DE MOORD OP DEN AGENT
TE HAARLEM,
KERKELIJKE BELANGEN
*!TT EVACUATR
Ned. ambulance naar Finland
VRIJDAG 22 MAART 1940
CONCURRENTIE WAS DE
OORZAAK.
Verzekeringsman sloeg collega
den schedel in.
ZIELZORG IN DE VLUCHT
OORDEN.
Onderhond met
Slotemaker de
prof. dr.
Brnïne.
Twintig jaar gevangenisstraf
geëisclit.
Pleidooi.
VIJF „ZWARE JONGENS"
GEARRESTEERD.
Goede nacht voor de
politie.
Groote krakenopgehelderd
Aankoop van magere melk
poeder door de regeering.
Prijs wordt per tijdvak van vier
weken vastgesteld.
DIJK BEZWEKEN.
Polder bij Meppel overstroomd.
GEBED IN DEN RAAD.
Gisteren behandelde de strafkamer van de
rechtbank te Haarlem, gepresideerd door mr.
E, J W. Top, de zaak tegen een 33-jarigen
verzekeringsagent, verdacht van moord op
zijn collega De La Ch. en van brandstichting
in diens woning.
In den nacht van 11 op 12 Mei j.l. woedde
in een woning in de Hertzogstraat te Haar
lem een felle brand. In het holst van den
nacht werd de brand ontdekt door een agent
van politie, die onmiddellijk de brandweer
■waarschuwde. De brand woedde in het bo
venhuis, waar de heer De La Ch. en zijn
gezin woonde. De benedenbuurman had zich
°P het laatste nippertje in veiligheid kun
nen stellen. Pas had hij zijn slaapkamer ver
laten, of het plafond stortte in. Een andere
buurman wist door het inslaan van een ruit
de bovenwoning binnen te komen, doch hij
vond niemand, zoodat men aanvankelijk
dacht, dat De la Ch. niet thuis was. Temeer
was dit aannemelijk, daar diens vrouw in
het ziekenhuis vertoefde, waar zij een kind
het leven had geschonken. Men veronder
stelde, dat De la Ch. bij familie logeerde.
Na een half uur was men ,jen brand meester.
Toen deed de brandweer een ontstellende
ontdekking. jn ne keuken werd het gedeel
telijk verkoolde lijk van De la Ch. gevonden.
Aanvankelijk dacht men aan een ongeluk.
Reeds den volgenden dag arresteerde de
recherche een collega en concurrent van den
heer De la Ch. Bij de sectie van het lijk was
reeds gebleken, dat er een vreeselijke mis
daad was gepleegd. De schedel was n.l. inge
slagen. De fiets van verd. was voor het huis
gezien en ook van andere kanten hadden de
recherche berichten bereikt over bezoek, dat
He la Ch. op den avond voor het vreeslijke
hnsdrijf werd gepleegd, had gehad.
Aanvankelijk ontkende verdachte alles,
ïater kwam hij met een gedeeltelijke beken
tenis voor den dag, waarin hij verklaarde,
dat hij 's avonds bij De la Ch. op bezoek
kwam. Er ontstond ruzie, omdat verd. van
oordeel was, dat De la Ch. op ongeoorloof
de wijze klanten bewerkte, die met hem,
verd. ,in relatie stonden.
Volgens verdachte gaf hij De la Ch. in drift
een klap, deze laatste vluchtte naar de keu
ken en daar werd de vechtpartij voortgezet.
Toen heeft verd. een hamer uit zijn tasch
gehaald die hij bij zich droeg en daarmede
De la Ch. op het hoofd geslagen. Verd. ver
klaart voorts, dat hij dien hamer bij zich
droeg om een herstelling aan zijn fiets te
verrichten, n.l. om een spie aan te slaan op
de krenk van zijn fiets. Deze spie trilde her
haaldelijk los. Over deze kwestie bracht des
kundige Tas een rapport uit, waarin hij con
cludeert, dat de krenk noch de spie eenig
spoor van hamerslagen droeg.
De officier van justitie, mr. W. M. Paar-
dekooper Overman, heeft in de eerste plaats
ten laste gelegd moord. Subsidiair legde het
O.M. doodslag ten laste.
Ten tweede is aan verd. brandstichting in
de woning van De La Ch. ten laste gelegd.
Het O. M. riep zeventien getuigen, bene
vens drie deskundigen n.l. J. V. Tas, inspec
teur van politie te Rotterdam, J. P. L. Hulst,
arts te Leiden, en dr. C. Klein, zenuwarts te
H nrl6m- op.
eennl^iger, mr. Francois Pauwels, riep
riD„ 'en,al Betuigen a decharge op, benevens
deskunöige dr j coenen, zenuwarts te
Haarlem.
De verd. is door den zenuwarts, dr. Klein
toerekeningsvatbaar verklaard, de deskun
dige a decharge, dr. Coenen, is echter van
oordeel, dat verdachte verminderd toereke
ningsvatbaar is.
Hoofdinspecteur van politie te Haarlem, M.
Wou^ die kort na het uitbreken van den
brand in de Hertzogstraat was gekomen,
ee een en ander mede omtrent zijn eerste
onderzoek m de woning.
Nadat agent Polderman, die in den nacht
an li op 12 Mei in de Herzogstraat surveil
leerde en den brand had ontdekt als ge
tuige was gehoord, deed rechercheur Spee
een aantal mededeelingen over de situatie
in de gedeeltelijk uitgebrande woning.
Den dag na den brand had getuige ver
dachte gearresteerd.
Uitvoerig vertelt de rechercheur, hoe het
eerste verhoor verloopen is. Aanvankelijk
onkende hij, later, tegen den avond be
kende verdachte.
De rechercheur Overzet die in de woning
van verdachte den hamer in beslag heeft
genomen, heeft ook een onderzoek in de
woning van De la Ch. ingesteld. Daarna
woonde hij het verhoor bij, dat door in
specteur Woud en get.'s collega aan ver
dachte was afgenomen.
Op een vraag van den president wat ver
dachte vertelde over een petroleumvergas-
ser verklaarde getuige: „Ja, hij zei eerst, dat
hij die boven op de la Ch. had gegooid, toen
deze op den grond lag. Later trok hij die
verklaring weer in."
De getuige Mühlhaus, lid van de vrijwil
lige brandweer, was bij het vinden van het
lijk aanwezig geweest. Het lag voorover.
Over het hoofd lag een teil. De brandweer
was direct begonnen met de keuken op te
ruimen.
Pres. „Waar trof u in de keuken den petro-
leumvergasser aan?"
Getuige wijst op de foto's de plaats aan,
vlak achter het lijk lag er een.
Dan wordt o.m. de jeugdige weduwe De
la Ch. gehoord. Verdachte legt zijn hoofd
op den rand van de verdachtenbank en be
dekt zijn gezicht met de handen.
Zij vertelt, dat verdachte en haar man
bij dezelfde maatschappij werkzaam waren.
Zoo nu en dan bezocht verdachte haar man.
Het was getuige opgevallen, dat verdach
te kort voor den noodlottigen nacht erg
kortaf was. Het was haar echter bekend,
dat verd. geldzorgen had en ziekten in zijn
gezin.
Op 11 Mei bezocht de heer De la Ch. zijn
vrouw in het ziekenhuis. O.a. had hij ver
teld, dat hij 's avonds verdachte verwachtte
om 'een zakelijke bespreking te houden.
De inspecteur van de levensverzekerings
maatschappij, waarbij beide mannen in
dienst waren, vertelt, dat verd. herhaaldelijk
met zijn afrekeningen achter was..
Op den ochtend na den brand had deze
getuige nog met verdachte gesproken, hij
was toen heel gewoon en heelemaal niet ze
nuwachtig. 's Middags was de inspecteur
naar de woning van De la Ch. gegaan en had
toen gehoord, wat er gebeurd was. Daarna
had getuige weer met verdachte gepraat.
Toen was hij erg zenuwachtig.
Uitvoerig bespreekt de president met ge
tuige de verhouding tusschen de beide man
nen en hun verhouding tot de maatschappij.
Eigenlijk waren zij geen concurrenten, ieder
had een eigen, afgebakend terrein.
Pres.: Konden ze eikaars posten afhandig
maken?
Getuige: Neen.
Verdachte verdiende 21 per week, de
heer De la Ch. daarentegen 50 per week.
Getuige was juist van plan geweest alle
bij verd. loopende verzekeringen te contro
leeren.
Mr. Pauwels: Maar daarvoor hoefde hij
toch niet bevreesd te zijn. Misschien had hij
een gering tekort gehad, maar dat zou hem
toch den kop niet gekost hebben.
Dat hangt er van af
Getuige schetst verd. als een goedhartig
man, wel driftig> maar overigens een gemoe
delijk man.
Verdachte deelt mede, dat de inspecteur,
de heer Van Zeeland, hem gezegd had, dat
De la Ch. hem, verdachte, niet actief genoeg
genoemd had, daar was hij boos om geweest.
Geen sprake van, zegt hij, dat ik over
plaatsing naar Zeeland had aangevraagd uit
vrees voor de aangekondigde controle.
Toen getuige Van Zeeland, aldus verklaart
deze, nog bij verdachte kwam om hem te
vertellen, dat De la Ch. dood was, zat ver
dachte adressen te schrijven voor De la Ch.
Officier tot verdachte: „terwijl u heel
goed wist, dat hij dood was."
Verdachte, hevig opgewonden: „dat wist
ik niet, dan moest ik wel een ploert zijn, als
ik nog adressen voor hem zat te schrijven
met de wetenschap, dat hij dood was."
Verdachte heeft opgegeven, dat hij steeds
een hamer in zijn tasch bij zich had om de
krenk van zijn fiets vast te slaan, omdat deze
telkens los trilde. Verd. ontkent dus dat hij
speciaal dien avond den hamer heeft mee
genomen, om er De la Ch. mee te lijf te
gaan.
De politie-deskundige, Tas, uit Rotterdam,
die in de woning een onderzoek heeft inge
steld, is van oordeel, dat verdachte het lijk
van den neergeslagen De la Ch. in koelen
bloede met petroleum heeft overgoten en in
brand gestoken. Dit blijkt uit de zware ver
brandingen van het lichaam en de minder
zware brandplekken in de buurt van het
lijk.
Verdediger mr. Pauwels: „dit is maar een
suppositie, die u door niets kunt bewijzen."
Ook had deskundige de krenken van de
fiets onderzocht, waarbij hij geen sporen
van hamerslagen had gevonden. Deskundige
achtte verdachte's verhaal over de reden
waarom hij den hamer bij zich droeg, ver
zonnen.
Verdachte houdt zijn lezing echter vol.
De officier van justitie vestigt er de aan
dacht op, dat verdachte voor den rechter
commissaris heeft verklaard, dat hij na het
tumult en na de vechtpartij, toen hij de keu
ken verliet, niet heeft gezien, dat er een
brandende vergasser bij de worsteling op
den grond was gevallen.
Verdachte: „Ik ben geen brandstichter, als
ik dat had gewild, zou ik de vateii petroleum
hebben kunnen gebruiken, die bij De la Ch.
ap het balkon stonden. Dan zou er van het
huis niets zijn overgebleven.
Deskundige dr. Hulst, heeft het lijk ge
schouwd. Beenen, onderlijf en hoofd waren
zeer ernstig verbrand. De mogelijkheid be
staat, dat De la Ch. na de hamerslagen nog
even geleefd heeft, doch kort daarna is de
dood ingetreden. De slagen zijn met zeer
veel kracht toegebracht.
Op een vraag van den verdediger of De
la Ch. zich na de slagen nog weer kon heb
ben opgericht, antwoordt deskundige ont
kennend. Hij moet direct bewusteloos zijn
geweest.
De rechtbank pauzeert hierop.
Na de pauze wordt als eerste getuige de
schoonzuster van verdachte gehoord. Zij ver
telt, dat verdachte meer dan eens over zijn
fiets had geklaagd en haar wel eens had ver
teld, dat hij steeds een hamer mee moest
sjouwen om zijn fiets aan te slaan.
Een vrouw, die tegenover verdachte had
gewoond, had eenigen tijd verdachte's vrouw,
die ziek was, verzorgd. Tegenover haar had
verdachte meermalen over zijn fiets geklaagd
en hij had haar laten zien, dat hij een hamer
in zijn tasch had.
Verhoor van verdachte.
Verdachte wordt dan aan een verhoor on
derworpen. Hij beschrijft wat hij 's avonds
gedaan heeft. In een café had hij eenige gla
zen bier gedronken, vier of vijf glazen. Hij
is van het café naar de woning van de La
Ch. gegaan. De fiets had hij voor de deur
gezet en zijn tasch, waarin de hamer zat,
nam hij mee naar boven.
„Vroeger gebruikte ik den hamer veel, maar
de laatste vijf, zes weken was het minder
noodig." Nogmaals betoogt verd., dat het
EEN BLIJ WEERZIEN. Een aardig
snapshot op een der Londensche stations,
dat gemaakt kon worden bij aankomst van
een der treinen met verlofgangers van het
leger in Frankrijk.
Met prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine,
die als contactpersoon tusschen de ambtelijke
instanties en de kerkgenootschappen bij de
voorbereiding van de evacuatie is ingescha
keld, heeft een redacteur van het A.N.P.
een onderhoud gehad over de wijze, waarop
de belangen der kerkgenootschappen bij dit
vraagstuk worden behartigd.
De regeering, aldus prof. Slotemaker de
Bruine, heeft zich voor oogen gesteld, dat bij
de evacuatie zich eenige speciale problemen
zullen voordien, welke een afzonderlijke
verzorging zullen eischen. Zoo heeft zij ook
gedacht aan de bij evacuatie betrokken ker
kelijke belangen en ook hiermede rekening
gehouden door de aanwijzing van een per
soon, die nu reeds speciaal deze belangen
moet behartigen. De regeering wenseht zich
natuurlijk niet in het interne leven van de
kerkgenootschappen te mengen, wel wil zij
de kerken behulpzaam zijn bij haar taak,
hetgeen geschiedt door voorlichting vooraf
en door Speciale voorzieningen met be
trekking tot de benoodigde gebouwen en lo
kalen. Daarom moet ik, zoo zeide prof. Slo
temaker de Bruine, niet als regeeringsver-
tegenwoordiger, maar als contactpersoon
worden gezien.
Prof. Slotemaker de Bruïne vertelde, dat
hij contact is begonnen te leggen met die
kerkgenootschappen, welke door het aantal
hunner lidmaten zonder twijfel met de eva
cuatie te maken zullen krijgen: met de Ned.
Hervormde kerk, met de Gereformeerde
kerken en met de Roomsch Katholieke kerk.
Links: de bagage der vertrekkenden ivordt. in de „Ibis"
geladen; beneden: mr. IV. baron v. Lyndrn, eerste onder
voorzitter van het Ned. Roode Kruis neemt afscheid.
Het Ned. Episcopaat heeft rector W. Boke-
loh te 'sGravenhage als vertegenwoordiger
ad hoe aangewezen.
Gevraagd naar het algemeene doel, dat de
regeering zich bij de aanwijzing van een
contactpersoon voor oogen heeft gesteld,
zeide prof. Slotemaker de Bruïne, dat het
de bedoeling is, de kerkelijke zielzorg in de
vluchtoorden te doen plaats hebben op een
wijze, welke zooveel mogelijk overeenkomt
met die der verlaten haardsteden en boven
dien aan te passen aan de nieuwe, uit de
omstandigheden voortvloeiende, behoeften.
De regeering streeft er ernstig naar de ver
schillende vluchtoorden, waarheen de te
ontruimen gemeenten zullen worden over
gebracht, aldus te kiezen, dat geloofsgenoo-
ten zooveel mogelijk bij geloofsgenooten
zullen worden ondergebracht. Natuurlijk kan
men op dat gebied niet alles verlangen, doch
er wordt, voor zoover dit doenlijk is, voor
gewaakt, dat het vluchtoord ook in confes
sioneel opzicht een harmonieerende omge
ving voor de geëvacueerden zal zijn.
Het voornaam^e vraagstuk, dat zich bij
evacuatie ten aanzien van de kerken voor
doet, is wel de voorziening in de behoefte
aan lokaliteiten voor den eeredienst, voor
godsdienstonderwijs, jeugdwerk enz. Deze
behoefte zal zeer verschillend zijn. In de
eerste plaats bestaat de mogelijkheid, dat
het betrokken kerkgenootschap in het
vluchtoord over voldoende ruimten beschikt.
In de tweede plaats kan het zijn dat de
aanwas van het aantal kerkleden wordt op
gevangen door de instelling van parallel
diensten.
Deze oplossing zal in de meeste gevallen
zelfs afdoende zijn. Mocht noch het een,
noch het ander mogelijk blijken, omdat b.v.
de betrokken confessie in het vluchtoord te
voren weinig of geen vertegenwoordigers
telde, dan zal de overheid ongetwijfeld
haar hulp verleenen om een localiteit be
schikbaar te stellen, b.v. door het vorderen
van een school.
De interviewer merkte op, dat, gezien de
korte spanne tijds, welke tusschen de waar
schuwing en de evacuatie zelve kan liggen,
moeilijkheden bij het vervoer van archie
ven en voorwerpen van eeredienst voor de
hand liggen. Kan daar rekening mee wor
den gehouden, vroeg hij.
„Dan, als het eenmaal zoover is, niet
meer", antwoordde de professor. „Thans be
staat de mogelijkheid van overbrengen naar
veiliger plaatsen. Is eenmaal het gevaar zoo
nabij, dat de bevolking gewaarschuwd moet
worden voor de dreigende evacuatie, dan
geldt ook voor de bedienaren van den gods
dienst, dat zij de mee te nemen bagage tot
het uiterste moeten beperken. De verschiL
lende kerkgenootschappen weten dit ook en
het is mij bijvoorbeeld bekend, dat het R. K.
episcopaat aan de bij evacuatie betrokken
parochies en kerkelijke instellingen een
desbetreffend schrijven heeft doen uitgaan,
waarin voorbereidende maatregelen zijn
aanbevolen".
Zal het uiteenvallen van de kerkelijke
gemeenten geen moeilijkheden veroorzaken
ir. de kerkelijke administrate?
Natuurlijk, maar dit is eigenlijk een in
terne zaak voor elk kerkgenootschap Het
was den professor intusschen bekend, dat
de verschillende kerkgenootschappen ook
deze en dergelijke kwesties reeds bezig zijn
te regelen.
Op een vraag van den interviewer, of er
nog bijzondere problemen zouden ontstaan
door de ontruiming van ziekenhuizen en ge
stichten op confessioneelen grondslag, luidde
het antwoord, dat dergelijke ontruimingen
zich practisch niet voordoen door de beperkt
heid van de te evacueeren gebieden. Wel zijn
er problemen aanwezig met het oog op de
verpleging in geval van oorlog en vluchte
lingen-invasie. Ofschoon dit onderwerp niet
Valt onder de bemoeienis van prof. Slotema
ker de Bruine met het onderhavige pro
bleem, was hij toch uit anderen hoofde in
staat te antwoorden, dat met het oog op de
genoemde eventualiteiten Roode-Kruishelp-
sters in opleiding zijn en hulplazaretten wor
den voorbereid. Bij deze voorbereidende
maatregelen steunt het Roode Kruis de op
leiding van helpsters in elke confessioneele
nuanceering, zoodat ook in geval van oorlog
of vluchtelingen-invasie de ziekenverpleging
zooveel mogelijk aangepast zal zijn aan de
geestelijke behoeften der bevolkingsgroepen.
niets V-'jzonders was, dat hij een hamer bij
zich droeg. „Er was bij mij geen voorbe
dachte rade".
Hij was boven gekomen en de La Ch. had
hem gevraagd te gaan zitten. Verd. had de
La Ch. ter verantwoording geroepen, omdat
deze -r Van Zeeland zou ge
zegd hebben, dat hij, verd., niet actief ge
noeg was. Er ontstond een woordenwisse
ling en verdachte had de La Ch. een klap in
het gezicht gegeven. Deze was naar de keu
ken geloopen en verd. was hem gevolgd. „Ik
kreeg toen den indruk, dat de La Cha een
scherp, glinsterend yoorwerp in de hand had.
Ik hield mijn linkerhand voor mijn gezicht
en gaf de La Ch. een vuistslag. Hij viel toen
tegen de aanrecht, maar stond weer op. Toen
heb ik hem een klap met den hamer gege
ven.... Verdachte windt zich op: „Ik weet
niet meer precies wat er gebeurde".
Pres.: toen gaf u hem een tweeden klap.
Verdachte weet niet meer precies, wat er
toen gebeurd is. „Ik greep miin jas en hoed,
ik wilde hem helpen, maar ik kon niet. Ik
vluchtte.
Pres.: En die vergasser?
Verd.: Die «wallen zijn, maar ik
weet het niet.
In zijn wanhoop was verd. de straat op-
geloopen. Later was hij teruggekomen om
zijn fiets op te halen.
Pres.: Ontkent u, dat u dien brand gesticht
hebt?
Verd.: Absoluut.
De psychiater, dr. Klein, had een onder
zoek naar verdachtes geestvermogens inge
steld. Naar het oordeel van dezen deskun
dige is verd. volkomen toerekeningsvatbaar.
Als verd. gehandeld heeft in een agressieve
driftbui, moet hij op dat oogenblik als ver
minderd toerkeningsvatbaar worden be
schouwd.
De deskundige a décharge dr. L. Coenen,
zenuwarts te Haarlem, huldigt een andere
meening. Naar zijn oordeel is verd. vermin
derd toerekeningsvatbaar. De deskundige be
toogt, dat de daden door verdachte onder
invloed van affect zijn gepleegd.
Bij de volgende getuigen a décharge speelt
de fiets weer een hoofdrol; er wordt nl. ver
klaard, dat verd. inderdaad de spie en de
krenk herhaaldelijk met een hamer bewerk
te. Ook weten zij te vermelden, dat verd. den
hamer in zijn tasch bij zich droeg.
De officier van justitie, mr. Paardekooper
Overman, resunieerende in zijn requisitoir
de feiten, zooals die aan het licht zijn geko
men. Na een aanvankelijke bekentenis gaf
verdachte datgene toe, wat men hem met
absolute zekerheid kon bewijzen. Het gebruik
van een hamer gaf hij niet toe, ofschoon er
bloedsporen op waren gevonden. Later kwam
hij met de bekentenis over den hamer. Maar
dien hamer zou hij steeds bij zich hebben
gehad. Opzet tot dooden is zeer zeker aan
wezig geweest.
Het verhaal over de reden waarom verd.
een hamer bij zich droeg, noemt spr. vol
komen fantasie, een listig verzinsel van verd.
De voorbedachte rade staat naar sprekers
oordeel vast. Hij nam een hamer mee, trok
de gordijnen dicht, had een wrok tegen den
verslagene, ontkent te hebben afgesproken,
dat hij dien avond zou komen ofschoon dat
absoluut vast staat.
Vervolgens bespreekt het O. M. de brand
stichting. De vloer onder het lichaam van
De la Ch. is niet verbrand. Deze lag dus op
den grond, toen de brand begon.
Zelf zegt verd., geen vergasser op den
grond te hebben zien liggen, toen hij weg
ging. Hoe moet de brand anders zijn ontstaan
dan ontstoken door dezen verdachte Boven
dien is het onmogelijk, dat een dergelijke
brand, die door een ongeluk zou zijn ontstaan,
pas drie uur later op deze felle wijze uit
breekt. Spr. acht het zeer aannemelijk, dat
verd. te ruim twaalf uur is weggegaan, doch
later is teruggekomen om den brand te stich
ten. Deze zienswijze strookt ook met de
zienswijze van de deskundigen.
Spr. acht zoowel den moord als de brand
stichting bewezen en requireert een gevange
nisstraf voor den tijd van twintig jaar met
aftrek van de voorloopige hechtenis.
De verdediger, mr. Fr. Pauwels, besprak
eerst de door het O. M. bewezen geachte
voorbedachte rade. Deze is naar pleiters
meening allerminst bewezen. Men mag de
verklaringen van volkomen objectieve getui
gen 5 décharge niet wegcijferen. Het staat
immers uit die verklaringen wel vast, dat
de verd. dien hamer steeds bij zich droeg.
Dat verd. zich eerst moed zou hebben inge
dronken, bestrijdt pl. De man had geen
enkele reden om De la Ch. naar het leven
te staan. Hij is driftig geworden en in zijn
pathologische drift heeft hij er op los ge
slagen. De voorbedachte rade acht pl. in geen
enkel opzicht bewezen. Maar ook van dood
slag kan z. i. niet worden gesproken. Geen
oogenblik heeft verd. er aan gedacht zijn
tegenstander te dooden. In de hevigheid van
het affect heeft hij niet aan zijn eigen kracht
en de zwaarte van het wapen gedacht. Slechts
zware mishandeling zou men in dit geval
bewezen kunnen achten.
Ten aanzien van de brandstichting is pl.
het al evenmin met den officier eens. Men
weet niet, wat er na de vechtpartij in de
keuken is gebeurd, een ongeluk is zeer goed
mogelijk. Allerminst is bewezen, dat verd.
brand stichtte. We zijn hier weer op het
terrein van de veronderstellingen en op dat
terrein moet de rechtbank zeker zeer voor
zichtig zijn. Het is zeer goed mogelijk, dat
de vergasser is omgevallen en dat daardoor
en door niets anders de brand is ontstaan.
Pl. besloot zijn pleidooi met de bespreking
van den persoon van verd. en concludeerde
tot de uiterste clementie.
Na re- en dupliek stelde de rechtbank de
uitspraak vast op 4 April.
Woensdag poogde, zoo meldt men ons uit
A'dam, een man door middel van een val-
schen sleutel een damesmodemagazijn in de
Leidschestraat binnen te dringen. De
eigenaar was echter nog aanwezig en wist
den man aan de politie over te leveren. Hij
werd als verdacht van poging tot diefstal,
in het bureau Singel opgesloten.
Zooals te doen gebruikelijk pluisde de po
litie de zaken van haar arrestant terdege uit.
Men bleek te doen te nebben met een
Italiaan, van wien de politie wist, dat hij
deel uitmaakte van een complot Zij ging
daarom eens op bezoek bij 's mans kamera
den. In den loop van den nacht en den
ochtend werden daarop nog vier mannen,
twee Italianen en twee Amsterdammers in
hun woning aangehouden en naar het bureau
overgebracht. Een der heeren voelde zich
blijkbaar bij het zien van politie zoo schul
dig dat hij maar meteen op de vlucht sloeg.
Hij rende naar boven en het dak op, waar
de politie hem echter spoedig wist te grijpen.
Tevens werden huiszoekingen verricht.
Hierbij werden voor de aangehoudenen der
mate compromitteerende zaken gevonden,
dat de politie aan de hand e iervan verschil
lende groote inbraken, in den loop der laat
ste jaren in de hoofdstad gepleegd, meent
te kunnen ophelderen. De politie noemde in
dit Verband de inbraken bij het reisbureau
Lissone in de Leidschestraat. bij C.e Hema in
de Kalverstraat en bij de Galeries Modernes
in de Reguliersbreestraat. Naar men zich
zal herinneren werden in deze zaken de
brandkasten a la sardine opengesneden en
van hun aanzienlijken inhoud beroofd. Zoo
werd onder andere bij Lissone ongeveer tien
duizend gulden gestolen.
De Nederlandsche Zuivelcentrale zal van
21 Maart af tot en met 14 September 1940
gedurende nader te bepalen tijdvakken van
als regel 4 weken, magere melkpoeder aan-
koopen tegen een vooraf voor elk tijdvak
vast te stellen prijs.
Voor het tijdvak van 21 Maart tot en met
13 April 1940 zal de aankoopprijs bedragen
15 per 100 k.g. netto, franco spoor of groot
vaarwater, inclusief verpakking.
De doopplechtigheid van het motorschip
„Oranjefontein" op de werf van P. Smit
Jr. te Rotterdam, waar dit schip voor
rekening van de N.V. Vereenigde Neder
landsche Scheepvaart Mij. in aanbouw is,
werd verricht door mevr. ValstarSlebe.
Gistermiddag is ongeveer een kilometer
ten Noorden van Meppel een dijk van de
Oude Vaart onder den drang van het water
bezweken, waardoor eenige tientallen hec
taren land en een weg onder water zijn ko
men te staan. Door den hoogen waterstand
stond het terrein ter plaatse reeds eenigen
tijd gedeeltelijk onder water.
Het gat bevindt zich in het Noord-Weste
lijk gedeelte van den dijk en is ongeveer
achttien meter groot, waardoor het water met
kracht in den lager gelegen polder kon
stroomen.
De gemeenteraad van Ammerzoden heeft
in zijn zitting van 19 Maart besloten de ver
gaderingen te openen en te sluiten met ge
bed.