s HET LEVEN EN STERVEN van Scliwester Basildis O MEE MET HET FINSCHE LEGER DONDERDAG 18 JANUARI 1940 P 19 Januari is het twee jaar ge leden, dat in het moederhuis der zusters van Steyl de jonge novi ce Basildis naar den hemel ging. UIT DE PERS. DE WEGWIJZER" VOOR INDIË. Alle respect NED. GIST- EN SPIRITUSFABRIEK. De kwestie der grondstoffen- voorziening. INGEZONDEN. DE MOBILISATIE EN HET PARTICULIER MUZIEKONDERRICHT X. SURINAME'S ECON. EN SOCIALE TOESTAND. Bevordering immigratie van Javanen. Creoolsche bevolking moet tot regel- matigen arbeid worden gebracht MAN ONDER HET IJS GERAAKT. MISSIE-ACTIE IN MIDDEN LIMBURG. FEEST IN MISSIEHUIS TE HOORN, INDRUKKEN OP RUSSISCH GRONDGEBIED. In een open slede bij 38 graden koude. f I Zij was geen brillante jonge vrouw, geen veelbelovend menschenkind in den gang baren zin van het woord. Zij heeft ook niet in een lang en moeilijk leven geworsteld met God. En in het klooster was zij nog maar een novice Ik zou het daarom niet gewaagd hebben over haar te schrijven, als niet een priester, die van zeer nabij dit leven heeft gekend en geobserveerd, het de moeite waard had gevonden, er een dik boek over te schrijven. Het boek heet„Die kleine Blume von Steyl" en het werd geschreven door dr. Anton Freitag S. V. D. Schwester Basildis, die „in de wereld" Elli Hachen heette, werd in 1910 geboren. Zij bracht haar jeugd door in Menden, in West- falen. Haar ouders waren eenvoudige qnen- schen en ook Elli zelf onderscheidde zich in nietsZij was enkel een gewoon klein meisje, vriendelijk, behulpzaam en zeer gevoelig. Maar reeds heel vroeg schijnt God dit kind met onweerstaanbare kracht naar Zich toe getrokken te hebben, haar ontvankelijk te hebben gemaakt voor de zoetheid van Zijn liefde, opdat zij eens in staat zou zijn, haar fiat te geven, als de gekruisigde Bruidegom haar zou uitnoodigen, ook den lijdenskelk met Hem te drinken tot den laatsten druppel. Hoe is het anders te verklaren, dat een zoo rustig, eerlijk kind, dat niet in het minst sentimenteel of geëxalteerd was aangelegd, als eerste en eenige antwoord op de vraag wat zal ik worden zichzelf aanbood aan den Bruidegom, en Hem zeide, dat zij alle offers voor Hem wilde brengen „Ich will einmal ganz für Dich verbluten". En met een vermoeden wellicht van wat deze over gave zou gaan beteekenen, voegde zij er aan toe„Lieber Heiland, nimm mich nur beim Worte, aber hilf mir Deze daad van kinderlijke liefde en groot vertrouwen heeft over heel haar verder leven beslist. Zij is trouw gebleven tot haar laatste minuut op aarde, ja inderdaad tot den laatsten druppel bloed. Vrouwelijk-gedecideerd was zij er van overtuigd dat de Meester haar bestemd had om missie-zuster te worden. Maar vrouwe- lijk-discreet bewaarde zij 10 jaar lang dit geheim, dat immers niet haar geheim alleen was, in haar hart. Eerst toen zij 24 jaar was, gaven haar ouders toestemming om in te treden bij de missie-zusters van SteyL Hoe zeer zij ook er naar verlangd had, haar roeping te kunnen volgen schijnt het afscheid haar toch wel erg zwaar te zijn gevallen. Er waren zooveel lieve menschen en herin neringen, die zij nu voor altijd vaarwel moest zeggen. Ook de eerste tijd in het klooster maakte het haar moeilijk, trouw te zijn. Haar stille, wat teruggetrokken natuur voelde zich aan vankelijk gedrukt door het samenleven met zooveel menschen. Daarbij kwam nog de beproeving van een martelend heimwee. En de plotselinge dood van haar vader deed haar heftig naar huis verlangen, om daar het verdriet te kunnen deelen van hen, die haar lief waren. Maar had zij niet eenmaal beloofd, alle offers te willen brengen Met bloedend hart wist zij nog dankbaar te zijn, omdat zij den Bruidegom dit offer aanbieden mócht Er wordt wel eens smalend gesproken over „novicendeugd". Ik kan mij voorstellen, dat daartoe ooit aanleiding bestaat. Maar O. L. Heer legde dan toch bij Elli Hachen wel solide fundamenten Haar aanteekeningen, die voor geen vreem de oogen bestemd waren, getuigen van een zakelijke, objectieve zelfcritiek. Een geraf fineerd styliste was zij niet. Evenmin een scherpzinnig psychologe. Maar de weinige woorden, waarin zij maandelijks de geeste lijke balans opmaakte, getuigen van een helderen blik op datgene wat haar van Jesus kon verwijderen of haar dichter bij Hem bracht. Is naar het klooster gaan niet sterven voor de wereld Welnu, dan moest ook zonder genade alles dood, wat nog aan zelfzucht of eigenliefde den kop op wilde steken. Pijnlijk scherp en meedoogenloos stelt zij vast, dat zij bij mislukkingen zich °og in haar trots gekrenkt voelt, dat zij rr e veel hecht aan het oordeel van de mensen n, dat zij zich nog bezeerd voelt bij vernederingen, dat zij nog niet edelmoedig genoeg van eigen wenschen en meeningen afstand weet te doen. Uiterst oplettend was zij voor alles, wat den Bruidegom zou kunnen kwetsen. Zij beschouwde het als een bijzondere attentie van Zijn liefde, wanneer Hij haar deed inzien wat Hem nog mishaagde. Even correct was zij in den omgang met de medezusters. In haar optreden is zij waar schijnlijk het best te typeeren alsevery inch a lady. Altijd bescheiden, gereserveerd, correct en hoffelijk, bezat zij een natuurlijke voornaamheid. Begin Mei 1937 werden in het Steyler klooster de voorbereidingen getroffen voor de a.s. professie, die kort na Pinksteren, op den 8en Juni zou plaats hebben. Ook Schwes ter Basildis kreeg een plaats toegewezen in de processie en aan het altaar. Zij mocht de offerkaars vasthouden en de gelofte-formule zeggen.-Na Pinksteren zou de retraite van voorbereiding beginnen Maar op den tweeden Pinksterdag werd Schwester Basildis ziek. De dokter consta teerde pleuris en dat beteekende, dat zij alleen niet de geloften zou mogen afleggen, waarnaar zij, misschien meer dan wie ook, verlangd had. Uiterlijk was zij rustig en beheerscht, zich dwingend tot de hoop, dat het nog in orde zou komen. Maar in lange nachten vocht zij eenzaam tegen haar tranen, vocht zij ook tegen het steeds duidelijker wordend besef, dat haar het bitter offer gevraagd zou worden van achter te blijven en niet het bruidsfeest als sponsa Christi te mogen meevieren. Maar eindelijk kon zij toch gelaten het „Ja, Vader" bidden. In een brief naar huis schreef de toekom stige missie-zuster: dat de redding der zielen niet alleen den Heiland, maar ook Zijn bruiden hartebloed moest kosten". In den zomer herstelde Schwester Basildis. Zij kon weer terugkeeren in het noviciaat, om zich voor te bereiden op de professie van 8 December. Maar het ging niet goed. Begin October werd zij opnieuw ziek. De laatste aanteekening betreffende haar gees telijk leven maaktè zij op 3 October. Het was de samenvatting van haar korte, maar in zijn eenvoud heldhaftige leven„God, Hei lige Geest, tot Uw verheerlijking dient heel mijn leven". Het lijkt een profanatie om over dit laatste ziekbed, waarin de bruid van Christus gelou terd werd, tot zij waardig zou zijn om op te gaan naar het hemelsche bruidsfeest, te schrijven in een dagblad. Eén lange hunkering was het naar den hemel, naar den Beminde van haar hart, één onafgebroken gebed van overgave. Alles wat haar op aarde nog aan verwachtingen restte, werd haar ontnomenzij zou ook nu niet worden toegelaten tot het afleggen van de geloften. Ook niet de geloften „in articulo mortis"... j want de dokter hoopte, dat zij voldoende zou herstellen om naar huis terug te keeren. Alles .had zij voor Jesus en met Jesus geledenhonger, dorst, brandende pijnen, barre verlatenheid. Zou Hij nu nog haar bruidelijke overgave weigeren te aan vaarden Hoe heldhaftig waren toen haar woorden „Ik ben nu zoo arm. Ik heb zelfs geen doel meer, geen wensch, ik lig maar hier en wacht". Maar toen was het genoeg. Jesus had de trouw van Zijn bruid gezien. Haar toestand verergerde dermate, dat de „aan den dood gewijde Bruid des Heeren" zooals haar geestelijke leidsman zich uitdrukt met het ontvangen der laatste H. Sacramenten ook de drie geloften mocht afleggen. Sedertdien had zij bij alle pijn en uitput ting een hart vol vreugde. Zij verlangde zoo naar den hemel. Maar zij wilde niet eerder van dit lijden verlost zijn, dan wanneer Jesus den tijd daartoe gekomen zou achten. lederen morgen vroeg zij gretig, of Jesus nu wel komen zou. Zij wilde zoo graag na de H. Communie „met Jesus inslapen, om met Hem in den hemel te ontwaken". Maar zij moest nog wat wachten en geduldig zijn. Zij klaagde nooit, maar wat zij leed kan blijken uit de woorden, die zij sprak, toen haar biechtvader haar eens herinnerde aan haar overgave van lang geleden „Ik wilde eenvoudig alles aan den lieven Heiland geven wat ik had en heb, en wel voor eeuwig. Dat Hij het echter op deze manier en zoo gauw zou eischen, had ik niet gedacht.dit lijden is zoo zwaar Dat is haast geen lijden meer, maar dat wat volgt, wat achter het lijden ligt het is een martelaarschap". In den avond van den 9en Januari scheen het eindelijk, dat zij den nieuwen morgen niet meer zou zien. Volkomen rustig en gelukkig bad ze „O Jesus, ich liebe Dich Ich hab' Dich doch so lieb!" Maar nog tien volle dagen moest ze wach ten. In den nacht van 18 op 19 Januari vroeg ze de zuster die bij haar waakte „Leg u mij neer als een bruid". Het was de laatste attentie, die zij op aarde den Bruidegom bewijzen kon Hem te wachten en te ont vangen als een feestelijke bruid. Langzaam verminderde het bewustzijn. Zacht fluisterde zij soms voor zich heen „Heiland, Himmel". Tegen den avond stiert zij, zonder strijd, glimlachend en gelukkig „Zoo ging ze naar huis", zegt haar biograaf. Zal Schwester Basildis eens een Duitsche petite Thérèse worden IN TE. Zuster Basildis. Verbeterd bericht. De „Avondpost" schrijft. Volk en Vaderland, het weekblad der N.S.B., schreef onlangs, dat dr. Colijn weer lid van de Tweede Kamer is. Maar hij is lid van de Eerste. Endaarom plaatst het weekblad thans het volgend „verbeterd bericht „Men wijst er ons op, dat de afgevaar digde van de Unilever, de heer Colijn, niet in de Tweede Kamer huist zooals wij vorig maal abusievelijk schreven doch in de Eerste Kamer, waar hij als opvol ger van wijlen den heer S. van den Bergh enkele maanden geleden zijn intrede deed. Zooals men weet, is de Eerste Kamer nog een tikje voornamer dan de Tweede en aangezien wij den heer Colijn de volle achting, welke hem toekomt, niet willen onthouden, plaatsen wij gaarne deze ver betering." Dit „verbeterd bericht" toont hoe deze groot-critici op de hoogte zijn! De anti-revolutionnair Colijn (de schimpscheut gaan wij natuurlijk voorbij) opvolger van den liberaal van den Bergh. Welk een keurige „verbetering"! En dan nog wel van „w ij 1 e n" den liberaal van den Bergh; wij hopen dat deze oud-Sena tor nog verscheidene jaren aan zijn leven zal zien toegevoegd. Toch critiseeren deze menschen er dag in dgg uit op los. O! ze zijn zoo op de hoogte! Onder dezen van onverdachte bewondering blijk gevenden titel kondigt de chr.-hist. „Ne derlander" het verschijnen aan van den nieu wen jaargang der bekende uitgave van het Kath. Indisch Bureau, dat onder leiding van directeur P. J. F. J. Schnebbelié zich reeds zooveel jaren verdienstelijk maakt voor Ka tholieke Indië-gangers en repatrieerenden. Wij kunnen de verleiding niet weerstaan, het voornaamste deel van den lofzang, hier van Protestantsche zijde gezongen op een ka tholieke instelling, die aan eigen menschen ter navolging wordt voorgehouden, over te drukken: „Deze „Wegwijzer" is dan één der bemoeie nissen van dit bureau, waarvan wij vernemen, dat het ontstaan is uit persoonlijk initatief van den directeur, een man, die, al is hij zelf niet in onze Indiën geweest, zich steeds sterk geïnteresseerd heeft voor deze gebiedsdeelen. De andere bemoeienissen van het Bureau be treffen allereerst het verstrekken van inlich tingen aan gaanden en komenden, het verlee- nen van medewerking aan hen, die een werk kring in Indië zoeken, het onderhouden van geregeld contact met personen in de meest uiteenloopende takken van dienst in Indië enz. Onder dit „enz." vallen dan zelfs mede delingen aan gegadigden op welke booten naar Indië zij priesters kunnen aantreffen en het in contact brengen van r.k. passagiers met andere geloofsgenoo ,n aan boord. Gelijk men ziet, een zeer ver strekkende bemoeienis voortspruitende uit de zorg voor-den geloofs genoot, die zich in Indië wenscht te vestigen en dien men voor het roomsch-katholieke ge meenschapsleven behouden wil. Wij willen hier wel zeggen, dat wij een groote bewondering hebben voor dit werk. Meer nog: dat wij deze zich steeds uitbreiden de activiteit gaarne ten voorbeeld willen stel len aan onze eigen geestverwanten. Laten dezen want op dit'gebied wordt er in Pro testantsche kringen nog zoo weinig gedaan zich, liever dan zich wat heel snel bezorgd te maken óver roomsche activiteit, die bedrei ging voor het Protestantisme zou kunnen zijn, eens afvragen wat ze hier 1 e e re n kunnen. Dat is namelijk heel wat. En de Bel gische r.k. hebben dit dan ook reeds ingezien door zelf zulk een uitgave voor Belgisch Con go op te zetten en het goede voorbeeld te vol gen. Dit zou men nu hier te lande ook van Protestantsche zijde kunnen gaan doen. Op den inhoud van dezen „Wegwijzer" gaan we hier niet, althans niet uitvoerig in. Wie gaan er naar de Oost? vraagt in het eerste artikel de missionaris H. A. Sterneberg en hij beantwoordt deze vraag helder, zóó dat ieder, die denkt over naar-Indië-gaan, volkomen gewaarschuwd is. Stalen wilskracht en kun de acht hij daarvoor noodig, een genoegzaam zelfstandig karakter, terwijl een hoog begrip van zedelijkheid natuurlijk eveneens als eisch gelden moet. Want zulk een begrip heeft ook groote beteekenis voor het werk in Indië, van welken aard het ook zij. Zeer instructief is ook wat het lid der Twee de Kamer, de heer Bajetto, schrijft over de vooruitzichten voor den Indië-ganger, zijn ook de medische raadgevingen, door een me dicus verstrekt, zijn trouwens alle inlichtin gen, die daarop dan weer volgen. We durven wel zeggen: hier is wel ongeveer niets, dat voor den naar Indië vertrekkende noodzake lijk of nuttig is te weten, vergeten: over dienstplicht in Indië, opleiding tot bestuurs ambtenaar, studie van het Ned. Indisch recht en Indische talen, de opleidingen hier te lan de voor Indië op allerlei gebied. Dat zijn al lemaal mededeelingen, die voor ieder, ook den niet-katholiek van beteekenis zijn. Dat daarenboven ook gezorgd wordt voor de godsdienstige belangen van den eigen geloofs genoot, laat zich verstaan. Tot zelfs een opga ve van de kerkdiensten, heel den Archipel door, is hier niet vergeten. Dit alles betreft dan de naar Indië vertrek- kenden. Voor hen, die terugkeeren, wordt dan in een tweede deel ongeveer hetzelfde gedaan. Lijsten van r.k. scholen, tot zelfs de bewaarscholen te 's Gravenhage, gegevens over andere gemeenten, waar Indische ver lofgangers zich gaarne vestigen, treft men in dit gedeelte aan. Wij aarzelen niet, dit werk „af" te noemen. Vandaar de titel Van dit stukje: Alle respect! Laat men dit goede voorbeeld van r.k. zijde nu eens navolgen van de zijde onzer Protes tantsche geestverwanten. Dwaas is hij, die niet van anderen iets goeds leeren zou! „Voor den aanvoer van mais en gerst is de Ned. Gist- en Spiritusfabriek aangewezen op het buitenland", aldus ir. W. H. van Leeuwen, president-directeur van de Nederlandsche Gist en Spiritusfabriek, in een onderhoud met de „Delftsche Courant". „Mais wordt hier niet verbouwd en de inheemsche gerst leent zich minder voor ons fabricaat. Wij krijgen onze grondstoffen hoofdzakelijk uit Noord- en Zuid- Amerika, de Donaulanden en Zuid-Afrika." Door de vorming van zeer ruime voorraden is er voor gezorgd, dat men niet voor onaange name verrassingen zou worden geplaatst. En wat dat betreft heeft men „zicht" genoeg ge had en heeft de ervaring der laatste jaren voor voldoende waarschuwingen en aanwijzingen gezorgd. Men heeft thans de beschikking over grondstoffen voor evenveel maanden als in normale tijden voor weken. Het uitbreken van den oorlog heeft door deze activiteit geen streep gehaald; er is, integendeel, naar ge streeft den voorraad op peil te houden en zelfs nog op te voeren. „Hebben zich bij den grondstoffenaanvoer moeilijkheden voorgedaan?" „Geen moeilijkheden van beteekenis", aldus ir. Van Leeuwen, „al kwam er nu en dan eens een lading niet of vertraagd aan en verkeert men altijd in onzekerheid over den leverings datum. Stagnatie in de productie heeft het uitblijven van aanvoeren geen oogenblik ver oorzaakt. Niemand ken echter zeggen hoe het in de toekomst zal gaan. Alles moet over zee komen en dus hangt alles er van af of die zee voldoende open blijft. Van buitenlandsche uit voerverboden hebben we nog geen last gehad. Maar de prijzen zijn zeer gestegen en loopen nog steeds op, sterk beinvloed door de hooge vrachten ten gevolge van het gebrek aan scheepsruimte en de hooge molestpremies. Re kent men met 80 per last graan op het oogen blik, dat de oorlog uitbrak, dan is men thans al op meer dan het dubbele en wel 160180 gekomen. In den vorigen oorlog zijn de prijzen uiteindelijk nog veel meer opgeloopen en werd er b.v. voor mais genoteerd: in 1913 135, in 1914 (als maximum) 270, in 1916 370 en in de twee laatste oorlogsjaren zelfs 550; en voor gerst: in 1916 445 en in 1917 600, waarbij er natuurlijk rekening mee moet worden gehou den, dat men toen van een aanzienlijk hoogere voor-oorlogsbasis uitging." „Of we onzen voorraad op peil zullen kunnen houden? Dat is natuurlijk een vraagstuk op zichzelf", aldus de heer Van Leeuwen, „maar men mag toen wel aannemen, dat, als er nog tarwe genoeg is voor ons brood, ook de grond stoffen voor de Gistfabriek wel niet zullen ontbreken. Voorspellen is moeilijk en wat is er b.v. ten aanzien van dezen oorlog van alle voorspellingen uitgekomen!" Van de grondstoffen komt dan het gesprek op het product. Al is het grootste deel van de gefabriceerde gist voor het binnenland be stemd, de export heeft toch altijd een belang rijke rol gespeeld. Deze uitvoer was na het begin van den oorlog niet volledig meer moge lijk, maar kon toch onder de gegeven omstan digheden op bevredigende wijze in stand ge houden worden. Hoe dat verder zal gaan, is niet te zeggen. Men staat hier niet voor een zuiver commercieel, maar voor een algemeen politiek vraagstuk en het toekomstige lot van onzen uitvoer is van tal van factoren afhanke lijk die buiten onze macht liggen, aldus de heer Van Leeuwen. „Maar wij zetten er alles op om ons product op de buitenlandsche markt te houden en dat is tot dusver bevredigend ge lukt." Ook de uitvoer naar Ned.-Indië heeft eenige moeilijkheden opgeleverd door de be lemmering van de scheepvaart maar deze be zwaren konden toch, o.a. door extra-zendingep, tot dusverre goeddeels uit den weg worden geruimd. Wij vroegen den heer Van Leeuwen ten slotte naar zijn meening over het personeels vraagstuk in verband met de toekomst van het bedrijf. „Er behoefden," aldus luidde het antwoord ongeveer, „tot dusver nog geen arbeiders ont slagen te worden. Economisch zie ik de toekomst niet optimis tisch in," aldus eindigde ir. Van Leeuwen het onderhoud. „En dat geldt voor alle catego rieën van ons volk, die uit deze crisis armer te voorschijn zullen komen. Op het oogenblik gaat het ons land economisch nog niet zóó slecht, omdat van een sterken achteruitgang van de algemeene bedrijvigheid nog weinig te bespeuren is. Maar deze bedrijvigheid staat en valt met den aanvoer van materiaal. Zal de toevoer voldoende blijven of niet? Dat is een van onze eerste en ernstigste toekomstvragen." (Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie). Kort geleden kwam ons een geval ter oore van een particulier muziekleerares, die een aantal ouders van een gemobiliseerd collega bezocht om deze ouders te overreden, hun kinderen aan haar leiding toe te vertrouwen, omdat de mindere lesuren (de gemobiliseer de muziekleeraar kan uiteraard alleen zijn verloftijden benutten) schade zouden berok kenen aan de muzikale opvoeding der kinde ren. Hoewel een dergelijke praktijk (ten overvloede nog beoefend door een ongedi plomeerde tegenover een gediplomeerde) uiteraard op weinig succes is aangewezen, meenen wij toch goed te doen, dit geval te publiceeren en er tevens op aan te dringen dat men den musici, die hun brood verdie nen met lesgeven, juist in deze omstandig heden trouw blijft. Een lespraktijk komt slechts langzaam en op grond van vertrouwen tot stand en het is wel zeer bitter, wanneer iemand die zijn plicht tegenover het vaderland verricht, be merkt dat zijn lespraktijk intusschen achter zijn rug wordt afgebroken. Over het bezwaar van wat minder lesuren zullen de ouders in deze omstandighied gemakkelijk heenstap pen. Zij zullen juist gaarne hun medewerking verleenen, opdat de kinderen, hoewel het contact met den leeraar iets losser is dan gewoonlijk, toch den noodigen tijd studeeren En het zal blijken, dat waarlijk serieus en deskundig muziekonderricht door deze om standigheid niet ernstig geschaad behoeft te worden. Immers, de leeraar of de door hém aangestelden plaatsvervanger (voor wiens capaciteiten hij dus borg staat) zullen even eens hun onderricht op dezen uitzonderlijken stand-van-zaken inrichten. De R.K. Ver. van Toonkunstenaars. Nu een Nederlandsche firma het noodig oordeelt, haar product Insuline met maar even 20 pet. te verhoogen, herinner ik mi, een geval, dat ik zelf vorigen zomer mee maakte. Dokter had een mijner kennissen pillen voorgeschreven, een Fransch artikel dat in de apotheek kostte 1.50. Daar ik in dienzelfden tijd naar Frankrijk ging, ver zocht mijn kennis mij te trachten die pillen uit Frankrijk mede te brengen. Het adres van het „laboratoir" in Frankrijk stond er op. Ik slaagde er in enkele apotheken een fleschje van dezelfde pillen, denzelfden inhoud enz. te koopen voor 12 en voor 14 Francs, een prijs toen overeenkomend met 60 a 70 Hol landsche centen. De Fransche apotheken zijn niet bedoeld als philantropische inrichtingen en zullen dus aan die 12 en 14 Francs een behoorlijke verdienste hebben gehad. Ik deel een en ander slechts mede om aan te toonen dat de verdiensten aan dit apothekers artikel minstens „behoorlijk" zijn hier te lande. Ik wil niet beweren dat die winst geheel bij de apotheek zitik ben daarmede niet bekend Doch ik ga van de veronderstelling uit dat de winst op bedoelde buitenlandsche pillen een normale winst is geweest, ik bedoel dat bij de prijsbepaling van de verdienste er op de gewone winstmarge zal genomen zijn. Al les bij elkaar genomen, vind ik het vreemd dat bij een dergelijke winstmarge een geheel Hollandsch product als Insuline thans bij den apotheker met 20 pet. verhoogd moet wor den. Is dit nu in orde? Velen zullen zich met mij ergeren aan een dergelijke handelwijze want het wil er bij mij niet in, dat er nu re den is om een artikel, Hollandsch fabrikaat nog wel, met dergelijke grooteprijsverhoo ging op den toch reeds riet lagen prijs, te belasten. Is hier geen reden tot onderzoek naar prijsopdrijving? Naschrift van de redactie. Vap deskundige zijde is ons medegedeeld, dat de verhooging van den Insulineprijs volkomen redelijk is in verband met de verhoogug van de prijzen der grondstoffen. Apothekersproducten zijn hier altijd duur geweest; het prijsverschil van hetzelfde pro duct in Frankrijk en hier ziet men ook bij andere artikelen, b.v. lampen en sigaretten. Het hangt af van de factoren, waarop de prijspolitiek gebouwd is en die men alle moet kennen, om billijk te oordeelen. Aan het Voorloopig Verslag van dè Tweede Kamer over de Surinaamsche begrooting voor 1940 is het volgende ontleend: Verscheidene leden vestigen er de aan dacht op, dat in de Memorie van Toelichting, in tegenstelling met de beide vorige jaren, thans geen gewag wordt gemaakt van eenige verbetering in den economischen toestand van dit gebiedsdeel. Moet men hieruit opma ken, dat naar het oordeel der regeering elke verbetering in het afgeloopen jaar achter wege gebleven is? Andere leden waren van oordeel, dat de raming van de middelen eenige aanwijzing geeft voor een lichte verbetering in den al- gemeenen toestand van het gewest. Over de geheele linie toch vertoonen de inkomsten een geringe stijging. Van verschillende zijden werd instemming betuigd met het voornaamste middel, dat de minister wil toepassen om de welvaart te verhoogen, n.l. bevordering van de immigra tie van Javanen. Met betrekking tot dit mid del rijzen echter verschillende vragen, welke vele leden er toe brachten den minister te verzoeken nadere mededeelingen te doen omtrent zijn plannen op dit gebied. Een zeer belangrijke vraag met betrek king tot de immigratie is deze, of de aan voer van Javanen wel in het belang van de inheemsche bevolking van Suriname is. Zou het n.l. de bedoeling zijn deze Javanen in hoofdzaak zich te doen vestigen als kleine zelfstandige landbouwers, dan vreesden som mige leden, dat de Creoolsche bevolking daarvan geen voordeel zal hebben. Andere leden verklaarden de vrees, dat vestiging op groote schaal van Javanen als zelfstandige landbouwers de inheemsche bevolking zou kunnen schaden, niet te dee len. Met de plannen tot voortzetting van de irrigatiewerken werd algemeen ingestemd. Gaarne zou men vernemen, hoe ver deze werken thans gevorderd zijn. Hoe nuttig men de immigratie ook achtte, toch waren vele leden van oordeel, dat deze maatregelen op zich zelf geen oplossing kun nen brengen voor het probleem van de in heemsche bevolking van Suriname. Het vraagstuk, hoe deze bevolking, op hooger peil te brengen, verontrustte niet weinige van deze leden. Naar de meening van deze leden, moet in de eerste plaats de Creoolsche bevolking worden opgevoed tot regelmatigen arbeid en in het bijzonder tot landarbeid. In verband met het voorgaande merkten verscheidene leden op, dat het lager onder wijs dringend organisatie behoeft, teneinde dit beter dienstbaar te maken aan de econo mische behoeften van een belangrijk deel der bevolking. Bevordering van den kleinen landbouw, zoo betoogden voorts verscheidene leden, eischt ruimere verschaffing van landbouw- crediet tegen lagere renten dan de thans ge bruikelijke. Ook herziening van de verouder de agrarische wetgeving achtten zij wen- schelijk. Men zou het op prijs stellen, indien de minister een overzicht wilde geven van den stand en de vooruitzichten, ook wat de ver schepingsmogelijkheid betreft van de voor naamste cultures: rijst, citrus, bananen, kof fie, mais. De opneming van Suriname in het lucht verkeer werd algemeen toegejuicht. Men betreurde, dat het noodig is een rijks bijdrage van meer dan 3 millioen te ramen teneinde de Surinaamsche begrooting in evenwicht te brengen. Echter kon men zich bij de stijging van de bijdrage neerleggen, nu deze een gevolg is van het uittrekken van belangrijke, doch noodzakelijke credieten ter bevordering van immigratie en irrigatie. Van verschillende zijden werd gewezen op het groote belang eener behoorlijke poli tiezorg. Verscheidene leden waren niet geheel ge rust, dat de politie vrij is van nationaal-so- cialistische elementen. Voorts vestigden zij er de aandacht op, dat in Suriname nog steeds nationaal-socialistische (met inbegrip van antisemietische) propaganda wordt ge maakt, ook door buitenlanders. Aan deze politieke actie van vreemdelingen dient huns inziens onverwijld een einde gemaakt te worden. Gaarne erkende men, dat de openbare ge zondheidsdienst veel goeds verricht heeft en dat de sterftecijfers in Suriname laag zijn in vergelijking met andere tropische landen. Niettemin blijft er 0p het gebied van de volksgezondheid nog veel te doen over. Levenloos opgehaald. Men meldt ons uit Amsterdam: Gisteravond te ongeveer 8 uur hoorden voorbijgangers op de Prinsengracht nabij de Utrechtschestraat hulpgeroep en spoedig bleek, dat dit afkomstig was van iemand, die onder het ijs terecht gekomen was. Hoewel daarop onmiddellijk pogingen tot redding in het werk werden gesteld, bleken, toen men eenmaal den drenkeling uit het water had gehaald, de levensgeesten reeds geweken te zijn. Het stoffelijk overschot van den rrlfen, wiens identiteit nog niet kon worden vast gesteld, is door den Geneeskundigen Dienst naar het Binnengasthuis gebracht. Ook de brandweer die mede direct geij waarschuwd was, heeft aan de reddingspo gingen deelgenomen. Woensdagmiddag werd in het Retraitehuis te Roermond een bijeenkomst gehouden van ruim 400 zelatrices voor het missiewerk in midden-Limburg. Nadat Z. H. Exc. mgr. dr. Lemmens, bisschop van Roermond, in de nieuwe kapel een pontificaal lof gecelebreerd had, sprak prof. dr. Féron in de vergader zaal een inleidend woord over de missie actie, die hij het schoonste liefdewerk der Kerk noemde. Spr. spoorde de aanwezigen aan, haar werk voort te zetten en het meer methodisch en stelselmatig te doen. Rector Halsman, diocesaan secretaris van het missie-comité schetste de moeilijk heden, aan het werk der zelatricen verbon den. Mgr. Lemmens sprak aan het slot der bij eenkomst een aanmoedigend woord en gaf den aanwezigen zijn zegen. De directeur van het St. Bonifaciusmissie- huis te Hoorn, father G. van Leeuwen, vier de Woensdag zijn koperen priesterjubileum. In den morgen werd in de versierde ka pel door den jubilaris het H. Misoffer opge dragen, waarbij de studenten op verdien stelijke wijze de Missa Populi van Hubert Cuypers zongen. Óm half elf vond een feestelijke receptie plaats, waar op zeer duidelijke wijze tot uiting kwam, welk een waardeering men den jubilaris toedraagt. De heer S. J. J. Luyckx was de woord voerder van de vrienden uit Hoorn, namens wie hij eenige geschenken voor de kapel aan bood. Daarna spraken de vice-directeur, father Luppes, de student F. Dobber namens de stu denten, de overste van de Eerw. Zusters en broeder Alfons. Zij allen boden paramenten voor de kapel aan. Des middags vond een druk bezochte re ceptie plaats, waarna de studenten het too- neelspel „De Rabbijn van Selga" op zeer ver dienstelijke wijze ten tooneele brachten. Hedenmiddag bood de geestelijkheid uit den omtrek haar gelukwenschen aan. Een „U. P."-correspondent heeft als eerste krantenman en wellicht zelfs als eerste non-combattant, met het Finsche leger de Russische grens overschreden ten Oosten van Lieksa. Hij schrijft hieroverZonder paspoort of visum trok ik over de Russische grens. K°rt vóór we haar bereikt hadden, passeerden wij een plaats, waar een Russische ski-Patrol' e van vijftig man onzen weg had gekruist in de richting Zuid-Noord. Zij hadden in de hooge sneeuw een scherp spoor achtergelaten. Twee dagen te voren hadden de Russen en de Finnen op deze zelfde plaats een ontmoeting gehad, waarbij de Russen na een kort machinegeweer-gevecht teruggeslagen waren. Wij konden nog de kogelgaten in de boomen zien en ook in de beide grenspost huisjes deze staan namelijk bij de Finnen en de Russen op twaalf meter van elkander precies aan de grenslijn. Toen wij de grens bereikten en over geringen afstand Rusland binnentrokken, was alles rustig. De Russen hebben nl. hun patrouilles 4 5 kilometer teruggetrokken. Van verre hoorden wij zwak artillerievuur. Men vertelde ons, dat dit afkomstig was van het Ilomantsifront. Wij bekeken de twee grensposten. De Finsche was van ruw ongeverfd hout opge trokken en het schild met den Finschen leeuw was klaarblijkelijk door de Russen ver wijderd. Nadat wij zoo een half uur aan de Russische zijde van de grens hadden doorgebracht, keerden wij terug onder geleide van een Finsche ski-patrouille. Het was een buitengemeen koude dag, zelfs voor dezen tijd van het jaar en voor dit deel van het land, dat als het meest koude punt van Finsch Karelië wordt beschouwd. De thermometer wees 38 graden onder nul, toen wij Lieksa verlieten. Den vorigen nacht was het zelfs 41 onder nul geweest. Een vreemd gevolg van deze koude, dat ik nooit te voren had gezien, was dat, ondanks het heldere weer, de zon slechts wazig zicht baar was, waarschijnlijk door het ontstaan van een lichten damp, wanneer de koude luchtlagen langs de aarde strijden. Het is opmerkelijk de wijziging, die het landschap ondergaat, waar te nemen, wanneer men van het achterland uit de grens nadert. Lieksa heeft nog eenig teeken van burger lijk leven. Onderweg van daar naar de grens gingen wij langs twee dorpen, die- totaal verlaten waren en waar de sneeuw hoog boven de drempels der huizen uitstak. Er was hier geen teeken van leven te vinden, zelfs geen honden waren er. De volgende stap in de richting van het front was gekenmerkt door dorpen, die met den grond gelijk gebrand waren door de bewoners bij het naderen der Russen in de eerste dagen van den oorlog. Wij passeerden een brug, waar sappeurs gaten aan het graven waren om mijnen in neer te leggen. Eenige mijlen verderop kwamen wij bij één van de grootste slagvelden uit het begin van den oorlog in den Lieksa-sector. De auto bonsde en sprong over granaattrechters en gaten, die door Finsche mijnen in den bodem waren geslagen. Eens slipten wij zelfs een greppel in, toen de chauffeur een granaat trechter wilde vermijden. Met ons vijven slaagden wij er slechts met groote moeite in, den wagen een voormalige taxi weer op den weg te brengen. De weg eindigde in een hoop jachtsneeuw, waarna een kort gesprek met den comman dant door de veldtelefoon imjdoende was om den wagen voor een slede Te verwisselen. Nu is een tocht in een open slede bij 38 graden onder nul lang niet zoo erg als het klinkt, als men er maar aan denkt, neus en wangen grondig in te vetten, daar je anders bevroren bent voor je het weet. Het laatste deel van de reis Rusland in werd te voet afgelegd, waarbij wij eens zelfs over een „Mannerheim-linie" in zakformaat moesten klauteren, die was samengesteld uit gevelde boomen en onder stroom staande draden. In niet beboschte sectoren werd de grens beschermd door uitgestrekte moerassen, die niet bevroren waren toen de sneeuwval begon en dus uitnemende tankvallen vormden. Een gemechaniseerde Russische eenheid, die hier de grens wilde overschrijden, zakte totaal weg in de modder.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 4