JIMMY EN JOY. 3 r TREINBOTSING BIJ BLOEMENDAAL „MOOIE GROOTE MOSSELEN J WOENSDAG 7 FEBRUARI 1940 Electrisclie uit IJmuiden liep op een stilstaanden goederentrein. VERFSTOFFEN VOOR DE BATTK- TNDUSTRIE. DE K R. O.-MUZIEKPRIJSVRAAG. DE NIEUWE OPPERBEVELHEBBER Brand in het s. „Texelstroom' Groote schade aan de lading. VERDACHT VAN FLESSCHEN- TREKKERIJ. Straf van den „lammen consul" door het hof gehalveerd. PACHTVERHOOGING VOOR STAATSGRONDEN. EEN VERHAAL VOOR ONZE JEUGD 28 ASCH-WOENSDAG. KOLENDAMPVERGIFTIGING TE HEERDE. Vier personen bewusteloos gevonden* VERANDERINGEN VAN WONING- HUREN. DISTRIBUTIE VAN INDUSTRIE SUIKER. NATURALISATIES. Treinbestuurder gewond; enkele reizigers kregen lichte kwetsuren. GISTERAVOND omstreeks negen uur is de omgeving van het stationsemplacement te Bloemendaal opgeschrikt door den dreunenden slag van een treinbotsing. Vermoedelijk ten gevolge van den mist is op het ge deelte van het emplacement waar de spoorlijn naar het Noorden buigt, de electrische trein no. 2660, welke om 20.36 uur uit IJmuiden vertrokken was, met vrij groote snelheid op een goederentrein geloopen, welke ver moedelijk bij de kruising stond te wachten, totdat het' signaal veilig zou zijn. De ravage, welke werd aangericht, is zeer groot. De voorste rijtuigen van den perso nentrein werden ernstig beschadigd. Beide hoofdsporen van de lijn Haarlem BloemendaalIJmuiden en Uitgeest werden Versperd. Het bleek, dat de bestuurder van den felectrischen trein verwondingen had opge- ioopen en dat enkele reizigers lichte kwetsuren hadden gekregen. Het personenverkeer tusschen Haarlem en Bloemendaal werd na het ongeluk onder houden door autobussen van de N.Z.H.T.M. Van Bloemendaal af kon het treinverkeer In Noordelijke richting normaal doorgang yinden. De hoofdgeleider van den goederentrein, 'de heer M. Steensma uit Amsterdam, trad hoogst koelbloedig op. Onmiddellijk besefte hij het groote gevaar, dat de ontspoorde Wagens opleverden voor den achter hem komenden personentrein. Hij greep onmid dellijk een roode lamp en liep den naderen den electrischen trein tegemoet. De weers omstandigheden werkten echter niet mee. De dichte mist, die reeds tweemaal 24 uur het spoorwegverkeer teisterde, belemmerde aanzienlijk het uitzicht en de bestuurder van den personentrein, de heer Wasmus uit Haarlem, die scherp uitkeek, zag, hoewel dit om ongelukken te voorkomen, te laat was, het roode licht. De afstand tusschen het door de ontsporing versperde spoor en den met alle kracht remmenden personentrein was te gering om nog een botsing te vermijden. De wagenbestuurder stelde alles in 't werk, doch het mocht hem niet gelukken, den trein tydig tot stilstand te brengen. Met een da verenden slag, die tot ver in den omtrek gehoord werd, liep de trein op de ontspoor de goederenwagens. De bestuurderscabine van den personentrein werd zeer ernstig beschadigd en de wagenbestuurder liep een vleeschwonde op aan de kaak. In den per sonentrein bevonden zich ongeveer vijf en twintig menschen. Geen enkele reiziger heeft ernstig letsel opgeloopen. In den twee den wagon zat mevr. van Os uit Heemstede. Zij had een lichte wonde aan de rechterknie en is naar de diaconesseninrichting ver voerd. Een elfjarige jongen bleek zeer te zijn geschrokken en moest later ter observa tie naar het ziekenhuis worden gebracht. De wagenbestuurder behoefde niet in het ziekenhuis te worden opgenomen en kon naar zijn woning te Haarlem terugkeeren. De vier goederenwagens zijn er minder goed afgekomen dan de personentrein, want van dezen laatsten zijn behalve de bestuur derscabine slechts enkele ruiten beschadigd en de trein bleef in de rails staan. Van den goederentrein is een wagon grootendeels vernield. Dit was de tweede wagon van achteren. Deze is deels versplinterd en kwam deels dwars over den weg terecht, zoodat beide sporen daar ter plaatse werden versperd. Een der kolenwagens reed deels van den dijk en de andere twee wagens werden voor een gedeelte versplinterd, deels in elkaar gedrukt, zoodat het geheele beeld van dit spoorwegongeluk er een van een tamelijk groote ravage was. Onmiddellijk nadat het ongeluk gebeurd was, zijn via het op ongeveer 200 meter af stand gelegen seinhuisje verschillende auto riteiten gewaarschuwd. Behalve de politie te Bloemendaal waren aanwezig de hoofd commissaris van politie te Haarlem, de heer Tenkink en de stationschef te Haarlem, de heer L. C. van Doorn. Voorts was de onge- vallendienst uit Haarlem spoedig ter plaatse. Van de spoorwegen kwamen uit Amsterdam de hoofdinspecteur van het vervoer ir. W. J. Berdenis van Berlekom en de inspecteur ir. B. C. M. Boot. Een opruimingswagen met personeel uit Amsterdam was kort na het ongeluk ter plaatse. T reinvertragingen. De gevolgen van de treinbotsing waren in het midden van den avond merkbaar op het Centraal Station te Amsterdam, waar eenige treinen uit Rotterdam met drie kwar tier vertraging binnenkwamen. Ook eenige naar Rotterdam vertrekkende treinen moes ten eenigen tijd worden opgehouden. Later in den avond was he treinverkeer in de richting Rotterdam weer normaal. Reizigers voor Bloemendaal werden van het station Haarlem per autobus naar hun bestemming vervoerd. Ook de dienst Haar lemIJmuiden werd gedurende het verdere deel van den avond met bussen onderhou den. Reizigers voor Beverwijk moesten van Amsterdam af over Zaandam en Uitgeest reizen. Verkeer iveer normaal. Met man en macht heeft het technisch personeel van de Nederlandsche Spoorwegen gedurende den afgeloopen nacht gewerkt aan de vrijmaking van de beide hoofdspo ren van de lijn HaarlemBloemendaal IJmuiden en Uitgeest welke door de trein botsing van gisteravond waren versperd. Het resultaat is, dat vanmorgen om half zeven de baan in zooverre was opgeruimd, dat het treinverkeer -via HaarlemBloemen daal in beide richtingen weer normaal kon worden onderhouden. De aanvoeren vallen mee. Naar het „Nws." verneemt, is bij nader on derzoek gebleken, dat gelukkig voor een belangrijken tak van inheemsche nijverheid in Indië de situatie met de verfstoffen voor de batik-nijverheid niet zoo nijpend moet worden geacht als zij zich eenige weken geleden voordeed. De aanvoeren blijken erg mee te vallen. Het blijkt daarbij, dat het aandeel der Ne derlandsche industrie toeneemt. Bovendien is de batikmarkt zelf momenteel slecht. Nu is Januari altijd wel een slappe maand, maar thans doet zich bovendien de omstandigheid voor, dat de binnenlandsche markt niet ge negen is de hoogere prijzen te aanvaarden, welke worden gevraagd. De heer Boncour, die in verband met de bijeenkomst van de centrale commissie van den Volkenbond in den Haag is aangekomen, in Hotel des Indes in gesprek met Avenol, waarbij tevens de zoon van Boncour met diens vrouw aanwezig was. De indruk bestaat, dat dit een gevolg is van geldschaarschte onder de bevolking, speciaal op Java. Van het Oostelijk deel van den Ar chipel, met name uit Makassar en uit de Zui- der- en Oosterafdeeling van Borneo, zijn wel orders ontvangens tegen de nieuwe prijzen. Gelukkig handhaaft de export van Batik zich. Men heeft daarbij geen last van de prijs stijging, want de licentiehouders voor dezen import te Singapore zijn meerendeels de agenten van de groote batikkerij op Java. Invoering van een distributie van verfstof fen ten behoeve van de batikindustrie zal niet noodig zijn, indien de toestand zich niet ten kwade wijzigt. Geen bekroning toegekend voor klassieke muziek. Naar de Kath. Radiogids meldt, heeft Woensdag 24 Januari onder voorzitterschap van pater Lr. J. Dito O. P. de jury verga derd, welke is gevormd voor de beoordeeling van de werken op klassiek muzikaal gebied, maakt bij den minister van Defensie ingekomen op de desbetreffende prijsvraag van den K. R. O. Totaal waren ingezonden 8 werken. De jury, bestaande uit de heeren: Willy d'Ablaing, Eduard van Beinum, Henri Her mans, Dr. Rudolf Mengelberg en Pierre Rei- nards, was eenstemmig van meening, dat geen der werken voor een bekroning in aan merking kon komen. Het resultaat is dus wel zeer teleurstellend zoowel wat het aantal deelnemers betreft als de door inzenders geleverde prestatie. De K. R. O. wil het niet bij deze poging laten, en zal daarom over eenigen tijd een nieuwe prijsvraag, echter met andere voor waarden uitschrijven. In het volgende nummer zal de redactie de resultaten van de tweede prijsvraag, een compositie op amusementsgebied, bekend maken. De nieuwe opperbevelhebber, generaal H. G. Winkelman, is gisteren in functie getreden en heeft Dinsdagmiddag zj opwachting ge- Reuter meldt d.d. Dinsdag uit Londen In het Nederlandsche stoomschip „Texelstroom", op weg van Manchester naar Amsterdam, liggende in een der havens van West Wales is heden in een der ruimen brand uitgebroken. De plaatselijke brandweer wist na onge veer een uur het vuur meester te worden, doch aan de lading werd veel schade zoo wel door het vuur als het water, toege bracht. Naar wij bij informatie van de reederij, de N.V. Hollandsche Stoombootmaatschappij te Amsterdam vernamen, lag de „Texel stroom", die 1617 ton meet en onder bevel van kapitein A. E. Leevering vaart, in de haven van Swansea, toen de brand uitbrak. Het Amsterdamsche gerechtshof heeft arrest gewezen in de strafzaak tegen den koopman, die door een vorige zaak tegen hem bekend staat als „de lamme consul". Hij was indertijd een der hoofdfiguren in een geruchtmakende postwisselvervalsching, waarvoor hij te Parijs werd gearresteerd. Hij werd wegens een verlamming in een ziekenhuis verpleegd, waaruit hij echter ont vluchtte. Na eenigen tijd werd hij opnieuw gearresteerd en naar Amsterdam overge bracht. Zijn berechting geschiedde in tie regentenkamer van het huis van bewaring en de rechtbank veroordeelde hem tot drie jaar gevangenisstraf, in welk vonnis hij berustte. Intusschen was er nog een andere straf zaak tegen hem hangende. Hij was in 1931 door de rechtbank te Utrecht wegens fles- schentrekkerij bij verstek veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. De man woonde toen te Parijs en na zijn arrestatie voor de postwisselvervalsching ging hij in verzet tegen dit verstekvonnis. De rechtbank te Utrecht bekrachtigde echter het verstekvonnis en weer had hij de zitting ditmaal wegens ziekte niet bij kunnen wonen. Na zijn veroordeeling tot 3 jaar gevange nisstraf teekende hij appèl aan De behan- Het Tweede-Kamerlid de heer Algera heeft de volgende vragen gericht tot den mi nister van Financiën: 1. Is het waar, dat den pachte.van staats- gronden in de inspectie Hulst een pachtver- hooging voor 1940 van 10 pet. en meer van de pachten, die voor 1939 golden, is aangezegd? 2. Indien het antwoord op vraag 1 be vestigend mocht luiden, is de minister dan bereid mede te deelen op grond van welke verbeterde perspectieven voor den landbouw naar de meening van den minister deze pacht- verhooging is gewettigd? 3. Is naar 's ministers oordeel deze pacht- verhooging in overeenstemming te brengen met door den minister van Economische Za ken bij verschillende gelegenheden aanbe volen gedragslijn, namelijk de pachten niet te verhoogen boven 't peil van Augustus 1939? 4. Is de minister bereid den verschillen den met het vaststellen van pachtvoorwaar- den belasten ambtenaren op te dragen zich, behoudens bijzondere omstandigheden, te onthouden van het bevorderen van pachtver- hoogingen? (Nadruk verboden). Joy en Jimmy begrepen niet wat hij eigen lijk vóórhad, maar zij merkten op dat som mige van de kinderen op het strand er bij zonder schik in schenen te hebben. Een klei ne jongen kwam zelfs naderbij, en staarde met een vervaarlijken grijnslach naar de pantoffel. „Heeft u uw voet bezeerd, mijnheer?" in formeerde hij. Joop Clapperton schudde het hoofd. „Mijn jongen", zeide hy ernstig, „die voe ten van mij zijn de kampioenen van vier provincies, en ik houd er één van op bij wijze van uitdaging. Als je mij in Sandford een man kunt wijzen met voeten, even groot als de mijne, dan betaal ik hem tien pond!" De kleine jongen tuurde nog aandachtiger naar de pantoffel, en zijn glimlach werd nog breeder. „Ik vind toch niet dat het zulke vreeselijk groote voeten zijn, mijnheer", zeide hij. „Dan moest u eens die van Mr. Bunce zien." „Zoo!" riep Joop belangstellend uit, „en wie is Mr. Bunce, m'n jongen?" „Die houdt het mosselenkraampje aan het eind van de promenade", antwoordde de kleine jongen. Joy en Jimmy konden niet inzien dat er in deze mededeeling iets belangwekkends was, maar Joop Clapperton sprong op, haal de twee pennies uit zijn zak en zeide den kleinen jongen dat deze een roomijs- hoorn koopen mocht. „Mr. Bunce, zeg je?" herhaalde hij den naam, terwijl hij de pantoffel uittrok. „Stalletje aan het eind van de promenade. Heeft grootere voeten dan ik, hé? Mooi zoo!" En terwijl de jongen, nog altijd ginnegap pend, zich verwijderde, wendde Joop zich plotseling ernstig geworden, tot Jimmy en Joy. „Wij zullen dien Mr. Bunce eens opzoeken, jongens", riep hij uit. „Dat kereltje heeft mij juist verteld dat hij een mosselenkraam houdt aan het einde der promenade. Komen jelui mee „Och ik houd niet erg van mosselen merkte Jimmy op. „Maar misschien heeft hij ook wel garnalen." „Dat zal wel", antwoordde Joop. „Maar wij zijn op zoek naar iets meer dan mosselen of garnalen." Zijn vroolijk gelaat was plotseling geheel ernstig geworden. „Kom mee, jongens", zeide hij. „Ik heb zoo'n idee dat wij misschien wel den.... geest gevonden hebben!" Het was echt iets voor Joop Clapperton om iets, dat eigenlijk een tamelijk ernstige zaak was om te zetten in een grap, en Joy en Jimmy hadden veel pret gehad over de manier waarop hij de aandacht gevestigd had op de enorme pantoffel, welke zij den vorigen nacht in de gang gevonden had den. Wat hij precies voorhad, was hun wel niet geheel duidelijk geweest, maar de op merkingen die hij tot den kleinen jongen ge maakt had, waren nogal grappig geweest, en zoo Joy en Jimmy er eenigszins verbaasd over geweest waren, zij haden zich toch te- vens ermee vermaakt. Die mr. Bunce, die een mosselenkraampje hield aan het eind van den zeedijk, en wiens voeten in omvang concurreerden met die van Joop (of tenmin ste met de pantoffel, welke Joop voor deze gelegenheid aangetrokken had) scheen den jongen zeeman bijzonder te interesseeren; hij had zoo'n idee dat hij door een bezoek aan mr. Bunce te brengen ook den „geest" op het spoor zou komen. Zijn moeder scheen het niet geheel met hem eens te zijn. „Maar waarom maak je je eigenlijk zoo druk daarover beste Joop protesteerde mrs. Clapperton, terwijl zij het strand af liepen. „Ik denk tenslotte toch dat er niets anders gebeurd is dan dat iemand de kinde ren eens voor den gek heeft willen houden. Een flauwe en nare aardigheid natuurlijk, maar het is nu goed en wel voorbij, en ik zou mij het hoofd maar niet langer erover breken, jongen. Waartoe is dat goed?" „Waartoe dat goed is, lief oudje?" ant woordde Joop, zich ernstig tot zijn moeder wendend. „Ik ben er volstrekt niet zoo zeker van dat het nu alles goed en wel voorbij is. Het zou wel eens opnieuw kunnen gebeuren. Dat is het, wat ik -denk, en ik ben in het minst niet van plan te dulden dat ze j o u een doodschrik op het lijf jagen. Bovendien, voegde hij, het voorhoofd fronsend, eraan toe, „Wat steekt er eigenlijk achter? Waarom zou winding naar de voeten staarde. „Ik ben er vast van overtuigd. Kijk toch eens naar die voeten, Jimmy, 't zijn in het geheel geen voe ten. 't Zijn vioolkisten!" „En zie je die pantoffel?" fluisterde Jim my, niet minder opgewonden. „Precies zoo een als u nu aan heeft (want Joop had de pantoffel weer aangetrokken). Kijk, mr. Clapperton", liet hij er op volgen, terwijl hij met den vinger omlaag wees. „Hij heeft pan toffels aan die niet bij elkaar passen." Joop Clapperton knikte grimmig. Hij had reeds genoeg gezien om nog meer te willen zien van den eigenaar van het kraampje, dien men luid kon hooren schreeuwen, met een diepe, rollende stem: „Mooie groote mosse len!Prachtige versche garnalen!" teneinde aldus de voorbijgangers aan te lok ken. Joop wilde juist Joy en Jimmy vragen even te blijven wachten terwijl hij en mrs. Clapperton om het stalletje heen naar den voorkant liepen, toen Joy hem plotseling bij den arm vatte. „Kijk", fluisterde zij. „Daar is de oude vrouw!". „Wat voor oude vrouw, Joy?", vroeg Joop. Joy wees naar een donkere, oude vrouw. Zij had het voorkomen van een zigeuner, en droeg gouden oorriiigen. Daar kwam zij, met een tasch in haar hand, aanstrompelen over de promenade. „De oude vrouw die gisteravond Jimmy en mij aangesproken heeft buiten het hek van ons huis", antwoordde Joy gejaagd. „De oude vrouw, van wie wij u verteld hebben, mrs. Clapperton", vervolgde zij, zich tot Joops moeder wendend. „U weet wel... Joy wees naar een donkere, zigeuner- achtige vrouw, die over de promenade kwam aanstrompelen. iemand zich als een spook toetakelen, alleen om een jongen en een meisje aan het schrik ken te maken? Neen, lief schatje, zeide Joop koppig, daar steekt meer achter dan je op het eerste gezicht denken zoudt en ik moet er het mijne van hebben, kom nu maar mee'. Ondertusschen waren zij het eind van de lange promenade genaderd. Zij stonden aan den achterkant van een stalletje, dat van bo ven en aan drie zijden met wit doek bedekt was, en waarboven een groote vlag wap perde, waarop de woorden aangebracht wa ren: „Bunce, de mosselenkoning". De voorkant van het kraampje was na tuurlijk naar de promenade toegekeerd. Van achteraf kon men van zijne majesteit den mosselenkoning niets anders zien dan een paar voeten, die onder het tentdoek zichtbaar waren. En deze voeten trokken onmiddellijk de aandacht van Jimmy en Joop Clapperton. „De jongen heeft gelijk", bromde Joop, terwijl hij in een staat van niet geringe op- die ons gewaarschuwd heeft niet naar binnen te gaan". „Bedoel je de vrouw die jelui gewaar schuwd heeft dat het spookte in dat huis liefje?" vroeg mrs. Clapperton, die altijd graag zekerheid had dat zij de dingen goed begreep. „Ja", antwoordde Joy, energiek met het hoofd knikkend. „Dat is vast en zeker die oude vrou\^". Zij had zich weder tot Joop gewend, maar deze had zich op zijn beurt plotseling gekeerd naar een jongen in een blauwen kiel, die juist voorbijkwam met een ijskarretje. „Zeg eens, wafel!" riep hij. „Een oogenblik! Hoe heet die oude vrouwspersoon daar ginds, met die tasch?. Ik bedoel die met een gezicht als een specht. Is dat madame Nozipokio, die op de pier de toekomst voorspelt?" De naam „Nozipokio" was natuurlijk een uitvinding van onzen dwazen zeeman. Het was een zoogenaamd zigeunsche verbastering van twee Engelsche woorden, welke betee- kenen „Zijn neus ergens in steken". De ijsverkoopende jongen schudde het hoofd. „Neen, mijnheer", antwoordde hij. „Dat is mrs. Bunce, met het eten voor haar zoon. De man, die het mosselenstalletje houdt, is haar zoon". „Hm!" mompelde Joop, en zijn oogen flik kerden plotseling op, terwijl hij Jimmy en Joy een vluchtigen, maar veelzeggenden blik toewierp. „Juistliet hij erop volgen. .Dank voor je inlichtingen". Nadenkend streek hij zich over de kin. „De oude dame, die Joy gewaarschuwd heeft, dat het spookte in het huis, was dus mrs. Bunce. En de persoon met voeten, zoo groot dat zij passen in de pantoffel van den geest", schijnt mr. Bunce, haar zoon te zijn. „Joy", zeide hij grinnikend. „Ga eens ach ter dien jongen man aan, en koop twee por ties roomijs voor jou en Jimmy, en wacht dan hier op moeder en mij. Wij gaan eens een kijkje om den hoek nemen en ons vergasten aan een paar porties mosselen". Hij stopte een zes-pence stuk in Joy's hand, en een geruststellend ^/knipoogje gevend aan mrs. Clapperton, die niet geheel op haar ge mak scheen te zijn, ging hij haar voor naar de promenade, en wandelde vervolgens naar den voorkant van het stalletje. De zigeunerachtige mrs. Bunce had een homp brood met kaas, en een flesch thee uit haar tasch te voorschijn gehaald, en daar er op dit oogenblik geen klanten waren, die bediend moesten worden, zette haar zoon zich onmiddellijk aan zijn middagmaal. In tegenstelling tot zijn moeder, die mager was en donker, was mr. Bunce zwaar en paf ferig. Hij had een groot, maanvormig gezicht, dat Joop herinnerde aan het deksel van een koperen pot of ketel. Zijn geweldige handen prijkten met dikke, sproetige vingers, als bananen van de Canarische eilanden, die vol bruine en zwarte spikkels en vlekken zitten. Wat evenwel onmiddellijk Joops aandacht trok, en in veel hooger mate zijn belangstel ling gaande maakte, was dat boven op mr. Bunce's hoofd een groot stuk hechtpleister bevestigd was, alsof deze plek kort geleden met het een of ander voorwerp in onzachte aanraking gekomen was. „Ha, ha zeide Joop tot zichzelf, zich her innerend dat Jimmy een kan koud water had laten vallen over het gesluierde hoofd van den „geest". „Het zou mij niets verwonderen als de oorzaak van deze buil een waterkan was". Ondertusschen had mr. Bunce, die in Joop en diens moeder mogelijke klanten zag, de zen uitgenoodigd zich aan een „heerlijke schotel mosselen", of andere aan „wat mooie groote garnalen" te goed te doen. Joop en mrs Clapperton lieten hun keus vallen op mosselen, en terwijl zij dezen ver orberden, knoopten zij een vriendschappelijk gesprek met mr. Bunce en mrs. Bunce aan. „Sandford bevalt moeder en mij nogal", merkte Joop terloops op. „En wij voelen wel lust hier een tijdje te blijven, als wij ten minste een goed pension kunnen vinden. Niet te chic of te duur, lichtte Joop zijn bedoeling nader toe. „Misschien zooiets van vijf P°nd per week, voor ons tweeën". In overeenstemming met wat Joop ver wacht had, kon mrs. Bunee dit lokaas niet weerstaan, en zij hapte onmiddellijk toe. Joop kon bijna mr. Bunce's groote ooren van ge noegen zien flappen, toen zijn moeder vol ijver verklaarde dat er in haar huisje twee aardige slaapkamers waren, die zij graag aan Joop en diens moeder zou verhuren. „En waar staat uw huis zoo ongeveer, juffrouw? vroeg Joop onschuldig. „Boven op de rots aan het andere eind der stad", antwoordde mrs. Bunce, steeds ijveri ger wordend. "Als u soms met mij mee wilt gaan, dan zal ik het u graag laten zien". „Dank u, juffrouw", hernam Joop. „Dan geloof ik dat ik maar even met u zal mee gaan". Hij wendde zich tot zijn moeder, en gaf deze 'n veelzeggend knipoogje. „Je kunt daarzoo achter ons aankomen, als je wilt, moeder", zeide hij. (Wordt vervolgd). Asch-Woensdag weer, dan denken wij Aan het woord des Heeren Stof zijt gij En tot stof zult gij wederkeeren. Asch-Woensdag weer, dan gaan wij Even naar de kerk Even dan een kruisje halen Voor het dagelijksch werk. Asch-Woensdag weer, dan zien wij Hoe 't met ons is gesteld, Dat niet 't vergang'lijk lichaam Doch slechts de ziele telt. 't Lichaam zal tot stof verkeeren 't Is slechts de ziel die omhooge gaat 't Is daarom eisch eraan te denken God loont 't goeden straft 't kwaad. ANNIE KOLB. deling moest steeds worden uitgesteld om dat verd., die opgenomen is in de bijzon dere strafgevangenis te Scheveningen, zeer ziek was. Twee weken geleden echter stond hij voor het hof te Amsterdam terecht, omdat hij in 1931 allerlei meubelen, tapijten enz. had ge kocht met het oogmerk niet te betalen. Verd. werd voor het hof bijgestaan door mr. J. Heil, die uitvoerig den beklagens- waardigen toestand van verd. schetste. Hij is lichamelijk niet meer dan een wrak. In September a.s. zal de „postwisselstraf" zijn ondergaan en hij zou dan nog een jaar voor een feit, bijna tien jaar geleden gepleegd, moeten uitzitten. Het hof, arrest wijzende, halveerde da straf en veroordeelde den verdachte tot zes maanden gevangenisstraf. Dinsdagmorgen vonden huisgenooten te Heerde de dames M. Jonker en B. J. Logten- berg bewusteloos te bed liggen. In de kamer hing een zware kolendamp. Deze was ook doorgedrongen tot een bovenvertrek, waar mej. Pannekoek en haar kind sliepen. Ook deze waren buiten bewustzijn. Een onmiddel lijk geroepen geneesheer mocht het geluk ken mej. J5. en haar kind tot bewustzijn te brengen, zij maken het redelijk goed en zijn buiten gevaar. Tot nu toe slaagde men er niet in de twea eerstgenoemde dames bij te brengen. Haar toestand is zeer ernstig; men heeft weinig hoop op een gunstig resultaat, mede in ver band met den hoogen leeftijd der slachtof fers. Het centraal bureau voor de statistiek deelt het volgende mede omtrent het zevende se dert 1 September 1936 ingestelde onderzoek naar het beloop der huurprijzen van particu liere, gemeente- en vereenigingswoningen, omvattende de periode 1 Juni 1939-1 Decem ber 1939. liet onderzoek strekte zich wederom uit'over 20 gemeenten met meer dan 59.009 inwoners. Ten aanzien van de huurprijzen der particuliere woningen is gebleken, dat de huurverlagingen de overhand hebben gehad boven de huurverhooginpen. Van de ruim 38.000 woningen, waarvan de huren werden nagegaan, bleken deze in 1.701 gevallen te zijn verlaagd en in 763 gevallen te zijn ver hoogd. In percenten uitgedrukt was 93.6 pet. der huurprijzen gelijk gebleven, 4.4 pet. ver laagd en 2.0 pet. verhoogd. Van de 4.391 ge vallen, waarin een woning door nieuwe bawoners werd betrokken, werd in 846 ge vallen (19-3 pet.) de huurprijs verlaagd, en in 512 gevallen (11.6 pet.) huurprijs ver hoogd. Het algemeen huurindexcijfer voor alle gemeenten te zamen daalde weder en wel van 97.1 tot 96.9 (Sept. 1936 is 100) Sedert 1 September 1936 is thans het algemeen huur indexcijfer met 3.1 pet. gedaald. De huurprijzen der gemeente- en vereeni gingswoningen wijzigden zich nagenoeg niet; het algemeen huurindexcijfer bleef sinds het vorige onderzoek ongewijzigd op 96.5 Het bestuur der Federatie van Ned. Zoet- warenindustrieën had aan den minister van Economische Zaken aangeboden een organi satie in het leven te roepen voor de distri butie van industrie-suiker in verband met de op 4 December 1939 ingevoerde verhooging der crisisheffing op suiker met 2.25 per 100 kg. ter bestrijding van de kosten aan de suikerdistributie verbonden. Uit een onder zoek, door genoemd bestuur ingesteld of er hier'te lande organisaties of handelslicha men bereid waren deze distributie ter hand te nemen en zoo ja onder welke voorwaarden dit zou kunnen geschieden, is gebleken dat verschillende lichamen uit den handel en het transportwezen alsook accountantskantoren, bereid zijn, deze distributie op zich te nemen, hoofdzakelijk omdat zij hopen hiermede het bij hen thans in dienst zijnde personeel voor werkloosheid te behoeden. De voorwaarden, die aan deze distributie gesteld worden, varieeren vrijwel om een bedrag van 0.12% per 100 kg. suiker. Aan gezien dit bedrag thans bepaald is op 2.25 per 100 kg. acht het bestuur het van zeer veel belang haar aanbieding nogmaals onder de aandacht van den minister te brengen. Op wetsontwerp 264 wordt de naturalisatie voorgesteld van de oud-Nederlanders A. Bos- sers, Schoten (België); P. Schumacher-Ber- kemeijer, Den Haag en C. M. Schumacher, Utrecht; J. Zeper—v. Delden, Den Haag; E. Dormaar, Molenbeek, St. Jean; W. Thomsen— v. Duiken, Den Haag; H. Eulderink, Nord- horn; L. Möller—France, Den Haag; P. Gou- mans, Straelen (D.i; J. He'mann, Frankfort a.M.; W. ter Horst, Rheine (D.); J. v. d. Laar, Antwerpen; J. Pereij, Aken; M. Relouw, Wet ten (D A. G. Rouwen, Müi.ster; G. de Rooij, Berchem (België); H. Verlinden, Rodenkir- chen; G. Vos, Groningen; M. Wagenaar, Ant werpen; M. v. Wezel, id.; W. Zweers, Keulen. Op wetsontwerp 265: A. Christoph, Winkel; M. Genser, A'dam; A. Hager, Dordt; J. Jurczik Delft; J. F L. Klaikens, Maastricht; H. Kohl, Vaals; B. H. D. König, Schiedam; V. G. A. König, Maastricht; G. Möller, Naaldwijk; H. E.. en S. J. M. Rey, Den Haag E. Schlippe, Aken; F. Schnitzler, A'dam; R. Sterk, R'dam; F. Steiner, Den Haag; T. Tekampe, Groenlo; C. Terhaag, Venlo; A. Uterrainer, Den Haag; J. Eckermann, Zandvoort; J. Jansen, Echt en j. W. Stark, R'dam.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 4