DE HUISVROUW als belasting-collectrice. LOONBELASTING. Nationale Levensverzekering-Bank. 14 HET NIEUWE DAGBlUiJ VAN DINSDAG 3Ï DECEMBER 1940 Hoe wordt de belasting geheven Bijzondere omstandigheden, die op het bedrag der belasting invloed hebben. SLAAT DE SLINGER THANS NIET NAAR DE ANDERE ZIJDE DOOR? WAT ZIJ NOODZAKELIJK MOET WETEN. Vanaf 1 m Januari 1941 functie. Slotbeschouwing. Wanneer belasting moet worden ingehouden Nieuwe verzekeringen en afschrij vingen in 1940 in evenwicht. CALVE-DELFT. DE NIEUWE IJKWET. Standaardmeter en standaardkilogram. Vragen op de algemeene vergadering. Er had li pet. dividend kunnen worden uitgekeerd. BRANDSPUITENF ABRIEK A. BIKKERS. Derde interim-dividend. NA CELWOL THANS CELJUTE. SLACHTOFFER DER DUISTERNIS. De beteekenis van het nieuwe product. JUBILE PATERS DOMINICANEN. STOOMBOOTDIENST ENKHUIZEN— STAVOREN HERVAT. IV. (Slot) van art 10, verschuldigd zijn: de loonbelas ting over 100 is 6,24 en 20 pet. van 100 is 20 te zamen ƒ26,24; wordt het tantième bij het maandsalaris gevoegd, dan bedraagt dit ƒ200, waarover de werknemer verschul digd is ƒ23,79. Dit laatste bedrag kan dan worden aangehouden. Dit geschiedt, krachtens art. 7, bij de bron, öen werkgever dus, die verplicht is op het tijdstip, waarop het loon wordt betaald, verrekend of op eenigerlei andere wijze ter beschikking van den werknemer of van een derde wordt gesteld, de volgens de belas tingtabel verschuldigde belasting in te hou den. De gegevens voor de berekening van de belasting moet.de werkgever op de loonbe- lastingkaart vermelden, waarvan de voor zijde wordt ingevuld volgens de werkne mersverklaring, inhoudende de bijzonder heden omtrent den persoonlijken staat van den werknemer, waardoor rangschikking in één van de groepen van de belastingtabel mogelijk is. De werknemersverklaringen ontvangt de werkgever van den inspecteur, hetzij op ver zoek, hetzij door ambtshalve toezending. Hij stelt die verklaringen (in duplo) ter hand aan de werknemers, die verplicht zijn beide exemplaren binnen twee werkdagen na ontvangst, naar waarheid ingevuld, volgens den toestand op 1 December van het loo- pende kalenderjaar, en onderteekend, bij den werkgever in te leveren. De werkgever vult aan de hand van de werknemersver klaring de voorzijde van de loonbelasting- kaart in en zendt beide exemplaren van de werknemersverklaring door aan den in specteur» De loonbelastingkaart blijft onder berus ting van den werkgever, die haar echter weer aan den werknemer ter hand moet stellen, indien de dienstbetrekking in den loop van het krlenderjaar wordt beëindigd. De 'aldus den werknemer uitgereikte loonbelastingk..art overhandigt deze aan den nieuwen werkgever, indien hij in den loop van het kalenderjaar weer een andere dienstbetrekking aanvaardt, (art. 11). Er kan in den loop van een kalenderjaar echter verandering intreden in de gezinsom standigheden van den werknemer, waar door deze minder loonbelasting behoeft te betalen, b.v. geboorte van een kind. In dat geval kan de werknemer den werkgever verzoeken hem de werknemersverklaring weer ter hand te stellen om haar in over eenstemming te brengen met de gewijzigde omstandigheden. De werkgever wijzigt de loonbelastingkaart en zendt de werkne mersverklaring door aan den inspecteur. Uit lid 8 van art. 11 valt af te lelden, dat gezinswijziging, waardoor meer loonbelas ting verschuldigd is, geen aanleiding geeft de werknemersverklaring en daarmede de loonbelastingkaart te herzien. Overlijdt b.v. een kind, dan ondergaat de loonbelasting in den loop van het kalenderjaar geen veran dering. Bij de inhouding van de belasting op het loon mag de werkgever slechts rekening houden met de gegevens, welke op het tijd stip van inhouding op de loonbelastingkaart zijn vermeld, tenzij hij weet of dient te weten, dat de werknemer onjuiste gegevens heeft verstrekt. Het verdient dus voor den werknemer aanbeveling verandering in ge zinsomstandigheden, welke vermindering van belasting ten gevolge hebben, steeds zoo spoedig mogelijk te doen opnemen op de loonbelastingkaart, omdat alleen deze beslissend is voor de rangschikking in de belastingtabel. Art. 8 kent drie groepen van belasting plichtigen en wel: lo. ongehuwde werknemers, die geen kinderaftrek genieten en nog niet den leef tijd van 65 jaar hebben bereikt. (Een onge huwde werknemer, die kinderen heeft, wordt onder groep 3 gerangschikt); 2o. gehuwde werknemers, wien geen kin deraftrek is toegestaan, en ongehuwde werk nemers, die geen kinderaftrek genieten en den leeftijd van 65 jaar hebben bereikt. (Als gehuwden worden mede aangemerkt de werknemers, die gehuwd zijn geweest, mits uit het huwelijk een kind is geboren, ook al is dit niet meer in leven); 3o. werknemers wien kinderaftrek is toe gestaan. Behalve voor eigen en aangehuwde kin deren en pleegkinderen, die minderjarig zijn en tot het huishouden van den werknemer behooren, wordt eveneens kinderaftrek ver leend voor meerderjarige eigen en aangehuw de en pleegkinderen, mits deze nog geen 25 jaar zijn, en grootendeels op kosten van den werknemer worden onderhouden en onder wijs genieten of worden opgeleid voor een beroep. Voorziet een meerderjarig kind echter ge heel in eigen levensonderhoud, dan wordt de kinderaftrek niet verleend; een minder jarig kind, dat tot het huishouden van den werknemer behoort en zelf inkomsten ge niet, telt voor den kinderaftrek echter wel mede. Indien beide echtgenooten werknemer zijn, geniet ieder van hen kinderaftrek. Heeft de werknemer nagelaten de werk nemersverklaring in te zenden, dan wordt hij in groep 1 gerangschikt. Heffing van de belasting vindt plaats over het loon, dat over een loontijdvak wordt genoten, d. i. het tijdvak, waarover het loon wordt'betaald. Daar de in het Besluit opge nomen belastingtabel betrekking heeft op een loontijdvak van een maand, zijn voor loontijdvakken, korter dan een maand, even eens belastingtabellen vervaardigd, die met een handleiding ter beschikking van de werk gevers worden gesteld. Tot een loontijdvak worden ook gerekend de enkele werkdagen, waarop de werkne mer geen loon ontvangt, ofschoon hij noch tans gedurende het loontijdvak ter beschik king van den werkgever stond. Dit kan voorkomen bij de z.g. regendagen in den landbouw en bij onderbreking van het werk wegens bedrijfsslapte. Deze bepaling is voor- deelig voor den werknemer, omdat hij dan niet over het dagloon de belasting betaalt, doch over een gereduceerd weekloon. Art 10 van het Besluit houdt nog een bij zondere bepaling in voor tantièmes, grati ficatiën en andere belooningen, welke in den regel slechts éénmaal of éénmaal 'sjaars worden toegekend. Deze beloonin gen worden belast met een vast percentage, afhankelijk van de groepen van de belas tingtabel, en dat varieert van 20 pet. voor ongehuwden tot 2 pet. voor gehuwden met meer dan vier kinderen. Daar het echter jcan voorkomen, dat door het vaste percen tage het bedrag wordt overschreden, dat zou moeten worden betaald, indien de ex- tra-belooning bij de periodieke belooning over het loontijdvak zou worden gevoegd, staat het Besluit toe, dat deze toevoeging plaats vindt. Geniet b.v. een ongehuwde werknemer een maandsalaris van 100, ont vangt hij een tantième van 100 in Decem ber ,dan zou bij afzonderlijke berekening van het tantième, volgens het eerste lid Wij zagen in het voorgaande, dat de werk gever de loonbelasting inhoudt overeenkom stig de aanwijzingen van de loonbelasting kaart. In het algemeen zal deze heffing dan ook geschieden over het door den werkgever betaalde loon. Er kunnen echter omstandigheden ZJjn, die de heffing over het betaalde loon voor den werknemer te bezwarend zouden maken. Het Besluit voorziet daarin bij de artt. 13 en 14, waarin de mogelijkheid is geopend door den inspecteur een aanteekening te doen stellen op de loonbelastingkaart, bepalende, dat en hoeveel in mindering van het loon mag wor den gebracht als gevolg van bijzondere om standigheden. Deze bijzondere omstandighe den zijn in den tekst van de artt. 13 en 14 opgenomen en betreffen twee categorieën. De eerste omvat de kosten tot verwerving van het loon en kosten ter zake van persoon lijke verplichtingen, indien deze tezamen een jaarlijksch bedrag van 100 overschrijden. Onder kosten tot verwerving van het loon worden begrepen alle uitgaven, die onmid dellijk of middellijk voor de vervulling van de dienstbetrekking moeten worden gedaan, zooals contributiën voor vakvereenlgingen, aanschaffingskosten van gereedschappen en beroepskleeding, of afschrijving op zooda nige goederen, indien zij, naar de ervaring leert, langer dan één jaar In gebruik zijn. Met deze omschrijving zijn die kosten be doeld, die de werknemer uit art. 10 der wet op de inkomstenbelasting ook in mindering van zijn inkomen kon brengen. Als persoonlijke verplichtingen worden aangemerkt verschuldigde rente van schul den, altijddurende renten, lijfrenten en andere uitkeeringen en verstrekkingen, wekle bij overlijden van den werknemer of van een derde eindigen, een en ander voor zoover zij niet met een bron van inkomen in verband staan. Heeft een werknemer als bron van inko men een huis of effecten, voor de verkrijging waarvan hij schulden heeft aangegaan, dan geldt de rente van deze schuld niet als een persoonlijke verplichting. Tot de persoonlijke verplichtingen behooren evenmin renten, uitkeeringen en verstrekkingen, welke ver schuldigd zijn aan bloed- en aanverwanten van den werknemer in de rechte linie en in den tweeden graad der zijdlinie (broers en zusters), met deze ééne uitzondering, dat zij wel daartoe worden gerekend, indien de uit keeringen de tegenwaarde vormen voor een door den genieter van den werknemer ge dane praestatie. Dit is b.v. het geval, indien een moeder een kind op haar kosten laat stu- deeren, onder voorwaarde, dat, als het een betrekking gevonden heeft, het kind pe riodieke uitkeeringen aan de moeder zal doen. Uit art. 13 volgt, dat uitkeeringen op grond van de moraal en het fatsoen niet tot de per soonlijke verplichtingen worden gerekend, evenmin premiën van levensverzekering en bij akte gevestigde studie-uitkeeringen" aan meerderjarige kinderen. Al geven de zooeven genoemde verschul digde uitkeeringen geen uitzicht op vermin dering van belasting als persoonlijke ver plichtingen, niettemin kunnen zij uit anderen hoofde den belastingdruk verlichten, indien zij kunnen worden gerangschikt onder de tweede categorie van bijzondere omstandig heden, waarvan hiervoren sprake was, n.l. de in art. 14 genoemde buitengewone lasten. Deze zijn: a. uitgaven ter voorziening in het levens onderhoud van eigen en aangehuwde kinde ren en pleegkinderen, voor wie geen kinder aftrek wordt genoten, en van andere bloed en aanverwanten in de rechte linie en in den tweeden graad der zijdlinie. Voor een meer derjarig studeerenden zoon, boven 25 jaar, die geen eigen inkomsten heeft gelden niet de studiekosten als buitengewone last, doch slechts de kosten van levensonderhoud. b. uitgaven ter zake van ziekte, invalidi teit, sterfgeval en andere dergelijke uitgaven ten behoeve van den werknemer, diens eigen en aangehuwde pleegkinderen en van diens bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in den tweeden graad der zijdlinie. De uitgaven onder a en b vermeld, wor den slechts als buitengewone lasten be schouwd, indien de werknemer ten volle daarvan grootere uitgaven heeft dan het meerendeel van de werknemers, die, wat in komen, vermogen en gezin betreft, in dezelf de omstandigheden verkeeren. Van een daadwerkelijken invloed op het vermogen om belasting te betalen is eerst dan sprake, indien de buitengewone lasten meer bedragen dan 10 pet. van het geschatte jaarlijksche loon, verminderd met de ver moedelijke kosten tot verwerving van het loon en de vermoedelijke persoonlijke ver plichtingen, benevens met een bedrag van 10 pet per kind, waarvoor kinderaftrek wordt genoten. Een werknemer met een jaarloon van 2400 en één kind, die geen verwer vingskosten, noch persoonlijke verplichtin gen kan aanvoeren, kan geen beroep op de bepaling van art. 14 doen, indien de alimen- tatie-uitkeering per jaar minder bedraagt dan 10 pet. van 2.400 240 is 216. In de hiergestelde grens ligt de grond voor de in het Besluit gemaakte onderscheiding tusschen persoonlijke verplichtingen en bui tengewone lasten; men heeft niet gewild, dat b.v. een alimentatie-uitkeering reeds tot ver mindering van belasting zou leiden indien zij 100 te boven ging, doch daaraan slechts in vloed willen toekennen, indien de hierboven gestelde grens, afhankelijk van het loon, was bereikt. De beslissing of een aanteekening op de loonbelastingkaart kan worden gesteld, in gevolge de artt. 13 en 14, berust bij den in specteur. De werknemer zal dezen ambtenaar dus aannemelijk moeten maken, welke kos ten en verplichtingen hij heeft en welke bui tengewone lasten hij heeft te dragen. Het spreekt vanzelf, dat overlegging van bewijsstukken daartoe vereischt is. De be slissing van den inspecteur wordt op de loon belastingkaart vermeld, ook indien zij afwij zend is. Tegen de beslissing van den inspec teur kan binnen een maand na de dagteeke- ning van de beslissing een bezwaarschrift bij dien inspecteur worden ingediend; ingeval art. 14 van toepassing is, kan alleen een be zwaarschrift worden ingediend, indien de in specteur heeft beslist, dat op den verzoeker geen buitengewonen last drukt. Tegen het bedrag, dat de inspecteur als buitengewonen last heeft vrijgelaten, kan geen bezwaar worden ingebracht (art. 25). De uitspraken van den inspecteur zijn vatbaar voor beroep bij den raad van beroep voor de directe be lastingen. Op de loonbelastingkaart van werknemers, die meer dan 333 loon per maand genieten, kan, krachtens de uitdrukkelijke bewoordin gen van de artt. 13 en 14, slechts een aantee kening in de loonbelastingkaart worden ge steld, indien zij in moeilijkheden zouden ko men, ingeval met de hoogere kosten tot ver. werving, de hoogere persoonlijke verplich tingen of de buitengewone lasten eerst bij de vaststelling van den aanslag in de inkom stenbelasting rekening wordt gehouden. Blijkbaar is men van oordeel, dat uit een loon van meer dan 333 per maand in het algemeen de buitengewone uitgaven kunnen worden bestreden. De vraag: welke verplichtingen voor de huisvrouw voortvloeien uit de per 1 Januari 1941 ingaande loonbelasting blijkt nog voor velen een puzzle te zijn. Toch heeft de be lastingadministratie tijdig gezorgd voor een geschikte handleiding waaruit de fiscaal-ad ministratieve verplichtingen, voor de huis vrouw voortvloeiende uit de te werkstelling van een dienstbode, een werkster, een naai ster enz. betrekkelijk gemakkelijk zijn af te leiden. Deze handleiding is te verkrijgen op het bureau voor de directe belastingen, tege lijk met een werknemersverklaring en een loonbelastingkaart. De werknemersverklaring moet door de werkneemster woriden ingevuld en ingevuld worden teruggezonden aan den inspecteur der directe belastingen. De loonbelastingkaart moet worden inge vuld door de werkgeefster, die de kaart zelve dient te bewaren. Bij vertrek van de gedienstige (bijv. door verandering van werkkring) wordt haar de kaart medege geven. Tenslotte moet de werkgeefster een loon- staat aanleggen. Hierop teekent zij het tel kenmale uitgekeerde loon alsook het aan be lasting ingehouden bedrag aan. Formulieren van zulk een loonstaat zijn in den handel verkrijgbaar. Daarmede zijn de verplichtingen van de huisvrouw in haar nieuwe functie echter nog niet ten volle vervuld. Het voor belas ting ingehouden bedrag zal immers moeten In tallooze gevallen zal bij de heffing van loonbelasting geen aanslag meer in de in komstenbelasting worden opgelegd. Dit zal nog wel geschieden, indien een belasting plichtige nog in niet onbelangrijke mate andere Inkomsten dan loon geniet, verschil lende dienstbetrekkingen heeft, of dat echt genooten tegelijkertijd ieder een dienstbe trekking hebben, omdat eerst bij den aan slag in de inkomstenbelasting rekening kan worden gehouden met de meerdere inkom sten of met het gezamenlijk loon. Ook kan dan worden gecorrigeerd de omstandigheid dat bij de loonbelasting kinderaftrek is ver leend zoowel bij den man als bij zijn mede in dienstbetrekking zijnde vrouw. Bovendien zal steeds een aanslag in de inkomstenbelasting worden opgelegd, indien het maandloon meer dan 333 bedraagt. Hoe deze inkomstenbelasting er zal uitzien, is nog niet bekend; wel kan uit het Besluit op de loonbelasting 1940 worden afgeleid, dat daarin rekening zal worden gehouden met de in de art. 13 en 14 van het Besluit genoemde persoonlijke verplichtingen en buitengewone lasten. Aftrek voor premie van levensverzekering, uitkeeringen op worden afgedragen. Deze afdracht zal uiter lijk op_ den tienden dag na elk kalender kwartaal moeten plaats vinden. Men kan het geld kwijt op het postkantoor, dan wel de ingehouden belasting gireeren. Dit alles geschied zijnde, rest nog de plicht voor de werkgeefster om, op een daar toe bestemd formulier, uiterlijik den 15den na elk kalenderkwartaal aangifte te doen van de ingehouden en afgedragen belasting. Blijkens de betreffende handleiding is een loon (in geld èn natura) belastingplichtig vanaf 48.10 per maand, 11.10 per week en ƒ1.85 per dag; en voor een werkvrouw die minder dan vier uur werkt, vanaf 0,92. Wat onder „loon" is te verstaan? In de eerste plaats natuurlijk het geldloon. Doch bovendien het in natura (in den vorm van inwoning en maaltijden) genoten loon. Daar voor zijn echter speciale tarieven vastge steld. Wij laten die hier volgen: voor kost en inwoning: 25.per maand; 6.per week; 0.85 per dag; voor een warmen maaltijd: 12.per maand; 2.80 per week; 0.40 per dag. voor een koffiemaaltijd: 6.per maand; 1.40 per week; 0.20 per dag. Het ontbijt wordt dus niet belast. Voor de berekening van het voor belas ting in te houden bedrag bevat bovenbe doelde handleiding een belastingtabel. Wij teekenen hierbij aan, dat een loonbe lastingkaart niet alleen moet worden inge vuld ingeval de werkneemster een zoodanig bedrag verdient, dat belasting moet worden ingehouden, doch in alle gevallen waarin het loon (in geld en natura tezamen) 34. per maand, 10.per week, 1.50 per dag, of méér bedraagt. In andere gevallen zal zij schriftelijk aan den inspecteur moeten worden verzocht. In een persconferentie is vanwege het De partement van Financiën medegedeeld, dat, nu betaling van het laatste gedeelte van den aanslag in de inkomstenbelasting en loon belasting na 1 Januari kunnen samenvallen, een soepele betalingsregeling zal worden getroffen voor het nog te betalen gedeelte van den loopenden aanslag in de inkom stenbelasting. De invoering van de loonbelasting heeft tengevolge, dat een gedeelte van het werk, aan de heffing van de inkomstenbelasting verbonden, wordt gelegd op de schouders van de werkgevers, die zich reeds bij vroe gere gelegenheden hebben genoemd „onbe zoldigde rijksontvangers". Op hen is reeds in 'n perscommuniqué een beroep gedaan tot medewerking in de huidige bijzondere om standigheden. Moge dit beroep weerklank vinden, ondanks de moeilijke tijden, die veel werkgevers thans doormaken! Het Be sluit zelf vraagt den werkgevers slechts het onvermijdelijke en draagt in zijn eenvoud en klaarheid in niet geringe mate er toe bij, de uitvoering te vergemakkelijken. Voor de gemeenten ontstaat door de in voering van één enkele inkomstenbelasting een volkomen nieuwe toestand. De gemeen tefondsbelasting, waarop de uitkeeringen aan de gemeenten stoelden, zal in de toe komst niet meer bestaan, zoodat de gemeen ten aan inkomsten uit dien hoofde belang- rijke bedragen zullen moeten missen, zoowel aan opcenten op de gemeentefondsbelasting, zoeken? Zal men het gemeentefonds in stand houden en daarin andere belastingopbreng sten laten vloeien, waaruit het Rijk aequi- valente uitkeeringen aan de gemeenten kan doen, of zal men ten behoeve van de ge meenten bepaalde belastingen aanwijzen, zoo noodig invoeren? Het antwoord op deze vraag is thans nog niet te geven. In een perscommuniqué wordt slechts vermeld, dat in het komende jaar een nieuw systeem zal worden opgebouwd. Afwachten is dus het parool. Vertrouwen we, dat in de netelige kwestie van de financieele verhou ding tusschen Rijk en gemeenten een op lossing wordt gevonden, die de thans in deze verhouding bestaande moeilijkheden uit den weg zal ruimen. In een circulaire van de Nationale Levens verzekering-Bank worden over het boekjaar 1940 enkele bijzonderheden medegedeeld ovef de ontwikkeling in dit jaar. Geconstateerd wordt o.m., dat 't sluiten van nieuwe verzeke ringen in den aanvang, na 't uitbreken vaxi den oorlog, weliswaar uitermatè was bemoeiijkt, doch een algeheele stilstand was niet waar te nemen, terwijl reeds na betrekkelijk korten tyd een duidelijke en groeiende herleving viel te ebspeuren. Dat niettemin 't oude tempo van de produc tie nog niet ten volle kon worden bereikt en dat in 1940 aan nieuwe zaken veel minder werd ingeschreven dan in de voorafgaande „rijke" jaren spreekt echter vanzelf. Een voorloopige telling van de resultaten van 1940 doet zien, dat thans aan nieuwe verzekeringen in 1940 was geboekt een totaalbedrag van pl.m. 30 millioen gulden. En het „royement"? aldus de circulaire. Alles bijeengenomen, d. w. z. het normale verval door overlijden of afloop en het tusschentljdsche verval door afkoop, wanbetaling, vermindering, heeft de afschrijving van bestaande verzeke ringen zich in 1940 ongeveer op hetzelfde peil bewogen als in het voorafgaande jaar. Xn -r- voorloopige cijfers uitgedrukt is het resultaat van alle afschrijvingen (normale en tusschentljdsche), dat in 1940 aan bestaande ver zekeringen moest worden afgeboekt pl.m. 30 millioen gulden, dus bijna evenveel als aan nieuwe verzekeringen werd ingeschreven. Nieuwe verzekeringen en afschrijvingen hebben elkander dus vrijwel in evenwicht gehouden, m. a. w. het totale verzekerde bedrag einde 1940 komt ongeveer overeen met den stand op 31 December 1939, toen deze 632 millioen gulden bedroeg. Omtrent de financieele uitkomsten van het bedrijf wordt medegedeeld, dat deze wel den invloed zullen ondervinden van de tijdsomstan digheden en van den toenemenden belasting druk, in tiet bijzonder van de winstbelasting; niettemin bestaat er geen aanleiding om aan e^n bevredigende uitkomst te twijfelen. De verliezen op beleggingen, welke zullen blijken door den oorlogstoestand geleden te zijn, doch e<»rst na vaststelling van de schadeloosstellingen door het Rijk definitief kunnen worden bere kend, zullen de ruime extra-reserve's, een resul taat vam een jarenlange conservatieve winst- politiek, ternauwernood kunnen aantasten. Omtrent den gang van zaken in 1940 bij de drie dochtermaatschappijen, t.w. de Eerste Rot- terdamsche, Vesta en Arnhemsohe Hypotheek bank meent men alle reden te hebben om te mogen aannemen, dat de cijfers, welke deze maatschappijen in haar over enkele maanden te publiceeren jaarverslagen zullen bekend ma ken, een de omstandigheden in aanmerking genomen bevredigenden toestand zullen te zien geven- Wat de Eerste Rotterdamsche betreft wordt verklaard, dat deze onderneming, na het vrij willig opgeven van de regen-verzekering m den aanvang van 1940, tengevolge van den oorlogs toestand haar auto- verzekeringen voor een aanzienlijk deel heeft moeten schorsen; zij heeft daardoor een belangrijke vermindering van haar premie-ontvangst geleden, doch wist overigens de andeer deelen van haar be drijf op peil te houden. grond van de moraal en het fatsoen, alsmede ajs aan uitkeeringen uit het gemeentefonds, de contractueele studieuitkeeringen aan meerderjarige kinderen zullen bij de nieu we inkomstenbelasting wel niet meer in aan merking worden genomen. Als deze nieuwe inkomstenbelasting er eenmaal is, zal tevens antwoord gegevr worden op de vraag, of bij het hebben van méér dan 10 kinderen nim mer inkomstenbelasting verschuldigd is, ongeacht het inkomen. Bij de invoering van de loonbelasting zijn nog loopende de aanslagen in de belastingen naar het inkomen over het belastingjaar 1940/41. Om dubbele belasting van het loon te voorkomen, zal, ingevolge art. 42 van het Besluit, op deze aanslagen een gedeeltelijke ontheffing (over 4 maanden) worden ver leend, indien en voor zoover in den aanslag over dat jaar opbrengst van in dienstbe trekking verrichten arbeid is begrepen. De werknemers vinden op dé door hen in te vullen werknemersverklaring reeds gele genheid bedoelde ontheffing aan te vragen. De Loonbelasting van de bij de jong ste loonbesluiten stellig de meest belang rijke fiscale maatregel blijkt hier en daar met gejuich, soms zelfs met onverdeelde sympathie te zijn begroet. En die begroe ting dankt zij in hoofdzaak aan de sterke discriminatie in belastingdruk ten behoeve van een categorie belastingbetalers die tot dusverre ontegenzeggelijk een relatief te zwaren last had te torsen. Men herinnert zich, dat de met ingang van het nieuwe jaar in te voeren loonbe lasting een onderdeel is van de binnen af- zienbaren tijd te verwachten nieuwe in komstenbelasting. De in eerstgenoemde tot uitdrukking gebrachte discriminatie tusschen de verschillende categorieën belastingbeta lers zal zooals uit de op één der daga- lijksche persconferenties gegeven toelich ting is gebleken in de komende inkom stenbelasting een nóg scherper accent ver krijgen. In de nieuwe inkomstenbelasting zullen naar de ontwerpers ervan verzekeren verschillende oneffenheden in belastingdruk gevolg van de in de loonbelasting toege paste belastingschaal, worden glad ge streken. Doch, in de discriminatie tusschen ongehuwden, gehuwden zonder kinderen en gehuwden met weinig resp. veel kinderen, zooals deze in de loonbelasting tot uitdruk king is gebracht, zal geen verandering komen. Wij meenen derhalve thans reeds gerech tigd te zijn, de nieuwe belasting aan een waarde-oordeel te onderwerpen. Zij heeft. het valt niet te ontkennen goede kwaliteiten. Zij brengt bijvoorbeeld vereenvoudiging van belastingheffing en be lastinginning met zich mede. De belasting administratie zal hiervan op den duur be langrijke voordeelen trekken. Bijzondere heffingen, als gemeentefondsbelasting e.a. zullen verdwijnen. De belastingbetaler, met name de werk nemer wiens inkomsten zich beperken tot het loon dat hij voor zijn arbeid ontvangt, zal zich geen fiscale zorgen meer behoeven te maken. Van wat hij aan het einde van de week of van de maand in handen krijgt, behoeft hij behoudens voor de personeele belasting geen deel meer af te zonderen ten behoeve van den fiscus. Hij weet dus vrijwel precies wat hij heeft te verteren. En hij betaalt zijn tol aan de schatkist haast zonder het zelf te weten; de fiscale last bezorgt hem derhalve geen hinder. On getwijfeld, een belangrijk psychologisch voordeel van de nieuwe regeling boven de oude. Echter, bij voordeelen blijft het niet. De nieuwe belasting heeft naar wij vreezen tevens nadeelen. Gaarne zouden wij meejuichen in het koor van hen, die reeds direct na de publicatie van het besluit Loonbelasting 1940 er den lof over zongen, en van oordeel bleken te zijn, dat de hierin tot uitdrukking ge brachte verdeeling van belastingdruk nu juist die was waarnaar wij katholieken zoo vele jaren tevergeefs hebben gestreefd. Is dit echter wel geheel waar? Wij zijn zoo vrij het te betwijfelen. Zeker, een verlichting van den druk der belas ting ten behoeve van kleine inkomens en van groote gezinnen, een belangrijke ver lichting zelfs van dien druk ten koste van hen wier draagkracht dank zij de hoogte van het inkomen, of als gevolg van ge ringere maatschappelijke zorgen daartoe mogelijkheden liet, hebben wij steeds met klem van redenen bepleit. Men zal van ons derhalve geen oppositie tegen het beginsel der discriminatie ten behoeve van de minder en minst draag- krachtigen kunnen verwachten. De invoe ring hiervan in ons belastingstelsel juichen wij onvoorwaardelijk toe, ook al bekruipt Stcrt. no. 253 bevat een besluit van den secretaris-generaal van het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, waarbij worden aangewezen een standaard meter en een standaardkilogram, welke voor Nederland den internationalen standaard vertegenwoordigen van den meter en het kilogram. Daarbij is o.m. het volgende be paald: De standaardmeter, bedoeld in artikel 2 der IJkwet 1937 (Staatsblad no. 627), is de platina-iridiummeter no. 19, welke door de Fransche afdeeling van de internationale metercommissie te Parijs is vervaardigd, in 1880 naar Nederland overgebracht en in 1921 in het internationale bureau der maten en gewichten te Sèvres is vergeleken met den internationalen meter. Onder de lengte van den Nederlandschen standaardmeter wordt verstaan de afstand bij 0 gr. C van de assen der beide middel- strepen, die zich nabij de uiteinden op dezen meter bevinden. Deze lengte is 0,0091 mm grooter dan die van den internationalen meter. Het standaardkilogram, bedoeld in arti kel 2 der IJkwet 1937 (Staatsblad no. 627), is het platina-kilogram, vermeld in artikel 1 van het Koninklijk besluit van 12 April 1839 (Staatsblad no. 13). De massa van het Nederlandsche standaardkilogram is 0,1 mg meer dan die van het internationale kilo gram. De Nederlandsche standaarden van den meter en het kilogram worden bewaard in een daartoe bestemde brandkast in het labo en juist onder de huidige omstandigheden I ratorium voor technische physica van de moest gebeuren. Technische Hoogeschool te Delft. Zij wor- Hoezeer wij het in ons belastingstelsel in- den gesteld onder het toezicht van een ,J"~ commissie van vier leden, waarvan drie leden door het Hoofd van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart worden benoemd. De inspecteur van het IJkwezen is ambtshalve lid dezer commis sie. De verzegeling, ontzegeling en wederver- zegeling der standaarden van den meter en het kilogram geschieden ten overstaan van één of meer leden der genoemde commissie door een hoofdambtenaar van het Departe ment van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. Voor den dienst van het IJkwezen wor den van de standaarden van den meter en het kilogram copieën van den tweeden rang vervaardigd, in zoodanig aantal en op zoodanige wijze, als door het Hoofd van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart zal worden bepaald. ingevolge de wet regelende de financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten. Voor de groote steden gaat het hier om be langrijke bedragen; zoo zal de gemeente Rotterdam derven wegens het niet langer heffen van 75 opcenten op de gemeentefonds belasting een bedrag van 3.500.000 en we gens het ophouden van de 'uitkeering uit hot gemeentefonds 8.500.000, terwijl deze cijfers voor de gemeente 's-Gravenhage resp. zijn 5.500.000 en 4.300.000 Bovendien zullen komen te vervallen de op de gemeentefondsbelasting geheven 25 opcenten voor het werklcosheidssubsidie- fonds, waaruit de gemeenten eveneens baten ontvingen, om nog niet fe spreken van de baten uit de personeele belasting (sluitpost der begrooting) welke binnen afzienbaren tijd eveneens voor afschaffing in aanmer king komt. In welke richting zal men de oplossing ons een gevoel van spijt, dat dit eerst thans, men. gevoerde discriminatie-b e g i n s e 1 echter ook kunnen toejuichen, toch wagen wij het te betwijfelen of de verordineerde belasting- chaal wel geheel kan bevredigen. Wordt, zoo zouden wij willen vragen, thans niet een relatief te zware druk gelegd op de schou ders van hen, die voorheen te veel werden ontzien; slaat de fiscale slinger n u niet naar de andere zijde door? Wij stellen de vraag niet om haar direct reeds te beantwoorden, doch om haar onder de aandacht te brengen van hen, wier taak het is de uit de staatshuishouding voort vloeiende lasten zoo rechtvaardig mogelijk te verdeelen. Zien wij goed, dan beperkt de wetgever zich immers niet slechts tot een toepassing van het draagkrachtbeginsel, doch legt hij in de toegepaste verdeeling van belasting druk ook nog een anderen maatstaf aan, t.w. dien van het sociale nut van den belasting betaler. En stelt hij zich daarbij op het standpunt, dat de sociale waarde van den belastingplichtige met een groot gezin ver uitgaat boven die van den ongehuwde, resp. van den gehuwde zonder kinderen. De waar de van het groote gezin voor de maatschappij door ons uiteraard nimmer in twijfel ge trokken wordt zelfs zóó breed uitgemeten dat het den schijn heeft van een te lage so ciale waardeering, en sociale declasseering derhalve van de andere groepen belasting plichtigen. Zijn deze laatsten, zoo wagen wij bescheidenlijk te vragen, maatschappelijk heusch geheel, of nagenoeg geheel van on waarde? Van het antwoord op deze vraag zal het oordeel over de ingrijpende wijzigingen in het aspect van ons belastingstelsel afhangen. Het is stellig geen eenvoudige taak een perfect, voor eenieder bevredigend belasting stelsel in het leven te roepen. Daarom echter hopen wij ook, dat het niet te veel gevraagd is, indien wij er op aandringen dat deze kwes tie nog eens ernstig In studie wordt geno- Op de gisteren gehouden algemeene vergade ring van aandeelhouders der N. V. Fransch- Hollandsche Oliefabrieken Calvé-Delft N.V. te Delft, werd het jaarverslag over het afgeloopen boekjaar onveranderd goedgekeurd en besloten het dividend te passeeren op de gewone aan- deelen (v. j. 4,25 pet.). Het na betaling van de winstbelasting overblijvende restant wordt op nieuwe rekening overgebracht, teneinde over liquide middelen te beschikken. Op de prefe- rente aandeelen werd reeds eerder een divi- dend van 6 pet. (onv.) uitgekeerd. Op desbetreffende vragen werd door den voorzitter, mr. dr. Libourel, geantwoord» dat de vennootschap geen oorlogsschade heeft geleden. De heer Altona wenschte te weten, waar het saldo der bedrijfsrekening is gedeponeerd. De voorzitter antwoordde hierop, dat dit saldo be rust bij bankiers en debiteuren en direct op- vorderbaar is. De heer Altona wees er vervol gens op, dat niemand weet wat er gebeurt met de Calvé-waarden,waardoor deze thans tot de minder courante zijn gaan behooren. Tevens wenschte hij een uitvoerig jaarverslag. De continuïteit en bestendigheid der aandee len aldus het antwoord van den voorzitter, wijzen er op, dat de vennootschap het vertrou wen der aandeelhouders bezit. Het is in het be lang der aandeelhouders, het jaarverslag niet uitvoeriger te maken dan het thans is. Men vergete niet, dat het hier een holdingmaatschap pij betreft Verder is het in het belang van aandeelhouders, dat het bestuur over liquide middelen beschikt, teneinde gewapend te zijn tegen onvoorziene omstandigheden. Het kan vrijwel uitgesloten worden geacht, dat Calve een beroep zou moeten doen op de emissie- markt. In antwoord op een desbetreffende vraag deelde de voorzitter tenslotte mede, dat over het afgeloopen boekjaar een dividend van iy2 pet. had kunnen worden uitgekeerd. In de vergadering van commissarissen der Brandspuitenfabriek voorh. A. Bikkers Zoon is besloten een derde interim dividend over 1940 uit te keeren van 10 pet. 50 per aandeel). Dezelfde Staatscourant bevat voorts een besluit van den secretaris-generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, regelende de verdeeling van het land in ijkkringen, de vestiging van Ijk kantoren in die Ijkkringen en door de ijk- kantoren te bezigen kantoormerken. Gisterochtend is te Alkmaar tengevolge van de duisternis de werkman Stokman te water geraakt en verdronken. BERLIJN, 30 December (D. N. B.). De laat ste aflevering van het tweewekelljksch tijd schrift „Der Vierjahresplan" bevat een vakkun dige verhandeling over de nieuwe grondstof „celjute". Terwijl de celwol in de wol- en ka- toenverwerkende industrieën een stecjds be langrijker plaats inneemt, wint de celjute in de jute-industrie voortdurend meer aan beteekenis. De celjute overtreft de natuurlijke grondstof in velerlei opzicht. De natuurlijke jutevezel is zeer verontreinigd, houtachtig en van sterk af wijkende vezellengte, terwijl de rekbaarheid van de vezels gering ls. De nieuwe grondstof, celjute, daarentegen is volkomen zuiver en ge lijkmatig en bezit vier maal grootere rekbaar heid dan de natuurlijke jute. Verder wordt in het artikel vermeld, dat de celjute in linoleum-, de tapijt- en kabel- industrie reeds belangrijke toepassing gevon den heeft. Van bijzondere beteekenis is het ar tikel voorts geweest bij het vervaardigen van meelzakken. De uit celjute gefabriceerde meel zakken bezitten een reeks van voordeelen bo ven de uit natuurlijke jute vervaardigde zak ken. Eerstgenoemde zakken stuiven namelijk minder en zijn ook beter bestand tegen de zware eischen, welke er bij het vullen en tijdens het transport aan gesteld worden. Ook voor verpakking van celwol vindt de celjute een steeds grootere toepassing. Bij de 1254-jarige priesterfeesten is ver meld: p. B. D. van den Idsert O.P., Dom. Klooster, Huissen (G-); dit moet zijn p. N. B. van den Idsert O.P., Huize Heeckeren, Goor (Ov.). Blijkens mededeeling van de Spoorwegen wordt met ingang van heden de stoomboot- dienst Enkhuizen-Stavoren hervat.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 2