JIMMY EN JOY. Vergankelijke kunst. Een Rembrandt aangekocht /T EEN VERHAAL VOOR ONZE JEUGD ONTKOMEN J JIMMY HAALT HULP. WOENSDAG 24 JANUARI 1940 MAN EN VROUW BEWUSTELOOS IN HUN WONING GEVONDEN. DOMINICAANSCHE DERDE ORDE STUDIEDAG. EEN ONDERSCHEIDING VOOR BURGEMEESTER VERDIJK. ORGANISATIE BODEMPRODUCTIE. HET OPRUIMEN VAN MIJNEN. ALG. NEDERL. INVOER CENTRALE. OUDE MAN AAN BRANDWONDEN OVERLEDEN. - 16 VOOR VEILIG VERKEER. KON. NEDERL. LANBBOUW-COMITÉ. KONINKLIJKE BESLUITEN. De Kunsthandel fa. D. Katz te Dieren, heeft dezer dagen, in eigen opdracht, dus niet in opdracht van een verzamelaar of kunstkooper, uit een van de oudste Schot- sche collecties, een Rembrandt gekocht, da- teerende uit 1655, een portret van Rem brandt's zoon Titus. Of beter, een van de Titus-portretten, want de meester schilder de er in 1655 meer dan een. Omtrent den koopprijs konden uiteraard geen preciese aanwijzingen gegeven worden: deze moet ongeveer 375.000 bedragen. Bepaalde plan nen omtrent de toekomst van het schilderij bestonden nog niet; voorloopig blijft het rustig in het bezit van de koopster, de firma Katz. Voor eenige jaren, in 1934, heeft de firma Katz met een Engelschen verzamelaar in relatie gestaan over den aankoop van een Titus-portret uit 1655, Titus als knaap voor stellend. Het schilderij is toen in Augustus een tijd te zien geweest in een der zalen Titus als knaap. van Kleijkamp te 's-Gravenhage, op een ten toonstelling van werken uit de collectie- Katz.. Mogelijk, dat de aankoop dit schil derstuk betreft. Een reproductie van dit werk geven wij hierbij weer. Rioolgassen de oorzaak Het parket uit Amsterdam, bestaande uit den rechter-commissaris, mr. G. Langemeyer, den waarnemend substituut-officier van ju stitie, mr. Dyserinck, vergezeld van den po- litie-deskundige, den heer C. J. van Ledden Hulsebosch, hebben gisteren een onderzoek ingesteld naar een mysterieus ongeluk, dat gistermorgen in een woonhuis te Weesp is ontdekt. Het woonhuis is gelegen naast de garage van den heer K. Gistermorgen vroeg werden in het woonhuis een man en een vrouw in diep bewusteloozen toestand aangetroffen. Achter het huis strekt zich het terrein uit van de garage en achter de woning van de beide menschen, die gisteren bewusteloos werden gevonden, bevindt zich een kuil, waarin afgewerkte resten benzine worden geloosd. Het is niet onwaarschijnlijk, dat benzinedampen onder den vloer door de wo ning zijn binnengedrongen. De beide slacht offers zijn naar het Binnengasthuis te Am sterdam vervoerd. Nader vernemen we, dat het echtpaar De VriesGijzen in het Binnengasthuis te Am sterdam bij kennis is gekomen. Hun toestand was zoodanig, dat zij gehoord konden wor den. Bij het onderzoek van het parket was ook burgemeester Dontinga van Weesp tegen woordig. Het rook in de woning naar gas, dat hoogst waarschijnlijk uit een riool is ontsnapt. Dit riool, waarin onder gewone omstandig heden voldoende buitenlucht kan doordrin gen, was in deze dagen van vorst en sneeuw volkomen afgesloten, zoodat de ontwikkelde gassen een uitweg zochten door een opening in een oud gedeelte van het riool. Deze gas sen zijn toen in de woning terecht gekomen. Reeds eenige dagen hadden de bewoners een zonderlinge lucht in hun huis opgemerkt, zij waren echter niet naar bouw- en woning toezicht gegaan. In het riool bevonden zich waarschijnlijk ook resten van waschbenzine, afkomstig van de naburige garage. Op verzoek van de V.V.V. aldaar heeft burgemeester Verdijk uit Eindhoven voor de Phohi gesproken over de stad, aan welker hoofd hij sinds 1920 staat. Na zijn terug keer te Eindhoven heeft het bestuur van V.V.V. zijn opwachting bij den burgemeester gemaakt en heeft de vice-voorzitter, de heer Denteneer hem voor zijn groote verdiensten, welke hij zich als burgemeester voor Eind hoven heeft verworven, de verguld zilveren medaille van verdiensten der vereen'ging uitgereikt. De minister van Economische Zaken heeft, in afwijking van het in artikel 15, sub 2o, der Organisatiebeschikking Bodemproductie, tot leden der daarin bedoelde commissie van bijstand benoemd zonder aanbeveling van organisaties op het gebied van ontginningen ir. J. M. J. Hanraets, te Zwolle; ir. J. O. oe Kat, te 's Gravenhage; ir. J. P. van Lonkhuy- zen, te Arnhem; ir. J. Nysingh, te Zwolle; ir. S. Smeding, te Alkmaar en ir. J. Th. .Westhoff, te Utrecht. Op schriftelijke vragen van het lid der Tweede Kamer den heer Wendelaar betref fende het opruimen van mijnen in de Gro ninger Wadden, heeft de minister van Defen sie geantwoord, dat in de Groninger Wadden sedert het begin van den oorlog een gering aantal losgeslagen mijnen (tot 1 Januari 1940 8 stuks) zijn aangetroffen. Indien deze mijnen op de eilanden, den vasten wal, of op het wad dit laatste vooi poover de mijnen bereikbaar zijn aanspoe len, worden zij gedemonteerd of vernietigd. Naar een radicale beleving van den Regel. Zondag werd te Utrecht een studiedag van de Derde Orde van den H. Dominicus gehou den, welke onder leiding stond van den Z. E. Pater Ceslaus Piels O.P., promotor pro- vincialis van de Derde Orde in Nederland. Zoo goed als alle afdeelingen uit ons land waren vertegenwoordigd door hun direc teuren, bestuurs- raadsleden, terwijl van de Centrale Leiding aanwezig was de Z. E. Pa ter L. Teeuwen O.P., prior van het Domini canenklooster te Huissen (Gld.). In zijn openingswoord heette pater Piels de talrijk opgekomen deelnemers hartelijk welkom, in het bijzonder de Eerw. directeu ren van de twee nieuw opgerichte afdeelin gen Rotterdam (Provenierssingel) en Schie dam (Singel) respectievelijk de Paters Ter- windt en v. Zeijl. Spr. wenschte de broeders en zusters een zalig en gelukkig Nieuwjaar toe. Wij beleven thans wel sombere tijden, aldus pater Piels,, en weten niet wat ons aan oorlogsverschrik kingen nog boven het hoofd hangt. Wij maken 'n politieken-, 'n militairen- en ook een economischen oorlog mede. Maar ook een zenuwoorlog, zooals voorheen nog niet gekend. Laten wij in verband met dit be angstigend feit het voornemen maken ons diep te doordringen van onze Roomsche roeping om als echte apostelen in ons H. Ge loof onze kracht te zoeken en ons vertrou wen op God te stellen. Dit heeft eigenlijk ons geheele Nederlandsche volk in deze da gen noodig: een groot vertrouwen op God. Wij moeten ons werpen in Zijn Vaderarmen. Als wij katholieken dat doen zullen wij ons vaderland hiermede een weldaad bewijzen. Laat ons vervolgens dit vertrouwen onder steunen door een krachtig gebed, opdat de goede God ons vaderland beware voor de rampen van den oorlog en Hij spoedig aan alle volkeren een duurzamen vrede ver- schaffe. Inleiding Pater Piels. Na eenige mededeelingen van huishoude- lijken aard verkreeg pater Piels opnieuw het woord tot het houden zijner inleiding over het onderwerp: „Naar een radicale be leving van den regel". Spreker begon met een terugblik te wer pen op de afgeloopen tien jaar Derde Orde- werk, waaruit bleek, dat veel tot stand was gebracht voor de reorganisatie van de Do- minicaansche Derde Orde. Deze jaren vormen een afgesloten tijdperk, waarin vooral de organisatorische op- en ombouw goed is verzorgd. Thans is de vraag: in welke richting nu verder? Want wij staan op een tweesprong. Er zijn nl. strevingen in onze D. O., die haar activiteit vooral den kant op willen sturen van het georganiseerde apostolaat, dat meer met uiterlijke middelen werkt en daarom juist georganiseerd kan worden. Dit aposto laat is zeker voortreffelijk en wij brengen een eeresaluut aan de afdeelingen, die dit werk reeds langer hebben verricht. Maar er is ook een sterke strooming naar het aposto laat van mensch tot mensch, van ziel tot ziel. De apostel immers moet onmiddellijk van zijn eigen geestelijken rijkdom geven aan hen, die niets bezitten. Dit individueele apos tolaat stelt veel hoogere eischen van inner lijk geestelijk leven, van bovennatuurlijke liefde, van fijnen tact, dan het georganiseer de apostolaat. De Centrale Leiding van de Dominicaan- sche D. O. is overtuigd, dat het individueele apostolaat het primaat heeft, terwijl het ge organiseerde daaraan ondergeschikt moet worden gemaakt. Gezorgd moet worden, dat het geestelijke peil van onze Tertiarissen wordt opgevoerd en daarom is de inzet van onze eerstkomende actie: Naar de radicale beleving van den Regel. Een program, dat de eerste jaren alle aandacht en medewer king vraagt. Het individueele apostolaat hangt ten nauwste samen met de zelfheiliging, waarop een Tertiaris zich krachtens roeping heeft toe te leggen. En den weg tot die zelfheili ging wijst de Regel uitdrukkelijk aan in de hoofdstukken over het gebed, de H. Sacra menten, devotieleven en beoefening der boetvaardigheid. Hier ligt de gezonde norm voor een heiliger en volmaakter leven. Daarom schrijft diezelfde Regel ook voor, dat in de maandelijksche bijeenkomst der Tertiarissen door den directeur verklaring zal worden gegeven van dezen noodzakelij ken grondslag van het individueele aposto laat. Tertiarissen, die het gebedsleven en de werken van boetvaardigheid van den Regel verwaarloozen, worden een groote misluk king en beantwoorden niet aan hun aposto lische roeping. Bij het stipt onderhouden van den D.O.- regel sluit zich nauw aan de consciëntieuze vervulling van de plichten van staat. Buitenstaanders moeten duidelijk zien, dat de D. O. iets heel voornaams geeft aan haar leden, door hen tot andere, tot volmaakter menschen te maken, dan het gros der katho lieken. Daardoor zullen de verouderde voor- oordeelen tegen de D. O. worden weggeno- Uit sneeuw vervaardigde een beeldhouwer in de Beiersche Alpen een mammoet. Het is alleen jammer, dat zulk een fraai, moeizaam gewrocht werk ivelliclit spoedig aan de dooi ten offer zal vallen. men en vele vooraanstaande Katholieken, die hunkeren naar een dieper geestelijk le ven, zullen zich gedrongen voelen tot de D. O. toe te treden. Het individueele apostolaat is een moeilijke, maar heerlijke taak, die de voortdurende inspanning van al onze krach ten waard is. Daarom, besloot spr., met ver eende krachten gewerkt aan de verwezenlij king van ons program: Naar een radicale be leving van den Regel." Na een korte pauze werd in de middag vergadering, voorgezeten door pater prior Teeuwen, uitvoerig gesproken over de inlei ding van pater Piels, zoomede over het ge organiseerd apostolaat, aan de hand van de voorstellen van de afdeelingen Nijmegen I en II, Zwolle, Amsterdam-Zuid, 's Gravenha ge, Schiedam en Utrecht, waaruit voor de andere afdeelingen veel te leeren viel. Met een woord van dank aan allen, die hadden meegewerkt aan den welgeslaagden Studiedag, waarvan veel vrucht mag wor den verwacht, voor den verderen bloei van de Dominiaansche Derde Orde, sloot pater Pielfc de vergadering. De minister van Economische Zaken heeft den directeur van de Alg. Nederl. Invoer Centrale gemachtigd, van importeurs, aan wie toestemming wordt verleend hun goede ren aan de A.N.I.C. te consigneeren, een ver goeding te verlangen ten bedrage van U pet. van de waarde der betreffende goederen. Men meldt ons uit Amsterdam: Gisteravond is in het perceel Tweede We teringdwarsstraat 35 een 64-jarige man op een petroleumkachel gevallen. Er ontstond een kleine binnenbrand, welke de brand weer spoedig had gebluscht. De oude man bekwam deerlijke brand wonden en moest naar het Binnengasthuis worden overgebracht. Hier is hij kort na aankomst overleden. Maar de plons kwam niet, want Jimmy had nogc mooier getroffen dan hij gemikt had. Hij hoorde geen plons, maar een plof plof, gevolgd door een plotseling gehuil van pijn en woede. Het stuk met een korst bedekt ri vierslik had Langen Jan in het gelaat getrof fen en barstte thans als een soort modderbom over zijn hoofd uiteen. „Ooöo!" schreeuwde de man in de boot,, dansend van pijn en toorn. „Wat was dat? Ooooo!" Woendend schrapte hij de zachte, kleveri ge modder van zijn gelaat, terwijl hij woe dend zijn tranende oogen inspande om te ontdekken wie hem aangevallen had. Maar weer was alles stil, en weer ontwaarde hij niets waardoor het geheim opgehelderd had kunnen worden. Niet langer echter ver genoegde Lange Jan zich ermee in het boot je te blijven zitten en een derden aanval af te wachten. Dit geheim moest nu toch opge lost worden. Met een half onderdrukt gegrom bukte hij zich, en nam een kort eind touw uit het bootje op; vervolgens stapte hij aan wal en schreed naar de hut. Jimmy hield zich doodstil; hij waagde het nauwelijks adem te halen. Dit was wat hij gehoopt had; het eerste deel van zijn plan was gelukt. Alsof Lange Jan eenig vermoe den van de ware toedracht had, richtte hij zich rechtstreeks naar de plaats, waar Jimmy stond. Jimmy antwoordde niet, maar sloop snel en geruischloos langs den muur der hut. Daar na wachtte hij, zijn ooren de kost gevend, en luisterend naar de naderende voetstappen. Toen de schaduw van Lange Jan hem bijna bereikte, raapte Jimmy al zijn moed bijeen om een stoutmoedige, wanhopige po ging te wagen. Stil als een geest vloog hij weg van de bescherming, die de hut hem bood, rende rondom het kleine gebouw en snelde zachtjes over de modder naar het wachtende bootje. Bereikte hij dit op tijd, en kon hij wegko men voor de man hem bespeurde, dan zou alles wellicht nog goed gaan. Op hetzelfde oogenblik was Jimmy als een pijl uit den boog weggevlogen, in razende vaart over den ongelijken bodem. Nog nooit had hij zijn beenen zóó gebruikt. Zijn voeten raakten ter nauwernood den grond. Daar hij besefte dat dit zijn eenige kans was, snelde hij regelrecht op het leege bootje toe, in de hoop dat hij sterk genoeg zou zijn het van den oever te stooten. Eenmaal in diep water, behoefde hij niet voor vervolging te vreezen. Bij den kant van het water struikelde hij over iets dat in den weg lag, zoodat hij een paar meter op zijn buik door de zachte mod der zeulde als een bever. Hij slaakte een kreet van schrik, maar door dit ongeluk liet hij zich niet afschrikken Hij krabbelde weder op de been en met een wanhopigen sprong bevond hij zich in de boot, meteen een der riemen grijpend. Dank zij zijn vlugheid had hij een goeden voorsprong gekregen. Om de eenvoudige reden dat Lange Jan doof was aan één oor, terwijl zijn andere oor nog half gevuld was met het slijk, dat Jimmy naar hem geworpen had, bemerkte hij diens vlucht niet alvorens hij, na om de hut geloopen te zijn, diens klein figuurtje naa.r het water zag hollen. Op dit oogenblik puilden Lange Jan's oogen uit zijn hoofd alsof 't slakken-oogen waren, en een vreemd borrelend geluid steeg uit hem op alsof er iets overkookte. (Nadruk verboden). Zijn schraal, mager lichaam scheen van woede ineen te krimpen, en vervolgens weer als de veer van een klok uit te schieten, waar door het was alsof de Lange in de lucht ge slingerd werd. Met kangoeroe-achtige sprongen, en zwaaiend met zijn eind touw, rende hij naar het bootje, terwijl Jimmy den riem in den modder stiet in een wanhopige poging om zich van den oever los te maken. Op hetzelfde oogenblik dat hij erin slaagde het bootje vlot te krijgen, kwam Lange Jan naar den waterkant gesprongen. „Zoo, daar heb ik je!" brulde de smokke laar. „Kom hier!" Een krachtige streek met den riem door het water had tengevolge dat een stortvloed over den mageren man terecht kwam, waardoor hij slechts een oogenblik tegengehouden werd. Maar deze stoot had tevens de uitwerking, dat het bootje in dieper water kwam. Nu of nooit! Jimmy liet zich op het bankje neervallen, stak den riem buiten boord en begon uit alle macht te roeien. Lange Jan stond even onbewegelijk, woedend naar zijn kleinen vijand starend. Maar toen hij zag dat deze op het punt van ontsnappen was, ver loor hij alle voorzichtigheid uit het oog. Wat Jimmy nu deed, dankte hij uitsluitend aan zijn instinct. Hij zag hoe de magere, klauwachtige vingers van Lange Jan zich onverbiddelijk aan de boot vastklemden. Ook zag hij op de zitting een kort eind geknoopt touw van denzelfden aard als de magere man in zijn andere hand hield. In een oogwenk had Jimmy het eind touw gegrepen. Hij zwaaide er wanhopig mee, met al zijn kracht mikkend op de knokkels van Langen Jan, alsof hij een adder of ander gemeen dier wilde doodslaan. „Slosj!" ging het touw, en de magere stiet een gebrul van pijn en woede uit, maar hij liet niet los. ,Ooo!" schreeuwde hij „Ik zal je leeren. Wacht tot ik „Bomp!" ging het eind touw ten tweeden male, en opnieuw stiet Lange Jan een gehuil uit. Maar hij bleef stevig vasthouden. „Smijt dat touw weg!" hijgde de magere, „of ik zalik zalOu!" Het was ditmaal niet het touw, dat op de vingers van Langen Jan neerkwam, maar de hak van Jimmy's laars. De spichtige man kon de boot niet langer vasthouden. Kreunend liet hij deze schieten en Jimmy, snel van dit voordeel gebruik makend, leunde met heel zijn gewicht weer op den riem, en de boot schoot in het veilige, diepe water. Een diepe zucht van uitputting, maar tevens van verlichting, onsnapte hem toen het hem duidelijk werd dat hij zijn vervolger afge slagen had. Hij was ontkomen. Hij was veilig. Hij zat alleen in het bootje, met heel de donkere, verlaten rivier achter zich. Tot in zijn middel in het water staande, leek Lange Jan op een van die palen, waar mee de diepte van een kanaal gemeten wordt. Jim trof Langen Jaap midden in het gelaat beter nog dan hij gemid had! plonsde in het water, en waadde in allerijl naar het bootje. Hij stond reeds tot aan het middel in de rivier, toen hij, met een laatste heftige poging, opnieuw den truc van de klok-veer toepaste en, vooruitschietend, er in slaagde den steven van het bootje te grijpen. „Ha!" grauwde hij, terwijl zijn oogen glin sterden van voldoening over zijn zegepraal. „Je dacht mij er tusschen te hebben, hè? Ik zal je leeren, jou kleine moddervisch. Kom hier!" Maar nu verkeerde Jimmy toch in paniek. Van dichtbij gezien was de magere man een r.og onaangenamer klant dan op een afstand. Zijn gelaatsuitdrukking was schrikwekkend toen hij zich ten derden male liet ineenkrim pen, om vervolgens weer als een veer uit te schieten, zoodat het was als of hij, als een electrische aal, uit het water en in de boot geslingerd zou worden. Alleen zat er in dezen stok meer leven. De Lange zoog op de gekneusde vingers van zijn eene hand terwijl hij met de andere een vuist gemaakt had die hij woedend in de richting van Jimmy schudde. „Hei jij daar!" schreeuwde hij schor, „kom hier terug!" Jimmy's eenig antwoord bestond hierin, dat hij nu ook den anderen riem ter hand nam, en meer naar het midden der rivier roeide. Lange Jan stond nu te dansen in het water, niet alleen van woede, maar ook van ont steltenis. Hij begreep dat die kleine jongen niet alleen een bedreiging opleverde voor hemzelf, maar voor al zijn metgezellen die, onkundig van wat zich afspeelde, nog be sprekingen hielden, in het gewelf onder de hut. In deze opslagplaats zat ook Joy, met haar slanke armen vastgebonden aan den rug van haar stoel, De mannen die haar ge vangen genomen hadden, stonden op van de tafel, waar zij hun plannen besproken hadden. De man met den horrelvoet, die blijkbaar de leider en het brein van de bende was, grin nikte terwijl 'haj de kaart der. rivier in zijn zak stak. „Dat is in ordnung, wat?" gromde hij. „Nu gaan wij teruk naar het boot en wachten totdattotdatwas ist das!" snauwde hij, zich met een plotselingen schrik omkee- rend. „Wie is dat der daar komt?" Zijn ongerustheid werd gedeeld door de anderen, die zich eveneens omgekeerd had den, en met verschrikte gezichten stonden te staren. Ook Joy had het geluid van snelle, korte voetstappen boven zich gehoord, ge volgd door het zware hijgen van een man die de ladder kwam afzeulen. Deze man verscheen plotseling in de deur opening van het gewelf een spichtige, spinachtige man, met een vuil gezicht dat vol modder zat. Hij huiverde, en water droop van zijn heele gestalte af. „Het is Lange Jan!" riep een der smokke laars uit. „Blitz!" grauwde de hinkende man. „Was ist an de hand, Lange Jan, hè?" De Lange was zoozeer buiten adem, dat hij eerst niets anders doen kon dan wilde ge baren maken met zijn leelijke grijphanden. Toen wees hij met zijn langen wijsvinger om hoog. „Vlug!" hijgde hij ten slotte. „De boot Een jongen.Hij heeft ons beet genomen. Vlug!" De andere smokkelaars snelden achter hem aan de ladder op en drongen wild door de ope ning van het valluik heen en holden naar buiten. De man met den horrelvoet kwam achter hen aan, zelf gevolgd door Lange Jan, die zwaar ademhaalde. „De bootde sloep, baas!" schreeuwde een der mannen, met een stem, die schor van schrik was. „Zij is weg!" „Waar is zij?" snerpte een der anderen. „Kijk eensWij zitten in de val. Kijk!" riep een derde verschrikt. Zij stonden in een kluit bijeen, en tuurden over het water. Het was donker en mistig, maar zij konden toch zeer vaag de gestalte zien van een kleinen jongen, die, uit alle macht een paar riemen hanteerend, hun bootje over de rivier roeide. Bijna als één man wendden de smokkelaars zich tegen hun spichtigen metgezel, en ver langden uitleg van hem. Met klagende stem vertelde de Lange wat er gebeurd was. „Het was mijn schuld niet, baas" kreunde hij. „Hoe kon ik denken-dat er iemand in de buurt was. Op mijn woord niet." De man met den horrelvoet wierp hem een blik toe, die niets goeds voorspelde. In zijn staalgrijze oogèn lichtte een glans van woede. Met een luid gegrom hinkte hij naar voren, en een geweldige vuist makend, schudde hij deze in het gezicht van den spichtigen smok kelaar. ,Dat soil je boeten, Lange Sjan", siste hij. ..Je soil zoo een fehler niet weer maken. Jo solle ervoor boeten, mijn vreund, mit je.... lev!" Vol hoop, en de oogen inspannend om door den mist en duisternis te boren, roeide Jimmy voort. Zijn plan was aan te leggen aan den tegen- overliggenden oever, indien hem dit mogelijk was, en dan hulp te halen van een of ande ren schuitenvoerder of politie-agent. Maar de snelstroomende rivier voerde hem in groote vaart stroomafwaarts, terwijl de mist dikker werd. Hij werd door vrees bevangen, toen hij er aan dacht dat hij naar open zee kon afdrijven. Zijn eenige hoop scheen hij thans nog slechts hierop te kunnen bouwen, dat hij een voorbij varend stoomschip ontwaarde, dat hij dan in de duisternis kon aanroepen. Deze hoop werd levendiger, toen hij ergens in den mist een licht bespeurde, dat er uitzag als het mastlicht van een naderend vaartuig. (Wordt vervolgd) Waarschuwing voor automobilisten. Men verzoek i ons er de aandacht van automobilisten op te vestigen, dat tengevolge van de rulle sneeuw de dyn-mo's van ,vele wielrijders niet werken, zoodat ook de roode achterlichten niet branden. De noodige voor zichtigheid dient dus in acht te worden ge nomen. In de onder leiding van den heer H. D. Louwes uit Ulrum gehouden maandelijksche vergadering der eerste afdeeling van het Kon. Ned. Landbouw-comité werd de vraag besproken of ook in 1940 de teeltheffing voor consumptieaardappelen moet blijven gehandhaafd. Besloten werd op handhaving der teeltheffing aan te dringen. De vergadering was van oordeel, dat een suikerbietenprijs van 14 per 1000 K.G. niet overdreven zou zijn. Besloten werd deze te bevoegder plaatse te bepleiten. Besloten werd bij de bespreking met het rijksbureau voedselvoorziening in oorlogstijd aan de orde te stellen de navolgende onder werpen a. de mogelijkheid voor paarden van l1/: 2-jarigen leeftijd een toewijzing van vee voeder te verkrijgen, daar het gebruikelijk is om deze paarden eenig krachtvoer te geven; b. verhooging van het geldende rantsoen van 1 K.G. krachtvoeder, wat voor werk paarden onvoldoende is; c. aan degene, die grasland wenscht te scheuren, toe te staan, dat de gescheurde oppervlakte geheel met haver mag worden beteeld en niet slechts 1/5 deel; d. het door de overheid vastgestelde prijs verschil tusschen gewone gerst en brouw- gerst van 0.40 per 100 K.G. is te laag. Voor het uitbreken van den oorlogstoe stand was dat verschil grooter; het varieerde van 0.55 tot 1.Aangedrongen zal wor den op het vaststellen van het prijsverschil op 0.75 per 100 K.G. Besloten werd overleg te plegen met het rijksbureau voor ontruiming omtrent de wijze, waarop de georganiseerde landbouw zal kunnen medewerken aan het terugbren gen in goeden cultuurtoestand der geïnun deerde landerijen, na opheffing der inunda ties en aan het voorzien van de daarbij be trokken landbouwers van de noodige be drijfsmiddelen. LEGER EN VLOOT. Bij Kon. besl. is aan de reserve-kapiteins J. van Barneveld, van het 1ste regiment artillerie en i r. H. A. S c h ij f s m a, van het 11e regknent artillerie, den reserve-eerste- luitenant J. H. P. E n n e m a, van het 4e regiment artillerie, den reserve-kapitein voor speciale diensten G. M. Hu ij s k a m p, van het dienstvak der intendance alsmede den reserve-eerste-luitenant S. Coppenha- gen van het 7e regiment infanterie, een eervol ontslag verleend uit den militairen dienst. is aan de reserve-officieren van gezond heid der eerste klasse J. C. W. Donker en dr. J. W. van Rooij, alsmede aan'den reserve-officier van gezondheid der tweede klasse A. Posthuma, allen van den ge neeskundigen dienst der landmacht, een eer vol ontslag verleend uit den militairen dienst. is, met ingang van 21 Januari 1940 een eervol ontslag verleend uit den militairen dienst aan den reserve-kapitein P. van R a a m sd o n k, van het korps motordienst. is de termijïi van benoeming als zoodanig van den reserve-paardenarts der tweede klasse B. S t o n eb r i n k, met ingang van 11 Maart 1940, voor den tijd van ten minste vijf jaren verlengd. Bij Kon. besl. zijn, met ingang van 22 Ja nuari 1940, benoemd en aangesteld, bij het reserve-personeel der landmacht, bij het dienstvak der intendance, tot reserve-twee de-luitenant voor speciale diensten de dienst plichtige sergeanten H W. Kunst, P. J. Mulders, H. Koetsier en C. M. C r u m; zijn, met ingang van 1 Februari 1940,jbij het reserve-personeel der landmacht, bij het wapen der artillerie: I. tijdelijk benoemd en aangesteld, tot re serve-eerste-luitenant, ter nadere indeeling door of vanwege den minister van Defensie, de eervol ontslagen reserve-eerste-luitenant der artillerie D. C. M. AndrédelaPorte; II. benoemd en aangesteld, tot reserve- eerste-luitenant, bij het 2de regiment lucht doelartillerie, de eervol ontslagen reserve- eerste-luitenant der artillerie J, a. A. H a r m s e. Bij K.B. is aan den Weleerw. heer F. C. C o s ij n s e, op zijn verzoek met ingang van 1 Februari 1940 eervol ontslag verleend als hulpaalmoezenier voor den tijd van oorlog bij het leger te velde. is le. aan ds. A. D e B r u ij n, op zijn ver zoek eervol ontslag verleend als reserve veldprediker voor den tijd van oorlog bij het leger te velde; 2e. aan ds. P. G. D e V e ij M e s t d a g h, op zijn verzoek met ingang van 1 Februari 1940 eervol ontslag verleend als reserve veldprediker voor den tijd van oorlog bij het leger te velde. is een eervol ontsldg verleend uit den militairen dienst aan den reserve-kapitein A. van Gelder, van 't 2e reg. genietroepen zijn benoemd en aangesteld, bij 't reserve- personeel der landmacht, bij het dienstvak der reserve-officieren voor algemeenen dienst A. tot reserve-kapitein, de reserve-kapi tein mr. J. J. van den Berg, van het 7e reg. art., alsmede de res.-le-luits. mr. E. J. Bulder, mr. F. K o o 1, mr. C. W. K u ij k en mr. L. M. C. Rollin Couquerque, onderscheidenlijk van het le reg. inf., het 18e reg. inf., het 19e reg. inf. en het 2e reg. veldart., zulks voor allen met gelijktijdig eervol ontslag uit hun tegenwoordige mili taire betrekking B. tot res.-le-luit., de res.-le-luit. mr. dr. H. A. G. J. P. de Jonge, van het 17e reg. inf.', zulks met gelijktijdig eervol ontslag uit zijn tegenwoordige militaire betrekking C. tot res.-2e-luit., de res.-wachtmeester J. M. Roos, van het luchtvaartbedrijf; zijn benoemd en aangesteld, bij 't reserve- personeel der landmacht, bij den genees kundigen dienst der landmacht, tot reserve officier van gezondheid der tweede klasse a. de dienstplichtige vaandrigs van het batal jon geneeskundige troepen H. P. V e 1 d h u ij- zen, P. Groenhart, J. van Baak en W, O.C.Magnus, allen arts b. de res.-le- luit. C. N u m a n s, van het 23e reg. art., zulks onder gelijktijdig eervol ontslag uit zijg tegenwoordige militaire betrekking.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 4