ST. ELBRECHT,
een mystificatie op Kralingeroord.
I
ROTTERDAMSCHE
RECHTBANK.
Collectie Kunsthandel
P. de Boer.
IJSSELMONDE.
OVERSCHIE.
HILLEGERSBERG.
VLAARDINGEN.
berkel en rodenrijs.
VOORBURG.
SCHIEBROEK.
WOENSDAG 3 APRIL 1940
R.K. STAATSPARTIJ.
de Kralingsche kapel blijkt het
Kruis van Lucca te zijn vereerd,
Belijk men dit kende in de Duit-
Scbe havensteden, tvaar de
otterdamsche zeevaarders
£te/i onbekenden waren.
OVERVAL OP DE KAS VAN M. H.
DE R. K. SCHOOL.
JUBILEUM STATIONSCHEF
H. W. BRUMMELKAMP.
(Zitting van 2 April.)
Overval in een slijterij.
Op Zaterdagavond 10 Februari ging de
winkelbel van de slijterij van de Erven Van
Meurs te Gouda. De winkeljuffrouw W.
Trijsburg, die zich alleen in de kamer achter
den winkel bevond, ging naar voren en zag
daar den 18-jarigen fabrieksarbeider k
v. d. L. staan, dien zij wel van aanzien ken e.
Op haar vraag waarmee zij den jongeman
van dienst kon zijn, zeide deze te willen
weten hoe laat de slijterij des Zaterdags
avonds sloot. De juffrouw antwoordde hem,
dat dien avond de zaak om half elf gesloten
werd, waarna de jongeman \er ro Nog
geen vijf minuten later ging de winkebel
voor den tweeden keer en toen de winkeljuf
frouw zich ook deze maal naar voren had
begeven, zag zij andermaal v. d. L. staan.
Zijn houding was dreigend. Hij had zijn
rechterhand in zijn jaszak gestoken en deze
omhooggeduwd. „Heh je wel eens een re
volver gezien? had hij gevraagd, welke
vraag dadelijk gevolgd werd door het bevel
de kassa te openen. De winkeljuffrouw had
echter aan dit bevel niet voldaan en daarom
was hij achter de toonbank gekomen, waar
hij haar nogmaals het bevel gaf de kassa te
openen Ook nu voldeed de winkeljuffrouw
daaraan niet en toen zij wilde wegloopen,
had hij haar beetgepakt en zijn hand gelegd
°P haar mond ten einde haar te beletten te
schreeuwen. Zij had zich willen losrukken,
'baar toen wierp v. d. L. haar op den grond.
Nauwelijks was haar mond vrij gekomen of
Zij zette het op een gillen. V. d. L. had haar
toen aan het hoofdhaar getrokken om haar
Zoo in de kamer achter den winkel te krij
gen. Bij deze worsteling was gebleken, dat
v. d. L. zijn plan niet zou kunnen volvoeren
en daarom was hij uit den winkel gevlucht,
nagezet door de winkeljuffrouw, die, buiten
gekomen de hulp van een voorbijganger in
riep om v. d- L. te doen aanhoudpn.
Nu moest v. d. L. terechtstaan wegens po
ging tot diefstal met bedreiging en geweld-
Verdachte gaf de feiten toe. Het was hem
te doen geweest om het geld uit de kassa,
maar zijn bedoeling was geweest, dat de
winkeljuffrouw hem dit geld zou geven. Zelf
wegnemen wilde hij het niet. Daarom was
hij ook weggegaan, toen bleek, dat de juf
frouw niet van zins was hem het geld uit de
kassa te geven.
De vertegenwoordiger van het O. M, mr.
C. W. baron van Dedem vond het een zeer
ergerlijk feit, waaraan verdachte zich heeft
schuldig gemaakt Dat het maar bij een po
ging is gebleven is te danken aan het kor
date optreden van de winkeljuffrouw, die
zich door de Amerikaansche gangstermanie
ren van verdachte niet had laten intimidee-
ren. Een strenge straf zal hier op haar plaats
zijn.
Spr. eischte 2 jaren gevangenisstraf met
aftrek van het voorarrest, te ondergaan in
de bijzondere strafgevangenis voor jonge
lieden.
De verdediger mr. W. L. Schorer uit Gou
da heeft oplegging van een voorwaardelijke
straf gepleit, subsidiair de uiterste clementie.
Uitspraak 18 April.
Uitspraken.
De rechtbank heeft veroordeeld
H. C. v. d. B., 30 jaar, chauffeur, wegens
het aan zijn onvoorzichtig rijden te wijten
hebben, dat op den Beukelsdijk, ter hoogte
van de Werkhoefstraat, het 14-jarig meisje
M. H. A. Graff, dat per fiets den rijweg over
stak, door de door verdachte bestuurde auto
was aan- en omvergereden, tengevolge waar
van het meisje een gecompliceerde breuk
aan het onderbeen had bekomen, tot 14 da
gen hechtenis en intrekking van het rijbe
wijs voor den tijd van 1 jaar.
O. C. R., 52 jaar, electricien, wegens dief
stal van electrische energie ten nadeele van
de gemeente, tot 14 dagen gevangenisstraf.
G. A. H., 22 jaar, schoenmaker, recidivist
en gedetineerd, wegens poging tot diefstal
verdachte was door openschuiving van
een raam binnengedrongen in de woning van
den koopman A. van Beets, aan de Mathe-
nesserlaan, op het oogenblik dat er niemand
thuis was; hij was echter door de thuiskomst
van den bewoner verrast, voordat hij nog
den tijd had iets mee te nemen tot 1 jaar
en 6 maanden gevangenisstraf.
J. M., 41 jaar, sjouwer, gedetineerd wegens
een zedendelict, tot 1 jaar gevangenisstraf
met aftrek van het voorarrest en met bepa
ling dat 4 maanden van de straf voorwaar
delijk worden opgelegd, met een proeftijd
van 3 jaar.
tod**
Een gedeelte van de uit pl.m. 14S0 dateerende kaart van IJsselmonde, waarop
men aan den I\ oordelijken Zeedijk langs die Maze de bewuste kapel met
}}S' Helpert" vindt aangeduid.
Expositie in den Rotterdamschen
Kunstkring.
Een der interessantste werken op de ex
positie van het bezit van de N.V. Kunsthan
del P. de Boer uit Amsterdam, die in den
Rotterdamschen Kring gehouden wordt, is
wel een allegorie van Titiaan. En het mag
eigenlijk verwonderlijk worden genoemd, dat
een schilderij van dezen meester zich nog in
den vrijen handel bevindt.
De onderhavige „Titiaan" is een allegori
sche voorstelling en heeft de noodige om
zwervingen achter den rug. Het stuk heeft
o.a. gehangen in het Weensche Kunstmu
seum. De beteekenis van de allegorie is niet
duidelijk, gelijk dit ook het geval is met de
bekende allegorie van Alfonso d'Avalos, die
in het Louvre te zien is, tenminste, indien
ze niet tot de kunstschatten van dit museum
behoort, welke, bij het uitbreken van den
oorlog veilig in kluizen van de Banque de
France of elders werden opgeborgen.
Kunsthistorici van naam hebben het ver
moeden uitgesproken, dat op het doek de
een of andere krijgsheld staat afgebeeld. Hier
is hij dan verbeeld te midden van enkele
mythologische figuren. Het gaat om een ont
moeting tusschen Mars en Venus. Volgens
den catalogus is het doek grondig gerestau
reerd en ontdaan van achttiende eeuwsche
vergrootingen en overschilderingen. Zooals
het zich thans voordoet, maakt het diepen
indruk. Het bevat den geest van de barok,
in zooverre het dat typische zich tegenover
den toeschouwer stellen heeft. Het schilderij
en de voorgestelde personen vragen voor
zich persoonlijk de aandacht. Ze zijn niet al
leen doel op zich geweest. En zoo gezien,
dringt de bedoeling der allegorie, n.l. het
vastleggen van de beeltenis van een be
paald personage, zich van zelf op. Dat wij
thans niet meer met zekerheid kunnen vast
stellen, wie dit personage is, doet er eigen
lijk weinig toe. „What is in a name", vroeg
Shakespeare. En een naam maakt een schil
derij wel interessanter, maar intrinsiek niet
waardevoller.
In het verband van het heele oeuvre des
meesters neemt het zijn eigen plaats in en
zeer zeker een heel goede. We laten het
intusschen liever aan de kunsthistorici over,
uit te maken, uit welken tijd het precies
dateert. Die zijn het er niet over eens, of
het ouder is dan de allegorie in het Louvre
en de een dateert het omstreeks 1542, de
ander meent aan de hand van vergelijkingen
van omstreeks 1554 te mogen sprbken, o.a.
met een herinnering aan de „Venus en Ado
nis", die zich in het Prado te Madrid be
vindt.
Een stuk, dat ons bijzonder bekoorde, is
een paneel van Giovanni di Paolo, een scol
der van de Sieneesche school, wiens levens
pad men tusschen 1402 en 1480 heeft uitge
legd. Het is afkomstig uit het Wallraf-
Rjchartz-Museum te Keulen en 76.5 bij 34.5
groot, stelt den Evangelist Johannes voor.
Het gelaat is van een bijzondere expressie
en de compositie van het geheel ademt een
groote rust. De schilder heeft niet een ver
fijnden zin voor het detail, dit toch nergens
met overdreven aandacht behandeld. Het
herinnert aan de nauwgezetheid der middel-
eeuwsche miniaturen, doet echter tegelijk
sterk picturaal en in zijn opbouw ook monu
mentaal aan. Toch is deze monumentaliteit
een geheel andere dan die in Titiaan's alle
gorie.
De expositie is minder georganiseerd met
het doel, een overzicht van een bepaalde
kunstinrichting té geven dan te laten zien,
wat in den handel kan worden aangetroffen.
Dit spreekt uiteraard van zelf. En aldus
dwaalt het oog als het ware met bliksem
snelheid door de eeuwen en verzinkt het nu
eens in de bezonkenheid van een in zich zelf
gekeerd meester, ontmoet dan weer de bijna
uitdagende uitnoodiging tot beschouwen van
een schilder, voor wien het schilderen een
soort predikatie was.
En al rondwandelende belandt men van
de eene in de andere sfeer. Intusschen is er
b.v. van de vroegere Hollandsche schilder
kunst vrij veel voorhanden, zoodat hier een
zekere eenheid kan geconstateerd worden.
Er hangt bv. een merkwaardige Averkamp,
dien voorlooper van de schilderkunst onzer
Gouden Eeuw. Jan van Goyen, zijn geest
verwant, zij het dan op een hooger peil, is
bijzonder goed vertegenwoordigd. Het als
no. 37 aangegeven landschap doet heel
merkwaardig aan, lijkt bijna modern in den
toets. Heel stemmingsvol, bijna ongewoon
voor dezen schilder door het er in gelegde,
directe contact met de natuur, is het kleine
stukje „Boerenhofstede aan het water." Ook
dit stukje heeft blijkens den catalogus heel
wat omzwervingen achter den rug.
Van den minder bekenden Hollandschen
schilder Jacob Cornelisz van Oostsanen is er
een „Kruisiging". Het is een met groote
gedurfdheid opgebouwde compositie, waar
in de kleur evenwel beter beheerscht wérd
dan de rangschikking der figuren. Ofschoon
op zich een heel merkwaardig werk, gaat
het toch gebukt onder een teveel. Overigens
ontdekt men ook hier weer met een wel
dadig genoegen die toewijding voor het de
tail, die bij een nader onderzoek van zoo
groot belang voor den totaalindruk blijkt.
Omdat deze Jacob Cornelisz. van Oostsanen,
wiens werkzaamheid ongeveer tusschen 1477
en 1533 gesteld kan worden, hier te lande
ongeveer een stiefkind is, moet het worden
toegejuicht, dat dit werk van hem in bree-
deren kring bekendheid verwerft.
Heel mooi is een kinderportret van Jacob
Seisenegger, een schilder, die te Linz ge
boren werd en van 1505 tot 1567 leefde. Bui
tengewoon goed van expressie zijn de oogen.
Van een dergelijk schilder naar Auguste
Renoir is op deze expositie slechts een stap.
Het gaat hier om een landschapje bij C3g-
nes, met groote geraffineerdheid geteekend.
Van de Fransch-Vlaamsche school is er een
omstreeks 1500 dateerend paneeltje, een
fragment van een processie, met als hoofd
figuur een kardinaal. Het is afkomstig uit
de verzameling Victor Bloch te Weenen.
Voortreffelijk van kleur en indeeling, treft
bet door het realisme in de gelaatsuitdruk
king der afgebeelde personen, onbekenden
voor den toeschouwer en toch dank zij de
beeldende kracht van den kunstenaar zoo
vertrouwd en van onzen tijd of liever van
ons, door de eeuwen heen zich zelf gelljlc
gebleven menschdom.
Van Anthonie van Dijck is er pen schets,
die hij maakte voor het altaarstuk van Ru
bens, door dezen voor de St. Augustinuskerk
te Antwerpen geschilderd. Van Rubens zelf
is er eveneens een schets, een felbewogen
ruitergevecht, alsmede een portret van de
derde vrouw van Philips II, Elisabeth de Va-
lois.
Er werden dezer dagen aan de expositie
enkele nieuwe aanwinsten toegevoegd, o.a.
een meisjeskopje door Frans Hals. De ex
positie logenstraft eigenlijk de opmerking
van haar organisatoren n.l. dat het in dezen
tijd zoo moeilijk is, een collectie op peil te
houden, teneinde aldüs in staat te zijn, aan
de aanvraag te voldoen. Deze aanvraag is er
niet minder op geworden. Blijkens de erva
ring blijven de Nederlandsche kunstminnaars
koopen, houdt de oorlog hen hiervan niet
terug.
Het is een verheugend verschijnsel. Want
aldus blijft de kans groot, dat het belangrijke
en er voor in aanmerking komende voor goed
voor ons land verworven wordt. A. A.
De Evangelist Johannes door Giovanni
di Paolo.
NIEUWE ROTTERDAMSCHE
SCHAAKVEREENIGING.
In den winterwedstrijd van de Nieuwe
Rotterdamsche Schaakvereeniging zijn de
volgende partijen gespeeld.
Broer—Gores 1—0; Bekker—De Kwant
01; ir. JungeriusM. Meyer Vt', Krop
Sanders 10; HagmolenConfurius 01;
Krop Reynhoudt 10; Zwijnenburg
Aarens 01; JeeneAar ens 10.
Morgen, Donderdag, houdt de afd. Over-
schie van de R. K. Staatspartij haar jaar
vergadering, des avonds om 8 uur in het
clubhuis „Sint Petrus Banden" aan den
Delftweg.
Gezien de belangrijke agenda, ó.a. ver
kiezing van drie bestuursleden, afgevaar
digden naar de kringvergaderingen, jaarver
slagen van secretaris en penningmeeste-,
mag het bestuur rekenen op de opkomst
van vele leden.
BURGERLIJKE STAND
BEVALLEN: C. van Thiel geb. van Leeuwen
dochter.
OVERLEDEN: M L. van den Houten weduwe
van P. Landsmeer 80 j.
Er zijn heden ten dage in Rotterdam nog
enkele straten, in wier naam van oudsher
een pieuze middeleeuwsche traditie is vast
gelegd. Het Achterklooster herinnert aan
bet Dominicanerklooster op de Hoogstraat,
de Papensteeg aan het St. Agathakiooster, in
Westewagenstraat, de St Jacobstraat
On^hijniijk aan de St. Jacobskapel in den
lite' de Wijde Broedersteeg aan het Cel-
daarn ter de Bagijnenstraat aan het
WBiaast gelegen Bagijnhof.
teniiR* aar heeft de Rotterdamsche stra-
kork-ni -,teerdere namen, waarin een stu
6 historie verankerd ligt. Maar de-
1,le" kunnen niet bogen op een eeuwen-
raditie: zij werden een aantal jaren
eeieaen vastgesteld bij een nuchter en za
kelijk overheidsbesluit, al was dat besluit
eo.v door een historische overlevering gein-
naa®ercd' Zo° gaven B. en W. in 1902 den
stral', Laurensstraat aan de Korte Toren-
sche- \n de gedempte Blindemans-, Fran-
houdt Sc,ÏJinhuisWatertjes. De Clemensstraat
den patro„rt 1900 de herinnering levend aan
kerk, de s? Van de Charloische parochie-
Job, wien de v°bsllaven sedert 1964 aan St.
gedeelte ven h„ K™greefT™prf „erd
omgedoopt in St. Rib
Het is niét bekend, we'ïke bedoeling bij
deze naamsverandering heeft voorgezeten.
Heeft men op deze wijze de herinnering wil"
len vastleggen aan het 18de eeuwsche bui
tenhuis St. Elbrecht, dat, aan den voet van
den Nesserdijk gelegen, tot in het midden
van de vorige eeuw getuigde van wat een
rustige, uitgebalanceerde architectuur in het
Bollandsche polderlandschap vermocht fe
bereiken? Het is mogelijk. Maar deze hui-
flnge zelf haar naam te danken aan
*a.PeL die eenmaal had gestaan in de on-
la'ddellijke nabijheid van de plaats, waar
geGr het huis St. Elbrecht werd gebouwd.
dRn Matste brokstuk ruïne, aangetroffen in
zal 6&aste omgeving van den stijlvollen tuin,
ben dn r°mantisch bezoeker meermalen heb-
St- Ei'hn Peinzen over het verleden van de
heilign rechtskapel en haar mysterieuzen
doEpLflysterle is St. Elbrecht gebleven voor
lukt ,ierÖtmscha historici, totdat in het zoo
I ®rsyhenen „Rotterdamsch Jaarboekje
1940 M. P. Van Buytenen ücht heeft doen
allen op 't grobleem en dit bescheiden plekje
ryungsche grond heeft aangewezen als een
honderden oorden, die aan een hoogst
merkwaardigen middeleeuwschen heilige zijn
gewijd.
Voor de geschiedenis van de kapel ver
zamelde de schrijver, gegevens uit het archief
van het hoogheemraadschap Schieland, de
grafelijkheidsrekeningen, de eenige middel
eeuwsche Rotterdamsche stadsrekening, die
bewaard is gebleven en uit de stadskronie-
ken. Deze gegevens zijn zeer schaarsch en
laten de lotgevallen van de kapel meer gis
sen dan reconstrueeren. Het stichtingsjaar
bleef zelfs onbekend. Met zekerheid is alleen
te zeggen, dat zij keer op keer te lijden heeft
gehad van de Hoeksche en Kabeljauwsche
oorlogen: in 1419/1420 platgebrand, in 1426/
1427 op last vari de Rotterdamsche regeering
gedeeltelijk geruïneerd, opdat de vijand daar
„gheen lagen binnen leggen en souden en in
1489 getuige van de paniek, door de benden
van Frans van Brederode onder de man
schappen van keizer Maximiliaan Veroor
zaakt. Daarna moet de kapel in verval zijn
geraakt, maar niet in vergetelheid. Na de
reformatie leefde bij het katholieke landvolk
van Schieland de herinnering voort aan de
kapel op Kralingeroord, die oudtijds steeds
door de Rotterdamsche haringvaarders werd
bezocht, alvorens deze zee kozen. Hoewel er
van het gebouw niet veel meer over was dan
wat brokken muur en puin, bleef het, de pro-
testantiseering van Schieland ten spijt, voor
velen nog een gewijde plaats.
Is het wonder, dat de Rotterdamsche histo
rici naar een verklaring zochten voor de
stichting van de kapel en den onbekenden
heilige St. Elbrecht of St. Hellebrecht, zoo
als hij in oudere stukken voorkomt, trachten
te identificeeren? Is het niet vergeeflijk, dat
zij bij gebrek aan gegevens en onbekendheid
met dergelijke stof, hun fantasie den vrijen
teugel lieten?
Van Buytenen gaat na, hoe met groot
vertoon van ongefundeerde geleerdheid het
patronaat van deze kapel ten onrechte twee
verschillenden heiligen in de schoenen is ge
schoven, n.l. st. Adelbert en St. Hildepreght.
De 18de eeuwsche historieschrijver Cor
nells van Alkemade had op een der witte
bladen, waarmede een in 1609 te Amsterdam
verschenen „Chronyek van Holla nt, Zeelant
ende Vi ieslant was doorschoten, een aantee
kening gevonden over de fundatie. De kapel
zou zijn gesticht door Joris, bastaard van
Brederode, op St. Elbertsavond 1482 Deze
aanteekening was volgens Van Alkemade
overgenomen, Uit een werk, dat afkomstig
was van Martinus Doncanus, pastoor van de
St. Hippolituskerk te Delft. Geen wonder
dus, dat Van Alkemade veel vertrouwen had
in deze mededeeling en op dezen vasten
grond vlijtig verder reconstrueerde. Maar
Van Buytenen ontneemt ons al het geloof in
de onfeilbaarheid van deze aanteekening,
voordat hij Van Alkemade's verdere fanta
sieën naar' het rijk der fabelen verwijst.
Een kapel, waarvan de eerste steen op St.
Eelbertsavond was gelegd, moest volgens
Van Alkemade noodzakelijk zijn gewijd aan
St. Adelbert, den volgeling van den H. Willi-
brord. Met den patroonheilige was Van
Alkemade dus klaar. Den bastaard van
Brederode kon hij in zijn verhaal minder
goed gebruiken. Volgens hem was de stich
ting van de kapel te danken aan een gelofte,
door Karei den Stoute in zijn jeugd gedaan,
toen hij, te gast op het slot Honingen, tijdens
een tocht per schaats naar Dordrecht door
het ijs zakte en in levensgevaar verkeerde.
Het patronaat van St. Adelbert werd over
genomen door Van Heussen in 2ijn beschrij
ving van het bisdom Utrecht en door Van
Reyn in zijn geschiedkundige beschrijving
van Rotterdam.
De andere gegadigde voor het patronaat,
de hier volkomen onbekende St. Hildepreght,
was door den kroniekschrijver dr. Zas ten
tooneele gevoerd. Deze Hildepreght zou een
Frankische koning ?ijn geweest, die in deze
streken was verdronken en wiens heilig
gebeente te Kralingeroord werd bewaard.
Hoewel In het Compendium van Thrithemius,
waaraan dr. Zas bij voorkeur zijn wijsheid
over Frankische koningsfamilies ontleende,
eenige Merovingsche koningen voorkomen
met. nagenoeg gelijkluidende namen, is er
niet één bij, van wien bekend is, dat hij
in de omgeving van Kralingen is verdronken.
Toch heeft deze heilige Frankische koning
het in de oogen van 20ste eeuwsche historici
nog van St. Adelbert gewonnen. Wanneer
in de laatste jaren van de St. Elbrechtskapel
sprake was, werd deze Merovinger naar
voren geschoven.
Ondertusschen lag, sedert Jacobus de la
Torre in 1656 zijn bekende Relatio samen
stelde, de sleutel tot het St. Elbrechtmysterie
voor het grijpen, maar tot nog toe had geen
Rotterdamsch historicus dit heiligenprobleem
benaderd met voldoende kennis van deze
materie om dien sleutel te kunnen hanteeren.
En waar de verlossende passage uit de la
Torre voor andere doeleinden werd gebruikt,
zooals door H. Levelt in de Geertruydsbronne
1927 en door Van Wijk in de Nomina Geo-
graphica Neerlandica, waren de schrijvers
zich niet bewust, dat zij de oplossing tot een
typisch Kralingseh probleem in de nand
hielden.
Zoo was het voor Van Buytenen weggelegd
om het Kruisbeeld van Lucca en Kralingen,
die in den loop der eeuwen totaal van elkaar
vervreemd waren, weer tot elkaar te brengen.
Dat hij dit gedaan heeft in een vlot geschre
ven artikel, dat ondanks de noodwendige
overstelping met van her en der bijeenge
bracht materiaal, nog juist aan het gevaar
van verwardheid ontsnapt, is zijn bijzondere
verdienste.
De schrijver, als Rotterdammer geboeid
door dien raadselachtigen St. Elbrecht. was
bekend met de omvangrijke stof, die G.
Schnürer en J. Ritz in „Sankt Kümmernis
und Volto Santo" over de verspreiding van
de vereering van het Kruisbeeld van Lucca
hebben verzameld.
Lucca, de hoofdstad van Toscane, was tegen
het einde van de achtste eeuw in het be-it
gekomen van een bovenmate schoon uit
hout gesneden kruisbeeld met een >-terk
Oostersehen inslag in de voorstelling, een
baardige figuur met een lang afhangende
tunica. Vanuit het handels- en zijde-irtdus-
trie-centrum Lucca verspreidde de vereering
van het Volto Santo (d. i. Heilig Aanscni.in)
Afbeelding van het merkwaardige Kruis
beeld, genaamd „Volto Santoin de
Kathedraal van Lucca,
zich weldra naar alle windstreken. Twee
bijzonderheden stelden Schnürer en Ritz in
staat om de ontwikkeling van deze devotie
naar alle richtingen te volgen, nl. de eigen
aardige uitdossing van het beeld met het
los afhangende kleed en de lelievormige
ornamenteering van den kruisbalk en de
legende van den speelman, die onafscheide
lijk aan het beeld van Lucca verbonden is.
Volgens deze legende zou het Christusbeeld
van Lucca een van de zilveren schoenen,
waarmee men het had versierd, zelf aan een
armen speelman hebben gegeven. Deze werd
hiervoor gevat, doch een nieuw wonder redde
den man van de doodstraf.
In Frankrijk, waar de vereering direct
door Italiaansche kooplieden werd geïmpor
teerd in 1343 was er in Parijs al een kapel
van Saint Vou de Luque behield de
devotie ook haar oorspronkelijken vorm.
Maar hoe verder het beeld van Italië ver
wijderd raakte, hoe grooter de kans, dat de
volksverbeelding de oorspronkelijke voorstel
ling overwoekerde. De figuur met het iange
kleed moest in de oogen van het volk een
vrouw zijn, een gekruisigde koningsdochter.
De baard had haar schoonheid verweest op
haar verlangen om liever haar aantrekkelijk
heid te verliezen dan zich aan een ongeloo-
vigen huwelijkspretendent te moeten geven.
Daarom was zij wreed terdood gebracht.
Verschillende namen kreeg deze martelares,
waarvan Wilgefortis en Ontcommer de meest
bekende zijn. Vlaanderen is de bakermat van
deze legende, vanwaar zij zich naar het
Noorden en het Westen verspreidde.
In Duitschland en specifiek in de Hanze
steden had nog een tweede ontwikkeling van
deze oorspronkelijk Italiaansche devotie
plaats. De gewoonte om den Christus aan het
Kruis van Lucca in gebedsformules aan te
spreken met adjutor, protector, defensor be-
nignissime Jesu, wees ons een Helper, bracht
het volk er toe om de bekleede Christus-
beelden den naam te geven van Sankt Hulpe,
Sankt Hilfe, de heilige Helper, wat niets an
ders is dan de vertaling van het Adjutor.
Gedeeltelijk was men zich in Noord-Duitsch
land nog bewust, dat men hier een Christus
beeld voor zich had, gedeeltelijk niet meer:
men ziet in de figuur een martelaar St. Hel
per of St. Helpericus.
Toen nu Van Buytenen, gewapend met
deze wetenschap, er kennis van nam, dat vol
gens de la Torre Hellebracht of Helleprecht
de Sant of Santinne geweest'zou zijn, die ons
helpt of terecht helpt, dat deze naam som
wijlen ook werd toegepast op den Zaligmaker
van de wereld, maar dat de kapel op Kralin
geroord eigenlijk was toegewijd geweest aan
de Heilige Martelares Wilgefortis, was er voor
hem geen twijfel meer mogelijk. In de kapel
op Kralingeroord was het Kruis van Lucca
vereerd in den vorm S. Helper of S. Hel
pericus, zooals men dien kende in de Duit-
sche havensteden, waar de Rotterdamsche
schippers geen onbekenden waren. De la
Torre heeft de relatie tusschen S. Helper en
Wilgefortis of Ontcommer en het Christus
beeld nog min of meer aangevoeld, die in
onze dagen door Schnürer en Ritz eigenlijk
herontdekt moest worden.
Het was nu voor Van Buytenen betrekke
lijk eenvoudig geweest, om uitgaande van de
hypothese, dat er te Kralingen een S. Helper
of St. Helpericus was vereerd, aan te toonen,
hoe deze naam zich geleidelijk tot St. Hel-
precht, St. Helbrecht, St. Elbrecht heeft ver
vormd. Maar met deze hypothese was de
schrijver niet tevreden, hij wilde de bewijzen
leveren, dat men St. Helper of St. Helperi
cus te Kralingen werkelijk gekend heeft.
Deze bewijsplaatsen heeft hij gevonden,
waar men ze niet licht zou zoeken. In het
archief van de grondheeren van Charlois
komt een verklaring voor betreffende het
vaststellen van de grens tusschen het baljuw
schap Putten en Zuid-Holland in 1473. Daar
in wordt geraaid (d.w.z. de richting aange
geven) op „die capelle van Sinte Helpricx,
staende opten dijck van Cralingeroirt."
Deze Sinte Helpricx is St. Helpericus in
verkorten vorm. Bovendien trof de schrijver
de kapel aan op een kaart van het oostelijk
gedeelte van het eiland IJsselmonde van
c. 1480 met den naam van den patroon er bij
n.l. S. Helpert.
Met zijn minutieus en diepgaand onderzoek
heeft de schrijver meer bereikt, dan dat hij
eenige fabels over St. Adelbert en St. Hilde
preght uit de wereld hielp. Door 't schake
len van St. Elbrecht aan het Christusbeeld
van Lucca heeft hij aangetoond, dat het 15de
eeuwsche Rotterdam want het zijn de
Rotterdamsche haringvaarders, die in het bij
zonder als de vereerders van het Kralingsche
beeld worden genoemd open stond voor
de religieuze en cultureele stroomingen, die
toen over Europa gingen. En waar de weg,
die de vereering van een bepaalden heilige
gevolgd heeft, meestal beslissend is voor het
vaststellen van handels-relaties, kan ook de
economische geschiedschrijving met dit arti
kel haar voordeel doen.
Rotterdam kreeg geen St. Ontcommer uit
Vlaanderen of Brabant, maar een St. Helpe
ricus uit Noord-Duitschland. Dit geeft stellig
te denken over de richting, waarin handel en
scheepvaart zich in die dagen bewogen.
Hedenmorgen 9 uur had een overval
plaats op de kas van Maatschappelijk Hulp
betoon. Deze overval was de resultante van
een de vorige week geuite bedreiging.
De 49-jarige A. R. n.l. had een aanvrage
om steun ingediend. Toen over deze zaak
tusschen hem en een ambtenaar hedenoch
tend discussies werden gevoerd, drong R.
zich plotseling voor het loket, deed een
greep in de kas en maakte zich uit de voe
ten. De man, die ongeveer 50 had weten
te bemachtigen, was natuurlijk spoedig ge
arresteerd.
Door de „Commissie vergunningen perso
nenvervoer" is de vergunningaanvrage van
L. Ringelberg tot vervoer van schoolkinde
ren uit Ridderkerk, Barendrecht en IJssel
monde naar de centraal gelegen R. K. school
te Usselmonde afgewezen.
Tegelijkertijd is deze vergunning verleend
aan de N.V. „R.A.G.O.M." te Ridderkerk, die
al het vervoer op zich zal nemen. Naar wij
vernemen is de heer Ringelberg in beroep
gegaan.
R. K. VROUWENBOND.
„Rasmus de Wonderdokter".
Dinsdagavond gaf de R. K. Vrouwenbond
in de zaal Harmonie de jaarlijksche feest-
uitvoering voor leden en introducé's. Door de
R. K. Tooneelvereeniging „Vondel" werd op
gevoerd het tooneelspel in 3 bedrijven „Ras
mus de Wonderdokter", van Paul Sarauw. Dit
stuk verplaatst ons naar Denemarken, op
het platteland, alwaar de officieele weten
schap strijd heeft te voeren tegen de kwak
zalverij van wonderdokters etc. Vondel heeft
de vertolking van het stuk uitstekend weer
gegeven, al werden aan verschillende rollen
hooge eischen gesteld. Bijzonder mag worden
vermeld, de wijze waarop de heer J. v. d.
Linden den rol van den wonderdokter ver
vulde. Ook de andere hoofdfiguren, mej. Co-
bi Kuil, dochter van Dr. Halier, en de hee-
ren P. van Dijen en J. Kloos, resp. als Dr.
Halier en Ulf Thomsen, gaven keurig spel
te zien. Om deze hoofdpersonen groepeeren
zich een aantal bijfiguren, waarvan sommi
ge apart vermeld mogen worden. We denken
o.m. aan den huisknecht Niels, vertolkt door
den heer P. Vink, den schoenmaker Morton
Gambst en zijn vrouw, weergegeven door
den heer J. Odijk en mej. J. Kerklaan, Ophe
lia Jensen, huishoudster van Rasmus, van
welke rol mej. B. Schoones een goede vertol
king gaf, alsmede Give, den kachelsmid, ge
speeld door den heer L. v. d. Burg en Ander
sen en zijn vrouw, de ouders van het gestor
ven kind, resp. gespeeld door den heer E.
de Rond en mej. P. Kerklaan.
Het muzikale gedeelte van den avond werd
verzorgd door den heer Nederhof en zijn
collega. Met een hartelijk woord van dank
aan de tooneelvereeniging werd de goedge
slaagde avond gesloten door mej. de Vette,
die ook een kort openingswoord had ge
sproken.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Te bevragen bij: Korpershoek, Havenstr.
74, pantoffel; Kamp, Bilderdijkstraat 1, da
meshandschoen; Visser, Maasstraat 29, hand
schoen; Boon, Bleekstraat 7, handschoen
tje; Poot, 3e Maassteeg 1, rijwielplaatje; Hof
man, Broekweg 158, dameshandschoen; Dek
ker, Hoogstraat 37, autoped; van der Velde,
Struykstraat 16, gewicht; Moerman, Burg.
Pruissingel 19, rijwielplaatje; Boom, Kruger-
straat 12, handschoen; Bakker, Ged. Biersloot
31, speelgoedhondje; van der Zwan, Groene-
weg 11, want; Bosch, Weste Wagenstraat 15b
Rotterdam, rijwielplaatje; Veldheer, le Lies-
veldsteeg 1, 2 scheppen; van Toor, Zomer-
steeg 7, dameshandschoen; van der Ven,
Nieuwelaan 69, pakje tabak; Bouman, Rich.
Holstraat 82, huissleutel.
TUINBOUWCURSUS.
In bijzijn van bestuursleden van de tuin
bouworganisaties had in de R. K. Jongens
school de eindles plaats van den gehouden
cursus.
Het diploma werd door alle cursisten be
haald. Het diploma met veel vrucht door:
A. Koppert en H. .Straathof; met zeer veel
vrucht door; P. Koppert, J. Jongeneel, W.
Jongeneel, J. Kegel, G. van Tilburg, J. G.
Koot G.zn., A. v. d. Lugt, W. v. d. Lugt, C. v.
d. Ent en J. H. Groenewegen.
Na uitreiking der diploma's werden leeraren
en cursisten op waardeerende wijze toege
sproken door den heer B. Havenaar, voorzitter
van den C. B. T. B.
De heer H. W. Brummelkamp, stationschef
van de Staatsspoorwegen, te Voorburg, her
dacht Maandag, onder veel blijken van be
langstelling den dag, waarop hij vóór 40 ja
ren in dienst trad bij de Nederlandsche
Spoorwegen.
Onder groote belangstelling heeft de heer
Brummelkamp dit jubileum mogen vieren.
Vele schriftelijke gelukwenschen werden in
den loop van den dag bezorgd, terwijl in
de morgenuren reeds 'n groot aantal bloem
stukken aan het huis van den jubilaris wa
ren gebracht.
Van de velen, die persoonlijk hun geluk
wenschen kwamen aanbieden, noemen we
den burgemeester, dr. J. A. Nederbragt en
wethouder P. A. Schreuder. Voorts de hee-
ren W. H. G. Rambonnet, afd.-chef te Utrecht
namens de directie van de Ned. Spoorw., J.
Lutgert, stationschef van het station S.S. te
Den Haag, die namens de Haagsche ambte
naren een tabakspot in Delftsch aardewerk
overhandigde.
Namens het Voorburgsche personeel voer
de de heer Kommeren het woord en bood
een barnsteenen pijp en een bloemenmand
aan. Tenslotte gaven vele reizigers en fir
ma's, die vrij regelmatig met den Voor-
burgschen stationschef in aanraking komen,
blijk van hun belangstelling.
BURGERLIJKE STAND
OVERLEDENJ, Llska 33 j. - man van N.
Keert.