Met de „Romiver" in de rimboe. JIMMY EN JOY. r JIMMY DE DETECTIVE. -J DE NACHTELIJKE ZWERVER - ZATERDAG Ï3 JANUARI 194Ö MODERN HULPMIDDEL VOOR HET LEGER- APOSTOLAAT. Warmte, huiselijkheid en geestelijke sterkte. Het was nog wel niet heelemaal „rimboe", dat dorp „ergens" in Nederland, waar we de rollende militaire vereeniging van het V.O.G. comité aantroffen; maar we hadden gelegenheid, het prachtig werk, dat met dit moderne apostolaatshulp- middel wordt verricht, wat meer van nabij te beschouwen. En zoo was ons deze gelegenheid, ondanks het gemis aan de echte rimboe, van harte wel kom. Distributiebeschikking voor peulvruchten. Alleen crivten en linzen uitgezonderd. FELLE BRAND TE LEIDEN. Schouwburg moest worden ontruimd. MILTVUUR BLIJFT ZICH VERBREIDEN. Nog geen verbetering in Noord- Holland en N.W. Utrecht. VAN GULLE ZUSTERTJES DANKBARE MILITAIREN EN OPENBAAR GEBED IN DE GEMEENTERADEN. EEN VERHAAL VOOR ONZE JEUGD Mr, J. C. A. M. van de Mortel, de nieuwe burgemeester van Tilburg. V - 7 Jimmy. (Wordt vervolgd). noodlottige botsing te HAARLEM. Tegen trambestuurder drie weken hechtenis geëischt. S F F d v P K g n s< li h b ir v. h. v; P' Voorzichtig, wiel voor wiel, heeft de chauffeur van de „Romiver" zijn langen wa gen laten binnenglijden in het land, ergens aan de grens van de stelling Amsterdam. De hoofdweg door de Vechtstreek is be rijdbaar, maar ondanks dat is het wel goed, dat deze wagen een militaire wagen is. Hij is danig lang en als burgerwagen zou-ie wel eens voor verbodsborden gestrand zijn. Nu kan hij zoo diep in de rimboe doordringen als de chauffeur hem, met inachtneming der veiligheid natuurlijk, brengen kan en ten slotte werd hij dan toch ook voor de meest- verlaten* posten van ons veldleger aange schaft en in werking gesteld. De veiligheid is anders in deze dagen wel een zéér belangrijke factor. Zooals wij eenigen tijd geleden hebben gemeld, is het comité, dank zij de mooie geste der aalmoe zeniers, thans in het bezit van twee wagens. En als de buitenwegen nog niet zoo ongezou ten glad waren tengevolge van de ijzelmisère van eenige dagen geleden, zou de tweede wagen nu ergens in de buurt van de Mer- wede zwerven. Maar de hooge, gladde dij ken, die de wagen dan passeeren moest, hebben de leiding nog even van dit voorne men afgehouden. De eerste wagen heeft het vlakke land opgezocht, al was dat ook niet zonder ge vaar. Want in het „ergens in Nederland nader omschreven „ergens in de Vecht streek", waren de wegen ook lang niet alle van de gladde ijslaag ontdaan. De chauffeur heeft zijn rollende militaire vereeniging omzichtig over de smalle wegen moeten sturen. Dat beteekende wel eens drie keer over een bocht doen, dat beteekende haar scherp sturen en veel „plussen en minnen met het gaspedaal. Maar hij is er tenslotte zonder schuiven en zonder schrammen ge komen. En nu staat het pronkstuk van het comité V. O. G. op een veilige plaats en nieuwsgierige dorpelingen verdringen zich rond den grijsgroenen wagen, met het merk teeken „Romiver". Achter de open gordijnen kunnen zij even zien, hoe daarbinnen alles blinkt van nieuw heid, hoe het er huiselijk is en intiem. De stoelen en tafeltjes staan er gezellig uitnoo- digend tot binnentreden en het interieur doet alle gedachte aan een tehuis op wielen vergeten. In het gezellige zitje in den neus van den wagen dommelt de chauffeur. Die heeft voor vandaag zijn dagtaak volbracht; het was niet ver, maar het was zwaar genoeg, den lan gen wagen veilig over de gladde wegen te loodsen. Nu heeft hij het zich voor een uurtje gemakkelijk gemaakt, want straks gaat de wagen in functie en dan moet hij zijn plaatsje afstaan. De jongens komen. Op het uur, dat het laatste licht nog even rood hangt te dralen aan den Westelijken horizon en de eerste sterren weer zoo ter gend helder gaan twinkelen tegen de zwart blauwe lucht, komen de jongens. Ze komen met zwaar geluid van hun voeten aange stampt van alle richtingen. Ze hebben blo zende gezichten die strak staan van de koude en blinkende oogen. Ze hebben in den mid dag ijs gehakt en anderen, die vrij hadden hebben schaatsen gereden. En vanavond wacht hen de Romiver, de rollende militaire vereeniging. Op de voorhand komen ze al eens rond neuzen bij den wagen, die voor een avond of wat hun tehuis zal zijn. Ze bekijken den wagen van de wielen tot het dak en nun oogen spreken van bewondering. Ineens hebben er een paar model gesa lueerd, de anderen hebben het niet gemerkt. De aalmoezenier is gekomen. Die is uit de zielzorg van de parochie naar de zielzorg voor het leger overgeplaatst. Hij werd de vader van de jongens bij het veldleger en ze voelen zich bij hem vertrouwd. Tehuis en kerk. In den avond branden de gaslampen licht suizend in de Romiver. De verwarming werkt voortreffelijk en om de koude zooveel mogelijk te keeren zijn de gordijnen huise lijk dicht. Binnen heeft een groep jongens een plaats gezocht aan de tafeltjes en blauw kringelt de rook van de eerste sigaret van den avond, om de lamp. Inderdaad, dit is een tehuis. De aalmoeze nier heeft aan de jongens gezegd, wat hem op het hart lag. Hij sprak van hun plicht als soldaat en als christen, hij wees hen op het apostolaat van het goede voorbeeld, ook n goed soldaat te zijn, hij sprak, kon het an ders, over dit mooie, nieuwe hulpmiddel, waarmede de aalmoezeniers de meest ver laten jongens zullen gaan opzoeken. En ze begrepen het zoo goed: „er zijn nog heel wat jongens, die het harder en eenzamer hebben dan wij!" Dat zullen die eenzame jongens van ginds wellicht weer zeggen van de jon gens hier. Prachtige solidariteit en achttien karaats geest van onze jongens bij het veld leger. Aan de tafeltjes pandoeren er wat, anderen dammen, een tweetal spitse geesten doet aan denksport in de oplossing van een schaakprobleem en aan het andere einde van het zaaltje zitten er een paar, die brieven schrijven. Dat is de zegen van de Romiver, dat de jongens vergeten, dat ze het wel eens min der goed hebben, omdat er voor een leger te velde nu eenmaal moeilijk comfort en weelde kan bestaan. In den morgen is de rook verwaaid uit de zaal. De tafeltjes zijn neergeslagen en de stoelen staan op rijen. En waar in den avond de cantine-kast stond, staat een stichtelijk altaartje met fraai gestyleerde kandelaars. De flakkerende vlammetjes der kaarsen houden altaarwacht en het klein gerinkel der schel kondigt het oogenblik der conse cratie aan. En na dien avond met de Romiver in de rimboe hebben we iets begrepen van wat die aalmoezenier bedoelde, die voor het eerst deze rollende militaire vereeniging zag en ons toen toevertrouwde: Na mijn eer ste H. Mis met zoo'n wagen in de rimboe, breid ik het „Benedicite", den lofzang der drie jongelingen in den vuuroven, vast en zeker uit met: Zingt lof den Heer gij Ro- mivers. De Romivers zijn wel een troost voor de meest verlaten jongens van ons veldleger. De minister van Economische Zaken heeft de „Peulvruchtendistributiebeschikking 1940" vastgesteld. Onder „peulvruchten" verstaat de be schikking: alle soorten droge peulvruchten, tenzij vaststaat, dat deze niet bestemd zijn voor menschelijke consumptie, en met uit zondering van groene erwten, spliterwten en linzen. Peulvruchten worden als distributiegoed in den zin van artikel 4 van de distributiewet 1939 aangewezen. Peulvruchten mogen niet worden gekocht, afgeleverd of vervoerd dan met inachtne ming van de distributieregeling, doch dit verbod geldt niet voor het koopen van peul vruchten door of nemens de Akkerbouw- centrale en voor het afleveren en vervoer van de door of namens deze centrale ge kochte peulvruchten. De beschikking bevat verder zeer uitvoe rige voorschriften over de regeling der distributie. Ze is opgenomen in Stct. no. 9. Gisteravond omstreeks kwart over negen is een felle brand uitgebroken in de boven verdieping van het perceel Oude Vest 47 te Leiden. De benedenverdieping van dit per ceel wordt bewoond door de familie C. R. L., terwijl de bovenverdieping verhuurd is aan studenten, die echter op het oogenblik, dat de brand uitbrak niet thuis waren. De politie-brandweer was spoedig ter plaatse en slaagde er in het vuur te beper ken tot twee vertrekken, welke geheel uit brandden. Naast het brandende huis is de Leidsche schouwburg gelegen, waar het tooneelgezel- schap „Het Masker", onder leiding van den heer Ko Arnoldi, voor een vrijwel uitver kochte zaal een voorstelling van het stuk „Gaslicht" gaf. De voorstelling werd in ver band met het gevaar voor uitbreiding on derbroken. Het publiek kon ordelijk de zaal verlaten. De oorzaak van den brand is waarschijn lijk gelegen in een te hard opgestookte ka chel, waardoor de omgeving vlam vatte. Buren hebben het vuur ontdekt en de brandweer gewaarschuwd. Naar wij vernemen, doen zich op vele plaatsen in het district Noord-Holland en Noordwestelijk Utrecht van den veeartsenij- kundigen dienst nog eiken dag nieuwe geval len van miltvuur voor. Tot dusver zijn in totaal 78 gevallen gemeld. Door den dienst is een onderzoek ingesteld bij verscheidene veevoederfabrieken, waar een hoeveelheid veevoeder, dat naar men vermoedt met miltvuurbacteriën is besmet, voor den verkoop is geblokkeerd. Voorts is onder toezicht van den dienst een aantal boerderijen, w£lar zich miltvuur heeft voor gedaan, ontsmet. Van de zieke beesten zijn de meeste ge storven. Naar wij vernemen is reeds in ongeveer tachtig Brabantsche gemeenteraden besloten tot invoering of wederinvoering van bet gezamenlijk gebed. Het gebeurde voor kort ergens in Neder land. Langen tijd waren zij buren, heel goede buren, de eerw. zusters Augustinessen uit de Piusstichting en de manschappen van het zooveelste depot, zooveelste compagnie, ge legerd in de rijkskweekschool. Zooals het buren betaamt, waren zij elkan der behulpzaam om het moeilijk aardsche leven zoo goed mogelijk door te komen, bij welk hulpbetoon de landsverdedigers uiter aard meestal de ontvangende partij waren. Moest er eens even getelefoneerd worden, de „Pius" stond open en had moeder de vrouw een dringende mededeeling aan manlief in veldgrauw, dan ging er gauw een boodschapje naar de kweekschool om den gelukkige aan het Piustoestel te roepen. Bijzondere zorg hadden moeder en zusters voor „wachie", die in den kouden nacht voor de veiligheid van het kwartier moest zorgen. En hoe zou het anders kunnen, dan dat bij feestelijke gelegenheden heel de compie mocht meegenieten van chocolademelk en sigaren. Dat al deze vriendelijkheden werden be wezen in een geest van warm medevoelen met de moeilijkheden der jongens, maakte het ontvangen daarvan dubbel aangenaam. Edoch, wat is er op deze aarde en zeer speciaal in de militaire wereld bestendig van duur Op expeditie in Afrika met alle comfort. De Safari-expeditie van den Italiaan Gatti in Belgisch Congo maakte gebruik van deze comfortabel ingerichte woonwagens. Elke auto was voorzien van electrisch licht, radio, water en andere moderne gemakken. (Nadruk verboden). „Word vlug wakker, Joy. Ik moet met je spreken". Het scheen Joy toe dat het nog midden in den nacht was, toen de dringende, opge wonden stem van haar broertje, vlak bij haar oor, haar wekte uit een niet al te aan- genamen droom. Met een schok ging zij overeind zitten, met wijdgeopende oogen rondturend in de don kere kleine kajuit. „Ik heb nagedacht, en nagedacht, en na gedacht", fluisterde Jimmy, en ondanks de duisternis kon Joy zien hoe gespannen de uitdrukking van zijn gezicht was, „in de hoop dat ik op een idee zou komen. En nu heb ik er een!" „Wat voor idéé, Jimmy?" „Een inval betreffende dengene die tante Clara's beurs gestolen heeft. Ik geloof, dat ik weet wie het was". „O, Jimmy!" riep Joy uit, terwijl haar ge laat opklaarde. „Wie was het dan?" „Je herinnert je toch toen ik met tante Clara aan wal gegaan was om boodschappen te doen, en je achtergelaten werd om alleen de wacht te houden?" „Ja, Jimmy!" „Nou", vervolgde Jimmy, met vast ver trouwen, „het was die plons dien je hoorde". „Maar wat bedoel je, Jimmy? Plonsen kunnen toch geen dingen stelen", zeide Joy. „Neen", antwoordde Jimmy zonder be denken, „maar wel de menschen, die de plonsen maken". „Wil je zeggen dat ik de beurs in het wa ter heb hooren vallen?" „Neen", fluisterde Jimmy geheimzinnig. „Je herinnert je, gezegd te hebben dat je een gek geluid gehoord hebt als van iemand die schreeuwde?" Joy knikte. „Nu, het was die schreeuw ook!" Jimmy was een slim en verstandig kereltje maar vaak wist hij de dingen heel wat be ter dan hij ze onder woorden wist te bren gen. Joy's verbijstering nam dan ook toe, terwijl zij opzat in haar gezellige kleine kooi. Hoe door een plons en een schreeuw in de duisternis een beurs met geld uit een aarden pot weggelokt kon worden, terwiil zij zich in de kajuit bevond, ging haar be vatting te boven. „Joy", vervolgde Jimmy ernstig. „Toen jij op dek was om te zien wat die plons betee kende, heb je toen goed om je heen geke ken?" „O, ja," antwoordde zij, „dat spreekt van zelf, Jimmy. Ik dacht dat er iemand in het water gevallen was, maar er was niets te zien!" „Dat bewijst het dan!" zei Jimmy zegevie rend. „Hij is nog hier. Hij kan toch niet naar wal gezwommen zijn, denk je wel?" „Wie Jimmy! Wie zou niet gezwommen zijn?" vroeg Joy, het voorhoofd fronsend. „Waar heb je het in vredesnaam toch over?" „Ik spreek overwie het ook geweest mag zijndie den plons gemaakt heeft," zeide Jimmy, „omdat hij het volgens mij ge weest is, die de beurs gestolen heeft. De een of andere man," voegde hij er met stralende oogen aan toe, „die zich in de boot verscho len hield, heeft den diefstal gepleegd toen je aan dek was". Van verwondering hield Joy haar adem in. Zij geloofde niet dat Jimmy zulk een slim en goed detective was. Maar zij was nog niet overtuigd. „Ik geloof niet dat dit had kunnen gebeu ren, Jimmy", zeide zij. „Denk je?" antwoordde Jimmy, die aan zijn idee vasthield. „Ook niet als hij regel recht op den pot op den schoorsteenmantel afging, en het geld eruit nam?" „Maar hij kon niet weten dat 't geld daar was, als hij 'n vreemde was, Jimmy. Hoe had hij dit kunnen weten?" „Hij kan op den uitkijk gestaan hebben" meende Jimmy, „voor wij aan wal gingen' Dit was een nieuwe opvatting. Joy keek haastig naar haar broer op. „Hij kan door de patrijspoort gegluurd hebben", redeneerde Jimmy wijs, „en tante Clara haar beurs weer hebben zien terug leggen. Dat zou toch gemakkelijk geweest zijn, vind je niet?" Joy perste de lippen op elkaar. Met ver wonderde oogen besefte zij dat zich hier een oplossing van het mysterie voordeed, waaraan zij noch mr. Prout gedacht had. Maar het kon, zooals Jimmy even later deed uitkomen nog meer zijn dan een oplos sing. Want indien een dief ergens op de Ladybird verscholen geweest was, dan zou deze tot op dit oogenblik niet in de gele genheid geweest zijn met zijn buit naar den oever te ontkomen. Hij moest zich nog ver borgen houden. „Hij moet nog hier zijn!" fluisterde Jimmy nadrukkelijk. „Of op deze schuit of op een van die, welke langszij liggen. En als hij er nog is, dan heeft hij ook Tante's beurs nog in zijn zak." „En is dat jouw idéé, Jimmy?" „Ja", zeide Jimmy. „Vind je niet, Joy, dat ik een goed detective ben? Als ik groot ben, dan zal ik een bolhoed dragen en een snor laten groeien, en problemen voor Scotland Yard oplossen. Inspecteur Hornpipe!" voegde Jimifty er stinnikend aan toe, doelend op een bekenden inspecteur in detective geschie denissen van den Engelschen radio. „Maar vlug nu, Joy. Trek je kleeren aan!" Hoe donker en koud het ook was, Joy had geen tweede aanmaning noodig. De gedachte aan de duistere wolk van verdenking, welke op haar neergdaald was, had haar hart van bit tere zorg vervuld, en zij klampte zich begee- rig vast aan ieder kans het vriendelijke echt paar te betvijzen dat het zich vergiste. Het leek immers zoo volmaakt onmogelijk dat iemand anders de beurs gestolen zou hebben en niet minder onmogelijk leek het Joy mrs. Prout te verzekeren van haar eer lijkheid, zoodat zij de verdenking, waarvan zij het slachtoffer was. van zich kon afschud den. Binnen weinige minuten was Joy gekleed. Zij trok een warmen mantel aan, en wikkel de een wollen bouffante om haar hals. Toen zij en Jimmy naar de grootere kajuit slopen, konden zij het geluid van een diep, regelma tig gesnork uit de andere kleine slaapkajuit hooren, Sam Prout en zijn vrouw hadden eveneens voor het oogenblik hun beslomme ringen vergeten, en lagen in diepen slaap verzonken. Op de teenen loopend ging Jimmy zijn zuster voor door de kajuit, en den steilen ladder op, die naar dek voerde. Beiden lie pen zeer zacht, uit vrees dat het slapende r echtpaar daar beneden ontwaken, en hen hooren zou. Het was nu een heldere nacht geworden en de maan wierp een fel licht op de schui ten, die bij elkaar op de rivier gemeerd la gen. Van deze schuiten was de Ladybird het dichtst bij den oever. Het was alom zeer stil, en terwijl Joy en Jimmy voortslopen, hoorden zij geen ander geluid dan het kabbelen der rivier tegen en tusschen de lichters, zij lieten zich afzakken in het ruim, dat zij zorgvuldig doortochten, glurend in alle hoeken en gaten, waar een man zich verborgen had kunnen houden. „Hier is niemand", fluisterde Joy. „Wij moesten nu maar de andere schuiten door zoeken". De schuit naast de hunne was een oude zolderschuit voor het vervoer van cement; zij had weinig hoeken en gaten, en scheen leeg en verlaten te zijn. Zij sprongen nu over op de volgende schuit, en terwijl zij over het dek naar het ruim slopen, bleef Jimmy plot seling stilstaan. Vervolgens trok hij Joy terug in de schaduw, én keek scherp voor zich uit. „Zag je iets bewegen beneden in dat ruim fluisterde hij. „Ja, Jimmy", fluisterde Joy terug. „Ik weet nietik zag het maar een oogen blikik denk dat het een kat was." Maar Jimmy bleef vastberaden en stil. Zijn blik was scherper dan die van Joy, en hij wist dat zij het mis had. Ook hij had iets kleins en ronds zien te voorschijn komen, en vervolgens weer zien verdwijnen in de diepe schaduw van het ruim. En het was geen kat. Het was het hoofd van een man Jimmy was slechts een kleine jongen, maar in den loop zijner vele wederwaardig heden had hij oefening gekregen in snel denken, en bovendien had hij geleerd zijn hoofd niet te verliezen. Na enkele oogenblikken getalmd te heb ben, sloop hij voorwaarts tot hij een plek bereikte, waar hij in het ruim van de schuit kon neerzien. Jimmy's hart klopte sneller toen hij zich tot Joy wendde: „Er is een man daar beneden. Ik ben er zeker van. Ik geloof, dat het die is, naar wien wij zoeken. Laat hem niet merken dat wij hem gezien hebben". Hij fluisterde haar nog iets anders toe, en sloop naar den boeg, waarbij hij vlak langs den rand van het ruim ging. „Zit het touw vast?" riep Joy hem toe, zóó dat de man daar beneden het hooren kon. „Ja't zit vast genoeg. Zij kan niet afdrijven!" riep Jimmy terug. „Alles is in orde!" Deze toeroepen hadden natuurlijk geen ander doel dan den man in het ruim te mis leiden, en te voorkomen dat hij argwaan op vatte. Maar toen Jimmy zich weer bij Joy voegde, glansden haar oogen opgewonden. „Wat kunnen wij doen, Jimmy? Hoe kun nen wij er zeker van zijn dat hij daar is?" „Wij zullen terugsluipen en licht halen", fluisterde Jimmy, „en ook wat peper." „Waarom peper, Jimmy?" „Hij kan ergens weggedoken zijn, waar wij hem niet zien kunnen. Het zou niet veilig zijn naar beneden te gaan. Ik kan misschien wat peper strooien", grinnikte Jimmy, „om hem zoo aan het niezen te brengen." Jimmy scheen dien nacht niets anders dan schrandere invallen te hebben, en Joy glimlachte, ofsohoon nogal zendwachtig. Zij begon zich af te vragen of het niet te ge waagd zou zijn alleen met dien vreemde den strijd aan te binden, en of Ijet niet beter was eerst Mr. Prout te roepen. In de kajuit onder het achterdek van Ladybird was mrs. Prout wakker geworden door een geluid dat klonk alsof iemand zeer zacht riep. Het kwam haar voor dat het Jimmy's stem was, en na eenige oogenblik ken geluisterd te hebben, ging zij opzitten en stapte haar kooi uit. Zij gluurde door de kleine woonkamer, en merkte op dat de deur van de kleinere ka juit een weinig openstond, ofschoon zij zich herinnerde deze zorgvuldig gesloten te heb ben toen zij vroeger in den nacht uit de slaapkajuit der kinderen geslopen was. „Wie heeft die geopend?" prevelde zij. Vóór Mrs. Prout ingeslapen was, waren haar gedachten vervuld geweest van het verlies van haar beurs, maar toch evenzeer van droefheid en teleurstelling over het feit dat misschien al de vriendelijkheid en toe wijding, die zij aan Joy en Jimmy besteed had, niet gewaardeerd en misplaatst geweest waren. Met een nieuw gevoel van onrust schreed zij door het woonvertrek, en gluurde in de kleine, door een gordijn ver deelde kajuit, die zij voor de kinderen be stemd had. Maart plotseling deins de Mrs. Prout achteruit met een lichten kreet van schrik, en zij haast te zich terug naar haar slaapkajuit om haar echtgenoot te wekken. „Sam!" riep zij schor uit. „Word wakker! De kinderen zijn weggeloopen!" „Weggeloopen" mompelde Sam, terwijl hij overeind ging zitten en slaperig zijn oogen wreef. „Wees niet dwaas, kind. Waar zou den zij heen kunnen gaan? Wij zitten toch midden op de rivier? Zij kunnen immers niet drijven, zou ik zeggen!" „Het kan mij geen steek schelen of zij drijven kunnen of niet. Hun kleeren zijn er niet meer, Sam, en hun kooien zijn leeg. Zij zijn er vandoor dat is het, waartoe zij gekomen zijn", voegde zij er verontwaardigd aan toe, „en zij hebben mijn beurs en geld meegenomen!" Sam wreef zijn oogen nogmaals en kreun de; vervolgens liet hij zich uit zijn kooi glij den, en schoot wat kleeren aan. Maar als zij nu heusch ervan doorgegaan waren, hoe hadden zij dan den oever bereikt? Dit vroeg hij zich af met zwaar gefronste wenkbrauwen af terwijl hij den ladder naar het dek beklom. Plotseling zag Sam Prout 'n schaduw be wegen op de naburige schuit; snel trok hij zich in de schaduw terug, en wachtte af. Hij zag twee gedaanten rustig overspringen aan boord van de Ladybird een jongen en een meisje. Boven bij den ladder stonden zij stil om te luisteren. „Het is in ordeZij slapen nog. Ik zal het halen, Joy" hoorde Mr. Prout Jimmy fluisteren. „Laat mij maar begaan!" joy wachtte, terwijl Jimmy naar beneden sloop. Langs bakboord kruipende, gluurde Sam door de patrijspoort. Hij zag Jimmy rustig naar een lade gaan, en er iets uit halen, dat hij in zijn zak stak Vervolgens sloop Jimmy naar de kast, en haalde ook daér wat uit. Sam Prouts vriendelijk gelaat had een strenge en toornige uitdrukking aangenomen Hij had zich vastgeklampt aan de meening dat de verdenkingen van z'n vrouw ongegrond waren, maar nu voelde hij toch dat hij hier aan niet langer kon vasthouden, want hij had nu een positief bewijs. Had je zoo iets ooit kunnen gelooven?" mompelde hij bitter. „En dat nog wel na alles wat wij voor ze gedaan hebben." Hij wendde zich om en begaf zich zachtjes naar het stuurboorddek terug. Hij zag Jim my den ladder weer opkomen, en zich bij zijn zuster voegen. „Klaar, Joy?" fluisterde Jimmy. „Dan gaan wij!" „O, neen, dat doen jelui niet! Ziezoo, daar heb ik jelui toch gesnapt!" Geheimzinnige machten, gezeteld op den onbereikbaren Olympus van het Verdedi gingsdepartement hadden goedgevonden en verstaan, dat het zooveelste depot, inclu sief de zooveelste compagnie ergens anders in Nederland voor de neutraliteit had te waken of bewakers daarvoor klaar te stoo- men. Dies naderde snel het moment, dat de afdeeling landsverdedigers afscheid had te nemen van de vrouwelijke brigade van de Charitas. Dat afscheid mocht niet koud zijn, daarvoor had de vriendelijkheid der zusters te milddadige warmte verspreid. Spontaan, als alleen bij een troep soldaten dat kan, rijpte het plan een geschenk aan te bieden. Naar den aard hiervan behoefde men niet te lang te zoeken de compie bezat een kunstenaar, die een kruisbeeld zou ver vaardigen. De militaire overheid stemde van harte met dit voornemen in, ja, verordende zelfs, dat de overhandiging bij een officieele mili taire plechtigheid zcu plaats hebben. Alzoo geschiedde het, dat de zooveelste compagnie enz. keurig in 'het gelid stond aangetreden voor de stichting, waarna heel schuchte-tj - - (->•» errw. moeder en de zusters uit het hek k.vsmen stappen, om, op het trottoir - de ongewone huldiging in ontvang-.! t" en. Twee n p - naar voren uit het gelid, een mei hc: fta?'-» kruis in oranjedoek ge wikkeld en een. de redenaar van de troep, die de diepe dankbaarheid der jongens ver tolkte en vertelde, dat roomsch, protestant en ongeloovig met evenveel liefde aan dit geschenk hadden bijgedragen. Een groote fruitmand voor eigen gebruik der zusters gaf aan het schoone cadeau nog meer kleur en fleur. Diep bewogen en dankbaar waren de brave nonnetjes, aan welke gevoelens de rector van het gesticht in eenige hartelijke woor den uiting gaf. Op Zondag 30 April j.l„ des avonds te ongeveer elf uur, gebeurde te Haarlem in de Groote Houtstraat, op de kruising Raam- singel, een ernstig verkeersongeluk, waarbij een man werd gedood en een tweede ern stige verwondingen opliep. Een motorwagen van de Noord-Zuid-Hol- landsche Tramweg Mij. kwam in botsing met een volledig bezette autobus, die de tram rails overstak. De tram ramde de bus, die gezien uit de tram van rechts kwam, aan de linkerachterzijde. De bus werd ern stig gehavend. Een der passagiers werd op straat geslingerd en met een schedelbreuk opgenomen. Korten tijd later overleed hij. Van de tram waren de ruiten van het voor- balcon verbrijzeld, waardoor een der passa giers ernstige snij wonden opliep aan de handen. f Aanvankelijk werd tegen den autobus chauffeur een vervolging ingesteld, maar tijdens het onderzoek door den rechtercom missaris werd hij buiten vervolging gesteld en zijn plaats op het verdachtenbankje werd ingenomen door den trambestuurder. De officier van justitie legde den bestuur der veroorzaken van dood door schuld en van zwaar lichamelijk letsel door schuld (art. 307 en 308 W. v. Str.) ten laste. De officier eischte drie weken hechtenis tegen hem, doch de rechtbank wees op 5 October j.l- een clement vonnis. Verd. werd veroordeeld tot een voorwaar delijke hechtenis van twee weken met een proeftijd van twee jaar en 15 boete. De bestuurder was overtuigd van zijn on schuld en hij -ging in hooger beroep, zoodat gisteren deze strafzaak voor het gerechts hof te Amsterdam, gepresideerd door mr. Joh. M. Jolles, diende. Verd. verklaarde dat hij naar zijn schat ting met de normale snelheid, 20 K.M. had gereden. Uit het slotverhoor van den verdachte bleek nog, dat hij eigenlijk slager is. Op Zondagen doet hij bij de tram dienst als hulpbestuurder. Hij is al eens eerder door den kantonrechter beboet in zijn functie als hulpbestuurder. De procureur-generaal mr. A. A. L. F. van Dullemen zeide in zijn requisitoir dat er proeven zijn genomen over den remweg. Het resultaat van de botsing toont aan, dat deze met zeer groote kracht geschiedde. Uit deze beide factoren blijkt, dat de snelheid van verdachte grooter is geweest dan 20 K.M. per uur en hij niet tijdig mét alle kracht heeft geremd. Zeer terecht is verdachte dan ook ver oordeeld door de rechtbank te Haarlem. Niet vereenigen kan spr. zich echter met de opgelegde straf: een voorwaardelijke hechtenis en een lage geldboete. Bij dit on geluk immers heeft een mensch het leven verloren en een tweede werd ernstig ge wond. Spr. vorderde daarom een onvoorwaar delijke hechtenisstraf van drie weken. De verdediger mr. F. van der Goot pleittt vrijspraak. Het hof zal 25 Januari arrest wijzen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 4