SIXTA"
DE JAPANSCHE FILMMARKT.
HOE
„VROUW
HISTORISCHE FIGUREN
OP HET WITTE DOEK.
ZATERDAG 14 DECEMBER 1940
Nauwe samenwerking
met de Duitsche
filmindustrie.
„Herz modern möfolïeri'
ontstond.
EEN NIEUWE FILM VAN
UCICKY.
Naar een roman van
Ernst Zahn.
DE FINSCHE FILM.
DE BISMARCK-FILM.
„JOUW LEVEN BEHOORT
MIJ TOE".
Spannende detective-film.
Een blijspelschrijver
vertelt:
De journaals der P.K. mannen.
Tusschen de Duitsche en de Japansche
filmindustrie heeft al vc-»2 jaren een tamelijk
nauwe samenwerking bestaan. Het méést
wei op het terrein van de kultuurfilm. De
in Japan door dr. Fanck gedraaide groote
kuituurfilm over het Japansche leven ge
noot in Duitschland groote belangstelling.
De productie van deze speel- en kuituurfilm,
de eerste Duitsch-Japansche gemeenschaps-
arbeid op het gebied van de film-industrie,
geschiedde in opdracht van ambtelijke Ja
pansche instanties en in verbinding met de
Duitsche Terra-Film N.V.
Baanbrekend werk van dr. Fanck.
Welke invloed van de film kan uitgaan,
wordt wel het duidelijkst bewezen door het
wonderlijke feit, dat volgens verklaringen
van vooraanstaande Japansche persoonlijk
heden het bijna uitsluitend aan de door dr.
Fanck gemaakte Duitsche alpinisten-: en ski
films is te danken, dat ook in Japan in de
laatste tien, vijftien jaren de skisport popu
lair is geworden. De filmexpeditie van dr.
Fanck was overigens de eerste buitenland-
sche onderneming, welke in Japan mocht
filmen.
Voor Japan was deze eerste gemeen-
schapsarbeid met Duitschland vooral daar
om zoo gewichtig, omdat dr. Fanck met zijn
grootefilm „De dochter van de Sumurai"
den eenig mogelijken weg heeft gewezen
voor Japan, om voor zijn film ook in het
buitenland interesse te kweeken. Japansche
speelfilms, zooals zij reeds bij duizenden m
Japan gedraaid waren, konden ook met
Duitschen of Engelschen tekst voorzien, geen
markt vinden buiten Oost-Azië. Dit houdt
verband met de bijzondere, voor ons
vreemde opvatting, welke de Japanner van
de tooneelkunst en de speelfilm heeft. Dr.
Fanck liet Japansche en Duitsche spelers te
zamen spelen en de Japansche acteurs daar
bij Japansch spreken. Bij de vertooning in
Duitschland werden deze dialogen met Duit
sche titels begrijpelijk gemaakt. Zoo bleef de
natuurlijke echtheid van de Japansche voor
stelling gewaarborgd.
Spoedig daarop werd met kantoren in
Berlijn en in Tokio een „Deutsch-Japanische
Filmgesellschaft" opgericht, welke tot doel
had de uitwisseling van waardevolle film
werken tusschen beide landen te bevorderen.
De uitwisseling heeft zich in de volgende
jaren voor beide landen bevredigend ont
wikkeld, al maakte de door het conflict met
China tijdelijk zeer verscherpte deviezen-
schaarschte den invoer van buitenlandscüe
films dikwijls moeilijk. De spanning met de
Vereenigde Staten heeft er in de laatste ja
ren toe geleid, dat de voorsprong, welke de
Amerikaansche film tot dan toe nog in den
Japanschen filminvoer bezat, voortdurend
terugliep, terwijl de Europeesche film - en
onder deze op de eerste plaats de Duitsche
zijn aandeel van de Japansche markt kon
vergrooten en onder moeilijke verhoudingen
behouden. Onderstaand staatje geeft hiervan
een beeld.
landsche. 4 Europeesche. 5 Duitsche. 6 Ame
rikaansche.
1
2
3
4
5
6
1932
726
482
244
36
19
203
•1933
732
452
280
24
15
256
1934
695
400
295
44
21
251
1935
774
470
304
63
23
241
1936
887
543
341
68
24
273
1937
878
583
295
56
15
239
1938
698
554
144
41
13
103
Voor
het
jaar
1939
ontbreken
nog
de
nauwkeurige gegevens. Voor het jaar 1940
stelt het toegestane invoercontingent het
aantal buitenlandsche films op 120, waarvan
81 Amerikaansche en 39 Europeesche. Aan
gezien de Amerikaansche verhuurkantoren
zich tengevolge van de tegenwoordige span
ning tusschen beide landen hebben moeten
terugtrekken, is aan te nemen, dat slechts
een gedeei.e van het Amerikaansche contin
gent gehaald zal worden. In het jaar 1935
zijn behalve de 23 Duitsche nog 3 Oosten-
rijksche films geïmporteerd, in 1933 waren
het 2 Oostenrijksche en 3 Trjecho-Slowaak-
sehe filmen. De Italiaansche speelfilm was
in de genoemde jaren met resp. 2 en 3 stuks
vertegenwoordigd.
Deze cijfers van de premières geven intus-
schen nog geen beeld van de werkelijke ver
houdingen op de Japansche fiimmarkt. Naar
het eenstemmig oordeel van Japansche des
kundigen was in de laatste jaren de door
sneelooptijd van de Duitsche speelfilms lan
ger dan die der Amerikaansche. Bovendien
heeft men te letten op de Duitsche kuituur-
films 'en leerfilms, evenals op de vooral in
Na een rumoerig lentefeest op het ate
lier van den schilder Stefan Marczali gaat
een gedeelte van het heterogene gezelschap,
dat o.m. bestaat uit de knappe Eveline
Tiedemann (Karin Hardt), George von
Horn en Peter Braubach, twee vurige aan
bidders van Eveline, (Rolf Wanka en Hans
Nielsen en den viool-virtuoos Joachim Fa-
breani (Karl Martel!) een ochtena-^oot-
tocht maken, die een dramatisch verloop
neemt. Fabreani overlijdt n.l. gehel onver
wacht tijdens den tocht, terwijl Braubach
ernstige vergiftigingsverschijnselen vertoont
en eerst door snel medisch ingrijpen van
een zekeren dood gered wordt.
Wat is er gebeurd aan boord van Von
Horn's jacht? Deze vraag krijgt commissaris
Kilian (Barald Paulsen) te beantwoorden
en dit wordt voor hem een moeilijk pro
bleem. Want bijna ieder uit het gezelschap
komt eventueel in aanmerking verdacht te
worden van den moord op Fabreani. Daar
is allereerst Eveline Tiedemann, die com-
promitteerende brieven van den vermoorde
terug wilde hebben en van wie men gezien
heeft, dat zij bij het inschenken van den
cognac aan boord poeder in een der glazen
deed. En dan is er Eveline's moeder, Eva
Tiedemann (Dorothea Wieck), die vriend
schap voor Fabreani gekoesterd heeft, maar
nu verloofd is tri - 1 den Zuid-Amerikaanschen
professor Vedia "S, n Petrovitch). Maar ook
Braubach, die Faoreani's handteekening on
der een wissel heeft nagebootst, en Brau-
bach's assistente, (Inge Andersen) en de
schilder Marczali zijn verdacht, om nog maar
niet te spreken van de danseres Hedi Con-
dra (Ursula Deinert), die kort voor Fa-
breani's dood een opgewonden onderhoud
met hem heeft gehad.
In dezen doolhof van verdachten, valsche
getuigenissen en onvolledige aanwijzingen
zoekt commissaris Kilian rustig en „tiber-
legen" zijn weg en wie Harald Paulsen kent
uit zoovele films, waarin hij den schurk
speelt, kan dezen uitstekenden acteur zien
in een geheel andere rol, die hij echter met
evenveel humor en getemperde ironie speelt.
Kilian vindt natuurlijk den schuldige, of
liever, hij ontdekt, wie niet schuldig zijn,
wat zeker zoo belangrijk is. Eveline vindt
tegelijkertijd uit, wie van haar aanbidders
wat waard is in het oogenblik van gevaar,
zoodat deze spannende detective-film, die
door Johannes Meyer vlot werd geregisseerd,
een alleszins bevredigend slot heeft. (18 jaar).
C. B.
Foto Tobis D. F. E.
Karin Hardt en Carl Martell in „Jouw leven behoort mij".
dezen tijd van groot belang zijnde journaals.
Tot het jaar 1937 waren de beide maat
schappijen Towa Shoji Goshi Kaisha en Sa-
neisha de eenige, die Duitsche films naar Ja
pan invoerden. De Towk Shoji was in het
jaar 1928 voor dit doel opgericht om tegen
over de toenmaals overmachtige Amerikaan
sche film als tegenwicht ook de Europeesche
en in het bijzonder de Duitsche film te doen
gelden. Deze maatschappij heeft in negen
jaar tijds van 1928 tot 1937 alleen 140 Duit
sche speelfilms en 77 kuituurfilms op de Ja
pansche markt gebracht.
Overeenkomst met de Tobis.
Een verdere, gewichtige schrede voor
waarts in de Duitsch-Japansche filmbetrek
kingen bracht het jaar 1937, toen in April
de Tobis-Cinema met de Cocco-Tobis-Nip-
pon (C.T.N.) een uitgebreide overeenkomst
afsloot, waarin niet alleen de filmruil, maar
ook de gemeenschappelijke filmproductie is
opgenomen. Het was daarbij de bedoeling
der Japanners met behulp van dit accoord
een op de wereldmarkt gerichte Japansche
filmproductie gemeenschappelijk met de To
bis op te bouwen.
Tot nu toe konden, gelijk gezegd, de Ja
pansche films in het algemeen op de wereld
markt geen beteekenis krijgen. In verband
met de geringe koopkracht van de Japansche
filmbezoekers moesten de doorsnee-produc
tiekosten voor Japansche speelfilms op 30
a 50.00Q yen gehouden worden, terwijl de
kosten van een Duitsche speelfilm reeds toon
tien tot vijftien maal zoo hoog waren. Met
dezen zuinigen opzet konden de Japansche
fiinis niet beantwoorden aan de eischen,
welke de wereldmarkt stelt. De overeen
komst met de Tobis voorzag dan ook in de
oprichting van een modern geluidsfilm-ac
lier in Janan met Duitsche technici, de eers e
van dien aard.
Na de afsluiting van het Drie-Mogen
heden-Pact zijn ook de kultureele betre.-
kingen tusschen Duitschland en Japan ste
ker gaworden, zoodat voor den komenden
,iid te rekenen valt oo een nog levendig
filrhruilhfandei tusschen beide lar.den.
Ook voor de Duitsche projectie-apparaten
;toat in Japan, Mandsjoekwo, Korea nog
ven zeer goede markt open, hoewei zulke
apparaten ook in Japan zelf gemaakt wo
den. Met het inkrimpen van de Amerikaan
sche marktpositie verkrijgt de Duitsche fi
in Japan nog een breeder arbeiusveld dan
zij er ooit bezeten heeft. Na de beëindiging
van het Chineesche conflict zal ook de
Duitsch-Japansche gemeenschapsproduciie.
'an speelfilms, welke voor de wereldmarkt
geëigend zijn, ..og een groote toekoms' heb- j
ben. Aldus schrijft dr. H. F. G. in het „Ham
burger Fremdenblatt".
Wanneer metselaars en timmerlieden een
huis zoo ver klaar hebben, dat het dak er
al op staat, plaatsen zij daarop een keurig
versierd boompje, zij drinken dan een hoop
bier en ruimen den rommel zooveel mo
gelijk op.
Tooneelstukken worden ook „gebouwd",
en toen ilc mijn laatste blijspel tot aan het
dak, dat wil zeggen tot aan het laatste be
drijf, klaar had, deed ik als de mannen van
het bouwvak. Ik plantte een boompje en
nam een slokje. Daarna ging ik aan het op
ruimen van het verbeterde manuscript. De
papiermand was al gauw te klein en ik
moest een grootere gaan koopen. Ik had
een massa overtollig papier en „rommel"
op mijn schrijftafel liggen, vooruit dus er
mee in de nieuwe papiermand. Maar toen
bleek, dat in verhouding met de laatste,
mijn schrijftafel veel te klein was, en het
gevolg was dus,, dat ik een nieuwe schrijf
tafel ging koopen, en meteeh ook maar een
nieuwe boekenkast, die bij de papiermand
pasten.
Het werd een echte lawine van nieuwe
meubels, II r kwam nog een houten beeld bij,
zoo een uit de veertiende eeuw, een nieuw
tapijt bij te pas, zoodat mijn bovenhuisje
ook al te klein werd. Ik huurde een ruimer,
met balcon en een schitterend uitzicht op
het park. Maar, eilacie, toen bleek weer,
dat ik te weinig meubelen bezat. Ten einde
raad ging ik naar een binnenarchitect, dat
wil zeggen, ik belde een binnenarchitect op
om hem om raad en hulp te smeeken. Doch
de binnenarchitect was geen binnenarchi
tect, maar een dito-tecte. Het was een
blonde engel met schitterende blauwe oogen
en een figuurtje als van een godin.
De blonde engel was een jonge dame, die
van aanpakken wist. Met gezamenlijke
kracht dronkrv we de flesch leeg en plot
seling scheen de zon in mijn vrijgezellen-
kluis en de vakkundige blonde engel schiep
orde en schoonheid van binnen en van bui
ten.
Dat deed ze acht weken lang. Zij nam de
maat, zij gaf adviezen, maakte ontwerpen,
controleerde, deed haar keuze en niet de
mijne, plaatste, verplaatste, groepeerde,
veranderde, bouwde omenfin, het was
groote schoonmaak op ieder gebied en op
iederen vierkanten centimeter. Toen alles
klaar was, wierp ik mij op de knie en
smeekte mijn binnenarchitecte ook mijn hand
te willen meubileeren.
Doch daarvoor was ze niet te vinden. Met
haar klanten overschreed zij nooit bepaalde
grenzen. En ik ben verplicht te bekennen,
dat zulks waar is. Dat wil zeggen, met uit
zondering van één gebied. Wat de rekening
betreft, lagen de grenzen blijkbaar heel erg
ver
"De godin, de bijdehandsche kunstenares
was wel erg duur geweest, en niettegen
staande het blauwtje, dat ze me had laten
loopen, was zij toch de aanleiding geweest
voor een nieuw blijspel. De eerste penne-
vrucht, die ik in mijn nieuw modern ge
meubileerd bovenhuis schreef. En dat ik
„Herz modern möbliert" doopte.
„Herz modern möbliert" werd reeds voor
het voetlicht ten toon gespreid, en nu heeft
Theo Lingen er voor Tobis een film van ge
maakt, met medewerking van Hvlde Ivrahl,
Gusti Huber, Gustav Fröhlich, Paul Henc-
kels en Theo Lingen zelf. Zoodat de bin
nenarchitectuur van de film belooft in orde
te zijn!
FRANZ GRIBITZ.
Gustav Frolich en Franziska Kins in de Ufa-film „Frau Sixta'
Theater te Rotterdam
Foto Ufa.
Luxor-
Het getal bioscoopbezoekers in Duitsch
land in het afgeloopen jaar van rond een
milliard bewijst, dat de Duitsche film zelfs
midden in den oorlog een opwaartsche ont
wikkeling doormaakt. De stijgende belang
stelling van het Duitsche volk voor de
weekjournaals en de groeiende behoefte
aan deze journaals in het vaam van de cul-
tureele verzorging der troepen vereischten
een belangrijke uitbreiding van dit pro
ductie-apparaat. Het gewichtigstemateriaal
hiervoor is de buit -der z.g. propaganda
compagnieën, die tijdens den grooten strijd
in het westen wekelijks tot veertigduizend
meter film hebben geleverd. Tot op heden
is meer dan 75.000 meter film opgenomen
met de hand-camera's en de speciale appa
raten, waarmede deze P.K.-mannen zijn
uitgerust. De copieën van deze journaals
werden in vijftien verschillende talen ge
maakt.
In de bosschen van Mecklenburg heeft
prof. Walter Hege een film gemaakt, waar
in de hoofdrol worft vervuld door een zee
adelaar, die samen met zijn wijfje een nest
bouwt en zijn jong grootbrengt. De opna
men zijn met bijzoner gröote moeilijkheden
gepaard gegaan, maar het resultaat was ver
bazingwekkend. Prof. maakte in 1932 een
film van het leven van den vischadelaar. De
opdracht voor de nieuwe documentaire
kreeg hij van de Bavariafilm-maatschappij.
Naar den gelijknamigen roman van Ernst
Zahn heeft Gustav Ucicky een film gemaakt,
die zich afspeelt in de grcotsche omgeving
der Oetztaler alpen in de buurt der Oosten-
rijksch-Italiaansche grens. Hier bezit, om
streeks 1860, de weduwe vrouw Sixta Rot-
mund een groote boerderij, die tegelijk dienst
doet als poststation en grenshotel, waar vele
reizigers op doortocht naar Milaan afstappen
en overnachten.
Een van de vele reizigers is majoor Mar
kus, die teleurgesteld zijn vaderland wil
verlaten, om zijn geluk in het buitenland te
zoeken. Langer dan zijn plan is, blijft Mar
kus in het huis van vrouw Sixta, hij begint
zich te interesseeren voor het bedrijf en als
zij hem een post als rentmeester aanbiedt,
neemt hij dezen aan.
Tusschen de nog jonge weduwe en den
flinken majoor groeit een liefde en het dorp,
maar vooral het personeel van vrouw Sixta
neemt een vijandige houding aan jegens den
vreemdeling, dien zij als indringer beschou
wen. Ondanks deze tegenwerking handhaaft
Sixta haar benoeming en onder Markus'
leiding komt 'zelfs een uitbreiding van den
postdienst tot stand. Voor deze feestelijke
gelegenheid komt Sixta's dochter Otti uit
het pensionaat over en het jonge mei.:je
wordt verliefd op den majoor, die in haar
veel van zijn eigen drang naar vrijheid ont
dekt. Teleur Leid in haar liefde ziet vrouw
Sixta de ic 2 ontstaan, machteloos hier
tegen iets te uoen.
De ontevreden stemming op de bc'derij
groeit tot er openlijke vijandigheden voor
vallen. Dan redt Sixta de situatie door aan
te kondigen, dat majoor Markus met haar
dochter verloofd is en door te bewerkstel
ligen, dat beiden, onder veilig toezicht, op
reis gaan, om dan een betere stemming af
te wachten. Dit gebeurt en eenzaam blijft
vrouw Sixta achter op haar verlaten post,
hoog in de bergen.
Met dit onderwerp is Ucicky niet zoo ge
lukkig geweest als bij zijn andere films. Weer
is het als in „Moeder" en „Een leven lang"
de sterke vrouwenfiguur, die hem aan
trekt en die hij in het centrum der hande
ling plaatst. Maar deze handeling biedt wei
nig variatie en bezit nauwelijks een drama-
tischen climax, zoodat de film traag en zon
der hoogtepunten verloopt. Alleen de figuur
van vrouw Sixta, gespeeld door Franziska
Kinz, komt tot haar recht, maar noch de
majoor Markus van Gustav Fröhlich, noch
de dochter Otti van Ilse Werner, brengen
het verder dan tot een schetsmatige aandui
ding.
Niettemin heeft Ucic'jy een film gemaakt,
die zich prettig laat aanzien, zij het om an
dere redenen dan om haar dramatisch con
flict. Ucicky verplaatste het accent en gaf
al zijn aandacht aan de omgeving en de sfeer
van het drama, die hij tot in de puntjes ver
zorgde. Grootendeels verloopt de film in de
vrije natuur, waarvan Hans Schneeberger
voortreffelijke opnamen maakte, maar ook
in de binnenopnamen brengt Ucicky een
sfeer en een historische getrouwheid, die
den serieuzen vakman kenmerken.
Alles bij elkaar dus éen film, die alles
zins de moeite waard is, zij het dan ook,
dat met een sterker gegeven een indruk
wekkender geheel ontstaan was. (Achttien
jaar). C. B.
Foto Tob cir.oma-Wunoch.
Hilde Krahl en Gusti Huber in de Maiest ic-füm der Tobis ,Jierz snodern möbliert1
Na het einde van den RussischFinschen
oorlog, zoo schrijft een medewerker aan het
Handelsblad, is voor het eerst weer een op
leving in de Finsche filmproductie te bespeu
ren. Voor het eerst zullen thans ook op ruime
schaal films uit Sowj et-Rusland worden ge
ïmporteerd. Een Finsch-Russische regeling is
tot stand gekomen.
In het komende jaar zal de grootste film
productie beginnen, die tot dusver in Fin
land is ondernomen. Dan maakt men een
aanvang met het opnemen van de eerste
scènes van een nationaal epos, Runebergs
„Vertellingen van Vaandrig Stal". De werken
van 'n nationalen Finschen schrijver als J. L.
Runeberg hebben het Finsche volk in hooge
mate geinspireerd bij zijn strijd om de onaf
hankelijkheid. De figuren in zijn romans en
vertellingen zijn helden geweest, die voort
bleven leven in de herinnering van het volk.
Uiteraard heeft ook de Finsche filmproductie
zich gaarne op dit historisch terrein bewogen
bij het kiezen van nationale stof. De werken
van Runeberg zijn in de tweede helft van de
vorige eeuw in het Zweedsch geschreven.
Enkele jaren geleden is ook in Zweden een
film vervaardigd naar dezelfde motieven. Het
nieuwe filmepos, waarvan hier sprake is,
wordt door „Suomen Filmi", de grootste film
onderneming in Finland, geproduceerd. Het
manuscript is afkomstig van den jongen ro-
manschrijvér Mika Waltari en den filmregis
seur Toivo Sarkka. De film zal in 1941 wor
den voltooid. Bijna alle tooneelspelers van
naam zullen er aan medewerken.
Een andere historische film, die door
„Suomen Filmi" wordt vervaardigd, heeft be
trekking op de dramatische liefde tusschen
den Zweedschen koning Erik XIV en Karin
Mansdatter. Deze koning, die later ontoere
kenbaar werd verklaard en in het slot te Abo
gevangen gehouden, trouwde met een arm
Finsch marktverkoopstertje. Zij werd een
zeer geliefde koningin, zoowel bij het Zweed-
sche als bij het Finsche volk, die toen ver-
eenigd waren. Het manuscript is eveneens
van Mika Waltari, de regie van Toivo Sarkka.
Ansa Ikonen en Tauno Palo vertolken de
hoofdrollen.
Van de thans in Finland loopende film
„Dichter-koning en Trekvogel" wordt ook
een versie gemaakt voor Zweden, waar de
première binnenkort te Stockholm zal wor
den gegeven. De film zal ook in Denemarken
w®^en vertoond. Ofschoon het werk den
gnj^jFvan het Biedermeyer-tijdvak weerspie-
gein is de uitwerking sober gehouden.
Soberheid is trouwens een der kenmerken
van de Finsche film. Men zou haar karakter
zelfs wat stroef en monotoon kunnen noe
men, in overeenstemming met de trekken van
den Finschen landaard. Het rhythme heeft
niets gemeen met dat der Amerikaansche
filmproducten.
De Finsche regeering heeft bij voortduring
maatregelen genomen, om de ontwikkeling
der inheemsche filmproductie te bevorderen.
De invoermogelijkheden voor buitenlandsche
films zijn dan ook gering. In de bioscopen
wordt een aanzienlijk percentage inheemsche
films vertoond.
Onder de Scandinavische en Baltische lan
den neemt Finland met betrekking tot de
filmproductie de tweede plaats in, Zweden de
eerste. Finsche films zijn de afgeloopen jaren
herhaaldelijk in de Scandinavische landen en
elders in het buitenland vertoond. De geheele
Finsche filmproductie heeft een sterk natio
naal karakter. Het Finsche landschapsschoon
en de eigenaardige bekoring van het leven op
het platteland, de zeden van Kareliërs en
Lappen, van het visschersvolk op de eilanden,
bieden in dat opzicht rijke mogelijkheden-
Gaarne wordt ook als onderwerp gekozen de
historie van Finlands telkenmale wederkee
renden vrijheidsstrijd, de uitbeelding van
bekende figuren uit de geschiedenis des
lands. Voorts heeft men zich steeds meer toe
gelegd op het verfilmen van bekende werken
uit de Finsche literatuur. Zoo heeft een der
meesterwerken van de Finsche letterkunde,
de roman „De Zeven Broeders" van Aleksis
Kivi, een groot succes voor de Finsche film.
Eenige werken van Sillanpaa zijn de laatste
jaren eveneens verfilmd. Juist was men be
gonnen met het verfilmen van Sillanpaa's ro
man „De weg van een man", toen de oorlog
met Rusland uitbrak. Dit jaar is deze film
voltooid, maar haar talentvolle regisseur Ta-
piovaar sneuvelde in dezen oorlog. Ook deze
film werd een succes. Vooral de technische
hoedanigheden der Finsche films staan op
een hoog pelL
Foto Tobis-Clnema.
Werner Hinz als Kroonprins Friedrich
Wilhelm in de Bismarck-film (Regie
Wolfgang Liebeneiner).
Vorige week schreven wij over de Tobis-
film „Schiller" in verband met het nieuwe
streven van de Duitsche filmproductie om
historische figuren op het witte doek te doen
verrijzen. Thans over de Bismarck-film,
welke, gelijk gemeld, dezer dagen in Berlijn
haar première beleefde.
Het dramatisch inzicht, dat heden de his
toriefilm beheerscht, is dit, dat de voorstel
ling en verdieping van substantieele oogen-
blikken van het leven van geniale menschen
meer onthullen dan nog zoo vele episodisch
aaneengeregen zoogenaamd historisch-ge-
trouwe bijzonderheden. Zoo perst ook de
Bismarck-film het wezen van het politiek-
scheppende leven te zamen in weinig, maar
beslissende momenten.
Het drama van den politicus en van den
mensch Bismarck vormt den inhoud van een
groot opgezet historiebeeld. En dit drama
wordt alleen bewogen en beheerscht door
een enkele groote gedachte, de idee Duitsch
land, voor welker verwezenlijking politiek
en diplomatie slechts uiterlijke middelen
zijn.
Deze Tobis-film behandelt eigenlijk slechts
een korte episode uit het léven van den ijze
ren kanselier; een episode, die zoowel voor
den tijd, waarin Bismarck leefde, als voor
zijn eigen levensweg van het grootste be
lang was. Het gaat om de jaren tusschen
1862 en 1866, ten tijde van "de Pruisische
,ukabinetscrisis in verband met het wetsont-
-nss werp op de militie en van Bismarck's benoe-
1[BV ming tot minister-president.
Het was een tijd, dat Bismarck hardnekkig
moest strijden tegen het parlement en de
vortsenhoven, een tijd, waarin Duitschlands
uittreden uit den Duitschen Bond en de ra
dicale oplossing van het Sleeswijk-Holstein-
sche vraagstuk en de uiteenzettingen met
Oostenrijk (Koniggratz) plaats vonden.
Dit veelbewogen tijdperk ontvouwt de
volle dramatiek van de historische gebeur
tenissen. Een groot deel der schildering is
gewijd aan het diplomatenspel, zooals dit
toenmaals in de Europeesche staatskabinet-
ten werd bedreven en naar geheime, onge
schreven wetten in beweging werd gesteld.
Maar dit diplomatenwerk wordt niet als
doel-in-zich getoond, het wordt veel meer
geïnterpreteerd als een diplomatieke mecha
niek, welke een geniaal staatsman als Bis
marck eigenlijk spelenderwijs beheerschte
en met zulk een overwicht altijd voor zijn
koning en zijn volk te nutte wist te maken.
Zoo vormen de discussie in de parlementen
en staatskabinetten en de beslissende be
sprekingen tusschen den koning en Bismarck
de dramatische hoogtepunten van de film.
De draaiboekschrijver Rolf Lauckner en
de regisseur Wolfgang Liebeneiner hebben
het geheele thema streng historisch behan
deld. Maar, ofschoon zij er geen tendenz jn
hebben gebracht, bespeurt men toch overal
de buitengewone actualiteit, ontdekt men
stap voor stap parallellen met den tegen-
woordigen tijd. Bewust hebben de auteurs in
het middelpunt geplaatst den „jongen Bis
marck, den ongeveer 50-jarigen minister
president, die nog lang niet de populariteit
genoot van legendarische figuur als de „Alte
vom Sachsenwald" bezat.
Hiermede hebben wij de voornaamste
punien der filmhandeling genoemd. „Bis
marck" is dus een historisch-politieke film.
waarin de schitterende optochten en de
schilderachtige veldslagen, de pronkvolle
paleizen en de tot nu toe onontbeerlijke ro
mantische liefdesscènes zijn ter zijde ge
schoven ter wille van een meer ernstige
historiebehandeling, op het wezen en het
geschiedenismakende in het gebeuren ge
richt. De filmbehandeling zelve loopt slechts
tot de uiteenzetting met Oostenrijk maar in
scènes van pakkende menschelijke drama
tiek wordt ook het komende conflict met
Frankrijk gemotiveerd, zoodat aan de han
deling de welbekende scène in de zaal
van de keizerskroning in Versailles als af
sluitend symbool kon worden toegevoegd.
De figuren in de film worden door een rij
vooraanstaande acteurs vertolkt. Bismarck
door Paul Hartmann, koning Wilhelm I door
Friedrich Kayssler, de kroonprins door Wer
ner Hinz, de kroonprinses door Ruth Hell-
berg, Roon door Hellmuth Bergmann,
Moltke door Günther Hadank, de Fransche
gezant door Harald Paulsen, de Saksische
koning door Otto Gebëhr, de parlementa
riër Virchow door Karl Haubenreisser en
keizer Frans Joseph door Karl Schönbeck.
Gelijk gezegd, zijn de hoogtepunten van
de film gezocht in de kamerspeelscènes van
dramatische spanning. Deze vinden hun te
genwicht in de historisch getrouwe milieu
schilderingen en in de prachtige buitenopna
men van de scènes te Schönbrunn, Gastein
en op het slagveld van Koniggratz.