvoeringen van het St. Franciscus-Volkstooneel, die altijd omstreeks de jaarwisseling worden gegeven, nemen een geheel eigen plaats in. Het is katholiek volkstooneel met een onmiskenbaar eigen karakter, zooals deze tooneelgroep in den loop der jaren reeds afdoende heeft bewe zen. Achtereenvolgens bracht dit Volkstooneel, dat zich geheel in dienst heeft gesteld van bovengenoemd Liefdewerk, o.m. de volgende spelen voor het voetlicht: „Job", „Naar Em- maüs", „Het meisje met de lucifers". „Het Spel van Sint Joris", „Vaders Portret", en dn seizoen een eigentijdsch spel van Kers mis. Eisch tot stopzetting van verkoop in kort geding toegewezen. De president van de Amsterdamsche recht bank heeft vonnis gewezen in het kort ge- 'ing, aanhangig gemaakt door de Algemeene Bakkerij-Commissie tegen een wederverkoo- per van brood, een marktkoopman» °le op de markt in de Alb. Cuypstraat te -Amsterdam roggebrood verkocht, afk°mbllS van een Groningschen bakker. De A.B.C. eischte stopz®ttlng van den ver koop, op grond van het eit, dat de weder- verkooper een onrec matige daad pleegt, door het brood te verkoopen, waarvan hij vol sens pischeres moest weten, dat het hem met mocht worden geleverd op grond van de ondernemersovereenkomst op het bakkers bedrijf, die ten aanzien van Amsterdam 1 Febr. I939 wert* verbindend verklaard en waarin de heipaling voorkomt, dat niet mag worden geléverd aan personen, die op 3 Februari 1938 geen wedervenkooper waren. Gedaagde was op dien datum nog geen we- derverkooper. D® President wees de vordering, waarbij een Verbod werd gervraagd tot verkoop van het roggebrood van den Groningschen bak- ker, toe en bepaalde de dwangsom voor iedere overtreding op 50. De vordering was naar het oordeel van den president ontvan kelijk en een principieele bestrijding van de zijde van gedaagde ontbrak. Aan (le Coöperatieve ^ntploord". De bietencampagne aan d, jöp. beetwor telsuikerfabriek „Dinteloord" is Vrijdag geëindigd. De campagne heeft daar 10 weken geduurd en is zonder eenige stagnatie ver- loopen. Er werden meer dan 300 millioen k.g. bieten verwerkt. Bij beschikking van den minister van Financiën is, met ingang van de 483e Staats loterij. op haar verzoek eervol otsmg ver leend aan mevrouw C. G. van der o wed. J. G. A. Frommann, te Amsterdam, Ult haar betrekking van collectrice der btaatsloterij Met'den aanvang der 483e Staatsloterij zijn. benoemd tot collectrice te Breda mevrouw A B M Mijjervan 0tten> thans collectrice te' Sittard' tot collectrice te Amsterdam mevr. E Frommann—Weller, te Naarden tot col lectrice te Deventer mevr. C. C. de Langen— Kramer, te Hengelo (O.) tot collectrice te Gouda mevr. E. A. Kleber—van der Sloot, te Amersfoorttot collecteur te Nijmegen Th. Brouwer, te Arnhem tot collectrice te Roosendaal mevr. B. L. SchaubSchreine- macher, te 's-Gravenhage tot collectrice te Sittard mevr. H. P. M. Th. LangeveldBitter, te 's-Gravenhage. Met ingang van 1 Januari 1940 is benoemd tot collectrice te Apeldoorn mevrouw A. A. J. de Vignon VandeveideElias, aldaar. Vrijdagmiddag is in de Gasthuisstraat te Heerlen door onopgehelderde oorzaak de 14-jarige T. H. uit Kerkrade, die in dienst was van een firma te Heerlen, met zijn be- stelfiets in aanraking gekomen met een pas- seerende vrachtauto, waarop 5 ton steenkolen waren geladen. De jongen kwam met het hoofd onder een der achterwielen en was op slag dood. Volgens ooggetuigen treft dea

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1939 | | pagina 4