UIT DE GESCHIEDENIS VAN HET KERSTFEEST c w J> LITANIE W d= KERSTAVOND c D IN GEN V tf door BERNARD VERHOEVEN J A A SOUS ORTÜS CARBINE IV verrijking van n Open ba n ngsgen e i m daag nog aiien knielen: door prof. F. VAN DER MEER V, door J. W. HOFWIJK De koningen zijn op reis gegaan met de majesteit hunner kamelen scharlaken mantels in volle maan staroogden verbaasd van juwelen. De jongste der drie was schier een knaap en die droeg in de gloed zijner zinnen een koorts van bloed, en droomd' als in slaap het bedwelmende beeld ener minne. De tweede had als van marmer koud de gebeitelde trek van de groten, die voeren de heerschappij van 't goud en de machten der bondgenoten. De derde droeg in een edel schrijn van ivoor de doorluchte gedachten in broze schedel het souverein mysterie van magische gedachten. Zo reden zij voort door de woestenij in het melkwitte maanlicht met gaven van hartstocht, heerszucht en hovaardij. Want deez? koningen waren de slaven gebannen binnen de kring van 't bloed, van het goud en de banen der sterren. De knaap omkrampte het bitterzoet bedwelmende bundeltje myrrhe. De man had de gouden kroon omvat en betastte met weerzin de spangen. De grijsaard droeg in een wierookvat al zijn korzelig Godsverlangen. Men heeft Jerusalem aangedaan en verliet zijn hoogmoedige poorten; met een sterre tastend zijn zij gegaan naar het Bethlehem van de geboorte. De minnaar, de knaap die de myrrhe draagt, heeft geofferd de cijns zijner zonden, en schouwt in tranen het Kind der Maagd, en hij heeft de verlossing gevonden. De heerser, de man, heft óp de kroon, nog eenmaal als priester der aarde tot een fonkelend spel voor de Mensenzoon, tot een speelgoed van luttele waarde. De derde, grijsaard, wijsgeer en god, met de trots der hovaardige namen, buigt neder voor de hemelse spot: dat een Kindeken dit komt beschamen. Het goud knielt neer, het bitter kwetsuur van het hart geurt naar god'lijke wonden; het weerbarstig hart, dat valt in 't vuur, is dan eind'lijk tot bidden ontbonden. De koningen zijn naar huis gegaan, en zij lieten Jerusalem varen. Dat het Kindeke' op de levensbaan, als de koninge' ons moge bewaren. JPUMs rr rr 7. Geboorte die wij vandaag nog zingen, en waarbij van- IN den Kerstnacht/gaan de christenen de kerkdeuren binnen, liefst met hun hele gezin tegelijk; de een zamen worden opgenomen in den stroom; de priesters komen plechtig binnen onder het dunne in- troitusgezang Dominus dixit ad Me; en bij allen komen zóveel indrukken, herinneringen en gedach ten op door elkaar, onophoudelijk, soms maar even bewust, en vermengd met de aandoenlijke ver strooidheden, en zwakke innerlijke protesten tegen al te veel emotionaliteit, en akten van geloof dat wij het met geen mogelijkheid overzien, maar allen weten: het is Kerstnacht, het hoort zo. Gelovigen zijn niet problematisch over de geheimen, zij geloven en leven er in. Maar is het onwijs, die rijkdom van motieven, eigen aan den Kerstnacht, eens te analyseren? Het spreekt vanzelf dat wij daarvoor terug moeten in de geschiedenis, naar den oorsprong. Die heerlijk heid in ons hoofd en om ons heen op Kerstmis is be gonnen met een verkondiging: met de prediking van de Menswording door de apostelen. Was die gedetail leerd, of zakelijk en dogmatisch? Wij weten het niet. Maar wjj hebben er een rest van in de vier woorden die nog in onze oudste geloofsbelijdenis staan, de woorden geboren uit de maagd Maria. Toen kwamen de evangeliën. Twee ervan hebben een relaas omtrent de geboorte. In Marcus niets; in Mattheus de feiten, kort en krachtig, en in de om- Ik geloofin éen Heer, uit den Vader vóór alle eeuwen geboren, licht van licht, waren God van waren God; geboren, niet gemaakt, medezelfstandig aan den Vader; ook door hém is alles gemaakt. En om ons mensen, en om wille van ons heil is hij uit den hemel gedaald, en nam het vlees aan door den heiligen Geest uit de maagd Maria, en werd mens. Tenslotte maakte ook de poëzie zich meester van dit onvergelijkelijke thema. Het volk in Egypte dichtte kinderlijke en soms al te argeloze en weinig smaak volle motieven rond de geboorte: zij gingen over in de volkskunst, kwamen zelfs terecht op zo auguste plaats als de triomfboogmozaieken van Santa Maria Mag- giore in 430: maar de Kerk duldde geen apocriefen b(j dit geheim, en zo bleven zij op den achtergrond. Enkele andere motieven kwamen langs dergelijken weg de kunstenaarswereld binnen en bleven daar: de os en de ezel (met beroep op een tekst bij Isaias), de vroed vrouwen. lijsting van nadrukkelijk aangehaalde en nu vervulde prophetieën: zoals een middeleeuwse schildering tus sen wijzende figuren met teksten op banderollen. Dan Lucas: een lang en rustig verhaal, vloeiend verteld, geschreven in edel grieks maar enkele lofzangen be vattende die kennelijk in het joodse milieu zijn ont staan, en over alles heen een sfeer die wij het best be grijpen als wij er aan denken dat hij de moeder des Heren heeft geraadpleegd, van wie hij immers tot drie maal toe zegt dat zij „al deze dingen in haar hart be waarde", zoals hij van zichzelf getuigt dat hij „alles vanaf het begin nauwkeurig had nagegaan": en nie mand heeft over het begin, de kindsheid, zoveel te verhalen als hij. Zo kwamen de details van de geboor te in de verbeelding der christenheid: het tedere en bovenmenselijke familiegebeuren: de geheimen van de maagdelijke moeder en de voedstervader; de stal en de kribbe en de herders; de wijzen uit het Oosten en de vervolging van Herodes; het hemelse gezang boven het veld van Bethlehem die idylle van goddelijk arrangement. Intussen gingen de brieven van Paulus van ge meente tot gemeente, het rijksgebied rond de oude wereldzee door. Daar stonden de eerste grootse be spiegelingen omtrent de menswording, en den ingang Gods in het onze; de passages in Efezen en Colossen- zen; in vele andere plaatsen terloopse toespelingen, krachtig en verhelderend als bliksemlicht. Dan volgde de wonderbare aanhef van den brief aan de Hebreëen, die immense allegorie van het oudtestamentische bestel in betrokkenheid op Christus, en tegelijk be spiegelende meditatie over de reeds voltrokken Ver lossing; op de eerste bladzijde wordt de menswording gezet in het perspectief van de totale openbaring, en het is die bladzijde welke de Kerk nog laat lezen in de dagmis van Kerstmis. Dan zag Johannes, onder Domitianus, in zijn bal lingschap op Patmos het troostvisioen van de Vrouwe die het Kind ter wereld brengt: de Vrouwe is een kosmische gestalte bekleed met zon, maan en sterren, en zjj betekent de gemeente Gods van alle tijden, en, zoals alle Vaders erkennen, bij uitstek de binnenste kamer der Kerk: de moeder des Heren; haar Kind, dat belaagd wordt door den Draak, en weggerukt naar den hemelsen Troon, is het Christuskind: en zo was het in een der farouche gezichten van den Donderzoon dat de eerste groep van Madonna en Kind verscheen. En ten allerleste, toen de andere apostelen reeds hun marteldood gestorven waren, en de Kerk al in de vaart was door de wereld, schreef de laatste apostel, terug van Patmos, en levend te Ephese, stokoud, zijn geboorteverhaal, de eerste bladzijde van het vierde evangelie, en de kostbaarste bladzijde wellicht van de ganse heilige Schrift. Niet een verhaal als 'de oude van Mattheus en Lucas, geen kroniek, maar een statige theologische overweging, en verkondiging. Hier ver dwijnt de idylle voor het mysterie. De geboorte op aarde in het vlees is een mysterieus en, onder een antieke pen, bijna onverdraaglijk tegen-mysterie van de goddelijke geboorte van Woord uit God, van Zoon uit Vader: het Woord wordt Vlees. Alle antieke religie en gnostische fantasie verzinkt in drastiek bij deze éne zin: dat „het Woord Vlees werd". De oude mensheid bekwam er niet van: en vandaag nog horen wjj onze kerken een oudbyzantijns respons zingen dat in de zevende eeuw in de liturgie van Rome is over gegaan, en dat treffende de verbazing van de laatste hellenen uitdrukt over de afdaling van Gods Woord tot de schamelheid des vleeses: O wonderbare minnehandel! De schepper van het menselijk geslacht een bezield lichaam aannemend gewaardigt zich geboren te worden uit een maagd en te voorschijn tredende, als een mens, zonder zaad, schonk hjj ons zijn goddelijkheid. Al deze motieven, onder ingeving van den Geest geboekstaafd in de Schrift, gingen over in de verkon diging. Zij werden gepredikt, gelezen, gezongen, om- dicht, herhaald; door wijzen en dwazen, in routine en met genie, maar altijd in gehoorzaam geloof. Soms raakte een punt omstreden, voornamelijk in de grieks- gebleven milieux van het Oosten des Rijks, waar de geesten niet stil zaten, en de ingeboren intellectuele „honesty" en critische, logische zin van het hellenen- dom door de mysteries eerder geprikkeld werden dan uitgeschakeld. Dan zaten de bisschoppen in concilie en stelden ook hieromtrent de leerpunten vast. En zo encatond in de vierde eeuw de passage omtrent de rAT de viering van de Geboorte betreft, deze heeft lang op zich laten wachten. De Oude Kerk vierde het onverdeelde Christus-geheim (de ganse verlossing, gecentreerd in de Verrijzenis uit den Dood) op Zondag, en dan, jaarlijks, op Pasen. De evangeliën zeggen niet, in welk jaargetijde of op welken dag de Geboorte plaats vond: en de overleve ringen daaromtrent waren zeer "verschillend: men wist het eenvoudig niet; de oude christenen vierden trou wens geen geboortedagen: een „natale" was een sterf dag, een „geboortedag voor het paradijs". Men beeldde ook geen Geboorte af. Tot omstreeks 330 eensklaps in de stad Rome, blij kens de oudste kalender, een „geboortedag van den Verlosser" verschijnt, en wel op 25 December. Het schijnt wel vast te staan, dat die datum om zinnebeel dige redenen gekozen is: het was in de stad Rome sinds enige decenniën de dag waarop de „geboorte van de onverwonnen Zon" werd gevierd: hij viel immers ook vrijwel samen met de winterzonnewende, en symboliseerde treffend de onverwinnelijkheid van het onsterfelijke altijd terugkerende licht, en diens triomf over de duisternis; blijkbaar heeft de gemeente leiding van Rome dit profane (wellicht met den Mithrascultus verband houdende) feest resoluut ver vangen door de viering van de geboorte van de Zon der gerechtigheid, de Zon des heils, Jesus Christus. Die gedachtengang was een bij uitstek bijbelse en traditionele. Reeds meer dan tweehonderd jaar lang had de gemeente van Rome Christus horen verkondi gen als het Licht der Wereld; zelf had de Heer zich zo genoemd; Hij was het licht, dat ieder verlicht die in deze wereld komt. En zo ontrukten zij den sugges tieven datum aan heidense associaties en gaven hem, naar een evenwijdige symboliek, aan den Heer. Tegelijkertijd ontving de christelijke sensibiliteit een anderen prikkel: namelijk de grot van Bethlehem. Toen de vervolgingen voorbij waren, verrezen op de heilige plaatsen onmiddellijk heiligdommen: zjj waren nooit vergeten, maar nu konden zij openlijk worden bezocht en vereerd. Te Bethlehem liet keizerin-moeder Helena een achthoekige „memoria" bouwen boven de grot, waar de Zon des Heils was opgegaan in het staldon- ker; een kleine basiliek (door de opgravingen van 193436 herontdekt in haar fundamenten) sloot er bij aan, en deze is eerst onder Justinianus in de 6e eeuw door de huidige grote kerk vervangen. Sinds behoorde de grot tenminste in het Oosten bij de Geboorte. Toen het concilie van Efeze in 430 plechtig had afgekondigd dat er in den Heer slechts één goddelijke Persoon bestond, en dat zijn moeder derhalve waarlijk „God barend" kon heten, bouwde paus Sixtus III „voor het volk Gods" te Rome een prachtige basiliek, waar hij, boven het altaar, de reeds genoemde mozaieken de Kindsheid voorstellende liet aanbrengen; de eigenlijke geboorte was er niet afgebeeld; doch rechts van het altaar was een klein heiligdom aangebracht half onder den vloer: een getrouwe verkleinde afbeelding van de grot van Bethlehem; en een reliek van de kribbe werd daar vereerd: en daarom lezen wjj van daag nog in ons missaal dat de statie ter nachtmis gehouden wordt in de kerk Santa Maria Maggiore. En sinds die dagen heeft het feest van 25 December de weVeld veroverd. Een onmetelijke schat aan poëzie heeft dien dag opgetooid, voornamelijk door de teksten der liturgie. En de beide motieven van „licht" en „zichtbaar-worden" zijn de overheersende gebleven: geörchestreerd, overigens, met alle registers van de Van zonsopgangs hemelas Tot aan 's werelds westeind Laat ons zingen Christus Heerser Geboren uit Maria de Maagd. De gelukzalige Schepper des Als Trok een slavenlichaam aan Om, het vlees bevrijdende door het vlees, Niet te laten vergaan wat Hij had gemaakt. Het gesloten ingewand der moeder Treedt binnen de hemelse genadekracht: De meisjesschoot torst geheimen die zij niet kende. Het huis van een eerbaar lichaam Wordt plotseling een tempel Gods De ongerepte die geen man bekent brengt op haar woord een zoon ter wereld. Verkregen heeft zij, barende, Hem, dien Gabriel had voorzegd Die in zijn moeders' schoot gesloten Johannes aanwezig had gevoeld. Op hooi te liggen houdt hij uit. Hij voelt geen afschuw voor de kribbt En met een teug melk wordt gevoed door wien geen vogel hongerig blijft. Vreugde is met het hemels koor, de engelen bezingen God: zo- wordt aan herders openbaar de Herder die alle dingen schiep. Amen. Schrift. Doch ook de idylle veroverde, eindelijk de sensibiliteit Ieder weet, wat de middeleeuwen daar van gemaakt hebben: met drama en spel, met muziek en innerlijke verzonkenheid: wij hoeven maar enkel te denken aan Franciscus in Greccio. En daarom is het juist, deze schets van den ouden tijd te sluiten met de oudste kersthymme, waar ineens en voorgoed de ver tedering achter het dogma begint te spelen, ik bedoel het lied uit ongeveer 450, van Sedulius, dat hierboven is afgedrukt. 1 ANNEER gij deze avond de schemer zult zien vallen achter het raam van uw huis, laat uw handen dan nog een ogenblik af van het licht. Nooit immers is een schemei wonderlijker en dieper van geheim dan de schemer op deze avond, die de Heilige vooravond van Kerstmis is. Ontsteekt het licht nog niet in uw huiskamer. Zit neer en luistert naar de stilte, die voller is van verwachting dan ooit. Gij zult dan wellicht de ogen zien, de ogen en de mond en het gebaar der handen van velen, die op deze Kerstavond ver weg zijn, en misschien, wanneer gij zeer aandachtig toeluistert, zult ge zelfs hun stem men horen, tot u komend van zeer ver door de ge wijde avondval, die zich besloten rondom uw woning aienttrekt Ik weet niet of het bij u sr eeuwen zal en of gij u zult kunnen verheugen op een witte Kerstmis, waar van men in de verhalen leest. Mocht de sneeuw deze avond neersuizelen rondom de stilte uwer woning, wees dan ingetogen om de deemoed van deze sneeuw vlokken en weest zeer dankbaar om de reinheid, die zij brengen over de wereld. Vouwt uw handen op dat uur en bidt voor al de- genen, zeer ver van u verwijderd, die in ditzelfde uur weerlozer zullen zijn dan ooit tegen hun herinneringen en menen dit niet langer te kunnen dragen. Wanneer zij de weg, die zij op dit uur zullen gaan, in de sneeuw zouden afleggen, zouden hun voetstap pen tot zwarte moedeloze vlekken worden.... Vouwt uw handen en bidt dat zij alsnog terugkeren. De Kerstnacht is zeer wonderlijk en zelfs deze zwakken, die men steeds het eerst gedenkt in een ge bed, zullen u eens zeer dankbaar zijn om dit uur van de goede schemer. Misschien zult gij de regen horen, jagend over de beschutting van uw dak. Hij zal wenen tegen uw ramen, deze regen. Keer in tot dieper stilte en vouwt uw handen en bidt voor al degenen die zeer ver van u verwijderd zijn en daar misschien zullen staren op een rond. rankel tafelblad en in de natte kringen van een glas op dit tafelblad vergeefs zullen zoeken, de tekenen die de regen neerschreef in de plassen voor het huis hunner jeugd, toen op de vooravond van Kerstmis zelfs de regen wonderlijker was dan op de andere dagen van het jaar.... Misschien zult gij staren naar het glanzend wonder der ijsbloemen op uw ramen. Zij bloeien men kan dit zelfs hier niet vergeten zo belangeloos en om uw huis zal dan de vriesavond suizen, hoog en heilig omdat het de vooravond van het Kerstfeest is. Vouwt uw handen dan op dat uur en bidt om een zelfde stilte rondom allen, die zeer ver van u ver wijderd zijn. Dat zij dit uur niet vergeten mogen in de harde ge luiden der dagelijkse verwarring, dat zij de wonder bloemen van hun jeugd niet vergeten mogen en de stilte der verwachting, die toen glansde in hun kinder ogen. Ontsteekt het licht nog niet. Vouwt uw handen en bidt in deze gewijde avond val. Bidt voor allen, die ver zijn en zich in hun een zaamheid verweren tegen het Kerstfeest. Gedenkt eerst hen, het zijn de zwakken die men het eerst ge denkt. Weest dan gelukkig met de velen. Terwijl de avond traag valt over uw land en inniger zijn geheimen fluistert, zullen zij bij u zijn. Hun gedachten en gebeden zullen gemakkelijk de weg naar het huis hunner jeugd vinden. Weet dat op dit uur, het uur van de schemer, de tropennacht zich reeds heeft dichtgesloten over de ArchipeL Terwijl gij de avond ziet neersneeuwen en in een stilte vol verwachtingen zit, zullen de klokken van Batavia reeds de geboorte van Christus verkondigen, de bronzen stemmen der Kathedrale kerk samen met de klokken der andere kerken, en zo groot kan het wonder van de Kerstnacht zijn dat gij in uw ingeto gen zwijgen zelfs haar stemmen zult kunnen horen en bij ons zult kunnen zijn wanneer wij naar de Nacht mis gaan. Ga in gedachten met ons mee. Gij zijt ons zeer nabij en niets scheide ons dan een afstand die geen afstand is, wanneer men zich verheugen mag om eenzelfde boodschap: „Puer natus est nobis. Wilt ook de uwen gedenken in de kleine kampongs. Wilt hen zeer speciaal gedenken daar de uiterlijke dingen, die hen zullen omringen, wel zeer verschillend zijn van de glans waarmee dit hoge feest in hun jeugd werd gevierd. Het altaar in een dessahut, het altaar buiten op het veld onder de fluweel zwarte nachtwaaiers van roer loze palmbomenen ontroerend primitief de Kerst stal en de luister, waarmee zij hun kerkje versierden: Zij zochten naar zilveren kandelabers en moesten de twee kleine kaarsen misschien in een leeg conserven blik je plaatsen. Zij zochten naar de sier van kleurige kleden en moesten sich tevreden stellen met een groenbruine legerdeken, waarover zij een witte doek spreidden. Zeker zal de glimlach van het Kind in de Kribbe er even zoet stralen als temidden van de luister der kathedralen. Wilt allen gedenken, die op post zullen staan in deze nacht. Er is geen oorlog, zegt men, maar hun getal zal groot zijn. Zelfs in deze nacht, in de nacht waarop de Vredesvorst kwam, met Zijn boodschap voor de mensen van goeden wille, zullen velen een wapen naast zich hebben dat doden kan. Bidt dat Maria bij hen zal komen om hun het Kind te tonen en Sint Jozef, die zo zachtmoedig was en de eenvoudigen be greep. Kerstmis in de kampong.... Hoe goed zou het zijn, wanneer op de mensen van dit land allen kwamen: de schamele tani, dragend op zijn bruin gerimpelde, magere handen zijn schamel offer, dat zo rijk is voor God, Die in schamelheid geboren wordt, de eenvoudige vrouwen, dragend in de sierlijk gevlochten draagmanden op het hoofd de kleine gaven, die alleen eenvoudige vrouwen kunnen schenken en de kinderen, toekijkend met grote glan zend donkere ogen En dicht achter hen aandrommend, vreesachtig maar met de harten vol verwachting, de misleiden en opgehitsten, de ontspoorden en allen die vroeger een onrecht leden. Mocht de kris in de schede blijven, mochten hun haat en verbittering verdwijnen, mochten blank en bruin zich tezamen over de kribbe buigen en de zware last hunner teleurstelling samen neerleggen aan de voeten van dit Kind De schemer rondom uw huis moet nu rijp zijn: in het klimmen van de sterren zal de nacht vallen Ontsteekt het licht in uw huiskamer. Staat op en ont steekt het licht en versiert uw huis. Weest zeer geluk kig, want zij die ver van u verwijderd zijn, zijn rond om u vergaderd en zullen dit Feest van Kerstmis samen met u vieren. Weest daarom zeer gelukkig en versiert uw huis, zoals gij het versierde in de dagen hunner jeugd, toen zij nog kinderen waren. Wij zijn u zeer nabij en niets scheidt ons van het goede versierde huis onzer jeugd dan de afstand die geen afstand is wanneer men zich verheugen mag om eenzelfde boodschap: „Puer natus est nobis„Een Kind is ons geboren...." Deze Kerstavond zal de avond zijn van onze terug keer .UI

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1947 | | pagina 3