DE MOORD OP DEN AGENT TE HAARLEM, KERKELIJKE BELANGEN *!TT EVACUATR Ned. ambulance naar Finland VRIJDAG 22 MAART 1940 CONCURRENTIE WAS DE OORZAAK. Verzekeringsman sloeg collega den schedel in. ZIELZORG IN DE VLUCHT OORDEN. Onderhond met Slotemaker de prof. dr. Brnïne. Twintig jaar gevangenisstraf geëisclit. Pleidooi. VIJF „ZWARE JONGENS" GEARRESTEERD. Goede nacht voor de politie. Groote krakenopgehelderd Aankoop van magere melk poeder door de regeering. Prijs wordt per tijdvak van vier weken vastgesteld. DIJK BEZWEKEN. Polder bij Meppel overstroomd. GEBED IN DEN RAAD. Gisteren behandelde de strafkamer van de rechtbank te Haarlem, gepresideerd door mr. E, J W. Top, de zaak tegen een 33-jarigen verzekeringsagent, verdacht van moord op zijn collega De La Ch. en van brandstichting in diens woning. In den nacht van 11 op 12 Mei j.l. woedde in een woning in de Hertzogstraat te Haar lem een felle brand. In het holst van den nacht werd de brand ontdekt door een agent van politie, die onmiddellijk de brandweer ■waarschuwde. De brand woedde in het bo venhuis, waar de heer De La Ch. en zijn gezin woonde. De benedenbuurman had zich °P het laatste nippertje in veiligheid kun nen stellen. Pas had hij zijn slaapkamer ver laten, of het plafond stortte in. Een andere buurman wist door het inslaan van een ruit de bovenwoning binnen te komen, doch hij vond niemand, zoodat men aanvankelijk dacht, dat De la Ch. niet thuis was. Temeer was dit aannemelijk, daar diens vrouw in het ziekenhuis vertoefde, waar zij een kind het leven had geschonken. Men veronder stelde, dat De la Ch. bij familie logeerde. Na een half uur was men ,jen brand meester. Toen deed de brandweer een ontstellende ontdekking. jn ne keuken werd het gedeel telijk verkoolde lijk van De la Ch. gevonden. Aanvankelijk dacht men aan een ongeluk. Reeds den volgenden dag arresteerde de recherche een collega en concurrent van den heer De la Ch. Bij de sectie van het lijk was reeds gebleken, dat er een vreeselijke mis daad was gepleegd. De schedel was n.l. inge slagen. De fiets van verd. was voor het huis gezien en ook van andere kanten hadden de recherche berichten bereikt over bezoek, dat He la Ch. op den avond voor het vreeslijke hnsdrijf werd gepleegd, had gehad. Aanvankelijk ontkende verdachte alles, ïater kwam hij met een gedeeltelijke beken tenis voor den dag, waarin hij verklaarde, dat hij 's avonds bij De la Ch. op bezoek kwam. Er ontstond ruzie, omdat verd. van oordeel was, dat De la Ch. op ongeoorloof de wijze klanten bewerkte, die met hem, verd. ,in relatie stonden. Volgens verdachte gaf hij De la Ch. in drift een klap, deze laatste vluchtte naar de keu ken en daar werd de vechtpartij voortgezet. Toen heeft verd. een hamer uit zijn tasch gehaald die hij bij zich droeg en daarmede De la Ch. op het hoofd geslagen. Verd. ver klaart voorts, dat hij dien hamer bij zich droeg om een herstelling aan zijn fiets te verrichten, n.l. om een spie aan te slaan op de krenk van zijn fiets. Deze spie trilde her haaldelijk los. Over deze kwestie bracht des kundige Tas een rapport uit, waarin hij con cludeert, dat de krenk noch de spie eenig spoor van hamerslagen droeg. De officier van justitie, mr. W. M. Paar- dekooper Overman, heeft in de eerste plaats ten laste gelegd moord. Subsidiair legde het O.M. doodslag ten laste. Ten tweede is aan verd. brandstichting in de woning van De La Ch. ten laste gelegd. Het O. M. riep zeventien getuigen, bene vens drie deskundigen n.l. J. V. Tas, inspec teur van politie te Rotterdam, J. P. L. Hulst, arts te Leiden, en dr. C. Klein, zenuwarts te H nrl6m- op. eennl^iger, mr. Francois Pauwels, riep riD„ 'en,al Betuigen a decharge op, benevens deskunöige dr j coenen, zenuwarts te Haarlem. De verd. is door den zenuwarts, dr. Klein toerekeningsvatbaar verklaard, de deskun dige a decharge, dr. Coenen, is echter van oordeel, dat verdachte verminderd toereke ningsvatbaar is. Hoofdinspecteur van politie te Haarlem, M. Wou^ die kort na het uitbreken van den brand in de Hertzogstraat was gekomen, ee een en ander mede omtrent zijn eerste onderzoek m de woning. Nadat agent Polderman, die in den nacht an li op 12 Mei in de Herzogstraat surveil leerde en den brand had ontdekt als ge tuige was gehoord, deed rechercheur Spee een aantal mededeelingen over de situatie in de gedeeltelijk uitgebrande woning. Den dag na den brand had getuige ver dachte gearresteerd. Uitvoerig vertelt de rechercheur, hoe het eerste verhoor verloopen is. Aanvankelijk onkende hij, later, tegen den avond be kende verdachte. De rechercheur Overzet die in de woning van verdachte den hamer in beslag heeft genomen, heeft ook een onderzoek in de woning van De la Ch. ingesteld. Daarna woonde hij het verhoor bij, dat door in specteur Woud en get.'s collega aan ver dachte was afgenomen. Op een vraag van den president wat ver dachte vertelde over een petroleumvergas- ser verklaarde getuige: „Ja, hij zei eerst, dat hij die boven op de la Ch. had gegooid, toen deze op den grond lag. Later trok hij die verklaring weer in." De getuige Mühlhaus, lid van de vrijwil lige brandweer, was bij het vinden van het lijk aanwezig geweest. Het lag voorover. Over het hoofd lag een teil. De brandweer was direct begonnen met de keuken op te ruimen. Pres. „Waar trof u in de keuken den petro- leumvergasser aan?" Getuige wijst op de foto's de plaats aan, vlak achter het lijk lag er een. Dan wordt o.m. de jeugdige weduwe De la Ch. gehoord. Verdachte legt zijn hoofd op den rand van de verdachtenbank en be dekt zijn gezicht met de handen. Zij vertelt, dat verdachte en haar man bij dezelfde maatschappij werkzaam waren. Zoo nu en dan bezocht verdachte haar man. Het was getuige opgevallen, dat verdach te kort voor den noodlottigen nacht erg kortaf was. Het was haar echter bekend, dat verd. geldzorgen had en ziekten in zijn gezin. Op 11 Mei bezocht de heer De la Ch. zijn vrouw in het ziekenhuis. O.a. had hij ver teld, dat hij 's avonds verdachte verwachtte om 'een zakelijke bespreking te houden. De inspecteur van de levensverzekerings maatschappij, waarbij beide mannen in dienst waren, vertelt, dat verd. herhaaldelijk met zijn afrekeningen achter was.. Op den ochtend na den brand had deze getuige nog met verdachte gesproken, hij was toen heel gewoon en heelemaal niet ze nuwachtig. 's Middags was de inspecteur naar de woning van De la Ch. gegaan en had toen gehoord, wat er gebeurd was. Daarna had getuige weer met verdachte gepraat. Toen was hij erg zenuwachtig. Uitvoerig bespreekt de president met ge tuige de verhouding tusschen de beide man nen en hun verhouding tot de maatschappij. Eigenlijk waren zij geen concurrenten, ieder had een eigen, afgebakend terrein. Pres.: Konden ze eikaars posten afhandig maken? Getuige: Neen. Verdachte verdiende 21 per week, de heer De la Ch. daarentegen 50 per week. Getuige was juist van plan geweest alle bij verd. loopende verzekeringen te contro leeren. Mr. Pauwels: Maar daarvoor hoefde hij toch niet bevreesd te zijn. Misschien had hij een gering tekort gehad, maar dat zou hem toch den kop niet gekost hebben. Dat hangt er van af Getuige schetst verd. als een goedhartig man, wel driftig> maar overigens een gemoe delijk man. Verdachte deelt mede, dat de inspecteur, de heer Van Zeeland, hem gezegd had, dat De la Ch. hem, verdachte, niet actief genoeg genoemd had, daar was hij boos om geweest. Geen sprake van, zegt hij, dat ik over plaatsing naar Zeeland had aangevraagd uit vrees voor de aangekondigde controle. Toen getuige Van Zeeland, aldus verklaart deze, nog bij verdachte kwam om hem te vertellen, dat De la Ch. dood was, zat ver dachte adressen te schrijven voor De la Ch. Officier tot verdachte: „terwijl u heel goed wist, dat hij dood was." Verdachte, hevig opgewonden: „dat wist ik niet, dan moest ik wel een ploert zijn, als ik nog adressen voor hem zat te schrijven met de wetenschap, dat hij dood was." Verdachte heeft opgegeven, dat hij steeds een hamer in zijn tasch bij zich had om de krenk van zijn fiets vast te slaan, omdat deze telkens los trilde. Verd. ontkent dus dat hij speciaal dien avond den hamer heeft mee genomen, om er De la Ch. mee te lijf te gaan. De politie-deskundige, Tas, uit Rotterdam, die in de woning een onderzoek heeft inge steld, is van oordeel, dat verdachte het lijk van den neergeslagen De la Ch. in koelen bloede met petroleum heeft overgoten en in brand gestoken. Dit blijkt uit de zware ver brandingen van het lichaam en de minder zware brandplekken in de buurt van het lijk. Verdediger mr. Pauwels: „dit is maar een suppositie, die u door niets kunt bewijzen." Ook had deskundige de krenken van de fiets onderzocht, waarbij hij geen sporen van hamerslagen had gevonden. Deskundige achtte verdachte's verhaal over de reden waarom hij den hamer bij zich droeg, ver zonnen. Verdachte houdt zijn lezing echter vol. De officier van justitie vestigt er de aan dacht op, dat verdachte voor den rechter commissaris heeft verklaard, dat hij na het tumult en na de vechtpartij, toen hij de keu ken verliet, niet heeft gezien, dat er een brandende vergasser bij de worsteling op den grond was gevallen. Verdachte: „Ik ben geen brandstichter, als ik dat had gewild, zou ik de vateii petroleum hebben kunnen gebruiken, die bij De la Ch. ap het balkon stonden. Dan zou er van het huis niets zijn overgebleven. Deskundige dr. Hulst, heeft het lijk ge schouwd. Beenen, onderlijf en hoofd waren zeer ernstig verbrand. De mogelijkheid be staat, dat De la Ch. na de hamerslagen nog even geleefd heeft, doch kort daarna is de dood ingetreden. De slagen zijn met zeer veel kracht toegebracht. Op een vraag van den verdediger of De la Ch. zich na de slagen nog weer kon heb ben opgericht, antwoordt deskundige ont kennend. Hij moet direct bewusteloos zijn geweest. De rechtbank pauzeert hierop. Na de pauze wordt als eerste getuige de schoonzuster van verdachte gehoord. Zij ver telt, dat verdachte meer dan eens over zijn fiets had geklaagd en haar wel eens had ver teld, dat hij steeds een hamer mee moest sjouwen om zijn fiets aan te slaan. Een vrouw, die tegenover verdachte had gewoond, had eenigen tijd verdachte's vrouw, die ziek was, verzorgd. Tegenover haar had verdachte meermalen over zijn fiets geklaagd en hij had haar laten zien, dat hij een hamer in zijn tasch had. Verhoor van verdachte. Verdachte wordt dan aan een verhoor on derworpen. Hij beschrijft wat hij 's avonds gedaan heeft. In een café had hij eenige gla zen bier gedronken, vier of vijf glazen. Hij is van het café naar de woning van de La Ch. gegaan. De fiets had hij voor de deur gezet en zijn tasch, waarin de hamer zat, nam hij mee naar boven. „Vroeger gebruikte ik den hamer veel, maar de laatste vijf, zes weken was het minder noodig." Nogmaals betoogt verd., dat het EEN BLIJ WEERZIEN. Een aardig snapshot op een der Londensche stations, dat gemaakt kon worden bij aankomst van een der treinen met verlofgangers van het leger in Frankrijk. Met prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine, die als contactpersoon tusschen de ambtelijke instanties en de kerkgenootschappen bij de voorbereiding van de evacuatie is ingescha keld, heeft een redacteur van het A.N.P. een onderhoud gehad over de wijze, waarop de belangen der kerkgenootschappen bij dit vraagstuk worden behartigd. De regeering, aldus prof. Slotemaker de Bruine, heeft zich voor oogen gesteld, dat bij de evacuatie zich eenige speciale problemen zullen voordien, welke een afzonderlijke verzorging zullen eischen. Zoo heeft zij ook gedacht aan de bij evacuatie betrokken ker kelijke belangen en ook hiermede rekening gehouden door de aanwijzing van een per soon, die nu reeds speciaal deze belangen moet behartigen. De regeering wenseht zich natuurlijk niet in het interne leven van de kerkgenootschappen te mengen, wel wil zij de kerken behulpzaam zijn bij haar taak, hetgeen geschiedt door voorlichting vooraf en door Speciale voorzieningen met be trekking tot de benoodigde gebouwen en lo kalen. Daarom moet ik, zoo zeide prof. Slo temaker de Bruine, niet als regeeringsver- tegenwoordiger, maar als contactpersoon worden gezien. Prof. Slotemaker de Bruïne vertelde, dat hij contact is begonnen te leggen met die kerkgenootschappen, welke door het aantal hunner lidmaten zonder twijfel met de eva cuatie te maken zullen krijgen: met de Ned. Hervormde kerk, met de Gereformeerde kerken en met de Roomsch Katholieke kerk. Links: de bagage der vertrekkenden ivordt. in de „Ibis" geladen; beneden: mr. IV. baron v. Lyndrn, eerste onder voorzitter van het Ned. Roode Kruis neemt afscheid. Het Ned. Episcopaat heeft rector W. Boke- loh te 'sGravenhage als vertegenwoordiger ad hoe aangewezen. Gevraagd naar het algemeene doel, dat de regeering zich bij de aanwijzing van een contactpersoon voor oogen heeft gesteld, zeide prof. Slotemaker de Bruïne, dat het de bedoeling is, de kerkelijke zielzorg in de vluchtoorden te doen plaats hebben op een wijze, welke zooveel mogelijk overeenkomt met die der verlaten haardsteden en boven dien aan te passen aan de nieuwe, uit de omstandigheden voortvloeiende, behoeften. De regeering streeft er ernstig naar de ver schillende vluchtoorden, waarheen de te ontruimen gemeenten zullen worden over gebracht, aldus te kiezen, dat geloofsgenoo- ten zooveel mogelijk bij geloofsgenooten zullen worden ondergebracht. Natuurlijk kan men op dat gebied niet alles verlangen, doch er wordt, voor zoover dit doenlijk is, voor gewaakt, dat het vluchtoord ook in confes sioneel opzicht een harmonieerende omge ving voor de geëvacueerden zal zijn. Het voornaam^e vraagstuk, dat zich bij evacuatie ten aanzien van de kerken voor doet, is wel de voorziening in de behoefte aan lokaliteiten voor den eeredienst, voor godsdienstonderwijs, jeugdwerk enz. Deze behoefte zal zeer verschillend zijn. In de eerste plaats bestaat de mogelijkheid, dat het betrokken kerkgenootschap in het vluchtoord over voldoende ruimten beschikt. In de tweede plaats kan het zijn dat de aanwas van het aantal kerkleden wordt op gevangen door de instelling van parallel diensten. Deze oplossing zal in de meeste gevallen zelfs afdoende zijn. Mocht noch het een, noch het ander mogelijk blijken, omdat b.v. de betrokken confessie in het vluchtoord te voren weinig of geen vertegenwoordigers telde, dan zal de overheid ongetwijfeld haar hulp verleenen om een localiteit be schikbaar te stellen, b.v. door het vorderen van een school. De interviewer merkte op, dat, gezien de korte spanne tijds, welke tusschen de waar schuwing en de evacuatie zelve kan liggen, moeilijkheden bij het vervoer van archie ven en voorwerpen van eeredienst voor de hand liggen. Kan daar rekening mee wor den gehouden, vroeg hij. „Dan, als het eenmaal zoover is, niet meer", antwoordde de professor. „Thans be staat de mogelijkheid van overbrengen naar veiliger plaatsen. Is eenmaal het gevaar zoo nabij, dat de bevolking gewaarschuwd moet worden voor de dreigende evacuatie, dan geldt ook voor de bedienaren van den gods dienst, dat zij de mee te nemen bagage tot het uiterste moeten beperken. De verschiL lende kerkgenootschappen weten dit ook en het is mij bijvoorbeeld bekend, dat het R. K. episcopaat aan de bij evacuatie betrokken parochies en kerkelijke instellingen een desbetreffend schrijven heeft doen uitgaan, waarin voorbereidende maatregelen zijn aanbevolen". Zal het uiteenvallen van de kerkelijke gemeenten geen moeilijkheden veroorzaken ir. de kerkelijke administrate? Natuurlijk, maar dit is eigenlijk een in terne zaak voor elk kerkgenootschap Het was den professor intusschen bekend, dat de verschillende kerkgenootschappen ook deze en dergelijke kwesties reeds bezig zijn te regelen. Op een vraag van den interviewer, of er nog bijzondere problemen zouden ontstaan door de ontruiming van ziekenhuizen en ge stichten op confessioneelen grondslag, luidde het antwoord, dat dergelijke ontruimingen zich practisch niet voordoen door de beperkt heid van de te evacueeren gebieden. Wel zijn er problemen aanwezig met het oog op de verpleging in geval van oorlog en vluchte lingen-invasie. Ofschoon dit onderwerp niet Valt onder de bemoeienis van prof. Slotema ker de Bruine met het onderhavige pro bleem, was hij toch uit anderen hoofde in staat te antwoorden, dat met het oog op de genoemde eventualiteiten Roode-Kruishelp- sters in opleiding zijn en hulplazaretten wor den voorbereid. Bij deze voorbereidende maatregelen steunt het Roode Kruis de op leiding van helpsters in elke confessioneele nuanceering, zoodat ook in geval van oorlog of vluchtelingen-invasie de ziekenverpleging zooveel mogelijk aangepast zal zijn aan de geestelijke behoeften der bevolkingsgroepen. niets V-'jzonders was, dat hij een hamer bij zich droeg. „Er was bij mij geen voorbe dachte rade". Hij was boven gekomen en de La Ch. had hem gevraagd te gaan zitten. Verd. had de La Ch. ter verantwoording geroepen, omdat deze -r Van Zeeland zou ge zegd hebben, dat hij, verd., niet actief ge noeg was. Er ontstond een woordenwisse ling en verdachte had de La Ch. een klap in het gezicht gegeven. Deze was naar de keu ken geloopen en verd. was hem gevolgd. „Ik kreeg toen den indruk, dat de La Cha een scherp, glinsterend yoorwerp in de hand had. Ik hield mijn linkerhand voor mijn gezicht en gaf de La Ch. een vuistslag. Hij viel toen tegen de aanrecht, maar stond weer op. Toen heb ik hem een klap met den hamer gege ven.... Verdachte windt zich op: „Ik weet niet meer precies wat er gebeurde". Pres.: toen gaf u hem een tweeden klap. Verdachte weet niet meer precies, wat er toen gebeurd is. „Ik greep miin jas en hoed, ik wilde hem helpen, maar ik kon niet. Ik vluchtte. Pres.: En die vergasser? Verd.: Die «wallen zijn, maar ik weet het niet. In zijn wanhoop was verd. de straat op- geloopen. Later was hij teruggekomen om zijn fiets op te halen. Pres.: Ontkent u, dat u dien brand gesticht hebt? Verd.: Absoluut. De psychiater, dr. Klein, had een onder zoek naar verdachtes geestvermogens inge steld. Naar het oordeel van dezen deskun dige is verd. volkomen toerekeningsvatbaar. Als verd. gehandeld heeft in een agressieve driftbui, moet hij op dat oogenblik als ver minderd toerkeningsvatbaar worden be schouwd. De deskundige a décharge dr. L. Coenen, zenuwarts te Haarlem, huldigt een andere meening. Naar zijn oordeel is verd. vermin derd toerekeningsvatbaar. De deskundige be toogt, dat de daden door verdachte onder invloed van affect zijn gepleegd. Bij de volgende getuigen a décharge speelt de fiets weer een hoofdrol; er wordt nl. ver klaard, dat verd. inderdaad de spie en de krenk herhaaldelijk met een hamer bewerk te. Ook weten zij te vermelden, dat verd. den hamer in zijn tasch bij zich droeg. De officier van justitie, mr. Paardekooper Overman, resunieerende in zijn requisitoir de feiten, zooals die aan het licht zijn geko men. Na een aanvankelijke bekentenis gaf verdachte datgene toe, wat men hem met absolute zekerheid kon bewijzen. Het gebruik van een hamer gaf hij niet toe, ofschoon er bloedsporen op waren gevonden. Later kwam hij met de bekentenis over den hamer. Maar dien hamer zou hij steeds bij zich hebben gehad. Opzet tot dooden is zeer zeker aan wezig geweest. Het verhaal over de reden waarom verd. een hamer bij zich droeg, noemt spr. vol komen fantasie, een listig verzinsel van verd. De voorbedachte rade staat naar sprekers oordeel vast. Hij nam een hamer mee, trok de gordijnen dicht, had een wrok tegen den verslagene, ontkent te hebben afgesproken, dat hij dien avond zou komen ofschoon dat absoluut vast staat. Vervolgens bespreekt het O. M. de brand stichting. De vloer onder het lichaam van De la Ch. is niet verbrand. Deze lag dus op den grond, toen de brand begon. Zelf zegt verd., geen vergasser op den grond te hebben zien liggen, toen hij weg ging. Hoe moet de brand anders zijn ontstaan dan ontstoken door dezen verdachte Boven dien is het onmogelijk, dat een dergelijke brand, die door een ongeluk zou zijn ontstaan, pas drie uur later op deze felle wijze uit breekt. Spr. acht het zeer aannemelijk, dat verd. te ruim twaalf uur is weggegaan, doch later is teruggekomen om den brand te stich ten. Deze zienswijze strookt ook met de zienswijze van de deskundigen. Spr. acht zoowel den moord als de brand stichting bewezen en requireert een gevange nisstraf voor den tijd van twintig jaar met aftrek van de voorloopige hechtenis. De verdediger, mr. Fr. Pauwels, besprak eerst de door het O. M. bewezen geachte voorbedachte rade. Deze is naar pleiters meening allerminst bewezen. Men mag de verklaringen van volkomen objectieve getui gen 5 décharge niet wegcijferen. Het staat immers uit die verklaringen wel vast, dat de verd. dien hamer steeds bij zich droeg. Dat verd. zich eerst moed zou hebben inge dronken, bestrijdt pl. De man had geen enkele reden om De la Ch. naar het leven te staan. Hij is driftig geworden en in zijn pathologische drift heeft hij er op los ge slagen. De voorbedachte rade acht pl. in geen enkel opzicht bewezen. Maar ook van dood slag kan z. i. niet worden gesproken. Geen oogenblik heeft verd. er aan gedacht zijn tegenstander te dooden. In de hevigheid van het affect heeft hij niet aan zijn eigen kracht en de zwaarte van het wapen gedacht. Slechts zware mishandeling zou men in dit geval bewezen kunnen achten. Ten aanzien van de brandstichting is pl. het al evenmin met den officier eens. Men weet niet, wat er na de vechtpartij in de keuken is gebeurd, een ongeluk is zeer goed mogelijk. Allerminst is bewezen, dat verd. brand stichtte. We zijn hier weer op het terrein van de veronderstellingen en op dat terrein moet de rechtbank zeker zeer voor zichtig zijn. Het is zeer goed mogelijk, dat de vergasser is omgevallen en dat daardoor en door niets anders de brand is ontstaan. Pl. besloot zijn pleidooi met de bespreking van den persoon van verd. en concludeerde tot de uiterste clementie. Na re- en dupliek stelde de rechtbank de uitspraak vast op 4 April. Woensdag poogde, zoo meldt men ons uit A'dam, een man door middel van een val- schen sleutel een damesmodemagazijn in de Leidschestraat binnen te dringen. De eigenaar was echter nog aanwezig en wist den man aan de politie over te leveren. Hij werd als verdacht van poging tot diefstal, in het bureau Singel opgesloten. Zooals te doen gebruikelijk pluisde de po litie de zaken van haar arrestant terdege uit. Men bleek te doen te nebben met een Italiaan, van wien de politie wist, dat hij deel uitmaakte van een complot Zij ging daarom eens op bezoek bij 's mans kamera den. In den loop van den nacht en den ochtend werden daarop nog vier mannen, twee Italianen en twee Amsterdammers in hun woning aangehouden en naar het bureau overgebracht. Een der heeren voelde zich blijkbaar bij het zien van politie zoo schul dig dat hij maar meteen op de vlucht sloeg. Hij rende naar boven en het dak op, waar de politie hem echter spoedig wist te grijpen. Tevens werden huiszoekingen verricht. Hierbij werden voor de aangehoudenen der mate compromitteerende zaken gevonden, dat de politie aan de hand e iervan verschil lende groote inbraken, in den loop der laat ste jaren in de hoofdstad gepleegd, meent te kunnen ophelderen. De politie noemde in dit Verband de inbraken bij het reisbureau Lissone in de Leidschestraat. bij C.e Hema in de Kalverstraat en bij de Galeries Modernes in de Reguliersbreestraat. Naar men zich zal herinneren werden in deze zaken de brandkasten a la sardine opengesneden en van hun aanzienlijken inhoud beroofd. Zoo werd onder andere bij Lissone ongeveer tien duizend gulden gestolen. De Nederlandsche Zuivelcentrale zal van 21 Maart af tot en met 14 September 1940 gedurende nader te bepalen tijdvakken van als regel 4 weken, magere melkpoeder aan- koopen tegen een vooraf voor elk tijdvak vast te stellen prijs. Voor het tijdvak van 21 Maart tot en met 13 April 1940 zal de aankoopprijs bedragen 15 per 100 k.g. netto, franco spoor of groot vaarwater, inclusief verpakking. De doopplechtigheid van het motorschip „Oranjefontein" op de werf van P. Smit Jr. te Rotterdam, waar dit schip voor rekening van de N.V. Vereenigde Neder landsche Scheepvaart Mij. in aanbouw is, werd verricht door mevr. ValstarSlebe. Gistermiddag is ongeveer een kilometer ten Noorden van Meppel een dijk van de Oude Vaart onder den drang van het water bezweken, waardoor eenige tientallen hec taren land en een weg onder water zijn ko men te staan. Door den hoogen waterstand stond het terrein ter plaatse reeds eenigen tijd gedeeltelijk onder water. Het gat bevindt zich in het Noord-Weste lijk gedeelte van den dijk en is ongeveer achttien meter groot, waardoor het water met kracht in den lager gelegen polder kon stroomen. De gemeenteraad van Ammerzoden heeft in zijn zitting van 19 Maart besloten de ver gaderingen te openen en te sluiten met ge bed.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 1