WAAR MEN DE SCHOONSTE KERSTMIS VIERT Ja En aal tij is 't weer even schoon HU OVERPEINZÏNG in de Kerstenmannekensstraat wiMMé HEEFT KERSTMIS de mens van 1947 IETS TE ZEGGEN? WOENSDAG 24 DECEMBER Ï947 door GERLACH v. STRAEBEECK 'n Braobaants yertelselke roncl de Kersemis MERTEN VAN GASTEL HERMAN DrvENDAL Op die gouden herfstmorgen in Brussel heb ik aan Kerstmis moeten denken, hoewel er op de markt nog lang geen kerstbomen werden verkocht, maar volop witte, gele en roestbruine chrysanthen met bloedrood eikenblad uit de richting van Brugge. Kwam het door die koorkap van eeuwen her met een kostelijk Kersttafereel, die er voor een onaannemelijk bod te koop hing bij een antiquair na een zwerftocht van drie, vier eeuwen? Het was in een der straatjes rond de Grote Markt. En ik las op een straathoek, een steeghoek zeg maar, de wonderlijke naamRue de l'homme chrétien, in rond Vlaams daaronder ver taald als Kerstenmannekens-straat. O neen, met het Kerst-mannetje heeft dit maar weinig uit te staan, want dit hebben de Duitsers er ingevoerd toen zij dit land dertig jaar geleden voor het eerst bezet hielden. Het Kerstenmanneken is ouder. Geloof me nog geen kwartier tevoren had ik verstrooid in de Sint Goedele gezeten. En hier stond ik op de hoek van een steeg te mediteren over het Kerstenmanneken, dat elk gelovig mens sinds Kerstmis is. $3 \V - J'/ - it0r S^k KERSTMIS in Provence, Kerstmis in Cornwall, Kerstmis ergens in Italië of Spanje, wij lezen er zo gaarne over in deze koude, donkere feest* dagen, rustig en gezellig gezeten rondom de haard. Maar tochméér belangstelling hebben wij voor een titel: Kerstmis in Vlaanderen, of Kerstmis in LimburgDat is bij ons, dat spreekt ons aan, dat is nog heel wat anders. Waar in ons land kan treffen der en inniger Kerstmis in Kerstnacht gevierd wor den dan in Limburg Neenspreek mij niet tegen, want ik weet, dat iedereen „zijn" Kerstmis het mooiste vindt. Zeker! ook te midden van sloten en polders, ook in de vlakke heide- en weidevelden, ook in dorpen en steden aan meer en zee gelegen, kan Kerstmis ge vierd worden, treffend en mopi. Maar waar wordt dit Hoogfeest, binnen onze lands grenzen, zo algemeen, zo echt en diep beleefd, als in dit oude katholieke land? Het gehele Zuid-Limburgse land vooral, met zijn glooiende heuvels en diepe dalen, met zijn donkere grotten en verweerde ruïnen met zijp eenvoudige mensen met hun bescheiden wensen, met zjjn oude sagen en legenden, kon wel een uitloper zjjn van het heuvelachtige, oude land van Bethlehem. Eenvoudige dorpen en gehuchten om de ruïnen van oude kastelen gebouwd, ver van het drukke lawaai der glanzende asphaltwegen, zouden stuk voor stuk de woonplaats kunnen zijn der H. Familie. Hier zouden zij zich thuis gevoeld hebben en aan werk zou het Sint Joseph niet ontbroken hebben, want zij hebben allen een klein of groot bedrijf. De witte melkgrotten van Bethlehem vindt men hier met dozijnen terug in de room-gele mergelgrotten, veilig en warm vpor de omwoners, maar gevaarlijk en akelig voor iedere vreemdeling, die hier durft binnendringen. Vertrouwelijk staan hier de heiligen- huisjes langs de wegen, des zomers in het groen, des winters in het wit en daarin woont een Maria of een H. Familie, een Sint An of Sint Servaas en al die heilige stille bewoners voelen zich met hun vereerders familie van elkaar. Zou zich In zo'n verborgen en gastvrij land het Kerstekind niet veilig voelen, zich niet thuis voelen? Met Kerstmis zullen hier weer zipgen vgle klokken, mosgroen van ouderdom, of goudgeel van nieuwig heid hoog in de lucht zullen ze hun liederen uitjubelen in „Gloria" en „Te Deum" motieven, zoals de Engelen zongen weleer boven de stal. Maar ook in de oorlog, toen deze klokken moesten zwijgen, of ruw gebroken werden, hebben, volgens het volksgeloof, toch vele klokken hun geheimzinnig lied gezongen, diep onder de grond. Dat waren de ver zonken en half- of niet-gewijde klokken, die hier in Limburg met tientallen, neergesmakt zijn door de duivel in de inktzwarte poelen en vennen. Alleen in de Kerstnacht zijn ze te horen te Echt iu et Hazelaersbraek en in de Cargatskoel; te Hoens- broek „in de Horsten"; te Venray en te Beegden „in de Brulkuil"; te Horst en te Swolgen in de „Klokken- kuil"; te Thorn in het Vijverenbroek; te Haelen in het Gemeentebroek en ook te Heythuizen bij „de Bede laar". Van twaalf tot één middernacht luidden eertijds de zware klokken der uitgestrekte Peel- en Bos- dorpen, opdat de kerkgangers tijdens hun kerkgang over de gevaarlijke wegen, zich konden oriënteren naar het klpkkengelui. Te Echt noemde men dat „de grote Poos" en men wachtte geduldig voor de gesloten kerkdeur, totdat de laatste groep uit het verre Putbroek en Diergaarde was aangekomen. De halfer van de Diergaarde bpacht een lange, geschilde dennenstaak mee, met behouden top, en beukte daarmee driemaal op de zware, eiken kerkdeur. Dan springen open de rode ogen van kerken en huizen en staren verwonderd uit naar het mysterie van de Kerstnacht. „Christus natus est nobis, verufe adoremus En het vrome volk slaat een kruis en bidt en zelfs zegt men vgjt het redeloze vee in de warme stallen bij de geboorte van hun Scheppei op de knieën ter aanbidding. t DE Kerstmis gaat beginnen! De lichten zijn ont stoken, de klokken schommelen in rust, de orgel zingt reeds Kerstmelodieën en dan verschijnen in lange rij de misdienaars op het priesterkoor. Brandende kaarsen, walmende wierookvaten, zin gende zangers en dan de drie heren priesters in goud- brokate miskleren. De officiant zet het „Te Deum'' in, dat jubelend uitgezongen wordt met begeleiding van klokken en orgel, het danklied voor de Verlossing ons gebracht. Dit „Te Deum", is te beschouwen als het laatste sluit stuk van het, lange Kerst-officie. De plechtige Kerst mis, gevolgd door twee leesmissen, waaronder alle kerkgangers communiceren, vormt daarna het hoogte punt van deze feestdagen. Na de lange, heilige Diensten, gaat men na een groet aan het Kerststalletje, dat in geen kerk ont breekt, naar huis. In de haard ligt de keiharde Kerst blok te gloeien en de tafel is gedekt. Om de lamp hangen de marentakken, de Zuid- Limburgse „haamspiën'', zo genoemd, omdat de blaren een vorm van een „haam" hebben. Zij zijn gesneden met moeite uit de hoge populieren of appelbomen, niet met een gouden sikkel, zoals de druïden dat deden ip de Germanentijd, maar toch met voorzichtigheid en schroqm. Met Kerstmis hangen de Zuid-Limburgse bomen ol van deze kogelronde trossen met parelbleke bes sen, als ajoure ballons by een feestversiering. Het is de mysterieuse plant, die uit de hemel gedaald is en geen contact heeft met de grond. Zó kan zy dienen als Christen-symbool, daar Christus, de Heer, op wonder lijke wijze daalde uit de hemel en vrucht zette op de Kruisboom. Ook zonder de hermelijnen mantel van sneeuw, ook zonder uiterlijke pracht en schittering van diamanten en kristallen, is het Geulland vol aantrekkelijkheid. Kwamen Antwerpse toneelspelers, die in de zomer het openluchttheater bespeelden en tegelijk de natuur be kweelden niet met Kerstmis terug, om in het lande lijke kerkje van oud-Valkenburg de Nachtmis bij te wonen? „Het Kindeke Jesus van Limburg" kon even zeer een titel zijn van een verhaal. Het zou rondtrekkend door dalen en holle wegen ook hier vinden op Kerstmis een brandend vuur in de haard, speciaal aangehouden voor Zijn bezoek. Het zou hier vinden, klaar gezet aan de deur, eqn over vloed van voeder voor het ezeltje en het veevoeder voor het Kerstmaal der staldieren. Zo wordt mens en dier betrokken in het Lim burgse Kerstfeest en waar de mens in vroegere eeuwen ook het dier liet vasten als hij zijn grote vas ten hield, zo laat hij ook op de Hoogdagen gaarne het huisdier, ook een schepsel Gods, meevieren door ruimer en beter voer! Zo wordt Kerstmis het feest van allen, van mens en dier, ja van dolende beesten en geesten. Iedere nacht zweeft, volgens het volksgeloof alweer, de witte joffer Songerskop over de ruïne van het Valkenburgs kasteeltussen twaalf en één. Zij kent geen rust en licht zich zelf by met haar eigen verloren hoofd, dat zij als een brandende lantaarn aan de haren In de hand draagt. Maar in óe Kerstnacht bezoekt zij rustig en vroom, als een devoot begijntje, de open slotkapel der ruïne en wacht eenzaam op de komst van het Kindje Jesus. Daar op de ronde schacht van een gevallen pijler, onder de bescherming van de Engel Michaël, viert ook zij, joffer Songerskop, haar Kerstfeest. Daarginds op de top van de Schaelsberg, ligt de eenzame kluis tussen de kale boomstammen. Ook daar in die barre eenzaamheid kon het Kerstekind geboren zijn, want met Kerstmis is deze omgeving zo doods ex» verlaten, als het er des zomers levend en druk is. Vierde vóór de oorlog niet een moderne kluizenaar zijn indrukwekkende Kerstmis in het verlaten kapel letje op Slavante by Maastricht Het kruis op de Wilhelminatoren te Valkenburg, dat iedere avond tot middernacht brandt blijft in de Kerst nacht branden tot de morgen. „Kruis en Kribbe" ontmoeten elkaar in het teken der grote Liefde. Arm Kribbe, droevig Kruishout, ik hoor uw stem: „Zo bemint een God de wereld, zo bemint de wereld Hem". Nog fonkelen in de Kerstnacht dezelfde sterren van Bethlehem, overaL Nog zmgt men in al onze kerken hetzelfde lied: „Gloria in excelsis Deo", nog koepelt dezelfde blauwe hemel over ons land en huis en nog leeft dezelfde Liefde van het Kerstekind in de Kribbe, en biedt ons, die Hem verstieten, het eerst Zijn Vrede aan. En dat is de schoonheid van Kerstmis voor allen, „die van goeden wille zijn", het Kerstekind te volgen, waar Hij voorbij gaat, hetzij door Limburgse dalen, of door Zeeuwse wateren, door Hollandse polders of door Drentse venen, langs Maas of Rijn, langs zee of strand. Daar viert men Kerstmis het mooistwaar de vrede des harten woont door Nu gaan de deuren voor huizen en hutten open en het volk trekt over de donkere straten en wegen ter Nachtmis. Met een stallantaarn in de ene en met de rozenkrans in de andere hand komen ze van verre uit alle richtingen naar hun Bethlehem, hun kerk waar Om Heei hen wacht, in het stalletje van he tabernakel Herders uit de witte butsen, vissers vai de koude Maas, kompels uit de donkere mynen boeren uit hun zwoele stallen zij vinden zich allen terug in de warme, verlichte kerk. O! vrome herders van BethlehemOuna, sancta, catholica el apostolica Ecclesia! Merjjntje d'n Foetel waar ver- nienkt kwaod. 'Nen aarmen mèèns maag nooit vanzeleven 'ns geluk 'ebhen! Hij 'ad 'n schoon kernijn gefokt, waor ie goed geld veur docht te jnaeke. Laot 't beest nou sjuust veur de Kersemis z'n eigen opbange tusse de spiile van de kooi! Kee d'n Dekker gaaf er nog 'nen guide veur! En hti 'ad °P mienstens drie gerekend! Ver ju, vloekte Merijntje, toen ie d'n gul den in z'ne zak stook, en hij Schopte 'ns kwaojig naor de kat van Keeje. Mar flap! daor vloog z'ne klomp van z'ne poot, pecht tege de put! jtnots! een grote scheur d'r in! Mee 'nen kwaoje kop en 'ne sliknatte voet batste-n-ie 't dorp deur. Nee, 't leven jg nie veul gedaon veur 'nen lossen boe- renarrebeier mee elf brakke van jong! Tot overmaat van raamp waar d'r nieveraans de goeie pruimtabak te krijge (dieje van dartien cente 't pakske, mee zo'n schipke d'r op van veure). Van arremoei 'ad ie nou kwaoje motte neme van vier-en-twientig cente! Mar mee de Kersemis mot 'ne mèèns toch wèt 'ebbe... In 't kerkestraotje stook ie alvast 'n pruimke aachter z'n kaoke. Ter wijl ie 't zakske dichtfrutselde, zag ie de pastoor d'achterdeur uit- komme, rpge d'n enge! van 't krib- beke onder z'nen aarm. En .Taans er aachteraon mee d'n ezel. Da's 't leste bedrijf! lachte de pastoor. Gaoge't noga! Me rijntje?... Kqlossaol! sphaamperde Me rijntje. 'agomers werke da ge scheel kekt en 's wienters is 't eender gesteld, mar nou van d'n aarmoej!... Gullie zijt er beter aachter! Ik zal óok zo'ne knik- engel motten aonschaffe mee 'n offerblokske't Is gadvergimme wa schoons, om mee zo'n dieng de kiendere te verloklte bij moeders ;un cente te zanike!.., De pastoor achte 'ns, mar Jagns waar seffens O d'r wiek geschote. Ge most iew eige sehaomen om de «astoor. zo t' affronteere kwekte ze mee ne rooie kop. Haha, lachte de pastoor. Thuis alles goed, Merijntje?... Kee gezond?.,. Gezond, mar aarm! da witte! riep Merijntje te rug- En kommende maond weer 'ne blèter d'r bij om d'armoei t'helpe vergrqte! En al waar 't mar orn Jaans te judasse riep ie mee 'ne blik op d'n engel bij: Zo'n dieng js voordeliger!... Jaans beet lijk 'ne spqek. Ge zijd 'ne volslaoge comme- niest, gij! lelijke rooie!... En gij sjuust 'n engelke! gaaf Merijn tje terug Want gij knikt óok jap en apmen, en ge slikt óok alles in! houdoe! En daoymee liep Me ryntje wijer. Thuis waar t 'n geraos en 'n geblèèt om zot te worra, ge lijk alle daogen, en bizonder op de Zaoterdaogen, as al de jong ge- wasse mosse worre. D'n éne schreeuwde om 'n hemd, d'n agn- dere vocht om 'n kous, en Kee kwekte d'r tussendeur da g'er van op de loop zou<jt gaon! Rats, daor gieng 'nen handdoek deur midde! En flap daor kletste Merijntje de vechters mee z'n vlake haand tege d'r blote bille! Sti} sakkerjfx! raosde-n-ie, mar 't hielp nie veur laank. En- nigte sneeje brood hielp beter. En nap d'n bottergm, toen Merijntje :;:n eige geschoren 'ad en ie z'ne troep daor fries gekamd zaag zitte, geraokte-n-ie in 'n betere bui. Margen is 't kersemis, mannekes, begon ie... Gaode vertelle, vaoder? vroge ze. Goed, evekes dan. Luistert!... Hij vertel de van Sient Jozef en O. L. Vrouw, die op weg ware naar Betteljem. Modvergimfne, mannen, wa waar 't toen koud! 't Waoter in de putte stong stijf bevroze! En sneeuwen, snééuwe! 'ne meter en nog dikker! En Q. L. Heerke mos komme. O L. Vrouw 'Viest 't. Mar nou 't argstenieveraans konne ze 'n plekske krijgen om wa te bekom- me. Vof, zeeje de mèènsen, overal waor z'aonklopten. Weggejaogd. ■'.onder compassie Ha, de mèèns: laor hadde geen hart... Beh, man- lekes, dè, zou bij uons nie gebeurd •ijn! om de vergimme nie! wa egde gullie?? Hij kijkt de leien leren aon en hij leesl 't iB d') ;rote blienkende ogen: hadde ze in dieje tjjd mar daor in Betteljem gewoond! Sient Jozef had gewete waor ie terechte kon! Nou!.., Merijntje vertelde vort. Mar hy geraokte nie t'einde, want Kee gaaf 'm ineens 'ne wèènk. 't Is nie goed, fluisterde 'ze, toen ie ne ven heur stong. Hij keek heur mee grote ogen aon. Nie goed En 't zou pas kommende maond Rap, Meritjn de jong motte de deur uit! ge mot om de juuf- frouw!... Rap! Daor kan Merijntje nog nie over uit. Mar as Kee 't zeet, dan... Allee, commandeert ie, allemaol oewen das om en ngor taante Mieje! Waoröm, daor hedde nie mee te maoke! Ge doet sakkerdouwe, wa'k oe zèèg! Hij wier 'n bieteke kwaod van de schrik. Hij joog ze vort en liep op z'ne kapotte klomp om de juuf- frouw. Die waar d'r rap genogt. Mar amy! wa gieng 't er spanne! Nooit zp gezien! Merijntje zaat er bij te bibbere lijk 'n kiend! Hij Stook 'n kèèrs aon veur O. L. Vrouw, PeP al d'heiligen aon en beloofde van alles aon 't Kiendeke Jesus as alles goed afliep... Dèr! 't liép goed af. Buiten verwaach- tieng, zee 't juuffrouwke, prefi- ciat!..- ge nóu gene zaolige Kersemis hebt, dan weet ik 't nie!... Merijntje waar as in den hemel. Caspar zal ie heten, zee ie, en d'aandere driekoningen d'r bij, mar die naomen weet ik niet uit m'ne kop!... Van de naachtmis kwam niks. Mar 's naomiddags gieng ie mee de jong naor 't dorp. Veur moeders 'n krentenbrood, zee ie tege d'n bakker, en veur de jong 'n zak meppe! En geef me veur 'ne guide losse eente!... Gaode kaortspeule vroog d'n bak ker. 't Kan genogt, zee Merijn tje, en daor gièng ie mee z'n stouw. Recht naor de kerk. De jong stonge rap genog bij 't stal- leke. Bidt, mannekes, bidt! zee ie, want w' hebbe d'r 'ne Gaspar bij! Bedankt O. L. Heerke mai duzend keren! En hier, pak aon! hij gaaf z'ieder 'n haandsvol eente. Daor, zee ie, laot 'm nou mar knikke, net zo iaank dat ie 't er van in z'ne kop krijgt... De jong hadde leut. Ze vochten om bij d'n engel te komen! Mar denkt er om: :eg 't tege geen mèèns! tegen jons móéder nog geenèèns! En neemt dè van mijn aon, manne kes: 't leven is aaltjj schóón, bizon- der as 't kersemis ia! HET is natuurlijk ontzettend gemakkelijk volmon dig „neen" te antwoorden op de vraag, of Kerst mis de mensheid va/i 1947 nog iets te zeggen heeft. Verwijs daarbij naar rode lichten, sparretakken, kerstganzen, plumpudding en andere geneugten en uw veroordeling van de „kerstenman", van de christen mens 1947 maakt de indruk, afdoende te zijn. Om van de niet-christen 1947 helemaal maar te zwijgen. Kerst mis nog iets te zeggen Een schamel beetje Een graadmeter voor de waardering van het eerste Kerstfeest was echter niet de waard van de stampvolle herberg waar niemand meer by kon. Maatstaf waren niet de inwoners van het overigens uitverkoren Beth lehem want zeer onchristelijk gooiden zy stuk voor stuk hun deuren dicht, zodat een stal de eerste toe vlucht werd van de eerste Kerstenmens. Toch was het toen tenvolle Kerstmis. Er was een Moeder, die het Kind koesterde in zijn eerste uur. Er was een pleegvader, die stroo zocht om gaten te stop pen en de stal huiselijk te maken. Er waren herders die zingende engelen niet in de sfeer der spookverhalen of nachtmerries trokken maar er in geloofden en op dit geloof terstond de daad lieten volgen. Neen, je kunt de Kerstwaardering van de mensheid 1947 niet afmeten naar het rode licht, boom, pudding en gans en krentenbrood. Daar is een andere maatstaf voor nodig. Daar is vooreerst voor nodig, te weten, of ook in 1947 het Woord nog immer Vlees wil worden en onder ons Zijn tenten pp wil slaan. Het antwoord hierop kan kort zijn, omdat Christus onder ons heeft willen wonen zelang mensen de aarde bevolken. Daarna dienen wij na te gaan of onze dagen mensen tellen, die de omstandigheden van toen opnieuw in vervulling doen gaan. En dan zoeken wij niet alleen naar de nieuwe Herodes die het Kind zoekt te doden, met andere woorden naar de leerstellingen ep leiders die elk Godsbegrip trachten weg te vagen in de men senharten. Zij zyn aan te wijzen. Elk nummer van de Vrijdenker is een stuk Herodes, die in zyn zucht om het Kind te doden keer op keer het bewijs levert voor Zyn grootheid. Eik Kerstnummer van De Waarheid is eer, reïncarnatie vpn de Herodes, die voorgeeft het Kind te willen aanbidden dopr in de Kerststemming mee te leven, maar dip veel liever uitsluitend een nieuwe Onnozele Kinderendag zou organiseren. Magr ziib er de Kerstenmensen, die ook in 1947 zorgen vopr ftp positieve bewijzen, dat Kerstmis nog leeft? Goddank, zij zijp er. De moeders, die elk kind als een Kerstgeschenk, als een Christusgave, blij begroeten en in onuitputtelijke liefde koesteren, zijn er. De vrouwen bij wie geen kind ongewenst is, zijn er. De vrouwen, die zich, als de Moeder Gods, tot over bijna onoverkomelijke bergen haasten om te helpen naar de ingevingen van het moederhart dat huist in elke vrouw, zij zijn er. Zij zien elk kind in nood als haar eigen kind- Zij hehben voor elk kind in ellende een plaats aan tafel en haard. De mannen, in wie dezelfde bezorgdheid leeft als die welke oude Kerstliederen en prenten hebben samen- geweven rond de goede Sint Joseph, zü zijn er In 1947 leeft Sint Joseph voort in de huisvader die ploe tert voor zyn gezin. In de man, die grifweg besluite: kan ook voor een pleegkind in huis de kost te ver dienen als voor zyn eigen kinderen. In de bakker, die in een arm gezin het brood brengt maar het ge}d ver geet. Zo leven ook in 1947 de herders die leven uit het geloof en op dit geloof een practijk van schoon Kersten- zyn, van heerlijk Christendom bouwen. Elk Kerstblok dat de Katholieke Actie ergens in een haard doet branden elke spontane aanbieding, wanneer ergens „Daden gevraagd" worden; elk kledingstuk en elk pond eten dat wordt neergelegd in de Kerstmanden in onze kerken, het zyn allemaal bewijzen voor de vitaliteit van Kerstmis 1947. Elke kamer, afgestaan aan mensen die een woning zoeken, is een bewijs, dat Kerstmis bij ons sterker leeft dan in die dagen in Bethlehem, waar voor „hen" geen plaats was. Nog te vaak gaan er deuren harteloos dicht. Nog te vaak is de Kerstenmens van 1947 aan leiding dat de niet-christen zijn christendom vloekt of veracht Maar er is geep figuur uit het eerste Kerstspel, dat in het Evangelie beschreven staat, hi het heeft ook in 1947 zijn beste vertolkers. Zeker, dan ware het te wensen, dat dit Kerstfeest wat minder zou zwemmen in rood licht en boom, pudding, gans en andere lekkernijen. Maar men mene niet, dat de beste wyze om een goed Kerstfeest, te vieren in een volmaakt andere enscenering zou schui len. Het geheim van een goede Kerstviering schuilt in de instelling, de geestes- en hartsgesteldheid. Het is niet waar, dat het roodbeschenen Kerstfeest met min of meer luxueuse lekkernijen nog maar een heidens restant alleen is. Misschien meer dan de laatste honderd jaar heerst er onder de mensen een zucht naar iets anders, iets hogers, iets bovenaards, een hogere macht, een hogere leiding, of hoe men dit noemen wil. Veroordeel dit niet simpelweg als bijgeloof, want in diepste gropd is het dat niet. In diepste grond is zelfs de raarste vorm van huidig bijgeloof of vergoddelijking een symptoom van godshunker. Meer dan ooit komt klaar aan de dag, dat de mens niet zonder de macht en de aanwezigheid van iets goddelijks kan. Hij zoekt en probeert van alles. Hij wu betere mensen, een betere wereld, „iets" beters. Wat dat moet zijn Zy realiseren het zich vaak niet en denken er niet dieper op door. De bedelaar, die hlijkens een foto in „Le Monde Hlustré" in het hart van het oude Rome horoscopen maakt kan men beschouwen als een symbool van trieste verwatering van het Christendom, maar is juist de grote vraag naar bygeloofs-voorwerpen al niet een goed bewijs, dat de vraag naar in-ieder-geval- „iets"-om-in-te-geloven, leeft Amerikaanse studenten, die blijkens een foto in „Look" bij voorkeur graag studeren in een oude kloosterkapel om de sfeer die er han;tt, bewijzen op een andere manier dezelfde drang. En zelfs 't zot verhaal van het hondenkerkhof, waar de eeuwigheidsgedachte tastbaar gemaakt wordt door de buitensporige eer aan het kadaver van de lieve lingshond bewezen, bewijst, dat de moderne mens het niet „helemaal zonder" kan. En de toevlucht die hij neemt tot de grofste en slechtste surrogaten, bewijst, dat er misschien heel diep in hem ver borgen iets leeft van gegrepen zijn door het hogere. Tot die surrogaten behoren ook het rode licht en de verdere requisieten van het moderne Kerstfeest. Men viert iets. Wat en waarom, dat doet er niet toe Doet het er niet toe? Er zijn, ook in 1947 mensen, voor wie het Kerstfeest het grote feest is, waardoor zij Kersten-mensen wer den. Voor hen js Kerstmis het witte licht, dat Christus is, en dat in de wereld kwam om de wereld te verlich ten. Zy voelen zich met Kerstmis, naar gelang hun omstandigheden dit meebrengen, de moeder, de vader de herder of de wijze, die de volheid van 't Kerstfeest voltooien. Laten zy uitgaan. Zij hebben het in hun macht, de sterk levende hunkering der anderen naar „iets" bevrediging te doen vinden in „het Al". Zij hebben het ln hun macht, de zoekenden-op-dwaal- wegen te brengen tot „de Weg". Zij zijn in staat de speurders naar waarheid op het spoor der „Waarheid" te voeren. Zy hebben het in hun macht de naar leven hunkerenden het Leven te doen vinden. Hoe Door alle dagen, maar op hun titelfeest dubbel en dwars, Kersten-mensen te zijn, waar je geen straten genoeg naar vernoemen kunt.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1947 | | pagina 5