DE ACHTHONDERDDUIZENDSTE
AMSTERDAMMER
1
Um
INKOMENS EN VERMOGENS
NEDERLAND.
IN
Sef T»bl* »"1-
VERMISTE BOTTER
TERECHT.
Kr
HET RIJKE HAAGJE.
E.H.N SPANNEND
fsïffi'WI LD-WEST VERHAAL'i
WOENSDAG 14 FEBRUARI 1940
De administratieve nul in
het cijfer.
We
ONTPLOFFINGSRAMP IN OOST-
GRONINGEN.
Zesde slachtoffer overleden.
NATURALISATIES.
Behouden IJmuiden binnen,
gevaren.
ACTIE VOOR VERBETERING DER
LEERLINGENSCHAAL.
Bussum en Kerkrade twee uitersten.
raad leven elen stond
MILITAIR DOODGESTOKEN.
Noodlottige vechtpartij te Weert.
Men meldt ons uit Amsterdam:
Aan oen vooravond van den slag bij Val-
my was het Goethè, die aan een kampvuur
tot verbazing van zijn metgezellen consta
teerde, dat er op dat moment een nieuw
tijdperk van de wereldgeschiedenis begon.
Gvffïbc fts<i maar niemand die zich
fcii Valmy bevond realiseerde zich of be
greep dat hij gelijk had. Zeker niet de lui,
die den veldslag leverden.
"Jke historische momenten zijn er niet
Vetti, maar menscnen, die ze onmiddellijk
herkennen, worden er nog veel minder ge
boren, zoodat wij meestal pas achteraf ont
dekken van een historisch moment getuige
te zijn geweest. En op die manier is er eigen
lijk niet veel aardigheid te beleven aan his
torische oogenblikken.
®at bewijst de geschiedenis van den acht-
honderdduizendsten Amsterdammer, die on-
verhoeds en plompverloren met het avond-
blad van gisteren in onze brievenbus is ge-
dihvd. Niemand heeft dit merkwaardige
ihdividu verwacht, niemand heeft op zijn
komst gerekend en plotseling, bij wijze van
administratieven maatregel, zonder vooraf
gaande waarschuwing, zooals dat heet, zitten
we er mee opgescheept. En als we nu maar
wisten waarmee wij opgescheept zaten, dan
zouden wij er ons nog mee kunnen verzoe
nen. Misschien zouden wij zelfs pogingen
aanwenden om ons erovei te verblijden.
Maar dat is het 'em juist. Deze achthon-
derdduizendste Amsterdammer heeft voor
ons geen gestalte. Het is best mogelijk, dat
Wij hem al meer dan eens zijn tegengekomen
in de Kalverstraat. Misschien hebben wij sa
men met hem gestaan op het achterbalcon
van lijn 25. Misschien hebben wij onszelf
afgevraagd: „Wat is dat voor een vervelende
kerel?"
Misschien hebben wij hem ook wel be
wonderd om de geestigheid van zijn con
versatie. Het is alles heel goed mogelijk,
maar wij weten het niet. Deze achthonderd-
duizendste Amsterdammer is nog erger dan
een mythe, hij is de laatste administratieve
nul in het cijfer 800.000.
Er wordt tegenwoordig nogal eens gespro
ken over den Ariër. En als men de geleerden
Solooven mag, dan bestaat de Ariër eigenlijk
fj'et. Maar wij weten van hem wel, dat hij
'°nd haar heeft en blauwe oogen. In het
a'gemeen kennen wij van dit illustere per-
sonnage tenminste het signalement, en dat
m zoodanig, dat het eigenlijk doodjammer
staa^ de man' op Wien het slaat' ni6t be"
best® f^honderdduizendste Amsterdammer
at wèl. Maar hij heeft geert signalement.
we*en de kleuren van zijn haar en oogen
t. IVn kennen zijn adres niet. Wij weten
w-Wat hiJ uitvoert.
Wij weten alleen maar, dat hij de aeht-
honderdduizendste is en dat is in dit geval
wel een beetje erg vage omschrijving. Het
is onbegonnen werk om hem te zoeken, want
het bureau van den burgerlijken stand weet
zelf niet waar het hem moet zoeken en de
achthonderdduizendste burger van Amster
dam heeft er naar alle. waarschijnlijkheid
geen flauw vermoeden van welk een eer hem
te beurt is gevallen, zoodat. het volstrekt
onbegonnen werk is hem door een oproeping
san te manen zichzelf bekend te maken.
Neen, dan de zevenhonderdvijftigduizendste
Amsterdammer, dien wij tien jaar geleden
hebben begroet aan den overkant van het
tJ en die Jan heet. Dat was tenminste een
Seboren Amsterdammer. We konden bij hem
°P visite gaan en al trok hij zich in zijn
varg "iets aan van de belangstelling waar-
»,.b het middelpunt was hij was toch een
sympathieke baby.
moeten ^r!?r, cien 800.000sten Amsterdammer
meer in de ^onderstellen, dat hij niet
niet de flauwst! en wij bebben er zelfs
kan hebben gestat W3ar zijn wieg
En dit is toch wei
in de toekomst waa^ffi« er zube"
veel mogelijkheden mee^^
duizend- of honderdduizendtal volmaakt te
vieren.
fn 1829 waren er in Amsterdam slechts even
meer dan tweehonderdduizend Amsterdam-
^ers en de menschen die toen leefden, zul.
v* 2ieh waarschijnlijk niet hebben kunnen
sf ,rst6llen, dat het inwoneraantal van hun
hp. bÜ het begin van de twintigste eeuw
1 balf millioen zou hebben overschreden.
Maar in 1929 wisten de deskundigen ons
te vertellen, dat wij ons niet moesten in-
Deelden, dat Amsterdam ooit veel meer dan
®en millioen inwoners zou tellen. De laatste
veertig jaar zijn er bijna driehonderdduizend
^sterdammers bijgekomen, ongeacht de
midd'Se tienduizenden soortgenooten, die in-
ligebels hebben ontdekt, dat het veel voordee-
lastip '1 om in een andere gemeente als be-
Nieti(f alend burger te staan ingeschreven
sterc,arn'k zeggen de deskundigen dat Am-
betreft t in de toekomst wat zijn inwoners
ons daaim ^'h'onnair zal brengen en dat wij
Amsterdam0 tevreden moeten stellen. In het
al heeIemaaiVun de toekomst. dat op papier
millioen in laar is za' Plaats zijn voor een
Als deze u oners en niet voor meer. Basta!
noe li. r0keninS uitkomt, zullen wij dus
een "71 vierrhaa] de gelegenheid hebben
vlJftigduizendsten Amsterdammer erbti
le verwelkomen.
bon'i daarom is het zoo jammer, dat de acht-
filipt rdduizendste Amsterdammer ons ont
kunnen de vlag niet voor hem uit-
tat'Cn kunnen hem geen taart en felici-
'e thuis sturen. We kunnen hem niet uit
nodigen voor een huldiging door onze ove-
zevenhonderd negen en negentig dui-
nd negen honderd negen en negentig Am
v.erdammers. We kunnen hem niet inter
jeewen en hem niet vragen met welke gevoe-
hs een mensch bezield is, die onverhoeds
^mromoveerd wordt tot den achthonderd
tre1::endste van ziin stadgenooten. Zijn por-
hetv, 2al n'et in de krant komen, we kunnen
en a"een maar beschouwen als een cijfei
Gr lvat voor een cijfer! En verder bestaat
alle reden om te vermoeden, dat de acht
onderdduizendste Amsterdammer heele
a geen Amsterdammer is, maar een van
on»= ,v|"e<;nidelingen die zich tijdelijk in
tvoor S 3 ben gevestigd en die misschien
komen z" ZUUen Veidwynen als zy
Vandaar dan ook, dat het bevolkingsregis
ter den achthonderdduizendsten Amsterdam
mer niet geheel au serieux neemt. Sterker non
het beschouwt den achthonderdduizendsten
Amsterdammer niet als echt, maar als admi
nistratief. Van dit moment af neeft dus een
nieuw type mensch zijn intrede in de wereld
geschiedenis gedaan, n.l. dat van den admi
nistratieven Amsterdammer. In het vervolg
zullen wij dus onderscheid moeten maken tus-
schen de echte en administratieve Amster
dammers, die niet echt zijn. Voor den goeden
gang van zakert en om latere misstanden te
voorkomen, stellen wij dan ook voor, dat ach
ter den naam van iedere baby, die in het ver
volg ingeschreven wordt in de registers van
den burgerlijken stand, vermeld zal worden
de qualificatie „echt" of „administratief",
want anders kon het op den duur wel voor
komen, dat een Amsterdammer, die zich zelf
zijn heelen leven voor echt heeft versleten, op
een kwaden dag tot de ontdekking komt, dat
hij alleen maar administratief is.
Eén voordeel heeft het maken van deze
onderscheiding toch wel. Het opent n.l. de
mogelijkheid, dat we toch nog eens de komst
zullen kunnen vieren van den achthonderd
duizendsten Amsterdammer, van den échten
wel te verstaan.
Gistermiddag is de soldaat J. de Vries, af
komstig uit Soest, die op 15 Januari j.l. bij
een ontploffing in Oost Groningen zwaar
werd gewond en in het academisch zieken
huis aldaar werd opgenomen, aan de gevol
gen van het ongeval overleden.
Dit is dus het zesde slachtoffer dat door
deze ontploffing is omgekomen.
Op wetsontwerp 273 is de naturalisatie
voorgesteld van K. Bagar, Ginneken; H. A.
M. Bischoff, Zowwel; H. Bödecker, Tjisaga;
P. Brünken, Venloj E. Goodlifk, Bodjonegoro;
C. Hellmann, Hilversum, A. Henle, A'dam;
S. Hulisz, Schipluiden; R. Juttmann, R'dam;
H. Kasten, Doetinchem; K. Manner, Buiten
zorg; H. Martinu, Ridderkerk; H. Ohm, Batoe
Radja; B. F. H. A. Russel, Haarlem; M. K.
Sonderkamp, Eindhoven; O. Stern, R'dam; K.
Tax, Den Haag; D. Zannis, R'dam; R. Fartuck
R'dam en J. F. J. Moss, Enschede.
B(R)EI(D)T UW TIJD. De eingenaar
van een dameskapsalon te Londen kwam
op het idee om zijn clientele in de gele
genheid te stellen voor de soldaten aan
het front te breien, terwijl zij een lang
durige behandeling van het haar
ondergaan.
De botter „H.D. 40" waaromtrent men zich
in IJmuiden ongerust heeft gemaakt, omdat
deze reeds gistermorgen had moeten bin-
nenloopen, heeft omstreeks vier uur in den
middag de haven van IJmuiden bereikt. Door
den oostenwind was het scheepje verder de
zee opgegaan, dan de bedoeling was, zoodat
het niet op den gewonen tijd binnen kon zijn.
De „Neeltje Jacoba" welke was uitgevaren
om op zoek te gaan naar de botter, is radio-
telefonisch teruggeroepen.
Dezer dagen vergaderden te Utrecht ver
tegenwoordigers van den Bond van Neder-
landsche onderwijzers, het Katholieke On
derwijzers Verbond, het Nederlandsche On
derwijzers Genootschap, de Unie van Chris
telijke Onderwijzers en de Vereeniging van
hoofden van scholen.
Besproken werd in hoeverre het wensche-
lijk zou zijn, thans opnieuw een actie voor
verbetering van de leerlingenschaal in te
zetten. De wijze, waarop dit vraagstuk bij de
behandeling der begrooting was afgedaan,
was verre van bevredigend en algemeen was
men van oordeel, dat men in de hierdoor
ontstane situatie niet mocht berusten.
In de toezegging van den minister, dat hij
voor de volgende begrooting het vraagstuk
van de leerlingenschaal en daarmede samen
hangende kwesties nog eens opnieuw onder
de oogen zou zien, werd aanleiding gevonden
zich wederom te wenden tot den raad van
ministers en de Staten-Generaal met het
dringend verzoek gelden beschikbaar te stel
len, waardoor nog in den loop van dit jaar
de noodzakelijke verbetering van de leerlin
genschaal tot stand zal kunnen komen.
Hoe hoog het water in het land van Maas en Waal staat, laat deze opname zien.
De stammen der vruchtboom en in den boomgaard staat tot aan de takken in het
water, terwijl de ingangen van vele huizen geheel door water en ijs zijn versperd,
zoodat. men verplicht is van den dijk af door het dak het huis binnen te komen.
Over het belastingjaar 19381939 had 95
procent van de aangeslagenen in de inkom
stenbelasting een inkomen beneden 5000.
Hun inkomens bedroegen 72 procent van het
totaal, terwijl zij in verband met het pro
gressieve tarief slechts 33 procent bijdroegen
mummi
V* Tl
Het was een drukte van belang in het
kleine houthakkerskamp waar Betty Wilson
en de Cowboys van de Dennenheuvelhoeve
bezig waren met het verzamelen van hun
voorraad winterbrandstof.
De beer maakte zich meester van een pot jam.
De jongens hadden Tubby den goedmoe-
digen dikken kok, verrast bij zijn middag
dutje en om hem te plagen hadden zij van
blokken hout een kooi rond hem gebouwd.
Het bleek echter een geval te zijn van
„wie het laatst lacht, lacht het best", want
een groote bruine beer was het kamp ko
men binnenstappen en nu bleek, dat Tubby
de eenige was, die van het dier niets te
vreezen had.
De jongens waren genoodzaakt te vluch
ten en zich voor den beer in de boomen in
veiligheid te stellen, doch Tubby kon blij
ven waar hij was en zijn makkers hartelijk
uitlachen.
De groote beer bleek hongerig te zijn.
Hij had absoluut geen zin om de jongens
achterna te zitten. Hij had alleen zin om
nietS ilekker te eten en het duurde dan ook
„nn of bi-i begon in den keukenwagen
Tn dén f rond te snuffelen,
j Wen.rg v? bevor|d zich een flinke voor-
°p het fornuis S.„M
en aardappe i soort voedsel liet
bruintje koud_ Zijn v r angen ging uit naar
groenten en fruit of liever nog naar j
of marmelade of gecondenseerde meik.
Met een tevreden geknor trok de beer een
grooten zak meel uit den wagen, scheurde
dezen met zijn scherpe nagels open en toen
hij ontdekte wat de inhoud er van was keek
hij er verder niet naar om. Opnieuw bukte
„Blijf van die jam af", riep Tubby.
tiij zich en maakte zich meester van een
groot blik jam.
„Al'm, m'm", knorde het groote dier te
vreden, terwijl het zijn poot in het blik stak
en zijn groote muil met jam vulde.
Tubby gluurde door de tralies van zijn
„kooi" en toen hij zag wat er gaande was
begon hij te kreunen
„Mijn heerlijke aardbeienjam!" klaagde
hij. „De laatste pot, dien we nog over heb
ben! Dat gaat te ver! Ik dien iets te doen
om te voorkomen, dat hij alles verslindt!"
Hij keek rond of hij niets kon ont
dekken, waarmee hij den beer op de
vlucht kon jagen, doch het eenige wat
hij vond was een langen stok, die aan
een der zijkanten buiten zijn „kooi"
tegen de „tralies" stond.
Hij slaagde er in zich van den stok
meester te maken, trok hem naar
binnen en bemerkte dat hij den beer
er juist mee bereiken kon.
„Hoesj!" riep hij. „Smeer 'm vlug!
Wil je wel eens van die jam afblijven!"
Onder het uiten dezer woorden
porde hij den beer met den stok in
den rug, waarop bruintje woedend
begon te brommen.
Langzaam draaide het groote dier
zich om, vestigde zijn kleine, bijziende
oogen eerst op den stok en keek toen
naar de plaats waar Tubby stond.
„Brrr!" gromde debeer alsof hij
zeggen wilde: „ik zie wel waar je je schuil
houdt!"
Vervolgens likte hij kalm alle jam van
zijn poot en liep toen op de door de jongens
gebouwde kooi toe om het geval eens nader
te bekijken.
Betty Wilson en
haar Indiaansch
vriendinnetje Le
lie stonden teza
men met den
voorman Tony
Tring achter een
dikken boom en
volgden alle be
wegingen van den
grooten bruinen
beer.
Tony die een
geladen geweer
bij zich had wilde
dit juist aan zijn
schouder brengen
om op bruintje te
schietentoen
Betty hem tegen
hield.
„Niet doen!" zei ze haastig. Het is veel
te gevaarlijk om te schieten, zoolang het dier
daar vlak bij Tubby staat.
De beer had inmiddels den stapel balken
bereikt en keek door de openingen nieuws
gierig naar den dikken kok.
Tubby schrok zoo, dat hij achteruit sprong,
waarbij hij half struikelde over den stok
waarmede hij tevoren den beer in den
rug gepord had.
Hij was den stok haast weer ver
geten, doch toen hij nu na het strui-
kelen, weer overeind krabbelde, nam
j berr» op en stak hem door een der
openingen in zijn „kooi" ter hoogte
van den maag van den beer.
Vervolgens sprong hij eenige malen
de kooi rond waafbij hij allerlei
vreemde geluiden uitstiet
De beer liet een nijdig gegrom
hooren en deed een aanval op de
„kooi", om zich op zijn kwelgeest te
wreken.
Onder het slaken van een luiden
kreet rprong Tubby naar voren en
de beer kreeg zoo'n geweldigen duw
tegen zijn maag, dat hij achterover
tuimelde en boven op het fornuis
kwam te zitten
Een ondeelbaar oogenblik zat het dier te
hijgen van woede, doch toen sprong het luid
brullend overeind.
Om Tubby echter bekommerde de beer
Tubby duwde den stok tegen den beer.
zich absoluut niet meer. Hij koesterde blijk
baar slechts één verlangen en dat was om
zoo snel mogelijk de rivier te bereiken en
daarin zijn geschroeiden rug af te koelen.
Hij rende den heuvel af, sprong pardoes
in de rivier en bleef op een ondiepe plaats
zitten uitblazen.
De cowboys stikten bijna van het lachen
en toen zij weer in het kamp waren
gaf Betty hen opdracht om Tubby te
bevrijden en daarna het hout op de
wagens te laden.
„Ha', ha, ha," lachte Tubby, „vinden
jullie het geen pracht mop? Nog wel
bedankt hoor, dat jullie me in een
kooitje gezet hebt! Ik was de eenige,
die veilig was voor dien beer!"
„Lach jij maar gerust, dik mirakel,"
antwoordde een der jongens toen hij
den stapel begon af te breken. „Voor
uit, kom er nu maar uit, want hier
is 'ruimte genoeg om er door te
kruipen."
Tubby wrong zich door de opening,
die zijn makkers in den houtstapel
gemaakt hadden en begon onmiddel
lijk de potten, pannen en schotels af
t.e wasschen, waarna hij het vuur in
het fornuis eens flink opstookte, opdat
het goed heet zou zijn tegen den tijd dat
hij zou beginnen aan het bereiden van den
avondmaaltijd.
Op dat oogenblik echter liep Betty op
hem toe.
„Houd daar maar mee op, Tubby", zei ze.
„We zullen van
avond thuis eten.
Ik geloof dat de
jongens, nu wel
voldoende hout
gekapt hebben.
We zullen ons
kamp opbreken
en naar den dam
gaan. Als het ons
een beetje mee
loopt, kunnen we
al het hout binnen
hebben voor bet
donker is."
Het kamp werd
dus opgebroken
en Betty en haar
cowboys trokken
van het kleine
bosch op den
heuvel langs den oever van de rivier naar
den dam, waar de groote balken zich in
het water opgehoopt hadden en er als het
ware op wachtten om op het droge getrok
ken en naar de schuren van het blokhuis
vervoerd te worden. y
Het jonge Engelsche meisje en Lelie reden,
vergezeld van Tubby direct door naar huis.
„Ik ben echt blij, dat we een dag
vroeger terug zijn dan we gedacht
hadden, Betty!" merkte de kok op.
„Ik heb 'n heele boel te doen zoodra
we thuis zijn. Eerlijk gezegd begon
ik bang te worden, dat je vergeten
was welke tijd van het jaar het is!"
„Hoe kom je daar bij?" verbaasde
Betty zich.
„Nu ja, het loopt al aardig naar
Kerstmis," antwoórdde Tubby, „en ik
heb nog niet eens tijd gehad onze voor
raden na te gaan om te zien welke
bestellingen ik zal moeten doen."
Toen de meisje en Tubby thuis
kwamen begonnen zij onmiddellijk
een lijst op te stellen van de levens
middelen, die besteld moesten worden.
„Ik zou zeggen, dat we ongeveer
vijftig kerstpuddingen moesten klaar
maken," zei Tubby gewichtig, „dan
hebben we in ieder geval genoeg voor het
geval er met de Kerstdagen bezoek komt!"
„Vijftig kerstpuddingen!" herhaalde Betty.
„Wat wil je daar mee beginnen. Wil je soms
alle koeien en stieren een stukje geven?"
„Ehneen natuurlijk niet", verdedigde
Tubby zich, „maar als er overblijft kunnen
we het toch bewaren en...."
„O ja?" viel Betty hem in de rede. „Denk
je ook niet, dat als jij die puddingen moest
bewaren ze gauw verdwenen zouden zijn?
Maak jij je maar niet ongerust hoor Tubby,
't Werd al donker toen de jongens thuis kwamen.
ik zal wel bestellen wat we noodig hebben".
„O, ga je gang", mompelde Tubby, ,ik
wou je alleen maar goeden raad geven".
„Dat begrijp ik wel", zei Betty, „maak jij
nu gauw het eten klaar, want de jongens
kunnen elk oogenblik thuiskomen".
Terwijl Betty en Lelie dus een lijst op
maakten van hetgeen besteld moest worden,
was Tubby druk in de weer met zijn fornuis
en zrjn potten en pannen en het duurde niet
lang voor de jongens met de hoog opgesta
pelde wagens hout het erf kwamen op rijden.
Hoewel het reeds begoh te schemeren sta
ken de cowboys van de Dennenheuvelhoeve
hun handen flink uit de mouwen en stapelden
het brandhout zóó op, dat zij er gemakkelijk
bij zouden kunnen, zelfs als er dien winter
veel sneeuw mocht vallen.
Toen het zoo donker geworden was, dat
men buiten zoo goed als niets meer kon zien,
riep Betty:
„Komen jullie nu maar eten. Morgen rijd
ik naar de stad om inkoopen voor Kerstmis
te doen en als ik soms het een of ander voor
jullie mee kan brengen, zal ik het doen."
„Misschien kan je wel een boek met „mop
pen" voor hen meebrengen, Betty!" spotte
Tubby. „Misschien leeren ze daar nog wat
anders uit dan het bouwen van een kooi van
brandhout, ha, ha, ha!"
„Lach jij maar, dikkerd!" zei een der
cowboys. „Jouw beurt komt heusch nog wel.
Met Kerstmis zullen we jou er wel eens fijn
in laten loopen!"
(Nadruk verboden)-
Betty maakte de lijst van Kerstmis-bestellingen.
„Zou je denken?" plaagde Tubby, terwijl
hij terugliep naar zijn keuken. „Bedankt
voor de waarschuwing, ik zal in ieder geval
miin oogen goed openhouden".
(WORDT VERVC EiGD)
in 't totaal der inkomstenbelasting in hoofd
som.
Daarentegen was 0.02 procent der belas
tingplichtigen aangeslagen voor inkomens
van 100.000 en meer (in totaal 341 perso
nen). Zij hadden 3 pet. van het totale in
komen, terwijl zij 22 procent in het totaal
dezer belasting bijdroegen.
Over hetzelfde jaar was 46 procent van
de vermogensbelastingplichtigen aangeslagen
voor vermogens beneden 30.000. Te zamen
bezaten zij 14 procent van het totale ver
mogen en droegen 9 procent bij tot de totale
opbrengst der vermogensbelasting in hoofd
som. De 816 millionnairs (0,44 procent van
het totaal aantal aangeslagenen) bezaten te
zamen 14 procent van het totale vermogen
en betaalden 15 procent dezer belasting.
Het gemiddelde inkomen per aangeslagene
bedroeg 2150, het gemiddelde vermogen
69.000.
Behalve bovengenoemde cijfers voor alle
gemeenten te zamen komt in de zoo juist
verschenen eerste aflevering van het maand
schrift van het centraal bureau voor de
statistiek nog een aantal gegevens voor be
treffende de 45 gemeenten boven 20.000
inwoners en de provinciën.
De groote verschillen tusschen den wel
stand der bevolking blijken wel hieruit, dat
in Bussum 35 procent en in Enschede 57
procent van alle aangeslagenen in de inkom
stenbelasting een inkomen hadden van 800
1400, terwijl in Den Helder 0,3 procent
en in Bussum 5,3 procent van hen 'n inkomen
hadden van ƒ10.000 en hooger.
Een vermogen van 16.00030.000 beza
ten in 's-Gravenhage 32 procent en in Kerk
rade 60 procent van alle aangeslagenen in
de vermogensbelasting, terwijl in Den Helder
5,7 procent en in Rheden 26 procent van hen
'n vermogen bezaten van 100.000 en hooger.
Van de zes gemeenten boven 100.000 in
woners is het bedrag der inkomens in
Amsterdam het grootste; daarentegen is het
bedrag der vermogens het grootste in Den
Haag. Van deze groep Is in laatstgenoemde
gemeente ook het gemiddelde inkomen en
vermogen per aangeslagene het hoogst.
Hoogere cijfers voor het gemiddelde inko
men worden nog aangetroffen in Bussum
3476), Hilversum 2765) en Zeist
2711); voor het gemiddelde vermogen in
Enschedé 126.000), Almelo 110.000)
en Rheden 107.000).
Van de gemeenten boven 20.000 inwoners
heeft Kerkrade het laagste cijfer, zoowel
voor het gemiddelde inkomen 1621) als
voor het gemiddelde vermogen 37.000).
Worden alle 1056 gemeenten in het onder
zoek betrokken, dan blijken 130 gemeenten
nog een lager gemiddeld inkomen dan
1500 en 141 gemeenten een lager gemid
deld vermogen dan 30.000 te hebben. Ver
der blijken 8 gemeenten een hooger ge
middeld inkomen dan 3500 en eveneens 8
gemeenten een hooger gemiddeld vermogen
dan 150:000 te hebben.
Op den avond van 1 October om half elf
vond te Weert een vechtpartij plaats, waarbij
de soldaat H. J. C. N. werd doodgestoken
en de soldaat H. van der L. ernstig werd ge
wond. Een derde soldaat kreeg door het ge-
j beurde een zoodanigen zenuwschok, dat hij
in een inrichting moest worden verpleegd en
voor den militairen dienst werd afgekeurd.
Op den noodlottigen avond was in het
café van den café-houder-slager J. K. aan
den Parallelweg te Weert een aantal mili
tairen bijeengekomen. Onder hen bevond zich
de soldaat P. M., die in burger was, en zijn
24-jarige vriend G. de G. Deze kreeg een
woordenwisseling met eenige militairen en
het gevolg was, dat M. en de G. door den
caféhouder en diens dochter buiten de deur
werden gezet. Een aantal militairen volgde
de beide mannen en buiten ontstond een
vechtpartij tusschen M. de G., N. en van der
L. Enkele oogenblikken later waren N. en
van der L. door messteken getroffen. N. kon
nog het café bereiken, waar hij op een stoel
ineenzakte. Hij stierf vóór geneeskundige
hulp gearriveerd was. Van der L. kwam er
beter af, al had hij een flinken steek in den
rug gekregen.
Leden van de marechaussee-brigade te
Weert arresteerden P. M,, die zich Dinsdag
voor den krijgsraad te 's Hertogenbosch
moest verantwoorden wegens doodslag, subs,
mishandeling den dood ten gevolge hebbende.
Verdachte ontkende de steken te hebben
toegebracht. Er werden tal van getuigen ge
hoord, die over het algemeen voor hem be
zwarende verklaringen aflegden.
De auditeur-militair, mr. van der Kun,
achtte den doodslag bewezen en eischte vijf
tien jaar gevangenisstraf en ontslag uit den
militairen dienst.
De verdediger, mr. Smeets uit Weert,
pleitte vrijspraak.
De krijgsraad zal over veertien dagen von
nis wijzen.