DE ACHTHONDERDDUIZENDSTE AMSTERDAMMER 1 Um INKOMENS EN VERMOGENS NEDERLAND. IN Sef T»bl* »"1- VERMISTE BOTTER TERECHT. Kr HET RIJKE HAAGJE. E.H.N SPANNEND fsïffi'WI LD-WEST VERHAAL'i WOENSDAG 14 FEBRUARI 1940 De administratieve nul in het cijfer. We ONTPLOFFINGSRAMP IN OOST- GRONINGEN. Zesde slachtoffer overleden. NATURALISATIES. Behouden IJmuiden binnen, gevaren. ACTIE VOOR VERBETERING DER LEERLINGENSCHAAL. Bussum en Kerkrade twee uitersten. raad leven elen stond MILITAIR DOODGESTOKEN. Noodlottige vechtpartij te Weert. Men meldt ons uit Amsterdam: Aan oen vooravond van den slag bij Val- my was het Goethè, die aan een kampvuur tot verbazing van zijn metgezellen consta teerde, dat er op dat moment een nieuw tijdperk van de wereldgeschiedenis begon. Gvffïbc fts<i maar niemand die zich fcii Valmy bevond realiseerde zich of be greep dat hij gelijk had. Zeker niet de lui, die den veldslag leverden. "Jke historische momenten zijn er niet Vetti, maar menscnen, die ze onmiddellijk herkennen, worden er nog veel minder ge boren, zoodat wij meestal pas achteraf ont dekken van een historisch moment getuige te zijn geweest. En op die manier is er eigen lijk niet veel aardigheid te beleven aan his torische oogenblikken. ®at bewijst de geschiedenis van den acht- honderdduizendsten Amsterdammer, die on- verhoeds en plompverloren met het avond- blad van gisteren in onze brievenbus is ge- dihvd. Niemand heeft dit merkwaardige ihdividu verwacht, niemand heeft op zijn komst gerekend en plotseling, bij wijze van administratieven maatregel, zonder vooraf gaande waarschuwing, zooals dat heet, zitten we er mee opgescheept. En als we nu maar wisten waarmee wij opgescheept zaten, dan zouden wij er ons nog mee kunnen verzoe nen. Misschien zouden wij zelfs pogingen aanwenden om ons erovei te verblijden. Maar dat is het 'em juist. Deze achthon- derdduizendste Amsterdammer heeft voor ons geen gestalte. Het is best mogelijk, dat Wij hem al meer dan eens zijn tegengekomen in de Kalverstraat. Misschien hebben wij sa men met hem gestaan op het achterbalcon van lijn 25. Misschien hebben wij onszelf afgevraagd: „Wat is dat voor een vervelende kerel?" Misschien hebben wij hem ook wel be wonderd om de geestigheid van zijn con versatie. Het is alles heel goed mogelijk, maar wij weten het niet. Deze achthonderd- duizendste Amsterdammer is nog erger dan een mythe, hij is de laatste administratieve nul in het cijfer 800.000. Er wordt tegenwoordig nogal eens gespro ken over den Ariër. En als men de geleerden Solooven mag, dan bestaat de Ariër eigenlijk fj'et. Maar wij weten van hem wel, dat hij '°nd haar heeft en blauwe oogen. In het a'gemeen kennen wij van dit illustere per- sonnage tenminste het signalement, en dat m zoodanig, dat het eigenlijk doodjammer staa^ de man' op Wien het slaat' ni6t be" best® f^honderdduizendste Amsterdammer at wèl. Maar hij heeft geert signalement. we*en de kleuren van zijn haar en oogen t. IVn kennen zijn adres niet. Wij weten w-Wat hiJ uitvoert. Wij weten alleen maar, dat hij de aeht- honderdduizendste is en dat is in dit geval wel een beetje erg vage omschrijving. Het is onbegonnen werk om hem te zoeken, want het bureau van den burgerlijken stand weet zelf niet waar het hem moet zoeken en de achthonderdduizendste burger van Amster dam heeft er naar alle. waarschijnlijkheid geen flauw vermoeden van welk een eer hem te beurt is gevallen, zoodat. het volstrekt onbegonnen werk is hem door een oproeping san te manen zichzelf bekend te maken. Neen, dan de zevenhonderdvijftigduizendste Amsterdammer, dien wij tien jaar geleden hebben begroet aan den overkant van het tJ en die Jan heet. Dat was tenminste een Seboren Amsterdammer. We konden bij hem °P visite gaan en al trok hij zich in zijn varg "iets aan van de belangstelling waar- »,.b het middelpunt was hij was toch een sympathieke baby. moeten ^r!?r, cien 800.000sten Amsterdammer meer in de ^onderstellen, dat hij niet niet de flauwst! en wij bebben er zelfs kan hebben gestat W3ar zijn wieg En dit is toch wei in de toekomst waa^ffi« er zube" veel mogelijkheden mee^^ duizend- of honderdduizendtal volmaakt te vieren. fn 1829 waren er in Amsterdam slechts even meer dan tweehonderdduizend Amsterdam- ^ers en de menschen die toen leefden, zul. v* 2ieh waarschijnlijk niet hebben kunnen sf ,rst6llen, dat het inwoneraantal van hun hp. bÜ het begin van de twintigste eeuw 1 balf millioen zou hebben overschreden. Maar in 1929 wisten de deskundigen ons te vertellen, dat wij ons niet moesten in- Deelden, dat Amsterdam ooit veel meer dan ®en millioen inwoners zou tellen. De laatste veertig jaar zijn er bijna driehonderdduizend ^sterdammers bijgekomen, ongeacht de midd'Se tienduizenden soortgenooten, die in- ligebels hebben ontdekt, dat het veel voordee- lastip '1 om in een andere gemeente als be- Nieti(f alend burger te staan ingeschreven sterc,arn'k zeggen de deskundigen dat Am- betreft t in de toekomst wat zijn inwoners ons daaim ^'h'onnair zal brengen en dat wij Amsterdam0 tevreden moeten stellen. In het al heeIemaaiVun de toekomst. dat op papier millioen in laar is za' Plaats zijn voor een Als deze u oners en niet voor meer. Basta! noe li. r0keninS uitkomt, zullen wij dus een "71 vierrhaa] de gelegenheid hebben vlJftigduizendsten Amsterdammer erbti le verwelkomen. bon'i daarom is het zoo jammer, dat de acht- filipt rdduizendste Amsterdammer ons ont kunnen de vlag niet voor hem uit- tat'Cn kunnen hem geen taart en felici- 'e thuis sturen. We kunnen hem niet uit nodigen voor een huldiging door onze ove- zevenhonderd negen en negentig dui- nd negen honderd negen en negentig Am v.erdammers. We kunnen hem niet inter jeewen en hem niet vragen met welke gevoe- hs een mensch bezield is, die onverhoeds ^mromoveerd wordt tot den achthonderd tre1::endste van ziin stadgenooten. Zijn por- hetv, 2al n'et in de krant komen, we kunnen en a"een maar beschouwen als een cijfei Gr lvat voor een cijfer! En verder bestaat alle reden om te vermoeden, dat de acht onderdduizendste Amsterdammer heele a geen Amsterdammer is, maar een van on»= ,v|"e<;nidelingen die zich tijdelijk in tvoor S 3 ben gevestigd en die misschien komen z" ZUUen Veidwynen als zy Vandaar dan ook, dat het bevolkingsregis ter den achthonderdduizendsten Amsterdam mer niet geheel au serieux neemt. Sterker non het beschouwt den achthonderdduizendsten Amsterdammer niet als echt, maar als admi nistratief. Van dit moment af neeft dus een nieuw type mensch zijn intrede in de wereld geschiedenis gedaan, n.l. dat van den admi nistratieven Amsterdammer. In het vervolg zullen wij dus onderscheid moeten maken tus- schen de echte en administratieve Amster dammers, die niet echt zijn. Voor den goeden gang van zakert en om latere misstanden te voorkomen, stellen wij dan ook voor, dat ach ter den naam van iedere baby, die in het ver volg ingeschreven wordt in de registers van den burgerlijken stand, vermeld zal worden de qualificatie „echt" of „administratief", want anders kon het op den duur wel voor komen, dat een Amsterdammer, die zich zelf zijn heelen leven voor echt heeft versleten, op een kwaden dag tot de ontdekking komt, dat hij alleen maar administratief is. Eén voordeel heeft het maken van deze onderscheiding toch wel. Het opent n.l. de mogelijkheid, dat we toch nog eens de komst zullen kunnen vieren van den achthonderd duizendsten Amsterdammer, van den échten wel te verstaan. Gistermiddag is de soldaat J. de Vries, af komstig uit Soest, die op 15 Januari j.l. bij een ontploffing in Oost Groningen zwaar werd gewond en in het academisch zieken huis aldaar werd opgenomen, aan de gevol gen van het ongeval overleden. Dit is dus het zesde slachtoffer dat door deze ontploffing is omgekomen. Op wetsontwerp 273 is de naturalisatie voorgesteld van K. Bagar, Ginneken; H. A. M. Bischoff, Zowwel; H. Bödecker, Tjisaga; P. Brünken, Venloj E. Goodlifk, Bodjonegoro; C. Hellmann, Hilversum, A. Henle, A'dam; S. Hulisz, Schipluiden; R. Juttmann, R'dam; H. Kasten, Doetinchem; K. Manner, Buiten zorg; H. Martinu, Ridderkerk; H. Ohm, Batoe Radja; B. F. H. A. Russel, Haarlem; M. K. Sonderkamp, Eindhoven; O. Stern, R'dam; K. Tax, Den Haag; D. Zannis, R'dam; R. Fartuck R'dam en J. F. J. Moss, Enschede. B(R)EI(D)T UW TIJD. De eingenaar van een dameskapsalon te Londen kwam op het idee om zijn clientele in de gele genheid te stellen voor de soldaten aan het front te breien, terwijl zij een lang durige behandeling van het haar ondergaan. De botter „H.D. 40" waaromtrent men zich in IJmuiden ongerust heeft gemaakt, omdat deze reeds gistermorgen had moeten bin- nenloopen, heeft omstreeks vier uur in den middag de haven van IJmuiden bereikt. Door den oostenwind was het scheepje verder de zee opgegaan, dan de bedoeling was, zoodat het niet op den gewonen tijd binnen kon zijn. De „Neeltje Jacoba" welke was uitgevaren om op zoek te gaan naar de botter, is radio- telefonisch teruggeroepen. Dezer dagen vergaderden te Utrecht ver tegenwoordigers van den Bond van Neder- landsche onderwijzers, het Katholieke On derwijzers Verbond, het Nederlandsche On derwijzers Genootschap, de Unie van Chris telijke Onderwijzers en de Vereeniging van hoofden van scholen. Besproken werd in hoeverre het wensche- lijk zou zijn, thans opnieuw een actie voor verbetering van de leerlingenschaal in te zetten. De wijze, waarop dit vraagstuk bij de behandeling der begrooting was afgedaan, was verre van bevredigend en algemeen was men van oordeel, dat men in de hierdoor ontstane situatie niet mocht berusten. In de toezegging van den minister, dat hij voor de volgende begrooting het vraagstuk van de leerlingenschaal en daarmede samen hangende kwesties nog eens opnieuw onder de oogen zou zien, werd aanleiding gevonden zich wederom te wenden tot den raad van ministers en de Staten-Generaal met het dringend verzoek gelden beschikbaar te stel len, waardoor nog in den loop van dit jaar de noodzakelijke verbetering van de leerlin genschaal tot stand zal kunnen komen. Hoe hoog het water in het land van Maas en Waal staat, laat deze opname zien. De stammen der vruchtboom en in den boomgaard staat tot aan de takken in het water, terwijl de ingangen van vele huizen geheel door water en ijs zijn versperd, zoodat. men verplicht is van den dijk af door het dak het huis binnen te komen. Over het belastingjaar 19381939 had 95 procent van de aangeslagenen in de inkom stenbelasting een inkomen beneden 5000. Hun inkomens bedroegen 72 procent van het totaal, terwijl zij in verband met het pro gressieve tarief slechts 33 procent bijdroegen mummi V* Tl Het was een drukte van belang in het kleine houthakkerskamp waar Betty Wilson en de Cowboys van de Dennenheuvelhoeve bezig waren met het verzamelen van hun voorraad winterbrandstof. De beer maakte zich meester van een pot jam. De jongens hadden Tubby den goedmoe- digen dikken kok, verrast bij zijn middag dutje en om hem te plagen hadden zij van blokken hout een kooi rond hem gebouwd. Het bleek echter een geval te zijn van „wie het laatst lacht, lacht het best", want een groote bruine beer was het kamp ko men binnenstappen en nu bleek, dat Tubby de eenige was, die van het dier niets te vreezen had. De jongens waren genoodzaakt te vluch ten en zich voor den beer in de boomen in veiligheid te stellen, doch Tubby kon blij ven waar hij was en zijn makkers hartelijk uitlachen. De groote beer bleek hongerig te zijn. Hij had absoluut geen zin om de jongens achterna te zitten. Hij had alleen zin om nietS ilekker te eten en het duurde dan ook „nn of bi-i begon in den keukenwagen Tn dén f rond te snuffelen, j Wen.rg v? bevor|d zich een flinke voor- °p het fornuis S.„M en aardappe i soort voedsel liet bruintje koud_ Zijn v r angen ging uit naar groenten en fruit of liever nog naar j of marmelade of gecondenseerde meik. Met een tevreden geknor trok de beer een grooten zak meel uit den wagen, scheurde dezen met zijn scherpe nagels open en toen hij ontdekte wat de inhoud er van was keek hij er verder niet naar om. Opnieuw bukte „Blijf van die jam af", riep Tubby. tiij zich en maakte zich meester van een groot blik jam. „Al'm, m'm", knorde het groote dier te vreden, terwijl het zijn poot in het blik stak en zijn groote muil met jam vulde. Tubby gluurde door de tralies van zijn „kooi" en toen hij zag wat er gaande was begon hij te kreunen „Mijn heerlijke aardbeienjam!" klaagde hij. „De laatste pot, dien we nog over heb ben! Dat gaat te ver! Ik dien iets te doen om te voorkomen, dat hij alles verslindt!" Hij keek rond of hij niets kon ont dekken, waarmee hij den beer op de vlucht kon jagen, doch het eenige wat hij vond was een langen stok, die aan een der zijkanten buiten zijn „kooi" tegen de „tralies" stond. Hij slaagde er in zich van den stok meester te maken, trok hem naar binnen en bemerkte dat hij den beer er juist mee bereiken kon. „Hoesj!" riep hij. „Smeer 'm vlug! Wil je wel eens van die jam afblijven!" Onder het uiten dezer woorden porde hij den beer met den stok in den rug, waarop bruintje woedend begon te brommen. Langzaam draaide het groote dier zich om, vestigde zijn kleine, bijziende oogen eerst op den stok en keek toen naar de plaats waar Tubby stond. „Brrr!" gromde debeer alsof hij zeggen wilde: „ik zie wel waar je je schuil houdt!" Vervolgens likte hij kalm alle jam van zijn poot en liep toen op de door de jongens gebouwde kooi toe om het geval eens nader te bekijken. Betty Wilson en haar Indiaansch vriendinnetje Le lie stonden teza men met den voorman Tony Tring achter een dikken boom en volgden alle be wegingen van den grooten bruinen beer. Tony die een geladen geweer bij zich had wilde dit juist aan zijn schouder brengen om op bruintje te schietentoen Betty hem tegen hield. „Niet doen!" zei ze haastig. Het is veel te gevaarlijk om te schieten, zoolang het dier daar vlak bij Tubby staat. De beer had inmiddels den stapel balken bereikt en keek door de openingen nieuws gierig naar den dikken kok. Tubby schrok zoo, dat hij achteruit sprong, waarbij hij half struikelde over den stok waarmede hij tevoren den beer in den rug gepord had. Hij was den stok haast weer ver geten, doch toen hij nu na het strui- kelen, weer overeind krabbelde, nam j berr» op en stak hem door een der openingen in zijn „kooi" ter hoogte van den maag van den beer. Vervolgens sprong hij eenige malen de kooi rond waafbij hij allerlei vreemde geluiden uitstiet De beer liet een nijdig gegrom hooren en deed een aanval op de „kooi", om zich op zijn kwelgeest te wreken. Onder het slaken van een luiden kreet rprong Tubby naar voren en de beer kreeg zoo'n geweldigen duw tegen zijn maag, dat hij achterover tuimelde en boven op het fornuis kwam te zitten Een ondeelbaar oogenblik zat het dier te hijgen van woede, doch toen sprong het luid brullend overeind. Om Tubby echter bekommerde de beer Tubby duwde den stok tegen den beer. zich absoluut niet meer. Hij koesterde blijk baar slechts één verlangen en dat was om zoo snel mogelijk de rivier te bereiken en daarin zijn geschroeiden rug af te koelen. Hij rende den heuvel af, sprong pardoes in de rivier en bleef op een ondiepe plaats zitten uitblazen. De cowboys stikten bijna van het lachen en toen zij weer in het kamp waren gaf Betty hen opdracht om Tubby te bevrijden en daarna het hout op de wagens te laden. „Ha', ha, ha," lachte Tubby, „vinden jullie het geen pracht mop? Nog wel bedankt hoor, dat jullie me in een kooitje gezet hebt! Ik was de eenige, die veilig was voor dien beer!" „Lach jij maar gerust, dik mirakel," antwoordde een der jongens toen hij den stapel begon af te breken. „Voor uit, kom er nu maar uit, want hier is 'ruimte genoeg om er door te kruipen." Tubby wrong zich door de opening, die zijn makkers in den houtstapel gemaakt hadden en begon onmiddel lijk de potten, pannen en schotels af t.e wasschen, waarna hij het vuur in het fornuis eens flink opstookte, opdat het goed heet zou zijn tegen den tijd dat hij zou beginnen aan het bereiden van den avondmaaltijd. Op dat oogenblik echter liep Betty op hem toe. „Houd daar maar mee op, Tubby", zei ze. „We zullen van avond thuis eten. Ik geloof dat de jongens, nu wel voldoende hout gekapt hebben. We zullen ons kamp opbreken en naar den dam gaan. Als het ons een beetje mee loopt, kunnen we al het hout binnen hebben voor bet donker is." Het kamp werd dus opgebroken en Betty en haar cowboys trokken van het kleine bosch op den heuvel langs den oever van de rivier naar den dam, waar de groote balken zich in het water opgehoopt hadden en er als het ware op wachtten om op het droge getrok ken en naar de schuren van het blokhuis vervoerd te worden. y Het jonge Engelsche meisje en Lelie reden, vergezeld van Tubby direct door naar huis. „Ik ben echt blij, dat we een dag vroeger terug zijn dan we gedacht hadden, Betty!" merkte de kok op. „Ik heb 'n heele boel te doen zoodra we thuis zijn. Eerlijk gezegd begon ik bang te worden, dat je vergeten was welke tijd van het jaar het is!" „Hoe kom je daar bij?" verbaasde Betty zich. „Nu ja, het loopt al aardig naar Kerstmis," antwoórdde Tubby, „en ik heb nog niet eens tijd gehad onze voor raden na te gaan om te zien welke bestellingen ik zal moeten doen." Toen de meisje en Tubby thuis kwamen begonnen zij onmiddellijk een lijst op te stellen van de levens middelen, die besteld moesten worden. „Ik zou zeggen, dat we ongeveer vijftig kerstpuddingen moesten klaar maken," zei Tubby gewichtig, „dan hebben we in ieder geval genoeg voor het geval er met de Kerstdagen bezoek komt!" „Vijftig kerstpuddingen!" herhaalde Betty. „Wat wil je daar mee beginnen. Wil je soms alle koeien en stieren een stukje geven?" „Ehneen natuurlijk niet", verdedigde Tubby zich, „maar als er overblijft kunnen we het toch bewaren en...." „O ja?" viel Betty hem in de rede. „Denk je ook niet, dat als jij die puddingen moest bewaren ze gauw verdwenen zouden zijn? Maak jij je maar niet ongerust hoor Tubby, 't Werd al donker toen de jongens thuis kwamen. ik zal wel bestellen wat we noodig hebben". „O, ga je gang", mompelde Tubby, ,ik wou je alleen maar goeden raad geven". „Dat begrijp ik wel", zei Betty, „maak jij nu gauw het eten klaar, want de jongens kunnen elk oogenblik thuiskomen". Terwijl Betty en Lelie dus een lijst op maakten van hetgeen besteld moest worden, was Tubby druk in de weer met zijn fornuis en zrjn potten en pannen en het duurde niet lang voor de jongens met de hoog opgesta pelde wagens hout het erf kwamen op rijden. Hoewel het reeds begoh te schemeren sta ken de cowboys van de Dennenheuvelhoeve hun handen flink uit de mouwen en stapelden het brandhout zóó op, dat zij er gemakkelijk bij zouden kunnen, zelfs als er dien winter veel sneeuw mocht vallen. Toen het zoo donker geworden was, dat men buiten zoo goed als niets meer kon zien, riep Betty: „Komen jullie nu maar eten. Morgen rijd ik naar de stad om inkoopen voor Kerstmis te doen en als ik soms het een of ander voor jullie mee kan brengen, zal ik het doen." „Misschien kan je wel een boek met „mop pen" voor hen meebrengen, Betty!" spotte Tubby. „Misschien leeren ze daar nog wat anders uit dan het bouwen van een kooi van brandhout, ha, ha, ha!" „Lach jij maar, dikkerd!" zei een der cowboys. „Jouw beurt komt heusch nog wel. Met Kerstmis zullen we jou er wel eens fijn in laten loopen!" (Nadruk verboden)- Betty maakte de lijst van Kerstmis-bestellingen. „Zou je denken?" plaagde Tubby, terwijl hij terugliep naar zijn keuken. „Bedankt voor de waarschuwing, ik zal in ieder geval miin oogen goed openhouden". (WORDT VERVC EiGD) in 't totaal der inkomstenbelasting in hoofd som. Daarentegen was 0.02 procent der belas tingplichtigen aangeslagen voor inkomens van 100.000 en meer (in totaal 341 perso nen). Zij hadden 3 pet. van het totale in komen, terwijl zij 22 procent in het totaal dezer belasting bijdroegen. Over hetzelfde jaar was 46 procent van de vermogensbelastingplichtigen aangeslagen voor vermogens beneden 30.000. Te zamen bezaten zij 14 procent van het totale ver mogen en droegen 9 procent bij tot de totale opbrengst der vermogensbelasting in hoofd som. De 816 millionnairs (0,44 procent van het totaal aantal aangeslagenen) bezaten te zamen 14 procent van het totale vermogen en betaalden 15 procent dezer belasting. Het gemiddelde inkomen per aangeslagene bedroeg 2150, het gemiddelde vermogen 69.000. Behalve bovengenoemde cijfers voor alle gemeenten te zamen komt in de zoo juist verschenen eerste aflevering van het maand schrift van het centraal bureau voor de statistiek nog een aantal gegevens voor be treffende de 45 gemeenten boven 20.000 inwoners en de provinciën. De groote verschillen tusschen den wel stand der bevolking blijken wel hieruit, dat in Bussum 35 procent en in Enschede 57 procent van alle aangeslagenen in de inkom stenbelasting een inkomen hadden van 800 1400, terwijl in Den Helder 0,3 procent en in Bussum 5,3 procent van hen 'n inkomen hadden van ƒ10.000 en hooger. Een vermogen van 16.00030.000 beza ten in 's-Gravenhage 32 procent en in Kerk rade 60 procent van alle aangeslagenen in de vermogensbelasting, terwijl in Den Helder 5,7 procent en in Rheden 26 procent van hen 'n vermogen bezaten van 100.000 en hooger. Van de zes gemeenten boven 100.000 in woners is het bedrag der inkomens in Amsterdam het grootste; daarentegen is het bedrag der vermogens het grootste in Den Haag. Van deze groep Is in laatstgenoemde gemeente ook het gemiddelde inkomen en vermogen per aangeslagene het hoogst. Hoogere cijfers voor het gemiddelde inko men worden nog aangetroffen in Bussum 3476), Hilversum 2765) en Zeist 2711); voor het gemiddelde vermogen in Enschedé 126.000), Almelo 110.000) en Rheden 107.000). Van de gemeenten boven 20.000 inwoners heeft Kerkrade het laagste cijfer, zoowel voor het gemiddelde inkomen 1621) als voor het gemiddelde vermogen 37.000). Worden alle 1056 gemeenten in het onder zoek betrokken, dan blijken 130 gemeenten nog een lager gemiddeld inkomen dan 1500 en 141 gemeenten een lager gemid deld vermogen dan 30.000 te hebben. Ver der blijken 8 gemeenten een hooger ge middeld inkomen dan 3500 en eveneens 8 gemeenten een hooger gemiddeld vermogen dan 150:000 te hebben. Op den avond van 1 October om half elf vond te Weert een vechtpartij plaats, waarbij de soldaat H. J. C. N. werd doodgestoken en de soldaat H. van der L. ernstig werd ge wond. Een derde soldaat kreeg door het ge- j beurde een zoodanigen zenuwschok, dat hij in een inrichting moest worden verpleegd en voor den militairen dienst werd afgekeurd. Op den noodlottigen avond was in het café van den café-houder-slager J. K. aan den Parallelweg te Weert een aantal mili tairen bijeengekomen. Onder hen bevond zich de soldaat P. M., die in burger was, en zijn 24-jarige vriend G. de G. Deze kreeg een woordenwisseling met eenige militairen en het gevolg was, dat M. en de G. door den caféhouder en diens dochter buiten de deur werden gezet. Een aantal militairen volgde de beide mannen en buiten ontstond een vechtpartij tusschen M. de G., N. en van der L. Enkele oogenblikken later waren N. en van der L. door messteken getroffen. N. kon nog het café bereiken, waar hij op een stoel ineenzakte. Hij stierf vóór geneeskundige hulp gearriveerd was. Van der L. kwam er beter af, al had hij een flinken steek in den rug gekregen. Leden van de marechaussee-brigade te Weert arresteerden P. M,, die zich Dinsdag voor den krijgsraad te 's Hertogenbosch moest verantwoorden wegens doodslag, subs, mishandeling den dood ten gevolge hebbende. Verdachte ontkende de steken te hebben toegebracht. Er werden tal van getuigen ge hoord, die over het algemeen voor hem be zwarende verklaringen aflegden. De auditeur-militair, mr. van der Kun, achtte den doodslag bewezen en eischte vijf tien jaar gevangenisstraf en ontslag uit den militairen dienst. De verdediger, mr. Smeets uit Weert, pleitte vrijspraak. De krijgsraad zal over veertien dagen von nis wijzen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 1