spijs voor den geest BOEKENSTALLETJES langs de Seine w" ws BIJ DE WIEG VAN DE DRUKKUNST mm Ieder Christendie denkt aan boeken pioet het eerst denken aan de Schrift P sSo£efer°JtdSte m°nUmfenten vati de oude christenheid - marmeren coiagen zit een man, of een vrouw, in een boek te lezen Hii Wikt laat M êïhoT^f v Zii° ha"-uit«er°ld<j Een enkele maal naar a t 1° 6 rusten en schijnt hij in gesprek met een paar genoten, die om zijn stoel staan. Men heeft zich langen tijd afge vraagd, wie hij is. Het antwoord is intussen door een Frans geleerde Marrou gegeven: het is de dode, in de toenmalige modetravesti van den philosophischen dilettant: de „musische mens". Onder de rijke intellec tuelen van 't derde eeuwse Rome was 't blijkbaar 'n tijdlang mode, zichzelf op zijn grafmonument te laten afbeelden als iemand, die opgaat in de din gen des geestes. En die merkwaardige doodsikonografie heeft nog een an dere bedoeling dan louter ijdel pratgaan op ontwikkeling: zij heeft, naar Franz Cumont in zijn laatste grote werk heeft bewezen, zelfs een diép- ernstigen, godsdienstigen oorsprong. De mensen, die zich zó lieten afbeel den, geloofden en vertrouwden, dat het musische leven en het bezig zijn met de dingen des geestes den enigen weg vormden die leidde naar een gelukzalig hiernamaals. WAAROM zou Je landerijen kopen? In 't boek zijn duizend schotels rijst. Waarom zou je paleizen bouwen? In het boek wacht je ëen gouden huis. Waarom zou je ver gaan lopen? [n het boek staat een gouden rijtuig klaar Waarom zou je een bruid gaan zoeken? In het boek slaapt Edelsteengezicht. Wil je het hoogste bereiken? Duik dan diep in de boeken. Oud Chinees gedicht. Montorgueil^ de laatste der grote flaneurs Parijse tmmntieki de boektmjRafletJu Umgt dt Sgint Cloto Almaty), „DE LEZER?". SCHILDERIJ VAN HONORé DAUMXER. Nu !s het voor ons minder belangwekkend, precies te weten, in welke gedachtenwerelden zij zich verdiep ten of het die van Plotinus was (die immers mist omstreeks 240 te Rome leefde en daar zijn camarilla's vond) of van een anderen neoplatoonsen meester. Be langwekkend voor ons is veeleer, dat de enkele rijke christelijke intellectuelen die zich de luxe van een dure gebeeldhouwde sarcofaag konden veroorloven, ®n uiteraard aangewezen waren op de gewone hei dense ateliers, dat modecliché van den „musischen mens" eenvoudig overnamen, en ook zichzelf al lezend lieten afbeelden. Alleen, in plaats van de Muze, of den Dichter, staat hlet ver van hün stoel een andere figuur, even onop vallend, even vertrouwd als ateliercliché, maar voor Ingewijden niet te misduiden: de figuur van een her der met een schaapje op zijn schouders, en een paar frêle bomen als achtergrond. Die Herder, wie twijfelt er aan? is een discreet symbool voor hün meester, Christus. En in tegenstelling met al die andere boeken, waarvan wij niet weten wat er in staat, raden wij on middellijk, wat er bedoeld is met de boekrol welke den christen-dode geboeid houdt. Dat is het boek van de „ware wijsheid", de Schrift. Als wij dat eenmaal weten, laat de vermomming ons verder onverschillig. Dat de man den phlloso- phenmantel draagt, en bij een zonnewijzer zit, en als twee droppels water gelijkt op zijn heidensen collega, is wel interessant, maar enkel als een cul tuurhistorische bijkomstigheid; het tekent de atmo sfeer van die dagen: het is een monument uit den tijd der vervolgingen, de christenen kunnen nog niet veel meer dan voor den dag komen met een gesluier de, alleen voor ingewijden verstaanbare belijdenis. Maar de belijdenis is er des te treffender om. De volksman, die niet of nauwelijks kan lezen in die dagen, krast een klein symbolisch figuurtje op den tegel van zijn graf in de catacomben: een herdertje, een anker, een duif, een schip. De intellectueel, die gewend is te lezen en een pompeus grafmonument moet bestellen, laat zich afbeelden verdiept in de heilige Schrift. Eigenlijk moet iedere christen, dunkt ons, die denkt aan „boeken" altijd het eerst denken aan de Schrift. En het is een van de vreemdste dingen In onze van boeken overstroomde samenleving dat het Boek der Boeken soms schijnt te verdwijnen achter de stapels en stapels secundair christelijke lectuur óók en met name onder christenen. Wat waren wij, wat waren alle boeken van wis heden en ver leden zonder de heilige Schrift? Velen van ons kunnen zich niet meer indenken, wat de Schrift, als „gewoon" gelezen boek, eenmaal in de christenheid heeft betekend. Als u Ravenna bezoekt cf Rome, en daar rondwandelt langs de kostbare muren waarop de oude mozaïeken nog zijn bewaard, dan ziet u geen beeltenissen zo dikwyls als de auteursportretten der geïnspireerde schrijvers. In het schip van Sant' Apollinare Nuovo te Ravenna zijn beide hoge muren van het schip van onder tot boven overdekt met mozaïeken, maar wat ér domineert, zijn de statige, zwijgende gestalten van de heilige schrijvers. Tussen de ramen staan ze, bij tweeën of drieën, krijtwit in hun gewaden op den diepblauwen achtergrond: de grote en kleine profeten, de evangelisten, de apostelen die de brieven schreven. Allen hebben een boekrol of een codex in de hand- sommigen schrijfgerei bij zich. In een andere kerk van Ravenna, San Vitale, zijn de vier evangelisten rond de muren van de altaarruimte afgebeeld- daar zitten zij in een landschap te schrijven, by hun'le.„e naars, en de bezoeker onderscheidt pen Lkw" perkamentbladen, mes, puimsteen, en leren koker met boe .trollen. In een derde gebouw te Ravenna, de graf- amer van keizerin Galla Placidia, staat de heilige aurentius afgebeeld met zijn rooster; hij was diaken en derhalve de lezer van het evangelie en de bewaker van de heilige Boeken in de grafkamer; en daarom heeft hij een open codex in de hand, waar de leeslinten uit wapperen als uit een hedendaags missaal; en tegen over hem staat de open boekenkast, waar op de plan ken tussen andere boeken der beide Testamenten .op een ereplaats de vier Evangeliën liggen: met de namen er duidelijk op, en in prachtige banden. En zo is het altijd: de gans^ oudchristelijke kunst ligt vol met rollen, perkamentbladen, schrijfgerei, boeken en uitgerolde vellen: en dat alles suggereert beter dan honderd homilieën wat de heilige Schrilt ook in de fantasie van die dagen betekende. En kunnen wij vergeten, dat degene die het studie programma voor de middeleeuwen opmaakte Augustinus, in zijn boekje De Doctrina Christiana alle toenmaals gangbare vakken schikte rond de studie van de Schrift, ja ze alle op *de rij af naar hun innerlijke waarde toetste aan het criterium van dienst baarheid voor het verstaan der Openbaringsdocu menten? MEN heeft van de grote eeuwen der Oude Kerk dikwijls met opgetrokken wenkbrauwen ver klaard, dat die tijd aan overschatting leed van het litteraire element in de beschaving. Het was een echte tijd voor „gens dq -lettres", en in de Kerk niet minder dan daarbuiten. De humane opvoeding bestond eigen lijk in een opvoeding tot geletterd man, dat wil zeggen iemand die de oude literatuur beheerste en er, liefst "1 het publiek, over kon praten, of neen, over rede voeren. In de Kerk werd dit dan, dat men de H. Schrift oor en door kende, mitsgaders haar commentatoren, en over beide eindeloos, erudiet en vroom kon preken of schrijven. Men kan daarvan denken wat men wil (en bedenken dat er betrekkelijk weinigen konden lezen, en de honderdduizenden het moesten doen met luisteren) maar. er stak een diepe wijsheid in die hoogschatting van het Boek. en de boeken daar om heen. En wel de overtuiging, dat een mens niet leeft van brood alleen en dat zijn vroomheid niet kan leven van gebed alléén (vooral als hij geraakt is door den demon der critische intellectualiteit) en dat de hoofdspijs voor den geest het boek is. Van alle kanten hoort men tegenwoordig, dat er z°7el,gelezen is a]s vandaag' nog nooit zó slecht dat iedereen zonder de minste piëteit dooi de gedachtenconstructies van anderen draaft onge veer zoals sonunige toeristen door al te rijke musea; dat niemand de klassieken meer leest, die immers m die lastige talen zjjn geschreven en in' een ver taling toch niet tot hun recht komen; eindelijk, dat er een grote honger is naar het waarlijk klassieke, en met name naar de klassieken van ons grote katholieke verleden. Of het waar is beter blijft men daar buiten. Maar op elk van die punten kan men toch ook met .een opmerking reageren, die wel niet bedoeld is als een tegenspraak, maar meer als een betutteling, die het al te boude wat nuanceert Wat het slechte lezen be treft,- dat heeft zijn goede kant: onwillekeurig wordt men het zat, en houdt er mee op te lopen waar men niet thuishoort, en oefent zijn geest aan andere en wellicht betere dingen: want veel van het veel gelezene s al die aandacht nauwelijks waard. Hetzelfde geldt voor het doordraven van boeken, lie voor alles concentratie en geduld vereisen. Wat le klassieken betreft, die zijn vandaag toegankelijker ian ooit, ook al slagen boze lieden er hoe langer hoe meer in, de training, welke de oude talen meebrengen, uit het pedagogische gymnastieklokaal te verbannen tot opluchting van al degenen die dat lastige toestel niet aan kunnen. Want het is niet waar, dat men het Handboekje van Epictetus of de anecdotes van Plutar ch us of de Gesprekken met zichzelf van Marcus Aurelius of andere gulden boekeiï in het Qrieks moet lezen; de vertalingen zijn ruim voldoende, en zij be staan er in overvloed. Zoals een groot classicus uit Oxford in een geestig boekje aantoonde, zijn het enkel de alleroudste, als Homerus, die bij een vertaling werkelijk veel, té veel, verliezen. Maar in onze fase der Europese bescha ving, en bij de tegenwoordige verbreiding van het vertaalde boek, hoeft niemand te klagen, dat hij zijn klassieken moet missen. En zoals de Romeinen hun helleense wijsheid putten uit Seneca én Cicero, zo kunnen wij onze hele traditie vinden bij de Vaders, de middeleeuwers, en waarom niet bij de groie klassieken in de drie talen die wij allen min of meer op school geleerd hebben: en die bovendien weer vertaald zijn. Geen mens, die een goed stel hersens heeft, en een natuurlijken smaak, en een gezonde sensibiliteit, en die van lezen houdt (en waar de geest werkt, daar draait het tóch uit op lezen) hoeft vandaag de grote bladzijden, waar iemand hem op wijst, of waar hij van hoort, te missen. Die zijn er, voor iedereen. In onze eigen literatuur zo goed als in die van vroeger en van elders. En wat het laatste punt betreft: de honger naar ïet waarlijk goede, die waarheid vraagt geen lang pleidooi. De mensen van actie en van verstrooiing hebben toch óók, als hun geest niet stomp is, bij tijd en wijle honger naar ideeën; en komen die ideeën door de oren binnen, dan heeft de man aan de radio en op het spreekgestoelte ze toch weer uit boeken, herkauwd in geconcentreerde uren, en ten leven gewekt op een nieuwe en niet altijd desastreuze manier. Over de mensen, die niets ter wereld stellen boven het smaken van een grote bladzijde in een rustig uur daarover is het beter te zwijgen: dat zijn de lieden waarvoor de boeken geschreven, en wier geesten altijd weer met onuitsprekelijke genietingen verzadigd worden. Maar als dit geldt voor de boeken, wat dan te zeg gen van bet Boek? Geen boek is zo dikwijls en prach tig gedrukt als de Schrift. Op het laatste Oordeel zal blijken welke christenen de goddelijke spijs het gretigst hebben genoten. T. VAN DER MEER. De Maren» mm» xpn symbool de leent». Fragment van 'n mozaïek in Je San Vitale u Ravenna Van onze Parijse oorrespondent). ïVat waren ze aardig, die boekenstalletjes langs de Seine, die zwaar met zink beslagen kisten, op de kademuren geplaatstwaarin het zo ge noeglijk scharrelen was, als in oude familie- rommel. Maar deze sfeer behoort tot het ver leden, al bestaan ds stalletjes nog steeds, te behoren nu eenmaal tot de romantiek, die voor een vreemdeling aan het begrip Parijs vastzit Met de Eiffeitoren, het zitje aan de boulevard, de Marché-aux-puces en nog enkele andere be zienswaardigheden, die door Parijse ogen heel anders worden bekeken, dan door vreemde. Die soms zelfs alleen nog maar hoor vreemde ogen bekeken worden, want het is merkwaardig hoe de buitenlanders nog steeds bij het Parijs van 1889 of 1900 zijn gebleven. Ontegenzeglijk geven die boekenstalletjes iets schilderachtigs aan de grijze kademuren, waaraan niemand aandacht zou schenken, die langs dat prach tige landschap wandelt, dat het stadsbeeld van Parijs tussen de eeuwenoude Pont-Royal, en de Pont-Sully tot hét schoonste van alle steden maakt, een rustig rivier gezicht, omgeven door ongeëvenaarde eeuwenoude monumentenpracht Er was een tijd dat het flaneren langs die boeken en prentenkisten werkelijk een stukje Parijs leven was. Toen professoren en.geleerde priesters, boekenlief hebbers en studenten er ontdekkingen konden doen: toen verloren handschriften daar weergevonden wer den en toen de kostbare kaarten van Bleauw er nog écht waren, en toen men er een gravure, een jeugd werk van een inmiddels beroemd geworden meester, voor enkele stuivers kon meenemen. Die tijd is voorbij. Een ernstig mens zoekt er niet meer. De laatste der grote flaneurs uit de heroieke tijd is verleden jaar gestorven, Montorgueil, een jour nalist zonder fortuin, die zijn zakgeld gebruikte om een bibliotheek op te bouwen. En wat voor een biblio theek! Daar Montorgueil geen erfgenamen had, liet hij zijn bibliotheek na aan de pensioenkas der journalisten. Tot drie maal toe werd dagen lang de veiling der boeken voortgezet, waarbij oude vondsten, uit de boekenstalletjes, raison van enkele frankjes damt zij veel kennis naar zijn bibliotheek gehaald, voor duizenden en zelfs honderdduizenden francs verkocht werden, zodat elk der drie veilingen millioenen heeft opgebracht. Van onder het stof en uit de grootste rommel had hij eerste uitgaven van zestiende- en zeventiende- eeuwse meesters opgediept, of werken, die door be roemde hand van kanttekeningen waren voorzien. Maar Montorgueil was reeds tientallen jaren voer zijn dood opgehouden met snuffelen. De stalletjes hebben alle betekenis verloren sinds het snuffelen naar de goede waar een beroep is geworden. Oor spronkelijk waren die kisten niet anders dan de bakken, die de tweedehandsboekwinkels langs de kaden aan de deur plaatsten om zich van oude rommel te ontdoen. Zoals vroeger in Parijs elk soort handel zijn eigen wijk had, waren die tweedehandsboekwinkels voor namelijk langs de kaden van de linker-Seine-oever gelegen. Ze zijn daar nagenoeg geheel verdwenen om plaats te maken voor antiekwinkels. Aangezien het trottoir langs de kaden werd gemeden door de wan delaars, die liever het trottoir langs de Seinemuur namen om van het uitzicht te genieten, verplaatsten die handelaars hun kisten naar de overkant en zo ontstond langzamerhand een markt, waarvoor iedere meter muur verpacht werd. In een stad waarin de liefhebberij voor boeken zo groot is, een kunst- en universiteitsstad, heeft de auctionnau- uiteraard een grote betekenis en er i£ dan ook heel wat auctionnairs in Parijs, lieden die hun vak wetenschappen beoefenen, die Jt alle ontvangen en in deftige zaken van ïf J brengen niet alleen nalatenschappen Sten™Td T Üefhebbers b«een °P veilingen, maar aten ook door hun inkopers de venduties afzoeken. Sommigen van die zoekers uit hun personeel beoefe nen zelfstandig dat werkje, dat fortuinen kan afwer pen. Daardoor komen verdwaalde werken van enige waarde weer in omloop en indien dat volkje niet zo irriterend was door zijn vaardigheid om u voor een appel en een ei uw oude boeken afhandig te maKen, zoudt ge geneigd zijn zijn nut te erkennen. Ze kopen alles op, wat bij particulieren of op veilingen, is op te scharrelen. Ze zoeken met grote handigheid uit wat in bepaalde manden moet worden gegooid. Een deel gaat dan naar de oude boeken-stal- letjes van de uitdragers. Een ander deel komt In de tweedehandsboekhandel, die reeds vrij belangrijke prijzen weet te maken. De weinige boeken van waarde gaén naar de auctionnairs of rechtstreeks naar de lief- hebbers, die hun vaste klanten zijn. Deze auctionnairs hebben een ongehoorde bloeitiid gekend voor de afzet van hun rommel, toen tijdens de beide oorlogen de uitgeverij geheel stil lag, het publiek meer las dan ooit en de eenvoudigste roman vele malen de mtgeversprys opbracht Nog erger was het gesteld met de schoolboeken die ook niet herdrukt konden voor611' °,mstJeeks de bevrijding moesten de ouders voor een deerlijk beschadigd schoolboek zes of zeven maal <je oorspronkelijke prijs betalen wanneer z« hun kinderen van de noodzakelijke leermiddelen wilden voorzien. Maar juist die schifting door de mensen van het beroep is oorzaak dat er langs de kaden niets meer P vinfien is- Maar althans iets van de oude roem leeft voort, en de verkopers die er hun broodwinning von den, gaven zich niet gewonnen. Ze gingen behalve oude, ook nieuwe boeken verkopen, voorzagen ze van het zo verleidelijk etiket ,,épuisé"-(uitverkocht), en dikwijls was hun speculatie raak: de onwetende flaneur die nog koopjes dacht te halen, kocht, voor een prijs die meest iets boven de uitgeversprijs lag. Naar de zin der boekhandelaren was dat gedoe na tuurlijk niet. Ze protesteerden by de uitgevers die ophielden aan de stalletjes te leveren, tenzy by gele genheid van de opruiming van hun „winkeldochters" De stalletjes waren dus genoodzaakt zelf bij de boek* handelaar te kopen die hun slechts weinig korting gaf en zo waren ze dus wel genoodzaakt de pry's te ver- ^en hee" getracht d« stalletjes langs de Seine te doen verwijderen, maar het gemeentebestuur ging er me op in. oor het vreemdelingenverkeer moet dat stukje romantiek behouden blyven, ziet men er nog wel eens een enkele ver dwaalde jonge geesteiyke rondsnuffelen, de meer ^Tr<T boekenkoPers uit de clergé, vullen hun bibliotheek aan in de Rue de Rennes of boulevard St. Germain, de onderwijswereld doet het by voorkeur in de omgeving van de Boulevard St. Michel, en de bibliophielen brengen aangename middagen door in die bekoorlijke winkels en binnenhuizen der auction nairs, die men salons voor geestelyk verkeer zou kun nen noemen. Wip t>r nvar t Wie er over nadenkt van hoe enorm gewicht de boekdrukkunst na 5 eeuwen geworden is, zal in deze aan het boek gewyde dagen, onwillekeurig zijn ge dachten laten gaan naar de tijd toen deze revolution- naire vinding nog een nieuwigheid was. Niet dat we in dit korte be stek over de persoon van de uitvinder ein uitspraak wil len doen. Daar voor is deze strydvraag te oud, en te zeer toegespitst. Wij gunnen Haar lem de roem van de bron zen Coster op de Grote Markt, en we willen Mainz de zekerheid niet ontnemen dat Gutenberg met recht op zyn voetstuk staat, evenmin «la we Venetië brons afgebeelde „De boekdrukkerNaar een oude v, houtsnede de aanspraken van de aldaar in Panfilo Castaldi willen ontzeggen. Velen houden het voor mogelyk dat inderdaad op meer plaatsen tegelijk de boekdrukkunst zou zijn uit gevonden en deze theorie is niet zo onwaarschynlijk als ze op het eerste gezicht lijkt. Want er bestond, voor de eigenlijke uitvinding van de drukkunst, wel degelijk een manier om afdrukken te maken, zij het in vry primitieve vorm. Het staat namelijk vast, dat het af drukken van houtsneden van ouder datum is dan de boekdrukkunst. Van deze houtsneden maakte men losse afdrukken „van het blok" én men had het zelfs gebracht tot boek jes, de zogenaamde blokboeken. Zo'n blokboek bestond dus uit een serie prenten, soms met onderschrift, in een houten blok uitgesneden en vandaar op het blad af gedrukt. Lykt het nu niet redelijk te veronderstellen dat men op het idee kwam de letters van zo'n onderschrift, het snijden waarvan zulk een minutièus en tydrovend karwei was, stuk voor stuk uit te zagen, om ze ia andère volgorde voor andersluidende teksten te kun nen gebruiken? Hoe primitief deze afdrukken ook mogen geweest zyn, het bestaan van deze houten letters mag niet ver geten worden, wanneer men de mogelijkheid onder zoekt of op verschillende plaatsen tegeiyk gestreefd is naar vereenvoudiging van het procédé en sneller* vermenigvuldiging.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1948 | | pagina 3