DE
HUISVROUW
als belasting-collectrice.
LOONBELASTING.
Nationale
Levensverzekering-Bank.
14
HET NIEUWE DAGBlUiJ VAN DINSDAG 3Ï DECEMBER 1940
Hoe wordt de belasting
geheven
Bijzondere omstandigheden, die op
het bedrag der belasting
invloed hebben.
SLAAT DE SLINGER THANS
NIET NAAR DE ANDERE
ZIJDE DOOR?
WAT
ZIJ NOODZAKELIJK
MOET WETEN.
Vanaf 1
m
Januari 1941
functie.
Slotbeschouwing.
Wanneer belasting moet
worden ingehouden
Nieuwe verzekeringen en afschrij
vingen in 1940 in evenwicht.
CALVE-DELFT.
DE NIEUWE IJKWET.
Standaardmeter en standaardkilogram.
Vragen op de algemeene vergadering.
Er had li pet. dividend kunnen
worden uitgekeerd.
BRANDSPUITENF ABRIEK
A. BIKKERS.
Derde interim-dividend.
NA CELWOL THANS CELJUTE.
SLACHTOFFER DER DUISTERNIS.
De beteekenis van het nieuwe product.
JUBILE PATERS DOMINICANEN.
STOOMBOOTDIENST ENKHUIZEN—
STAVOREN HERVAT.
IV.
(Slot)
van art 10, verschuldigd zijn: de loonbelas
ting over 100 is 6,24 en 20 pet. van 100
is 20 te zamen ƒ26,24; wordt het tantième
bij het maandsalaris gevoegd, dan bedraagt
dit ƒ200, waarover de werknemer verschul
digd is ƒ23,79. Dit laatste bedrag kan dan
worden aangehouden.
Dit geschiedt, krachtens art. 7, bij de bron,
öen werkgever dus, die verplicht is op het
tijdstip, waarop het loon wordt betaald,
verrekend of op eenigerlei andere wijze ter
beschikking van den werknemer of van een
derde wordt gesteld, de volgens de belas
tingtabel verschuldigde belasting in te hou
den.
De gegevens voor de berekening van de
belasting moet.de werkgever op de loonbe-
lastingkaart vermelden, waarvan de voor
zijde wordt ingevuld volgens de werkne
mersverklaring, inhoudende de bijzonder
heden omtrent den persoonlijken staat van
den werknemer, waardoor rangschikking in
één van de groepen van de belastingtabel
mogelijk is.
De werknemersverklaringen ontvangt de
werkgever van den inspecteur, hetzij op ver
zoek, hetzij door ambtshalve toezending. Hij
stelt die verklaringen (in duplo) ter hand
aan de werknemers, die verplicht zijn beide
exemplaren binnen twee werkdagen na
ontvangst, naar waarheid ingevuld, volgens
den toestand op 1 December van het loo-
pende kalenderjaar, en onderteekend, bij
den werkgever in te leveren. De werkgever
vult aan de hand van de werknemersver
klaring de voorzijde van de loonbelasting-
kaart in en zendt beide exemplaren van de
werknemersverklaring door aan den in
specteur»
De loonbelastingkaart blijft onder berus
ting van den werkgever, die haar echter
weer aan den werknemer ter hand moet
stellen, indien de dienstbetrekking in den
loop van het krlenderjaar wordt beëindigd.
De 'aldus den werknemer uitgereikte
loonbelastingk..art overhandigt deze aan
den nieuwen werkgever, indien hij in den
loop van het kalenderjaar weer een andere
dienstbetrekking aanvaardt, (art. 11).
Er kan in den loop van een kalenderjaar
echter verandering intreden in de gezinsom
standigheden van den werknemer, waar
door deze minder loonbelasting behoeft te
betalen, b.v. geboorte van een kind. In dat
geval kan de werknemer den werkgever
verzoeken hem de werknemersverklaring
weer ter hand te stellen om haar in over
eenstemming te brengen met de gewijzigde
omstandigheden. De werkgever wijzigt de
loonbelastingkaart en zendt de werkne
mersverklaring door aan den inspecteur.
Uit lid 8 van art. 11 valt af te lelden, dat
gezinswijziging, waardoor meer loonbelas
ting verschuldigd is, geen aanleiding geeft
de werknemersverklaring en daarmede de
loonbelastingkaart te herzien. Overlijdt b.v.
een kind, dan ondergaat de loonbelasting in
den loop van het kalenderjaar geen veran
dering.
Bij de inhouding van de belasting op het
loon mag de werkgever slechts rekening
houden met de gegevens, welke op het tijd
stip van inhouding op de loonbelastingkaart
zijn vermeld, tenzij hij weet of dient te
weten, dat de werknemer onjuiste gegevens
heeft verstrekt. Het verdient dus voor den
werknemer aanbeveling verandering in ge
zinsomstandigheden, welke vermindering
van belasting ten gevolge hebben, steeds
zoo spoedig mogelijk te doen opnemen op
de loonbelastingkaart, omdat alleen deze
beslissend is voor de rangschikking in de
belastingtabel.
Art. 8 kent drie groepen van belasting
plichtigen en wel:
lo. ongehuwde werknemers, die geen
kinderaftrek genieten en nog niet den leef
tijd van 65 jaar hebben bereikt. (Een onge
huwde werknemer, die kinderen heeft,
wordt onder groep 3 gerangschikt);
2o. gehuwde werknemers, wien geen kin
deraftrek is toegestaan, en ongehuwde werk
nemers, die geen kinderaftrek genieten en
den leeftijd van 65 jaar hebben bereikt.
(Als gehuwden worden mede aangemerkt de
werknemers, die gehuwd zijn geweest, mits
uit het huwelijk een kind is geboren, ook
al is dit niet meer in leven);
3o. werknemers wien kinderaftrek is toe
gestaan.
Behalve voor eigen en aangehuwde kin
deren en pleegkinderen, die minderjarig zijn
en tot het huishouden van den werknemer
behooren, wordt eveneens kinderaftrek ver
leend voor meerderjarige eigen en aangehuw
de en pleegkinderen, mits deze nog geen 25
jaar zijn, en grootendeels op kosten van den
werknemer worden onderhouden en onder
wijs genieten of worden opgeleid voor een
beroep.
Voorziet een meerderjarig kind echter ge
heel in eigen levensonderhoud, dan wordt
de kinderaftrek niet verleend; een minder
jarig kind, dat tot het huishouden van den
werknemer behoort en zelf inkomsten ge
niet, telt voor den kinderaftrek echter wel
mede.
Indien beide echtgenooten werknemer zijn,
geniet ieder van hen kinderaftrek.
Heeft de werknemer nagelaten de werk
nemersverklaring in te zenden, dan wordt
hij in groep 1 gerangschikt.
Heffing van de belasting vindt plaats over
het loon, dat over een loontijdvak wordt
genoten, d. i. het tijdvak, waarover het loon
wordt'betaald. Daar de in het Besluit opge
nomen belastingtabel betrekking heeft op
een loontijdvak van een maand, zijn voor
loontijdvakken, korter dan een maand, even
eens belastingtabellen vervaardigd, die met
een handleiding ter beschikking van de werk
gevers worden gesteld.
Tot een loontijdvak worden ook gerekend
de enkele werkdagen, waarop de werkne
mer geen loon ontvangt, ofschoon hij noch
tans gedurende het loontijdvak ter beschik
king van den werkgever stond. Dit kan
voorkomen bij de z.g. regendagen in den
landbouw en bij onderbreking van het werk
wegens bedrijfsslapte. Deze bepaling is voor-
deelig voor den werknemer, omdat hij dan
niet over het dagloon de belasting betaalt,
doch over een gereduceerd weekloon.
Art 10 van het Besluit houdt nog een bij
zondere bepaling in voor tantièmes, grati
ficatiën en andere belooningen, welke in
den regel slechts éénmaal of éénmaal
'sjaars worden toegekend. Deze beloonin
gen worden belast met een vast percentage,
afhankelijk van de groepen van de belas
tingtabel, en dat varieert van 20 pet. voor
ongehuwden tot 2 pet. voor gehuwden met
meer dan vier kinderen. Daar het echter
jcan voorkomen, dat door het vaste percen
tage het bedrag wordt overschreden, dat
zou moeten worden betaald, indien de ex-
tra-belooning bij de periodieke belooning
over het loontijdvak zou worden gevoegd,
staat het Besluit toe, dat deze toevoeging
plaats vindt. Geniet b.v. een ongehuwde
werknemer een maandsalaris van 100, ont
vangt hij een tantième van 100 in Decem
ber ,dan zou bij afzonderlijke berekening
van het tantième, volgens het eerste lid
Wij zagen in het voorgaande, dat de werk
gever de loonbelasting inhoudt overeenkom
stig de aanwijzingen van de loonbelasting
kaart. In het algemeen zal deze heffing dan
ook geschieden over het door den werkgever
betaalde loon.
Er kunnen echter omstandigheden ZJjn, die
de heffing over het betaalde loon voor den
werknemer te bezwarend zouden maken. Het
Besluit voorziet daarin bij de artt. 13 en 14,
waarin de mogelijkheid is geopend door den
inspecteur een aanteekening te doen stellen
op de loonbelastingkaart, bepalende, dat en
hoeveel in mindering van het loon mag wor
den gebracht als gevolg van bijzondere om
standigheden. Deze bijzondere omstandighe
den zijn in den tekst van de artt. 13 en 14
opgenomen en betreffen twee categorieën.
De eerste omvat de kosten tot verwerving
van het loon en kosten ter zake van persoon
lijke verplichtingen, indien deze tezamen een
jaarlijksch bedrag van 100 overschrijden.
Onder kosten tot verwerving van het loon
worden begrepen alle uitgaven, die onmid
dellijk of middellijk voor de vervulling van
de dienstbetrekking moeten worden gedaan,
zooals contributiën voor vakvereenlgingen,
aanschaffingskosten van gereedschappen en
beroepskleeding, of afschrijving op zooda
nige goederen, indien zij, naar de ervaring
leert, langer dan één jaar In gebruik zijn.
Met deze omschrijving zijn die kosten be
doeld, die de werknemer uit art. 10 der wet
op de inkomstenbelasting ook in mindering
van zijn inkomen kon brengen.
Als persoonlijke verplichtingen worden
aangemerkt verschuldigde rente van schul
den, altijddurende renten, lijfrenten en
andere uitkeeringen en verstrekkingen,
wekle bij overlijden van den werknemer of
van een derde eindigen, een en ander voor
zoover zij niet met een bron van inkomen in
verband staan.
Heeft een werknemer als bron van inko
men een huis of effecten, voor de verkrijging
waarvan hij schulden heeft aangegaan, dan
geldt de rente van deze schuld niet als een
persoonlijke verplichting. Tot de persoonlijke
verplichtingen behooren evenmin renten,
uitkeeringen en verstrekkingen, welke ver
schuldigd zijn aan bloed- en aanverwanten
van den werknemer in de rechte linie en in
den tweeden graad der zijdlinie (broers en
zusters), met deze ééne uitzondering, dat zij
wel daartoe worden gerekend, indien de uit
keeringen de tegenwaarde vormen voor een
door den genieter van den werknemer ge
dane praestatie. Dit is b.v. het geval, indien
een moeder een kind op haar kosten laat stu-
deeren, onder voorwaarde, dat, als het
een betrekking gevonden heeft, het kind pe
riodieke uitkeeringen aan de moeder zal
doen.
Uit art. 13 volgt, dat uitkeeringen op grond
van de moraal en het fatsoen niet tot de per
soonlijke verplichtingen worden gerekend,
evenmin premiën van levensverzekering en
bij akte gevestigde studie-uitkeeringen" aan
meerderjarige kinderen.
Al geven de zooeven genoemde verschul
digde uitkeeringen geen uitzicht op vermin
dering van belasting als persoonlijke ver
plichtingen, niettemin kunnen zij uit anderen
hoofde den belastingdruk verlichten, indien
zij kunnen worden gerangschikt onder de
tweede categorie van bijzondere omstandig
heden, waarvan hiervoren sprake was, n.l. de
in art. 14 genoemde buitengewone lasten.
Deze zijn:
a. uitgaven ter voorziening in het levens
onderhoud van eigen en aangehuwde kinde
ren en pleegkinderen, voor wie geen kinder
aftrek wordt genoten, en van andere bloed
en aanverwanten in de rechte linie en in den
tweeden graad der zijdlinie. Voor een meer
derjarig studeerenden zoon, boven 25 jaar,
die geen eigen inkomsten heeft gelden niet
de studiekosten als buitengewone last, doch
slechts de kosten van levensonderhoud.
b. uitgaven ter zake van ziekte, invalidi
teit, sterfgeval en andere dergelijke uitgaven
ten behoeve van den werknemer, diens eigen
en aangehuwde pleegkinderen en van diens
bloed- en aanverwanten in de rechte linie
en in den tweeden graad der zijdlinie.
De uitgaven onder a en b vermeld, wor
den slechts als buitengewone lasten be
schouwd, indien de werknemer ten volle
daarvan grootere uitgaven heeft dan het
meerendeel van de werknemers, die, wat in
komen, vermogen en gezin betreft, in dezelf
de omstandigheden verkeeren.
Van een daadwerkelijken invloed op het
vermogen om belasting te betalen is eerst
dan sprake, indien de buitengewone lasten
meer bedragen dan 10 pet. van het geschatte
jaarlijksche loon, verminderd met de ver
moedelijke kosten tot verwerving van het
loon en de vermoedelijke persoonlijke ver
plichtingen, benevens met een bedrag van 10
pet per kind, waarvoor kinderaftrek wordt
genoten. Een werknemer met een jaarloon
van 2400 en één kind, die geen verwer
vingskosten, noch persoonlijke verplichtin
gen kan aanvoeren, kan geen beroep op de
bepaling van art. 14 doen, indien de alimen-
tatie-uitkeering per jaar minder bedraagt
dan 10 pet. van 2.400 240 is 216.
In de hiergestelde grens ligt de grond voor
de in het Besluit gemaakte onderscheiding
tusschen persoonlijke verplichtingen en bui
tengewone lasten; men heeft niet gewild, dat
b.v. een alimentatie-uitkeering reeds tot ver
mindering van belasting zou leiden indien zij
100 te boven ging, doch daaraan slechts in
vloed willen toekennen, indien de hierboven
gestelde grens, afhankelijk van het loon, was
bereikt.
De beslissing of een aanteekening op de
loonbelastingkaart kan worden gesteld, in
gevolge de artt. 13 en 14, berust bij den in
specteur. De werknemer zal dezen ambtenaar
dus aannemelijk moeten maken, welke kos
ten en verplichtingen hij heeft en welke bui
tengewone lasten hij heeft te dragen.
Het spreekt vanzelf, dat overlegging van
bewijsstukken daartoe vereischt is. De be
slissing van den inspecteur wordt op de loon
belastingkaart vermeld, ook indien zij afwij
zend is. Tegen de beslissing van den inspec
teur kan binnen een maand na de dagteeke-
ning van de beslissing een bezwaarschrift bij
dien inspecteur worden ingediend; ingeval
art. 14 van toepassing is, kan alleen een be
zwaarschrift worden ingediend, indien de in
specteur heeft beslist, dat op den verzoeker
geen buitengewonen last drukt. Tegen het
bedrag, dat de inspecteur als buitengewonen
last heeft vrijgelaten, kan geen bezwaar
worden ingebracht (art. 25). De uitspraken
van den inspecteur zijn vatbaar voor beroep
bij den raad van beroep voor de directe be
lastingen.
Op de loonbelastingkaart van werknemers,
die meer dan 333 loon per maand genieten,
kan, krachtens de uitdrukkelijke bewoordin
gen van de artt. 13 en 14, slechts een aantee
kening in de loonbelastingkaart worden ge
steld, indien zij in moeilijkheden zouden ko
men, ingeval met de hoogere kosten tot ver.
werving, de hoogere persoonlijke verplich
tingen of de buitengewone lasten eerst bij de
vaststelling van den aanslag in de inkom
stenbelasting rekening wordt gehouden.
Blijkbaar is men van oordeel, dat uit een
loon van meer dan 333 per maand in het
algemeen de buitengewone uitgaven kunnen
worden bestreden.
De vraag: welke verplichtingen voor de
huisvrouw voortvloeien uit de per 1 Januari
1941 ingaande loonbelasting blijkt nog voor
velen een puzzle te zijn. Toch heeft de be
lastingadministratie tijdig gezorgd voor een
geschikte handleiding waaruit de fiscaal-ad
ministratieve verplichtingen, voor de huis
vrouw voortvloeiende uit de te werkstelling
van een dienstbode, een werkster, een naai
ster enz. betrekkelijk gemakkelijk zijn af te
leiden. Deze handleiding is te verkrijgen op
het bureau voor de directe belastingen, tege
lijk met een werknemersverklaring en een
loonbelastingkaart.
De werknemersverklaring moet door de
werkneemster woriden ingevuld en ingevuld
worden teruggezonden aan den inspecteur
der directe belastingen.
De loonbelastingkaart moet worden inge
vuld door de werkgeefster, die de kaart
zelve dient te bewaren. Bij vertrek van de
gedienstige (bijv. door verandering van
werkkring) wordt haar de kaart medege
geven.
Tenslotte moet de werkgeefster een loon-
staat aanleggen. Hierop teekent zij het tel
kenmale uitgekeerde loon alsook het aan be
lasting ingehouden bedrag aan. Formulieren
van zulk een loonstaat zijn in den handel
verkrijgbaar.
Daarmede zijn de verplichtingen van de
huisvrouw in haar nieuwe functie echter
nog niet ten volle vervuld. Het voor belas
ting ingehouden bedrag zal immers moeten
In tallooze gevallen zal bij de heffing van
loonbelasting geen aanslag meer in de in
komstenbelasting worden opgelegd. Dit zal
nog wel geschieden, indien een belasting
plichtige nog in niet onbelangrijke mate
andere Inkomsten dan loon geniet, verschil
lende dienstbetrekkingen heeft, of dat echt
genooten tegelijkertijd ieder een dienstbe
trekking hebben, omdat eerst bij den aan
slag in de inkomstenbelasting rekening kan
worden gehouden met de meerdere inkom
sten of met het gezamenlijk loon. Ook kan
dan worden gecorrigeerd de omstandigheid
dat bij de loonbelasting kinderaftrek is ver
leend zoowel bij den man als bij zijn mede
in dienstbetrekking zijnde vrouw.
Bovendien zal steeds een aanslag in de
inkomstenbelasting worden opgelegd, indien
het maandloon meer dan 333 bedraagt.
Hoe deze inkomstenbelasting er zal uitzien,
is nog niet bekend; wel kan uit het Besluit
op de loonbelasting 1940 worden afgeleid,
dat daarin rekening zal worden gehouden
met de in de art. 13 en 14 van het Besluit
genoemde persoonlijke verplichtingen en
buitengewone lasten. Aftrek voor premie
van levensverzekering, uitkeeringen op
worden afgedragen. Deze afdracht zal uiter
lijk op_ den tienden dag na elk kalender
kwartaal moeten plaats vinden. Men kan
het geld kwijt op het postkantoor, dan wel
de ingehouden belasting gireeren.
Dit alles geschied zijnde, rest nog de
plicht voor de werkgeefster om, op een daar
toe bestemd formulier, uiterlijik den 15den
na elk kalenderkwartaal aangifte te doen
van de ingehouden en afgedragen belasting.
Blijkens de betreffende handleiding is een
loon (in geld èn natura) belastingplichtig
vanaf 48.10 per maand, 11.10 per week
en ƒ1.85 per dag; en voor een werkvrouw
die minder dan vier uur werkt, vanaf
0,92.
Wat onder „loon" is te verstaan? In de
eerste plaats natuurlijk het geldloon. Doch
bovendien het in natura (in den vorm van
inwoning en maaltijden) genoten loon. Daar
voor zijn echter speciale tarieven vastge
steld. Wij laten die hier volgen:
voor kost en inwoning: 25.per maand;
6.per week; 0.85 per dag;
voor een warmen maaltijd: 12.per
maand; 2.80 per week; 0.40 per dag.
voor een koffiemaaltijd: 6.per maand;
1.40 per week; 0.20 per dag.
Het ontbijt wordt dus niet belast.
Voor de berekening van het voor belas
ting in te houden bedrag bevat bovenbe
doelde handleiding een belastingtabel.
Wij teekenen hierbij aan, dat een loonbe
lastingkaart niet alleen moet worden inge
vuld ingeval de werkneemster een zoodanig
bedrag verdient, dat belasting moet worden
ingehouden, doch in alle gevallen waarin
het loon (in geld en natura tezamen) 34.
per maand, 10.per week, 1.50 per dag,
of méér bedraagt.
In andere gevallen zal zij schriftelijk aan
den inspecteur moeten worden verzocht.
In een persconferentie is vanwege het De
partement van Financiën medegedeeld, dat,
nu betaling van het laatste gedeelte van den
aanslag in de inkomstenbelasting en loon
belasting na 1 Januari kunnen samenvallen,
een soepele betalingsregeling zal worden
getroffen voor het nog te betalen gedeelte
van den loopenden aanslag in de inkom
stenbelasting.
De invoering van de loonbelasting heeft
tengevolge, dat een gedeelte van het werk,
aan de heffing van de inkomstenbelasting
verbonden, wordt gelegd op de schouders
van de werkgevers, die zich reeds bij vroe
gere gelegenheden hebben genoemd „onbe
zoldigde rijksontvangers". Op hen is reeds
in 'n perscommuniqué een beroep gedaan tot
medewerking in de huidige bijzondere om
standigheden. Moge dit beroep weerklank
vinden, ondanks de moeilijke tijden, die
veel werkgevers thans doormaken! Het Be
sluit zelf vraagt den werkgevers slechts het
onvermijdelijke en draagt in zijn eenvoud
en klaarheid in niet geringe mate er toe bij,
de uitvoering te vergemakkelijken.
Voor de gemeenten ontstaat door de in
voering van één enkele inkomstenbelasting
een volkomen nieuwe toestand. De gemeen
tefondsbelasting, waarop de uitkeeringen
aan de gemeenten stoelden, zal in de toe
komst niet meer bestaan, zoodat de gemeen
ten aan inkomsten uit dien hoofde belang-
rijke bedragen zullen moeten missen, zoowel
aan opcenten op de gemeentefondsbelasting,
zoeken? Zal men het gemeentefonds in stand
houden en daarin andere belastingopbreng
sten laten vloeien, waaruit het Rijk aequi-
valente uitkeeringen aan de gemeenten
kan doen, of zal men ten behoeve van de ge
meenten bepaalde belastingen aanwijzen,
zoo noodig invoeren? Het antwoord op deze
vraag is thans nog niet te geven.
In een perscommuniqué wordt slechts
vermeld, dat in het komende jaar een nieuw
systeem zal worden opgebouwd. Afwachten
is dus het parool. Vertrouwen we, dat in de
netelige kwestie van de financieele verhou
ding tusschen Rijk en gemeenten een op
lossing wordt gevonden, die de thans in
deze verhouding bestaande moeilijkheden
uit den weg zal ruimen.
In een circulaire van de Nationale Levens
verzekering-Bank worden over het boekjaar
1940 enkele bijzonderheden medegedeeld ovef
de ontwikkeling in dit jaar. Geconstateerd
wordt o.m., dat 't sluiten van nieuwe verzeke
ringen in den aanvang, na 't uitbreken vaxi den
oorlog, weliswaar uitermatè was bemoeiijkt,
doch een algeheele stilstand was niet waar te
nemen, terwijl reeds na betrekkelijk korten
tyd een duidelijke en groeiende herleving viel
te ebspeuren.
Dat niettemin 't oude tempo van de produc
tie nog niet ten volle kon worden bereikt en
dat in 1940 aan nieuwe zaken veel minder werd
ingeschreven dan in de voorafgaande „rijke"
jaren spreekt echter vanzelf. Een voorloopige
telling van de resultaten van 1940 doet zien,
dat thans aan nieuwe verzekeringen in 1940 was
geboekt een totaalbedrag van pl.m. 30 millioen
gulden.
En het „royement"? aldus de circulaire. Alles
bijeengenomen, d. w. z. het normale verval door
overlijden of afloop en het tusschentljdsche
verval door afkoop, wanbetaling, vermindering,
heeft de afschrijving van bestaande verzeke
ringen zich in 1940 ongeveer op hetzelfde peil
bewogen als in het voorafgaande jaar.
Xn -r- voorloopige cijfers uitgedrukt is het
resultaat van alle afschrijvingen (normale en
tusschentljdsche), dat in 1940 aan bestaande ver
zekeringen moest worden afgeboekt pl.m. 30
millioen gulden, dus bijna evenveel als aan
nieuwe verzekeringen werd ingeschreven.
Nieuwe verzekeringen en afschrijvingen hebben
elkander dus vrijwel in evenwicht gehouden,
m. a. w. het totale verzekerde bedrag einde 1940
komt ongeveer overeen met den stand op 31
December 1939, toen deze 632 millioen gulden
bedroeg.
Omtrent de financieele uitkomsten van het
bedrijf wordt medegedeeld, dat deze wel den
invloed zullen ondervinden van de tijdsomstan
digheden en van den toenemenden belasting
druk, in tiet bijzonder van de winstbelasting;
niettemin bestaat er geen aanleiding om aan
e^n bevredigende uitkomst te twijfelen. De
verliezen op beleggingen, welke zullen blijken
door den oorlogstoestand geleden te zijn, doch
e<»rst na vaststelling van de schadeloosstellingen
door het Rijk definitief kunnen worden bere
kend, zullen de ruime extra-reserve's, een resul
taat vam een jarenlange conservatieve winst-
politiek, ternauwernood kunnen aantasten.
Omtrent den gang van zaken in 1940 bij de
drie dochtermaatschappijen, t.w. de Eerste Rot-
terdamsche, Vesta en Arnhemsohe Hypotheek
bank meent men alle reden te hebben om te
mogen aannemen, dat de cijfers, welke deze
maatschappijen in haar over enkele maanden
te publiceeren jaarverslagen zullen bekend ma
ken, een de omstandigheden in aanmerking
genomen bevredigenden toestand zullen te
zien geven-
Wat de Eerste Rotterdamsche betreft wordt
verklaard, dat deze onderneming, na het vrij
willig opgeven van de regen-verzekering m den
aanvang van 1940, tengevolge van den oorlogs
toestand haar auto- verzekeringen voor een
aanzienlijk deel heeft moeten schorsen; zij
heeft daardoor een belangrijke vermindering
van haar premie-ontvangst geleden, doch
wist overigens de andeer deelen van haar be
drijf op peil te houden.
grond van de moraal en het fatsoen, alsmede ajs aan uitkeeringen uit het gemeentefonds,
de contractueele studieuitkeeringen aan
meerderjarige kinderen zullen bij de nieu
we inkomstenbelasting wel niet meer in aan
merking worden genomen. Als deze nieuwe
inkomstenbelasting er eenmaal is, zal tevens
antwoord gegevr worden op de vraag, of bij
het hebben van méér dan 10 kinderen nim
mer inkomstenbelasting verschuldigd is,
ongeacht het inkomen.
Bij de invoering van de loonbelasting zijn
nog loopende de aanslagen in de belastingen
naar het inkomen over het belastingjaar
1940/41. Om dubbele belasting van het loon
te voorkomen, zal, ingevolge art. 42 van het
Besluit, op deze aanslagen een gedeeltelijke
ontheffing (over 4 maanden) worden ver
leend, indien en voor zoover in den aanslag
over dat jaar opbrengst van in dienstbe
trekking verrichten arbeid is begrepen. De
werknemers vinden op dé door hen in te
vullen werknemersverklaring reeds gele
genheid bedoelde ontheffing aan te vragen.
De Loonbelasting van de bij de jong
ste loonbesluiten stellig de meest belang
rijke fiscale maatregel blijkt hier en daar
met gejuich, soms zelfs met onverdeelde
sympathie te zijn begroet. En die begroe
ting dankt zij in hoofdzaak aan de sterke
discriminatie in belastingdruk ten behoeve
van een categorie belastingbetalers die tot
dusverre ontegenzeggelijk een relatief te
zwaren last had te torsen.
Men herinnert zich, dat de met ingang
van het nieuwe jaar in te voeren loonbe
lasting een onderdeel is van de binnen af-
zienbaren tijd te verwachten nieuwe in
komstenbelasting. De in eerstgenoemde tot
uitdrukking gebrachte discriminatie tusschen
de verschillende categorieën belastingbeta
lers zal zooals uit de op één der daga-
lijksche persconferenties gegeven toelich
ting is gebleken in de komende inkom
stenbelasting een nóg scherper accent ver
krijgen.
In de nieuwe inkomstenbelasting zullen
naar de ontwerpers ervan verzekeren
verschillende oneffenheden in belastingdruk
gevolg van de in de loonbelasting toege
paste belastingschaal, worden glad ge
streken. Doch, in de discriminatie tusschen
ongehuwden, gehuwden zonder kinderen en
gehuwden met weinig resp. veel kinderen,
zooals deze in de loonbelasting tot uitdruk
king is gebracht, zal geen verandering
komen.
Wij meenen derhalve thans reeds gerech
tigd te zijn, de nieuwe belasting aan een
waarde-oordeel te onderwerpen.
Zij heeft. het valt niet te ontkennen
goede kwaliteiten. Zij brengt bijvoorbeeld
vereenvoudiging van belastingheffing en be
lastinginning met zich mede. De belasting
administratie zal hiervan op den duur be
langrijke voordeelen trekken. Bijzondere
heffingen, als gemeentefondsbelasting e.a.
zullen verdwijnen.
De belastingbetaler, met name de werk
nemer wiens inkomsten zich beperken tot
het loon dat hij voor zijn arbeid ontvangt,
zal zich geen fiscale zorgen meer behoeven
te maken. Van wat hij aan het einde van
de week of van de maand in handen krijgt,
behoeft hij behoudens voor de personeele
belasting geen deel meer af te zonderen
ten behoeve van den fiscus. Hij weet dus
vrijwel precies wat hij heeft te verteren.
En hij betaalt zijn tol aan de schatkist
haast zonder het zelf te weten; de fiscale
last bezorgt hem derhalve geen hinder. On
getwijfeld, een belangrijk psychologisch
voordeel van de nieuwe regeling boven de
oude.
Echter, bij voordeelen blijft het niet. De
nieuwe belasting heeft naar wij vreezen
tevens nadeelen.
Gaarne zouden wij meejuichen in het koor
van hen, die reeds direct na de publicatie
van het besluit Loonbelasting 1940 er den
lof over zongen, en van oordeel bleken te
zijn, dat de hierin tot uitdrukking ge
brachte verdeeling van belastingdruk nu
juist die was waarnaar wij katholieken zoo
vele jaren tevergeefs hebben gestreefd. Is
dit echter wel geheel waar?
Wij zijn zoo vrij het te betwijfelen. Zeker,
een verlichting van den druk der belas
ting ten behoeve van kleine inkomens en
van groote gezinnen, een belangrijke ver
lichting zelfs van dien druk ten koste van
hen wier draagkracht dank zij de hoogte
van het inkomen, of als gevolg van ge
ringere maatschappelijke zorgen daartoe
mogelijkheden liet, hebben wij steeds met
klem van redenen bepleit.
Men zal van ons derhalve geen oppositie
tegen het beginsel der discriminatie ten
behoeve van de minder en minst draag-
krachtigen kunnen verwachten. De invoe
ring hiervan in ons belastingstelsel juichen
wij onvoorwaardelijk toe, ook al bekruipt
Stcrt. no. 253 bevat een besluit van den
secretaris-generaal van het departement
van Handel, Nijverheid en Scheepvaart,
waarbij worden aangewezen een standaard
meter en een standaardkilogram, welke voor
Nederland den internationalen standaard
vertegenwoordigen van den meter en het
kilogram. Daarbij is o.m. het volgende be
paald:
De standaardmeter, bedoeld in artikel 2
der IJkwet 1937 (Staatsblad no. 627), is de
platina-iridiummeter no. 19, welke door de
Fransche afdeeling van de internationale
metercommissie te Parijs is vervaardigd, in
1880 naar Nederland overgebracht en in
1921 in het internationale bureau der maten
en gewichten te Sèvres is vergeleken met
den internationalen meter.
Onder de lengte van den Nederlandschen
standaardmeter wordt verstaan de afstand
bij 0 gr. C van de assen der beide middel-
strepen, die zich nabij de uiteinden op dezen
meter bevinden. Deze lengte is 0,0091 mm
grooter dan die van den internationalen
meter.
Het standaardkilogram, bedoeld in arti
kel 2 der IJkwet 1937 (Staatsblad no. 627),
is het platina-kilogram, vermeld in artikel 1
van het Koninklijk besluit van 12 April
1839 (Staatsblad no. 13). De massa van het
Nederlandsche standaardkilogram is 0,1 mg
meer dan die van het internationale kilo
gram.
De Nederlandsche standaarden van den
meter en het kilogram worden bewaard in
een daartoe bestemde brandkast in het labo
en juist onder de huidige omstandigheden I ratorium voor technische physica van de
moest gebeuren. Technische Hoogeschool te Delft. Zij wor-
Hoezeer wij het in ons belastingstelsel in- den gesteld onder het toezicht van een
,J"~ commissie van vier leden, waarvan drie
leden door het Hoofd van het Departement
van Handel, Nijverheid en Scheepvaart
worden benoemd. De inspecteur van het
IJkwezen is ambtshalve lid dezer commis
sie.
De verzegeling, ontzegeling en wederver-
zegeling der standaarden van den meter en
het kilogram geschieden ten overstaan van
één of meer leden der genoemde commissie
door een hoofdambtenaar van het Departe
ment van Handel, Nijverheid en Scheepvaart.
Voor den dienst van het IJkwezen wor
den van de standaarden van den meter en
het kilogram copieën van den tweeden
rang vervaardigd, in zoodanig aantal en op
zoodanige wijze, als door het Hoofd van het
Departement van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart zal worden bepaald.
ingevolge de wet regelende de financieele
verhouding tusschen Rijk en gemeenten.
Voor de groote steden gaat het hier om be
langrijke bedragen; zoo zal de gemeente
Rotterdam derven wegens het niet langer
heffen van 75 opcenten op de gemeentefonds
belasting een bedrag van 3.500.000 en we
gens het ophouden van de 'uitkeering uit
hot gemeentefonds 8.500.000, terwijl deze
cijfers voor de gemeente 's-Gravenhage
resp. zijn 5.500.000 en 4.300.000
Bovendien zullen komen te vervallen de
op de gemeentefondsbelasting geheven 25
opcenten voor het werklcosheidssubsidie-
fonds, waaruit de gemeenten eveneens baten
ontvingen, om nog niet fe spreken van de
baten uit de personeele belasting (sluitpost
der begrooting) welke binnen afzienbaren
tijd eveneens voor afschaffing in aanmer
king komt.
In welke richting zal men de oplossing
ons een gevoel van spijt, dat dit eerst thans, men.
gevoerde discriminatie-b e g i n s e 1 echter
ook kunnen toejuichen, toch wagen wij het
te betwijfelen of de verordineerde belasting-
chaal wel geheel kan bevredigen. Wordt,
zoo zouden wij willen vragen, thans niet een
relatief te zware druk gelegd op de schou
ders van hen, die voorheen te veel werden
ontzien; slaat de fiscale slinger n u niet naar
de andere zijde door?
Wij stellen de vraag niet om haar direct
reeds te beantwoorden, doch om haar onder
de aandacht te brengen van hen, wier taak
het is de uit de staatshuishouding voort
vloeiende lasten zoo rechtvaardig mogelijk
te verdeelen.
Zien wij goed, dan beperkt de wetgever
zich immers niet slechts tot een toepassing
van het draagkrachtbeginsel, doch legt hij
in de toegepaste verdeeling van belasting
druk ook nog een anderen maatstaf aan, t.w.
dien van het sociale nut van den belasting
betaler. En stelt hij zich daarbij op het
standpunt, dat de sociale waarde van den
belastingplichtige met een groot gezin ver
uitgaat boven die van den ongehuwde, resp.
van den gehuwde zonder kinderen. De waar
de van het groote gezin voor de maatschappij
door ons uiteraard nimmer in twijfel ge
trokken wordt zelfs zóó breed uitgemeten
dat het den schijn heeft van een te lage so
ciale waardeering, en sociale declasseering
derhalve van de andere groepen belasting
plichtigen. Zijn deze laatsten, zoo wagen wij
bescheidenlijk te vragen, maatschappelijk
heusch geheel, of nagenoeg geheel van on
waarde?
Van het antwoord op deze vraag zal het
oordeel over de ingrijpende wijzigingen in
het aspect van ons belastingstelsel afhangen.
Het is stellig geen eenvoudige taak een
perfect, voor eenieder bevredigend belasting
stelsel in het leven te roepen. Daarom echter
hopen wij ook, dat het niet te veel gevraagd
is, indien wij er op aandringen dat deze kwes
tie nog eens ernstig In studie wordt geno-
Op de gisteren gehouden algemeene vergade
ring van aandeelhouders der N. V. Fransch-
Hollandsche Oliefabrieken Calvé-Delft N.V. te
Delft, werd het jaarverslag over het afgeloopen
boekjaar onveranderd goedgekeurd en besloten
het dividend te passeeren op de gewone aan-
deelen (v. j. 4,25 pet.). Het na betaling van de
winstbelasting overblijvende restant wordt op
nieuwe rekening overgebracht, teneinde over
liquide middelen te beschikken. Op de prefe-
rente aandeelen werd reeds eerder een divi-
dend van 6 pet. (onv.) uitgekeerd.
Op desbetreffende vragen werd door den
voorzitter, mr. dr. Libourel, geantwoord» dat de
vennootschap geen oorlogsschade heeft geleden.
De heer Altona wenschte te weten, waar het
saldo der bedrijfsrekening is gedeponeerd. De
voorzitter antwoordde hierop, dat dit saldo be
rust bij bankiers en debiteuren en direct op-
vorderbaar is. De heer Altona wees er vervol
gens op, dat niemand weet wat er gebeurt met
de Calvé-waarden,waardoor deze thans tot de
minder courante zijn gaan behooren. Tevens
wenschte hij een uitvoerig jaarverslag.
De continuïteit en bestendigheid der aandee
len aldus het antwoord van den voorzitter,
wijzen er op, dat de vennootschap het vertrou
wen der aandeelhouders bezit. Het is in het be
lang der aandeelhouders, het jaarverslag niet
uitvoeriger te maken dan het thans is. Men
vergete niet, dat het hier een holdingmaatschap
pij betreft Verder is het in het belang van
aandeelhouders, dat het bestuur over liquide
middelen beschikt, teneinde gewapend te zijn
tegen onvoorziene omstandigheden. Het kan
vrijwel uitgesloten worden geacht, dat Calve
een beroep zou moeten doen op de emissie-
markt. In antwoord op een desbetreffende vraag
deelde de voorzitter tenslotte mede, dat over
het afgeloopen boekjaar een dividend van iy2
pet. had kunnen worden uitgekeerd.
In de vergadering van commissarissen der
Brandspuitenfabriek voorh. A. Bikkers Zoon
is besloten een derde interim dividend over
1940 uit te keeren van 10 pet. 50 per aandeel).
Dezelfde Staatscourant bevat voorts een
besluit van den secretaris-generaal van het
Departement van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart, regelende de verdeeling van
het land in ijkkringen, de vestiging van Ijk
kantoren in die Ijkkringen en door de ijk-
kantoren te bezigen kantoormerken.
Gisterochtend is te Alkmaar tengevolge
van de duisternis de werkman Stokman te
water geraakt en verdronken.
BERLIJN, 30 December (D. N. B.). De laat
ste aflevering van het tweewekelljksch tijd
schrift „Der Vierjahresplan" bevat een vakkun
dige verhandeling over de nieuwe grondstof
„celjute". Terwijl de celwol in de wol- en ka-
toenverwerkende industrieën een stecjds be
langrijker plaats inneemt, wint de celjute in de
jute-industrie voortdurend meer aan beteekenis.
De celjute overtreft de natuurlijke grondstof in
velerlei opzicht. De natuurlijke jutevezel is
zeer verontreinigd, houtachtig en van sterk af
wijkende vezellengte, terwijl de rekbaarheid
van de vezels gering ls. De nieuwe grondstof,
celjute, daarentegen is volkomen zuiver en ge
lijkmatig en bezit vier maal grootere rekbaar
heid dan de natuurlijke jute.
Verder wordt in het artikel vermeld, dat de
celjute in linoleum-, de tapijt- en kabel-
industrie reeds belangrijke toepassing gevon
den heeft. Van bijzondere beteekenis is het ar
tikel voorts geweest bij het vervaardigen van
meelzakken. De uit celjute gefabriceerde meel
zakken bezitten een reeks van voordeelen bo
ven de uit natuurlijke jute vervaardigde zak
ken. Eerstgenoemde zakken stuiven namelijk
minder en zijn ook beter bestand tegen de zware
eischen, welke er bij het vullen en tijdens het
transport aan gesteld worden.
Ook voor verpakking van celwol vindt de
celjute een steeds grootere toepassing.
Bij de 1254-jarige priesterfeesten is ver
meld: p. B. D. van den Idsert O.P., Dom.
Klooster, Huissen (G-); dit moet zijn p. N. B.
van den Idsert O.P., Huize Heeckeren, Goor
(Ov.).
Blijkens mededeeling van de Spoorwegen
wordt met ingang van heden de stoomboot-
dienst Enkhuizen-Stavoren hervat.