De Ho Patrooin hopelooze un (b avonturen van Koko VOOR ONZE JEUGD. [rapp^mmaters en slachtoffer. De opmerkelijke. St. Klemens Maria Hofbauer 3 ZATËJTi )l' 27 ANUARI 1940 KNABBELGRAAG, HET BOSCHKONIJN. Twi J) Het halssnoer van Alexandra Féodorovna. ELSJE EN DE SCHOOL JUFFROUW! PUZZLES. Oplossing van de vorige puzzle. OP DE WEEGSCHAAL! Tijdens 15 graden vorst De postzegel wordt honderd jaar Aan den rand van een groot bosch woon de Knabbelgraag, het boschkonijn. Daar had hij zijn thuis. Er waren heuvels in de buurt. Dia boden een prachtige gelegenheid voor wedrennen en verstoppertje. Tóch was het dan altijd erg uitkijken! Want achter lede ren steen, achter elk boschje kon de vijand loeren. Knabbelgraag voelde zich pas vol komen op zijn gemak in de gangen van zijn hol. Daar kende hij volledig den weg. En geen vos, geen wezel zou hem daar licht te pakken krijgen! Eens had het gesneeuwd. De heuvels zagen wit. Hier en daar hadden de speelsche vlok ken een vakje gras uitgespaard. Véél was het niet, maar voor Knabbelgraag genoeg. Hij hipte er heen. Zijn grauwe vacht was duidelijk te zien tegen al dat wit. En dat be- teekende gevaar! Levensgevaar! Oppassen, Knabbeltje! Uitkijken! Je vijanden hebben nu óik hon®«r!t Als ze de kans schoon zien, pikken ze je nog vóór je in je hol kunt schieten! De bloeddorstige wezel was al op roof uit. Sneeuw! Heerlijk! Nu kon hij de veld muizen grijpen, die in hun holletjes lagen te slapen! Ook een bonte kraai loerde op buit! 'n. Sterke, forsche vogel. Brutaal als de beul en voor niemand bang! Is dit niet de heuvel van Knabbelgraag? Juist, ja! Dan zullen we dien dikzak vandaag maar eens naar de andere wereld helpen!! Het konijntje huppelde naar het. groene plekje tusschen de sneeuw. Ho! Wat zat daar? 'n Donker ding! Knabbelgraag drukte zich plat in het wit. Het donkere ding keek naar hem. Het sloeg vleugels uit. Roef! Weg was het konijn, den hoek om. Daar groeide óók gras. Onder de sneeuw, maar het was er toch. De korte pootjes begonnen een plekje bloot te klauwen. „Ga je gang maar, mannetje, ik krijg je wel!" spotte de bonte kraai: Uitdagend stak zijn zwart-grijze vee- renpakje af tegen het smettelooze wit. Maar wat kon t schelen? De vogel vertrouwde op zijn vleugels en op zijn lichaamskracht. Niet het minst op zijn wreeden «snavel! Ook de wezel besloop den heuvel. Zoo dik tvas 't roofdier de duim van een flinken zijn onhoorbare nadering Knabbelgraag niet Onder het knabbelen keek het konijn even op. Recht in de moordlustige oogen van den hermelijn. Roef! Daar nam hij de bee- nen, zoo snel hij kon! Een konijn kan har der loopen dan een hermelijntje. Tenminste, in 't eerst. Maar een hermelijn houdt het langer vol! Het geraas van de jacht maakte de bonte kraait oplettend! En ook de wezel schoot toe! Het zag er voor Knabbelgraag niet roos kleurig uit!! Plotseling schoot de kraai naar omlaag. En ook hermelijn en wezel sprongen toe. Maar niet op het konijn! Op de kraai!! Ze waren gewoonweg woedend, dat een vogel hun in den weg durfde te komen! De kraai sloeg met zijn sterke vleugels. Hij maakte een kabaal van belang. De twee roofdiertjes kregen een gratis luchtreis! Ze probeerden de kraai bij de keel te krijgen, maar dat zat hun niet glad! Ze kropen om hoog! Een paar welgemikte slagen met de vleugels en een paar stevige trappen schud den hen af! Daar lagen ze, in de sneeuw, half versuft rond te kijken! De kraai vloog W<En knabbelgraag? Die had al lang zijn veilige gangen bereikt! Hij had heelemaal geen zin den uitslag van het gevecht af te wachten!! O IlllilllllllllllllllllllllllilIllllll!llllllllllllllll!!ll!llll!llllllllll!lllllllll!lllllllllll!lIllillllllllllllll!NilIlllllllllllllllllllllllllllllllllllIlll Ook voor jeugdigen is het duidelijk, dat wij een zeer moeilijken tijd doormaken. Zij merken het aan de bezette scholen, aan het groot getal soldaten, aan de suikerbons, de verduisteringsoefeningen, aan nog veel méér om hen heen. Nu willen wij heelemaal niet beweren, dat wij er „hopeloos" voor staan, verre van dat! Maar wél, dat de toestand zeer bezwaarlijk is. Welnu! De H. Kerk heeft een patroon voor verloren zaken zijn naam behoef ik voor niemand te noemen! En zoo heeft zij óók een patroon voor uiterstmoeilijke, ja, voor „hopelooze" zaken: Sint Klemens Maria Hof- Zoo gauw HIJ hort rende Knabbelgraag weg. I kerel. Zoo lenig als 'n marter. Zoo bloed dorstig als 'n tijger. De dood op vier ranke pootjes was hij! Kende geen vrees en ver spreidde schrik en verderf wijd in 't rond! De sneeuw zat hem net zoo weinig in den weg als het water 'n otter! Jammer voor hem viel zijn roodbruine pelsje nogal in het oog. Wat dat betreft, had zijn neef, de her melijn, het makkelijker. Die liep óók al rond te neuzen. Maar net aan den verkeer den kant van den heuvel. De grond bleek er zoo hard bevroren als 'n kei! En er was geen slapend muisje, geen voetspoor te be speuren! Maar wat was dat? 'n Warme geur! Aha! 7^an 'n konijn. Nee maar, 'n buitenkansje! hermelijn ging er dadelijk op af! Het nk van zijn vacht versmolt met het blank va e sneeuw, 's Zomers is 'n hermelijn óók als 'n wezel; tenminste, van boven. Maai swinters verandert dat. 's Win ters is hij geelachtig witbehalve het puntje van zijn staart; Het is of iemand hem aan 't tipje van zijn staart door den room heeft gehaald! En door al dat wit merkte De juffrouw had een lastige klas! Praten, omkijken, draaien, voor de beurt spreken, werk afraffelen, ga maar door! Ze deed wat ze kon en bedacht telkens nieuwe middelen om het roezige stel te bedaren. Op zekeren dag bracht ze een gróóte prent mee, van Sint Jozef; Sint Jozef was de H. Patroon der school. Ze prikte de gewijde voorstelling aan den muur. Terwijl ze bezig was, zaten Eis en Cobi met elkaar te pra ten natuurlijk weer. „Meisjes, alle twee hier komen!" De meisjes gehoorzaamden. Juf gaf leder een speld. „Prik deze speld in het beeld van Sint Jozef! Je hebt den heilige pijn gedaan door je ongehoorzaamheid!" Zoo goed waren de twee bij-de-handjes niet, of ze moesten Sint Jozef een speldeprik toedienen! „En dat doen we nou voortaan lederen keer als jullie de orde verstoren, kinderen!", vond de onderwijzeres. In het eerst was een speld een Zeldzaam heid. Wie zou den goeden voedstervader van Onzen Lieven Heer pijn willen doen? Den Beschermer der Heilige Kerk Gods nog wel! Maar gaandeweg kwamen er spelden bij. Groot was dan ook de vreugde, toen Sunny, wegens goed gedrag, één speld mocht uittrekken! Een zucht van verlichting klonk door de klas! De kinderen meenden, dat een zelfde zucht óók door den Hemel ging! „D'r blijven nog veel te veel spelden over, meisjes! Ze moeten er allemaal uit!", ver maande juf. Den anderen dag, in de pauze, mocht Elsje, bij wijze van belooning, de potlooden slijpen in het machientje. Onder schooltijd liet juf dat nooit doen. Het maakte te veel geraas en geraas roept altijd geraas op; Dus: in de pauze! Toen het stel wederom in het lokaal was, klonk een luid: „Oöööch!" Uit alle banken! De heilige Jotfif had geen speld meer in het lijf en was met een roestig-bruine vloei stof besmeerd! Juf had natuurlijk dadelijk dóór, dat Els daar méér van moest weten! „Hier komen, van Henegauwen!" gelastte de juffrouw. „Els" kon onder de gegeven omstandigheden niet lijden natuurlijk. Els stapte met een stralend gezicht naar voren. „Wat heb jij met Sint Jozef uitgevoerd, meisje?" Zóó stil was het in de klas zelfs niet, als mijnheer de inspecteur haar bezocht! „O, juf" jubelde Els! „Ik dacht, de H. Jozef heeft nou pijn genoeg geleden. Daar om heb ik in de pauze alle spelden uit zijn lijf getrokken. Maar ik wou natuurlijk niet, dat de Heilige door al die kleine wondjes infectie kreeg! Daarom heb ik ze allemaal flink met jodium uit het buisje van mn moeder ingesmeerd!!" Tableau! Gordijn valt!! -> S:f St. Alfonsus de Liguori, detail van de gewelfschildering te Wittem. van Ch. Eyck. (spr.: hoofjbauer! Lang geleden hebben we al eens iets over dezen Heilige verteld. We willen het onder de tegenwoordige omstan digheden nóg eens over dat béste kind der Katholieke Kerk hebben. Heiligen zijn gekomen en komen nog uit alle rangen en standen! De H. Gerardus Ma- jella was kleermaker; de H. Lodewijk IX koning! S. Benedictus Joseph Labre bede laar; S. Henricus keizer! S. Leopold was her tog en S. Elisabeth van Portugal koningin; de H. Emilianus een gewoon soldaat en de H. Angela Merici schooljuffrouw! De H. Kle mens Maria Hofbauer is bakkersknecht ge weest! De Kerk is de zorgzame Moeder der heiligheid; zij brengt de zielen tot Christus, den volstrekt Heilige! Tusschen arm en rijk maakt zij daarbij geen verschil. Sint Klemens is jarenlang bakkersknecht geweest in Oostenrijk. Des morgens bracht hij te Znaim (niet ver van Weenen) de ver- sche kadetjes rond. In zijn éénen arm droeg hij de mand; op zijn anderen het jongste kind van den baas! „Kijk, dat lijkt wel Sint Christophorus!" schertsten de voorbijgangers dan. Sint Chris tophorus, dat weet je wel, droeg eens het Kindje Jesus over een hooggezwollen rivier. „Mocht ik dat maar eens worden!" lachte de wakkere gezel terug! En hij is een Christo phorus (beteekent: Christus-drager) gewor den! Want hij heeft Christus, het Brood des Levens, aan duizenden en duizenden ge bracht! Maar wat heeft deze mannelijke natuur, vól van genade en daardoor vól van kracht Hofbauer 'n twintig, dertig mannen bijeen, studenten, geleerden, arbeiders, - ambtena ren. Wie honger had, kreeg te eten uit de groote kast, door vrienden van den heilige steeds aangevuld. Pater Klemens zélf ging dienende rond. Hij hield besprekingen, las goede boeken voor; bestreed de verkeerde denkbeelden van dien tijd. En zóó heeft hij onmetelijk veel goeds gesticht. Ja, voor behoeftigen heeft Sint Klemens véél gedaan. De H. Kerk heeft nimmer op gehouden hun nooden te lenigen. Niemand kan Bisschop worden, of hij moet plechtig beloven een Vader der armen te willen zijn. Niemand wordt met het priesterlijk gewaad, een gewaad van eere, bekleed, of hij moet betuigen het mededoogen te beoefenen. Sint Klemens toonde zich in alle opzichten een priester naar de meening der H. Kerk. On der zijn ruime jas verborg hij brood en andere levensmiddelen en deelde die naar behoefte uit. Schamele studenten zaten als gasten aan zijn soberen disch. Kinderen kon den altijd op een snoepje of een prentje re kenen. Moest hij een zieke, een stervende bijstaan, dan begon hij onderweg al met de liefdegift van het gebed, de rijkste gave voor allen- Eens smeekte hij een rijke om een aalmoes voor zijn arme kinderen. „Daar heb je een aalmoes klonk het antwoord. De pater ontving een vuistslag in het gezicht. „Dank u; dat is voor mij sprak de hei lige. En nü iets voor mijn armenDit pakte dien onverlaat in het geweten. Hij schonk een rijke gaveWeeshuizen en gestichten, vereenigingen van liefdadigheid en scholen ontbloeiden, waar pater Hof bauer zijn priesterlijke bediening uitoefende. Met von Ketteler en Kolpfing, den gezellen- vader, behoorde hij tot de vóórtrekkers in het belang der behoeftigen. „De (slechte) boeken hebben alles op hun gewetenmoet de voorlooper van de Fransche Revolutie, Voltaire, op zijn sterf bed (1778) uitgeroepen hebben. Inderdaad Menigeen heeft zijn zedelijken ondergang aan geméene boeken te wijten. Die waren de verleiders die hen in de armen van het groote kwaad lokten. Sint Klemens zorgde voor goede boeken, voor boeken als een handdruk van een welmeenenden vriend. Groote schrijvers gaf hij den raad hun ga ven toch niet aan het slechte te besteden. De armen konden tegen een geringe vergoeding een boek komen leenen. Zelfs in Duitsch- land had Sint Klemens veel aanhang. En wie zal zeggen, hoeveel goeds hij door dit apostolaat van de Katholieke Pers heeft ge sticht Destijds had de Kerk in Oostenrijk het zeer moeilijk. Keizer Jozef II, zoon van de vrome Maria Theresia, bemoeide zich met kerkelijke zaken, die hem natuurlijk geen steek aangingen; daar zijn Paus en Bisschop pen voor. Nu is het nog altijd zóó gegaan, door heel de geschiedenis heen: wie de vuist opsteekt tegen de Kerk, wenkt zijn eigen doodgravers naderbij. Dat zal in de toekomst opnieuw blijken en we hopen het nog te beleven, let maar op. Christus Zélf maakt gemeene zaak met Zijn Kerk. Tot den kerkvervolger Saulus van Tarsus klonk dreigend Zijn stem: „Saulus, Saulus, waarom vervolgt ge de Kerk Gods Nee, zoo klonk ze niet. Ze klonk zóó: „Saulus, Saulus, waarom vervolgt ge Mij 7" Christus en de Kerk, het blijkt zonneklaar, zijn èèn. Jozef H hinderde Christus, doordat hij de Kerk hinderde. De straf is niet uitgebleven; zijn krankzinnige bepalingen hebben voor alle ssSssS I. Mijn geheel bestaat uit acht letters en stelt een fossiele brandstof voor uit het veen, met heldere vlam brandend. X Maaltand. X Reiger aan den Nijl. X Azijn. X Ader van een blad. X Rookplaats van visch. X Vruchtbare plek in woestijn. X Aarden pot. vaas. X Priesterkleed. II. Stel uit onderstaande letters een zeer bekend spreekwoord samen: 1 12 28 7 Fijne lekhoning. 4 2 16 15 Halsjuk. 3 16 24 33 Gebak. St. Klemens Maria Hofbauer. eeuwen een zwarte vlek op zijn naam ge worpen. Net goed God heeft dezen dwaas een tijdje laten begaan. In Sint Klemens vond hij een geduchten tegenstander. Men moet God méér gehoorzamen dan een afge gleden mensch met een keizerskroon. De politie ontbood dezen „driesten priester" op het bureau. Zij bewees hem géén eer, en vergat volkomen met een gezalfde van den Voortlevenden Christus te doen te hebben. De Heilige liet dat een poosje duren, naar het voorbeeld van den Heer in het rechthuis van Pilatus. Toen zei hij kalm: „Hier ist nicht gut sein(„Het staat mij hier niets aanmaakte een buiging en verliet het bureau. Gods heiligen zijn de ware helden der wereldHet kleine, onaanzienlijke kerkje der Ursulinen te Weenen werd een bolwerk tegen het „Jozefinisme Hoog en laag, geleerd en ongeleerd om ringde er den preekstoel, en menige Israë liet, menige Protestant dankte aan pater Klemens' sermoen zijn bekeering. Weenen begon weer Katholiek, begon weer Pauselijk te worden. Het plan om in Duitschland een Kerk, los van Rome, los van de wortels dus, te stichten (in 1815, op het Weener Con gres), werd door Sint Klemens finaal ver ijdeld. „Er hat sich einfach tot gearbeitet", lees ik in een boek hier naast mij. „Hij heeft zich gewoonweg dood gewerktStervend hoorde hij nog biecht. Ondanks alle tegen kanting zette hij overal door. „Der Heilige hatte tiberall Bankrott", „Alles zat den Heilige tegenEn zóó is hij de Patroon voor hopelooze zaken geworden, deze Napo leon in Gods Kerk. Ondanks zijn uitgerafel de toog, zijn afgetrapte schoenen, zijn vorm- loosen hoed. In de geleerdigheid kon hij zich niet meten met de Weensche professors maar achter zijn eenvoudig woord stond God, de Eeuwige Waarheid, en dat is méér dan alle professors van heel Weenen bij elkaar. Of niet soms Den 20en Mei 1909 is Sins Klemens heilig verklaard, bijna een eeuw na zijn afsterven (15 Maart 1820). Maar al tijdens zijn leven gold hij als een Heilige, deze zuil van de grootste daad Gods, de H. Kerk. In deze moeilijke tijden wordt S. Klemens meer en meer vereerd en aangeroepen. Een Bisschop heeft reeds het voorbeeld gegeven, Z.H. Exc. Mgr. P. Hopmans van Breda. Mon seigneur is als éérste lid toegetreden tot de „Broederschap van den H. Klemens", opge richt in de parochiekerk van Bosschenhoofd (bij Seppe; N.Br.). De Vicaris-Generaal van het Bisdom Breda is, als tweede, gevolgd. En hoe méér leden de Zeereerw. Heer Pastoor-Directeur J. Brogtrop mag inschrij ven, des te liever zal het hem wezen Eén kwartje bedraagt de minimum-contributie 29 13 30 17 6 8 19 14 9 25 20 5 U 18 26 21 27 30 34 10 32 22 31 2 (Ingezonden door 23!) Bittere haat. Op zekeren tijd. Droogoven voor mout. Linnen huj. De fijnste veeren. Meisjesnaam. Kruistochten. I. Koes roes uren iets sago talg oort ceel honk Thor Emir nimf. Ranonkels. II. Roer (in rep en roer!) acte neef onyx naaf kink. Tijdens de strenge vorst stond hier in Hil versum een weegschaal onder de sneeuw. Je weet wel, zoo'n personenweegschaal, met 'n platje „Stap op, en laat je wegen!" Maar het ding was stijf-bevroren. En de naald was op drie kilo, of zes pond blijven staan. Een omvangrijke heer wil zijn indruk wekkend gewicht weten. Hij wringt twee cent in de gleuf en leest af: drie kilo! Dat kan natuurlijk niet! Dat zou al te mooi we zen! Hij morrelt wat op het platje. Twee straatjongens komen aan. Zwart haar, han den en waarschijnlijk ook voeten! in de bijpassende kleur. Ze kijken, en Jan heeft het geval dadelijk dóór! Piet niet! „Dat je dat nou niet begrijpt", neuswijst Jan tegen Piet. „Die man is natuurlijk hol!" De postzegel bestaat in 1940 honderd jaar! Het handige papiertje viert dus een jubileum van een eeuw! Portugal gaat herdenkings zegels uitgeven. Brazilië hééft ze al uitge geven. Sir Rowland Hill, zóó heette de uitvinder. Hij was secretaris van den „Post master General" in Engeland. Hij overleed in 1879 en genoot een hooge eer: zijn stoffelijk overschot is bijgezet in de Westminster Ab dij, te Londen. over 'n héél jaarWie dat „bedrag" aan Pastoor Brogtrop zendt, te Bosschenhoofd, (Seppe), deelt in de vruchten van talrijke heilige Missen ter eere van S. Klemens; sterft hij, dan wordt voor de rust zijner ziel een H. Mis gecelebreerd. V' 'V V /-A A'i. Maria Theresia. met tegenslagen te kampen gehad! Hij bezat heelemaal geen geld om zijn studie te bekos tigen! Hij verhuurde zich als knecht in een klooster om er een paar centjes bij te ver dienen. Des nachts verdiepte hij zich dan in de boeken. „Kreeg hij dan geen slaap?" Natuurlijk kreeg hij slaap! Maar hij wapen de zich tegen dezen „tweelingbroedoer van den dood!" In zijn eene hand 'n kaars, in zijn andere het boek, liep hij zijn slaapkamer op en af! Zoodoende kreeg de slaap geen vat op hem. Later ontfermde een vermogende dame zich over den begaafden student. Zij betaalde voortaan zijn studie en zoo was tenminste dat leed geleden! Te Rome trad hij in de Congregatie van den H. Alfonsus (1784); hij werd Redemptorist. Zijn Over heid zond hem naar Warschau. De Franschen verdreven hem. Hij wendde zich tot de be woners van Weenen. In die groote stad heeft hij tot zijn dood (15 Maart 1820) aan het heil der zielen gearbeid. Hij had er zijn „Tafelrunde!" Dat is Duitsch, dat begrijp je niet zoo dadelijk. Goed, dan zal ik het uitleggen. Koning Ar thur 500) regeerde over Engeland. Zijn ridders vormden met hem samen de „Tafel ronde." Het waren Gawein, Lancelot, Par- cival, Tristan e.a. Deze onvermoeide krijgs lieden bevrijdden gevangenen, streden tegen reuzen en tooverheksen, tegen booze katten, slangen, weerwolven en zwijnen. Zij waren kampioenen en strijders der Christenheid volgens die oude verhalen. De „ridders" rond S. Klemens waren dat óók! Alleen, het wa ren géén hooge baronnen. lederen avond kwamen in de armoedige woning van pater Het was zomer. Bankier Gouden gaf een luisterrijk avondfeest. Al wat naam, geld of aanzien bezat, was tegenwoordig. Zelfs een tweetal Amerikaansche millionnairs, goed bekend met ons land en kennissen der Gou- dens, vereerden de partij met hun tegen woordigheid. Koko was aangesteld als du velstoejager voor den avond en den nacht. Tante Stijntje mocht venten met haar kleu rige kermisballonnetjes. Nu, ze deed goede zaken! De gasten waren niet gierig! De vrouw van den bankier, mevrouw Gou den, droeg een allerkostbaarst halssieraad. Het was een snoer van lichtpaarse edel- steenen, amethisten. En om de vijf amethis ten kwam een flonkerende, vuurgele topaas! Het snoer trok aller aandacht! Geen won der zul je zeggen! Het kostte natuurlijk een vermogen! Maar dan ben je toch mis! Want aan ver mogen waren alle gasten gewend! Zonder hun wimpers ook maar één keer te bewegen, zouden zij zichzelf zoo'n snoer kunnen laten aanmeten! Nee, het zat 'm niet in de duurte! „Waar dan wél in?" Hierin: het had behoord aan de laatste Keizerin van Rusland, aan de ongelukkige Alexandra Féodorovna. Keizer Nicolaas II van Rusland had het haar geschonken bij hun huwelijk! De communisten hebben het keizerlijk paar in 1918 op beestachtige wijze vermoord en de juweelen te gelde gemaakt. Bankier Gouden kocht het wereldberoemde halssnoer. Nu begrijp je wel, waarom ieder een er zoo naar keek. De twee millionnairs nog het meest! Zij boden mevrouw Gouden ongehoorde rijk dommen, als zij het collier (kol-jee) wilde afstaan! Héél New-York zou te hoop loopen om het snoer te zien! Welk een reclame voor hun bedrijf! AÏleen, jammer voor hen, mevrouw Gouden ging niet op het aanbod in. Reclame te maken met het halssnoer eener ongelukkige vrouw en moeder, eener keizerin, leek haar gebrek aan goeden smaak. „Verkoop het dan zóó! Dan berg ik het in mijn brandkast, of ik laat het sloopen!" stelde de rijkaard Williams voor. Maar hij kreeg zijn kans niet! De onderhandelingen werden stopgezet! Terwijl de muziek een vroolijken dans be geleidde in den groenen salon, ging plotseling al het licht uit! Er ontstond een groote con sternatie. Iemand had iets aan de electrische draden stuk gemaakt. Toen het euvel ver holpen was, miste mevrouw Gouden haar halssnoer! Zij trok zich dadelijk van haar „Het gezicht van den man werd asch grauw". gasten terug. Tante Stijntje moest bij haar komen, haar trouwe dienstbode van vroeger jaren. „Niets zeggen, mevrouw! Ik breng U het snoer terug! Heb maar geen zorg! Eén van de millionnairs heeft het natuurlijk in zijn bezit!" „Maar Stijn! Die heeren zijn niet uit den salon geweest. Zij waren tijdens de duister nis bij mijn man!" „Dan hebben zij een handlanger gehad onder de gasten! Of er is misschien een zakkenroller door de open ramen gespron gen!" Den volgenden dag ging tante Stijntje bij Williams aan. „Meneer Williams!" begon ze. „Ik kom, zooals ik U liet weten, met een boodschap van mevrouw Gouden. Haar halssnoer is gisteravond ontvreemd! U had er groote be langstelling voor! De een of andere gauw dief komt het U misschien te koop aanbie den „Dan trap ik hem onmiddellijk het hotel uit!" liet de heer Williams half-Neder- landsch, half-Engelsch hooren! „Ik wil met dieven niets te maken hebben!" „Daar zou U groot gelijk in hebben!" vond Stijntje. „Het halssnoer was namelijk het échte niet! Het was maar namaak!" Williams schaterde het uit!! Namaak! Dat was een goeie mop van mevrouw! Die zou hy in de States (Amerika) vertellen! „Williams heeft het snoer niet, Koko!" zei Stijntje buiten tot haar neefje! „Nu naar Jaekson, z'n vriend!" „M'neer Jaekson!" begon de bijdehande weduwe in haar steenkolen-Engelsch, langs de straat, al ventend, opgepikt! „Het hals snoer van Alexandra Féodorovna is gister avond gestolen!" De rijkaard vertrok geen spier van zijn gezicht, dat uit deeg leek te bestaan. Hij veinsde de grootste verwondering! „Die dat gedaan heeft, zal leelijk in de val loopen, Stoan!" „Dat zal hij, sir! Want hij wil het natuur lijk verkoopen enhet is valsch!" „How so?" „Het was het échte snoer niet. Het was na maak! Knappe namaak, maar: namaak!" Het gezicht van den man werd aschgrauw; zijn stem heesch. „Namaak? Namaak?" stotterde hij. „Precies! Als ze het U dus komen aan bieden, heb ik U gewaarschuwd!" besloot Stijn. En buiten: „Koko, wacht hier op je race-karretje! En volg den millionnair!" „Best, tante!" Tante ging naar huis. Ze had dorst gekregen van al dat Engelsch praten. Ze ging naar het kastje en nam een kleine hartversterking. Ondertusschen rende Koko achter den luis terrijken wagen van den heer Jaekson aan. Spijkerkoppen, lichten, gestrekte armen, strepen remden telkens diens vaart. Daar door kon de dappere jongen bjj blijven. Hij kwam in al smallere straatjes terecht. Ten slotte stapte de heer Jaekson uit voor een huis met véél verdiepingen. Koko hem stie kem na, dat snap je. Weldra stond hij te luisteren voor 'n deur, aan het sleutelgat. Hij moest zijn hoofd er bij houden, want er werd half Engelsch, half Nederlandsch gesproken. Iemand kreeg een- reusachtig standje van den millionnair. De heer Jaekson eischte zijn geld terug. De gauwdief had namaak gestolen, en met die namaak zich door 'n open raam verwijderd. Maar voor zulke domme streken telde de Amerikaan geen tienduizend dollars neer! Koko wist genoeg! Hij onthield nauwkeurig het adres en rende terug naar tante Stijntje. „Braaf gedaan, Koko!" prees de weduwe, die het blijkbaar warm gekregen had door de zomerhitte. „En nu dadelijk naar Jaek son z'n hotel. Haal 'n taxi!" Eenige minuten later stond de weerbare weduwe opnieuw vóór den rijkaard; mét Koko. Zij vertelde hem precies wie het snoer gegapt had, en hoe, waar hij woonde, en wat de Amerikaan voor dien gemeenen streek had neergeteld. „En nu dadelijk het snoer hier, of mijn neefje haalt de politie! Het is namelijk echt!" De onfortuinlijke Jaekson kon niet anders doen dat gehoorzamen. In triomf taxi-den Stijn en Koko naar mevrouw Gouden toe! Wat was die dame blij! En zonder dat haar achtbaar huis in opspraak was gebrdcht door de politie had Stijn het klaar gespeeld! Ze gaf de eerzame weduwe een zoen dat het klapte en nog een. rijke belooning bovendien!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 1