SIXTA" DE JAPANSCHE FILMMARKT. HOE „VROUW HISTORISCHE FIGUREN OP HET WITTE DOEK. ZATERDAG 14 DECEMBER 1940 Nauwe samenwerking met de Duitsche filmindustrie. „Herz modern möfolïeri' ontstond. EEN NIEUWE FILM VAN UCICKY. Naar een roman van Ernst Zahn. DE FINSCHE FILM. DE BISMARCK-FILM. „JOUW LEVEN BEHOORT MIJ TOE". Spannende detective-film. Een blijspelschrijver vertelt: De journaals der P.K. mannen. Tusschen de Duitsche en de Japansche filmindustrie heeft al vc-»2 jaren een tamelijk nauwe samenwerking bestaan. Het méést wei op het terrein van de kultuurfilm. De in Japan door dr. Fanck gedraaide groote kuituurfilm over het Japansche leven ge noot in Duitschland groote belangstelling. De productie van deze speel- en kuituurfilm, de eerste Duitsch-Japansche gemeenschaps- arbeid op het gebied van de film-industrie, geschiedde in opdracht van ambtelijke Ja pansche instanties en in verbinding met de Duitsche Terra-Film N.V. Baanbrekend werk van dr. Fanck. Welke invloed van de film kan uitgaan, wordt wel het duidelijkst bewezen door het wonderlijke feit, dat volgens verklaringen van vooraanstaande Japansche persoonlijk heden het bijna uitsluitend aan de door dr. Fanck gemaakte Duitsche alpinisten-: en ski films is te danken, dat ook in Japan in de laatste tien, vijftien jaren de skisport popu lair is geworden. De filmexpeditie van dr. Fanck was overigens de eerste buitenland- sche onderneming, welke in Japan mocht filmen. Voor Japan was deze eerste gemeen- schapsarbeid met Duitschland vooral daar om zoo gewichtig, omdat dr. Fanck met zijn grootefilm „De dochter van de Sumurai" den eenig mogelijken weg heeft gewezen voor Japan, om voor zijn film ook in het buitenland interesse te kweeken. Japansche speelfilms, zooals zij reeds bij duizenden m Japan gedraaid waren, konden ook met Duitschen of Engelschen tekst voorzien, geen markt vinden buiten Oost-Azië. Dit houdt verband met de bijzondere, voor ons vreemde opvatting, welke de Japanner van de tooneelkunst en de speelfilm heeft. Dr. Fanck liet Japansche en Duitsche spelers te zamen spelen en de Japansche acteurs daar bij Japansch spreken. Bij de vertooning in Duitschland werden deze dialogen met Duit sche titels begrijpelijk gemaakt. Zoo bleef de natuurlijke echtheid van de Japansche voor stelling gewaarborgd. Spoedig daarop werd met kantoren in Berlijn en in Tokio een „Deutsch-Japanische Filmgesellschaft" opgericht, welke tot doel had de uitwisseling van waardevolle film werken tusschen beide landen te bevorderen. De uitwisseling heeft zich in de volgende jaren voor beide landen bevredigend ont wikkeld, al maakte de door het conflict met China tijdelijk zeer verscherpte deviezen- schaarschte den invoer van buitenlandscüe films dikwijls moeilijk. De spanning met de Vereenigde Staten heeft er in de laatste ja ren toe geleid, dat de voorsprong, welke de Amerikaansche film tot dan toe nog in den Japanschen filminvoer bezat, voortdurend terugliep, terwijl de Europeesche film - en onder deze op de eerste plaats de Duitsche zijn aandeel van de Japansche markt kon vergrooten en onder moeilijke verhoudingen behouden. Onderstaand staatje geeft hiervan een beeld. landsche. 4 Europeesche. 5 Duitsche. 6 Ame rikaansche. 1 2 3 4 5 6 1932 726 482 244 36 19 203 •1933 732 452 280 24 15 256 1934 695 400 295 44 21 251 1935 774 470 304 63 23 241 1936 887 543 341 68 24 273 1937 878 583 295 56 15 239 1938 698 554 144 41 13 103 Voor het jaar 1939 ontbreken nog de nauwkeurige gegevens. Voor het jaar 1940 stelt het toegestane invoercontingent het aantal buitenlandsche films op 120, waarvan 81 Amerikaansche en 39 Europeesche. Aan gezien de Amerikaansche verhuurkantoren zich tengevolge van de tegenwoordige span ning tusschen beide landen hebben moeten terugtrekken, is aan te nemen, dat slechts een gedeei.e van het Amerikaansche contin gent gehaald zal worden. In het jaar 1935 zijn behalve de 23 Duitsche nog 3 Oosten- rijksche films geïmporteerd, in 1933 waren het 2 Oostenrijksche en 3 Trjecho-Slowaak- sehe filmen. De Italiaansche speelfilm was in de genoemde jaren met resp. 2 en 3 stuks vertegenwoordigd. Deze cijfers van de premières geven intus- schen nog geen beeld van de werkelijke ver houdingen op de Japansche fiimmarkt. Naar het eenstemmig oordeel van Japansche des kundigen was in de laatste jaren de door sneelooptijd van de Duitsche speelfilms lan ger dan die der Amerikaansche. Bovendien heeft men te letten op de Duitsche kuituur- films 'en leerfilms, evenals op de vooral in Na een rumoerig lentefeest op het ate lier van den schilder Stefan Marczali gaat een gedeelte van het heterogene gezelschap, dat o.m. bestaat uit de knappe Eveline Tiedemann (Karin Hardt), George von Horn en Peter Braubach, twee vurige aan bidders van Eveline, (Rolf Wanka en Hans Nielsen en den viool-virtuoos Joachim Fa- breani (Karl Martel!) een ochtena-^oot- tocht maken, die een dramatisch verloop neemt. Fabreani overlijdt n.l. gehel onver wacht tijdens den tocht, terwijl Braubach ernstige vergiftigingsverschijnselen vertoont en eerst door snel medisch ingrijpen van een zekeren dood gered wordt. Wat is er gebeurd aan boord van Von Horn's jacht? Deze vraag krijgt commissaris Kilian (Barald Paulsen) te beantwoorden en dit wordt voor hem een moeilijk pro bleem. Want bijna ieder uit het gezelschap komt eventueel in aanmerking verdacht te worden van den moord op Fabreani. Daar is allereerst Eveline Tiedemann, die com- promitteerende brieven van den vermoorde terug wilde hebben en van wie men gezien heeft, dat zij bij het inschenken van den cognac aan boord poeder in een der glazen deed. En dan is er Eveline's moeder, Eva Tiedemann (Dorothea Wieck), die vriend schap voor Fabreani gekoesterd heeft, maar nu verloofd is tri - 1 den Zuid-Amerikaanschen professor Vedia "S, n Petrovitch). Maar ook Braubach, die Faoreani's handteekening on der een wissel heeft nagebootst, en Brau- bach's assistente, (Inge Andersen) en de schilder Marczali zijn verdacht, om nog maar niet te spreken van de danseres Hedi Con- dra (Ursula Deinert), die kort voor Fa- breani's dood een opgewonden onderhoud met hem heeft gehad. In dezen doolhof van verdachten, valsche getuigenissen en onvolledige aanwijzingen zoekt commissaris Kilian rustig en „tiber- legen" zijn weg en wie Harald Paulsen kent uit zoovele films, waarin hij den schurk speelt, kan dezen uitstekenden acteur zien in een geheel andere rol, die hij echter met evenveel humor en getemperde ironie speelt. Kilian vindt natuurlijk den schuldige, of liever, hij ontdekt, wie niet schuldig zijn, wat zeker zoo belangrijk is. Eveline vindt tegelijkertijd uit, wie van haar aanbidders wat waard is in het oogenblik van gevaar, zoodat deze spannende detective-film, die door Johannes Meyer vlot werd geregisseerd, een alleszins bevredigend slot heeft. (18 jaar). C. B. Foto Tobis D. F. E. Karin Hardt en Carl Martell in „Jouw leven behoort mij". dezen tijd van groot belang zijnde journaals. Tot het jaar 1937 waren de beide maat schappijen Towa Shoji Goshi Kaisha en Sa- neisha de eenige, die Duitsche films naar Ja pan invoerden. De Towk Shoji was in het jaar 1928 voor dit doel opgericht om tegen over de toenmaals overmachtige Amerikaan sche film als tegenwicht ook de Europeesche en in het bijzonder de Duitsche film te doen gelden. Deze maatschappij heeft in negen jaar tijds van 1928 tot 1937 alleen 140 Duit sche speelfilms en 77 kuituurfilms op de Ja pansche markt gebracht. Overeenkomst met de Tobis. Een verdere, gewichtige schrede voor waarts in de Duitsch-Japansche filmbetrek kingen bracht het jaar 1937, toen in April de Tobis-Cinema met de Cocco-Tobis-Nip- pon (C.T.N.) een uitgebreide overeenkomst afsloot, waarin niet alleen de filmruil, maar ook de gemeenschappelijke filmproductie is opgenomen. Het was daarbij de bedoeling der Japanners met behulp van dit accoord een op de wereldmarkt gerichte Japansche filmproductie gemeenschappelijk met de To bis op te bouwen. Tot nu toe konden, gelijk gezegd, de Ja pansche films in het algemeen op de wereld markt geen beteekenis krijgen. In verband met de geringe koopkracht van de Japansche filmbezoekers moesten de doorsnee-produc tiekosten voor Japansche speelfilms op 30 a 50.00Q yen gehouden worden, terwijl de kosten van een Duitsche speelfilm reeds toon tien tot vijftien maal zoo hoog waren. Met dezen zuinigen opzet konden de Japansche fiinis niet beantwoorden aan de eischen, welke de wereldmarkt stelt. De overeen komst met de Tobis voorzag dan ook in de oprichting van een modern geluidsfilm-ac lier in Janan met Duitsche technici, de eers e van dien aard. Na de afsluiting van het Drie-Mogen heden-Pact zijn ook de kultureele betre.- kingen tusschen Duitschland en Japan ste ker gaworden, zoodat voor den komenden ,iid te rekenen valt oo een nog levendig filrhruilhfandei tusschen beide lar.den. Ook voor de Duitsche projectie-apparaten ;toat in Japan, Mandsjoekwo, Korea nog ven zeer goede markt open, hoewei zulke apparaten ook in Japan zelf gemaakt wo den. Met het inkrimpen van de Amerikaan sche marktpositie verkrijgt de Duitsche fi in Japan nog een breeder arbeiusveld dan zij er ooit bezeten heeft. Na de beëindiging van het Chineesche conflict zal ook de Duitsch-Japansche gemeenschapsproduciie. 'an speelfilms, welke voor de wereldmarkt geëigend zijn, ..og een groote toekoms' heb- j ben. Aldus schrijft dr. H. F. G. in het „Ham burger Fremdenblatt". Wanneer metselaars en timmerlieden een huis zoo ver klaar hebben, dat het dak er al op staat, plaatsen zij daarop een keurig versierd boompje, zij drinken dan een hoop bier en ruimen den rommel zooveel mo gelijk op. Tooneelstukken worden ook „gebouwd", en toen ilc mijn laatste blijspel tot aan het dak, dat wil zeggen tot aan het laatste be drijf, klaar had, deed ik als de mannen van het bouwvak. Ik plantte een boompje en nam een slokje. Daarna ging ik aan het op ruimen van het verbeterde manuscript. De papiermand was al gauw te klein en ik moest een grootere gaan koopen. Ik had een massa overtollig papier en „rommel" op mijn schrijftafel liggen, vooruit dus er mee in de nieuwe papiermand. Maar toen bleek, dat in verhouding met de laatste, mijn schrijftafel veel te klein was, en het gevolg was dus,, dat ik een nieuwe schrijf tafel ging koopen, en meteeh ook maar een nieuwe boekenkast, die bij de papiermand pasten. Het werd een echte lawine van nieuwe meubels, II r kwam nog een houten beeld bij, zoo een uit de veertiende eeuw, een nieuw tapijt bij te pas, zoodat mijn bovenhuisje ook al te klein werd. Ik huurde een ruimer, met balcon en een schitterend uitzicht op het park. Maar, eilacie, toen bleek weer, dat ik te weinig meubelen bezat. Ten einde raad ging ik naar een binnenarchitect, dat wil zeggen, ik belde een binnenarchitect op om hem om raad en hulp te smeeken. Doch de binnenarchitect was geen binnenarchi tect, maar een dito-tecte. Het was een blonde engel met schitterende blauwe oogen en een figuurtje als van een godin. De blonde engel was een jonge dame, die van aanpakken wist. Met gezamenlijke kracht dronkrv we de flesch leeg en plot seling scheen de zon in mijn vrijgezellen- kluis en de vakkundige blonde engel schiep orde en schoonheid van binnen en van bui ten. Dat deed ze acht weken lang. Zij nam de maat, zij gaf adviezen, maakte ontwerpen, controleerde, deed haar keuze en niet de mijne, plaatste, verplaatste, groepeerde, veranderde, bouwde omenfin, het was groote schoonmaak op ieder gebied en op iederen vierkanten centimeter. Toen alles klaar was, wierp ik mij op de knie en smeekte mijn binnenarchitecte ook mijn hand te willen meubileeren. Doch daarvoor was ze niet te vinden. Met haar klanten overschreed zij nooit bepaalde grenzen. En ik ben verplicht te bekennen, dat zulks waar is. Dat wil zeggen, met uit zondering van één gebied. Wat de rekening betreft, lagen de grenzen blijkbaar heel erg ver "De godin, de bijdehandsche kunstenares was wel erg duur geweest, en niettegen staande het blauwtje, dat ze me had laten loopen, was zij toch de aanleiding geweest voor een nieuw blijspel. De eerste penne- vrucht, die ik in mijn nieuw modern ge meubileerd bovenhuis schreef. En dat ik „Herz modern möbliert" doopte. „Herz modern möbliert" werd reeds voor het voetlicht ten toon gespreid, en nu heeft Theo Lingen er voor Tobis een film van ge maakt, met medewerking van Hvlde Ivrahl, Gusti Huber, Gustav Fröhlich, Paul Henc- kels en Theo Lingen zelf. Zoodat de bin nenarchitectuur van de film belooft in orde te zijn! FRANZ GRIBITZ. Gustav Frolich en Franziska Kins in de Ufa-film „Frau Sixta' Theater te Rotterdam Foto Ufa. Luxor- Het getal bioscoopbezoekers in Duitsch land in het afgeloopen jaar van rond een milliard bewijst, dat de Duitsche film zelfs midden in den oorlog een opwaartsche ont wikkeling doormaakt. De stijgende belang stelling van het Duitsche volk voor de weekjournaals en de groeiende behoefte aan deze journaals in het vaam van de cul- tureele verzorging der troepen vereischten een belangrijke uitbreiding van dit pro ductie-apparaat. Het gewichtigstemateriaal hiervoor is de buit -der z.g. propaganda compagnieën, die tijdens den grooten strijd in het westen wekelijks tot veertigduizend meter film hebben geleverd. Tot op heden is meer dan 75.000 meter film opgenomen met de hand-camera's en de speciale appa raten, waarmede deze P.K.-mannen zijn uitgerust. De copieën van deze journaals werden in vijftien verschillende talen ge maakt. In de bosschen van Mecklenburg heeft prof. Walter Hege een film gemaakt, waar in de hoofdrol worft vervuld door een zee adelaar, die samen met zijn wijfje een nest bouwt en zijn jong grootbrengt. De opna men zijn met bijzoner gröote moeilijkheden gepaard gegaan, maar het resultaat was ver bazingwekkend. Prof. maakte in 1932 een film van het leven van den vischadelaar. De opdracht voor de nieuwe documentaire kreeg hij van de Bavariafilm-maatschappij. Naar den gelijknamigen roman van Ernst Zahn heeft Gustav Ucicky een film gemaakt, die zich afspeelt in de grcotsche omgeving der Oetztaler alpen in de buurt der Oosten- rijksch-Italiaansche grens. Hier bezit, om streeks 1860, de weduwe vrouw Sixta Rot- mund een groote boerderij, die tegelijk dienst doet als poststation en grenshotel, waar vele reizigers op doortocht naar Milaan afstappen en overnachten. Een van de vele reizigers is majoor Mar kus, die teleurgesteld zijn vaderland wil verlaten, om zijn geluk in het buitenland te zoeken. Langer dan zijn plan is, blijft Mar kus in het huis van vrouw Sixta, hij begint zich te interesseeren voor het bedrijf en als zij hem een post als rentmeester aanbiedt, neemt hij dezen aan. Tusschen de nog jonge weduwe en den flinken majoor groeit een liefde en het dorp, maar vooral het personeel van vrouw Sixta neemt een vijandige houding aan jegens den vreemdeling, dien zij als indringer beschou wen. Ondanks deze tegenwerking handhaaft Sixta haar benoeming en onder Markus' leiding komt 'zelfs een uitbreiding van den postdienst tot stand. Voor deze feestelijke gelegenheid komt Sixta's dochter Otti uit het pensionaat over en het jonge mei.:je wordt verliefd op den majoor, die in haar veel van zijn eigen drang naar vrijheid ont dekt. Teleur Leid in haar liefde ziet vrouw Sixta de ic 2 ontstaan, machteloos hier tegen iets te uoen. De ontevreden stemming op de bc'derij groeit tot er openlijke vijandigheden voor vallen. Dan redt Sixta de situatie door aan te kondigen, dat majoor Markus met haar dochter verloofd is en door te bewerkstel ligen, dat beiden, onder veilig toezicht, op reis gaan, om dan een betere stemming af te wachten. Dit gebeurt en eenzaam blijft vrouw Sixta achter op haar verlaten post, hoog in de bergen. Met dit onderwerp is Ucicky niet zoo ge lukkig geweest als bij zijn andere films. Weer is het als in „Moeder" en „Een leven lang" de sterke vrouwenfiguur, die hem aan trekt en die hij in het centrum der hande ling plaatst. Maar deze handeling biedt wei nig variatie en bezit nauwelijks een drama- tischen climax, zoodat de film traag en zon der hoogtepunten verloopt. Alleen de figuur van vrouw Sixta, gespeeld door Franziska Kinz, komt tot haar recht, maar noch de majoor Markus van Gustav Fröhlich, noch de dochter Otti van Ilse Werner, brengen het verder dan tot een schetsmatige aandui ding. Niettemin heeft Ucic'jy een film gemaakt, die zich prettig laat aanzien, zij het om an dere redenen dan om haar dramatisch con flict. Ucicky verplaatste het accent en gaf al zijn aandacht aan de omgeving en de sfeer van het drama, die hij tot in de puntjes ver zorgde. Grootendeels verloopt de film in de vrije natuur, waarvan Hans Schneeberger voortreffelijke opnamen maakte, maar ook in de binnenopnamen brengt Ucicky een sfeer en een historische getrouwheid, die den serieuzen vakman kenmerken. Alles bij elkaar dus éen film, die alles zins de moeite waard is, zij het dan ook, dat met een sterker gegeven een indruk wekkender geheel ontstaan was. (Achttien jaar). C. B. Foto Tob cir.oma-Wunoch. Hilde Krahl en Gusti Huber in de Maiest ic-füm der Tobis ,Jierz snodern möbliert1 Na het einde van den RussischFinschen oorlog, zoo schrijft een medewerker aan het Handelsblad, is voor het eerst weer een op leving in de Finsche filmproductie te bespeu ren. Voor het eerst zullen thans ook op ruime schaal films uit Sowj et-Rusland worden ge ïmporteerd. Een Finsch-Russische regeling is tot stand gekomen. In het komende jaar zal de grootste film productie beginnen, die tot dusver in Fin land is ondernomen. Dan maakt men een aanvang met het opnemen van de eerste scènes van een nationaal epos, Runebergs „Vertellingen van Vaandrig Stal". De werken van 'n nationalen Finschen schrijver als J. L. Runeberg hebben het Finsche volk in hooge mate geinspireerd bij zijn strijd om de onaf hankelijkheid. De figuren in zijn romans en vertellingen zijn helden geweest, die voort bleven leven in de herinnering van het volk. Uiteraard heeft ook de Finsche filmproductie zich gaarne op dit historisch terrein bewogen bij het kiezen van nationale stof. De werken van Runeberg zijn in de tweede helft van de vorige eeuw in het Zweedsch geschreven. Enkele jaren geleden is ook in Zweden een film vervaardigd naar dezelfde motieven. Het nieuwe filmepos, waarvan hier sprake is, wordt door „Suomen Filmi", de grootste film onderneming in Finland, geproduceerd. Het manuscript is afkomstig van den jongen ro- manschrijvér Mika Waltari en den filmregis seur Toivo Sarkka. De film zal in 1941 wor den voltooid. Bijna alle tooneelspelers van naam zullen er aan medewerken. Een andere historische film, die door „Suomen Filmi" wordt vervaardigd, heeft be trekking op de dramatische liefde tusschen den Zweedschen koning Erik XIV en Karin Mansdatter. Deze koning, die later ontoere kenbaar werd verklaard en in het slot te Abo gevangen gehouden, trouwde met een arm Finsch marktverkoopstertje. Zij werd een zeer geliefde koningin, zoowel bij het Zweed- sche als bij het Finsche volk, die toen ver- eenigd waren. Het manuscript is eveneens van Mika Waltari, de regie van Toivo Sarkka. Ansa Ikonen en Tauno Palo vertolken de hoofdrollen. Van de thans in Finland loopende film „Dichter-koning en Trekvogel" wordt ook een versie gemaakt voor Zweden, waar de première binnenkort te Stockholm zal wor den gegeven. De film zal ook in Denemarken w®^en vertoond. Ofschoon het werk den gnj^jFvan het Biedermeyer-tijdvak weerspie- gein is de uitwerking sober gehouden. Soberheid is trouwens een der kenmerken van de Finsche film. Men zou haar karakter zelfs wat stroef en monotoon kunnen noe men, in overeenstemming met de trekken van den Finschen landaard. Het rhythme heeft niets gemeen met dat der Amerikaansche filmproducten. De Finsche regeering heeft bij voortduring maatregelen genomen, om de ontwikkeling der inheemsche filmproductie te bevorderen. De invoermogelijkheden voor buitenlandsche films zijn dan ook gering. In de bioscopen wordt een aanzienlijk percentage inheemsche films vertoond. Onder de Scandinavische en Baltische lan den neemt Finland met betrekking tot de filmproductie de tweede plaats in, Zweden de eerste. Finsche films zijn de afgeloopen jaren herhaaldelijk in de Scandinavische landen en elders in het buitenland vertoond. De geheele Finsche filmproductie heeft een sterk natio naal karakter. Het Finsche landschapsschoon en de eigenaardige bekoring van het leven op het platteland, de zeden van Kareliërs en Lappen, van het visschersvolk op de eilanden, bieden in dat opzicht rijke mogelijkheden- Gaarne wordt ook als onderwerp gekozen de historie van Finlands telkenmale wederkee renden vrijheidsstrijd, de uitbeelding van bekende figuren uit de geschiedenis des lands. Voorts heeft men zich steeds meer toe gelegd op het verfilmen van bekende werken uit de Finsche literatuur. Zoo heeft een der meesterwerken van de Finsche letterkunde, de roman „De Zeven Broeders" van Aleksis Kivi, een groot succes voor de Finsche film. Eenige werken van Sillanpaa zijn de laatste jaren eveneens verfilmd. Juist was men be gonnen met het verfilmen van Sillanpaa's ro man „De weg van een man", toen de oorlog met Rusland uitbrak. Dit jaar is deze film voltooid, maar haar talentvolle regisseur Ta- piovaar sneuvelde in dezen oorlog. Ook deze film werd een succes. Vooral de technische hoedanigheden der Finsche films staan op een hoog pelL Foto Tobis-Clnema. Werner Hinz als Kroonprins Friedrich Wilhelm in de Bismarck-film (Regie Wolfgang Liebeneiner). Vorige week schreven wij over de Tobis- film „Schiller" in verband met het nieuwe streven van de Duitsche filmproductie om historische figuren op het witte doek te doen verrijzen. Thans over de Bismarck-film, welke, gelijk gemeld, dezer dagen in Berlijn haar première beleefde. Het dramatisch inzicht, dat heden de his toriefilm beheerscht, is dit, dat de voorstel ling en verdieping van substantieele oogen- blikken van het leven van geniale menschen meer onthullen dan nog zoo vele episodisch aaneengeregen zoogenaamd historisch-ge- trouwe bijzonderheden. Zoo perst ook de Bismarck-film het wezen van het politiek- scheppende leven te zamen in weinig, maar beslissende momenten. Het drama van den politicus en van den mensch Bismarck vormt den inhoud van een groot opgezet historiebeeld. En dit drama wordt alleen bewogen en beheerscht door een enkele groote gedachte, de idee Duitsch land, voor welker verwezenlijking politiek en diplomatie slechts uiterlijke middelen zijn. Deze Tobis-film behandelt eigenlijk slechts een korte episode uit het léven van den ijze ren kanselier; een episode, die zoowel voor den tijd, waarin Bismarck leefde, als voor zijn eigen levensweg van het grootste be lang was. Het gaat om de jaren tusschen 1862 en 1866, ten tijde van "de Pruisische ,ukabinetscrisis in verband met het wetsont- -nss werp op de militie en van Bismarck's benoe- 1[BV ming tot minister-president. Het was een tijd, dat Bismarck hardnekkig moest strijden tegen het parlement en de vortsenhoven, een tijd, waarin Duitschlands uittreden uit den Duitschen Bond en de ra dicale oplossing van het Sleeswijk-Holstein- sche vraagstuk en de uiteenzettingen met Oostenrijk (Koniggratz) plaats vonden. Dit veelbewogen tijdperk ontvouwt de volle dramatiek van de historische gebeur tenissen. Een groot deel der schildering is gewijd aan het diplomatenspel, zooals dit toenmaals in de Europeesche staatskabinet- ten werd bedreven en naar geheime, onge schreven wetten in beweging werd gesteld. Maar dit diplomatenwerk wordt niet als doel-in-zich getoond, het wordt veel meer geïnterpreteerd als een diplomatieke mecha niek, welke een geniaal staatsman als Bis marck eigenlijk spelenderwijs beheerschte en met zulk een overwicht altijd voor zijn koning en zijn volk te nutte wist te maken. Zoo vormen de discussie in de parlementen en staatskabinetten en de beslissende be sprekingen tusschen den koning en Bismarck de dramatische hoogtepunten van de film. De draaiboekschrijver Rolf Lauckner en de regisseur Wolfgang Liebeneiner hebben het geheele thema streng historisch behan deld. Maar, ofschoon zij er geen tendenz jn hebben gebracht, bespeurt men toch overal de buitengewone actualiteit, ontdekt men stap voor stap parallellen met den tegen- woordigen tijd. Bewust hebben de auteurs in het middelpunt geplaatst den „jongen Bis marck, den ongeveer 50-jarigen minister president, die nog lang niet de populariteit genoot van legendarische figuur als de „Alte vom Sachsenwald" bezat. Hiermede hebben wij de voornaamste punien der filmhandeling genoemd. „Bis marck" is dus een historisch-politieke film. waarin de schitterende optochten en de schilderachtige veldslagen, de pronkvolle paleizen en de tot nu toe onontbeerlijke ro mantische liefdesscènes zijn ter zijde ge schoven ter wille van een meer ernstige historiebehandeling, op het wezen en het geschiedenismakende in het gebeuren ge richt. De filmbehandeling zelve loopt slechts tot de uiteenzetting met Oostenrijk maar in scènes van pakkende menschelijke drama tiek wordt ook het komende conflict met Frankrijk gemotiveerd, zoodat aan de han deling de welbekende scène in de zaal van de keizerskroning in Versailles als af sluitend symbool kon worden toegevoegd. De figuren in de film worden door een rij vooraanstaande acteurs vertolkt. Bismarck door Paul Hartmann, koning Wilhelm I door Friedrich Kayssler, de kroonprins door Wer ner Hinz, de kroonprinses door Ruth Hell- berg, Roon door Hellmuth Bergmann, Moltke door Günther Hadank, de Fransche gezant door Harald Paulsen, de Saksische koning door Otto Gebëhr, de parlementa riër Virchow door Karl Haubenreisser en keizer Frans Joseph door Karl Schönbeck. Gelijk gezegd, zijn de hoogtepunten van de film gezocht in de kamerspeelscènes van dramatische spanning. Deze vinden hun te genwicht in de historisch getrouwe milieu schilderingen en in de prachtige buitenopna men van de scènes te Schönbrunn, Gastein en op het slagveld van Koniggratz.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 3