De Ho Patrooin
hopelooze
un
(b
avonturen van Koko
VOOR ONZE JEUGD.
[rapp^mmaters en
slachtoffer.
De opmerkelijke.
St. Klemens Maria
Hofbauer
3
ZATËJTi )l'
27
ANUARI 1940
KNABBELGRAAG, HET
BOSCHKONIJN.
Twi
J)
Het halssnoer van
Alexandra Féodorovna.
ELSJE EN DE SCHOOL
JUFFROUW!
PUZZLES.
Oplossing van de vorige puzzle.
OP DE WEEGSCHAAL!
Tijdens 15 graden vorst
De postzegel wordt honderd
jaar
Aan den rand van een groot bosch woon
de Knabbelgraag, het boschkonijn. Daar had
hij zijn thuis. Er waren heuvels in de buurt.
Dia boden een prachtige gelegenheid voor
wedrennen en verstoppertje. Tóch was het
dan altijd erg uitkijken! Want achter lede
ren steen, achter elk boschje kon de vijand
loeren. Knabbelgraag voelde zich pas vol
komen op zijn gemak in de gangen van zijn
hol. Daar kende hij volledig den weg. En
geen vos, geen wezel zou hem daar licht
te pakken krijgen!
Eens had het gesneeuwd. De heuvels zagen
wit. Hier en daar hadden de speelsche vlok
ken een vakje gras uitgespaard. Véél was
het niet, maar voor Knabbelgraag genoeg.
Hij hipte er heen. Zijn grauwe vacht was
duidelijk te zien tegen al dat wit. En dat be-
teekende gevaar! Levensgevaar! Oppassen,
Knabbeltje! Uitkijken! Je vijanden hebben
nu óik hon®«r!t Als ze de kans schoon
zien, pikken ze je nog vóór je in je hol kunt
schieten!
De bloeddorstige wezel was al op roof
uit. Sneeuw! Heerlijk! Nu kon hij de veld
muizen grijpen, die in hun holletjes lagen te
slapen!
Ook een bonte kraai loerde op buit! 'n.
Sterke, forsche vogel. Brutaal als de beul en
voor niemand bang! Is dit niet de heuvel
van Knabbelgraag? Juist, ja! Dan zullen we
dien dikzak vandaag maar eens naar de
andere wereld helpen!!
Het konijntje huppelde naar het. groene
plekje tusschen de sneeuw. Ho! Wat zat
daar? 'n Donker ding! Knabbelgraag drukte
zich plat in het wit. Het donkere ding keek
naar hem. Het sloeg vleugels uit. Roef! Weg
was het konijn, den hoek om. Daar groeide
óók gras. Onder de sneeuw, maar het was
er toch. De korte pootjes begonnen een
plekje bloot te klauwen. „Ga je gang maar,
mannetje, ik krijg je wel!" spotte de bonte
kraai: Uitdagend stak zijn zwart-grijze vee-
renpakje af tegen het smettelooze wit. Maar
wat kon t schelen? De vogel vertrouwde op
zijn vleugels en op zijn lichaamskracht.
Niet het minst op zijn wreeden «snavel!
Ook de wezel besloop den heuvel. Zoo dik
tvas 't roofdier de duim van een flinken
zijn onhoorbare nadering
Knabbelgraag
niet
Onder het knabbelen keek het konijn
even op. Recht in de moordlustige oogen van
den hermelijn. Roef! Daar nam hij de bee-
nen, zoo snel hij kon! Een konijn kan har
der loopen dan een hermelijntje. Tenminste,
in 't eerst. Maar een hermelijn houdt het
langer vol!
Het geraas van de jacht maakte de bonte
kraait oplettend! En ook de wezel schoot
toe! Het zag er voor Knabbelgraag niet roos
kleurig uit!!
Plotseling schoot de kraai naar omlaag.
En ook hermelijn en wezel sprongen toe.
Maar niet op het konijn! Op de kraai!! Ze
waren gewoonweg woedend, dat een vogel
hun in den weg durfde te komen!
De kraai sloeg met zijn sterke vleugels.
Hij maakte een kabaal van belang. De twee
roofdiertjes kregen een gratis luchtreis! Ze
probeerden de kraai bij de keel te krijgen,
maar dat zat hun niet glad! Ze kropen om
hoog! Een paar welgemikte slagen met de
vleugels en een paar stevige trappen schud
den hen af! Daar lagen ze, in de sneeuw,
half versuft rond te kijken! De kraai vloog
W<En knabbelgraag? Die had al lang zijn
veilige gangen bereikt! Hij had heelemaal
geen zin den uitslag van het gevecht af te
wachten!!
O
IlllilllllllllllllllllllllllilIllllll!llllllllllllllll!!ll!llll!llllllllll!lllllllll!lllllllllll!lIllillllllllllllll!NilIlllllllllllllllllllllllllllllllllllIlll
Ook voor jeugdigen is het duidelijk, dat
wij een zeer moeilijken tijd doormaken. Zij
merken het aan de bezette scholen, aan het
groot getal soldaten, aan de suikerbons, de
verduisteringsoefeningen, aan nog veel méér
om hen heen. Nu willen wij heelemaal niet
beweren, dat wij er „hopeloos" voor staan,
verre van dat! Maar wél, dat de toestand
zeer bezwaarlijk is.
Welnu! De H. Kerk heeft een patroon voor
verloren zaken zijn naam behoef ik voor
niemand te noemen! En zoo heeft zij óók
een patroon voor uiterstmoeilijke, ja, voor
„hopelooze" zaken: Sint Klemens Maria Hof-
Zoo gauw HIJ hort rende Knabbelgraag
weg.
I
kerel. Zoo lenig als 'n marter. Zoo bloed
dorstig als 'n tijger. De dood op vier ranke
pootjes was hij! Kende geen vrees en ver
spreidde schrik en verderf wijd in 't rond!
De sneeuw zat hem net zoo weinig in den
weg als het water 'n otter! Jammer voor
hem viel zijn roodbruine pelsje nogal in het
oog. Wat dat betreft, had zijn neef, de her
melijn, het makkelijker. Die liep óók al
rond te neuzen. Maar net aan den verkeer
den kant van den heuvel. De grond bleek
er zoo hard bevroren als 'n kei! En er was
geen slapend muisje, geen voetspoor te be
speuren!
Maar wat was dat? 'n Warme geur! Aha!
7^an 'n konijn. Nee maar, 'n buitenkansje!
hermelijn ging er dadelijk op af! Het
nk van zijn vacht versmolt met het blank
va e sneeuw, 's Zomers is 'n hermelijn óók
als 'n wezel; tenminste, van
boven. Maai swinters verandert dat. 's Win
ters is hij geelachtig witbehalve het
puntje van zijn staart; Het is of iemand hem
aan 't tipje van zijn staart door den room
heeft gehaald! En door al dat wit merkte
De juffrouw had een lastige klas! Praten,
omkijken, draaien, voor de beurt spreken,
werk afraffelen, ga maar door! Ze deed wat
ze kon en bedacht telkens nieuwe middelen
om het roezige stel te bedaren.
Op zekeren dag bracht ze een gróóte prent
mee, van Sint Jozef; Sint Jozef was de H.
Patroon der school. Ze prikte de gewijde
voorstelling aan den muur. Terwijl ze bezig
was, zaten Eis en Cobi met elkaar te pra
ten natuurlijk weer.
„Meisjes, alle twee hier komen!"
De meisjes gehoorzaamden. Juf gaf leder
een speld.
„Prik deze speld in het beeld van Sint
Jozef! Je hebt den heilige pijn gedaan door
je ongehoorzaamheid!"
Zoo goed waren de twee bij-de-handjes
niet, of ze moesten Sint Jozef een speldeprik
toedienen!
„En dat doen we nou voortaan lederen
keer als jullie de orde verstoren, kinderen!",
vond de onderwijzeres.
In het eerst was een speld een Zeldzaam
heid. Wie zou den goeden voedstervader
van Onzen Lieven Heer pijn willen doen?
Den Beschermer der Heilige Kerk Gods nog
wel! Maar gaandeweg kwamen er spelden
bij. Groot was dan ook de vreugde, toen
Sunny, wegens goed gedrag, één speld mocht
uittrekken! Een zucht van verlichting klonk
door de klas! De kinderen meenden, dat een
zelfde zucht óók door den Hemel ging!
„D'r blijven nog veel te veel spelden over,
meisjes! Ze moeten er allemaal uit!", ver
maande juf.
Den anderen dag, in de pauze, mocht
Elsje, bij wijze van belooning, de potlooden
slijpen in het machientje. Onder schooltijd
liet juf dat nooit doen. Het maakte te veel
geraas en geraas roept altijd geraas op; Dus:
in de pauze!
Toen het stel wederom in het lokaal was,
klonk een luid: „Oöööch!" Uit alle banken!
De heilige Jotfif had geen speld meer in
het lijf en was met een roestig-bruine vloei
stof besmeerd! Juf had natuurlijk dadelijk
dóór, dat Els daar méér van moest weten!
„Hier komen, van Henegauwen!" gelastte
de juffrouw. „Els" kon onder de gegeven
omstandigheden niet lijden natuurlijk.
Els stapte met een stralend gezicht naar
voren.
„Wat heb jij met Sint Jozef uitgevoerd,
meisje?"
Zóó stil was het in de klas zelfs niet, als
mijnheer de inspecteur haar bezocht!
„O, juf" jubelde Els! „Ik dacht, de H.
Jozef heeft nou pijn genoeg geleden. Daar
om heb ik in de pauze alle spelden uit zijn
lijf getrokken. Maar ik wou natuurlijk niet,
dat de Heilige door al die kleine wondjes
infectie kreeg! Daarom heb ik ze allemaal
flink met jodium uit het buisje van mn
moeder ingesmeerd!!"
Tableau!
Gordijn valt!!
-> S:f
St. Alfonsus de Liguori, detail van de
gewelfschildering te Wittem.
van Ch. Eyck.
(spr.: hoofjbauer! Lang geleden hebben we
al eens iets over dezen Heilige verteld. We
willen het onder de tegenwoordige omstan
digheden nóg eens over dat béste kind der
Katholieke Kerk hebben.
Heiligen zijn gekomen en komen nog uit
alle rangen en standen! De H. Gerardus Ma-
jella was kleermaker; de H. Lodewijk IX
koning! S. Benedictus Joseph Labre bede
laar; S. Henricus keizer! S. Leopold was her
tog en S. Elisabeth van Portugal koningin;
de H. Emilianus een gewoon soldaat en de
H. Angela Merici schooljuffrouw! De H. Kle
mens Maria Hofbauer is bakkersknecht ge
weest! De Kerk is de zorgzame Moeder der
heiligheid; zij brengt de zielen tot Christus,
den volstrekt Heilige! Tusschen arm en rijk
maakt zij daarbij geen verschil.
Sint Klemens is jarenlang bakkersknecht
geweest in Oostenrijk. Des morgens bracht
hij te Znaim (niet ver van Weenen) de ver-
sche kadetjes rond. In zijn éénen arm droeg
hij de mand; op zijn anderen het jongste
kind van den baas!
„Kijk, dat lijkt wel Sint Christophorus!"
schertsten de voorbijgangers dan. Sint Chris
tophorus, dat weet je wel, droeg eens het
Kindje Jesus over een hooggezwollen rivier.
„Mocht ik dat maar eens worden!" lachte de
wakkere gezel terug! En hij is een Christo
phorus (beteekent: Christus-drager) gewor
den! Want hij heeft Christus, het Brood des
Levens, aan duizenden en duizenden ge
bracht!
Maar wat heeft deze mannelijke natuur,
vól van genade en daardoor vól van kracht
Hofbauer 'n twintig, dertig mannen bijeen,
studenten, geleerden, arbeiders, - ambtena
ren. Wie honger had, kreeg te eten uit de
groote kast, door vrienden van den heilige
steeds aangevuld. Pater Klemens zélf ging
dienende rond. Hij hield besprekingen, las
goede boeken voor; bestreed de verkeerde
denkbeelden van dien tijd. En zóó heeft hij
onmetelijk veel goeds gesticht.
Ja, voor behoeftigen heeft Sint Klemens
véél gedaan. De H. Kerk heeft nimmer op
gehouden hun nooden te lenigen. Niemand
kan Bisschop worden, of hij moet plechtig
beloven een Vader der armen te willen zijn.
Niemand wordt met het priesterlijk gewaad,
een gewaad van eere, bekleed, of hij moet
betuigen het mededoogen te beoefenen. Sint
Klemens toonde zich in alle opzichten een
priester naar de meening der H. Kerk. On
der zijn ruime jas verborg hij brood en
andere levensmiddelen en deelde die naar
behoefte uit. Schamele studenten zaten als
gasten aan zijn soberen disch. Kinderen kon
den altijd op een snoepje of een prentje re
kenen. Moest hij een zieke, een stervende
bijstaan, dan begon hij onderweg al met de
liefdegift van het gebed, de rijkste gave voor
allen- Eens smeekte hij een rijke om een
aalmoes voor zijn arme kinderen. „Daar heb
je een aalmoes klonk het antwoord. De
pater ontving een vuistslag in het gezicht.
„Dank u; dat is voor mij sprak de hei
lige. En nü iets voor mijn armenDit
pakte dien onverlaat in het geweten. Hij
schonk een rijke gaveWeeshuizen en
gestichten, vereenigingen van liefdadigheid
en scholen ontbloeiden, waar pater Hof
bauer zijn priesterlijke bediening uitoefende.
Met von Ketteler en Kolpfing, den gezellen-
vader, behoorde hij tot de vóórtrekkers in
het belang der behoeftigen.
„De (slechte) boeken hebben alles op hun
gewetenmoet de voorlooper van de
Fransche Revolutie, Voltaire, op zijn sterf
bed (1778) uitgeroepen hebben. Inderdaad
Menigeen heeft zijn zedelijken ondergang aan
geméene boeken te wijten. Die waren de
verleiders die hen in de armen van het
groote kwaad lokten. Sint Klemens zorgde
voor goede boeken, voor boeken als een
handdruk van een welmeenenden vriend.
Groote schrijvers gaf hij den raad hun ga
ven toch niet aan het slechte te besteden. De
armen konden tegen een geringe vergoeding
een boek komen leenen. Zelfs in Duitsch-
land had Sint Klemens veel aanhang. En
wie zal zeggen, hoeveel goeds hij door dit
apostolaat van de Katholieke Pers heeft ge
sticht
Destijds had de Kerk in Oostenrijk het
zeer moeilijk. Keizer Jozef II, zoon van de
vrome Maria Theresia, bemoeide zich met
kerkelijke zaken, die hem natuurlijk geen
steek aangingen; daar zijn Paus en Bisschop
pen voor. Nu is het nog altijd zóó gegaan,
door heel de geschiedenis heen: wie de
vuist opsteekt tegen de Kerk, wenkt zijn
eigen doodgravers naderbij. Dat zal in de
toekomst opnieuw blijken en we hopen het
nog te beleven, let maar op. Christus Zélf
maakt gemeene zaak met Zijn Kerk. Tot den
kerkvervolger Saulus van Tarsus klonk
dreigend Zijn stem: „Saulus, Saulus, waarom
vervolgt ge de Kerk Gods Nee, zoo klonk
ze niet. Ze klonk zóó: „Saulus, Saulus,
waarom vervolgt ge Mij 7" Christus en de
Kerk, het blijkt zonneklaar, zijn èèn. Jozef
H hinderde Christus, doordat hij de Kerk
hinderde. De straf is niet uitgebleven; zijn
krankzinnige bepalingen hebben voor alle
ssSssS
I. Mijn geheel bestaat uit acht letters en
stelt een fossiele brandstof voor uit het
veen, met heldere vlam brandend.
X Maaltand.
X Reiger aan den Nijl.
X Azijn.
X Ader van een blad.
X Rookplaats van visch.
X Vruchtbare plek in woestijn.
X Aarden pot. vaas.
X Priesterkleed.
II. Stel uit onderstaande letters een zeer
bekend spreekwoord samen:
1 12 28 7 Fijne lekhoning.
4 2 16 15 Halsjuk.
3 16 24 33 Gebak.
St. Klemens Maria Hofbauer.
eeuwen een zwarte vlek op zijn naam ge
worpen. Net goed God heeft dezen dwaas
een tijdje laten begaan. In Sint Klemens
vond hij een geduchten tegenstander. Men
moet God méér gehoorzamen dan een afge
gleden mensch met een keizerskroon. De
politie ontbood dezen „driesten priester" op
het bureau. Zij bewees hem géén eer, en
vergat volkomen met een gezalfde van den
Voortlevenden Christus te doen te hebben.
De Heilige liet dat een poosje duren, naar
het voorbeeld van den Heer in het rechthuis
van Pilatus. Toen zei hij kalm: „Hier ist
nicht gut sein(„Het staat mij hier niets
aanmaakte een buiging en verliet het
bureau. Gods heiligen zijn de ware helden
der wereldHet kleine, onaanzienlijke
kerkje der Ursulinen te Weenen werd een
bolwerk tegen het „Jozefinisme
Hoog en laag, geleerd en ongeleerd om
ringde er den preekstoel, en menige Israë
liet, menige Protestant dankte aan pater
Klemens' sermoen zijn bekeering. Weenen
begon weer Katholiek, begon weer Pauselijk
te worden. Het plan om in Duitschland een
Kerk, los van Rome, los van de wortels dus,
te stichten (in 1815, op het Weener Con
gres), werd door Sint Klemens finaal ver
ijdeld.
„Er hat sich einfach tot gearbeitet",
lees ik in een boek hier naast mij. „Hij heeft
zich gewoonweg dood gewerktStervend
hoorde hij nog biecht. Ondanks alle tegen
kanting zette hij overal door. „Der Heilige
hatte tiberall Bankrott", „Alles zat den
Heilige tegenEn zóó is hij de Patroon
voor hopelooze zaken geworden, deze Napo
leon in Gods Kerk. Ondanks zijn uitgerafel
de toog, zijn afgetrapte schoenen, zijn vorm-
loosen hoed. In de geleerdigheid kon hij zich
niet meten met de Weensche professors
maar achter zijn eenvoudig woord stond
God, de Eeuwige Waarheid, en dat is méér
dan alle professors van heel Weenen bij
elkaar. Of niet soms
Den 20en Mei 1909 is Sins Klemens heilig
verklaard, bijna een eeuw na zijn afsterven
(15 Maart 1820). Maar al tijdens zijn leven
gold hij als een Heilige, deze zuil van de
grootste daad Gods, de H. Kerk.
In deze moeilijke tijden wordt S. Klemens
meer en meer vereerd en aangeroepen. Een
Bisschop heeft reeds het voorbeeld gegeven,
Z.H. Exc. Mgr. P. Hopmans van Breda. Mon
seigneur is als éérste lid toegetreden tot de
„Broederschap van den H. Klemens", opge
richt in de parochiekerk van Bosschenhoofd
(bij Seppe; N.Br.). De Vicaris-Generaal van
het Bisdom Breda is, als tweede, gevolgd.
En hoe méér leden de Zeereerw. Heer
Pastoor-Directeur J. Brogtrop mag inschrij
ven, des te liever zal het hem wezen Eén
kwartje bedraagt de minimum-contributie
29 13 30 17
6 8 19 14
9 25 20 5
U 18 26 21
27 30 34 10
32 22 31 2
(Ingezonden door 23!)
Bittere haat.
Op zekeren tijd.
Droogoven voor
mout.
Linnen huj.
De fijnste veeren.
Meisjesnaam.
Kruistochten.
I. Koes roes uren iets sago
talg oort ceel honk Thor
Emir nimf.
Ranonkels.
II. Roer (in rep en roer!) acte neef
onyx naaf kink.
Tijdens de strenge vorst stond hier in Hil
versum een weegschaal onder de sneeuw. Je
weet wel, zoo'n personenweegschaal, met 'n
platje „Stap op, en laat je wegen!" Maar het
ding was stijf-bevroren. En de naald was op
drie kilo, of zes pond blijven staan.
Een omvangrijke heer wil zijn indruk
wekkend gewicht weten. Hij wringt twee
cent in de gleuf en leest af: drie kilo! Dat
kan natuurlijk niet! Dat zou al te mooi we
zen! Hij morrelt wat op het platje. Twee
straatjongens komen aan. Zwart haar, han
den en waarschijnlijk ook voeten! in de
bijpassende kleur. Ze kijken, en Jan heeft het
geval dadelijk dóór! Piet niet!
„Dat je dat nou niet begrijpt", neuswijst
Jan tegen Piet. „Die man is natuurlijk hol!"
De postzegel bestaat in 1940 honderd jaar!
Het handige papiertje viert dus een jubileum
van een eeuw! Portugal gaat herdenkings
zegels uitgeven. Brazilië hééft ze al uitge
geven. Sir Rowland Hill, zóó heette de
uitvinder. Hij was secretaris van den „Post
master General" in Engeland. Hij overleed in
1879 en genoot een hooge eer: zijn stoffelijk
overschot is bijgezet in de Westminster Ab
dij, te Londen.
over 'n héél jaarWie dat „bedrag" aan
Pastoor Brogtrop zendt, te Bosschenhoofd,
(Seppe), deelt in de vruchten van talrijke
heilige Missen ter eere van S. Klemens;
sterft hij, dan wordt voor de rust zijner ziel
een H. Mis gecelebreerd.
V' 'V V /-A
A'i.
Maria Theresia.
met tegenslagen te kampen gehad! Hij bezat
heelemaal geen geld om zijn studie te bekos
tigen! Hij verhuurde zich als knecht in een
klooster om er een paar centjes bij te ver
dienen. Des nachts verdiepte hij zich dan in
de boeken. „Kreeg hij dan geen slaap?"
Natuurlijk kreeg hij slaap! Maar hij wapen
de zich tegen dezen „tweelingbroedoer van
den dood!" In zijn eene hand 'n kaars, in zijn
andere het boek, liep hij zijn slaapkamer op
en af! Zoodoende kreeg de slaap geen vat
op hem. Later ontfermde een vermogende
dame zich over den begaafden student. Zij
betaalde voortaan zijn studie en zoo was
tenminste dat leed geleden! Te Rome trad hij
in de Congregatie van den H. Alfonsus
(1784); hij werd Redemptorist. Zijn Over
heid zond hem naar Warschau. De Franschen
verdreven hem. Hij wendde zich tot de be
woners van Weenen. In die groote stad
heeft hij tot zijn dood (15 Maart 1820) aan
het heil der zielen gearbeid.
Hij had er zijn „Tafelrunde!" Dat is
Duitsch, dat begrijp je niet zoo dadelijk.
Goed, dan zal ik het uitleggen. Koning Ar
thur 500) regeerde over Engeland. Zijn
ridders vormden met hem samen de „Tafel
ronde." Het waren Gawein, Lancelot, Par-
cival, Tristan e.a. Deze onvermoeide krijgs
lieden bevrijdden gevangenen, streden tegen
reuzen en tooverheksen, tegen booze katten,
slangen, weerwolven en zwijnen. Zij waren
kampioenen en strijders der Christenheid
volgens die oude verhalen. De „ridders" rond
S. Klemens waren dat óók! Alleen, het wa
ren géén hooge baronnen. lederen avond
kwamen in de armoedige woning van pater
Het was zomer. Bankier Gouden gaf een
luisterrijk avondfeest. Al wat naam, geld of
aanzien bezat, was tegenwoordig. Zelfs een
tweetal Amerikaansche millionnairs, goed
bekend met ons land en kennissen der Gou-
dens, vereerden de partij met hun tegen
woordigheid. Koko was aangesteld als du
velstoejager voor den avond en den nacht.
Tante Stijntje mocht venten met haar kleu
rige kermisballonnetjes. Nu, ze deed goede
zaken! De gasten waren niet gierig!
De vrouw van den bankier, mevrouw Gou
den, droeg een allerkostbaarst halssieraad.
Het was een snoer van lichtpaarse edel-
steenen, amethisten. En om de vijf amethis
ten kwam een flonkerende, vuurgele topaas!
Het snoer trok aller aandacht! Geen won
der zul je zeggen! Het kostte natuurlijk
een vermogen!
Maar dan ben je toch mis! Want aan ver
mogen waren alle gasten gewend! Zonder
hun wimpers ook maar één keer te bewegen,
zouden zij zichzelf zoo'n snoer kunnen laten
aanmeten! Nee, het zat 'm niet in de duurte!
„Waar dan wél in?"
Hierin: het had behoord aan de laatste
Keizerin van Rusland, aan de ongelukkige
Alexandra Féodorovna. Keizer Nicolaas II
van Rusland had het haar geschonken bij
hun huwelijk! De communisten hebben het
keizerlijk paar in 1918 op beestachtige wijze
vermoord en de juweelen te gelde gemaakt.
Bankier Gouden kocht het wereldberoemde
halssnoer. Nu begrijp je wel, waarom ieder
een er zoo naar keek.
De twee millionnairs nog het meest! Zij
boden mevrouw Gouden ongehoorde rijk
dommen, als zij het collier (kol-jee) wilde
afstaan! Héél New-York zou te hoop loopen
om het snoer te zien! Welk een reclame
voor hun bedrijf! AÏleen, jammer voor hen,
mevrouw Gouden ging niet op het aanbod
in. Reclame te maken met het halssnoer
eener ongelukkige vrouw en moeder, eener
keizerin, leek haar gebrek aan goeden
smaak.
„Verkoop het dan zóó! Dan berg ik het in
mijn brandkast, of ik laat het sloopen!"
stelde de rijkaard Williams voor. Maar hij
kreeg zijn kans niet! De onderhandelingen
werden stopgezet!
Terwijl de muziek een vroolijken dans be
geleidde in den groenen salon, ging plotseling
al het licht uit! Er ontstond een groote con
sternatie. Iemand had iets aan de electrische
draden stuk gemaakt. Toen het euvel ver
holpen was, miste mevrouw Gouden haar
halssnoer! Zij trok zich dadelijk van haar
„Het gezicht van den man werd
asch grauw".
gasten terug. Tante Stijntje moest bij haar
komen, haar trouwe dienstbode van vroeger
jaren.
„Niets zeggen, mevrouw! Ik breng U het
snoer terug! Heb maar geen zorg! Eén van
de millionnairs heeft het natuurlijk in zijn
bezit!"
„Maar Stijn! Die heeren zijn niet uit den
salon geweest. Zij waren tijdens de duister
nis bij mijn man!"
„Dan hebben zij een handlanger gehad
onder de gasten! Of er is misschien een
zakkenroller door de open ramen gespron
gen!"
Den volgenden dag ging tante Stijntje bij
Williams aan.
„Meneer Williams!" begon ze. „Ik kom,
zooals ik U liet weten, met een boodschap
van mevrouw Gouden. Haar halssnoer is
gisteravond ontvreemd! U had er groote be
langstelling voor! De een of andere gauw
dief komt het U misschien te koop aanbie
den
„Dan trap ik hem onmiddellijk het hotel
uit!" liet de heer Williams half-Neder-
landsch, half-Engelsch hooren! „Ik wil met
dieven niets te maken hebben!"
„Daar zou U groot gelijk in hebben!" vond
Stijntje. „Het halssnoer was namelijk het
échte niet! Het was maar namaak!"
Williams schaterde het uit!! Namaak! Dat
was een goeie mop van mevrouw! Die zou
hy in de States (Amerika) vertellen!
„Williams heeft het snoer niet, Koko!" zei
Stijntje buiten tot haar neefje! „Nu naar
Jaekson, z'n vriend!"
„M'neer Jaekson!" begon de bijdehande
weduwe in haar steenkolen-Engelsch, langs
de straat, al ventend, opgepikt! „Het hals
snoer van Alexandra Féodorovna is gister
avond gestolen!"
De rijkaard vertrok geen spier van zijn
gezicht, dat uit deeg leek te bestaan. Hij
veinsde de grootste verwondering!
„Die dat gedaan heeft, zal leelijk in de val
loopen, Stoan!"
„Dat zal hij, sir! Want hij wil het natuur
lijk verkoopen enhet is valsch!"
„How so?"
„Het was het échte snoer niet. Het was na
maak! Knappe namaak, maar: namaak!"
Het gezicht van den man werd aschgrauw;
zijn stem heesch.
„Namaak? Namaak?" stotterde hij.
„Precies! Als ze het U dus komen aan
bieden, heb ik U gewaarschuwd!" besloot
Stijn. En buiten:
„Koko, wacht hier op je race-karretje! En
volg den millionnair!"
„Best, tante!" Tante ging naar huis. Ze
had dorst gekregen van al dat Engelsch
praten. Ze ging naar het kastje en nam een
kleine hartversterking.
Ondertusschen rende Koko achter den luis
terrijken wagen van den heer Jaekson aan.
Spijkerkoppen, lichten, gestrekte armen,
strepen remden telkens diens vaart. Daar
door kon de dappere jongen bjj blijven. Hij
kwam in al smallere straatjes terecht. Ten
slotte stapte de heer Jaekson uit voor een
huis met véél verdiepingen. Koko hem stie
kem na, dat snap je.
Weldra stond hij te luisteren voor 'n deur,
aan het sleutelgat. Hij moest zijn hoofd er
bij houden, want er werd half Engelsch, half
Nederlandsch gesproken. Iemand kreeg een-
reusachtig standje van den millionnair. De
heer Jaekson eischte zijn geld terug. De
gauwdief had namaak gestolen, en met die
namaak zich door 'n open raam verwijderd.
Maar voor zulke domme streken telde de
Amerikaan geen tienduizend dollars neer!
Koko wist genoeg! Hij onthield nauwkeurig
het adres en rende terug naar tante Stijntje.
„Braaf gedaan, Koko!" prees de weduwe,
die het blijkbaar warm gekregen had door
de zomerhitte. „En nu dadelijk naar Jaek
son z'n hotel. Haal 'n taxi!"
Eenige minuten later stond de weerbare
weduwe opnieuw vóór den rijkaard; mét
Koko. Zij vertelde hem precies wie het
snoer gegapt had, en hoe, waar hij woonde,
en wat de Amerikaan voor dien gemeenen
streek had neergeteld.
„En nu dadelijk het snoer hier, of mijn
neefje haalt de politie! Het is namelijk
echt!"
De onfortuinlijke Jaekson kon niet anders
doen dat gehoorzamen.
In triomf taxi-den Stijn en Koko naar
mevrouw Gouden toe! Wat was die dame
blij! En zonder dat haar achtbaar huis in
opspraak was gebrdcht door de politie had
Stijn het klaar gespeeld! Ze gaf de eerzame
weduwe een zoen dat het klapte en nog een.
rijke belooning bovendien!