NU DE KONINGIN AFTREEDT.... LOGEERDE MAJESTEIT" BELANGRIJKE GESTALTE IN KONINKLIJKE FAMILIE VAN VUGHT NAAR 'T LOO V IETS MOOIS VAN ONS LEVEN VOORBIJ DE GENTLEMAN-PRINS 28 AUGUSTUS Ï948 door Annie Salomons „Beelden uit mijn kinderjaren"l Wilhelmina met vader Het jonge en moeder. prinsesje TIEN JAAR GELEDEN. Staatsieportret van H.M. de Koningin ter gelegen heid van haar veertigjarig regeringsjubileum. De koningin heelt nooit .gestreefd naar gemakkelijke populariteit; ze heeft niet op straat een kind in haar armen genomen; ze heeft zich niet laten photographeren met een zielig oud vrouwtje; er deden geen anecdotes over haar de ronde; ze heeft altijd afstand bewaard tussen haar en haar volk, tenminste gedurende de eerste dertig jaren van haar regering; en daarom hebben we misschien weieens gedacht, dat ze niet veel betekend had in het leven van ieder van ons persoon lijk. Maar nu het op een scheiden gaat, nu zul len vooral haar tijdgenoten plotseling bemer ken, hoe dat stille, eenzame kind, hoe die sterke, eenzame vrouw verweven is met al lerlei herinneringen van hun eigen ontwik keling. Nu zullen ze pas goed beseffen, hoe veilig ze geleefd hebben onder de heerschap pij van deze sobere vorstin. En ze zullen zich oud en moe voelen, nu dat waardige hoofd de kroon niet langer wenst te dragen. We zijn met haar jong geweest; we zijn met haar oud geworden. Nu zij aftreedt, is iets moois van ons leven voorgoed voorbij. OjD De koningin heeft een eenzame jeugd ge had. Ze had haar lieve, verstandige moeder en die zal haar met warme genegenheid heb- ben omringd, maar, naar het inzicht van die tijd, werd zij opgevoed in het voortdurend drukkend besef van haar uitzonderlijke po sitie en haar hoogheid. Ik herinner me, dat aan het strand op Scheveningen een groot stuk werd leeg geveegd en het kleine prin sesje op haar dooie eentje op die wijdheid in het zand speelde, met witte handschoen tjes aan en een hoed met zware veren op, terwijl één hofdame in een eenzame badstoel aandachtig toezag. Als we dan aan prinses Beatrix denken, die, als God 't wil, ook eens tot de troon geroepen zal worden, maar die nu met haar vriendinnen, zonder hoed, ge zellig op de grond mag zitten of zeulen met haar kleine zusje, dan erkennen we dank baar, dat in twee generaties het leven van vorstenkinderen wel heel wat vrijer en on bezorgder is geworden. Een tweede beeld, enkele jaren later, zal me ook nooit uit de herinnering gaan: het koninginnetje zou een eerste bezoek aan Rotterdam brengen en bij die gelegenheid een gedenksteen leggen voor de in aanbouw zijnde Wilhelminakade. Een tribune vol schoolkinderen zou haar de volgende bar baarse tekst toezingent „De koningin ontvange De hulde van ons allen. Luid klinken feestgezangen En jubelkreten schallen". Het was voor de kinderen een inspannende onderneming, maar wat zal het dan geweest zijn voor dat koninklijke kind, dat, tenger en bleek, het middelpunt was van al die luide feestelijkheid! Toen ze na de plechtig heid wegreed, leunde zij, op van moeheid, tegen haar moeder aan. Deze hield haar handje vast en wuifde daar mee. 'Het volk was nu eenmaal toegestroomd om haar te zien; daarom moest er gewuifd worden, moe of niet. Dit rigoureuse, dit eigen wensen achter stellen bij de verwachtingen van haar volk, dèt haar in haar jeugd met zoveel liefdevolle strengheid werd geleerd, is de koningin al tijd bijgebleven. Zij was de sterke vrouw, die zich het symbool wist van de eenheid van de natie en die daar ook naar leefde. Juist dat verre, dat afgeslotene, dat „ko ninklijke" in de ouderwetse betekenis van het woord, dat haar wezen kenmerkt, bezorg de haar ook in Indië een groot aanzien. ^Ik herinner me, dat in de oorlog van '14'18 ■aen hooggeplaatst Maleier tegen m'n man zei: „Ik begrijp niet, dat koningin Wilhel mina geen eind maakt aan die strijd tussen de volken. Vroeger vochten we hier ook al tijd: kampong tegen kampong, negara tegen negara. En het ging ons slecht. Maar sinds het gezag van koningin Wilhelmina hier is gevestigd, leven alle stammen in vrede. Dat hebben we aan haar te danken". Zoveel goodwill had onze koningin in het verre Oosten. Er is een tijd geweest, onmiddellijk na de vorige oorlog, dat vele intellectuelen en vrij wel alle artisten zich verbeeldden, dat het koningschap niet meer voor deze tijd was. Een dichter, die zich respecteerde, zou er toen niet aan gedacht hebben de koningin te bezingen. Dat leek vieux jeu, goed voor rijmelaars, die hun maaksels in elkaar knut selden, zonder inspiratie..... Toen prinses Juliana' ging trouwen, was die vreemde „mode" gelukkig al weer overgedreven en was men van die dwalingen teruggekeerd. Onze beste dichters, zoals Boutens, Nïjhoff, Werumeus Buning, Jan Prins uitten hun vreugde over dit heuglijk huwelijk in echte poëzie. Maar hoeveel dieper zijn wij allen, van hoog tot laag, ons de waarde van ons ver bond met Oranje bewust geworden, toen we niemand van dit met Nederland zo innig ver strengeld geslacht meer in ong midden had den; toen de koningin alleen nog maar een stem voor ons was, een moedige, klare, be heerste stem, die, in diep verborgen hoekjes, tot ons sprak om ons op te monteren, om ons "kracht in te gieten, om ons op te wekken tot heldhaftig verzet, zoals zij zelf in den vreem de heldhaftig streed teg^n laksheid en ont moediging; om ons op duizend manieren van die ene waarheid te doordringen, „dat alleen hü verslagen is, die zich gewonnen geeft". Toen hebben de dichters, in nood en angst, weggekropen maar ongebroken, eerst recht begrepen, welk een voorrecht het is, een landsmoeder te becitten en te bezingen. Toen was hun loflied geen „maatwerk, maar diep ste bezieling, uit liefde en eerbied geboren". Er is een merkwaardige „hausse" in de appreciatie van het koningschap, in alle kringen van onze samenleving, bij arbeiders en intellectuelen, bij verschillende generaties, ongeacht politieke overtuiging of religie. Ge deeltelijk is dit aan de omstandigheden te danken; maar toch in de eerste plaats aan het feit, dat een zo bijzonder edele, onzelf zuchtige, begaafde figuur vijftig jaar lang die waardigheid heeft gedragen. Als laatste herinnering wil ik nog een ontmoeting vertellen m natte sneeuw en veel wind, een paar maan den, voordat de oorlog uitbrak. Het was al da gen lang slecht weer geweest en mijn man zei, dat hij nodig eens moest uitwaaien. We liepen door de duinen, het zand striemde in m'n gezicht, ik kwam bijna niet vooruit, er was geen schepsel te zien, en niets te horen dan het zware dreunen van de zee. Ineens dook uit het niets een lakei op; we maakten ijlings halt en front; m'n man stond met z'n hoed in z'n hand; de koningin kwam vlak langs ons heen; een verbaasde, vriendelijke groet; toen ging ze verder, optor nend tegen de felle wind. Ze had natuurlijk ge dacht: met dit nood weer gaat niemand uit; nu kan ik eens alleen wandelen als een ge woon mens. (Wat kan een koningin zelden doen wat ze prettig vindtHoe eenzaam liep ze daar in storm en sneeuw. Zo heb ik haar heel die eindeloos lange oorlog in mijn gedachten gezien: een zaam tegen de wind in. Een samenvatting van haar lange leven en van haar lange rege ring: eenzaam tegen de wind in. Een nobel, 'n belangrijk, een waar devol leven, maar een ernstig en een zwaar leven. Te zwaar voor een mens, als ze zich niet altijd veilig had geweten in de almach tige hand van Hem, bij Wiens gratie de vor sten regeren. Moge zij, die zo moedig op haar eenzame post heeft volgehouden; die altijd voor ande ren moest leven en nooit aan eigen gemak mocht denken, nu het voor haar avond gaat worden, voor het eerst de rust van een ge lukkig familieleven genieten met de klein kinderen dicht om haar heen, en verder ver wijderd, maar toch voelbaar en verwarmend, de dankbare eerbied van millioenen onder danen. Het lot van het koningschap is eenzaamheid. Er is een zekere mate van tragiek in dit geroepen zijn, in deze uitverkiezing om als hoogste gezags drager in den lande de eenzaam hoge, monarchale voorpost te betrekken. Wel nooit waarschijnlijk in de geschiedenis heeft een vorst zo voortreffelijk de synthese bewerkt tussen de eerbied en ontzag inboezemende eenzaam heid van de'troon en het overschrijden der aan deze hoge waardigheid noodzakelijk inhaerente barrières van adviseurs, hof dignitarissen, protocol voorschriften en officiële audiënties, om rechtstreeks met het volk in contact te komen, als Hare Majesteit koningin Wilhelmina. Als een der schoonste diamanten aan deze overrijke gouden regeringskroon prijkt haar medeleven met het Nederlandse volk in de moeilijkste jaren van haar regeringsperiode: de tijd van de tweede wereldoorlog en de periode daarna. voor een stil gesprek, een middag, waarin men plotseling weer leeft; nog slechts enke le jaren terugen 'toch reeds grotendeels vergeten naar het schijnt en niet zeer in teressant meer. Een zeer vriendelij ke, eenvoudige, grijze dame, die met een groot deel van haar ge zin in Vught had ge zeten, terwijl de rest van dat gezin ontsnap pen kon tot haar eigen vreugde en groter on gerustheid. „Zet daar maar niets meer van in de krantzei die dame ons „van Vught en zo „En over Uw verblijf op 't Loo daarna?" „Oh, kwam U déér- voor? Maar dat waren er zo veeL Er hebben er hónderden bij „de majesteit" (zo zei ze uoninain eert dat) mogen logeren, ue Koningin eerz, om uit te rusten en met haar volk: weer aan te sterken. Waarom wilde U dat net van mij horen?"... Ze was er zichtbaar verlegen onder, maar begon uiteindelijk toch te vertellen: Een koninklijke eenzaamheid, die zichtbaar ontroerd was, toen zij bij Ede in Zeeuwsch- Vlaanderen de geïmproviseerde grenskalk- streep overschreed en voor 't eerst na lange jaren van scheiding weer op eigen bodem was, thuis in haar eigen land. Een medeleven, geobsedeerd bijna in zijn onvermoeibaarheid om met iedere Neder lander persoonlijk in contact te komen: met de zeer eenvoudigen, die zonder meer de dupe waren van de haast onbegrijpelijke stormen; die over hen waren heengegaan; met degenen, die naast het materiële verlies nog veel smartelijker getroffen waren; mat de moedigen, wie evenals haar, een een zaamheid van hoger orde was ten deel ge vallen in de oorlogsjaren: de eenzaamheid van een gevangeniscel, een kamp, de een zaamheid van de angst, de eenzaamheid ener onbegrepen anonymiteit en ontzaglijke ver antwoordelijkheden. Wij hebben enige dagen geleden een middag lang zitten praten met een zeer vriendelijke, grijze dame. Wij wisten van te voren, dat dit gesprek ons geen „nieuws" zou opleveren: een groot aantal zeer belang rijke verdiensten uit de afgelopen ramp- periode schijnt nu eenmaal ernstig gede valueerd, hebben alleen haar enig belang rijke intrinsieke waarde nog behouden cgD Nou dan.... in '46 kreeg ik een uit nodiging om op 't paleis te komen logeren, maar eerlijk gezegd voelde ik daar in 't begin niet zo veel voor. Ik had nog nooit op een Daleis gelogeerd, en er was al weer zo n tija over heen gegaan sinds ik in Vught bevrqd werd, en thuis voor de kinderen kon ik eers geen hulp krijgen. Enfm, iedereen zei dat ik 't doen moest en op 't laatst bezweek ik voor al die aandrang en ben in de laatste week van Augustus naar Apeldoorn gebracht Nou, er is nog nooit iets zó meegevallen als die, dielogeerpartij, zal ik maar zeggen. De twee vleugels van t Loo waren hele maal vrijgemaakt voor ons. In de linker vleugel zaten de meeste Indische gasten, zoals wij ze noemden, maar dat kan ook toevallig in mijn tijd zo geweest zijn, want er kwamen telkens nieuwe ploegen aan en elke keer waren er ook mensen uit de Japanse kampen bij. Ik zelf zat in de rechter vleugel. En de.... hofhouding, zal ik maar zeggen, zat in 't hoofdgebouw, waar ook de majesteit woonde. Nou, ik kwam daar aan, s middags, en 't was net theetijd. Mevrouw Bergsma ont ving ons en stelde ons aan iedereen voor. Er waren in mijn groep maar twee Vughte- naren, maar wel veel dames, van wie de mannen niet meer waren. Na de thee werden we naar onze slaap kamers gebracht. Ik moet zeggen, dat alles piekfijn was ingericht voor ons. Je hoefde zelf niets mee te brengen, dan je eigen goed, zal ik maar zeggen. Voor de rest was allemaal gezorgd. Om zeven uur was 't souper en die eerste avond was er al direct een dichter, of een declamator. Ik.... hoe héétte die nou ook weerenfin, z'n naam ben ik ver geten, maar zo was er heel dikwijls 's avonds iets te doen: films in de filmzaal, toneel, voordrachtskunstenaars. Wilt U de dagindeling ook horen?.... Nou, 's morgens om half acht was t op staan, om half negen was 't ontbijt, daarna kon je doen wat je wou: wandelen in het heerlijke park er waren maar een paar hele kleine stukjes waar je niet mocht komen, voor de rest kon je overal wandelen. Of je kon lezen, of brieven schrijven of zo maar gewoon rusten. U begrijpt, dat ik bijna elke dag een hele lange brief aan pa en de kinderen schreef hoe ik 't maakte op 't paleis. Om elf uur kreeg je dan koffie en om half een moesten we weer aan tafel voor 't middageten. Daarna was er nog lichte rust tot drie uur; dan thee en 's avonds om tien uur moest alles rustig zijn. Ik ben in m'n hele leven niet zo verwend als in die weken. Aan iedere tafel zat een verpleegster; die moest kijken dat je goed at Ik zag er zó ontzettend slecht uit, dat ze dachten, dat ik dood ging. O, ja. De eerste dag na aankomst moest iedereen naar de dokter voor onderzoek. Die dokter heette dokter Van de Werf, z'n vrouw was er ook. Ze kwamen uit Indië en waren ont zettend populair bij allemaal. Nou, de eerste dag de beste ging ik na 't onderzoek wandelen in 't park en daar zag Door Dr. P. H. Ritter Jr. De figuur naast de troon bezit een eigen roeping. Hij is, met de rege rende vorstin, haar moeder en de troonopvolgster, in de aandacht en sympathie der natie begrepen, maar hij heeft in zijn levensstijl de prioriteit aan te duiden van haar, die de staatsmacht draagt, en haar, die haar dragen zal. Prins Hendrik der Nederlanden heeft die roeping als een levenskunstenaar vervuld. Doch het is niet daarom, dat wij zijn nagedachtenis willen betrekken in de hulde, die wij de dynastie bewijzen op dit ogenblik, gewijd aan de dank aan de scheidende en de trouw kan de komende koningin. Onze woorden weten de niet verjarende genegenheid te vertolken van ons volk aan de vader van koningin Juliana. Omdat hij haar gelukkig heeft gemaakt. De liefde der jonge koningin voor haar vader is een openbaar geheim en de eenvoud en aanminnigheid, die zij van hem heeft geërfd, delen zich mede aan de glans van haar bekoring. Reeds deze feiten nestelen hem in onze herinnering. Maar hij is omgegaan onder ons en wij bewaren zijn rustig en vriendelijk beeld; wij stellen vast, dat hij ons gekend en begrepen heeft in onze natuur, die wars is van opzichtigheid en vatbaar voor luim. qjp De ongekunsteldheid, de kalmte van zijn optreden heeft de luister der Kroon niet getemperd, doch verhoogd. Wij hebben koningin Wilhelmina leren kennen in twee gestalten. Toen nood en ellende vraten aan ons nationale leven, toen de vijand ons wilde wurgen, toen staalden haar woorden, die door de aether klonken, ons in het verzet. Tijdens de worsteling en na 's lands herrij zenis boog zij zich over tot de eenvoudigsten en ontving de onderdaan, die had geladen en gestreden om de bevrijding, in haar per soonlijke kring. Het hart, dat zo lang er, zo hevig voor ons geklopt had, doorbrak het decorum van de koninklijke staat en er is geen Nederlander, die haar niet als een moeder bemint. Maar de gevoelens, die immer in haar geleefd hadden en die in de uren van lijden naar buiten drongen met onstuimige kracht, zij waren besloten gedurende de vele jaren. waarin koningin Wilhelmina over ons heeft geregeerd, binnen de staatsie der koninklijke waardigheid. Nu zij de liefde verinnigd heeft, doordat wij de tederheid ervoeren van haar vrouwelijk gemoed, nu hebben wij meer dan ooit te erkennen de onaantastbare wijze, waarop zij de waarde van Nederland ge dragen heeft als hoofd van de staat. CgD Onze hulde aan koningin Wilhelmina zegent haar hart, maar dankt haar bre'n en bewondert de kracht van haar verantwoor delijkheidsbesef. Inderdaad, zij wès een voorbeeld van ongerepte majesteit. Hóe heeft prins Hendrik nu bijgedragen tot deze vlekkeloze uitbeelding van het koningschap? Hij heeft de harmonische vorm gevonden, waardoor het tot zijn recht kwam. Hij verstond de kunst om als tweede in de waardigheid te zijn begrepen, die uitstraalde van de koninklijke figuur. Juist de rust van zijn optreden beklemtoonde de verschijning der dynastie voor het forum der openbare belangstelling. Van inmenging in staats zaken heeft hij zich gewetensvol onthouden. Des te meer valt de tact te bewonderen, waarmede hij zich niettemin wist te mar keren als belangrijke gestalte in net geheel der koninklijke familie. Op zijn moeilijke plaats vertoonde hij de karaktertrekken, die eigen waren aan zijn hoge echtgenote: hij kende zijn grenzen en hij kende zijn waar digheid. Prins Hendrik heeft zich toegewijd aan de traditionele taak der Oranjes in de Neder landse gemeenschap. De Oranjes hebben zich steeds onderscheiden als staatslieden en krijgsvorsten, maar zij zijn eveneens be roemd om hun arbeid op het gebied der menslievendheid. Koningin Emma ging als een weldoenster door het land; men kan zich prins Hendrik niet denken zonder de verbondenheid aan zijn levenswerk: 't Roode Kruis. Van deze instelling, welker toenemen de betekenis zich in onze veelbewogen en smartelijke tijd hoe langer hoe meer doet gelden, is hij de bezielende leider geweest, de baanbrekende kracht. Reeds zijn ver diensten ten aanzien van deze charitatieve beweging geven hem een plaats in de historie. Maar er is zoveel meer. □2d En nu komen we terug op de waarde die zijn aantrekkelijke verschijning heeit gehad voor ons volksleven en voor onze verbonden heid aan onze dynastie. Men wijst wel eens om de betekenis van het koningschap te illustreren voor de volksbinding en de volkseenheid in een periode, die overal tronen ziet vallen en republieken ziet verrijzen op de eenvoud en hartelijkheid, waarmee de Scandinavische koningen hun volken'tegemoet treden. Er gaat zelfs een legende omtrent de koning van Denemarken, die als een gewoon passagier zich liet meerijden op het trambalcon. Maar wij behoèven niet naar het noge Noorden te reizen om een dynastie te vin den, die zich gaarne en ongedwongen bevindt te midden der natie. Ook ten onzent aan schouwen wij deze hartelijke toenadering van de koninklijke familie tot de onder danen. Prins Hendrik was een Haagse figuur.' Men zag hem dagelijks zonder enig gevolg getrouw zich begeven naai zijn kantoor op de Princessegracht. Een deftig heer, die in zijn eentje zich tussen de wan delaars voegde, op weg naar zijn taak. Er gingen in het voorbijgaan hoeden at en steeds werd de groet minzaam beantwoord. Zo leeft hij voort in onze herinnering, als de gentleman-prins, de mens van vorstelijke Prins Hendrik in zijn werkkamer op de bureaux van het „Roode Kruis", waarvan hij de bezielende leider was. bloede, maar die ook onmiskenbaar ver tegenwoordigde het voornaam burgerschap van zijn stad en zijn land. Hij was minder dynamisch, minder spor tief dan de huidige Prins der Nederlanden, die door zijn stralende jeugd en zijn strijd voor het vaderland in de ure des gevaars. aller harten gewonnen heeft. Maar prins Hendrik was het type van de bedaarde Nederlander, passend in het kader van zijn tijd. Hij was de hartelijke, altijd belang stellende persoonlijkheid, die, juist om zijn vereenzelviging met de natie, onvergetelijk blijft voor de generatie, die hem heeft gekend. Dit inlevingsvermogen, dat grote psychi sche krachten eist en zelfbeheersing, maar dat bij prins Hendrik voortkwam uit zijn gulle spontane natuur, het heeft zijn zeer bijzondere waarde gehad voor de verhouding tussen dynastie en volk. De warmte en de hartelijkheid van zijn karakter doorstralen dit ogenblik, waarin wij ons rekenschap geven van onze gehechtheid aan het Huis van Oranje en zal ook onze gevoelens in de toekomst bepalen, wanneet wij ons scharen om de troon van zijn dochter. posthuum, de gevalleneh. Medeleven een schone diamant in de gouden regeringskroon. ik de twee prinsesjes te paard de hoofdlaan afkomen. Je staat toch wel even gek te kijken als je ze van zo dichtbij ziet. En Hare Majesteit zat voor op 't bordes! Beatrix reed op een groot paard, Ireentje nog op een kleiner en haar pony was met een lang touw vastgemaakt aan een groter paard van een van de ruiters, die meereed. Ze zwaaiden tegen de koningin. Het ging toch allemaal heel gewoon en 't viel mij hard mee eerlijk gezegd. Ik bedoel eh, 't'is toch eigenlijk een paleis, hè? De prinsesjes zagen we de hele dag als ze in 't park speelden. En ze hadden een speel kamer naast onze kamer. Er stond ook die wip, die ze van haar grootmoeder gekregen hadden, weet U wel, daar zijn allemaal die foto's van. Ik geloof, dat ze nogal streng worden opgevoed; of meer „stipt". Als 't theetijd voor hen was, vroegen ze je wel zes keer hoe laat 't was, want dan mochten ze niet te laat komen. Maar echte kinderen hoor maar dat is niet voor de krant natuurlijk soms haalden ze ook wel kattekwaad uit. Op een middag waren Beatrix en Irene op een plat dak geklommen. Hoe ze er op had den kunnen geraken, was onbegrijpelijk, maar ze zaten er. Nou hadden we één ver zorgster, die iedereen tante Els noemde. Nou, tante Els stond daar ook omhoog te kijken en riep naar Beatrix hoe ze er op gekomen was. „Als U er op komt, zullen we 't U wij zen, tante Els.riep 't prinsesje terug, en toen heeft die tante Els zich met heel haar gewicht ook op dat dak gehesen, 't Was géén gezicht, gewoon. En lol, dat die prinsesjes hadden. Iedereen zat van onder tot boven onder de teer. Je kon ze geen groter plezier doen, dan met ze paardje te laten rijden. De mannen, die er logeerden, namen ze dan op hun schouders en hoe harder er gehold werd, hoe leuker 't was. Ze speelden ook gewoon met de kinderen, die er logeren mochten. OjP Maar de mooiste dag was wel de 31ste Augustus, 's Morgens kregen we een heer lijk ontbijt; dat was een persoonlijke trac- tatie van de koningin en we waren met z'n allen de dokter gaan afhalen om die dag samen met ons te ontbijten. Wij er allemaal in optocht heen; de meesten waren erg vrolijk, maar sommigen hadden de tranen in de ogen en enkele vrouwen kregen huil buien, omdat ze bij die feestelijke, vrolijke optocht haar mannen nog veel erger misten dan anders. Na 't ontbijt, waarbij we 't Wil helmus zongen, mochten we allemaal voor de ramen naar de aubade gaan kijken. Ik had dat nog nooit zó dichtbij gezien. De koningin was die dag erg chic in een lange paarse japon en een vos om en een hoed met een grote grijze veer. Margriet zat ook op 't bordes. Die kón gewoon niet stilzitten in de fauteuil. Dan weer op d'r knieën, dan weer gewoon, dan weer opstaan. De koningin werd er ook de hele tijd door afgeleid. Het was ontzaglijk leuk, als je dat nooit gezien hebt. Na de aubade kregen we koek en cacao, geloof ik, en om twaalf uur kwam zij zelf in de recreatiezaal met de prins en de prin ses en de drie kleine prinsesjes. Een paar dagen tevoren hadden alle patiënten een foto laten maken, zo van waar ze logeerden in 't paleis. Die hadden we in een album geplakt en de dokter, die ons allemaal voor stelde, bood die album als geschenk aan. Er was een heel klein kindje, dat nog gedragen werd, en in dat kleine knuistje stak 't een heel klein tuiltje bloemen vooruit en gaf dit aan de koningin. Ik geloof, dat zij alles erg leuk vond. s Middags maakten we allemaal een rijtoer en 's avonds was er na 't souper een extra voorstelling in de hofbioscoop van de Zeeuwse Kring in Apeldoorn. Een paar dagen later gaven de „patiënten" zelf een voorstelling. Daar kwam de koningin zelf °°Ohf jé voelde je er helemaal thuis. Ik liep op 'n morgen te wandelen in 't park met nog een dame en de majesteit zat op een bank. Ze wenkte ons al uit de verte. Ze zat te kijken naar de prinses, die met de kinderen aan 't croquetten was.... heet dat niet zo?.... Enfin, we gingen naast haar zitten en toen vroeg ze naar 't hele verhaal. Over Vught en hoe de jongens ontsnapt waren en vooral naar die laatste maanden. Daar kon ze maar niet over uitgepraat komen. „Was U er die laatste maanden, die laatste vrese lijke maanden, ook?" vroeg ze wel drie keer. Toen begon ze over thuis en of ik een goede hulp had in 't huishouden nuHet was een heel gewoon, gezellig gesprek. Zo echt gewóón, weet U wel.... De leukste herinnering, die ik terug mee bracht, was die met die ansichtkaart. Mijn zoon, om wie eigenlijk alles begonnen was in de Duitse tijd] kwam me opzoeken en Beatrix en Irene speelden net vlak voor ons' open raam. Wij zaten kaarten naar huis te sturen en toen we er een aan mijn dochter aan 't schrijven waren, die nog ziek was van die tijd in Vught, vroeg mijn zoon of Beatrix er ook haar naam op wou zetten. Ze kwam, samen met Irene, direct naar ons toegehold en ik zei nog: Wie weet, of dat wel mèg axlemaal, maar voor ik 't wist had Trix 't potlood al. „Ja, wat zal ik nou als afzender zetten?" zei ze. „Prinses Beatrixzei m'n zoon. „Prinses?Poehzei Trix, maar even later: „Ja, ik heb de P al gezet vooruit dan maaren ze schreef met drukletters, d'r tongpuntje uit haar mond: „Prinses Beatrix" Nou, U begrijptje zult een ansicht kaart van een prinsesje thuis krijgen! Om nog maar te zwijgen van zo'n logeerpartij ik ben tot en met de eerste week van October op 't Loo geweest. Ik heb nog nooit zo'n echt leuke tijd gehad als in 't paleis van da majesteit". f

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1948 | | pagina 6