JIMMY EN JOY.
3
r
TREINBOTSING BIJ BLOEMENDAAL
„MOOIE GROOTE
MOSSELEN
J
WOENSDAG 7 FEBRUARI 1940
Electrisclie uit IJmuiden liep
op een stilstaanden
goederentrein.
VERFSTOFFEN VOOR DE BATTK-
TNDUSTRIE.
DE K R. O.-MUZIEKPRIJSVRAAG.
DE NIEUWE OPPERBEVELHEBBER
Brand in het s. „Texelstroom'
Groote schade aan de lading.
VERDACHT VAN FLESSCHEN-
TREKKERIJ.
Straf van den „lammen consul" door
het hof gehalveerd.
PACHTVERHOOGING VOOR
STAATSGRONDEN.
EEN VERHAAL VOOR ONZE JEUGD
28
ASCH-WOENSDAG.
KOLENDAMPVERGIFTIGING
TE HEERDE.
Vier personen bewusteloos gevonden*
VERANDERINGEN VAN WONING-
HUREN.
DISTRIBUTIE VAN INDUSTRIE
SUIKER.
NATURALISATIES.
Treinbestuurder gewond; enkele
reizigers kregen lichte
kwetsuren.
GISTERAVOND omstreeks negen
uur is de omgeving van het
stationsemplacement te Bloemendaal
opgeschrikt door den dreunenden slag
van een treinbotsing. Vermoedelijk ten
gevolge van den mist is op het ge
deelte van het emplacement waar de
spoorlijn naar het Noorden buigt, de
electrische trein no. 2660, welke om
20.36 uur uit IJmuiden vertrokken
was, met vrij groote snelheid op een
goederentrein geloopen, welke ver
moedelijk bij de kruising stond te
wachten, totdat het' signaal veilig zou
zijn.
De ravage, welke werd aangericht, is zeer
groot. De voorste rijtuigen van den perso
nentrein werden ernstig beschadigd.
Beide hoofdsporen van de lijn Haarlem
BloemendaalIJmuiden en Uitgeest werden
Versperd.
Het bleek, dat de bestuurder van den
felectrischen trein verwondingen had opge-
ioopen en dat enkele reizigers lichte
kwetsuren hadden gekregen.
Het personenverkeer tusschen Haarlem en
Bloemendaal werd na het ongeluk onder
houden door autobussen van de N.Z.H.T.M.
Van Bloemendaal af kon het treinverkeer
In Noordelijke richting normaal doorgang
yinden.
De hoofdgeleider van den goederentrein,
'de heer M. Steensma uit Amsterdam, trad
hoogst koelbloedig op. Onmiddellijk besefte
hij het groote gevaar, dat de ontspoorde
Wagens opleverden voor den achter hem
komenden personentrein. Hij greep onmid
dellijk een roode lamp en liep den naderen
den electrischen trein tegemoet. De weers
omstandigheden werkten echter niet mee.
De dichte mist, die reeds tweemaal 24 uur
het spoorwegverkeer teisterde, belemmerde
aanzienlijk het uitzicht en de bestuurder
van den personentrein, de heer Wasmus uit
Haarlem, die scherp uitkeek, zag, hoewel dit
om ongelukken te voorkomen, te laat was,
het roode licht. De afstand tusschen het door
de ontsporing versperde spoor en den met
alle kracht remmenden personentrein was
te gering om nog een botsing te vermijden.
De wagenbestuurder stelde alles in 't werk,
doch het mocht hem niet gelukken, den trein
tydig tot stilstand te brengen. Met een da
verenden slag, die tot ver in den omtrek
gehoord werd, liep de trein op de ontspoor
de goederenwagens. De bestuurderscabine
van den personentrein werd zeer ernstig
beschadigd en de wagenbestuurder liep een
vleeschwonde op aan de kaak. In den per
sonentrein bevonden zich ongeveer vijf en
twintig menschen. Geen enkele reiziger
heeft ernstig letsel opgeloopen. In den twee
den wagon zat mevr. van Os uit Heemstede.
Zij had een lichte wonde aan de rechterknie
en is naar de diaconesseninrichting ver
voerd. Een elfjarige jongen bleek zeer te
zijn geschrokken en moest later ter observa
tie naar het ziekenhuis worden gebracht.
De wagenbestuurder behoefde niet in het
ziekenhuis te worden opgenomen en kon
naar zijn woning te Haarlem terugkeeren.
De vier goederenwagens zijn er minder
goed afgekomen dan de personentrein, want
van dezen laatsten zijn behalve de bestuur
derscabine slechts enkele ruiten beschadigd
en de trein bleef in de rails staan. Van den
goederentrein is een wagon grootendeels
vernield. Dit was de tweede wagon van
achteren. Deze is deels versplinterd en
kwam deels dwars over den weg terecht,
zoodat beide sporen daar ter plaatse werden
versperd.
Een der kolenwagens reed deels van den
dijk en de andere twee wagens werden voor
een gedeelte versplinterd, deels in elkaar
gedrukt, zoodat het geheele beeld van dit
spoorwegongeluk er een van een tamelijk
groote ravage was.
Onmiddellijk nadat het ongeluk gebeurd
was, zijn via het op ongeveer 200 meter af
stand gelegen seinhuisje verschillende auto
riteiten gewaarschuwd. Behalve de politie
te Bloemendaal waren aanwezig de hoofd
commissaris van politie te Haarlem, de heer
Tenkink en de stationschef te Haarlem, de
heer L. C. van Doorn. Voorts was de onge-
vallendienst uit Haarlem spoedig ter plaatse.
Van de spoorwegen kwamen uit Amsterdam
de hoofdinspecteur van het vervoer ir. W.
J. Berdenis van Berlekom en de inspecteur
ir. B. C. M. Boot.
Een opruimingswagen met personeel uit
Amsterdam was kort na het ongeluk ter
plaatse.
T reinvertragingen.
De gevolgen van de treinbotsing waren in
het midden van den avond merkbaar op
het Centraal Station te Amsterdam, waar
eenige treinen uit Rotterdam met drie kwar
tier vertraging binnenkwamen. Ook eenige
naar Rotterdam vertrekkende treinen moes
ten eenigen tijd worden opgehouden. Later
in den avond was he treinverkeer in de
richting Rotterdam weer normaal.
Reizigers voor Bloemendaal werden van
het station Haarlem per autobus naar hun
bestemming vervoerd. Ook de dienst Haar
lemIJmuiden werd gedurende het verdere
deel van den avond met bussen onderhou
den. Reizigers voor Beverwijk moesten van
Amsterdam af over Zaandam en Uitgeest
reizen.
Verkeer iveer normaal.
Met man en macht heeft het technisch
personeel van de Nederlandsche Spoorwegen
gedurende den afgeloopen nacht gewerkt
aan de vrijmaking van de beide hoofdspo
ren van de lijn HaarlemBloemendaal
IJmuiden en Uitgeest welke door de trein
botsing van gisteravond waren versperd.
Het resultaat is, dat vanmorgen om half
zeven de baan in zooverre was opgeruimd,
dat het treinverkeer -via HaarlemBloemen
daal in beide richtingen weer normaal kon
worden onderhouden.
De aanvoeren vallen mee.
Naar het „Nws." verneemt, is bij nader on
derzoek gebleken, dat gelukkig voor een
belangrijken tak van inheemsche nijverheid
in Indië de situatie met de verfstoffen
voor de batik-nijverheid niet zoo nijpend
moet worden geacht als zij zich eenige weken
geleden voordeed.
De aanvoeren blijken erg mee te vallen.
Het blijkt daarbij, dat het aandeel der Ne
derlandsche industrie toeneemt. Bovendien
is de batikmarkt zelf momenteel slecht. Nu
is Januari altijd wel een slappe maand, maar
thans doet zich bovendien de omstandigheid
voor, dat de binnenlandsche markt niet ge
negen is de hoogere prijzen te aanvaarden,
welke worden gevraagd.
De heer Boncour, die in verband met de bijeenkomst van de centrale commissie
van den Volkenbond in den Haag is aangekomen, in Hotel des Indes in gesprek
met Avenol, waarbij tevens de zoon van Boncour met diens vrouw aanwezig was.
De indruk bestaat, dat dit een gevolg is van
geldschaarschte onder de bevolking, speciaal
op Java. Van het Oostelijk deel van den Ar
chipel, met name uit Makassar en uit de Zui-
der- en Oosterafdeeling van Borneo, zijn wel
orders ontvangens tegen de nieuwe prijzen.
Gelukkig handhaaft de export van Batik
zich. Men heeft daarbij geen last van de prijs
stijging, want de licentiehouders voor dezen
import te Singapore zijn meerendeels de
agenten van de groote batikkerij op Java.
Invoering van een distributie van verfstof
fen ten behoeve van de batikindustrie zal
niet noodig zijn, indien de toestand zich niet
ten kwade wijzigt.
Geen bekroning toegekend voor klassieke
muziek.
Naar de Kath. Radiogids meldt, heeft
Woensdag 24 Januari onder voorzitterschap
van pater Lr. J. Dito O. P. de jury verga
derd, welke is gevormd voor de beoordeeling
van de werken op klassiek muzikaal gebied, maakt bij den minister van Defensie
ingekomen op de desbetreffende prijsvraag
van den K. R. O.
Totaal waren ingezonden 8 werken.
De jury, bestaande uit de heeren: Willy
d'Ablaing, Eduard van Beinum, Henri Her
mans, Dr. Rudolf Mengelberg en Pierre Rei-
nards, was eenstemmig van meening, dat
geen der werken voor een bekroning in aan
merking kon komen.
Het resultaat is dus wel zeer teleurstellend
zoowel wat het aantal deelnemers betreft als
de door inzenders geleverde prestatie.
De K. R. O. wil het niet bij deze poging
laten, en zal daarom over eenigen tijd een
nieuwe prijsvraag, echter met andere voor
waarden uitschrijven.
In het volgende nummer zal de redactie
de resultaten van de tweede prijsvraag, een
compositie op amusementsgebied, bekend
maken.
De nieuwe opperbevelhebber, generaal H.
G. Winkelman, is gisteren in functie getreden
en heeft Dinsdagmiddag zj opwachting ge-
Reuter meldt d.d. Dinsdag uit Londen
In het Nederlandsche stoomschip
„Texelstroom", op weg van Manchester naar
Amsterdam, liggende in een der havens van
West Wales is heden in een der ruimen brand
uitgebroken.
De plaatselijke brandweer wist na onge
veer een uur het vuur meester te worden,
doch aan de lading werd veel schade zoo
wel door het vuur als het water, toege
bracht.
Naar wij bij informatie van de reederij,
de N.V. Hollandsche Stoombootmaatschappij
te Amsterdam vernamen, lag de „Texel
stroom", die 1617 ton meet en onder bevel
van kapitein A. E. Leevering vaart, in de
haven van Swansea, toen de brand uitbrak.
Het Amsterdamsche gerechtshof heeft
arrest gewezen in de strafzaak tegen den
koopman, die door een vorige zaak tegen
hem bekend staat als „de lamme consul".
Hij was indertijd een der hoofdfiguren in
een geruchtmakende postwisselvervalsching,
waarvoor hij te Parijs werd gearresteerd.
Hij werd wegens een verlamming in een
ziekenhuis verpleegd, waaruit hij echter ont
vluchtte. Na eenigen tijd werd hij opnieuw
gearresteerd en naar Amsterdam overge
bracht. Zijn berechting geschiedde in tie
regentenkamer van het huis van bewaring
en de rechtbank veroordeelde hem tot drie
jaar gevangenisstraf, in welk vonnis hij
berustte.
Intusschen was er nog een andere straf
zaak tegen hem hangende. Hij was in 1931
door de rechtbank te Utrecht wegens fles-
schentrekkerij bij verstek veroordeeld tot
een jaar gevangenisstraf. De man woonde
toen te Parijs en na zijn arrestatie voor de
postwisselvervalsching ging hij in verzet
tegen dit verstekvonnis.
De rechtbank te Utrecht bekrachtigde
echter het verstekvonnis en weer had hij
de zitting ditmaal wegens ziekte niet
bij kunnen wonen.
Na zijn veroordeeling tot 3 jaar gevange
nisstraf teekende hij appèl aan De behan-
Het Tweede-Kamerlid de heer Algera
heeft de volgende vragen gericht tot den mi
nister van Financiën:
1. Is het waar, dat den pachte.van staats-
gronden in de inspectie Hulst een pachtver-
hooging voor 1940 van 10 pet. en meer van de
pachten, die voor 1939 golden, is aangezegd?
2. Indien het antwoord op vraag 1 be
vestigend mocht luiden, is de minister dan
bereid mede te deelen op grond van welke
verbeterde perspectieven voor den landbouw
naar de meening van den minister deze pacht-
verhooging is gewettigd?
3. Is naar 's ministers oordeel deze pacht-
verhooging in overeenstemming te brengen
met door den minister van Economische Za
ken bij verschillende gelegenheden aanbe
volen gedragslijn, namelijk de pachten niet
te verhoogen boven 't peil van Augustus 1939?
4. Is de minister bereid den verschillen
den met het vaststellen van pachtvoorwaar-
den belasten ambtenaren op te dragen zich,
behoudens bijzondere omstandigheden, te
onthouden van het bevorderen van pachtver-
hoogingen?
(Nadruk verboden).
Joy en Jimmy begrepen niet wat hij eigen
lijk vóórhad, maar zij merkten op dat som
mige van de kinderen op het strand er bij
zonder schik in schenen te hebben. Een klei
ne jongen kwam zelfs naderbij, en staarde
met een vervaarlijken grijnslach naar de
pantoffel.
„Heeft u uw voet bezeerd, mijnheer?" in
formeerde hij.
Joop Clapperton schudde het hoofd.
„Mijn jongen", zeide hy ernstig, „die voe
ten van mij zijn de kampioenen van vier
provincies, en ik houd er één van op bij
wijze van uitdaging. Als je mij in Sandford
een man kunt wijzen met voeten, even
groot als de mijne, dan betaal ik hem tien
pond!"
De kleine jongen tuurde nog aandachtiger
naar de pantoffel, en zijn glimlach werd
nog breeder.
„Ik vind toch niet dat het zulke vreeselijk
groote voeten zijn, mijnheer", zeide hij. „Dan
moest u eens die van Mr. Bunce zien."
„Zoo!" riep Joop belangstellend uit, „en
wie is Mr. Bunce, m'n jongen?"
„Die houdt het mosselenkraampje aan het
eind van de promenade", antwoordde de
kleine jongen.
Joy en Jimmy konden niet inzien dat er
in deze mededeeling iets belangwekkends
was, maar Joop Clapperton sprong op, haal
de twee pennies uit zijn zak en zeide den
kleinen jongen dat deze een roomijs-
hoorn koopen mocht.
„Mr. Bunce, zeg je?" herhaalde hij den
naam, terwijl hij de pantoffel uittrok.
„Stalletje aan het eind van de promenade.
Heeft grootere voeten dan ik, hé? Mooi zoo!"
En terwijl de jongen, nog altijd ginnegap
pend, zich verwijderde, wendde Joop zich
plotseling ernstig geworden, tot Jimmy en
Joy.
„Wij zullen dien Mr. Bunce eens opzoeken,
jongens", riep hij uit. „Dat kereltje heeft mij
juist verteld dat hij een mosselenkraam
houdt aan het einde der promenade. Komen
jelui mee
„Och ik houd niet erg van mosselen
merkte Jimmy op. „Maar misschien heeft
hij ook wel garnalen."
„Dat zal wel", antwoordde Joop. „Maar
wij zijn op zoek naar iets meer dan mosselen
of garnalen."
Zijn vroolijk gelaat was plotseling geheel
ernstig geworden.
„Kom mee, jongens", zeide hij. „Ik heb
zoo'n idee dat wij misschien wel den....
geest gevonden hebben!"
Het was echt iets voor Joop Clapperton
om iets, dat eigenlijk een tamelijk ernstige
zaak was om te zetten in een grap, en Joy
en Jimmy hadden veel pret gehad over de
manier waarop hij de aandacht gevestigd
had op de enorme pantoffel, welke zij
den vorigen nacht in de gang gevonden had
den. Wat hij precies voorhad, was hun wel
niet geheel duidelijk geweest, maar de op
merkingen die hij tot den kleinen jongen ge
maakt had, waren nogal grappig geweest, en
zoo Joy en Jimmy er eenigszins verbaasd
over geweest waren, zij haden zich toch te-
vens ermee vermaakt. Die mr. Bunce, die
een mosselenkraampje hield aan het eind
van den zeedijk, en wiens voeten in omvang
concurreerden met die van Joop (of tenmin
ste met de pantoffel, welke Joop voor deze
gelegenheid aangetrokken had) scheen den
jongen zeeman bijzonder te interesseeren; hij
had zoo'n idee dat hij door een bezoek aan
mr. Bunce te brengen ook den „geest" op het
spoor zou komen.
Zijn moeder scheen het niet geheel met
hem eens te zijn.
„Maar waarom maak je je eigenlijk zoo
druk daarover beste Joop protesteerde
mrs. Clapperton, terwijl zij het strand af
liepen. „Ik denk tenslotte toch dat er niets
anders gebeurd is dan dat iemand de kinde
ren eens voor den gek heeft willen houden.
Een flauwe en nare aardigheid natuurlijk,
maar het is nu goed en wel voorbij, en ik
zou mij het hoofd maar niet langer erover
breken, jongen. Waartoe is dat goed?"
„Waartoe dat goed is, lief oudje?" ant
woordde Joop, zich ernstig tot zijn moeder
wendend. „Ik ben er volstrekt niet zoo zeker
van dat het nu alles goed en wel voorbij is.
Het zou wel eens opnieuw kunnen gebeuren.
Dat is het, wat ik -denk, en ik ben in het
minst niet van plan te dulden dat ze j o u een
doodschrik op het lijf jagen. Bovendien,
voegde hij, het voorhoofd fronsend, eraan toe,
„Wat steekt er eigenlijk achter? Waarom zou
winding naar de voeten staarde. „Ik ben er
vast van overtuigd. Kijk toch eens naar die
voeten, Jimmy, 't zijn in het geheel geen voe
ten. 't Zijn vioolkisten!"
„En zie je die pantoffel?" fluisterde Jim
my, niet minder opgewonden. „Precies zoo
een als u nu aan heeft (want Joop had de
pantoffel weer aangetrokken). Kijk, mr.
Clapperton", liet hij er op volgen, terwijl hij
met den vinger omlaag wees. „Hij heeft pan
toffels aan die niet bij elkaar passen."
Joop Clapperton knikte grimmig. Hij had
reeds genoeg gezien om nog meer te willen
zien van den eigenaar van het kraampje, dien
men luid kon hooren schreeuwen, met een
diepe, rollende stem: „Mooie groote mosse
len!Prachtige versche garnalen!"
teneinde aldus de voorbijgangers aan te lok
ken.
Joop wilde juist Joy en Jimmy vragen
even te blijven wachten terwijl hij en mrs.
Clapperton om het stalletje heen naar den
voorkant liepen, toen Joy hem plotseling bij
den arm vatte.
„Kijk", fluisterde zij. „Daar is de oude
vrouw!".
„Wat voor oude vrouw, Joy?", vroeg Joop.
Joy wees naar een donkere, oude vrouw.
Zij had het voorkomen van een zigeuner, en
droeg gouden oorriiigen. Daar kwam zij, met
een tasch in haar hand, aanstrompelen over
de promenade.
„De oude vrouw die gisteravond Jimmy
en mij aangesproken heeft buiten het hek
van ons huis", antwoordde Joy gejaagd. „De
oude vrouw, van wie wij u verteld hebben,
mrs. Clapperton", vervolgde zij, zich tot
Joops moeder wendend. „U weet wel...
Joy wees naar een donkere, zigeuner- achtige vrouw, die over de promenade
kwam aanstrompelen.
iemand zich als een spook toetakelen, alleen
om een jongen en een meisje aan het schrik
ken te maken? Neen, lief schatje, zeide Joop
koppig, daar steekt meer achter dan je op het
eerste gezicht denken zoudt en ik moet er
het mijne van hebben, kom nu maar mee'.
Ondertusschen waren zij het eind van de
lange promenade genaderd. Zij stonden aan
den achterkant van een stalletje, dat van bo
ven en aan drie zijden met wit doek bedekt
was, en waarboven een groote vlag wap
perde, waarop de woorden aangebracht wa
ren: „Bunce, de mosselenkoning".
De voorkant van het kraampje was na
tuurlijk naar de promenade toegekeerd. Van
achteraf kon men van zijne majesteit den
mosselenkoning niets anders zien dan een
paar voeten, die onder het tentdoek zichtbaar
waren.
En deze voeten trokken onmiddellijk de
aandacht van Jimmy en Joop Clapperton.
„De jongen heeft gelijk", bromde Joop,
terwijl hij in een staat van niet geringe op-
die ons gewaarschuwd heeft niet naar binnen
te gaan".
„Bedoel je de vrouw die jelui gewaar
schuwd heeft dat het spookte in dat huis
liefje?" vroeg mrs. Clapperton, die altijd
graag zekerheid had dat zij de dingen goed
begreep.
„Ja", antwoordde Joy, energiek met het
hoofd knikkend. „Dat is vast en zeker die
oude vrou\^".
Zij had zich weder tot Joop gewend, maar
deze had zich op zijn beurt plotseling gekeerd
naar een jongen in een blauwen kiel, die
juist voorbijkwam met een ijskarretje.
„Zeg eens, wafel!" riep hij. „Een oogenblik!
Hoe heet die oude vrouwspersoon daar ginds,
met die tasch?. Ik bedoel die met een gezicht
als een specht. Is dat madame Nozipokio, die
op de pier de toekomst voorspelt?"
De naam „Nozipokio" was natuurlijk een
uitvinding van onzen dwazen zeeman. Het
was een zoogenaamd zigeunsche verbastering
van twee Engelsche woorden, welke betee-
kenen „Zijn neus ergens in steken".
De ijsverkoopende jongen schudde het
hoofd.
„Neen, mijnheer", antwoordde hij. „Dat is
mrs. Bunce, met het eten voor haar zoon. De
man, die het mosselenstalletje houdt, is haar
zoon".
„Hm!" mompelde Joop, en zijn oogen flik
kerden plotseling op, terwijl hij Jimmy en
Joy een vluchtigen, maar veelzeggenden blik
toewierp. „Juistliet hij erop volgen.
.Dank voor je inlichtingen".
Nadenkend streek hij zich over de kin.
„De oude dame, die Joy gewaarschuwd
heeft, dat het spookte in het huis, was dus
mrs. Bunce. En de persoon met voeten, zoo
groot dat zij passen in de pantoffel van den
geest", schijnt mr. Bunce, haar zoon te zijn.
„Joy", zeide hij grinnikend. „Ga eens ach
ter dien jongen man aan, en koop twee por
ties roomijs voor jou en Jimmy, en wacht dan
hier op moeder en mij. Wij gaan eens een
kijkje om den hoek nemen en ons vergasten
aan een paar porties mosselen".
Hij stopte een zes-pence stuk in Joy's hand,
en een geruststellend ^/knipoogje gevend aan
mrs. Clapperton, die niet geheel op haar ge
mak scheen te zijn, ging hij haar voor naar
de promenade, en wandelde vervolgens naar
den voorkant van het stalletje.
De zigeunerachtige mrs. Bunce had een
homp brood met kaas, en een flesch thee uit
haar tasch te voorschijn gehaald, en daar er
op dit oogenblik geen klanten waren, die
bediend moesten worden, zette haar zoon
zich onmiddellijk aan zijn middagmaal.
In tegenstelling tot zijn moeder, die mager
was en donker, was mr. Bunce zwaar en paf
ferig. Hij had een groot, maanvormig gezicht,
dat Joop herinnerde aan het deksel van een
koperen pot of ketel. Zijn geweldige handen
prijkten met dikke, sproetige vingers, als
bananen van de Canarische eilanden, die vol
bruine en zwarte spikkels en vlekken zitten.
Wat evenwel onmiddellijk Joops aandacht
trok, en in veel hooger mate zijn belangstel
ling gaande maakte, was dat boven op mr.
Bunce's hoofd een groot stuk hechtpleister
bevestigd was, alsof deze plek kort geleden
met het een of ander voorwerp in onzachte
aanraking gekomen was.
„Ha, ha zeide Joop tot zichzelf, zich her
innerend dat Jimmy een kan koud water had
laten vallen over het gesluierde hoofd van
den „geest". „Het zou mij niets verwonderen
als de oorzaak van deze buil een waterkan
was".
Ondertusschen had mr. Bunce, die in Joop
en diens moeder mogelijke klanten zag, de
zen uitgenoodigd zich aan een „heerlijke
schotel mosselen", of andere aan „wat mooie
groote garnalen" te goed te doen.
Joop en mrs Clapperton lieten hun keus
vallen op mosselen, en terwijl zij dezen ver
orberden, knoopten zij een vriendschappelijk
gesprek met mr. Bunce en mrs. Bunce aan.
„Sandford bevalt moeder en mij nogal",
merkte Joop terloops op. „En wij voelen wel
lust hier een tijdje te blijven, als wij ten
minste een goed pension kunnen vinden. Niet
te chic of te duur, lichtte Joop zijn bedoeling
nader toe. „Misschien zooiets van vijf P°nd
per week, voor ons tweeën".
In overeenstemming met wat Joop ver
wacht had, kon mrs. Bunee dit lokaas niet
weerstaan, en zij hapte onmiddellijk toe. Joop
kon bijna mr. Bunce's groote ooren van ge
noegen zien flappen, toen zijn moeder vol
ijver verklaarde dat er in haar huisje twee
aardige slaapkamers waren, die zij graag aan
Joop en diens moeder zou verhuren.
„En waar staat uw huis zoo ongeveer,
juffrouw? vroeg Joop onschuldig.
„Boven op de rots aan het andere eind der
stad", antwoordde mrs. Bunce, steeds ijveri
ger wordend. "Als u soms met mij mee wilt
gaan, dan zal ik het u graag laten zien".
„Dank u, juffrouw", hernam Joop. „Dan
geloof ik dat ik maar even met u zal mee
gaan". Hij wendde zich tot zijn moeder, en
gaf deze 'n veelzeggend knipoogje. „Je kunt
daarzoo achter ons aankomen, als je wilt,
moeder", zeide hij.
(Wordt vervolgd).
Asch-Woensdag weer, dan denken wij
Aan het woord des Heeren
Stof zijt gij
En tot stof zult gij wederkeeren.
Asch-Woensdag weer, dan gaan wij
Even naar de kerk
Even dan een kruisje halen
Voor het dagelijksch werk.
Asch-Woensdag weer, dan zien wij
Hoe 't met ons is gesteld,
Dat niet 't vergang'lijk lichaam
Doch slechts de ziele telt.
't Lichaam zal tot stof verkeeren
't Is slechts de ziel die omhooge gaat
't Is daarom eisch eraan te denken
God loont 't goeden straft 't kwaad.
ANNIE KOLB.
deling moest steeds worden uitgesteld om
dat verd., die opgenomen is in de bijzon
dere strafgevangenis te Scheveningen, zeer
ziek was.
Twee weken geleden echter stond hij voor
het hof te Amsterdam terecht, omdat hij in
1931 allerlei meubelen, tapijten enz. had ge
kocht met het oogmerk niet te betalen.
Verd. werd voor het hof bijgestaan door
mr. J. Heil, die uitvoerig den beklagens-
waardigen toestand van verd. schetste. Hij
is lichamelijk niet meer dan een wrak. In
September a.s. zal de „postwisselstraf" zijn
ondergaan en hij zou dan nog een jaar voor
een feit, bijna tien jaar geleden gepleegd,
moeten uitzitten.
Het hof, arrest wijzende, halveerde da
straf en veroordeelde den verdachte tot zes
maanden gevangenisstraf.
Dinsdagmorgen vonden huisgenooten te
Heerde de dames M. Jonker en B. J. Logten-
berg bewusteloos te bed liggen. In de kamer
hing een zware kolendamp. Deze was ook
doorgedrongen tot een bovenvertrek, waar
mej. Pannekoek en haar kind sliepen. Ook
deze waren buiten bewustzijn. Een onmiddel
lijk geroepen geneesheer mocht het geluk
ken mej. J5. en haar kind tot bewustzijn te
brengen, zij maken het redelijk goed en zijn
buiten gevaar.
Tot nu toe slaagde men er niet in de twea
eerstgenoemde dames bij te brengen. Haar
toestand is zeer ernstig; men heeft weinig
hoop op een gunstig resultaat, mede in ver
band met den hoogen leeftijd der slachtof
fers.
Het centraal bureau voor de statistiek deelt
het volgende mede omtrent het zevende se
dert 1 September 1936 ingestelde onderzoek
naar het beloop der huurprijzen van particu
liere, gemeente- en vereenigingswoningen,
omvattende de periode 1 Juni 1939-1 Decem
ber 1939. liet onderzoek strekte zich wederom
uit'over 20 gemeenten met meer dan 59.009
inwoners. Ten aanzien van de huurprijzen der
particuliere woningen is gebleken, dat de
huurverlagingen de overhand hebben gehad
boven de huurverhooginpen. Van de ruim
38.000 woningen, waarvan de huren werden
nagegaan, bleken deze in 1.701 gevallen te
zijn verlaagd en in 763 gevallen te zijn ver
hoogd. In percenten uitgedrukt was 93.6 pet.
der huurprijzen gelijk gebleven, 4.4 pet. ver
laagd en 2.0 pet. verhoogd. Van de 4.391 ge
vallen, waarin een woning door nieuwe
bawoners werd betrokken, werd in 846 ge
vallen (19-3 pet.) de huurprijs verlaagd, en
in 512 gevallen (11.6 pet.) huurprijs ver
hoogd.
Het algemeen huurindexcijfer voor alle
gemeenten te zamen daalde weder en wel
van 97.1 tot 96.9 (Sept. 1936 is 100) Sedert
1 September 1936 is thans het algemeen huur
indexcijfer met 3.1 pet. gedaald.
De huurprijzen der gemeente- en vereeni
gingswoningen wijzigden zich nagenoeg niet;
het algemeen huurindexcijfer bleef sinds het
vorige onderzoek ongewijzigd op 96.5
Het bestuur der Federatie van Ned. Zoet-
warenindustrieën had aan den minister van
Economische Zaken aangeboden een organi
satie in het leven te roepen voor de distri
butie van industrie-suiker in verband met
de op 4 December 1939 ingevoerde verhooging
der crisisheffing op suiker met 2.25 per
100 kg. ter bestrijding van de kosten aan de
suikerdistributie verbonden. Uit een onder
zoek, door genoemd bestuur ingesteld of er
hier'te lande organisaties of handelslicha
men bereid waren deze distributie ter hand
te nemen en zoo ja onder welke voorwaarden
dit zou kunnen geschieden, is gebleken dat
verschillende lichamen uit den handel en het
transportwezen alsook accountantskantoren,
bereid zijn, deze distributie op zich te nemen,
hoofdzakelijk omdat zij hopen hiermede het
bij hen thans in dienst zijnde personeel voor
werkloosheid te behoeden.
De voorwaarden, die aan deze distributie
gesteld worden, varieeren vrijwel om een
bedrag van 0.12% per 100 kg. suiker. Aan
gezien dit bedrag thans bepaald is op 2.25
per 100 kg. acht het bestuur het van zeer veel
belang haar aanbieding nogmaals onder de
aandacht van den minister te brengen.
Op wetsontwerp 264 wordt de naturalisatie
voorgesteld van de oud-Nederlanders A. Bos-
sers, Schoten (België); P. Schumacher-Ber-
kemeijer, Den Haag en C. M. Schumacher,
Utrecht; J. Zeper—v. Delden, Den Haag; E.
Dormaar, Molenbeek, St. Jean; W. Thomsen—
v. Duiken, Den Haag; H. Eulderink, Nord-
horn; L. Möller—France, Den Haag; P. Gou-
mans, Straelen (D.i; J. He'mann, Frankfort
a.M.; W. ter Horst, Rheine (D.); J. v. d. Laar,
Antwerpen; J. Pereij, Aken; M. Relouw, Wet
ten (D A. G. Rouwen, Müi.ster; G. de Rooij,
Berchem (België); H. Verlinden, Rodenkir-
chen; G. Vos, Groningen; M. Wagenaar, Ant
werpen; M. v. Wezel, id.; W. Zweers, Keulen.
Op wetsontwerp 265: A. Christoph, Winkel;
M. Genser, A'dam; A. Hager, Dordt; J. Jurczik
Delft; J. F L. Klaikens, Maastricht; H. Kohl,
Vaals; B. H. D. König, Schiedam; V. G. A.
König, Maastricht; G. Möller, Naaldwijk; H.
E.. en S. J. M. Rey, Den Haag E. Schlippe,
Aken; F. Schnitzler, A'dam; R. Sterk, R'dam;
F. Steiner, Den Haag; T. Tekampe, Groenlo;
C. Terhaag, Venlo; A. Uterrainer, Den Haag;
J. Eckermann, Zandvoort; J. Jansen, Echt en
j. W. Stark, R'dam.