Met de „Romiver" in
de rimboe.
JIMMY EN JOY.
r
JIMMY DE DETECTIVE.
-J
DE NACHTELIJKE
ZWERVER
-
ZATERDAG Ï3 JANUARI 194Ö
MODERN HULPMIDDEL
VOOR HET LEGER-
APOSTOLAAT.
Warmte, huiselijkheid en
geestelijke sterkte.
Het was nog wel niet heelemaal
„rimboe", dat dorp „ergens"
in Nederland, waar we de rollende
militaire vereeniging van het V.O.G.
comité aantroffen; maar we hadden
gelegenheid, het prachtig werk, dat
met dit moderne apostolaatshulp-
middel wordt verricht, wat meer van
nabij te beschouwen. En zoo was ons
deze gelegenheid, ondanks het gemis
aan de echte rimboe, van harte wel
kom.
Distributiebeschikking voor
peulvruchten.
Alleen crivten en linzen
uitgezonderd.
FELLE BRAND TE LEIDEN.
Schouwburg moest worden ontruimd.
MILTVUUR BLIJFT ZICH
VERBREIDEN.
Nog geen verbetering in Noord-
Holland en N.W. Utrecht.
VAN GULLE ZUSTERTJES
DANKBARE MILITAIREN
EN
OPENBAAR GEBED IN DE
GEMEENTERADEN.
EEN VERHAAL VOOR ONZE JEUGD
Mr, J. C. A. M. van de Mortel, de nieuwe
burgemeester van Tilburg.
V -
7
Jimmy.
(Wordt vervolgd).
noodlottige botsing te
HAARLEM.
Tegen trambestuurder drie weken
hechtenis geëischt.
S
F
F
d
v
P
K
g
n
s<
li
h
b
ir
v.
h.
v;
P'
Voorzichtig, wiel voor wiel, heeft de
chauffeur van de „Romiver" zijn langen wa
gen laten binnenglijden in het land, ergens
aan de grens van de stelling Amsterdam.
De hoofdweg door de Vechtstreek is be
rijdbaar, maar ondanks dat is het wel goed,
dat deze wagen een militaire wagen is. Hij
is danig lang en als burgerwagen zou-ie wel
eens voor verbodsborden gestrand zijn. Nu
kan hij zoo diep in de rimboe doordringen
als de chauffeur hem, met inachtneming der
veiligheid natuurlijk, brengen kan en ten
slotte werd hij dan toch ook voor de meest-
verlaten* posten van ons veldleger aange
schaft en in werking gesteld.
De veiligheid is anders in deze dagen wel
een zéér belangrijke factor. Zooals wij
eenigen tijd geleden hebben gemeld, is het
comité, dank zij de mooie geste der aalmoe
zeniers, thans in het bezit van twee wagens.
En als de buitenwegen nog niet zoo ongezou
ten glad waren tengevolge van de ijzelmisère
van eenige dagen geleden, zou de tweede
wagen nu ergens in de buurt van de Mer-
wede zwerven. Maar de hooge, gladde dij
ken, die de wagen dan passeeren moest,
hebben de leiding nog even van dit voorne
men afgehouden.
De eerste wagen heeft het vlakke land
opgezocht, al was dat ook niet zonder ge
vaar. Want in het „ergens in Nederland
nader omschreven „ergens in de Vecht
streek", waren de wegen ook lang niet alle
van de gladde ijslaag ontdaan. De chauffeur
heeft zijn rollende militaire vereeniging
omzichtig over de smalle wegen moeten
sturen. Dat beteekende wel eens drie keer
over een bocht doen, dat beteekende haar
scherp sturen en veel „plussen en minnen
met het gaspedaal. Maar hij is er tenslotte
zonder schuiven en zonder schrammen ge
komen. En nu staat het pronkstuk van het
comité V. O. G. op een veilige plaats en
nieuwsgierige dorpelingen verdringen zich
rond den grijsgroenen wagen, met het merk
teeken „Romiver".
Achter de open gordijnen kunnen zij even
zien, hoe daarbinnen alles blinkt van nieuw
heid, hoe het er huiselijk is en intiem. De
stoelen en tafeltjes staan er gezellig uitnoo-
digend tot binnentreden en het interieur
doet alle gedachte aan een tehuis op wielen
vergeten.
In het gezellige zitje in den neus van den
wagen dommelt de chauffeur. Die heeft voor
vandaag zijn dagtaak volbracht; het was niet
ver, maar het was zwaar genoeg, den lan
gen wagen veilig over de gladde wegen te
loodsen. Nu heeft hij het zich voor een uurtje
gemakkelijk gemaakt, want straks gaat de
wagen in functie en dan moet hij zijn plaatsje
afstaan.
De jongens komen.
Op het uur, dat het laatste licht nog even
rood hangt te dralen aan den Westelijken
horizon en de eerste sterren weer zoo ter
gend helder gaan twinkelen tegen de zwart
blauwe lucht, komen de jongens. Ze komen
met zwaar geluid van hun voeten aange
stampt van alle richtingen. Ze hebben blo
zende gezichten die strak staan van de koude
en blinkende oogen. Ze hebben in den mid
dag ijs gehakt en anderen, die vrij hadden
hebben schaatsen gereden. En vanavond
wacht hen de Romiver, de rollende militaire
vereeniging.
Op de voorhand komen ze al eens rond
neuzen bij den wagen, die voor een avond
of wat hun tehuis zal zijn. Ze bekijken den
wagen van de wielen tot het dak en nun
oogen spreken van bewondering.
Ineens hebben er een paar model gesa
lueerd, de anderen hebben het niet gemerkt.
De aalmoezenier is gekomen. Die is uit de
zielzorg van de parochie naar de zielzorg
voor het leger overgeplaatst. Hij werd de
vader van de jongens bij het veldleger en
ze voelen zich bij hem vertrouwd.
Tehuis en kerk.
In den avond branden de gaslampen licht
suizend in de Romiver. De verwarming
werkt voortreffelijk en om de koude zooveel
mogelijk te keeren zijn de gordijnen huise
lijk dicht. Binnen heeft een groep jongens
een plaats gezocht aan de tafeltjes en blauw
kringelt de rook van de eerste sigaret van
den avond, om de lamp.
Inderdaad, dit is een tehuis. De aalmoeze
nier heeft aan de jongens gezegd, wat hem
op het hart lag. Hij sprak van hun plicht als
soldaat en als christen, hij wees hen op het
apostolaat van het goede voorbeeld, ook n
goed soldaat te zijn, hij sprak, kon het an
ders, over dit mooie, nieuwe hulpmiddel,
waarmede de aalmoezeniers de meest ver
laten jongens zullen gaan opzoeken. En ze
begrepen het zoo goed: „er zijn nog heel wat
jongens, die het harder en eenzamer hebben
dan wij!" Dat zullen die eenzame jongens
van ginds wellicht weer zeggen van de jon
gens hier. Prachtige solidariteit en achttien
karaats geest van onze jongens bij het veld
leger.
Aan de tafeltjes pandoeren er wat, anderen
dammen, een tweetal spitse geesten doet
aan denksport in de oplossing van een
schaakprobleem en aan het andere einde van
het zaaltje zitten er een paar, die brieven
schrijven.
Dat is de zegen van de Romiver, dat de
jongens vergeten, dat ze het wel eens min
der goed hebben, omdat er voor een leger
te velde nu eenmaal moeilijk comfort en
weelde kan bestaan.
In den morgen is de rook verwaaid uit de
zaal. De tafeltjes zijn neergeslagen en de
stoelen staan op rijen. En waar in den avond
de cantine-kast stond, staat een stichtelijk
altaartje met fraai gestyleerde kandelaars.
De flakkerende vlammetjes der kaarsen
houden altaarwacht en het klein gerinkel
der schel kondigt het oogenblik der conse
cratie aan.
En na dien avond met de Romiver in de
rimboe hebben we iets begrepen van wat
die aalmoezenier bedoelde, die voor het
eerst deze rollende militaire vereeniging
zag en ons toen toevertrouwde: Na mijn eer
ste H. Mis met zoo'n wagen in de rimboe,
breid ik het „Benedicite", den lofzang der
drie jongelingen in den vuuroven, vast en
zeker uit met: Zingt lof den Heer gij Ro-
mivers. De Romivers zijn wel een troost voor
de meest verlaten jongens van ons veldleger.
De minister van Economische Zaken heeft
de „Peulvruchtendistributiebeschikking 1940"
vastgesteld.
Onder „peulvruchten" verstaat de be
schikking: alle soorten droge peulvruchten,
tenzij vaststaat, dat deze niet bestemd zijn
voor menschelijke consumptie, en met uit
zondering van groene erwten, spliterwten en
linzen.
Peulvruchten worden als distributiegoed in
den zin van artikel 4 van de distributiewet
1939 aangewezen.
Peulvruchten mogen niet worden gekocht,
afgeleverd of vervoerd dan met inachtne
ming van de distributieregeling, doch dit
verbod geldt niet voor het koopen van peul
vruchten door of nemens de Akkerbouw-
centrale en voor het afleveren en vervoer
van de door of namens deze centrale ge
kochte peulvruchten.
De beschikking bevat verder zeer uitvoe
rige voorschriften over de regeling der
distributie. Ze is opgenomen in Stct. no. 9.
Gisteravond omstreeks kwart over negen
is een felle brand uitgebroken in de boven
verdieping van het perceel Oude Vest 47 te
Leiden. De benedenverdieping van dit per
ceel wordt bewoond door de familie C. R. L.,
terwijl de bovenverdieping verhuurd is aan
studenten, die echter op het oogenblik, dat
de brand uitbrak niet thuis waren.
De politie-brandweer was spoedig ter
plaatse en slaagde er in het vuur te beper
ken tot twee vertrekken, welke geheel uit
brandden.
Naast het brandende huis is de Leidsche
schouwburg gelegen, waar het tooneelgezel-
schap „Het Masker", onder leiding van den
heer Ko Arnoldi, voor een vrijwel uitver
kochte zaal een voorstelling van het stuk
„Gaslicht" gaf. De voorstelling werd in ver
band met het gevaar voor uitbreiding on
derbroken. Het publiek kon ordelijk de zaal
verlaten.
De oorzaak van den brand is waarschijn
lijk gelegen in een te hard opgestookte ka
chel, waardoor de omgeving vlam vatte.
Buren hebben het vuur ontdekt en de
brandweer gewaarschuwd.
Naar wij vernemen, doen zich op vele
plaatsen in het district Noord-Holland en
Noordwestelijk Utrecht van den veeartsenij-
kundigen dienst nog eiken dag nieuwe geval
len van miltvuur voor. Tot dusver zijn in
totaal 78 gevallen gemeld.
Door den dienst is een onderzoek ingesteld
bij verscheidene veevoederfabrieken, waar
een hoeveelheid veevoeder, dat naar men
vermoedt met miltvuurbacteriën is besmet,
voor den verkoop is geblokkeerd. Voorts is
onder toezicht van den dienst een aantal
boerderijen, w£lar zich miltvuur heeft voor
gedaan, ontsmet.
Van de zieke beesten zijn de meeste ge
storven.
Naar wij vernemen is reeds in ongeveer
tachtig Brabantsche gemeenteraden besloten
tot invoering of wederinvoering van bet
gezamenlijk gebed.
Het gebeurde voor kort ergens in Neder
land.
Langen tijd waren zij buren, heel goede
buren, de eerw. zusters Augustinessen uit
de Piusstichting en de manschappen van het
zooveelste depot, zooveelste compagnie, ge
legerd in de rijkskweekschool.
Zooals het buren betaamt, waren zij elkan
der behulpzaam om het moeilijk aardsche
leven zoo goed mogelijk door te komen, bij
welk hulpbetoon de landsverdedigers uiter
aard meestal de ontvangende partij waren.
Moest er eens even getelefoneerd worden, de
„Pius" stond open en had moeder de vrouw
een dringende mededeeling aan manlief in
veldgrauw, dan ging er gauw een boodschapje
naar de kweekschool om den gelukkige aan
het Piustoestel te roepen.
Bijzondere zorg hadden moeder en zusters
voor „wachie", die in den kouden nacht voor
de veiligheid van het kwartier moest zorgen.
En hoe zou het anders kunnen, dan dat bij
feestelijke gelegenheden heel de compie
mocht meegenieten van chocolademelk en
sigaren.
Dat al deze vriendelijkheden werden be
wezen in een geest van warm medevoelen
met de moeilijkheden der jongens, maakte
het ontvangen daarvan dubbel aangenaam.
Edoch, wat is er op deze aarde en zeer
speciaal in de militaire wereld bestendig van
duur
Op expeditie in Afrika met alle comfort.
De Safari-expeditie van den Italiaan Gatti
in Belgisch Congo maakte gebruik van
deze comfortabel ingerichte woonwagens.
Elke auto was voorzien van electrisch
licht, radio, water en andere moderne
gemakken.
(Nadruk verboden).
„Word vlug wakker, Joy. Ik moet met
je spreken".
Het scheen Joy toe dat het nog midden
in den nacht was, toen de dringende, opge
wonden stem van haar broertje, vlak bij
haar oor, haar wekte uit een niet al te aan-
genamen droom.
Met een schok ging zij overeind zitten, met
wijdgeopende oogen rondturend in de don
kere kleine kajuit.
„Ik heb nagedacht, en nagedacht, en na
gedacht", fluisterde Jimmy, en ondanks de
duisternis kon Joy zien hoe gespannen de
uitdrukking van zijn gezicht was, „in de
hoop dat ik op een idee zou komen. En nu
heb ik er een!"
„Wat voor idéé, Jimmy?"
„Een inval betreffende dengene die tante
Clara's beurs gestolen heeft. Ik geloof, dat ik
weet wie het was".
„O, Jimmy!" riep Joy uit, terwijl haar ge
laat opklaarde. „Wie was het dan?"
„Je herinnert je toch toen ik met tante
Clara aan wal gegaan was om boodschappen
te doen, en je achtergelaten werd om alleen
de wacht te houden?"
„Ja, Jimmy!"
„Nou", vervolgde Jimmy, met vast ver
trouwen, „het was die plons dien je hoorde".
„Maar wat bedoel je, Jimmy? Plonsen
kunnen toch geen dingen stelen", zeide Joy.
„Neen", antwoordde Jimmy zonder be
denken, „maar wel de menschen, die de
plonsen maken".
„Wil je zeggen dat ik de beurs in het wa
ter heb hooren vallen?"
„Neen", fluisterde Jimmy geheimzinnig.
„Je herinnert je, gezegd te hebben dat je
een gek geluid gehoord hebt als van iemand
die schreeuwde?"
Joy knikte.
„Nu, het was die schreeuw ook!"
Jimmy was een slim en verstandig kereltje
maar vaak wist hij de dingen heel wat be
ter dan hij ze onder woorden wist te bren
gen. Joy's verbijstering nam dan ook toe,
terwijl zij opzat in haar gezellige kleine
kooi. Hoe door een plons en een schreeuw
in de duisternis een beurs met geld uit een
aarden pot weggelokt kon worden, terwiil
zij zich in de kajuit bevond, ging haar be
vatting te boven.
„Joy", vervolgde Jimmy ernstig. „Toen jij
op dek was om te zien wat die plons betee
kende, heb je toen goed om je heen geke
ken?"
„O, ja," antwoordde zij, „dat spreekt van
zelf, Jimmy. Ik dacht dat er iemand in het
water gevallen was, maar er was niets te
zien!"
„Dat bewijst het dan!" zei Jimmy zegevie
rend. „Hij is nog hier. Hij kan toch niet naar
wal gezwommen zijn, denk je wel?"
„Wie Jimmy! Wie zou niet gezwommen
zijn?" vroeg Joy, het voorhoofd fronsend.
„Waar heb je het in vredesnaam toch over?"
„Ik spreek overwie het ook geweest
mag zijndie den plons gemaakt heeft,"
zeide Jimmy, „omdat hij het volgens mij ge
weest is, die de beurs gestolen heeft. De een
of andere man," voegde hij er met stralende
oogen aan toe, „die zich in de boot verscho
len hield, heeft den diefstal gepleegd toen
je aan dek was".
Van verwondering hield Joy haar adem
in. Zij geloofde niet dat Jimmy zulk een slim
en goed detective was. Maar zij was nog niet
overtuigd.
„Ik geloof niet dat dit had kunnen gebeu
ren, Jimmy", zeide zij.
„Denk je?" antwoordde Jimmy, die aan
zijn idee vasthield. „Ook niet als hij regel
recht op den pot op den schoorsteenmantel
afging, en het geld eruit nam?"
„Maar hij kon niet weten dat 't geld daar
was, als hij 'n vreemde was, Jimmy. Hoe had
hij dit kunnen weten?"
„Hij kan op den uitkijk gestaan hebben"
meende Jimmy, „voor wij aan wal gingen'
Dit was een nieuwe opvatting. Joy keek
haastig naar haar broer op.
„Hij kan door de patrijspoort gegluurd
hebben", redeneerde Jimmy wijs, „en tante
Clara haar beurs weer hebben zien terug
leggen. Dat zou toch gemakkelijk geweest
zijn, vind je niet?"
Joy perste de lippen op elkaar. Met ver
wonderde oogen besefte zij dat zich hier
een oplossing van het mysterie voordeed,
waaraan zij noch mr. Prout gedacht had.
Maar het kon, zooals Jimmy even later
deed uitkomen nog meer zijn dan een oplos
sing. Want indien een dief ergens op de
Ladybird verscholen geweest was, dan zou
deze tot op dit oogenblik niet in de gele
genheid geweest zijn met zijn buit naar den
oever te ontkomen. Hij moest zich nog ver
borgen houden.
„Hij moet nog hier zijn!" fluisterde Jimmy
nadrukkelijk. „Of op deze schuit of op een
van die, welke langszij liggen. En als hij er
nog is, dan heeft hij ook Tante's beurs nog
in zijn zak."
„En is dat jouw idéé, Jimmy?"
„Ja", zeide Jimmy. „Vind je niet, Joy, dat
ik een goed detective ben? Als ik groot ben,
dan zal ik een bolhoed dragen en een snor
laten groeien, en problemen voor Scotland
Yard oplossen. Inspecteur Hornpipe!" voegde
Jimifty er stinnikend aan toe, doelend op
een bekenden inspecteur in detective geschie
denissen van den Engelschen radio. „Maar
vlug nu, Joy. Trek je kleeren aan!"
Hoe donker en koud
het ook was, Joy had
geen tweede aanmaning
noodig. De gedachte
aan de duistere wolk
van verdenking, welke
op haar neergdaald was,
had haar hart van bit
tere zorg vervuld, en
zij klampte zich begee-
rig vast aan ieder kans
het vriendelijke echt
paar te betvijzen dat
het zich vergiste.
Het leek immers zoo volmaakt onmogelijk
dat iemand anders de beurs gestolen zou
hebben en niet minder onmogelijk leek het
Joy mrs. Prout te verzekeren van haar eer
lijkheid, zoodat zij de verdenking, waarvan
zij het slachtoffer was. van zich kon afschud
den.
Binnen weinige minuten was Joy gekleed.
Zij trok een warmen mantel aan, en wikkel
de een wollen bouffante om haar hals. Toen
zij en Jimmy naar de grootere kajuit slopen,
konden zij het geluid van een diep, regelma
tig gesnork uit de andere kleine slaapkajuit
hooren, Sam Prout en zijn vrouw hadden
eveneens voor het oogenblik hun beslomme
ringen vergeten, en lagen in diepen slaap
verzonken.
Op de teenen loopend ging Jimmy zijn
zuster voor door de kajuit, en den steilen
ladder op, die naar dek voerde. Beiden lie
pen zeer zacht, uit vrees dat het slapende
r
echtpaar daar beneden ontwaken, en hen
hooren zou.
Het was nu een heldere nacht geworden
en de maan wierp een fel licht op de schui
ten, die bij elkaar op de rivier gemeerd la
gen. Van deze schuiten was de Ladybird het
dichtst bij den oever.
Het was alom zeer stil, en terwijl Joy en
Jimmy voortslopen, hoorden zij geen ander
geluid dan het kabbelen der rivier tegen en
tusschen de lichters, zij lieten zich afzakken
in het ruim, dat zij zorgvuldig doortochten,
glurend in alle hoeken en gaten, waar een
man zich verborgen had kunnen houden.
„Hier is niemand", fluisterde Joy. „Wij
moesten nu maar de andere schuiten door
zoeken".
De schuit naast de hunne was een oude
zolderschuit voor het vervoer van cement; zij
had weinig hoeken en gaten, en scheen leeg
en verlaten te zijn. Zij sprongen nu over op
de volgende schuit, en terwijl zij over het
dek naar het ruim slopen, bleef Jimmy plot
seling stilstaan. Vervolgens trok hij Joy terug
in de schaduw, én keek scherp voor zich
uit.
„Zag je iets bewegen beneden in dat
ruim fluisterde hij.
„Ja, Jimmy", fluisterde Joy terug. „Ik
weet nietik zag het maar een oogen
blikik denk dat het een kat was."
Maar Jimmy bleef vastberaden en stil. Zijn
blik was scherper dan die van Joy, en hij
wist dat zij het mis had. Ook hij had iets
kleins en ronds zien te voorschijn komen, en
vervolgens weer zien verdwijnen in de diepe
schaduw van het ruim. En het was geen
kat.
Het was het hoofd van een man
Jimmy was slechts een kleine jongen,
maar in den loop zijner vele wederwaardig
heden had hij oefening gekregen in snel
denken, en bovendien had hij geleerd zijn
hoofd niet te verliezen.
Na enkele oogenblikken getalmd te heb
ben, sloop hij voorwaarts tot hij een plek
bereikte, waar hij in het ruim van de schuit
kon neerzien.
Jimmy's hart klopte sneller toen hij zich
tot Joy wendde:
„Er is een man daar beneden. Ik ben er
zeker van. Ik geloof, dat het die is, naar wien
wij zoeken. Laat hem niet merken dat wij
hem gezien hebben". Hij fluisterde haar nog
iets anders toe, en sloop naar den boeg,
waarbij hij vlak langs den rand van het
ruim ging.
„Zit het touw vast?" riep Joy hem toe,
zóó dat de man daar beneden het hooren
kon.
„Ja't zit vast genoeg. Zij kan niet
afdrijven!" riep Jimmy terug. „Alles is in
orde!"
Deze toeroepen hadden natuurlijk geen
ander doel dan den man in het ruim te mis
leiden, en te voorkomen dat hij argwaan op
vatte. Maar toen Jimmy zich weer bij Joy
voegde, glansden haar oogen opgewonden.
„Wat kunnen wij doen, Jimmy? Hoe kun
nen wij er zeker van zijn dat hij daar is?"
„Wij zullen terugsluipen en licht halen",
fluisterde Jimmy, „en ook wat peper."
„Waarom peper, Jimmy?"
„Hij kan ergens weggedoken zijn, waar wij
hem niet zien kunnen. Het zou niet veilig
zijn naar beneden te gaan. Ik kan misschien
wat peper strooien", grinnikte Jimmy, „om
hem zoo aan het niezen te brengen."
Jimmy scheen dien nacht niets anders
dan schrandere invallen te hebben, en Joy
glimlachte, ofsohoon nogal zendwachtig. Zij
begon zich af te vragen of het niet te ge
waagd zou zijn alleen met dien vreemde den
strijd aan te binden, en of Ijet niet beter was
eerst Mr. Prout te roepen.
In de kajuit onder het achterdek van
Ladybird was mrs. Prout wakker geworden
door een geluid dat klonk alsof iemand zeer
zacht riep. Het kwam haar voor dat het
Jimmy's stem was, en na eenige oogenblik
ken geluisterd te hebben, ging zij opzitten
en stapte haar kooi uit.
Zij gluurde door de kleine woonkamer, en
merkte op dat de deur van de kleinere ka
juit een weinig openstond, ofschoon zij zich
herinnerde deze zorgvuldig gesloten te heb
ben toen zij vroeger in den nacht uit de
slaapkajuit der kinderen geslopen was.
„Wie heeft die geopend?" prevelde zij.
Vóór Mrs. Prout ingeslapen was, waren
haar gedachten vervuld geweest van het
verlies van haar beurs, maar toch evenzeer
van droefheid en teleurstelling over het feit
dat misschien al de vriendelijkheid en toe
wijding, die zij aan Joy en Jimmy besteed
had, niet gewaardeerd en misplaatst geweest
waren.
Met een nieuw gevoel
van onrust schreed zij
door het woonvertrek,
en gluurde in de kleine,
door een gordijn ver
deelde kajuit, die zij
voor de kinderen be
stemd had.
Maart plotseling deins
de Mrs. Prout achteruit
met een lichten kreet
van schrik, en zij haast
te zich terug naar haar
slaapkajuit om haar echtgenoot te wekken.
„Sam!" riep zij schor uit. „Word wakker!
De kinderen zijn weggeloopen!"
„Weggeloopen" mompelde Sam, terwijl hij
overeind ging zitten en slaperig zijn oogen
wreef. „Wees niet dwaas, kind. Waar zou
den zij heen kunnen gaan? Wij zitten toch
midden op de rivier? Zij kunnen immers
niet drijven, zou ik zeggen!"
„Het kan mij geen steek schelen of zij
drijven kunnen of niet. Hun kleeren zijn
er niet meer, Sam, en hun kooien zijn leeg.
Zij zijn er vandoor dat is het, waartoe zij
gekomen zijn", voegde zij er verontwaardigd
aan toe, „en zij hebben mijn beurs en geld
meegenomen!"
Sam wreef zijn oogen nogmaals en kreun
de; vervolgens liet hij zich uit zijn kooi glij
den, en schoot wat kleeren aan.
Maar als zij nu heusch ervan doorgegaan
waren, hoe hadden zij dan den oever bereikt?
Dit vroeg hij zich af met zwaar gefronste
wenkbrauwen af terwijl hij den ladder naar
het dek beklom.
Plotseling zag Sam Prout 'n schaduw be
wegen op de naburige schuit; snel trok hij
zich in de schaduw terug, en wachtte af. Hij
zag twee gedaanten rustig overspringen aan
boord van de Ladybird een jongen en
een meisje.
Boven bij den ladder stonden zij stil om
te luisteren.
„Het is in ordeZij slapen nog. Ik zal
het halen, Joy" hoorde Mr. Prout Jimmy
fluisteren. „Laat mij maar begaan!"
joy wachtte, terwijl Jimmy naar beneden
sloop. Langs bakboord kruipende, gluurde
Sam door de patrijspoort. Hij zag Jimmy
rustig naar een lade gaan, en er iets uit
halen, dat hij in zijn zak stak Vervolgens
sloop Jimmy naar de kast, en haalde ook
daér wat uit.
Sam Prouts vriendelijk gelaat had een
strenge en toornige uitdrukking aangenomen
Hij had zich vastgeklampt aan de meening dat
de verdenkingen van z'n vrouw ongegrond
waren, maar nu voelde hij toch dat hij hier
aan niet langer kon vasthouden, want hij
had nu een positief bewijs.
Had je zoo iets ooit kunnen gelooven?"
mompelde hij bitter. „En dat nog wel na
alles wat wij voor ze gedaan hebben."
Hij wendde zich om en begaf zich zachtjes
naar het stuurboorddek terug. Hij zag Jim
my den ladder weer opkomen, en zich bij
zijn zuster voegen.
„Klaar, Joy?" fluisterde Jimmy. „Dan
gaan wij!"
„O, neen, dat doen jelui niet! Ziezoo, daar
heb ik jelui toch gesnapt!"
Geheimzinnige machten, gezeteld op den
onbereikbaren Olympus van het Verdedi
gingsdepartement hadden goedgevonden en
verstaan, dat het zooveelste depot, inclu
sief de zooveelste compagnie ergens anders
in Nederland voor de neutraliteit had te
waken of bewakers daarvoor klaar te stoo-
men.
Dies naderde snel het moment, dat de
afdeeling landsverdedigers afscheid had te
nemen van de vrouwelijke brigade van de
Charitas. Dat afscheid mocht niet koud zijn,
daarvoor had de vriendelijkheid der zusters
te milddadige warmte verspreid. Spontaan,
als alleen bij een troep soldaten dat kan,
rijpte het plan een geschenk aan te bieden.
Naar den aard hiervan behoefde men niet
te lang te zoeken de compie bezat een
kunstenaar, die een kruisbeeld zou ver
vaardigen.
De militaire overheid stemde van harte
met dit voornemen in, ja, verordende zelfs,
dat de overhandiging bij een officieele mili
taire plechtigheid zcu plaats hebben.
Alzoo geschiedde het, dat de zooveelste
compagnie enz. keurig in 'het gelid stond
aangetreden voor de stichting, waarna heel
schuchte-tj - - (->•» errw. moeder en de zusters
uit het hek k.vsmen stappen, om, op het
trottoir - de ongewone huldiging in
ontvang-.! t" en.
Twee n p - naar voren uit het gelid,
een mei hc: fta?'-» kruis in oranjedoek ge
wikkeld en een. de redenaar van de troep,
die de diepe dankbaarheid der jongens ver
tolkte en vertelde, dat roomsch, protestant
en ongeloovig met evenveel liefde aan dit
geschenk hadden bijgedragen.
Een groote fruitmand voor eigen gebruik
der zusters gaf aan het schoone cadeau nog
meer kleur en fleur.
Diep bewogen en dankbaar waren de brave
nonnetjes, aan welke gevoelens de rector
van het gesticht in eenige hartelijke woor
den uiting gaf.
Op Zondag 30 April j.l„ des avonds te
ongeveer elf uur, gebeurde te Haarlem in
de Groote Houtstraat, op de kruising Raam-
singel, een ernstig verkeersongeluk, waarbij
een man werd gedood en een tweede ern
stige verwondingen opliep.
Een motorwagen van de Noord-Zuid-Hol-
landsche Tramweg Mij. kwam in botsing met
een volledig bezette autobus, die de tram
rails overstak. De tram ramde de bus, die
gezien uit de tram van rechts kwam,
aan de linkerachterzijde. De bus werd ern
stig gehavend. Een der passagiers werd op
straat geslingerd en met een schedelbreuk
opgenomen. Korten tijd later overleed hij.
Van de tram waren de ruiten van het voor-
balcon verbrijzeld, waardoor een der passa
giers ernstige snij wonden opliep aan de
handen. f
Aanvankelijk werd tegen den autobus
chauffeur een vervolging ingesteld, maar
tijdens het onderzoek door den rechtercom
missaris werd hij buiten vervolging gesteld
en zijn plaats op het verdachtenbankje werd
ingenomen door den trambestuurder.
De officier van justitie legde den bestuur
der veroorzaken van dood door schuld en
van zwaar lichamelijk letsel door schuld
(art. 307 en 308 W. v. Str.) ten laste.
De officier eischte drie weken hechtenis
tegen hem, doch de rechtbank wees op 5
October j.l- een clement vonnis.
Verd. werd veroordeeld tot een voorwaar
delijke hechtenis van twee weken met een
proeftijd van twee jaar en 15 boete.
De bestuurder was overtuigd van zijn on
schuld en hij -ging in hooger beroep, zoodat
gisteren deze strafzaak voor het gerechts
hof te Amsterdam, gepresideerd door mr.
Joh. M. Jolles, diende.
Verd. verklaarde dat hij naar zijn schat
ting met de normale snelheid, 20 K.M. had
gereden.
Uit het slotverhoor van den verdachte
bleek nog, dat hij eigenlijk slager is. Op
Zondagen doet hij bij de tram dienst als
hulpbestuurder. Hij is al eens eerder door
den kantonrechter beboet in zijn functie als
hulpbestuurder.
De procureur-generaal mr. A. A. L. F. van
Dullemen zeide in zijn requisitoir dat er
proeven zijn genomen over den remweg.
Het resultaat van de botsing toont aan, dat
deze met zeer groote kracht geschiedde. Uit
deze beide factoren blijkt, dat de snelheid
van verdachte grooter is geweest dan 20
K.M. per uur en hij niet tijdig mét alle
kracht heeft geremd.
Zeer terecht is verdachte dan ook ver
oordeeld door de rechtbank te Haarlem.
Niet vereenigen kan spr. zich echter met
de opgelegde straf: een voorwaardelijke
hechtenis en een lage geldboete. Bij dit on
geluk immers heeft een mensch het leven
verloren en een tweede werd ernstig ge
wond.
Spr. vorderde daarom een onvoorwaar
delijke hechtenisstraf van drie weken.
De verdediger mr. F. van der Goot pleittt
vrijspraak.
Het hof zal 25 Januari arrest wijzen.