Beelden uit een ver
verleden
De oude stad
Toen ik nog klein was...
Gezinswoning
of „woonmachine
„soorten" .architectuur
Maasstad
Twee
in de
De culturele aspecten
van het nieuwe Rotterdam
«rjf
WOENSDAG 14
MEI 1947
PAGINA 4
<01 fF f B I
■- -
met vader en moeder mee mochten naar Bo
neski op het plein, herinneren wij ons de be
kende persoonlijkheid van rechercheur Man-
ders, een „stille", zoals ze hem noemden, die op
zo'n avond onopvallend zijn chef van het poli
tiebureau van de Galerij aan de overkant naar
buiten kon wenken, als deze in het Boneski-
tuintje zich behaaglijk de zorgen van de dag
zat af te spoelen met een verfrissend glas Spa-
tenbrSu.
'!"r
werd 'de oude stad, de binnenstad, mijn eerste wereld. Nu is die oude stad
verzonken en vergaan. WHj kunnen haar zélfs niet meer opgraven, zoals men
met Pompei en Herculanum heeft gedaan. De resterende straatnaambordjes
kunnen ons de juiste weg niet meer wijzen. Alleen in herinnering kunnen wij
haar oproepen, haar weer zien in al haar kleur, sfeer en intiem karakter.
Toen wij nog klein waren, werden we als elk
kind 's ochtends naar de bewaarschool gebracht
waar we keurig voor heel de dag werden opge
borgen, en thuis wat men noemt van de vloer
Waren.
Als wij aan de hand van Mina in de vroege
morgen over de drempel van ons huis in 't Hang
stapten, viel onze eerste blik in de smalle, sche
merige Fonteinsteeg, waar de kloeke vrouw
toe heette ze ook weer? al bezig was een
heel peloton dampende wastobben in de rij
te zetten.
Wat een variatie van allerlei tobben, kuipen
en vaten waren er toch bij ons in de buurt.
Want als wij onze buurman van Belle, in koek
en chocolade, passeerden, bracht ook deze net
zijn kuipjes met kaakjes naar buiten en stelde
de Heer, de tabakswinkelier, zijn open tonnen
met losse sigaren en zakjes tabak aan weers
zijden van zijn winkeldeur te pronk en te
koop.
De Weezenbrug over ging, onze tocht door de
Weezenstraat, waar we Mina instinctmatig mee
trokken naar de brede etalage-ruit van Heet-
winkel, die het verrukkelijkste speelgoed voor
ons te kijk stelde.
Dan lag als in een kuil de roerige Weste Wa
genstraat voor ons open. We kwamen voorbij
Baltussen, in herenmodes, waar onzv moeder
altijd zijden strikdassen, voor ons kocht, en
waar in de hoek van de etalage-nr't een bordje
stond met de naam van mr. Hoogeweegen ad
vocaat en procureur, die, toen nog ongetrouwd,
bij de Baltussen op kamers woonde. Onze blik
ging even naar de apotheek van v. d. Berg en
Vos, die elk recept in de kinderhand honoreerde
met een spanen doosje suikeren pepermuntjes
of een toetje anijsdrop, v. d Berg en Vos, die
wij later leerden waarderen als de beste zan
gers van Toonkunst en het Steigerse koor.
In de Wagenstraat op een bovenhuis woonde
de eerbiedwaardige dokter Booyen, die het
voorrecht heeft gehad mij op de wereld te hel
pen. Beneden onder hem was een wonderlijke
servieswinkel, welks specialiteit 't was, dat
men er zijn welgelijkend portret op een kop en
schotel kon laten fixeren. „Voor uw verjaar
dag" stond er met sierlijke letters onder.
Aan het einde van de Wagenstraat kwamen
wij aan een kruispunt, waar 't nogaleens le
vendig kon toegaan, en Mina met de kinderen
al haar aandacht en beleid nodig had. Een sle
perspaard ging nooit op hol al werd dit
wel in een bekend liedje gezongen maar het
kon dikwijls op de natte gladde keien neer-
smakken, en dét werd dan een schouwspel, hoe
het arme beest ten slotte weer op z'n poten te
recht kwam. Meestal werd deskundig een dro
ge jutezak onder het dier uitgespreid, opdat
het niet opnieuw zou uitglijden.
Bü de St. Jacobsbrug hadden drie schoenen
poetsers hun vaste standplaats, maar behulp
zaam kwamen zij altijd toegeschoten als een
Wagen of kar moeilijk de helling kon halen.
Aan het begin van de St. Jacobstraat werd
Onze aÉentie zeer levendig, we voelden de en
kele cent in onze binnenzak branden. Want
tegen de oude gevel van v. Dieten, waar we
onze calceerplaatjes kochten, lagen de twee
pothuizen "van twee elkaar concurrerende
enoepvrouwen. Aan het kleine lage raampje
stond haar vitrine, waar allerlei verlokkingen
voor de jeugd lagen uitgestald; kaneel- en pe
permuntstokken, toverballen, gespoten suike
ren pijpjes aangeklede okkernoten enz. Aan de
overkant kwam ons de verse broodjesgeur te
gemoet uit de smakelijke bakkerij van de
deftige bakker v. Geffen, die in de wandel „de
bakkerbaron" werd genoemd. Iets verder
wenkten ons de gekleurde metalen parasolletjes
die uit de gevel staken van Martinot, een pa-
rapluiman.
Vlak voor ons uit 'in de naderkomende Op
pert zagen we het geheimzinnige gebouw „loge
de Drie Kolommen", maar wij hebben nooit de
poorten opengezien. Rechts omzwaaiend scho
ven we langs het plechtige gebouw „Het Nut",
dat dan ook nuttig werd geëxploiteerd, want h^t
heeft in de loop van zijn bestaan heel wat he
terogene verenigingen onder zijn dak gastvrij
heid verleend.
Waren we bijtijds aan de school en iets te
vroeg, dan drentelde Mina met ons de drukke
Oppert op en neer. Een oude achternicht van
ons woonde boven een winkeltje, waar uitslui
tend potjes mosterd werden verkocht. Vandaar
dat wij al vroeg hebben geleerd, waar Abraham
de mosterd haalde. Op de hoogte van de solide
firma Troiisselot roken wij de pittige geur van
de vers gebrande koffiebonen. Daarover woon
de de boekhandelaar Dunk, bij wie ik later
mijn eerste Hildebrands Camera Obscura heb
gekocht. Verder Wolf de stucadoor; een dezer
firmanten werd om zijn stichtende vroomheid
de H. Jozef genoemd. Dan was daar Hanke, de
man die altijd grote blinkende trompetten eta
leerde, en daarnaast woonde de tandarts die mij
't. eerst van mijn leven aan een losse tand heeft
gevoeld.
Onderwijl meende Mina 't tijd om ons aan
zuster Veronica af te leveren.. Tegen de middag
kwam ze ons alhalen, en keerden wij om nog
een straatje om te gaan langs een andere weg
terug. Daarvoor koos ze het Haagse Veer, dat
met aan de andere kant de Delftse vaart wel
een zeer typisch Rotterdams kwartier vormde.
Op het Haagseveer gingen we trouw langs
de fijne bakker v. Vliet om een paar verse
zachte coiombijntjes te kopen voor de jongste j
baby in ons gezin, die geen tanden had. Ver- j
volgens kwamen wij langs de sterk naar amo-
niak riekende stalhouderij van Cockx, die het
voorrecht had de karren van de Post te mogen j
en, en waar binnen de luidruchtige post-
j^oeyden, de feo» naat een
zwartgelakte blikken hoed met opzij een felle
oranjecocarde.
Aan het stille Doelwatertje naast het ons zo
Imponerende Paleis van Justitie, later hoofd
bureau van politie, wachtte meestal de myste
rieuze dievenwagen, die voor ons een paedago-
gische vermaning betekende. Daarnaast de in
gang naar de Doelen, waardoor de bezoekers
binnengingen, als er een tuinconcert gegeven
werd. En hier voorbij, kwam ons een wolk van
variërende geuren tegemoet. Eau de Cologne en
Floridawater, uit het pand van Kramers' par-
fumeriefabriek, en de lucht van gedistilleerd
en straffe bitters uit het grote Hellebrekers-
complex.
Dan door of langs de Delftse Poort arri
veerden wij aan het bonte Hofplein, toen nog de
oude Veemarkt geheten, waar wij 's Dinsdags de
runderen aan de stenen paaltjes hebben zien
staan. Daar kleurden de tenten met verse
bloemen voor bruiloften en begrafenissen, en
meer naar het viaduct toe de oliebollen- en ge-
rookte-palingkramen, onder welke laatste die
van de Weduwe Roepius, vanouds wel de meest
gerenommeerde was. Zomers stonden onder de
dichte koele kastanjebomen de klapstoelen en
ijzeren tafeltjes van café Boneski gereed voor
de velen, die 's avonds geen plaats meer kon
den vinden in het belommerde zijtuintje van
het café, waar binnen- en buitenlandse bieren
werden geschonken. Van later leeftijd, als wij
Vandaar ging onze weg langs de drukke Cool-
singel, waar altijd wat te beleven viel.
Men zag er iedere middag de hoge statige fi
guur paraderen van baron Roche von Flosz met
zijn wapperende witte baard en zijn hoogge-
laarsde benen, het onafscheidelijk rijzweepje
onder de arm. Maar op een paard hebben wij
hem nooit gezien. Een tegenstelling met deze
aristocratische verschijning was de trieste vrou
wenfiguur van Gekke Koos met aan elke arm
altijd dezelfde gore bult met vuil wasgoed
dat nooit gewassen werd.
We volgden onze weg langs de oude stalhou.
derij van de gemoedelijke Baars, die met z'n
dikke buik naar voren als een uithangbord op
een laag klapstoeltje zat om zelf de bestellin
gen aan te nemen; voorbij de grote en kleine
comedie, later Tivoli-Flora en het Casino, langs
het weinig ooglijk café „de Unie", later restau
rant Allard, waar voor een der brede vensters
ostentatief voor aller ogen begeerlijk uitge
stald lag wat die dag de gasten geserveerd zou
worden, een monumentale verse zalm, of een
decoratieve reebok, langs de fijne confiserie en
kokerij „Maison Koomen", waaruit de Pas
overleden bekende journalist en kunstcriticus
Pieter Koomen geboortig was.
Over het vlakke Singelwater wiekte de rij
zige mooie molen „de Hoop'' genaamd, waarvan
wij later de spijtige afbraak hebben moeten
aanschouwen.
Een aanstellerig Haags heertje, die dit op het
achterbalcon van de tram aan zag, informeerde
pretentieus, waarom dit nu moest gebeuren,
waarop de olijke conducteur ten antwoord gaf:
„Ze verhuizen 'm naar den Haag". „Naar den
Haag!" verwonderde zich het ventje, „waarom
naar den Haag „Daar hebben ze meer wind!"
lachte de conducteur. „En de Hoop doet leven"
Over de oude Binnenwegse brug klommen
we moe de hellende Boymansstraat op, groet
ten het groen verschimmelde standbeeld van
Gijsbert Karei van Hogendorp, rustig nedtge-
zeten in z'n zetel te midden van de sobere
bloempotjes van de oude bloemenmarkt, ter
wijl de brutale mussen in de schoot van zijn
wijde tabberd gezamenlijk te tjilpen zaten.
Langs de eerste gemeentelijke openbare lees
zaal en bibliotheek, waar de grijs gebaarde
bibliothecaris van Rijn resideerde, die de eer
ste biograaf zou worden van de door hem zo
hoog vereerde Nicolaas BeetsHildebrand.
Onze kinderogen, gewaarschuwd door de
maag, hunkerden vluchtig naar de aantrekke
lijke winkel van de Vette, waar iedere dag
de Vette's speciaal Heren-banket in stapels
lag geëxposeerd, maar waar de dames 't meest
van snoepten. Ook naar de onvergetelijke
amandelkoeken aan taarten gelijk van de zoete
jood Witsteijn op de hoek Korte Hoogstraat
Soetensteeg, om dan in draf af te stevenen op
het hoge pand van het loterijkantoor van Hiie-
mans van Veenendaal, hoek Vismarkt, waar la
ter zich restaurant Sauer heeft gevestigd.
Dan repten zich onze vermoeide jonge voet
jes het veilige Hang weer in. „Opschieten,
jongens", maande Mina, ,,'t is al ver over tüd,
het eten staat op tafel!"
P. HYACINTH HERMANS.
Nu er met klimmend ongeduld wordt uitgezien naar de dringend noodzake
lijke verbetering der woningpositie, vooral in Rotterdam, moge een korte
beschouwing zo niet de gemoederen tot rust brengen, dan toch enig inzicht
geven in de problemen, die er aan de moderne ivoningbouiv vastzitten.
Uiteindelijk is onze behuizing, materieel gezieneen van de belangrijkste
zaken en is een meer dan gewone belangstelling stellig niet misplaatst.
Vóór de oorlog werden 80 tot 90 procent van de woningen in onze stad geleverd
door de particuliere bouwnijverheid, de z.g. eigenbouwer. W einig geprezen,
veel gesmaad, doch waar het om ging: het bouwen van woningen, deze kwamen
er. Oorspronkelijk primitief en met vele gebrekenwaarbij men onwillekeurig
aan de ongelukkige en specifiek Rotterdamse alcoofwoningen denkt.
Door krachtig aandringen van de gemeen
telijke autoriteiten ontstond reeds na de vorige
oorlog een beter woningtype, dat zich met volle
medewerking van de eigenbouwers en de hulp
van daartoe bekwame architects^, steeds verder
ontwikkelde en uitgroeide tot de reeds veel
betere woning, zoals we die in Blijdorp, Zuid
en Oud Mathenesse kennen.
Dat hierbij, woontechnisch gesproken, fouten
zijn gemaakt, valt niet te ontkennen, doch
niet vergeten mag worden, dat de bouwer
veelal persoonlijk het volle risico droeg en,
waar het voor hem om grote bedragen ging,
zich de weelde van experimenteren niet kon
veroorloven .Zo werd het bouwen van wonin
gen uiteraard een handelszaak, waarbij het er
om ging de smaak van het publiek te treffen
en een zo courant mogelijke woonruimte te
leveren tegen een prijs, die niet hoger lag dan
die van de reeds bestaande woningen.
Dat hierbij zelfs met de beste wil, geen
ideële overwegingen in het geding gebracht
konden worden, ligt voor de hand, terwijl ook
aan de wetenschappelijke zijde van de woning
bouw geen noemenswaardige aandacht werd
besteed.
Zonder de grote verdiensten van de eigen
bouw in de afgelopen decennia te miskennen,
zal het in de toekomst de wetenschap zijn, die
beslissend is voor de wijze, waarop woningen
er zullen uitzien. De omvangrijke studies, zo
wel stedebouwkundig als wat betreft de volks
huisvesting, zullen toonaangevend zijn voor de
inrichting der stad, terwijl verschillende
groepen architecten een uitvoerige studie
hebben gemaakt van de meest doelmatige en
efficiente woning, zoals men meent, dat deze
voor de tegenwoordige tijd behoort te zijn. Hoe
eenvoudig en voor de hand liggend dit laatste
ook moge klinken, in werkelijkheid ligh juist
hier een gebied van tegenovergestelde inzichten
;n zelfs meningsverschillen.
Dat er in de architectuur verschillen van
opvatting bestaan, mag als voldoende bekend
worden geacht, hetgeen echter niet gezegd
kan worden van de kennis omtrent het
wezenlijke van die tegenstellingen, zodat een
uitgebreider voorlichting stellig van belang is.
Bedoeld wordt de tegenstelling tussen het
z.g. „nieuwe bouwen" contra de architectuur,
voortbouwende op de traditie.
Voor de oppervlakkige beschouwer heb
ben de gebouwen, waaraan- in ruime mate
glas is toegepast en die veelal in lichte
kleuren zijn uitgevoerd een zekere aan
trekkelijkheid, zonder dat men zich
eigenlijk rekenschap geeft van het waarom.
Men heeft geen vermoeden, dat zich hier
een gebeurtenis afspeelt die, zow'el op ons
geestelijk- als opons familieleven van de
grootste invloed kan zijn.
Een van de uitgangspunten bij het „nieuwe
bouwen" is het zoveel mogelijk dienstig maken
van de techniek, wat op zichzelf geen bezwaar
behoeft te zijn, ware het niet, dat dit zo ver
wordt doorgevoerd, dat de indeling van een
Individuele woning.
(O ver genomen uit j
„Forum", maandblad
voor architectuur en
gebonden kunsten).
Het havengebied in de omtrek van het Witte Huis bood steeds een boeiend aspect. Op Zondagmorgen was er de typische rust
na de tintelende activiteit van het werk van de afgelopen week.
Zodra bet over de artistieke
reputatie van Hollandse steden
ging, had wijlen Louis Bouwmees
ter een cynische aardigheid bij de
hand. Als in Rotterdam, zo placht
hij te zeggen, een haal katoen en
een toneelspeler toevallig tegelijk
te water raken, dan wordt dade
lijk alles in het werk gesteld tot
redding van de baal katoen.
Zo werd veertig jaar of nog
langer geleden gesproken. Er blijkt
wel uit, dat de culturele ontwik
keling van Rotterdam geen pro
bleem is- dat door de oorlog en
zijn gevolgen is gesteld. Het is
veel ouder. De cultuur is sinds
jaar en dag een zorgenkind van
de stedelijke gemeenschap. Of is
het beter het ergens onder de
verwaarloosde jeugd te rangschik
ken? jjet culturele leven heeft in
Rotterdam niet de bodem gevon
den nodig voor een rustige en
harmonische groei. Er heeft iets
ontbroken; herhaaldelijk werd de
aansluiting gemist.
Het is moeilijk te zeggen wie of
wat daarvoor verantwoordelijk
kan worden gesteld. De grote ont
wikkeling van de stad vangt eerst
laat in de geschiedenis aan. Mis
schien waren de leiders van het
economisch leven in de tijd van
de fabelachtige expansie aan het
eind van de vorige eeuw te zeer
in beslag genomen om gelegenheid
te vinden voor een vruchtbaar
maecenaat. Misschien kon het niet
worden verwacht, dat een bevol
king die voor een zo overgroot
deel uit arbeiders bestond, de
krachten opbracht, waarop kon
worden gesteund, zeker niet toen
aan de bestaansvoorwaarden van
de bevolking nog zoveel ontbrak.
Maar de culturele geschiedenis
van deze misdeelde stad is vol
tegenstellingen. In het midden
van de negentiende eeuw heeft
Rotterdam een krachtig ontwik
keld muziekleven gekend, waar
van impulsen zijn uitgegaan, die
zich in het hele land deden ge
voelen. Tegelijk zijn unieke kan
sen verloren gegaan om de stede
lijke kunstverzamelingen te ver
rijken. Het Kantwerkstertje van
Vermeer, die parel van het Lou
vre, had met veel andere schone
zaken Rotterdams openbaar bezit
kunnen zijn als er tijdig begrip
was geweest voor hetgeen de stad
toekwam.
Later vinden we hetzelfde gril
lige beeld. De periode, die een
eigen toneelleven ten onder had
zien gaan, bouwde een voortreffe
lijk nieuw museum en bracht het
tot ongekende bloei. Ja, de ont
binding van het Rotterdams
toneelgezelschap werd op de voet
gevolgd door de geleidelijke vor
ming van het Rotterdams Phil-
harmonisch orkest, dat zich in
korte tijd een belangrijke plaats
veroverde in het vaderlandse
muziekleven.
Wat leert ons deze gang van
zaken? In ieder geval, dat Rotter
dam een stad is met grote moge
lijkheden, een stad met perspec
tief, een prachtige stad om te wer
ken. ook voor de kunstenaar.
Op dit moment van de geschie
denis is dat meer dan ooit waar.
Het is voldoende daarbij op twee
hoofdpunten de aandacht te vesti
gen. Ten eerste op de noodzakelijke
algehele vernieuwing van de bin
nenstad na de algehele vernieti
ging daarvan. De stedebouwkunde
houdt zich bezig met het bepalen
van hetgeen in het centrum thuis
hoort en wat niet. Het culturele
leven vindt daar in ieder geval
zijn voornaamste terrein van ont
plooiing. Nu is er dus gelegenheid
om vast te stellen wat er zal moe
ten zijn, en hoe het moet zijn om
aan het doel te beantwoorden.
Men weet, dat het nieuwe stads
plan in dit opzicht niet in gebreke
blijft.
Vervolgens mag in de komende
tijd op meer aanmoediging en
doelbewuste leiding van bovenaf
worden gerekend, nu de overheid
haar traditionele ruimte-vrees op
dit gebied kwijt is. Niet dat daar
mee een heulmiddel gevonden zal
zijn voor alle culturele kwalen,
maar de overheid is organiserend
en stimulerend in staat bijdragen
te leveren, die niet meer kunnen
worden gemist.
Mét dat al moeten de hier aan
gewezen kansen door de stedelijke
gemeenschap zelve worden benut.
Dit kunnen wij in het verband
van een dagblad-artikel niet voor
alle sectoren van het culturele
leven nagaan. Bepaalde gezichts
punten mogen toch met een enkel
woord worden ontwikkeld.
Het zou niet te verwonderen
zijn als de middelen tot uitbrei
ding van de stedelijke verzame
lingen in de nabije toekomst min
der rijkelijk vloeien, voor zover
ze uit de openbare kas moeten
komen. Het valt in een tijd, dat
een groot deel van het bedrijfs
leven op volle toeren draait. Men
mag dan hopen, dat de particulie
re offervaardigheid aan kan vul
len wat aan een meer beperkte
overheidszorg ontbreekt.
Rotterdam staat immers voor
belangrijke taken. Het herkrijgen
van een Museum van Oudheden
b.v. is van veel betekenis voor de
stad. Andere steden belichamen
zelf nog haar historie; een wan
deling door de oude centra is als
een aanschouwelijke les in de
plaatselijke geschiedenis. In Rot
terdam is de oorspronkelijke kern
weggevaagd; aan historische
bouwwerken werd maar heel wei
nig gered en alleen de straatna
men zullen nog spreken van een
verleden, waar overigens niets
meer aan herinnert .Het is te wei
nig om het contact levend te hou
den en d/aarom zou het Museum
van Oudheden in Rotterdam een
heel eigen functie hebben te ver
vullen. Belangstelling is er ge
noeg; men denke aan de weer
klank welke zeer onlangs de op
richting van het genootschap „Ro-
terodamum" vond.
Het plaatselijk kunstleven moet
weer bijna van de grond af wor
den opgebouwd. De schouwburg
staat er nu, maar, tekende De-
fresne erbij aan, een schouwburg
is alleen een gelegenheid om to
neel te spelen. Rotterdam is als
een der belangrijkste centra ver
plicht ook toneel te creëren. In
dien Rotterdam slechts gelegen
heid biedt toneel te spelen, is Rot
terdam niet creatief werkzaam
voor ons gehele volk. Daarvoor is
een toneelgezelschap nodig en ook
dit is samengesteld. Werd aldus
aan de laatste voorwaarde vol
daan? Neen. want de spelers be
volken maar een deel van de
schouwburg, die door het v0®*"
licht in vrijwel twee gelijke helf
ten wordt verdeeld. Het publiek
vormt de sluitsteen e° .dit moet
nu voortaan de bijzondere zorg
hebben.
In vakkringen wordt veelvuldig
de mening verkondigd, dat in Rot
terdam het publiek te klein is om
een ontwikkeld toneelleven te dra-
®.e"- Aan het Inwonersaantal van.
040.000 zielen kan dat niet geweteh
worden. De conclusie ligt voor de
hand: een te klein deel van deze
zeer grote bevolking weet de weg
naar de schouwburg te vinden.
Vandaar zijn de pogingen tot or
ganisatie van het publiek, waar
omtrent onlangs mededelingen
zijn gedaan, zo belangrijk. Het is
niettemin een hulpmiddel, waar
een theaterlievend volk vermoede
lijk geen behoefte aan zou hebben.
Men mag intussen hopen, dat
langs deze weg een trouw en mee
levend publiek kan worden ge
vormd. Het ideaal blijft immers,
dat het toneel, geleid met begrip
voor hetgeen er onder de mensen
leeft, steunen kan op vaste drom
men van genieters, die het „fiu-
welen avondgeschenk", om met Top
Naeff te spreken, in hun leven
niet missen willen.
Voor de muziek liggen de za
ken enigszins anders. Niet zozeer
de zorg voor de hoorders als
wel die voor het uitvoerend ap
paraat heeft de periode sinds de
bevrijding gekenmerkt. De Op
bouwdag valt ongeveer samen met
een nieuw begin voor het Rotter
dams Philharmonisch Orkest. Ook
hiermee is dan de ring nog niet
gesloten, omdat een concertzaal
ontbreekt. De krachten zullen ge
richt. moeten worden op het ste
delijk muziekcentrum, dat voor ae
burgerij nog niet meer is dan oen
veelbelovend kleurvakje op net
nieuwe stadsplan.
Alles wat hier over de cultu
rele vooruitzichten gezegd is, zou
ook in andere dergelijke steden
te verwezenlijken zijn of het be
staat daar reeds. Er is echter een
gebied, waar Rotterdam een schó
ne mogelijkheid heeft voor zich
alleen, en wel op dat van de he
dendaagse architectuur.
Niet voor niets is op de ten
toonstelling „Rotterdam Straks" in
het Museum Boymans een zaal
ingericht met voorbeelden van
goede moderne bouwkunst elders
in Europa. Grote belangen staan
'hier immers op het spel. Er moe
ten zo veel en zo omvangrijke
bouwwerken verrijzen, hun plaats
in het stadsbeeld is met zoveel
zorg 'bepaald, dat de Nederlandse
architectuur voor dit tijdsgewricnt
zich in Rotterdam volledig zal
kunnen verwezenlijken. Dat het
daartoe mag komen is de wens. die
alle overige moet overstemmen als
het gaat om de toekomst van de
stedelijke cultuur. Het beeld van
Rotterdam zal er immers voor een
reeks van geslachten doör worden
beheerst. En de stad mag, om met
wethouder Meertens te spreken,
niet beneden de maat blijven.
JAN NIEUWENHUIS.
woning dermate wordt vastgelegd, dat het
begrip: individueel wonen volkomen verloren
dreigt te gaan. Ook de volledige aanvaarding
van het uniforme woonblok behoort bij het
systeem. Deze massale woningblokken, ze zijn
een gevolg van economische verhoudingen en
aanpassing aan een massaproductie met als
gevolg de confectiewoning. Dit systeem, verder
doorgevoerd, zou er toe moeten leiden, dat de
mens van z'n dagelijkse huiselijke beslomme
ringen verlost werd o.a. door toevoeging aan
de flat van een gemeenschappelijk restaurant
(wat verschillende malen geprobeerd is, doch
als mislukt kan worden beschouwd), door in
stelling van kinderbewaarplaatsen, (zodat ook
de moeder in de gelegenheid komt buitenshuis
te werken) en meer dergelijke voorzieningen.
De woning krijgt hiermede, zoals architect
Le Corbusier, de profeet van 't nieuwe bouwen
het heeft uitgedrukt, het karakter van een
woonmachine. Het is evident, dat deze uitlating
in zich sluit, dat er met de geestelijke waarden
van het wonen in het geheel geen rekening
wordt gehouden.
Tot welke consequentie deze beginselen
leiden, moge blijken uit het feit. dat genoemde
Le Corbusier momenteel plannen maakt van
flatcomplexen tot 300 woningen voor verschil
lende plaatsen in Frankrijk. Waartoe dit nodig
is zal men nog moeilijker begrijpen als men
bedenkt dat, als elk gezin in Frankrijk een
eigen huisje met tuin zou hebben met een
grondoppervlakte van 200 vierkante meter,
slechts 0.4 pCt. van de bodemoppervlakte in
beslag zou worden genomen voor bewoning
en er dus 99.6 pCt. voor andere doeleinden
overblijft. Waarlijk kan ruimtegebrek niet als
argument voor het maken van deze gezins
ophopingen aangevoerd worden.
De juiste drijfveer ligt verscholen in het
begrip: stad met al de voordelen van de moge
lijkheid tot cultureel leven, doch de nadelen
van de uit terreinwinst ontstane zjrcht en
dikwijls noodzaak tot opeenhoping. Verder is
het de bedoeling van dergelijke woonblokken,
de door de grotere hoogte vrijgekomen terrei
nen als plantsoen in te richten, waardoor een
ruimere bezonning mogelijk wordt, ondersteund
door de glasoppervlakken, waarmede een nau
wer contact, zelfs een naar binnen brengen
van de natuur erbuiten bereikt tracht te worden
Andere voor- en tegen" -'menten uit te
werken zou te ver voeren och uit boven
staande moge blijken, dat het geheel als sys
teem zuiver gericht is op de materiële zijde
van het wonen.
De meer op traditie voortbouwende groep
probeert het woningvraagstuk van binnen
uit te benaderen met als kernpunt het
gezin, voor ons katholieken een heilig
begrip. In tegenstelling met het „nieuwe
bouwen", blijft het ideaal voor de z. g.
traditionelen een eigen huisje met erf, waar
het familieleven zich in al z'n facetten kan
de peripherie. Waar de overheid te be
slissen had, in welk karakter de herbouw
van het oude centrum zou plaats vinden,
werd de voorkeur gegeven aan een meer
traditionele architectuur. Een logische be
slissing, daar men meende op geen andera
wlJze aansluiting te krijgen aan de vorm
geving van de gespaarde gebouwen. Daar
door dit besluit de uiterlijke verschijning
bepaald is. zal het duidelijk zijn, dat ook de
indeling der gebouwen, voorzover dit wo
ningen betreft, daarmede in overeenstem
ming moet zijn.
Voor de buitenranden der stad kan een
andere wijze van bouwen worden gevolgd,
wat we b.v. reeds zien gebeuren in de
grote woonflat aan de Pleinweg in Zuid.
We krijgen dus, merkwaardig teken van onze
verwarde tijd, in eenzelfde periode twee bouw
wijzen naast elkaar toegepast, die elk in zich
een eigen en aan elkaar tegenstrijdig beginsel
huldigen. Hoewel te betreuren, een lichtpunt
blijft het. dat het er bij beide om te doen is,
ons van de noodzakelijke woonruimte te voor
zien, dit zo goed als economisch mogelijk is
te doen en tenslotte de architectuur te dienen.
Laten we hopen, dat men hierin zo spoedig
mogelijk slaagt. Zeven jaren is een grote
achterstand, doch stilgezeten is er niet en de
Rotterdamse energie is er borg voor, dat het
tekort weggewerkt zal worden, eerst langzaam
en straks met versneld tempo.
J. P. L. HENDRIKS, Arohfteet B.N.A.
Flatwoning. Over
genomen uit Ar-
chitettura moderna
in Italia
ontplooien, waar de bewoners zich een
eigen sfeer kunnen scheppen en zij zich,
zo gewenst, van de omgeving kunnen af"
zonderen en zich als familie kunnen terug
trekken om met elkaar de glanspunten van
kerkeljjk- of familieleven te vieren.
Dat alle moderne technische hulPmic'd®b'"
hierbij niet versmaad behoeven te v-
spreekt wel voor aich zelf, terwijl het evenc
duidelijk zal zijn. dat het niet in de bedoeling
ligt door een zekere afzondering zich aan het
sociale leven te onttrekken.
De bedoeling is alleen de gelegenheid te
scheppen tot een krachtige bevordering van
het gezinsleven door het wegnemen van woon-
technische belemmeringen. Een compensatie
dus van de dikwijls minderwaardige woningen
uit het begin onzer jaartelling, waaruit zoveel
rampspoedige gevolgen zijn voortgevloeid.
Waar het zich laat aanzien, dat het ideaal
van het vrije huisje vooralsnog niet te ver
wezenlijken is, zeker niet na dé gebeurtenissen
der laatste jaren, zal voorlopig moeten wor
den voortgegaan met de confectiewoonblokken,
waarbij het zal zonder meer duidelijk zijn
elk der beide groepen er naar zal streven
zoveel mogelijk eigen inzichten in het wonen
tot uitvoering te brengen.
Voor Rotterdam betekent dit, dat we dus
twee „soorten" architectuur kunnen ver
wachten, gesplitst naar bebouwing van het
verwoeste gebied en de uitbreidingen van