avonturen van Koko
mummim
LENTE KLEURTEEKENING.
m
VOOR ONZE JEUGD.
De
boerin en de
kabouter.
De opmerkelijke.
Papa Cambon
Twee grappenmakers en Jinn
ZATERDAG 27 APRIL 1940
.«■Np**,
DIEFSTAL TIJDENS DE
VERDUISTERING
IJZER IN ZWEDEN.
IN SIAM.
?n Zonderlinge vijver.
Spreekwoord-puzzle.
Geschiedenis-puzzle.
0
0
0
Planten-puzzle.
Oplossing der vorige puzzles.
- ifar
En nu: Aan den slag! Veel tucce»
Ergens °P de bergen, in een armelijk
huisje, woonden een boer en een oen
„Geef ons heden ons dage-
k ji» at a t schonk Onze Lieve
lijksch brood" Nu, dat scn,ü":
tï j k „r,k wel. Maar een ding
Heer den menschen ook wc
„ne(j vinden! De boerin
kon Hij onmogelijk goea
i- moe En dat deed ook den
was liever lm dan moe.
boer veel verdriet
Op zekeren dag nam hu de vrouw mee
naar de schuur.
We hebben de schapen geschoren en de
wol gewasschen!" zei hij.
Nu moest je deze ruwe wol eens tot dra
den spinnen. Het wordt winter. Je hebt
dus allen tijd!"
„Ik zal wel eens zien!" beloofde de vrouw.
Maar bij d'r eigen dacht ze: Ja, zeker, ik zal
gek zijn! Doe het zelf maar! Ik zit van den
winter liever achter de kachel, met 'n kopje
koffie! Ja' was 'n luie vrouw!
Den anderen dag werd er aan de keuken
deur geklopt De boerin zag eerst niets. En
toeh hoorde ze 'n fijn stemmetje. Dat was
vreemd!
„Kijk maar naar den grond!" zei het stem-
met je.
Ze deed 't. Daar zag ze 'n klein kereltje
staan, 'n Kereltje met 'n puntmuts. „Natuur
lijk 'n kabouter!" dacht ze.
Het zal me benieuwen wat die te vertel
len heeft?"
Ze noodigde het aardmannetje in huis. Ze
nam een kopje uit het serviesje van haar
jongste dochtertje. Daar schonk ze koffie in.
„Drink maar lekker uit, kabouter!"
Nu, dat smaakte puntmuts wel!
„En wat is nu eigenlijk de reden van je
komst, Puntmuts?"
„Dat zal ik je vertellen. Ik heb n hee-
len stapel wol zien liggen in jullie schuur
tje. Wat moet daarmee?"
„Nogal wiedes Puntmuts! Die wol moet tot
draden worden gesponnen van den winter.
En dat is een heele karwei.
„Dat geloof ik graag! Dat is geen doen
De
-ji&e
„Ze steunde op een zwaren stok".
voor *n menschl Weet je wat? Geef ons het
spul! Dan halen we het met z'n allen van
nacht weg!"
„Om wat er mee te doen?"
„Om het naar de reuzin te brengen! Die
woont in een hol, in de bergen!"
„En wat moet dat kosten, Puntmuts?"
„Niks niemendal, boerin! De reuzin brengt
je de wol in draden terug Wanneer? Tegen
het begin van de lente! Je hoeft alleen haar
naam maar te raden! Dat is niet zoo moei
lijk!"
„En als ik dien naam niet raad?"
„Dan blijft de wol bij de reuzin!" ant
woordde Puntmuts Maar de leeperd zei er
niet bij: „En dan is de eene helft voor haar,
de andere voor het kaboutervolk!"
„Accoord!" besloot de boerin, dom ge
noeg!
„Je kunt vannacht met je kornuiten den
heelen boel weghalen!"
Den volgenden morgen was er geen
vlokje wol meer in de schuur te bekennen.
„Vrouw, Wat heb je met die wol uitge
voerd?" vroeg de boer.
„Gaat .ie geen steek aan!" klonk het hoogst
onbeleefde antwoord.
„Als jij, van de lente je wollen draden maar
hebt!"
Dar bleef het voorloopig by. Maar toen de
winter verstreek! En er iets als van voor
jaarskoelte over de bergweiden ging!
berken begonnen groen te worden en de
kastanjes maakten dikke knoppen! Toen
dacht de vrouw: „Hoe kom ik nu toch ach
ter den naam van die reuzin?" Het liet haar
geen rust meer. Dag en nacht prakkizeerde
zij over dien naam Eindelijk vertelde ze
haar leed aan den boer.
„Dat is een leelijke geschiedenis, vrouw:
Dat kan ons al onze wol kosten! En wat
moeten we zonder wol beginnen?"
Tja, daar had de boerin zoo niet bij stil
gestaan!
„Maar weet je wat, vrouw? Ik zal eens
prakkizeeren!" beloofde de man.
Twee dagen later zag hij de reuzin toe
vallig loopen. Het leek wel 'n kerel! Ze
steunde op een zwaren stok! En nam ge
weldige stappen! Ongemerkt sloop de boer
haar na. Hij zag, hoe ze in een spleet van
een steile rots verdween. Daar zette ze zich
aanstonds aan het weven. Blijkbaar was de
wol uit z'n schuurtje. Ze weefde en ze weef
de en bijna al de wol raakte op! Daar begon
ze nog te zingen op den koop toe!
„Weven, weven, als maar door!
Blanker dan het blankst ivoor!
Apegietje is mijn naam!
Weven doe ik alles saam!"
„Dat heb ik afgeluisterd!" zei de boer
bij z'n eigen. Hij maakte zich heel stille
tjes uit de voeten. En telkens herhaalde hij:
„Agepietje is mijn naam!" Om dien niet
te "vergeten, dat begrijp je. Zoo'n mooie
naam komt niet eiken dag voor!
Vrouw, geef gauw 'n blaadje papier en
n 'mepje potlood!" zei hij thuis tegen de
boerin. Ze bracht 't. En met zijn grove, zwa
re vuist kraste hij stevig in 't papier.
„Agepietje!" Daarna vertelde hij
zijn wedervaren aan de boerin. Nu, je kunt
begrijpen hoe blij ze was!
Den aVideren dag al, de vrouw was
alleen thuis, daar kwam de reuzin. Bonk!
bonk! dreunden haar zware schoenen. Ze
was nog mismaakt ook, nou ja, dat was
ongelukkig genoeg, daar zou niemand haar
om uit lachen! 'n Groote baal vol wollen
draden smeet ze op den grond.
„Zooals je ziet, vrouw, heb ik niet stil
gezeten van den winter!" verklaarde ze.
En op dat woordje: ik, lei ze 'n hateüjkeri
nadruk.
„Hier is de wol, tot draden gesponnen!
En nu, raad mijn naam!"
,,'k Zal even 'n schoon schort voordoen ter
eere van het hooge bezoek!" antwoordde
de ontstelde boerin. Dat deed ze ook! Maar
ze moest tegelijk eens gauw op het papiertje
in de linnenkast kijken, je weet wel, het
papiertje met „Agepietje" bekrast!
,Nou, beleef ik het nog? Hoe heet ik?"
snauwde de reuzin!
„Nou, nou, hangen heeft geen haast,
mensch! Ik mag toch wel even nadenken?
'ns Kijken! Zoo'n lieftallig wezen als jij,
zal natuurlijk Sunny heeten?"
„Sunny heeten, Sunny heeten! Dat heb ik
nog nooit geweten!" krijschte de reuzin.
„O nee?" lijmde de boerin met een blanke
stem. „Dan moet ik nog eens prakkizeeren!"
„Hoogstens drie keer!" stond het schep
sel toe.
„Nou, zoo ingewikkeld zal uw naam wel
niet zijn, dame! Mogelijk heet u net als
mijn liefste nichtje: Elsje!"
„Elsje, Elsje, zou ik heeten? Mensch je
bent het glad vergeten!"
„Agepietje dan!"
De reuzin deed 'n sprong. In 'n ommezien
was ze het huis uit! Ze haastte zich naar
haar spelonk terug! De boerin had 'n ge
voelige les gekregen! Voortaan was ze niet
lui meer!
De Ertsberg bij Gellivare en Kiruna is
zeer rijk aan ijzer. Op de honde'd deelen
„gesteente", komen ongeveer zeventig dee
len erts voor. Dat is héél veel! Gedeeltelijk
wordt het kostbare metaal ter plaatse be
werkt. Grootendeels is het evenwel voor uit
voer bestemd. Narvik heeft steeds veel
Zweedsch erts uitgevoerd En 's zomers "aat
het door de Botnische Golf die s winters
potdicht zit, door het ijs! Men heeft bere
kend, dat de Ertsberg nog honderd jaar ,izer
kan leveren, als men er net zoo druk blijft
werken als tegenwoordig!
Zweden dankt een groot deel van zijn wel
vaart aan dezen mijnbouw. Zijn koper is
van weinig beteekenis meer (Falun).
Tegenwoordig denken veel Zweden: was
er maar nooit erts in ons land gevonden!
Wie begrijpt waarom?
„Koko!" zei de eigenaar van de groote ju
weliers-zaak tegen zijn nieuwen loopjongen
„Vanavond moeten alle lichten 'n uur uit
voor den Burgemeester!"
„Ja, baas! Het is verduisterings-oefening!
Het stond in „De Maasbode!'
„Jij weet 't, Koko! Ik vind het de moeite
niet, voor dat uur, te sluiten! Maar houd jij
'n oogje in 't zeil tijdens dé" oefening? Het
zal bar donker wezen! En je weet maar nooit,
wie er langs den weg loopfen!"
„Komt dik in orde, baas! Ik zal de uitstal
kast scherp in de gaten houden!"
„Mooi zoo!"
Aarde-donker was de stad tijdens de oefe
ning. Alle burgers werkten mee, zoo goed ze
konden. De maan hield zich schuil. En de
wolken dimden de sterretjes af! De burge
meester was in z'n nopjes! Koko óók' Hij had
al 'n half uur gestaan en er was niets met
de uitstalkast gebeurd.
Maar het spreekwoord zegt: roep geen
hoera! vóór je den wal bereikt hebt!
Plotseling kreeg Koko 'n stomp uit het
duister, die hem tegen den grond smakte.
Gerinkel van glas. Grissen van geoefende,
haastige handen.
Toen Koko weer overeind gekrabbeld was,
zag hij twee kerels wegrennen.
„Ik ga ze na, baas!" hijgde de jongen tot
zijn patroon. De man was dadelijk op het
gedruisch af naar voren gekomen.
Koko achter de twee dieven an! Het viel
niet mee! Hij botste tegen 'n agent! Tegen
den burgemeester zelfs! Maar hij nad geen
tijd excuus te vragen! Hij zocht zijn weg zoo
rap hij kon. Waar zouden ze heenloopen. de
twee breede, gespierde gestalten? Eén trok
'n beetje met z'n linkerbeen. Zeker 'n beetje
mank? Maar waar waren ze nu opeens?
Hierheen? O nee, daar! Nee, toch niet! Mis
schien ginds?
Koko was ze kwijt! Jammer! Hij keerde
naar den eigenaar der juweelen terug. Die
had het licht mogen opsteken van de poli
tie. Er waren gouden horloges weg met ket
tingen! Een paar armbanden van wit goud
platina! Kostbare steenen ook, amethysten,
hyacinten nee, geen bloemen, maar geel-
roode juweelen, smaragden, noem maar op'
De schurken hadden wat je noemt ,,'n geluk
kige hand" gehad! Het was voor 'n heel be
drag!
„Nog wat gezien, Koko?" vroeg een jeug
dige inspecteur van politie!
„Het was aarde-donker, inspecteur! En ze
droegen geen bordjes met lichtende naam
kaartjes achter op d'r lui rug!"
„Ailicht niet, Koko, allicht niet'"
„Ik zal u morgen een volledige lijst van
de vermiste voorwerpen sturen, v.mmissa-
ris!" beloofde de juwelier.
,Dat heeft geen haast, baas!" fluisterde
Koko!
Samen zat hij met den patroon in het kan
toortje.
„Waarom zei jij: dat heeft geen haast?"
vroeg de winkelier.
„Daarom!"
„béórom is geen reden! Als ie van de
trappen valt, ben je gauw beneden!"
„Nou, wat moet u de politie er inhalen?
Als tante Stijntje en ik u den heelen boel
prompt terugbezorgen?"
„Tante Stijntje en jij?"
„Tante Stijntje en Koko!
„En je zei, je had niks gezien?"
„Baas, u moet me géén woorden in m'n
mond leggen, die ik nooit had mogen zeg
gen. Ik mag toch zeker niet jokken? Ik zei
alleen, dat het, aarde-donker was! Wós het
dat soms niet? o, zoo! En dat ze géén bordjes
met lichtende naamkaartjes hadden meege
bracht! Of hadden ze dat soms wel? Nee?
Nou, dan heb ik niet gejokt! Maar ik heb
wel zóóveel gezien, dat we ze morgen met
'n klein fortuintje al te pakken kunnen heb
ben, m'n tante Stijntje en ik"
En hoe dachten jullie dat dan aan te leg
gen?"
„We leggen ze 'n beetje zout op d'r hak
ken!^ En dón grijpen we ze meteen in d'r
kraag!"
„Maak nou geen grappen, Koko' Het zijn
geen vogeltjes!"
„Vogeltjes hébben geen hakken, baas en
ik sprak van hakken! Krijg ik mo-gen vrij?
Met behoud van loon?
Ja? Prachtig! Dan hebt u alle Kans da+
de poen morgenavond weer op z'n piaats is!"
„Het zal mij benieuwen, Koko! ifschoon
je tante Stijntje is iemand met hoogst op
merkelijke gaven! Dat weet ieder behoorlijk
mensch!"
„En vlak d'r neefje óók niet uit, baas!
schepte Koko op!
'n Half uurtje later zat de jongen bij z'n
tante. Samen bespraken zij den brutalen
diefstal.
„Goed. dat je ze scherp hebt opgenomen.
Koko!" prees de weduwe. „Je schijnt ik
wil je niet beleedigen! katten-oogen te
hebben! Zoo, zoo, de ééne trok 'n beetje met
z'n been. En de andere had 'n goedigen
ronden rug? Morgenochtend ontmoeten we
mekaar vroeg aan het station! We kijken
scherp uit. Tien tegen èèn, dat de schobbe
jakken den poen in Amsterdam gaan vsr
koopen, bij 'n opkooper!"
„Daar kon u best eens gelijk in hebben
tante!" vond Koko.
's Nachts kon hü haast niet slapen van
spanning. Achter twee dieven aanl Alléén
Tante Stijntje en
Koko gingen achter
de twee heeren
naar binnen.
zou hij het vast niet durven! Werd het nu
maar gauw ochtend! Maar nee, de sterren,
weer tevoorschijn gekomen, glinsterden nog
zoo scherp. Kijk, daar had je de W. en gin
der Orion, en wéér verder de planeet Sa-
sa-ve-nus of nee, Sa-tur-nus of nee, Sa-
tur-ve-nushoe was het ook nog weer?
Koko sliep opnieuw in. Maar 's morgens
verscheen hij toch tijdig aan het station.
Tante Stijntje, breed en welgedaan, stond
er al. Ze had zoo'n oorlogsdoek om, zoo'n
lange, roodachtige sjaal, met franje, je weet
wel, en 'n spoormandje in d'r hand! Ze zag
er net uit als iemand die 'n eeuw bij den tijd
ten achter was! Vooral zeer ongevaarlijk en
bedeesd! Samen kuierden die twee het ruime
Stationsplein wat op en neer. Gaven hun
oogen goed den kost. Dat duurde en dat
duurde.
„Daar heb je ze!" fluisterde Koko tante
toe. „Tenminstedat dénk ik! Het was
ook zóó donker!"
„We moeten zèkerheid hebben!" fluisterde
Stijntje. „Bewijzen!"
Er kwamen twee keurige heeren aan. De
een had 'n goedigen, ronden rug! Ën de an
der trok 'n ietsje met z'n been! Maar nu
zagen ze er toch hèèl anders uit dan gister
avond dacht Koko! Ook hadden ze groote,
Amerikaansche brillen op! Je kon ha#st
niets van d'r gezicht zien.
Tante Stijntje en Koko gingen achter de
twee heeren aan naar binnen.
„Retour 3e Amsterdam!" hoorde zij zeg
gen. Zélf nam ze voor haór en voor haar
neefje twee retour Amsterdam uit den auto
maat.
Waar de beide heeren instapten, heesch
Stijntje zich óók in. Koko volgae. Bijna
dadelijk daarop zette de trein zich luid zuch
tend in beweging. Net of hij zeggc-n wou:
moet dat zware mensch óók nog mee? Maar
daar trok de weduwe zich niets van aan.
De heeren hadden 'n acte-tasch bij zich
gelijk geleerden lieden betaamt. Die legden
ze in het net, precies of het er niet zoo nauw
op aan kwam. Tante Stijntje wou haar kar-
bies óók in het net hebben.
„Zal ik u even helpen, dame?" vroeg één
der heeren hoofsch.
„Dank u.' Er zit breekbare waar in! ver
klaarde tante. Dat was ook zoo. Harde
eieren! Maar de heeren dachten: zeker glas?
Gauwer dan ik dit allemaal hier neer pen.
had de weduwp haar karbiesop de
acte-tasch geplaatst! Maar dat is het woord
niet. Het woord is: gesmakt! Want ze deed
het met geweld! Een licht gerinkel nam ze
binnen in de tasch waar. En net, of er dus
glas barstte. Ze wist genoeg! Dit waren de
dieven. Het goud van de kettingen ritselde.
En de horlogeglazen waren gebarsten! Koko
had zich niet vergist. En dat maakte zij hem
met het knippen van 'n oogje duidelijk!
De trein denderde voort! Tante verschool
zich achter „De Maasbode"! Koko kreeg de
prachtige fotobladzijde.
„Kijk, daar is de Joodsche begraafplaats
al, tante!" wees Koko. De overeind geplaat
ste, eendere grafsteenen van het Israëlie-
tische kerkhof vlogen langs het raampje
voorbij.
„Dan naderen we het Centraal-Station!"
verzekerde tante. „Geef m'n karbiesje maar
aan, Koko!"
De heeren bleven dood op hun gemak zit
ten. Tante deed 'n greep in het mandje
„Handen omhoog, dieven!" beet zij den
twee heeren toe. Hun schrik kon niet groo-
ter zijn, dan wanneer de wagon een lading
dynamiet had geraakt! Geen wonder! Drei
gend zagen ze twee revolvers op zich gericht!
Er schoot niets anders over dan te gehoor-
„Hee, jongens, 'n zwartrok! 'n Zwartrok!"
En 'n hagel van straatvuil valt op en om den
priestertoog. De groote menschen moeten er
om lachen! En die lach moedigt de baldadig
heid aan! De priester vervolgt bedaard rijn
weg. „Zij hebben Mij gesmaad, zij zullen ook
U smaden!" heeft Christus voorzegd. De
leerling is nu eenmaal niet méér dan de
Meester!
Dit gebeurde in een Fransche voorstad,
omstreeks het jaar onzes Heeren 1905'
In diezelfde voorstad Figuerolles, loopt
thans de straatjeugd weer te hoop, wanneer
een priester langs komt. Maar nu niet om
hem te plagen! De kleintjes krijgen en
kruisje op het voorhoofd. De grooteren een
prentje. En dat alles onder de oogen van
blijde vaders en moeders!
Wie die verandering bewerkt heeft?
Marcel Cambon' Of, om met de jeugd zelve
te spieken: papa Cambon! Apostel der
kleintjes.'
Marcel Cambon was uit de Fransche oor
logshaven afkomstig aan de Middellandsche
Zee, uit Toulon (toe-Ion). In zijn jeugd
oud is hij nooit geworden haalde hij daar
allerlei krasse stukjes uit! Stukjes, die De
Ruyter niet beneden zich geacht zou hebben!
Hij durfde gerust aan een heel lang touw
naar beneden te glijden, om een grot ir. de
bergen te bereiken. En daar speelde hij dan
met zijn makkers roovertje!
Marcel was graag naar zee gegaan en daar
bood Toulon alle gelegenheid voor. Maar
hij werd afgekeurd voor zijn oogen» Op zee
moet je heel scherp kunnen kijken en dat
kon hij niet. Toen deden zijn ouders hem
op de landbouwschool van Montpellier. Bij
het toelatingsexamen was Marcel Cambon
nummer twee, op de ranglijst! Lang geen
suffie dus!
In die dagen gebeurden er treurige dingen
in Frankrijk. De katholieke kerk, de kerk
der meeste Franschen, werd vervolgd. Gees
telijken en kloosters hadden te lijden onder
den haat der vervolgers. Hoe kon dat? Och,
daar heb je maar een handvol raddraaiers
voor noodig en dan is het al zoo; kijk maar
naar Rusland, naar Spanje en Mexico. En
als de katholieken zich dan niet allerkrach
tigst te weer stellen, dan worden zij tegen
den muur gedrongen. Tegenwoordig gaat het
in Frankrijk, dank zij God, stukken beter.
Marcel Cambon besloot zich in dienst te
stellen van den Meester, die in zijn pries
ters en kloosters zóó zwaar gegriefd werd
Hij trad op tegen de vijanden der kerk
en zette hen in menige bespreking schaak
mat. Hij bestudeerde de vraagstukken van
den dag. Maar tenslotte koos hij voor het
apostolaat onder de kinderen. „Wie de hin
deren heeft, heeft de toekomst!" dacht hij.
Eu hij sloeg zijn tent op in de meest anti
katholieke wijk van Montpellier, in Figue
rolles (1911). Hij was toen achttien jaar oud,
Marcel!
Wat deed hij al niet om de kleintjes voor
zich te winnen? Hij draafde rond als ten
paard met drie, vier kinderen op zün schou
ders! Hij zette allerlei wedstrijden op touw.
Hü rende van den eenen boom naar den
anderen om niet getikt te worden. Hij liep
als een pakezel met de boterhammentrom-
mels der kinderen op zijn armen rug. Hü
sleepte in z'n eentje' 'n kerstboom naar het
patronaat en besteedde zün laatste duit voor
zün kleine vriendjes. Zelfs wist hij den
armen drommels vacantie in de gezonde
berglucht te bezorgen! Als nikkers kwamen
ze terug! Had je het gezicht van hun moeder
moeten zien bij zooveel levensvreugde! Ze
straalde van genoegen'.
Maar vóór alles dacht Marcel aan de ziel
van zün beschermelingen. Die ziel wilde hij
zoo graag schenken aan den kleinen Jesus
in het tabernakel. Hij hield büna eiken <>ag
catechismus en de gewüde geschiedenis wist
hü te vertellen net of alles in de buurt van
Montpellier gebeurd was! De jeugd luisterde
met de grootste aandacht. Ja, zelfs de groo
teren mochten Marcel graag hooren vertel
len. Niet zelden namen zü plaats tusschen
de kleintjes in! Wanneer er thuis iets niet in
den haak was, stevende „papa Cambon" er
op af! Meestal wist hij dan voor zün vriend
jes weer iets goeds te bereiken. Ook ver
langde hü van de kinderen, dat zy zich wat
wisten te ontzeggen. Niet snoepen! Geen
koffie gebruiken! Geen suiker in de thee
genomen! 'n Stuiver voor de armen wegge
legd! nz. enz.
Met grooten üver bereidde ,papa Cambon"
zijn „kinderen" voor op de heilige Commu
nie. Dat ging lang niet altijd gemakkelijk,
want de ouders kwamen dan met allerlei
bezwaren. En dikwüls kostte het groote
moeite hun toestemming te verkrijgen. De,
kinderen werkten echter zelf met hun „papa
mee en voor dien dubbelen aandrang moes
ten de ouders wel zwichten! Welk een
vreugde gevoelde „papa" Cambon dan, wan
neer hü zooveel kinderzielen als een blank
boeket aan Jesus in het H. Sacrament mocht
aanbieden!
Vier jaren heeft Marcel Cambon daar in
die wijk van Montpellier gewerkt onder de
kleinen. Juist wilde hij gaan studeeren om
in de Sociëteit van Jesus te treden, toen de
wereldoorlog (19141918) hem onder de
wapenen riep.
Den 20en Augustus viel hij, vóór Mor-
hange. Zün krügsmakkers sleepten hem uit
het vuur, zwaar gewond als hij was. „Laat
mü maar!" verzocht hij. „Anderen zün er
erger aan toe!" Nadien heeft niemand zijn
stoffelijk overschot meer gezien.
Siam is rijk aan kerken, pagoden. In
iedere kerk staat een groot beeld van de
godheid Boeddha Zéér beroemd is te Bang
kok „de Boeddha op den Smaragden Troon"
'in de pagode van Wat Pra Keo De Eoeddha-
priesters of bonzen leggen beloften af van
armoede en kuischheid Zij scheren hun
hoofd geheel kaal en gaan in gele gewaden
gekleed. Hun kleine knechtjes verzamelen
de aalmoezen der geloovigen. Zelfs het klein
ste dorp daarginds heeft zijn pagode. Wie
geen onderkomen vindt, mag binnen de pa
gode zün tent opslaan.
n Engelsche Lord wilde zün vrienden eens
onthalen. In zijn tuin liet hü een vüver
graven en bekleedde dat bekken met mar
mer. Daarna liet hij dien vüver ook vullen!
Met water Nee Met 1000 flesschen wijn,
600 flesschen brandewijn, 600 flesschen
rhum, 600 pond suiker, vermengd met het
sap van 2000 citroenen en het stof van 200
nootmuskatenEindelük werd daar heet
water bijgedaan. De grog was klaar
Vijftig letters vormen een zeer bekend
spreekwoord. Beteekenis: wanneer twee per
sonen om iets twisten, raakt vaak een derde
in het bezit er van.
16242034 Bronzen pasmunt.
2638187 Hap.
832633 Band, reep.
1493649 Ploegsnede.
3021294 Brandbaar koord.
5284341 Luchtgesteldheid.
47122344 Boerenhuis.
11194850 Man van Denemarken.
22273735 Honingdrank.
246253 Vergrootglas.
133i4510 's Middags 12 uur.
39154042 Vorm van: doen.
17i1337 Lichaamsdeel.
Elf
oude,
letters stellen, volgens de kruisjes,
geschiedkundige monumenten voor in
„Wat moet dat beteekenen?" stotterde de
manke nog.
„Dit, dat wie één verdachte beweging
maakt oogenblikkelijk een kind des doods
is!' legde tante met vaste stem uit. En op
,kind des doods" kwam een ontzaglijke na
druk!
Daar knarsten de remmen!
„Jullie büjven zóó zitten!" gelastte tante.
Koko hoefde zü niets te gelasten Die wist
precies wat hem te doen stond! Even later
kwam hü met twee militaire politic-agenten
aanzetten, je weet wel, met van die hagel
witte vangsnoeren over hun tuniex
„Mannen, arresteert, deze dieven'" gebood
Stjjn. De twee schurken werden snel ge
boeid. De acte-tasch bleek inderdaad ól het
gestolene te bevatten! Was dat even 'n bof
geweest! En alles onbeschadigd! Alleen twee
horloge-glazen, van platina-horloges die wa
ren gebarsten. Net wat Stijn gedacht had!
„Ik maak proces-verbaal tegen u op me'
vrouw!" kwam nu de oudste agent 'n ser
geant.
„En dat waarom?" snibbigde mevrouw
„Omdat u zonder verlof vuurwapens
draagt! Twee nogal liefst!"
Nu lachten de beide dieven even! Tante
hing!
„Déér heb je m'n wapens!" zei tante
oolijk! Wat waren het? Twee sigarenaanste'
kers in den vorm van 'n revolver! Je kunt
begrijpen, hoe bar de dieven op hun neus
keken!
In triomf keerden tante en neefje naar
den juwelier terug. Deze beloonde hen heel
royaal! Toen de rechtbank haar vonnis had
geveld, kwam al het gestolene weerom. Er
mankeerde niets aanl 1
Drenthe
en
elders.
X
Pachtgeld.
X
Aarden vaas, pot.
X
Zee-engte.
X
Onzinnige wreedaard.
X
Huwehjk.
X
Zee-tweemaster.
X
Azijn.
X
Tweezang.
X
Driedraadsch weefsel.
X
Droogoven voor mout.
X
Rekening.
Op de kruisjes de naam van de laurier
roos.
X
X
X
X
a X
X
X
X
1. Afkorting voor: Oosten; 2. berkachtige
loofboom; 3. laan, weide, veld; 4. tweehoevige,
woldragende dieren; 5. vindingrijkheid; 6.
door ondiep water loopen; 7. plechtig be
roep op God; 8. op sommige tljermoters.
SPREEKWOORD-PUZZLE.
Gehad is een arm man; die hééft, is er
beter an!
Rif eer heg das tam neb
nis dam nee rat hei ree.
PLANTEN-PUZZLE.
Speenkruid.
Saai paai ezel edik nerf klip
rups urne inch dier.
Hier is weer eens een aardige kleur tee
kening. Doe er eens extra je best op Zoek
zelj eens uit welke kleuren je 't best kan
aanbrengen. Maar denk eraan: 't Is eer
lente-teekening en dus: frissche en vroolijke
tinten gebruiken.
Van de week zag ik toevallig op schoot een
paar teekeningen die met Talens Ecoline ge-
kleurd waren Dit zijn heldere, frissche tin
ten, waar je vast veel succes mee zult heb
ben. En anders gebruik je paste! of tubet
verf. Ieder heeft toch wel zoo iets
t