avonturen van Koko mummim LENTE KLEURTEEKENING. m VOOR ONZE JEUGD. De boerin en de kabouter. De opmerkelijke. Papa Cambon Twee grappenmakers en Jinn ZATERDAG 27 APRIL 1940 .«■Np**, DIEFSTAL TIJDENS DE VERDUISTERING IJZER IN ZWEDEN. IN SIAM. ?n Zonderlinge vijver. Spreekwoord-puzzle. Geschiedenis-puzzle. 0 0 0 Planten-puzzle. Oplossing der vorige puzzles. - ifar En nu: Aan den slag! Veel tucce» Ergens °P de bergen, in een armelijk huisje, woonden een boer en een oen „Geef ons heden ons dage- k ji» at a t schonk Onze Lieve lijksch brood" Nu, dat scn,ü": tï j k „r,k wel. Maar een ding Heer den menschen ook wc „ne(j vinden! De boerin kon Hij onmogelijk goea i- moe En dat deed ook den was liever lm dan moe. boer veel verdriet Op zekeren dag nam hu de vrouw mee naar de schuur. We hebben de schapen geschoren en de wol gewasschen!" zei hij. Nu moest je deze ruwe wol eens tot dra den spinnen. Het wordt winter. Je hebt dus allen tijd!" „Ik zal wel eens zien!" beloofde de vrouw. Maar bij d'r eigen dacht ze: Ja, zeker, ik zal gek zijn! Doe het zelf maar! Ik zit van den winter liever achter de kachel, met 'n kopje koffie! Ja' was 'n luie vrouw! Den anderen dag werd er aan de keuken deur geklopt De boerin zag eerst niets. En toeh hoorde ze 'n fijn stemmetje. Dat was vreemd! „Kijk maar naar den grond!" zei het stem- met je. Ze deed 't. Daar zag ze 'n klein kereltje staan, 'n Kereltje met 'n puntmuts. „Natuur lijk 'n kabouter!" dacht ze. Het zal me benieuwen wat die te vertel len heeft?" Ze noodigde het aardmannetje in huis. Ze nam een kopje uit het serviesje van haar jongste dochtertje. Daar schonk ze koffie in. „Drink maar lekker uit, kabouter!" Nu, dat smaakte puntmuts wel! „En wat is nu eigenlijk de reden van je komst, Puntmuts?" „Dat zal ik je vertellen. Ik heb n hee- len stapel wol zien liggen in jullie schuur tje. Wat moet daarmee?" „Nogal wiedes Puntmuts! Die wol moet tot draden worden gesponnen van den winter. En dat is een heele karwei. „Dat geloof ik graag! Dat is geen doen De -ji&e „Ze steunde op een zwaren stok". voor *n menschl Weet je wat? Geef ons het spul! Dan halen we het met z'n allen van nacht weg!" „Om wat er mee te doen?" „Om het naar de reuzin te brengen! Die woont in een hol, in de bergen!" „En wat moet dat kosten, Puntmuts?" „Niks niemendal, boerin! De reuzin brengt je de wol in draden terug Wanneer? Tegen het begin van de lente! Je hoeft alleen haar naam maar te raden! Dat is niet zoo moei lijk!" „En als ik dien naam niet raad?" „Dan blijft de wol bij de reuzin!" ant woordde Puntmuts Maar de leeperd zei er niet bij: „En dan is de eene helft voor haar, de andere voor het kaboutervolk!" „Accoord!" besloot de boerin, dom ge noeg! „Je kunt vannacht met je kornuiten den heelen boel weghalen!" Den volgenden morgen was er geen vlokje wol meer in de schuur te bekennen. „Vrouw, Wat heb je met die wol uitge voerd?" vroeg de boer. „Gaat .ie geen steek aan!" klonk het hoogst onbeleefde antwoord. „Als jij, van de lente je wollen draden maar hebt!" Dar bleef het voorloopig by. Maar toen de winter verstreek! En er iets als van voor jaarskoelte over de bergweiden ging! berken begonnen groen te worden en de kastanjes maakten dikke knoppen! Toen dacht de vrouw: „Hoe kom ik nu toch ach ter den naam van die reuzin?" Het liet haar geen rust meer. Dag en nacht prakkizeerde zij over dien naam Eindelijk vertelde ze haar leed aan den boer. „Dat is een leelijke geschiedenis, vrouw: Dat kan ons al onze wol kosten! En wat moeten we zonder wol beginnen?" Tja, daar had de boerin zoo niet bij stil gestaan! „Maar weet je wat, vrouw? Ik zal eens prakkizeeren!" beloofde de man. Twee dagen later zag hij de reuzin toe vallig loopen. Het leek wel 'n kerel! Ze steunde op een zwaren stok! En nam ge weldige stappen! Ongemerkt sloop de boer haar na. Hij zag, hoe ze in een spleet van een steile rots verdween. Daar zette ze zich aanstonds aan het weven. Blijkbaar was de wol uit z'n schuurtje. Ze weefde en ze weef de en bijna al de wol raakte op! Daar begon ze nog te zingen op den koop toe! „Weven, weven, als maar door! Blanker dan het blankst ivoor! Apegietje is mijn naam! Weven doe ik alles saam!" „Dat heb ik afgeluisterd!" zei de boer bij z'n eigen. Hij maakte zich heel stille tjes uit de voeten. En telkens herhaalde hij: „Agepietje is mijn naam!" Om dien niet te "vergeten, dat begrijp je. Zoo'n mooie naam komt niet eiken dag voor! Vrouw, geef gauw 'n blaadje papier en n 'mepje potlood!" zei hij thuis tegen de boerin. Ze bracht 't. En met zijn grove, zwa re vuist kraste hij stevig in 't papier. „Agepietje!" Daarna vertelde hij zijn wedervaren aan de boerin. Nu, je kunt begrijpen hoe blij ze was! Den aVideren dag al, de vrouw was alleen thuis, daar kwam de reuzin. Bonk! bonk! dreunden haar zware schoenen. Ze was nog mismaakt ook, nou ja, dat was ongelukkig genoeg, daar zou niemand haar om uit lachen! 'n Groote baal vol wollen draden smeet ze op den grond. „Zooals je ziet, vrouw, heb ik niet stil gezeten van den winter!" verklaarde ze. En op dat woordje: ik, lei ze 'n hateüjkeri nadruk. „Hier is de wol, tot draden gesponnen! En nu, raad mijn naam!" ,,'k Zal even 'n schoon schort voordoen ter eere van het hooge bezoek!" antwoordde de ontstelde boerin. Dat deed ze ook! Maar ze moest tegelijk eens gauw op het papiertje in de linnenkast kijken, je weet wel, het papiertje met „Agepietje" bekrast! ,Nou, beleef ik het nog? Hoe heet ik?" snauwde de reuzin! „Nou, nou, hangen heeft geen haast, mensch! Ik mag toch wel even nadenken? 'ns Kijken! Zoo'n lieftallig wezen als jij, zal natuurlijk Sunny heeten?" „Sunny heeten, Sunny heeten! Dat heb ik nog nooit geweten!" krijschte de reuzin. „O nee?" lijmde de boerin met een blanke stem. „Dan moet ik nog eens prakkizeeren!" „Hoogstens drie keer!" stond het schep sel toe. „Nou, zoo ingewikkeld zal uw naam wel niet zijn, dame! Mogelijk heet u net als mijn liefste nichtje: Elsje!" „Elsje, Elsje, zou ik heeten? Mensch je bent het glad vergeten!" „Agepietje dan!" De reuzin deed 'n sprong. In 'n ommezien was ze het huis uit! Ze haastte zich naar haar spelonk terug! De boerin had 'n ge voelige les gekregen! Voortaan was ze niet lui meer! De Ertsberg bij Gellivare en Kiruna is zeer rijk aan ijzer. Op de honde'd deelen „gesteente", komen ongeveer zeventig dee len erts voor. Dat is héél veel! Gedeeltelijk wordt het kostbare metaal ter plaatse be werkt. Grootendeels is het evenwel voor uit voer bestemd. Narvik heeft steeds veel Zweedsch erts uitgevoerd En 's zomers "aat het door de Botnische Golf die s winters potdicht zit, door het ijs! Men heeft bere kend, dat de Ertsberg nog honderd jaar ,izer kan leveren, als men er net zoo druk blijft werken als tegenwoordig! Zweden dankt een groot deel van zijn wel vaart aan dezen mijnbouw. Zijn koper is van weinig beteekenis meer (Falun). Tegenwoordig denken veel Zweden: was er maar nooit erts in ons land gevonden! Wie begrijpt waarom? „Koko!" zei de eigenaar van de groote ju weliers-zaak tegen zijn nieuwen loopjongen „Vanavond moeten alle lichten 'n uur uit voor den Burgemeester!" „Ja, baas! Het is verduisterings-oefening! Het stond in „De Maasbode!' „Jij weet 't, Koko! Ik vind het de moeite niet, voor dat uur, te sluiten! Maar houd jij 'n oogje in 't zeil tijdens dé" oefening? Het zal bar donker wezen! En je weet maar nooit, wie er langs den weg loopfen!" „Komt dik in orde, baas! Ik zal de uitstal kast scherp in de gaten houden!" „Mooi zoo!" Aarde-donker was de stad tijdens de oefe ning. Alle burgers werkten mee, zoo goed ze konden. De maan hield zich schuil. En de wolken dimden de sterretjes af! De burge meester was in z'n nopjes! Koko óók' Hij had al 'n half uur gestaan en er was niets met de uitstalkast gebeurd. Maar het spreekwoord zegt: roep geen hoera! vóór je den wal bereikt hebt! Plotseling kreeg Koko 'n stomp uit het duister, die hem tegen den grond smakte. Gerinkel van glas. Grissen van geoefende, haastige handen. Toen Koko weer overeind gekrabbeld was, zag hij twee kerels wegrennen. „Ik ga ze na, baas!" hijgde de jongen tot zijn patroon. De man was dadelijk op het gedruisch af naar voren gekomen. Koko achter de twee dieven an! Het viel niet mee! Hij botste tegen 'n agent! Tegen den burgemeester zelfs! Maar hij nad geen tijd excuus te vragen! Hij zocht zijn weg zoo rap hij kon. Waar zouden ze heenloopen. de twee breede, gespierde gestalten? Eén trok 'n beetje met z'n linkerbeen. Zeker 'n beetje mank? Maar waar waren ze nu opeens? Hierheen? O nee, daar! Nee, toch niet! Mis schien ginds? Koko was ze kwijt! Jammer! Hij keerde naar den eigenaar der juweelen terug. Die had het licht mogen opsteken van de poli tie. Er waren gouden horloges weg met ket tingen! Een paar armbanden van wit goud platina! Kostbare steenen ook, amethysten, hyacinten nee, geen bloemen, maar geel- roode juweelen, smaragden, noem maar op' De schurken hadden wat je noemt ,,'n geluk kige hand" gehad! Het was voor 'n heel be drag! „Nog wat gezien, Koko?" vroeg een jeug dige inspecteur van politie! „Het was aarde-donker, inspecteur! En ze droegen geen bordjes met lichtende naam kaartjes achter op d'r lui rug!" „Ailicht niet, Koko, allicht niet'" „Ik zal u morgen een volledige lijst van de vermiste voorwerpen sturen, v.mmissa- ris!" beloofde de juwelier. ,Dat heeft geen haast, baas!" fluisterde Koko! Samen zat hij met den patroon in het kan toortje. „Waarom zei jij: dat heeft geen haast?" vroeg de winkelier. „Daarom!" „béórom is geen reden! Als ie van de trappen valt, ben je gauw beneden!" „Nou, wat moet u de politie er inhalen? Als tante Stijntje en ik u den heelen boel prompt terugbezorgen?" „Tante Stijntje en jij?" „Tante Stijntje en Koko! „En je zei, je had niks gezien?" „Baas, u moet me géén woorden in m'n mond leggen, die ik nooit had mogen zeg gen. Ik mag toch zeker niet jokken? Ik zei alleen, dat het, aarde-donker was! Wós het dat soms niet? o, zoo! En dat ze géén bordjes met lichtende naamkaartjes hadden meege bracht! Of hadden ze dat soms wel? Nee? Nou, dan heb ik niet gejokt! Maar ik heb wel zóóveel gezien, dat we ze morgen met 'n klein fortuintje al te pakken kunnen heb ben, m'n tante Stijntje en ik" En hoe dachten jullie dat dan aan te leg gen?" „We leggen ze 'n beetje zout op d'r hak ken!^ En dón grijpen we ze meteen in d'r kraag!" „Maak nou geen grappen, Koko' Het zijn geen vogeltjes!" „Vogeltjes hébben geen hakken, baas en ik sprak van hakken! Krijg ik mo-gen vrij? Met behoud van loon? Ja? Prachtig! Dan hebt u alle Kans da+ de poen morgenavond weer op z'n piaats is!" „Het zal mij benieuwen, Koko! ifschoon je tante Stijntje is iemand met hoogst op merkelijke gaven! Dat weet ieder behoorlijk mensch!" „En vlak d'r neefje óók niet uit, baas! schepte Koko op! 'n Half uurtje later zat de jongen bij z'n tante. Samen bespraken zij den brutalen diefstal. „Goed. dat je ze scherp hebt opgenomen. Koko!" prees de weduwe. „Je schijnt ik wil je niet beleedigen! katten-oogen te hebben! Zoo, zoo, de ééne trok 'n beetje met z'n been. En de andere had 'n goedigen ronden rug? Morgenochtend ontmoeten we mekaar vroeg aan het station! We kijken scherp uit. Tien tegen èèn, dat de schobbe jakken den poen in Amsterdam gaan vsr koopen, bij 'n opkooper!" „Daar kon u best eens gelijk in hebben tante!" vond Koko. 's Nachts kon hü haast niet slapen van spanning. Achter twee dieven aanl Alléén Tante Stijntje en Koko gingen achter de twee heeren naar binnen. zou hij het vast niet durven! Werd het nu maar gauw ochtend! Maar nee, de sterren, weer tevoorschijn gekomen, glinsterden nog zoo scherp. Kijk, daar had je de W. en gin der Orion, en wéér verder de planeet Sa- sa-ve-nus of nee, Sa-tur-nus of nee, Sa- tur-ve-nushoe was het ook nog weer? Koko sliep opnieuw in. Maar 's morgens verscheen hij toch tijdig aan het station. Tante Stijntje, breed en welgedaan, stond er al. Ze had zoo'n oorlogsdoek om, zoo'n lange, roodachtige sjaal, met franje, je weet wel, en 'n spoormandje in d'r hand! Ze zag er net uit als iemand die 'n eeuw bij den tijd ten achter was! Vooral zeer ongevaarlijk en bedeesd! Samen kuierden die twee het ruime Stationsplein wat op en neer. Gaven hun oogen goed den kost. Dat duurde en dat duurde. „Daar heb je ze!" fluisterde Koko tante toe. „Tenminstedat dénk ik! Het was ook zóó donker!" „We moeten zèkerheid hebben!" fluisterde Stijntje. „Bewijzen!" Er kwamen twee keurige heeren aan. De een had 'n goedigen, ronden rug! Ën de an der trok 'n ietsje met z'n been! Maar nu zagen ze er toch hèèl anders uit dan gister avond dacht Koko! Ook hadden ze groote, Amerikaansche brillen op! Je kon ha#st niets van d'r gezicht zien. Tante Stijntje en Koko gingen achter de twee heeren aan naar binnen. „Retour 3e Amsterdam!" hoorde zij zeg gen. Zélf nam ze voor haór en voor haar neefje twee retour Amsterdam uit den auto maat. Waar de beide heeren instapten, heesch Stijntje zich óók in. Koko volgae. Bijna dadelijk daarop zette de trein zich luid zuch tend in beweging. Net of hij zeggc-n wou: moet dat zware mensch óók nog mee? Maar daar trok de weduwe zich niets van aan. De heeren hadden 'n acte-tasch bij zich gelijk geleerden lieden betaamt. Die legden ze in het net, precies of het er niet zoo nauw op aan kwam. Tante Stijntje wou haar kar- bies óók in het net hebben. „Zal ik u even helpen, dame?" vroeg één der heeren hoofsch. „Dank u.' Er zit breekbare waar in! ver klaarde tante. Dat was ook zoo. Harde eieren! Maar de heeren dachten: zeker glas? Gauwer dan ik dit allemaal hier neer pen. had de weduwp haar karbiesop de acte-tasch geplaatst! Maar dat is het woord niet. Het woord is: gesmakt! Want ze deed het met geweld! Een licht gerinkel nam ze binnen in de tasch waar. En net, of er dus glas barstte. Ze wist genoeg! Dit waren de dieven. Het goud van de kettingen ritselde. En de horlogeglazen waren gebarsten! Koko had zich niet vergist. En dat maakte zij hem met het knippen van 'n oogje duidelijk! De trein denderde voort! Tante verschool zich achter „De Maasbode"! Koko kreeg de prachtige fotobladzijde. „Kijk, daar is de Joodsche begraafplaats al, tante!" wees Koko. De overeind geplaat ste, eendere grafsteenen van het Israëlie- tische kerkhof vlogen langs het raampje voorbij. „Dan naderen we het Centraal-Station!" verzekerde tante. „Geef m'n karbiesje maar aan, Koko!" De heeren bleven dood op hun gemak zit ten. Tante deed 'n greep in het mandje „Handen omhoog, dieven!" beet zij den twee heeren toe. Hun schrik kon niet groo- ter zijn, dan wanneer de wagon een lading dynamiet had geraakt! Geen wonder! Drei gend zagen ze twee revolvers op zich gericht! Er schoot niets anders over dan te gehoor- „Hee, jongens, 'n zwartrok! 'n Zwartrok!" En 'n hagel van straatvuil valt op en om den priestertoog. De groote menschen moeten er om lachen! En die lach moedigt de baldadig heid aan! De priester vervolgt bedaard rijn weg. „Zij hebben Mij gesmaad, zij zullen ook U smaden!" heeft Christus voorzegd. De leerling is nu eenmaal niet méér dan de Meester! Dit gebeurde in een Fransche voorstad, omstreeks het jaar onzes Heeren 1905' In diezelfde voorstad Figuerolles, loopt thans de straatjeugd weer te hoop, wanneer een priester langs komt. Maar nu niet om hem te plagen! De kleintjes krijgen en kruisje op het voorhoofd. De grooteren een prentje. En dat alles onder de oogen van blijde vaders en moeders! Wie die verandering bewerkt heeft? Marcel Cambon' Of, om met de jeugd zelve te spieken: papa Cambon! Apostel der kleintjes.' Marcel Cambon was uit de Fransche oor logshaven afkomstig aan de Middellandsche Zee, uit Toulon (toe-Ion). In zijn jeugd oud is hij nooit geworden haalde hij daar allerlei krasse stukjes uit! Stukjes, die De Ruyter niet beneden zich geacht zou hebben! Hij durfde gerust aan een heel lang touw naar beneden te glijden, om een grot ir. de bergen te bereiken. En daar speelde hij dan met zijn makkers roovertje! Marcel was graag naar zee gegaan en daar bood Toulon alle gelegenheid voor. Maar hij werd afgekeurd voor zijn oogen» Op zee moet je heel scherp kunnen kijken en dat kon hij niet. Toen deden zijn ouders hem op de landbouwschool van Montpellier. Bij het toelatingsexamen was Marcel Cambon nummer twee, op de ranglijst! Lang geen suffie dus! In die dagen gebeurden er treurige dingen in Frankrijk. De katholieke kerk, de kerk der meeste Franschen, werd vervolgd. Gees telijken en kloosters hadden te lijden onder den haat der vervolgers. Hoe kon dat? Och, daar heb je maar een handvol raddraaiers voor noodig en dan is het al zoo; kijk maar naar Rusland, naar Spanje en Mexico. En als de katholieken zich dan niet allerkrach tigst te weer stellen, dan worden zij tegen den muur gedrongen. Tegenwoordig gaat het in Frankrijk, dank zij God, stukken beter. Marcel Cambon besloot zich in dienst te stellen van den Meester, die in zijn pries ters en kloosters zóó zwaar gegriefd werd Hij trad op tegen de vijanden der kerk en zette hen in menige bespreking schaak mat. Hij bestudeerde de vraagstukken van den dag. Maar tenslotte koos hij voor het apostolaat onder de kinderen. „Wie de hin deren heeft, heeft de toekomst!" dacht hij. Eu hij sloeg zijn tent op in de meest anti katholieke wijk van Montpellier, in Figue rolles (1911). Hij was toen achttien jaar oud, Marcel! Wat deed hij al niet om de kleintjes voor zich te winnen? Hij draafde rond als ten paard met drie, vier kinderen op zün schou ders! Hij zette allerlei wedstrijden op touw. Hü rende van den eenen boom naar den anderen om niet getikt te worden. Hij liep als een pakezel met de boterhammentrom- mels der kinderen op zijn armen rug. Hü sleepte in z'n eentje' 'n kerstboom naar het patronaat en besteedde zün laatste duit voor zün kleine vriendjes. Zelfs wist hij den armen drommels vacantie in de gezonde berglucht te bezorgen! Als nikkers kwamen ze terug! Had je het gezicht van hun moeder moeten zien bij zooveel levensvreugde! Ze straalde van genoegen'. Maar vóór alles dacht Marcel aan de ziel van zün beschermelingen. Die ziel wilde hij zoo graag schenken aan den kleinen Jesus in het tabernakel. Hij hield büna eiken <>ag catechismus en de gewüde geschiedenis wist hü te vertellen net of alles in de buurt van Montpellier gebeurd was! De jeugd luisterde met de grootste aandacht. Ja, zelfs de groo teren mochten Marcel graag hooren vertel len. Niet zelden namen zü plaats tusschen de kleintjes in! Wanneer er thuis iets niet in den haak was, stevende „papa Cambon" er op af! Meestal wist hij dan voor zün vriend jes weer iets goeds te bereiken. Ook ver langde hü van de kinderen, dat zy zich wat wisten te ontzeggen. Niet snoepen! Geen koffie gebruiken! Geen suiker in de thee genomen! 'n Stuiver voor de armen wegge legd! nz. enz. Met grooten üver bereidde ,papa Cambon" zijn „kinderen" voor op de heilige Commu nie. Dat ging lang niet altijd gemakkelijk, want de ouders kwamen dan met allerlei bezwaren. En dikwüls kostte het groote moeite hun toestemming te verkrijgen. De, kinderen werkten echter zelf met hun „papa mee en voor dien dubbelen aandrang moes ten de ouders wel zwichten! Welk een vreugde gevoelde „papa" Cambon dan, wan neer hü zooveel kinderzielen als een blank boeket aan Jesus in het H. Sacrament mocht aanbieden! Vier jaren heeft Marcel Cambon daar in die wijk van Montpellier gewerkt onder de kleinen. Juist wilde hij gaan studeeren om in de Sociëteit van Jesus te treden, toen de wereldoorlog (19141918) hem onder de wapenen riep. Den 20en Augustus viel hij, vóór Mor- hange. Zün krügsmakkers sleepten hem uit het vuur, zwaar gewond als hij was. „Laat mü maar!" verzocht hij. „Anderen zün er erger aan toe!" Nadien heeft niemand zijn stoffelijk overschot meer gezien. Siam is rijk aan kerken, pagoden. In iedere kerk staat een groot beeld van de godheid Boeddha Zéér beroemd is te Bang kok „de Boeddha op den Smaragden Troon" 'in de pagode van Wat Pra Keo De Eoeddha- priesters of bonzen leggen beloften af van armoede en kuischheid Zij scheren hun hoofd geheel kaal en gaan in gele gewaden gekleed. Hun kleine knechtjes verzamelen de aalmoezen der geloovigen. Zelfs het klein ste dorp daarginds heeft zijn pagode. Wie geen onderkomen vindt, mag binnen de pa gode zün tent opslaan. n Engelsche Lord wilde zün vrienden eens onthalen. In zijn tuin liet hü een vüver graven en bekleedde dat bekken met mar mer. Daarna liet hij dien vüver ook vullen! Met water Nee Met 1000 flesschen wijn, 600 flesschen brandewijn, 600 flesschen rhum, 600 pond suiker, vermengd met het sap van 2000 citroenen en het stof van 200 nootmuskatenEindelük werd daar heet water bijgedaan. De grog was klaar Vijftig letters vormen een zeer bekend spreekwoord. Beteekenis: wanneer twee per sonen om iets twisten, raakt vaak een derde in het bezit er van. 16242034 Bronzen pasmunt. 2638187 Hap. 832633 Band, reep. 1493649 Ploegsnede. 3021294 Brandbaar koord. 5284341 Luchtgesteldheid. 47122344 Boerenhuis. 11194850 Man van Denemarken. 22273735 Honingdrank. 246253 Vergrootglas. 133i4510 's Middags 12 uur. 39154042 Vorm van: doen. 17i1337 Lichaamsdeel. Elf oude, letters stellen, volgens de kruisjes, geschiedkundige monumenten voor in „Wat moet dat beteekenen?" stotterde de manke nog. „Dit, dat wie één verdachte beweging maakt oogenblikkelijk een kind des doods is!' legde tante met vaste stem uit. En op ,kind des doods" kwam een ontzaglijke na druk! Daar knarsten de remmen! „Jullie büjven zóó zitten!" gelastte tante. Koko hoefde zü niets te gelasten Die wist precies wat hem te doen stond! Even later kwam hü met twee militaire politic-agenten aanzetten, je weet wel, met van die hagel witte vangsnoeren over hun tuniex „Mannen, arresteert, deze dieven'" gebood Stjjn. De twee schurken werden snel ge boeid. De acte-tasch bleek inderdaad ól het gestolene te bevatten! Was dat even 'n bof geweest! En alles onbeschadigd! Alleen twee horloge-glazen, van platina-horloges die wa ren gebarsten. Net wat Stijn gedacht had! „Ik maak proces-verbaal tegen u op me' vrouw!" kwam nu de oudste agent 'n ser geant. „En dat waarom?" snibbigde mevrouw „Omdat u zonder verlof vuurwapens draagt! Twee nogal liefst!" Nu lachten de beide dieven even! Tante hing! „Déér heb je m'n wapens!" zei tante oolijk! Wat waren het? Twee sigarenaanste' kers in den vorm van 'n revolver! Je kunt begrijpen, hoe bar de dieven op hun neus keken! In triomf keerden tante en neefje naar den juwelier terug. Deze beloonde hen heel royaal! Toen de rechtbank haar vonnis had geveld, kwam al het gestolene weerom. Er mankeerde niets aanl 1 Drenthe en elders. X Pachtgeld. X Aarden vaas, pot. X Zee-engte. X Onzinnige wreedaard. X Huwehjk. X Zee-tweemaster. X Azijn. X Tweezang. X Driedraadsch weefsel. X Droogoven voor mout. X Rekening. Op de kruisjes de naam van de laurier roos. X X X X a X X X X 1. Afkorting voor: Oosten; 2. berkachtige loofboom; 3. laan, weide, veld; 4. tweehoevige, woldragende dieren; 5. vindingrijkheid; 6. door ondiep water loopen; 7. plechtig be roep op God; 8. op sommige tljermoters. SPREEKWOORD-PUZZLE. Gehad is een arm man; die hééft, is er beter an! Rif eer heg das tam neb nis dam nee rat hei ree. PLANTEN-PUZZLE. Speenkruid. Saai paai ezel edik nerf klip rups urne inch dier. Hier is weer eens een aardige kleur tee kening. Doe er eens extra je best op Zoek zelj eens uit welke kleuren je 't best kan aanbrengen. Maar denk eraan: 't Is eer lente-teekening en dus: frissche en vroolijke tinten gebruiken. Van de week zag ik toevallig op schoot een paar teekeningen die met Talens Ecoline ge- kleurd waren Dit zijn heldere, frissche tin ten, waar je vast veel succes mee zult heb ben. En anders gebruik je paste! of tubet verf. Ieder heeft toch wel zoo iets t

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 1