JIMMY EN JOY.
Vergankelijke
kunst.
Een Rembrandt aangekocht
/T
EEN VERHAAL VOOR ONZE JEUGD
ONTKOMEN
J
JIMMY HAALT HULP.
WOENSDAG 24 JANUARI 1940
MAN EN VROUW BEWUSTELOOS IN
HUN WONING GEVONDEN.
DOMINICAANSCHE DERDE ORDE
STUDIEDAG.
EEN ONDERSCHEIDING VOOR
BURGEMEESTER VERDIJK.
ORGANISATIE BODEMPRODUCTIE.
HET OPRUIMEN VAN MIJNEN.
ALG. NEDERL. INVOER CENTRALE.
OUDE MAN AAN BRANDWONDEN
OVERLEDEN.
-
16
VOOR VEILIG VERKEER.
KON. NEDERL. LANBBOUW-COMITÉ.
KONINKLIJKE BESLUITEN.
De Kunsthandel fa. D. Katz te Dieren,
heeft dezer dagen, in eigen opdracht, dus
niet in opdracht van een verzamelaar of
kunstkooper, uit een van de oudste Schot-
sche collecties, een Rembrandt gekocht, da-
teerende uit 1655, een portret van Rem
brandt's zoon Titus. Of beter, een van de
Titus-portretten, want de meester schilder
de er in 1655 meer dan een. Omtrent den
koopprijs konden uiteraard geen preciese
aanwijzingen gegeven worden: deze moet
ongeveer 375.000 bedragen. Bepaalde plan
nen omtrent de toekomst van het schilderij
bestonden nog niet; voorloopig blijft het
rustig in het bezit van de koopster, de firma
Katz.
Voor eenige jaren, in 1934, heeft de firma
Katz met een Engelschen verzamelaar in
relatie gestaan over den aankoop van een
Titus-portret uit 1655, Titus als knaap voor
stellend. Het schilderij is toen in Augustus
een tijd te zien geweest in een der zalen
Titus als knaap.
van Kleijkamp te 's-Gravenhage, op een ten
toonstelling van werken uit de collectie-
Katz.. Mogelijk, dat de aankoop dit schil
derstuk betreft. Een reproductie van dit
werk geven wij hierbij weer.
Rioolgassen de oorzaak
Het parket uit Amsterdam, bestaande uit
den rechter-commissaris, mr. G. Langemeyer,
den waarnemend substituut-officier van ju
stitie, mr. Dyserinck, vergezeld van den po-
litie-deskundige, den heer C. J. van Ledden
Hulsebosch, hebben gisteren een onderzoek
ingesteld naar een mysterieus ongeluk, dat
gistermorgen in een woonhuis te Weesp is
ontdekt.
Het woonhuis is gelegen naast de garage
van den heer K. Gistermorgen vroeg werden
in het woonhuis een man en een vrouw in
diep bewusteloozen toestand aangetroffen.
Achter het huis strekt zich het terrein uit
van de garage en achter de woning van de
beide menschen, die gisteren bewusteloos
werden gevonden, bevindt zich een kuil,
waarin afgewerkte resten benzine worden
geloosd. Het is niet onwaarschijnlijk, dat
benzinedampen onder den vloer door de wo
ning zijn binnengedrongen. De beide slacht
offers zijn naar het Binnengasthuis te Am
sterdam vervoerd.
Nader vernemen we, dat het echtpaar De
VriesGijzen in het Binnengasthuis te Am
sterdam bij kennis is gekomen. Hun toestand
was zoodanig, dat zij gehoord konden wor
den.
Bij het onderzoek van het parket was ook
burgemeester Dontinga van Weesp tegen
woordig.
Het rook in de woning naar gas, dat hoogst
waarschijnlijk uit een riool is ontsnapt. Dit
riool, waarin onder gewone omstandig
heden voldoende buitenlucht kan doordrin
gen, was in deze dagen van vorst en sneeuw
volkomen afgesloten, zoodat de ontwikkelde
gassen een uitweg zochten door een opening
in een oud gedeelte van het riool. Deze gas
sen zijn toen in de woning terecht gekomen.
Reeds eenige dagen hadden de bewoners een
zonderlinge lucht in hun huis opgemerkt,
zij waren echter niet naar bouw- en woning
toezicht gegaan. In het riool bevonden zich
waarschijnlijk ook resten van waschbenzine,
afkomstig van de naburige garage.
Op verzoek van de V.V.V. aldaar heeft
burgemeester Verdijk uit Eindhoven voor
de Phohi gesproken over de stad, aan welker
hoofd hij sinds 1920 staat. Na zijn terug
keer te Eindhoven heeft het bestuur van
V.V.V. zijn opwachting bij den burgemeester
gemaakt en heeft de vice-voorzitter, de heer
Denteneer hem voor zijn groote verdiensten,
welke hij zich als burgemeester voor Eind
hoven heeft verworven, de verguld zilveren
medaille van verdiensten der vereen'ging
uitgereikt.
De minister van Economische Zaken heeft,
in afwijking van het in artikel 15, sub 2o,
der Organisatiebeschikking Bodemproductie,
tot leden der daarin bedoelde commissie van
bijstand benoemd zonder aanbeveling van
organisaties op het gebied van ontginningen
ir. J. M. J. Hanraets, te Zwolle; ir. J. O. oe
Kat, te 's Gravenhage; ir. J. P. van Lonkhuy-
zen, te Arnhem; ir. J. Nysingh, te Zwolle;
ir. S. Smeding, te Alkmaar en ir. J. Th.
.Westhoff, te Utrecht.
Op schriftelijke vragen van het lid der
Tweede Kamer den heer Wendelaar betref
fende het opruimen van mijnen in de Gro
ninger Wadden, heeft de minister van Defen
sie geantwoord, dat in de Groninger Wadden
sedert het begin van den oorlog een gering
aantal losgeslagen mijnen (tot 1 Januari 1940
8 stuks) zijn aangetroffen.
Indien deze mijnen op de eilanden, den
vasten wal, of op het wad dit laatste vooi
poover de mijnen bereikbaar zijn aanspoe
len, worden zij gedemonteerd of vernietigd.
Naar een radicale beleving van
den Regel.
Zondag werd te Utrecht een studiedag van
de Derde Orde van den H. Dominicus gehou
den, welke onder leiding stond van den Z.
E. Pater Ceslaus Piels O.P., promotor pro-
vincialis van de Derde Orde in Nederland.
Zoo goed als alle afdeelingen uit ons land
waren vertegenwoordigd door hun direc
teuren, bestuurs- raadsleden, terwijl van de
Centrale Leiding aanwezig was de Z. E. Pa
ter L. Teeuwen O.P., prior van het Domini
canenklooster te Huissen (Gld.).
In zijn openingswoord heette pater Piels
de talrijk opgekomen deelnemers hartelijk
welkom, in het bijzonder de Eerw. directeu
ren van de twee nieuw opgerichte afdeelin
gen Rotterdam (Provenierssingel) en Schie
dam (Singel) respectievelijk de Paters Ter-
windt en v. Zeijl.
Spr. wenschte de broeders en zusters een
zalig en gelukkig Nieuwjaar toe. Wij beleven
thans wel sombere tijden, aldus pater Piels,,
en weten niet wat ons aan oorlogsverschrik
kingen nog boven het hoofd hangt. Wij
maken 'n politieken-, 'n militairen- en ook
een economischen oorlog mede. Maar ook
een zenuwoorlog, zooals voorheen nog niet
gekend. Laten wij in verband met dit be
angstigend feit het voornemen maken ons
diep te doordringen van onze Roomsche
roeping om als echte apostelen in ons H. Ge
loof onze kracht te zoeken en ons vertrou
wen op God te stellen. Dit heeft eigenlijk
ons geheele Nederlandsche volk in deze da
gen noodig: een groot vertrouwen op God.
Wij moeten ons werpen in Zijn Vaderarmen.
Als wij katholieken dat doen zullen wij ons
vaderland hiermede een weldaad bewijzen.
Laat ons vervolgens dit vertrouwen onder
steunen door een krachtig gebed, opdat de
goede God ons vaderland beware voor de
rampen van den oorlog en Hij spoedig aan
alle volkeren een duurzamen vrede ver-
schaffe.
Inleiding Pater Piels.
Na eenige mededeelingen van huishoude-
lijken aard verkreeg pater Piels opnieuw
het woord tot het houden zijner inleiding
over het onderwerp: „Naar een radicale be
leving van den regel".
Spreker begon met een terugblik te wer
pen op de afgeloopen tien jaar Derde Orde-
werk, waaruit bleek, dat veel tot stand was
gebracht voor de reorganisatie van de Do-
minicaansche Derde Orde.
Deze jaren vormen een afgesloten tijdperk,
waarin vooral de organisatorische op- en
ombouw goed is verzorgd.
Thans is de vraag: in welke richting nu
verder? Want wij staan op een tweesprong.
Er zijn nl. strevingen in onze D. O., die haar
activiteit vooral den kant op willen sturen
van het georganiseerde apostolaat, dat meer
met uiterlijke middelen werkt en daarom
juist georganiseerd kan worden. Dit aposto
laat is zeker voortreffelijk en wij brengen
een eeresaluut aan de afdeelingen, die dit
werk reeds langer hebben verricht. Maar er
is ook een sterke strooming naar het aposto
laat van mensch tot mensch, van ziel tot
ziel. De apostel immers moet onmiddellijk
van zijn eigen geestelijken rijkdom geven aan
hen, die niets bezitten. Dit individueele apos
tolaat stelt veel hoogere eischen van inner
lijk geestelijk leven, van bovennatuurlijke
liefde, van fijnen tact, dan het georganiseer
de apostolaat.
De Centrale Leiding van de Dominicaan-
sche D. O. is overtuigd, dat het individueele
apostolaat het primaat heeft, terwijl het ge
organiseerde daaraan ondergeschikt moet
worden gemaakt. Gezorgd moet worden, dat
het geestelijke peil van onze Tertiarissen
wordt opgevoerd en daarom is de inzet van
onze eerstkomende actie: Naar de radicale
beleving van den Regel. Een program, dat
de eerste jaren alle aandacht en medewer
king vraagt.
Het individueele apostolaat hangt ten
nauwste samen met de zelfheiliging, waarop
een Tertiaris zich krachtens roeping heeft
toe te leggen. En den weg tot die zelfheili
ging wijst de Regel uitdrukkelijk aan in de
hoofdstukken over het gebed, de H. Sacra
menten, devotieleven en beoefening der
boetvaardigheid. Hier ligt de gezonde norm
voor een heiliger en volmaakter leven.
Daarom schrijft diezelfde Regel ook voor,
dat in de maandelijksche bijeenkomst der
Tertiarissen door den directeur verklaring
zal worden gegeven van dezen noodzakelij
ken grondslag van het individueele aposto
laat.
Tertiarissen, die het gebedsleven en de
werken van boetvaardigheid van den Regel
verwaarloozen, worden een groote misluk
king en beantwoorden niet aan hun aposto
lische roeping.
Bij het stipt onderhouden van den D.O.-
regel sluit zich nauw aan de consciëntieuze
vervulling van de plichten van staat.
Buitenstaanders moeten duidelijk zien, dat
de D. O. iets heel voornaams geeft aan haar
leden, door hen tot andere, tot volmaakter
menschen te maken, dan het gros der katho
lieken. Daardoor zullen de verouderde voor-
oordeelen tegen de D. O. worden weggeno-
Uit sneeuw vervaardigde een
beeldhouwer in de Beiersche
Alpen een mammoet. Het is
alleen jammer, dat zulk een
fraai, moeizaam gewrocht werk
ivelliclit spoedig aan de dooi
ten offer zal vallen.
men en vele vooraanstaande Katholieken,
die hunkeren naar een dieper geestelijk le
ven, zullen zich gedrongen voelen tot de D.
O. toe te treden. Het individueele apostolaat
is een moeilijke, maar heerlijke taak, die de
voortdurende inspanning van al onze krach
ten waard is. Daarom, besloot spr., met ver
eende krachten gewerkt aan de verwezenlij
king van ons program: Naar een radicale be
leving van den Regel."
Na een korte pauze werd in de middag
vergadering, voorgezeten door pater prior
Teeuwen, uitvoerig gesproken over de inlei
ding van pater Piels, zoomede over het ge
organiseerd apostolaat, aan de hand van de
voorstellen van de afdeelingen Nijmegen I
en II, Zwolle, Amsterdam-Zuid, 's Gravenha
ge, Schiedam en Utrecht, waaruit voor de
andere afdeelingen veel te leeren viel.
Met een woord van dank aan allen, die
hadden meegewerkt aan den welgeslaagden
Studiedag, waarvan veel vrucht mag wor
den verwacht, voor den verderen bloei van
de Dominiaansche Derde Orde, sloot pater
Pielfc de vergadering.
De minister van Economische Zaken heeft
den directeur van de Alg. Nederl. Invoer
Centrale gemachtigd, van importeurs, aan
wie toestemming wordt verleend hun goede
ren aan de A.N.I.C. te consigneeren, een ver
goeding te verlangen ten bedrage van U pet.
van de waarde der betreffende goederen.
Men meldt ons uit Amsterdam:
Gisteravond is in het perceel Tweede We
teringdwarsstraat 35 een 64-jarige man op
een petroleumkachel gevallen. Er ontstond
een kleine binnenbrand, welke de brand
weer spoedig had gebluscht.
De oude man bekwam deerlijke brand
wonden en moest naar het Binnengasthuis
worden overgebracht. Hier is hij kort na
aankomst overleden.
Maar de plons kwam niet, want Jimmy had
nogc mooier getroffen dan hij gemikt had.
Hij hoorde geen plons, maar een plof plof,
gevolgd door een plotseling gehuil van pijn
en woede. Het stuk met een korst bedekt ri
vierslik had Langen Jan in het gelaat getrof
fen en barstte thans als een soort modderbom
over zijn hoofd uiteen.
„Ooöo!" schreeuwde de man in de boot,,
dansend van pijn en toorn. „Wat was dat?
Ooooo!"
Woendend schrapte hij de zachte, kleveri
ge modder van zijn gelaat, terwijl hij woe
dend zijn tranende oogen inspande om te
ontdekken wie hem aangevallen had.
Maar weer was alles stil, en weer ontwaarde
hij niets waardoor het geheim opgehelderd
had kunnen worden. Niet langer echter ver
genoegde Lange Jan zich ermee in het boot
je te blijven zitten en een derden aanval af
te wachten. Dit geheim moest nu toch opge
lost worden. Met een half onderdrukt gegrom
bukte hij zich, en nam een kort eind touw uit
het bootje op; vervolgens stapte hij aan wal
en schreed naar de hut.
Jimmy hield zich doodstil; hij waagde het
nauwelijks adem te halen. Dit was wat hij
gehoopt had; het eerste deel van zijn plan
was gelukt. Alsof Lange Jan eenig vermoe
den van de ware toedracht had, richtte hij
zich rechtstreeks naar de plaats, waar Jimmy
stond.
Jimmy antwoordde niet, maar sloop snel
en geruischloos langs den muur der hut. Daar
na wachtte hij, zijn ooren de kost gevend, en
luisterend naar de naderende voetstappen.
Toen de schaduw van Lange Jan hem
bijna bereikte, raapte Jimmy al zijn moed
bijeen om een stoutmoedige, wanhopige po
ging te wagen. Stil als een geest vloog hij
weg van de bescherming, die de hut hem
bood, rende rondom het kleine gebouw en
snelde zachtjes over de modder naar het
wachtende bootje.
Bereikte hij dit op tijd, en kon hij wegko
men voor de man hem bespeurde, dan zou
alles wellicht nog goed gaan.
Op hetzelfde oogenblik was Jimmy als een pijl
uit den boog weggevlogen, in razende vaart
over den ongelijken bodem. Nog nooit had hij
zijn beenen zóó gebruikt. Zijn voeten raakten
ter nauwernood den grond.
Daar hij besefte dat dit zijn eenige kans
was, snelde hij regelrecht op het leege bootje
toe, in de hoop dat hij sterk genoeg zou zijn
het van den oever te stooten. Eenmaal in diep
water, behoefde hij niet voor vervolging te
vreezen.
Bij den kant van het water struikelde hij
over iets dat in den weg lag, zoodat hij een
paar meter op zijn buik door de zachte mod
der zeulde als een bever.
Hij slaakte een kreet van schrik, maar door
dit ongeluk liet hij zich niet afschrikken Hij
krabbelde weder op de been en met een
wanhopigen sprong bevond hij zich in de
boot, meteen een der riemen grijpend.
Dank zij zijn vlugheid had hij een goeden
voorsprong gekregen. Om de eenvoudige
reden dat Lange Jan doof was aan één oor,
terwijl zijn andere oor nog half gevuld was
met het slijk, dat Jimmy naar hem geworpen
had, bemerkte hij diens vlucht niet alvorens
hij, na om de hut geloopen te zijn, diens klein
figuurtje naa.r het water zag hollen.
Op dit oogenblik puilden Lange Jan's
oogen uit zijn hoofd alsof 't slakken-oogen
waren, en een vreemd borrelend geluid steeg
uit hem op alsof er iets overkookte.
(Nadruk verboden).
Zijn schraal, mager lichaam scheen van
woede ineen te krimpen, en vervolgens weer
als de veer van een klok uit te schieten, waar
door het was alsof de Lange in de lucht ge
slingerd werd.
Met kangoeroe-achtige sprongen, en
zwaaiend met zijn eind touw, rende hij naar
het bootje, terwijl Jimmy den riem in den
modder stiet in een wanhopige poging om
zich van den oever los te maken.
Op hetzelfde oogenblik dat hij erin slaagde
het bootje vlot te krijgen, kwam Lange Jan
naar den waterkant gesprongen.
„Zoo, daar heb ik je!" brulde de smokke
laar. „Kom hier!"
Een krachtige streek met den riem door het
water had tengevolge dat een stortvloed over
den mageren man terecht kwam, waardoor
hij slechts een oogenblik tegengehouden werd.
Maar deze stoot had tevens de uitwerking,
dat het bootje in dieper water kwam.
Nu of nooit! Jimmy liet zich op het bankje
neervallen, stak den riem buiten boord en
begon uit alle macht te roeien. Lange Jan
stond even onbewegelijk, woedend naar zijn
kleinen vijand starend. Maar toen hij zag dat
deze op het punt van ontsnappen was, ver
loor hij alle voorzichtigheid uit het oog.
Wat Jimmy nu deed, dankte hij uitsluitend
aan zijn instinct. Hij zag hoe de magere,
klauwachtige vingers van Lange Jan zich
onverbiddelijk aan de boot vastklemden. Ook
zag hij op de zitting een kort eind geknoopt
touw van denzelfden aard als de magere man
in zijn andere hand hield.
In een oogwenk had Jimmy het eind touw
gegrepen. Hij zwaaide er wanhopig mee, met
al zijn kracht mikkend op de knokkels van
Langen Jan, alsof hij een adder of ander
gemeen dier wilde doodslaan.
„Slosj!" ging het touw, en de magere stiet
een gebrul van pijn en woede uit, maar hij
liet niet los.
,Ooo!" schreeuwde hij „Ik zal je leeren.
Wacht tot ik
„Bomp!" ging het eind touw ten tweeden
male, en opnieuw stiet Lange Jan een gehuil
uit. Maar hij bleef stevig vasthouden.
„Smijt dat touw weg!" hijgde de magere,
„of ik zalik zalOu!"
Het was ditmaal niet het touw, dat op de
vingers van Langen Jan neerkwam, maar de
hak van Jimmy's laars.
De spichtige man kon de boot niet langer
vasthouden. Kreunend liet hij deze schieten
en Jimmy, snel van dit voordeel gebruik
makend, leunde met heel zijn gewicht weer
op den riem, en de boot schoot in het veilige,
diepe water.
Een diepe zucht van uitputting, maar tevens
van verlichting, onsnapte hem toen het hem
duidelijk werd dat hij zijn vervolger afge
slagen had. Hij was ontkomen. Hij was veilig.
Hij zat alleen in het bootje, met heel de
donkere, verlaten rivier achter zich.
Tot in zijn middel in het water staande,
leek Lange Jan op een van die palen, waar
mee de diepte van een kanaal gemeten wordt.
Jim trof Langen Jaap midden in het gelaat beter nog dan hij gemid had!
plonsde in het water, en waadde in allerijl
naar het bootje.
Hij stond reeds tot aan het middel in
de rivier, toen hij, met een laatste heftige
poging, opnieuw den truc van de klok-veer
toepaste en, vooruitschietend, er in slaagde
den steven van het bootje te grijpen.
„Ha!" grauwde hij, terwijl zijn oogen glin
sterden van voldoening over zijn zegepraal.
„Je dacht mij er tusschen te hebben, hè? Ik
zal je leeren, jou kleine moddervisch. Kom
hier!"
Maar nu verkeerde Jimmy toch in paniek.
Van dichtbij gezien was de magere man een
r.og onaangenamer klant dan op een afstand.
Zijn gelaatsuitdrukking was schrikwekkend
toen hij zich ten derden male liet ineenkrim
pen, om vervolgens weer als een veer uit
te schieten, zoodat het was als of hij, als een
electrische aal, uit het water en in de boot
geslingerd zou worden.
Alleen zat er in dezen stok meer leven. De
Lange zoog op de gekneusde vingers van zijn
eene hand terwijl hij met de andere een vuist
gemaakt had die hij woedend in de richting
van Jimmy schudde.
„Hei jij daar!" schreeuwde hij schor, „kom
hier terug!"
Jimmy's eenig antwoord bestond hierin, dat
hij nu ook den anderen riem ter hand nam,
en meer naar het midden der rivier roeide.
Lange Jan stond nu te dansen in het water,
niet alleen van woede, maar ook van ont
steltenis. Hij begreep dat die kleine jongen
niet alleen een bedreiging opleverde voor
hemzelf, maar voor al zijn metgezellen die,
onkundig van wat zich afspeelde, nog be
sprekingen hielden, in het gewelf onder de
hut.
In deze opslagplaats zat ook Joy, met
haar slanke armen vastgebonden aan den
rug van haar stoel, De mannen die haar ge
vangen genomen hadden, stonden op van de
tafel, waar zij hun plannen besproken hadden.
De man met den horrelvoet, die blijkbaar de
leider en het brein van de bende was, grin
nikte terwijl 'haj de kaart der. rivier in zijn
zak stak.
„Dat is in ordnung, wat?" gromde hij. „Nu
gaan wij teruk naar het boot en wachten
totdattotdatwas ist das!" snauwde
hij, zich met een plotselingen schrik omkee-
rend. „Wie is dat der daar komt?"
Zijn ongerustheid werd gedeeld door de
anderen, die zich eveneens omgekeerd had
den, en met verschrikte gezichten stonden te
staren. Ook Joy had het geluid van snelle,
korte voetstappen boven zich gehoord, ge
volgd door het zware hijgen van een man die
de ladder kwam afzeulen.
Deze man verscheen plotseling in de deur
opening van het gewelf een spichtige,
spinachtige man, met een vuil gezicht dat
vol modder zat. Hij huiverde, en water droop
van zijn heele gestalte af.
„Het is Lange Jan!" riep een der smokke
laars uit.
„Blitz!" grauwde de hinkende man. „Was
ist an de hand, Lange Jan, hè?"
De Lange was zoozeer buiten adem, dat
hij eerst niets anders doen kon dan wilde ge
baren maken met zijn leelijke grijphanden.
Toen wees hij met zijn langen wijsvinger om
hoog.
„Vlug!" hijgde hij ten slotte. „De boot
Een jongen.Hij heeft ons beet genomen.
Vlug!"
De andere smokkelaars snelden achter hem
aan de ladder op en drongen wild door de ope
ning van het valluik heen en holden naar
buiten. De man met den horrelvoet kwam
achter hen aan, zelf gevolgd door Lange Jan,
die zwaar ademhaalde.
„De bootde sloep, baas!" schreeuwde
een der mannen, met een stem, die schor van
schrik was. „Zij is weg!"
„Waar is zij?" snerpte een der anderen.
„Kijk eensWij zitten in de val.
Kijk!" riep een derde verschrikt.
Zij stonden in een kluit bijeen, en tuurden
over het water. Het was donker en mistig,
maar zij konden toch zeer vaag de gestalte
zien van een kleinen jongen, die, uit alle
macht een paar riemen hanteerend, hun
bootje over de rivier roeide.
Bijna als één man wendden de smokkelaars
zich tegen hun spichtigen metgezel, en ver
langden uitleg van hem. Met klagende stem
vertelde de Lange wat er gebeurd was.
„Het was mijn schuld niet, baas" kreunde
hij. „Hoe kon ik denken-dat er iemand in de
buurt was. Op mijn woord niet."
De man met den horrelvoet wierp hem een
blik toe, die niets goeds voorspelde. In zijn
staalgrijze oogèn lichtte een glans van woede.
Met een luid gegrom hinkte hij naar voren,
en een geweldige vuist makend, schudde hij
deze in het gezicht van den spichtigen smok
kelaar.
,Dat soil je boeten, Lange Sjan", siste hij.
..Je soil zoo een fehler niet weer maken. Jo
solle ervoor boeten, mijn vreund, mit je....
lev!"
Vol hoop, en de oogen inspannend om door
den mist en duisternis te boren, roeide Jimmy
voort.
Zijn plan was aan te leggen aan den tegen-
overliggenden oever, indien hem dit mogelijk
was, en dan hulp te halen van een of ande
ren schuitenvoerder of politie-agent. Maar
de snelstroomende rivier voerde hem in
groote vaart stroomafwaarts, terwijl de mist
dikker werd.
Hij werd door vrees bevangen, toen hij er
aan dacht dat hij naar open zee kon afdrijven.
Zijn eenige hoop scheen hij thans nog slechts
hierop te kunnen bouwen, dat hij een voorbij
varend stoomschip ontwaarde, dat hij dan in
de duisternis kon aanroepen. Deze hoop werd
levendiger, toen hij ergens in den mist een
licht bespeurde, dat er uitzag als het mastlicht
van een naderend vaartuig.
(Wordt vervolgd)
Waarschuwing voor automobilisten.
Men verzoek i ons er de aandacht van
automobilisten op te vestigen, dat tengevolge
van de rulle sneeuw de dyn-mo's van ,vele
wielrijders niet werken, zoodat ook de roode
achterlichten niet branden. De noodige voor
zichtigheid dient dus in acht te worden ge
nomen.
In de onder leiding van den heer H. D.
Louwes uit Ulrum gehouden maandelijksche
vergadering der eerste afdeeling van het
Kon. Ned. Landbouw-comité werd de vraag
besproken of ook in 1940 de teeltheffing
voor consumptieaardappelen moet blijven
gehandhaafd. Besloten werd op handhaving
der teeltheffing aan te dringen.
De vergadering was van oordeel, dat een
suikerbietenprijs van 14 per 1000 K.G. niet
overdreven zou zijn. Besloten werd deze te
bevoegder plaatse te bepleiten.
Besloten werd bij de bespreking met het
rijksbureau voedselvoorziening in oorlogstijd
aan de orde te stellen de navolgende onder
werpen
a. de mogelijkheid voor paarden van l1/:
2-jarigen leeftijd een toewijzing van vee
voeder te verkrijgen, daar het gebruikelijk
is om deze paarden eenig krachtvoer te
geven;
b. verhooging van het geldende rantsoen
van 1 K.G. krachtvoeder, wat voor werk
paarden onvoldoende is;
c. aan degene, die grasland wenscht te
scheuren, toe te staan, dat de gescheurde
oppervlakte geheel met haver mag worden
beteeld en niet slechts 1/5 deel;
d. het door de overheid vastgestelde prijs
verschil tusschen gewone gerst en brouw-
gerst van 0.40 per 100 K.G. is te laag.
Voor het uitbreken van den oorlogstoe
stand was dat verschil grooter; het varieerde
van 0.55 tot 1.Aangedrongen zal wor
den op het vaststellen van het prijsverschil
op 0.75 per 100 K.G.
Besloten werd overleg te plegen met het
rijksbureau voor ontruiming omtrent de
wijze, waarop de georganiseerde landbouw
zal kunnen medewerken aan het terugbren
gen in goeden cultuurtoestand der geïnun
deerde landerijen, na opheffing der inunda
ties en aan het voorzien van de daarbij be
trokken landbouwers van de noodige be
drijfsmiddelen.
LEGER EN VLOOT.
Bij Kon. besl. is aan de reserve-kapiteins
J. van Barneveld, van het 1ste regiment
artillerie en i r. H. A. S c h ij f s m a, van het
11e regknent artillerie, den reserve-eerste-
luitenant J. H. P. E n n e m a, van het 4e
regiment artillerie, den reserve-kapitein voor
speciale diensten G. M. Hu ij s k a m p, van
het dienstvak der intendance alsmede den
reserve-eerste-luitenant S. Coppenha-
gen van het 7e regiment infanterie, een
eervol ontslag verleend uit den militairen
dienst.
is aan de reserve-officieren van gezond
heid der eerste klasse J. C. W. Donker en
dr. J. W. van Rooij, alsmede aan'den
reserve-officier van gezondheid der tweede
klasse A. Posthuma, allen van den ge
neeskundigen dienst der landmacht, een eer
vol ontslag verleend uit den militairen dienst.
is, met ingang van 21 Januari 1940 een
eervol ontslag verleend uit den militairen
dienst aan den reserve-kapitein P. van
R a a m sd o n k, van het korps motordienst.
is de termijïi van benoeming als zoodanig
van den reserve-paardenarts der tweede
klasse B. S t o n eb r i n k, met ingang van 11
Maart 1940, voor den tijd van ten minste
vijf jaren verlengd.
Bij Kon. besl. zijn, met ingang van 22 Ja
nuari 1940, benoemd en aangesteld, bij het
reserve-personeel der landmacht, bij het
dienstvak der intendance, tot reserve-twee
de-luitenant voor speciale diensten de dienst
plichtige sergeanten H W. Kunst, P. J.
Mulders, H. Koetsier en C. M. C r u m;
zijn, met ingang van 1 Februari 1940,jbij
het reserve-personeel der landmacht, bij het
wapen der artillerie:
I. tijdelijk benoemd en aangesteld, tot re
serve-eerste-luitenant, ter nadere indeeling
door of vanwege den minister van Defensie,
de eervol ontslagen reserve-eerste-luitenant
der artillerie D. C. M. AndrédelaPorte;
II. benoemd en aangesteld, tot reserve-
eerste-luitenant, bij het 2de regiment lucht
doelartillerie, de eervol ontslagen reserve-
eerste-luitenant der artillerie J, a. A.
H a r m s e.
Bij K.B. is aan den Weleerw. heer F. C.
C o s ij n s e, op zijn verzoek met ingang van
1 Februari 1940 eervol ontslag verleend als
hulpaalmoezenier voor den tijd van oorlog
bij het leger te velde.
is le. aan ds. A. D e B r u ij n, op zijn ver
zoek eervol ontslag verleend als reserve
veldprediker voor den tijd van oorlog bij
het leger te velde;
2e. aan ds. P. G. D e V e ij M e s t d a g h,
op zijn verzoek met ingang van 1 Februari
1940 eervol ontslag verleend als reserve
veldprediker voor den tijd van oorlog bij het
leger te velde.
is een eervol ontsldg verleend uit den
militairen dienst aan den reserve-kapitein A.
van Gelder, van 't 2e reg. genietroepen
zijn benoemd en aangesteld, bij 't reserve-
personeel der landmacht, bij het dienstvak
der reserve-officieren voor algemeenen
dienst
A. tot reserve-kapitein, de reserve-kapi
tein mr. J. J. van den Berg, van het 7e
reg. art., alsmede de res.-le-luits. mr. E. J.
Bulder, mr. F. K o o 1, mr. C. W. K u ij k
en mr. L. M. C. Rollin Couquerque,
onderscheidenlijk van het le reg. inf., het 18e
reg. inf., het 19e reg. inf. en het 2e reg.
veldart., zulks voor allen met gelijktijdig
eervol ontslag uit hun tegenwoordige mili
taire betrekking
B. tot res.-le-luit., de res.-le-luit. mr. dr.
H. A. G. J. P. de Jonge, van het 17e reg.
inf.', zulks met gelijktijdig eervol ontslag uit
zijn tegenwoordige militaire betrekking
C. tot res.-2e-luit., de res.-wachtmeester
J. M. Roos, van het luchtvaartbedrijf;
zijn benoemd en aangesteld, bij 't reserve-
personeel der landmacht, bij den genees
kundigen dienst der landmacht, tot reserve
officier van gezondheid der tweede klasse
a. de dienstplichtige vaandrigs van het batal
jon geneeskundige troepen H. P. V e 1 d h u ij-
zen, P. Groenhart, J. van Baak en
W, O.C.Magnus, allen arts b. de res.-le-
luit. C. N u m a n s, van het 23e reg. art., zulks
onder gelijktijdig eervol ontslag uit zijg
tegenwoordige militaire betrekking.