Beelden uit een ver verleden De oude stad Toen ik nog klein was... Gezinswoning of „woonmachine „soorten" .architectuur Maasstad Twee in de De culturele aspecten van het nieuwe Rotterdam «rjf WOENSDAG 14 MEI 1947 PAGINA 4 <01 fF f B I ■- - met vader en moeder mee mochten naar Bo neski op het plein, herinneren wij ons de be kende persoonlijkheid van rechercheur Man- ders, een „stille", zoals ze hem noemden, die op zo'n avond onopvallend zijn chef van het poli tiebureau van de Galerij aan de overkant naar buiten kon wenken, als deze in het Boneski- tuintje zich behaaglijk de zorgen van de dag zat af te spoelen met een verfrissend glas Spa- tenbrSu. '!"r werd 'de oude stad, de binnenstad, mijn eerste wereld. Nu is die oude stad verzonken en vergaan. WHj kunnen haar zélfs niet meer opgraven, zoals men met Pompei en Herculanum heeft gedaan. De resterende straatnaambordjes kunnen ons de juiste weg niet meer wijzen. Alleen in herinnering kunnen wij haar oproepen, haar weer zien in al haar kleur, sfeer en intiem karakter. Toen wij nog klein waren, werden we als elk kind 's ochtends naar de bewaarschool gebracht waar we keurig voor heel de dag werden opge borgen, en thuis wat men noemt van de vloer Waren. Als wij aan de hand van Mina in de vroege morgen over de drempel van ons huis in 't Hang stapten, viel onze eerste blik in de smalle, sche merige Fonteinsteeg, waar de kloeke vrouw toe heette ze ook weer? al bezig was een heel peloton dampende wastobben in de rij te zetten. Wat een variatie van allerlei tobben, kuipen en vaten waren er toch bij ons in de buurt. Want als wij onze buurman van Belle, in koek en chocolade, passeerden, bracht ook deze net zijn kuipjes met kaakjes naar buiten en stelde de Heer, de tabakswinkelier, zijn open tonnen met losse sigaren en zakjes tabak aan weers zijden van zijn winkeldeur te pronk en te koop. De Weezenbrug over ging, onze tocht door de Weezenstraat, waar we Mina instinctmatig mee trokken naar de brede etalage-ruit van Heet- winkel, die het verrukkelijkste speelgoed voor ons te kijk stelde. Dan lag als in een kuil de roerige Weste Wa genstraat voor ons open. We kwamen voorbij Baltussen, in herenmodes, waar onzv moeder altijd zijden strikdassen, voor ons kocht, en waar in de hoek van de etalage-nr't een bordje stond met de naam van mr. Hoogeweegen ad vocaat en procureur, die, toen nog ongetrouwd, bij de Baltussen op kamers woonde. Onze blik ging even naar de apotheek van v. d. Berg en Vos, die elk recept in de kinderhand honoreerde met een spanen doosje suikeren pepermuntjes of een toetje anijsdrop, v. d Berg en Vos, die wij later leerden waarderen als de beste zan gers van Toonkunst en het Steigerse koor. In de Wagenstraat op een bovenhuis woonde de eerbiedwaardige dokter Booyen, die het voorrecht heeft gehad mij op de wereld te hel pen. Beneden onder hem was een wonderlijke servieswinkel, welks specialiteit 't was, dat men er zijn welgelijkend portret op een kop en schotel kon laten fixeren. „Voor uw verjaar dag" stond er met sierlijke letters onder. Aan het einde van de Wagenstraat kwamen wij aan een kruispunt, waar 't nogaleens le vendig kon toegaan, en Mina met de kinderen al haar aandacht en beleid nodig had. Een sle perspaard ging nooit op hol al werd dit wel in een bekend liedje gezongen maar het kon dikwijls op de natte gladde keien neer- smakken, en dét werd dan een schouwspel, hoe het arme beest ten slotte weer op z'n poten te recht kwam. Meestal werd deskundig een dro ge jutezak onder het dier uitgespreid, opdat het niet opnieuw zou uitglijden. Bü de St. Jacobsbrug hadden drie schoenen poetsers hun vaste standplaats, maar behulp zaam kwamen zij altijd toegeschoten als een Wagen of kar moeilijk de helling kon halen. Aan het begin van de St. Jacobstraat werd Onze aÉentie zeer levendig, we voelden de en kele cent in onze binnenzak branden. Want tegen de oude gevel van v. Dieten, waar we onze calceerplaatjes kochten, lagen de twee pothuizen "van twee elkaar concurrerende enoepvrouwen. Aan het kleine lage raampje stond haar vitrine, waar allerlei verlokkingen voor de jeugd lagen uitgestald; kaneel- en pe permuntstokken, toverballen, gespoten suike ren pijpjes aangeklede okkernoten enz. Aan de overkant kwam ons de verse broodjesgeur te gemoet uit de smakelijke bakkerij van de deftige bakker v. Geffen, die in de wandel „de bakkerbaron" werd genoemd. Iets verder wenkten ons de gekleurde metalen parasolletjes die uit de gevel staken van Martinot, een pa- rapluiman. Vlak voor ons uit 'in de naderkomende Op pert zagen we het geheimzinnige gebouw „loge de Drie Kolommen", maar wij hebben nooit de poorten opengezien. Rechts omzwaaiend scho ven we langs het plechtige gebouw „Het Nut", dat dan ook nuttig werd geëxploiteerd, want h^t heeft in de loop van zijn bestaan heel wat he terogene verenigingen onder zijn dak gastvrij heid verleend. Waren we bijtijds aan de school en iets te vroeg, dan drentelde Mina met ons de drukke Oppert op en neer. Een oude achternicht van ons woonde boven een winkeltje, waar uitslui tend potjes mosterd werden verkocht. Vandaar dat wij al vroeg hebben geleerd, waar Abraham de mosterd haalde. Op de hoogte van de solide firma Troiisselot roken wij de pittige geur van de vers gebrande koffiebonen. Daarover woon de de boekhandelaar Dunk, bij wie ik later mijn eerste Hildebrands Camera Obscura heb gekocht. Verder Wolf de stucadoor; een dezer firmanten werd om zijn stichtende vroomheid de H. Jozef genoemd. Dan was daar Hanke, de man die altijd grote blinkende trompetten eta leerde, en daarnaast woonde de tandarts die mij 't. eerst van mijn leven aan een losse tand heeft gevoeld. Onderwijl meende Mina 't tijd om ons aan zuster Veronica af te leveren.. Tegen de middag kwam ze ons alhalen, en keerden wij om nog een straatje om te gaan langs een andere weg terug. Daarvoor koos ze het Haagse Veer, dat met aan de andere kant de Delftse vaart wel een zeer typisch Rotterdams kwartier vormde. Op het Haagseveer gingen we trouw langs de fijne bakker v. Vliet om een paar verse zachte coiombijntjes te kopen voor de jongste j baby in ons gezin, die geen tanden had. Ver- j volgens kwamen wij langs de sterk naar amo- niak riekende stalhouderij van Cockx, die het voorrecht had de karren van de Post te mogen j en, en waar binnen de luidruchtige post- j^oeyden, de feo» naat een zwartgelakte blikken hoed met opzij een felle oranjecocarde. Aan het stille Doelwatertje naast het ons zo Imponerende Paleis van Justitie, later hoofd bureau van politie, wachtte meestal de myste rieuze dievenwagen, die voor ons een paedago- gische vermaning betekende. Daarnaast de in gang naar de Doelen, waardoor de bezoekers binnengingen, als er een tuinconcert gegeven werd. En hier voorbij, kwam ons een wolk van variërende geuren tegemoet. Eau de Cologne en Floridawater, uit het pand van Kramers' par- fumeriefabriek, en de lucht van gedistilleerd en straffe bitters uit het grote Hellebrekers- complex. Dan door of langs de Delftse Poort arri veerden wij aan het bonte Hofplein, toen nog de oude Veemarkt geheten, waar wij 's Dinsdags de runderen aan de stenen paaltjes hebben zien staan. Daar kleurden de tenten met verse bloemen voor bruiloften en begrafenissen, en meer naar het viaduct toe de oliebollen- en ge- rookte-palingkramen, onder welke laatste die van de Weduwe Roepius, vanouds wel de meest gerenommeerde was. Zomers stonden onder de dichte koele kastanjebomen de klapstoelen en ijzeren tafeltjes van café Boneski gereed voor de velen, die 's avonds geen plaats meer kon den vinden in het belommerde zijtuintje van het café, waar binnen- en buitenlandse bieren werden geschonken. Van later leeftijd, als wij Vandaar ging onze weg langs de drukke Cool- singel, waar altijd wat te beleven viel. Men zag er iedere middag de hoge statige fi guur paraderen van baron Roche von Flosz met zijn wapperende witte baard en zijn hoogge- laarsde benen, het onafscheidelijk rijzweepje onder de arm. Maar op een paard hebben wij hem nooit gezien. Een tegenstelling met deze aristocratische verschijning was de trieste vrou wenfiguur van Gekke Koos met aan elke arm altijd dezelfde gore bult met vuil wasgoed dat nooit gewassen werd. We volgden onze weg langs de oude stalhou. derij van de gemoedelijke Baars, die met z'n dikke buik naar voren als een uithangbord op een laag klapstoeltje zat om zelf de bestellin gen aan te nemen; voorbij de grote en kleine comedie, later Tivoli-Flora en het Casino, langs het weinig ooglijk café „de Unie", later restau rant Allard, waar voor een der brede vensters ostentatief voor aller ogen begeerlijk uitge stald lag wat die dag de gasten geserveerd zou worden, een monumentale verse zalm, of een decoratieve reebok, langs de fijne confiserie en kokerij „Maison Koomen", waaruit de Pas overleden bekende journalist en kunstcriticus Pieter Koomen geboortig was. Over het vlakke Singelwater wiekte de rij zige mooie molen „de Hoop'' genaamd, waarvan wij later de spijtige afbraak hebben moeten aanschouwen. Een aanstellerig Haags heertje, die dit op het achterbalcon van de tram aan zag, informeerde pretentieus, waarom dit nu moest gebeuren, waarop de olijke conducteur ten antwoord gaf: „Ze verhuizen 'm naar den Haag". „Naar den Haag!" verwonderde zich het ventje, „waarom naar den Haag „Daar hebben ze meer wind!" lachte de conducteur. „En de Hoop doet leven" Over de oude Binnenwegse brug klommen we moe de hellende Boymansstraat op, groet ten het groen verschimmelde standbeeld van Gijsbert Karei van Hogendorp, rustig nedtge- zeten in z'n zetel te midden van de sobere bloempotjes van de oude bloemenmarkt, ter wijl de brutale mussen in de schoot van zijn wijde tabberd gezamenlijk te tjilpen zaten. Langs de eerste gemeentelijke openbare lees zaal en bibliotheek, waar de grijs gebaarde bibliothecaris van Rijn resideerde, die de eer ste biograaf zou worden van de door hem zo hoog vereerde Nicolaas BeetsHildebrand. Onze kinderogen, gewaarschuwd door de maag, hunkerden vluchtig naar de aantrekke lijke winkel van de Vette, waar iedere dag de Vette's speciaal Heren-banket in stapels lag geëxposeerd, maar waar de dames 't meest van snoepten. Ook naar de onvergetelijke amandelkoeken aan taarten gelijk van de zoete jood Witsteijn op de hoek Korte Hoogstraat Soetensteeg, om dan in draf af te stevenen op het hoge pand van het loterijkantoor van Hiie- mans van Veenendaal, hoek Vismarkt, waar la ter zich restaurant Sauer heeft gevestigd. Dan repten zich onze vermoeide jonge voet jes het veilige Hang weer in. „Opschieten, jongens", maande Mina, ,,'t is al ver over tüd, het eten staat op tafel!" P. HYACINTH HERMANS. Nu er met klimmend ongeduld wordt uitgezien naar de dringend noodzake lijke verbetering der woningpositie, vooral in Rotterdam, moge een korte beschouwing zo niet de gemoederen tot rust brengen, dan toch enig inzicht geven in de problemen, die er aan de moderne ivoningbouiv vastzitten. Uiteindelijk is onze behuizing, materieel gezieneen van de belangrijkste zaken en is een meer dan gewone belangstelling stellig niet misplaatst. Vóór de oorlog werden 80 tot 90 procent van de woningen in onze stad geleverd door de particuliere bouwnijverheid, de z.g. eigenbouwer. W einig geprezen, veel gesmaad, doch waar het om ging: het bouwen van woningen, deze kwamen er. Oorspronkelijk primitief en met vele gebrekenwaarbij men onwillekeurig aan de ongelukkige en specifiek Rotterdamse alcoofwoningen denkt. Door krachtig aandringen van de gemeen telijke autoriteiten ontstond reeds na de vorige oorlog een beter woningtype, dat zich met volle medewerking van de eigenbouwers en de hulp van daartoe bekwame architects^, steeds verder ontwikkelde en uitgroeide tot de reeds veel betere woning, zoals we die in Blijdorp, Zuid en Oud Mathenesse kennen. Dat hierbij, woontechnisch gesproken, fouten zijn gemaakt, valt niet te ontkennen, doch niet vergeten mag worden, dat de bouwer veelal persoonlijk het volle risico droeg en, waar het voor hem om grote bedragen ging, zich de weelde van experimenteren niet kon veroorloven .Zo werd het bouwen van wonin gen uiteraard een handelszaak, waarbij het er om ging de smaak van het publiek te treffen en een zo courant mogelijke woonruimte te leveren tegen een prijs, die niet hoger lag dan die van de reeds bestaande woningen. Dat hierbij zelfs met de beste wil, geen ideële overwegingen in het geding gebracht konden worden, ligt voor de hand, terwijl ook aan de wetenschappelijke zijde van de woning bouw geen noemenswaardige aandacht werd besteed. Zonder de grote verdiensten van de eigen bouw in de afgelopen decennia te miskennen, zal het in de toekomst de wetenschap zijn, die beslissend is voor de wijze, waarop woningen er zullen uitzien. De omvangrijke studies, zo wel stedebouwkundig als wat betreft de volks huisvesting, zullen toonaangevend zijn voor de inrichting der stad, terwijl verschillende groepen architecten een uitvoerige studie hebben gemaakt van de meest doelmatige en efficiente woning, zoals men meent, dat deze voor de tegenwoordige tijd behoort te zijn. Hoe eenvoudig en voor de hand liggend dit laatste ook moge klinken, in werkelijkheid ligh juist hier een gebied van tegenovergestelde inzichten ;n zelfs meningsverschillen. Dat er in de architectuur verschillen van opvatting bestaan, mag als voldoende bekend worden geacht, hetgeen echter niet gezegd kan worden van de kennis omtrent het wezenlijke van die tegenstellingen, zodat een uitgebreider voorlichting stellig van belang is. Bedoeld wordt de tegenstelling tussen het z.g. „nieuwe bouwen" contra de architectuur, voortbouwende op de traditie. Voor de oppervlakkige beschouwer heb ben de gebouwen, waaraan- in ruime mate glas is toegepast en die veelal in lichte kleuren zijn uitgevoerd een zekere aan trekkelijkheid, zonder dat men zich eigenlijk rekenschap geeft van het waarom. Men heeft geen vermoeden, dat zich hier een gebeurtenis afspeelt die, zow'el op ons geestelijk- als opons familieleven van de grootste invloed kan zijn. Een van de uitgangspunten bij het „nieuwe bouwen" is het zoveel mogelijk dienstig maken van de techniek, wat op zichzelf geen bezwaar behoeft te zijn, ware het niet, dat dit zo ver wordt doorgevoerd, dat de indeling van een Individuele woning. (O ver genomen uit j „Forum", maandblad voor architectuur en gebonden kunsten). Het havengebied in de omtrek van het Witte Huis bood steeds een boeiend aspect. Op Zondagmorgen was er de typische rust na de tintelende activiteit van het werk van de afgelopen week. Zodra bet over de artistieke reputatie van Hollandse steden ging, had wijlen Louis Bouwmees ter een cynische aardigheid bij de hand. Als in Rotterdam, zo placht hij te zeggen, een haal katoen en een toneelspeler toevallig tegelijk te water raken, dan wordt dade lijk alles in het werk gesteld tot redding van de baal katoen. Zo werd veertig jaar of nog langer geleden gesproken. Er blijkt wel uit, dat de culturele ontwik keling van Rotterdam geen pro bleem is- dat door de oorlog en zijn gevolgen is gesteld. Het is veel ouder. De cultuur is sinds jaar en dag een zorgenkind van de stedelijke gemeenschap. Of is het beter het ergens onder de verwaarloosde jeugd te rangschik ken? jjet culturele leven heeft in Rotterdam niet de bodem gevon den nodig voor een rustige en harmonische groei. Er heeft iets ontbroken; herhaaldelijk werd de aansluiting gemist. Het is moeilijk te zeggen wie of wat daarvoor verantwoordelijk kan worden gesteld. De grote ont wikkeling van de stad vangt eerst laat in de geschiedenis aan. Mis schien waren de leiders van het economisch leven in de tijd van de fabelachtige expansie aan het eind van de vorige eeuw te zeer in beslag genomen om gelegenheid te vinden voor een vruchtbaar maecenaat. Misschien kon het niet worden verwacht, dat een bevol king die voor een zo overgroot deel uit arbeiders bestond, de krachten opbracht, waarop kon worden gesteund, zeker niet toen aan de bestaansvoorwaarden van de bevolking nog zoveel ontbrak. Maar de culturele geschiedenis van deze misdeelde stad is vol tegenstellingen. In het midden van de negentiende eeuw heeft Rotterdam een krachtig ontwik keld muziekleven gekend, waar van impulsen zijn uitgegaan, die zich in het hele land deden ge voelen. Tegelijk zijn unieke kan sen verloren gegaan om de stede lijke kunstverzamelingen te ver rijken. Het Kantwerkstertje van Vermeer, die parel van het Lou vre, had met veel andere schone zaken Rotterdams openbaar bezit kunnen zijn als er tijdig begrip was geweest voor hetgeen de stad toekwam. Later vinden we hetzelfde gril lige beeld. De periode, die een eigen toneelleven ten onder had zien gaan, bouwde een voortreffe lijk nieuw museum en bracht het tot ongekende bloei. Ja, de ont binding van het Rotterdams toneelgezelschap werd op de voet gevolgd door de geleidelijke vor ming van het Rotterdams Phil- harmonisch orkest, dat zich in korte tijd een belangrijke plaats veroverde in het vaderlandse muziekleven. Wat leert ons deze gang van zaken? In ieder geval, dat Rotter dam een stad is met grote moge lijkheden, een stad met perspec tief, een prachtige stad om te wer ken. ook voor de kunstenaar. Op dit moment van de geschie denis is dat meer dan ooit waar. Het is voldoende daarbij op twee hoofdpunten de aandacht te vesti gen. Ten eerste op de noodzakelijke algehele vernieuwing van de bin nenstad na de algehele vernieti ging daarvan. De stedebouwkunde houdt zich bezig met het bepalen van hetgeen in het centrum thuis hoort en wat niet. Het culturele leven vindt daar in ieder geval zijn voornaamste terrein van ont plooiing. Nu is er dus gelegenheid om vast te stellen wat er zal moe ten zijn, en hoe het moet zijn om aan het doel te beantwoorden. Men weet, dat het nieuwe stads plan in dit opzicht niet in gebreke blijft. Vervolgens mag in de komende tijd op meer aanmoediging en doelbewuste leiding van bovenaf worden gerekend, nu de overheid haar traditionele ruimte-vrees op dit gebied kwijt is. Niet dat daar mee een heulmiddel gevonden zal zijn voor alle culturele kwalen, maar de overheid is organiserend en stimulerend in staat bijdragen te leveren, die niet meer kunnen worden gemist. Mét dat al moeten de hier aan gewezen kansen door de stedelijke gemeenschap zelve worden benut. Dit kunnen wij in het verband van een dagblad-artikel niet voor alle sectoren van het culturele leven nagaan. Bepaalde gezichts punten mogen toch met een enkel woord worden ontwikkeld. Het zou niet te verwonderen zijn als de middelen tot uitbrei ding van de stedelijke verzame lingen in de nabije toekomst min der rijkelijk vloeien, voor zover ze uit de openbare kas moeten komen. Het valt in een tijd, dat een groot deel van het bedrijfs leven op volle toeren draait. Men mag dan hopen, dat de particulie re offervaardigheid aan kan vul len wat aan een meer beperkte overheidszorg ontbreekt. Rotterdam staat immers voor belangrijke taken. Het herkrijgen van een Museum van Oudheden b.v. is van veel betekenis voor de stad. Andere steden belichamen zelf nog haar historie; een wan deling door de oude centra is als een aanschouwelijke les in de plaatselijke geschiedenis. In Rot terdam is de oorspronkelijke kern weggevaagd; aan historische bouwwerken werd maar heel wei nig gered en alleen de straatna men zullen nog spreken van een verleden, waar overigens niets meer aan herinnert .Het is te wei nig om het contact levend te hou den en d/aarom zou het Museum van Oudheden in Rotterdam een heel eigen functie hebben te ver vullen. Belangstelling is er ge noeg; men denke aan de weer klank welke zeer onlangs de op richting van het genootschap „Ro- terodamum" vond. Het plaatselijk kunstleven moet weer bijna van de grond af wor den opgebouwd. De schouwburg staat er nu, maar, tekende De- fresne erbij aan, een schouwburg is alleen een gelegenheid om to neel te spelen. Rotterdam is als een der belangrijkste centra ver plicht ook toneel te creëren. In dien Rotterdam slechts gelegen heid biedt toneel te spelen, is Rot terdam niet creatief werkzaam voor ons gehele volk. Daarvoor is een toneelgezelschap nodig en ook dit is samengesteld. Werd aldus aan de laatste voorwaarde vol daan? Neen. want de spelers be volken maar een deel van de schouwburg, die door het v0®*" licht in vrijwel twee gelijke helf ten wordt verdeeld. Het publiek vormt de sluitsteen e° .dit moet nu voortaan de bijzondere zorg hebben. In vakkringen wordt veelvuldig de mening verkondigd, dat in Rot terdam het publiek te klein is om een ontwikkeld toneelleven te dra- ®.e"- Aan het Inwonersaantal van. 040.000 zielen kan dat niet geweteh worden. De conclusie ligt voor de hand: een te klein deel van deze zeer grote bevolking weet de weg naar de schouwburg te vinden. Vandaar zijn de pogingen tot or ganisatie van het publiek, waar omtrent onlangs mededelingen zijn gedaan, zo belangrijk. Het is niettemin een hulpmiddel, waar een theaterlievend volk vermoede lijk geen behoefte aan zou hebben. Men mag intussen hopen, dat langs deze weg een trouw en mee levend publiek kan worden ge vormd. Het ideaal blijft immers, dat het toneel, geleid met begrip voor hetgeen er onder de mensen leeft, steunen kan op vaste drom men van genieters, die het „fiu- welen avondgeschenk", om met Top Naeff te spreken, in hun leven niet missen willen. Voor de muziek liggen de za ken enigszins anders. Niet zozeer de zorg voor de hoorders als wel die voor het uitvoerend ap paraat heeft de periode sinds de bevrijding gekenmerkt. De Op bouwdag valt ongeveer samen met een nieuw begin voor het Rotter dams Philharmonisch Orkest. Ook hiermee is dan de ring nog niet gesloten, omdat een concertzaal ontbreekt. De krachten zullen ge richt. moeten worden op het ste delijk muziekcentrum, dat voor ae burgerij nog niet meer is dan oen veelbelovend kleurvakje op net nieuwe stadsplan. Alles wat hier over de cultu rele vooruitzichten gezegd is, zou ook in andere dergelijke steden te verwezenlijken zijn of het be staat daar reeds. Er is echter een gebied, waar Rotterdam een schó ne mogelijkheid heeft voor zich alleen, en wel op dat van de he dendaagse architectuur. Niet voor niets is op de ten toonstelling „Rotterdam Straks" in het Museum Boymans een zaal ingericht met voorbeelden van goede moderne bouwkunst elders in Europa. Grote belangen staan 'hier immers op het spel. Er moe ten zo veel en zo omvangrijke bouwwerken verrijzen, hun plaats in het stadsbeeld is met zoveel zorg 'bepaald, dat de Nederlandse architectuur voor dit tijdsgewricnt zich in Rotterdam volledig zal kunnen verwezenlijken. Dat het daartoe mag komen is de wens. die alle overige moet overstemmen als het gaat om de toekomst van de stedelijke cultuur. Het beeld van Rotterdam zal er immers voor een reeks van geslachten doör worden beheerst. En de stad mag, om met wethouder Meertens te spreken, niet beneden de maat blijven. JAN NIEUWENHUIS. woning dermate wordt vastgelegd, dat het begrip: individueel wonen volkomen verloren dreigt te gaan. Ook de volledige aanvaarding van het uniforme woonblok behoort bij het systeem. Deze massale woningblokken, ze zijn een gevolg van economische verhoudingen en aanpassing aan een massaproductie met als gevolg de confectiewoning. Dit systeem, verder doorgevoerd, zou er toe moeten leiden, dat de mens van z'n dagelijkse huiselijke beslomme ringen verlost werd o.a. door toevoeging aan de flat van een gemeenschappelijk restaurant (wat verschillende malen geprobeerd is, doch als mislukt kan worden beschouwd), door in stelling van kinderbewaarplaatsen, (zodat ook de moeder in de gelegenheid komt buitenshuis te werken) en meer dergelijke voorzieningen. De woning krijgt hiermede, zoals architect Le Corbusier, de profeet van 't nieuwe bouwen het heeft uitgedrukt, het karakter van een woonmachine. Het is evident, dat deze uitlating in zich sluit, dat er met de geestelijke waarden van het wonen in het geheel geen rekening wordt gehouden. Tot welke consequentie deze beginselen leiden, moge blijken uit het feit. dat genoemde Le Corbusier momenteel plannen maakt van flatcomplexen tot 300 woningen voor verschil lende plaatsen in Frankrijk. Waartoe dit nodig is zal men nog moeilijker begrijpen als men bedenkt dat, als elk gezin in Frankrijk een eigen huisje met tuin zou hebben met een grondoppervlakte van 200 vierkante meter, slechts 0.4 pCt. van de bodemoppervlakte in beslag zou worden genomen voor bewoning en er dus 99.6 pCt. voor andere doeleinden overblijft. Waarlijk kan ruimtegebrek niet als argument voor het maken van deze gezins ophopingen aangevoerd worden. De juiste drijfveer ligt verscholen in het begrip: stad met al de voordelen van de moge lijkheid tot cultureel leven, doch de nadelen van de uit terreinwinst ontstane zjrcht en dikwijls noodzaak tot opeenhoping. Verder is het de bedoeling van dergelijke woonblokken, de door de grotere hoogte vrijgekomen terrei nen als plantsoen in te richten, waardoor een ruimere bezonning mogelijk wordt, ondersteund door de glasoppervlakken, waarmede een nau wer contact, zelfs een naar binnen brengen van de natuur erbuiten bereikt tracht te worden Andere voor- en tegen" -'menten uit te werken zou te ver voeren och uit boven staande moge blijken, dat het geheel als sys teem zuiver gericht is op de materiële zijde van het wonen. De meer op traditie voortbouwende groep probeert het woningvraagstuk van binnen uit te benaderen met als kernpunt het gezin, voor ons katholieken een heilig begrip. In tegenstelling met het „nieuwe bouwen", blijft het ideaal voor de z. g. traditionelen een eigen huisje met erf, waar het familieleven zich in al z'n facetten kan de peripherie. Waar de overheid te be slissen had, in welk karakter de herbouw van het oude centrum zou plaats vinden, werd de voorkeur gegeven aan een meer traditionele architectuur. Een logische be slissing, daar men meende op geen andera wlJze aansluiting te krijgen aan de vorm geving van de gespaarde gebouwen. Daar door dit besluit de uiterlijke verschijning bepaald is. zal het duidelijk zijn, dat ook de indeling der gebouwen, voorzover dit wo ningen betreft, daarmede in overeenstem ming moet zijn. Voor de buitenranden der stad kan een andere wijze van bouwen worden gevolgd, wat we b.v. reeds zien gebeuren in de grote woonflat aan de Pleinweg in Zuid. We krijgen dus, merkwaardig teken van onze verwarde tijd, in eenzelfde periode twee bouw wijzen naast elkaar toegepast, die elk in zich een eigen en aan elkaar tegenstrijdig beginsel huldigen. Hoewel te betreuren, een lichtpunt blijft het. dat het er bij beide om te doen is, ons van de noodzakelijke woonruimte te voor zien, dit zo goed als economisch mogelijk is te doen en tenslotte de architectuur te dienen. Laten we hopen, dat men hierin zo spoedig mogelijk slaagt. Zeven jaren is een grote achterstand, doch stilgezeten is er niet en de Rotterdamse energie is er borg voor, dat het tekort weggewerkt zal worden, eerst langzaam en straks met versneld tempo. J. P. L. HENDRIKS, Arohfteet B.N.A. Flatwoning. Over genomen uit Ar- chitettura moderna in Italia ontplooien, waar de bewoners zich een eigen sfeer kunnen scheppen en zij zich, zo gewenst, van de omgeving kunnen af" zonderen en zich als familie kunnen terug trekken om met elkaar de glanspunten van kerkeljjk- of familieleven te vieren. Dat alle moderne technische hulPmic'd®b'" hierbij niet versmaad behoeven te v- spreekt wel voor aich zelf, terwijl het evenc duidelijk zal zijn. dat het niet in de bedoeling ligt door een zekere afzondering zich aan het sociale leven te onttrekken. De bedoeling is alleen de gelegenheid te scheppen tot een krachtige bevordering van het gezinsleven door het wegnemen van woon- technische belemmeringen. Een compensatie dus van de dikwijls minderwaardige woningen uit het begin onzer jaartelling, waaruit zoveel rampspoedige gevolgen zijn voortgevloeid. Waar het zich laat aanzien, dat het ideaal van het vrije huisje vooralsnog niet te ver wezenlijken is, zeker niet na dé gebeurtenissen der laatste jaren, zal voorlopig moeten wor den voortgegaan met de confectiewoonblokken, waarbij het zal zonder meer duidelijk zijn elk der beide groepen er naar zal streven zoveel mogelijk eigen inzichten in het wonen tot uitvoering te brengen. Voor Rotterdam betekent dit, dat we dus twee „soorten" architectuur kunnen ver wachten, gesplitst naar bebouwing van het verwoeste gebied en de uitbreidingen van

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1947 | | pagina 4