Doki en Flieretuit Een luchtaanval bij Bandoeng DE KABOUTERS ZATERDAG 10 AUGUSTUS 1946 PAGINA 1 DOODENHERDENKING TE VUGHT Buitenlandsch Kapi'.al op Sumatra RAAD VAN RESTUUR voor Borneo en Groote Oost Met Britsche goedkeuring CHINEEZEN MOGEN NIET NAAR SOERABAJA DE GRONDWETSHERZIENING Gestrafte ongehoorzaamheid Een yerhaal voor de Tante Stijntje zat te lezen. Koko, baar neefje, breide. „Geen werk voor een jongen" Vindt Hans. Maar Hans hij breide Brtet met naaldenHij breide een paardelijn op een gewoon klosje, met vijf spijkertjes rond het gat! Telkens wipte hij 'n draadje wol om Boo'n spijkertje heen. Er kwam al •en aardig eind uit het onderste gaatje! De koffiekan pruttelde op *n lichtje. En de waterketel zong er 'n deuntje bij. Het was echt ge- ■eïlig! „Heb je al gelezen van den groo ten wedstrijd, Koko? vroeg tante. „Van welken wedstrijd?" „Voor hpnden' Kijk maar, hier •taat 't. Hoogspringen voor hon den' De hond die 't hoogste komt, fcrijigt een prijs van 100!" „Wat zal die hond daar blij mee Wezen, tanteJammer, dat wij er geen hebben!" „En Mopa dan? Je moet heuscb niet zoo minnetjes van Mops denken, Koko!" „Ja maar, het is toch niet wie 't Btkst ia, tante?" „Nee, nee, wie het hoogste komt! En Mops komt 't hoogsteWedden ivmn ja? Ga hem morgen dadelijk in schrijven, Koko!" Koko keek even, of hij dicht ge noeg bij de deur zat? Tante Stijntje had blijkbaar een vlaag van ver- •tands-verduisterirgEn dat kon gevaarlijk worden! Mops een hóóg- ■pringer! Hoe haalde de goede vrouw het in haar hoofd? Mops, die opgestopte bloedworst! Die lucht ballon op vier pootjesMaar ja, den volgenden morgen moest Koko toch gaan! Gebod van tante Stijntje En vijf gulden inschrijf-geld! „Weg gegooid geldverduidelijkte Ko ko, maar niet hardop De groote dag brak aan' „Ga jij maar vast vooruit!" had tante gezegd. ,,Ik kom wel Koko naar het sportterrein. Sjonge, •jonge wat 'n honden Knapen van honden! Honden pp pooten als ooie vaars. Andere leken over stelten te beschikken! Honden met slanke lij ven. Honden zonder één onsje over tollig vet! En tegen die hoogsprin gers moest Mops het opnemen? On mogelijk De wedstrijd begon. De honden •prongen over een schutting. „Sprin. gen" was het woord eiglijk niet. Ze zeilden meer. Ze zweefden! Maar wat zweefden ze soepel en snel! Het •cheen hun geen inspanning te kos ten En Mops liep al met z'n tong op s'n teenen als hij thuis even over 'n •toof had gewiptEen hooge meneer '*in de hondensport zette telkens Mops van tante Stijntje wint nummer: Hoogspringen voor honden!" plankjes boven op de schutting. Heel losjes maarj Als 'n hond zoo'n plankje aanraakte, viel het op den grond! Dan was die hond af! Einde lijk waren er nog maar 'n stuk of vier honden overEn tegen dit hoog dravende viertal moest Mops het op nemen! „Koko, waar blijft de weduwe Stijntje met haar hond?" vroeg de hooge honden-meneer aan onzen jeugdigen vriend ,Zij wou Mops graag het laatste laten springen meneer! Als alle an dere honden af zijnDus gaat Uw gang maar!" De vier windhonden werden aan 't werk gezet. De schutting groeide telkens een plankje hooger! En tel kens hadden de honden meer moei te om geen fouten te maken. Einde lijk was ook de laatste hond af Een taxi reed het feestterrein op. De banden hadden het blijkbaar awaar te verduren gehad! Ze waren haast zoo plat als 'n pannekoek „Daar zal tante Stijntje uitko men!" begreep Koko direct. En zoo was het ook. De eerzame 'weduwe werkte zich zwaar hijgend uit de cabine. Vol deernis naim zij den hoo- gen honden-meneer op, die veel van 'n hengelstok weg had. „Zet Uwes er gerust nog maar 'n paar plankjes op!" vermaande Stijntje. „Ziet u, mijn Mops heeft 't erg hoog in z'n hoofd!" Tante's wensch werd vervuld. Ter stond daarna stapte Koko zijn oom, oome Manus, uit de cabine. Hij had zijn pakje als bewaker in den dieren tuin aan Liep een eind achter de schutting en bleef daar staan! Nu beval hij luid: „Kom, Austra!" Tante Stijntje gooide het portier van de taxi open. Eenreusachtige kangeroe sprong er uit! Veerde op zijn zeven gemakken over de schut ting! En kwam aan de voeten van zijn baas. oome Manus, terecht! In den buidel van den springhaas zat heelgenoeglijk: Mops! Mops had de honderd gulden verdiend! „Leve tante Stijntjejuichte Koko „Volgenden keer neem ik mijn hond in een vliegmachine mee!" mopperde de baas van de windhon den Maar dat hielp hem geen steek Tante Stijntje ging met de honderd gulden strijken, en gaf een dave rend feest voor al de kinderen uit de buurt! Ter hoogte van Lunet 2 in de on middellijke nabijheid van het inter_ neeringskamp Vugftt heeft de onga_ nisatie Trouw" Vrijdag haar doo- den herdacht, die twee jaar geleden ten getale van 23 door de Duitscihers werden gefusilleerd. Nadat eenige honderden in hotel ,,De IJzeren Man" zich vereenigd hadden, werd de weg naar de plaats der terecht stelling in diepe stilte afgelegd. Onder het eenvoudige herinne. ringskruis zei de heer E. van Ruller, voorzitter van de vereeniging Trouw", dat men was bijeengeko men om op de plaats, waar 23 leden van de organisatie zijn gevallen in deze helden allen te eeren, die van de Trouwgroep gevallen zijn. Mevrouw dr. G. v. d. Molen, voor zitster van de stichting Trouwfonds, sprak de herdenkingsrede en be toogde, dat voorop heeft gestaan de wil om God te dienen en het volk te schragen in zijn geestkracht. Spreekster deed een klemmend be roep op de aanwezigen het contact te bewaren en elkander geestelijk en religieus te steunen. Hierna werden aan den kruisvoet kransen neerge legd namens Trouw, de illegale groep Vught en bewoners van kamp Haaren. Oud-burgemeester Van de Mor tel uit Tilburg, wiens zoon tot de gevallenen behoort, sprak als vader een kort woord, waarna ds. Van der Hooff uit Schiedam de herdenkings plechtigheid met gebed besloot. Onder controle der Republikeinsche Regeering Ter gelegenheid van het in dienst stellen van een nieuwen Republi- keinschen radiozender, heeft de Re publikeinsche gouverneur van Su matra een rede uitgesproken, waarin hij o.a. mededeelde, dat de regee ring van Sumatra de controle van het in Sumatra geïnvesteerde bui. tenlandsche kapitaal op zich zal ne men, zoolang de politieke strijd tus- schen de republikeinsche en de Ne- derlandsche regeering nog niet tot oplossing is gekomen. Zeven gedelegeerden voor de com missie-generaal voor Borneo en de groote Oost zullen binnenkort te Batavia aankomen. Zij zullen, te zamen met zes hoof den van departementen te Batavia, onder voorzitterschap van dr. W. Hoven, een adviseerenden raad van 14 vormen. Deze raad zal hem bij staan in de uitoefening van be stuursfuncties, voor wat betreft Borneo en de groote Oost. Onder den titel: „De Britten keu ren het bombardeeren van Indone sië door de Nederlanders goed", be richt de Daily Worker" het vol gende: „Ned. vliegtuigen hebben Woens dag 24 bommen op 3 Indonesische troepenconcentraties in het gebied van Bandoeng laten vallen. Het bombardement heeft met goedvinden van het Britsche hoofdkwartier plaats gehad. Een officieel geal lieerd woordvoerder heeft te Bata via verklaard, dat men het bom bardement heeft goedgekeurd, om dat de Ned. bevelhebber te Ban doeng beweerd heeft, dat de Indo nesische troepen de stad zelf be dreigden. Hij voegde er aan toe, dat een soortgelijke toestemming in de toe komst gegeven zou kunnen worden, overal waar men een Indonesischen aanval zou kunnen verwachten". Naar ,,U. P." meldt, wordt het bombardement in Indonesische krin gen zeer ernstig opgenomen en geeft men uiting aan de meening, dat het gebeurde tot gevolg zal hebben, dat het besluit om de eva cuatie der geïnterneerden op te schorten, gehandhaafd zal bljjven totdat dergelijke voorvallen achter wege blijven. Volgens het Dagblad" heeft radio Djokjakarta verklaard, dat, ofschoon er in principe geen bezwa ren bestaan tegen de evacuatie van Chineezen naar China of andere landen, in een kabinetszitting te Djokjakarta is besloten geen gehoor te geven aan het Chineesche ver zoek om 12.000 Chineezen naar Soerabaja te laten evacueeren. Hier voor worden de yolgende redeneiï aangevoerd 1, Deze geëvacueerden zouden samenwerken met den vijand, het* geen een slechten invloed zou heb* ben op de ChineeschIndonesisch^ betrekkingen 2. Vele Chineezen zouden bij het uitbreken van gevechten op groots schaal, voor het geval de besprekin* gen tusschen Nederlanders en Indo* nesiërs zouden mislukken, worden gedood of gewond, hetgeen den vijand de gelegenheid zou geven, een smet te werpen op den naam van het Indonesische volk. In den loop der volgende week is de indiening bij de Tweede Kamer tegemoet te zien van het wetsont werp tot wijziging van art. 192 en van hoofdstuk 13 der Grondwet, ter behandeling in tweede lezing. Het ligt niet voor de hand, dat de Kamer dit ontwerp nog deza maand zal afhandelen IN TE LEVEREN BONNEN DOOR DETAILLISTEN j In de week van 11 tot en met I 17 Augustus 1946 Jam 452, 952 l/2 rts.) Af loss. week 1420 Juli Koffie. Nieuw voorschot. Ont vangstbewijs van 30 Juni6 Juli medebrengen. Thee 453 (1 rts.) Aflossing week 1420 Juli. B 89 (16 rts.), 463 t.m. 467, 964. C 89, D 89 (8 rts.) 468 (4 rts.) Eieren rantsoenbonnen B 87, C 90 (1 rts.) Melk A 73 (2 rts.), B 73, C 73 '3% rts.), D 73, E 73 (6 rts.) Af loss. week 28 Juli3 Aug. Aardappelen 401 (3 rts.), B 91 (2 rts.), 901 (1 rts.) Aanvullen met do nieuwe bonnen 402 (3 rts.) 902 (1 rts.) Zuidvruchten 348, 844 -rest. 180, 676 (1 rts.) Afloss. week 1925 Mei. Tabak (gross.) Coup. A 064, A 065, A 066. Afloss. week 1420 Juli. Petroleum 41 t.m 48, 71, 72 (2 rts.X 126, 127, 437, 937 (l 'rts.) Leder. De bekende bonnen. Brandstoffen, Industriekolen en Cokes. Coupures B, C, D. E verbr Brandstoffen BY 60, 61 (3 rts.)," WA 606 <1—6e per.) (1 rts.) WB 606 <16e per.) (5 rts.) Keukengerei. Oude en nieuwe pun ten 1 en 10 oude pnt. Textiel. Toew. text goed. Toew. Distex MD 85 punten! 1 en 10 (oud en nieuw), 1 t.m 25 van VA. 510 101 t.m. 120 van VA, VB, VC. VD en VE 605; 101 t.m. 200 VF 605. (Vervolg en slot.) Doki en Flieretuit lagen onrustig te draaien in hun bedjes. Alle andere kaboutertjes sliepen al lang, maar zij hielden met opzet hun ©ogen wijd open om niet in te dom melen. Toen het heel stil was ge wonden in den grooten kabouter- berg en alle oude kabouters, hun bonte pakjes netjes gestreken, een gouden pluim op hun geel-giroene mutsen en hun lange witte baarden keurig glanzend gekamd, naar het feest waren getogen, star Ven de twee deugnieten uit hun bedjes, trokken voorzichtig hiun kleeren aan, en slopen dan zonder geluid te maken door de gangen en zon der dat iemand van de wachters hen had gezien naar buiten. En toen hollen maar. Den tuin door, tusschen de spijlen van het ver molmde hek heen, het reeds don kere bosoh in. Ze renden aan één stuk door, zoo hard, dat bij een bocht Flieretuit bijna tegen een boom opbotste. Eigenlijk renden •ij alleen maar zoo hard omdat zij zeker bang zouden zijn geworden, wanneer ze gewoon hadden ge- loopen, bang van de zwarte duister nis, het geheimzinnig blader-ge- fluister hoog in de boomen, den Sdhorren roep van den nachtuil en de knappende twijgen onder hun Voeten. Maar zij merkten niets van dat allies, en zij renden tot zij bui ten adem bij den grooten knoesti- eem eik op het kruispunt aankwa men, juist toen van den anderen kant Zonnestraaltje en Goudlichtje kwamen aangetrippeld. Honderden en honderden kabou ters en elfen waren op de groote open feestnuimte bijeen, op het zachte mos gezeten rond den met de kleurigste bloemen versierden teoon van aun koring en koningin. Het groote bosch rondom ademde zijn lieflijke naehtelijk-koele geu len over 't feest veld uit den blauwen ■emel vielen schuin zilveren mane- stralen omlaag juist in de zacht- glanzende blonde krullen der elfen, en heel het feest werd verlicht door tallooze kleine glimwormpjes. Het krekel-orkest speelde de kabouter-polkas en de elfen-walsen, en toen de koning en de koningin samen den eersten dans hadden ge daan, dansten alle andere kabouters en elfen telkens opnieuw in wijde cirkels om den troon. De nachte gaal zong zijn mooiste koninginne- aria, en de eekhoorns als clowns verkleed verkochten allerlei grap pen. Het was werkelijk een schitte rend mooi feest, maar natuurlijk alleen voor de oude wijze kabouters en de niet mieer piep-jonge elfen. Heel kleine kaboutertjes en elfjes kunnen toch niet begrijpen, wat zoo'n feest bet eekent. Dodh wat deden die domme i Zonnestraaltje, Goudlicht je, Doki en Flieretuit? In hiuin eigenwijs heid dachten zij dat zij ook wisten, waarin de schoonheid van zoo'n feest bestaat. En zij vonden, dat zij eigenlijk al groot genoeg warén om diieri avond niet in bed te liggen. Zij vonden een heel klein en hobbelig open plekje, waar het maanlicht niet kon schijnen, om dat de boomen er te dicht om heen stonden, en waar je telkens moest struikelen als je wilde dansen, om dat het er zoo donker en zoo hobbelig was. Er waren alleen maar een paar schorre krekels, die uit nieuwsgierigheid waren komen kijken naar dat rare geval, en die vreeselijk valsch en ongelijk sjilp ten. Het was dan ook heelemaal niet leuk, en eigenlijk vonden onze vier eigenwijze deugnieten het niets, dat op een feest leek. En toen Doki voor den tienden keer was gestruikeld en op Goudüchtje's teentjes had getrapt, zei het elfje ineens met een huilerig stem metje: „Bah, ik vind er niets aan. Ga je mee, Zonnestraaltje, dan gaan we terug naar huis". En de twee elfjes liepen hard weg zonder de kaboutertjes een handje te geven, en toen draaiden Doki en Flieretuit zich ook maar om. De nieuwsgierige krekels hadder inderdaad gelijk gekregen: het was een raar geval. En de vier deug nieten moesten onderweg toch wel toegeven, dat zij er niets van be grepen wat de grooteren op' een feest het mooie ervan vonden. De koning is boos Maar eigenwijs bleven Doki en Flieretuit toch. Want zij voelden ziclh door de straf, die zij natuur lijk gekregen hadden, erg ver nederd. Natuurlijk hadden zij straf ge kregen. De wachters in den kaboiuiterberg hadden de ontsnap ping bemerkt, en toen de deugnie ten getracht hadden weer stil naar binnen te sluipen, waren zij direct gegrepen. De koning van de kabouters was, toen den volgenden dag Doki en Flieretuit werden voorgeleid, vreeselijk woedend. „Jullie begrijpt er niets van, wat een goede kabouter is. En ik be twijfel sterk, of jullie wel ooit goede kabouters zult worden. Jullie bent een paair domme, vervelende, ongehoorzame en brutale vlegels. Weten jullie wel, dat jullie later moeten influisteren, en zelf het goede voorbeeld moeten geven. Je moest eens kunnen hooren, hoe de menschen-moeders bijna eiken dag boos zijn op een kind, en hoe die moeders steeds weer tegen haar kinderen zeggen: jongens moeten met jongens spelen, en meisjes moeten met meisjes spelen! En hoe kunnen jullie nu het goede voor beeld daarin geven, als je zelf stiekem wegloopt en met elfjes gaat spelen. Nee, ik vind jullie een stel domme blagen, en je giaat voor straf twee weken in een donkere cel op water en brood en eiken dag vijfhonderd strafregels!" En met een klinkenden draai om hun ooren had hij hen naar den cellen-kabouter gestuurd, diie ge zegd had: „eigen schuld" en toen den sleutel wel driemaal had om gedraaid. Ontsnapping uit de cel Na twee dagen gevangenisstraf en duizend strafregels, zei Doki; „Ik neem het niet langer. Eerst twee weken in dit donkere hok, zevenduizend strafregels schrijven, en als we er dan uit komen, wor den we natuurlijk door iedereen uitgelachen en bespot. Ik ga ont vluchten". Nu zijn er maar iheel weinig kabouters die zoo'n boozen streek uithalen, dat de koning hen moet laten opsluiten. De cellen werden dan ook weinig gebruikt, en daarom ook niet voort durend gecontroleerd. En zoo kon hot gebeuren, dat de staven van het tralieraampje heel los zaten, zoo los, dat ze meegaven toen Doki eraan trok. Toen de nacht viel, begonnen Doki ,en Flieretuit voorzichtig aan de staven te peuteren, en plotseling viel er een uit den muur en met een luiden klap op den grond. De vriendjes schrokken heel erg, maar toen er na een kwartiertje nie mand was komen kijken, gingen zij verder met tan gepeuter. En einde- llijk hadden zij een gat gemaakt groot igenoeg om er door heen te kruipen, Doki en Flieretuit liepen van huis weg- Zij deden het ergste wat zij wel konden doen, en het ergste iwas wel, dat de schuld er van was: hun domme streek om net als de grooten met dé elfen te willen spelen. Zij dwaalden door het bosch en kwamen toen in toet vrije veld, groote uitgestrekte vlakten met niets dan dorre heidestruiken. Het werd ochtend, en de cellen- kabouter vond tot zijn groote ont zetting de cel verlaten. Onmiddel lijk waarschuwde hij den koning, en die stuurde direct een bood schapper naar de vriendjes der kabouters, die snelle loopers de konijnen. Binnen vijf minuten gin gen in alle richtingen de snelste konijnen als spoorzoekers vooruit, en achter hen volgden telkens eenige kabouters om de vluchtelin gen te pakken. Steeds verder snel den de konijnen vooruit; welke zou de deugnieten vipden? Blauwspikkel was bet, die plotse ling temidden van het paars der heidevlakten de bekende geel groene kleuren van de kabouter mutsen zag opduiken. En met een paar reusachtige sprongen had hij de deugnieten ingehaald. „Jullie moeten direct teruigkee- ren. De koning laat jullie achter volgen!" De schrik sloeig den kabouter- kleuters om het hart. Maar terug gaan?: neen. Zij moesten zoo snel mogelijk nog verder weg zien te komen, zoodat hun achtervolgers het zouden opgeven. En zij begon nen zoo vreeselijk hard te loopen als zij nog nooit in hun leven hadden gedaan. Terug rende Blauw spikkel om de andere kabouters den weg te wijzen. En steeds heen en weer rende Blauwspikkel van de vluchtelingen naar de achter volgers, en nooit raakte hij het spoor kwijt. De achtervolgers kwa men steeds nader, en toen Flieretuit zica een oogenblik omdraaide, kon hij hun booze gezichten en wappe rende witte baarden zien, zoo dichtbij waren zij al. „Loopen, Doki rennen joh!", en voort stoven zij weer. De gevaarlijke auto Voor hen lag "een breede licht grijze plek, een heel lang en breed pad. Doki en Flieretuit hadden nog nooit zooiets gezien, maar de oudhe kabouters die achter hen aan zaten, wel; den betonweg. En meteen ook zagen zij in de verte dat zwartglimmende menscbending komen aanschieten: een auto. Het was of hun hiamt uit hium borst bonsde, zij schreeuwden heel hard „pas op, pas toclh op!", zij liepen nog sneller nu, het leek of ze vlogen, en een van hen riep tegen Blauwspikkel: „Loop ze omver vóór ze er zijn!" Want al waren Doki en Flieretuit ondeugend, zij waren todh kabouters, en daarom hielden de ouderen toch wel veel van hen. Maar het was al te laat. Net toen Dokf' en Flieretuit den wég oprenden, schoot de auto als een zwartglimmende veeg op hen af. Hij raakte hen slechts met 't spat bord, maar toch slingerden de twee een heel eind weg. De oude kabou ters hadden moeite om niet in. tranen uit te barsten, toen zij Doki en Flieretuit vonden: met gaten in hun hoofd en bloed en schrammen overal en heelemaal stuk gescheur de kleertjes. Het was een vreeselijk gezicht. En hoewel de deugnieten natuurlijk een erge straf hadden verdiend, vond Blauwspikkel dit toch wel te erg, en hij draaide ziclh om en veegde met zijn voorpoot 2 giroote tranen uit zijn konijnen- oogen. Maar tenslotte was het toch hun eigen schuld geweest! Gelukkig leefden Doki en Fliere- t.uit nog. De kabouters vlochten van heidetwngien handig twee draag baren, en toen ging de droeve stoet huiswaarts De koning was eerst heel be droefd, toen hij van het ongeluk hoorde, maar toien bij zag, dat de deugnieten nog leefden en' dat het gelukkig niet zoo erg bleek te z'in de kabouters-dokter had ge zegd, dat zij in een paar weken wel weer beter zouden zijn vond hij diat de straf tenslotte toch ver diend was. Maar nu die domme elfjes nog, dacht de koning. En hij stuurde een boodschapper naar de elfen koningin. Den volgenden dag kwa men Zonnestraaltje en Goudlichtje met een paar grootere elfen naar den kabouterberg, en zij moesten kijken in hst kamertje, waar de gewonde Doki en Flieretuitje wer den verpleegd. Daar had de koning bij elk bedje een groot bord laten schilderen: „Dat komt van ongehoorzaamheid'' en „Kleine kaboutertjes moeten met kaboutertjes en kleine elfjes moeten met elfjes spelen". Zonnestraaltje en Goudlichtje mochten maar één minuutje kijken. En todh zullen zij die ongelukkige heelemaal verbonden Doki en Flieretuit nooit vergeten. En nog minder zullen zij vergeten, wat er op die groote borden geschreven stond. G- PATTIJN.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1946 | | pagina 4