I 5 PRINSES TWEE JAAR JULIANA „KATWIJKSE" IN HET VOETSPOOR VAN HAAR VADER BIJ DE ONDERWUZERES VAN PRINSES JULIANA t 00 ui ie Met oucle zeerobben langs het strand Ket Hoofd van Het Rode Kruis jMTERPSC 3 SEPTEMBER Ï94S I I I i mm rinses aan Het jonge Vorstenkind 18 Juli 1947. De Prinses overhandigt de Florence Nightingale medaille aan ver pleegsters, die zich op bijzondere wijze hebben onderscheiden. door A. C. F. Conijn Hoe hoog een vorstelijke telg moge opklimmen in eer en aanzien onder haar volk zij moet onverbiddelijk beginnen haar prille, wankele stapjes te zetten op dezelfde paden, die alle kinderen van de leerplichtige leef tijd inslaan Hele bladzijden vol „hanepoten" trekken om de vingers soepel te maken. Vriendschap sluiten met aap-noot-mies- om de lees kunst onder de knie te krijgen! De tafels tot tien komen zelfs een koningskind maar niet aanwaaien onderricht iri de „school van Jan Ligthart ilili Toen trouwde de prinses met de prins en zij gingen zich vestigen in het paleis Soestdijk. Luchtfoto K.L.M.) door J. W. Hofwijk Hoe democratisch van opvatting en levenswijze vorstelijke personen ook zijn mogen, hun bestaan blijft nu eenmaal noodzakelijkerwijze enigszins anders aan het gewone openbare leven geschakeld, dan dat van de doorsnee burger. De betrekkelijke afzondering, waarin hun particuliere leven zich voareict, worat met alleen bewerkstelligd door het hoge ijzeren hek ronaom een paleis, door schildwachten, hof dignitarissen, protocolvoor schriften en detectives, maar ook door de eerbied, waarmee het gewone volk zijn hoogste gezagdrager omringt. Het is deze betrekkelijke afgeslotenheid van hun particuliere leven, samen met hun hoge positie, welke een verschijnsel oproept, dat men „legende vorming" zou kunnen noemen. Een verschijnsel, dat in hun leven groter en vruchtbaarder voedingsbodem vindt, dan in enig ander mensenbestaan, hoewel zich gewoonlijk ook daarin de legende een plaats opeist, want wat kent men van het merendeel zijner- medemensen anders, dan een aantal openbare persoonlijkheidsmanifestaties, die soms zeer misleidend zijn. Door het optreden in het openbaar van vorstelijke personen ontstaan aan gene zijde van het paleishek allerlei vaak zeer ontroerende maar gedeeltelijk onjuiste verhalen, die het anecdotische onherroepelijk promo veren tot het algemeen geldende, en daardoor ongewild gedeeltelijk of volkomen onjuist zijn. En zo waren wij een hele dag in Katwijk om Katwijk te horen vertellen over de studentenjaren van onze toenmalige prinses studente, en hoorden de meest romantische verhalen, ook uit bronnen, die ons min of meer officieel waren aanbevolen en dachten het artikel te zullen schrijven over de prinses en de.... zeerobben, tot we teleurgesteld ontdekten dat de legende al evenzeer in al die aardige dorpsstraatjes was doorgedron gen, als het stuivende duinzand van de stormachtige nazomerdag. Via het gemeentehuis, waar wij hoorden, dat alleen baron Baud, de particulier secre taris, als inwoner in het bevolkingsregister is ingeschreven geweest, maar niet de toen malige prinses-studente zelf, hoewel zij in de villa's „de Hoogcate" en ,,'t Waerle" woonde, kwamen we in de Tebrittenstraat 40 terecht bij Dirkje van Rhee. Heel Katwijk noemt haar „de keuken prinses", want zij zwaaide in het huis van de prinses in Katwijk de keukenscepter. Een krasse zeventigster, nog in de oude Katwijkerdracht, met wijde baaien rok en kraakheldere -vissersmuts, waaronder de gouden oorijzers door het fijne witte kant heenblonken. •„Nee", zei Dirkje, en keek ons met haar heldere strakke oudevrcuwenogen een beetje verwijtend aan; „nee, 't is al zolang geleden, en bovendien heb ik, toen ik er kwam, beloofd, niets van het huis te ver tellen. Dat heb ik de prinses zelf beloofd, en dat doe ik niet. Ik heb gezegd; Je kan er van op aan, ik zal niets vertellen, van wat er in het huis voorvalt. Nee, ik wil niet in de krant komen. Er heeft eens een keer een heel stuk in de krant gestaan over me, en ik weet niet, hoe ze daar aan kwamen, want ik had tegen niemand een woord ver teld; dat was allemaal fantasie. Nee, ik doe - het echt niet. Er heeft nog pas drie dagen lang een man van de krant rond dit huis gezworven met zo'n fototoestel, maar ik heb niets gezegd. Ik heb dat de prinses nou eenmaal beloofd, en dan doe ik het niet. Ik ben later ook mee naar 't Loo gegaan en na de oorlog ben ik er ook nog zes weken geweest, maar dat gezin wordt groter en ik ben zo langzamer hand te oud geworden. Dat wordt me te druk. Maar ik kan er altijd weerom komen, zomaar op bezoek. Nee, ik kan er echt niets over vertellen...." en ondertussen kijkt ze alsmaar strak van ons teleurgesteld gezicht naar het grote gepolychromeerde portret van de prinses en een ander van de hele prinse lijke familie, dat persoonlijk door de prinses en prins Berahard is gesigneerd. „Schrijf maar op, meneer", zei een andere oude „Kattiker", „u is hier in het hol van de leeuw. ,In 1916 betrok de koningin de villa Duinlust in Katwijk voor haar zomervacantie, samen met het toenmalige nog zeer jonge prinsesje Juliana. Momenteel is er in dat huis, prachtig midden in de dennenbossen, de zogenaamde Leid se buitenschool geves tigd. Wij herinneren ons allemaal nog de zang-aubade, die dat jaar door alle school kinderen op het strand aan onze vorstelijke gasten gegeven werd. Een van de liederen kunt u het bijhouden? was getiteld: ,,'t Zonnetje gaat van ons scheiden" en bij het refrein „hoort gij 't klokje met zilveren klank", sloeg iemand op een klein zilveren klokje, en elke keer stond Juliaantje te springen van plezier. Hebt u het? Nou, tijdens dat verblijf van Hare Majesteit, toen Hare Majesteit dus de gast van Kat wijk was, ontzag iedereen haar zoveel moge lijk. Zij bezocht ook elke Zondag de kerk, maar misschien kunt u het zó zetten: de Katwijker uitte zijn spontaneïteit in be scheidenheid.En wat de studentenjaren van onze huidige koningin betreft; misschien kunt u dat het beste zo formuleren: wars van alle hofmanieren was prinses Juliana één met de Katwijkse bevolking. Men zag haar heb u het? veelvuldig met ouwe zeerobben langs het strand of op de boulevard wandelen, en aanvankelijk reed zij dagelijks met de tram van Katwijk naar de hogeschool in Leiden. Later mocht dat niet meer". „Kent u nog adressen van mensen hier, waarmee zij in aanraking kwam?" „Nee, maar die zijn er met tièntallen. Zet u maar: Haar belangstelling ging hoofdzake lijk uit naar de oude Kattikse zeerobben, en geen enkele Katwijker zal ooit vergeten, hoe zij reeds als klein kind elke dag door de dorpsstraat met haar ponywagen naar het strand reed. Dat was in 1916 natuurlijk". Met deze weliswaar zeer romantische, maar verdacht vage gegevens gingen wij op zoek door het dorp naar de grens tussen legende en werkelijkheid. Iemand met wie wij op liepen, ook een geboren en getogen Kat wijker zei: „De prinses? O, die was hier zo gewoon. Daar namen we bij wijze van spreken geen notitie van. Die liep hier win kel in winkel uit, ging taartjes snoepep bij de banketbakker met haar vriendinnen, je zag haar 's middags in de bloemenwinkel of bij de groenteboer, en dat was allemaal zó gewoon^ dat je het thuis niet eens meer vertelde Er was een bakker, die in zijn étalage een wit bord had staan, met de mededeling: „Leverancier van H. K. H. Juliana". De juffrouw achter de toonbank vertelde, dat hier inderdaad de prinses wel eens zelf was binnengeweest om inkopen te doen, maar de juffrouw was toen zelf nog heel jong en herinnerde het zich maar vaag. Nu de prinses koningin geworden was, zouden ze waar schijnlijk een kroon boven die mededeling in de étalage mogen zetten „Ik herinner me nog heel goed", zei de oude groenteboer van Katwijk, „hoe de koningin eens, nè haar eerste verblijf in 1916 vanaf Scheveningen meen ik, te voet met de prinses over het strand naar Katwijk gewandeld kwam, en natuurlijk liep het héle dorp uit en bij de boulevard stonden de auto's al klaar en tegen iedereen wuif den ze en wij bogen allemaal terug als knip messen, bij wijze van spreken. Ik stond toe vallig niet verder van de auto vandaan dan Inderhalve meter schat ik, en toen ze dan allebei in de auto waren gezeten, zag ik de koningin iets zeggen tegen de prinses en toen knikten ze allebei in mijn richting, en ik kan me vergissen, maar ik geloof, dat de koningin me herkende, omdat ik van het begin af altijd groenten en aardappels en fruit heb mogen leveren, wanneer ze in Katwijk verbleef. Nou toen ik dan hoorde, dat de prinses hier in haar studententijd zou komen wonen zei iedereen: ga naar Den Haag en vraag of je de leverantie mag hebben. Er waren geloof ik, zeventien zaken hier in Katwijk, die het waren gaan vragen, maar ik had nou een maal zo'n gedachte in me en ik deed het niet. Ik dacht maar: een goede dochter luistert naar haar moeder, en die is altijd hier ge weest, en ik heb ze altijd tot haar tevreden heid mogen bedienen, er zijn tenminste nooit klachten geweest, o ja.dat moet ik ook nog vertellen: we hebben toch na de oorlog zo'n beroerde winter gehad ik spreek nou van de oorlog veertienachttien dat er niets dan zandaardappelen te krijgen waren, en de kwaliteit was nou niet zo heel best, zodat ik aan de keuken daar weten liet, dat er nog wel een kleine partij goede duinaard appelen te krijgen zou zijn voor de koningin. Maar prompt de andere dag kreeg ik ant woord, dat als de zandaardappelen voor de gewone mensen goed genoeg waren, ook de koningin niets anders hebben wou op tafel. Maar om terug te komen op de prinses. Ik ging dus helemaal niet naar Den Haag en mijn voorgevoel kwam uit, want op een goeie achtermiddag kwam baron Baud die later dikwijls hier kwam koffie drinken, bij ons binnen en vroeg, of we de leverantie liever niet hadden, omdat we niet gevraagd hadden in Den Haag. Ik vertelde hem hoe wij er over dachten, en de andere morgen konden we het als vroeger leveren. Iets buitensporigs, zo van extra fijne dingen, hebben ze ons nooit ge vraagd en een van de aardigste herinnerin gen hebben we, toen er op drie October met het ontzet van Leiden, weet u wel, haastig van de villa werd opgebeld, of er nog wor tels en uien waren. Het diner was al klaar, zeiden ze, maar de prinses wilde ook het traditionele feestmaal eten Vorig jaar is de prinses nog met de kin deren op het strand geweest, maar toen is ze kwaad geworden, want, dat hebben we nooit meegemaakt hier, meheer: zo opdrin gerig als de mensen toen waren. Ik wist het zelf niet, anders was ik haar wat fruit op het strand gaan brengen, hoewel dat natuurlijk ook niet zou hebben gemogen. En als u mij nou niet kwalijk neemt.wij hebben het nog heel erg druk met de voorbereiding voor de feestelijkheden. Want ze zullen nooit zeggen, dat een Katwijker niet Oranjegezind is. Kijkt u onze feestgids ma*r eens...." Wel, en toen zijn we weer de lange namid dagstraat afgelopen, waar het duinzand ons recht in het gezicht geselde, en overal was men druk bezig met straatversieringen en er verrezen erebogen en slingers groen en vlag getjes en oranjelampjes, en het moet een be voorrechte plaats zijn, waar in het schijnsel van de feestverlichting nog iets zal zweven, iets bijna ongrijpbaars, iets waarin 't sprookje en waarheid reeds zo zeer verweven zijn, dat de Katwijkers zelf niet meer weten, waar de legende begint. door mej. A. Lepoutre, perschef van het Ned. Rode Kruis Bijna veertien jaar heeft H. K. H. prinses Juliana aan het hoofd gestaan van het Nederlandse Rode Kruis. Daarmee heeft zij een traditie gevolgd, die zo oud is als het Nederlandse Rode Kruis zelve. Ouder nog want reeds jaren vóór de oprichting was haar grootvader, koning Willem III, met hart en ziel de ideeën toegedaan van de Zwitser Dunant. Zijne Majesteit was er zeer op gesteld, dat ook Nederland zou deel nemen aan het grootse plan om door internationale afspraken de barmhartigheid op het slagveld te brengen. Maar de heren die deze deelneming moesten voor bereiden delibereerden hem te uitvoerig; daarom maakte de koning in 1867 met een organiek besluit een einde aan alle gepraat en riep daarmee het Rode Kruis in het leven. „Er zal zijn een vereniging tot het verlenen van hulp aan zieke en gewonde krijgslieden in tijd van oorlog; hetzij Nederland er al dan niet in betrokken is". Toen viel er niet langer te confereren, toen moest er gehandeld worden. Het was hoog tijd, want de internationale conferentie der „Hulpmaatschappijen" te Parijs stond voor de deur. Daar mocht een Nederlandse „Hulpmaatschappij" niet ontbreken. In de eerste tijd sprak men nl. nog niet van het Rode Kruis. Dat kwam eerst later, toen als erkenning van het Zwitserse initia tief bepaald werd, dat de vlag die de „Hulpmaatschappijen" als nationaal- en internationaal herkenningsteken zouden voe ren, de omgekeerde Zwitserse vlag zou zijn: een rood kruis op een wit veld. Hoewel ook H. M. koningin Wilhelmina op velerlei wijzen van belangstelling in het werk van het Rode Kruis blijk heeft ge geven, heeft zij nooit persoonlijk een aan deel genomen in de leiding van het Neder landse Rode Kruis. Wel steunde zij de ar beid met belangrijke giften en bij K. B. van 16 December 1908 benoemde de koningin Z. K. H. prins Hendrik tot voorzitter. Ook in dit opzicht is Het Nederlandse Rode Kruis geen vereniging als andere. Behalve dat het steunt op internationale conventies, die door regeringen geratificeerd zijn, wor den zijn voorzitters bij K. B. benoemd; en een deel van zijn hoofdbestuur bestaat uit leden, die qualitate qua deze functie be kleden. Waren dit oorspronkelijk leidende figuren van de militair geneeskundige dienst, omdat het Rode Kruis zijn arbeid oor spronkelijk alleen als een humanitaire oor- logstaak zag, al spoedig werd dit standpunt verlaten en trok men ook figuren aan uit de kringen, die zich met sociale zorg, volks gezondheid, praeventieve geneeskunde e.d. belasten. Prinses Juliana heeft zich tot deze vredes taken speciaal aangetrokken gevoeld en met name had de bloedtransfusiedienst haar grote belangstelling. Er wordt in verband met vorstelijke per sonen dikwijls al te lichtvaardig aange nomen, dat hun medewerking aan humani taire en sociale verenigingsarbeid zich bepaalt tot hun naam en hun aanwezigheid bij bij zondere gelegenheden. De plichten die op hen rusten zijn zó veelvuldig, dat het boven menselijk moet lijken om daar nog veel omvattende arbeid bij te verrichten. Het Nederlandse Rode Kruis mag zich echter gelukkig prijzen door een voorzitster te zijn geleid, die deze functie met hart en ziel bekleedde en die haar weinige vrije tijd met grote toewijding ter beschikking stelde. Zelden sloeg prinses Juliana de wekelijkse Ofschoon een telg uit het oud-vermaarde huls van Oranje en de lievelinge van heel een volk, moest ook het prinsesje Juliana onderwezen worden in deze doodgewone vakken der doodgewone lagere schoolEn. natuurlijk, zag een bezorgde moeder naar iemand om, wie zij haar enig kind kon toevertrouwen. Die iemand vond zij in het Haagse school hoofd: Jan LigthartJan Ligthart, de Neder landse pedagoog, die van zijn moeder mee gekregen had: liefde, toewijding, het zich- geven met geheel zijn hart. Die niet aller eerst naar kennis streefde, maar naar vor ming van hart en ziel. Die de natuurlijke drang tot bezig-zijn en begrijpen voedsel wilde geven. Steeds erop uit, een beroep te doen omhet kwade door het goede te overwinnen. Koningin Wilhelmina moet in haar paleis aan het Noordeinde stellig wel gehoord hebben van de zeer bijzondere figuur, die aan de Tullingstraat bovenmeester wasHoe hij kinderen, die vóór zijn schoolramen lastig waren, met sinaasappelen omkocht en ze bleven voortaan wegHoe hij weke lijks alle klassen afliep met het centen bakje voor de Transvaalse boeren: „Wie 'ïi;.-:/' iiiiiiiiiW. •MÉ. heeft er een centje voor de boerenbond?" Hoe hij met de schoolklassen een tocht ondernam naar het dak van zijn woning, om de leerlingen een intiem vogelnestje-met eitjes te tonen. Laten wij er aanstonds bij zeggen: dat dak was zo, dat niemand er af kon vallenHoe hij een duiventil op de speelplaats had ingericht, de duiven liet voeren met mais, en de kinderen: met echte- Grunninger mollebonen IKortom, hoe deze begenadigde onderwijzer liefdevol meeleef de met de aan zijn hoede toevertrouwde volkskinderenHoe hij, een kind uit de Jordaan, nooit zichzelf bedoelde; maar uit sluitend zichzelf toewijdde; trouw volhardde bij een aanvaarde plicht. En zo werd Jan Ligthart, de man met de profetenbaard, aangezocht als onderwijzer voor het „leerplichtige" prinsesje Juliana „Hofpedagoog", meesmuilden de critici 1 Hoe deerlijk vergisten zij zich in de struc tuur van Ligthart's karakterWant de man, die gezegd heeft: „Wees kind met de kin deren; denk u in hun plaats en zoek de fout bij uzelf", was alle eerzucht vreemd I Het moet de koningin getroffen hébben, dat Jan Ligthart voor de hoge onderschei ding.... bedankte! Zo'n pril prinsesje met inachtneming van persoonlijkheid en omstandigheden te lei den, dat leek hem meer geschikt voor een vrouw; voor een onderwijzeresZo oud als de cultuur zelve, is het de onderwijzeres, die meisjes opvoedt. Sinte Lioba, bloedver wante van S Bonifatius, was onderwijzeres; Sinte Hildegardis en Sinte Geertruida„De persoonlijkheid is meer dan de methode", had Jan Ligthart steeds gezegd. En de persoonlijkheid van een vrouw, met de kracht van haar gevoel, weet nog raad te schaffen als het verstand van de man geen weg meer ziet En zo werd „Anna" dan door Jan Ligthart uitgekozen om het jonge prinsesje naar zijn methode te vormen. „Anna" heette zij als onderwijzeres aan zijn school. Ten stadhuize stond zij bekend als: Mevrouw A. v. d. Reydenv. d. Hooft En deze volgelinge van Jan Ligthart heeft zeven jaar onderwijs gegeven aan prinses Juliana. In zijn trant Aanhoudend „lettend op de individuele be hoeften van het kind en zelfs van ieder tijdperk in dat leventje I" Met de vermaning er bij: „Laat u door de ware, belangeloze liefde de weg wijzen. Die weet het dikwijls beter dan het vooropgestelde principe". Mevrouw Anna v. d. Reydenv. d. Hooft de „juf' van het kleine Juliaantje, is thans negen-en-zeventig jaar. Wij hebben haar een bezoek gebracht helaas niet in haar woning. Zij wordt tijdelijk verpleegd in het katholieke ziekenhuis van Voorburg zelve is zij niet katholiek waar de prachtige Samarltaangroep van Termote de christe lijke naastenliefde verzinnebeeldt. Door een beenfractuur is zij aan het.ziekbed, moeten wij wel zeggen, gebonden, maar ziek is zij allesbehalve. Gezond van hart en: levendig van geest! Haar oude handen ver tonen de bruine vlekken, die, volgens van Eeden, geen water meer wast; haar ge heugen is nog gaaf en fris; haar fijne humor ongeschokt njD „Zag u er niet tegen op, toen u Juliaantje les moest gaan geven?" vroegen we. „Nou, dat begrijpt u. Ik dacht: nou moest ze eens niet kunnen lezen 1 Dan krijg ik de schuldIk zou me geen raad geweten heb benMaar het viel reusachtig meeEen pientere meidze komt nog bij me I" Het is heel jammer, dat we die drie woordjes: ,,'n pientere meid...." met alle respectniet in notenschrift kun nen weergevenHet accent mag niet op „pienter" vallen. Het ligt geheel op 't laat ste woord en dat moet dan lang aan' gehouden worden. Zo ooit. dan is het hier „le ton" die „la musique" maaktNog ge heel afgezien van de glans in het heldere wakkere oog, dat deze uitspraak als registreert „En hoe ging het met het huiswerk Daar ontbrak zeker nog weieens wat aan, door al die beslommeringen in een paleis „Wel neeZe moest doen wat ik zei 1 Want ik was niet gemakkelijk! Zeven jaar heb ik haar les gegeven. En altijd is ze goed voor me geweestLaat nou niet mer ken, dat ik hier lig, want daar zou ze maar verdriet van hebbenEn dat wil ik niet „Na die zeven jaar heeft de koningin mij een pensioen verleend. Ik hoefde de school niet meer in!" De onderwijzeres van prinses Juliana is een uiterst bescheiden, eenvoudige dame, die zich volstrekt niet laat voorstaan op het verantwoordelijke ambt, dat zij eens be kleedde. Zij ziet haar vorstelijke pupil nog steeds als kind; dat is de grondtoon van het gesprek „Als u me nu wat hoger wilt optrekken dan zal ik u nog eens laten lachenAan dit verzoek wordt natuurlijk voldaan. „Ik was met mijn man naar het Brase^ mermeer gegaan. Daar gaf hij me een hengeltje in m'n hand. Het gekke was, dat alle vis op mij afkwamZelf ving-ie niks Ik zei: „Hoe kan dat nou?" „Wel" zei-die „dat zijn de mannetjes, die uit beleefdheid naar jou toekomen Wij nemen afscheid van de „patiënte", wier humor dagelijks tintelt, ook voor de anderen in Kamer L Zonder wijsgerige bespiegelingen, of ge leerde termen heeft zij, in Jan Ligtharts geest, het persoonlijke voorop laten gaan en het gevormd, ook bij de leiding der prinses hoofdbestuursvergadering over en heel dik wijls is het gebeurd dat een Rode-Kruis- functionaris in de late avonduren een tele foontje uit Soestdijk kreeg met het verzoek om opheldering. „Ik ben juist bezig met de stukken 4 Het was op 1 December 1934, dat H. K. H. prinses Juliana met het voorzitterschap van het Ned. Rode Kruis werd bekleed. Prins Hendrik was in dat jaar overleden en zijn heengaan werd op het hoofdbestuur als een gemis gevoeld. Immers een groot deel van zijn tijd bracht de prins door in zijn werkkamer en in de vergaderzaal op de Princessegracht in Den Haag, waar het hoofdbestuur van het Ned. Rode Kruis zijn zetel heeft. Waarschijnlijk hebben weinigen, buiten de naaste kring van verwanten en vrienden, de gelegenheid gehad prins Hen drik zo goed te leren kennen als de mannen die tussen 1908 en 1934 daar werkten. In de dagelijkse omgang heeft men daar niet alleen 's prinsen standvastige belangstelling voor Rode-Kruiszaken leren waarderen, maar ook zijn eenvoud, zijn goedhartigheid en zijn humor. ajp Toen in het jaar '34 de voorzittersstoel leeg kwam te staan, hoopte men in de kring van het Nederlandse Rode Kruis, dat prinses Juliana de zetel van haar vader zou innemen. Zekerheid daaromtrent verkreeg men eerst, toen op 29 November het K. B. nr. 7b af gekondigd werd, waarbij H. M. haar „be minde Dochter" benoemde tot voorzitster van het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis. In een telegram dat op die officiële benoeming volgde, drukte Hare Majesteit zich nog duidelijker uit: „Ik koester de hart grondige wens, dat zij, de voetsporen druk kend van haar vader, krachtig zal bijdragen tot het zegenrijk uitdragen der Rode-Kruis- gedachte". Hét gehele Nederlandse Rode Kruis was uitermate verheugd. Maar bij verschillende hoofdbestuursleden bestond toch een zekere aarzeling. Het was nog nooit een vrouw ver gund geweest vergaderingen van dit college bij te wonen; en nu zou een vrouw die presi deren. Dat zou wel een grote verandering geven! In de vergadering van 13 December 1934 werd H. K. H. als voorzitster geïnstal leerd. De verandering voltrok zich; want de asbakken bleven leeg en de atmosfeer, die vroeger tegen het einde der zittingen „om te snijden" was, bleef even glashelder als bij de opening. Menig lid van het hoofdbestuur, moet ondanks zijn voldoening geleden heb ben op die 13e December; vooral de oude staatsraad Kooien, wiens sigaar in Den Haag even legendarisch was als die van Churchill in de gehele wereld. Het is de spontane uiting, die 's mensen ware aard doet blijken; en in de tweede ver gadering die H. K. H. presideerde sprak zij zo'n spontaan woord. Zichzelf onderbrekend bij een uiteenzetting, zei de prinses: „Eén ding verwondert mij. Ik zit hier met zoveel heren en er wordt niet gerookt?" En zelf een cigaret opstekend, gaf zij het verlossende sein. Toen de vergadering gesloten werd was de zaal even blauw als van ouds. In de rede waarmede prinses Juliana het welkom van het hoofdbestuur bij haar in stallatie beantwoordde, heeft zij gezegd „Men kan nauwelijks krasser een verplichting ge voelen dan ik deze nieuwe". Hoezeer het H. K. H. ernst was met deze uitspraak, be wees zij tal van malen. Niet alleen door in koude en regen openluchtdemonstraties bij te wonen, niet alleen door nauwgezet haar plichten als voorzitster te vervullen, maar vooral door steeds een voorbeeld te willen zijn, door op te wekken en te inspireren. C03 Het ligt niet in de aard van onze nieuwe koningin zulks te doen met stoere woorder. of éclatante gebaren. Haar leiding, zowel als haar geestdrift, blijven altijd gekenmerkt door haar persoonlijke bescheidenheid, maar daarom had die op haar medewerkers in het Nederlandse Rode Kruis niet minder effect. Zoals b. v. toen zij zich aanbood als donor voor de bloedtransfusiedienst in een tijd toen nog maar enkelen daartoe bereid waren, om dat het belang van die dienst nog maar weinig bekend was. In de eerste weken van haar voorzitter schap zond een der secretarissen van het hoofdbestuur H. K. H. een concept voor een rede, die zij zou uitspreken. De voorzitster gaf er echter de voorkeur aan om een eigen toespraak te houden. Maar zij legde het con cept niet eenvoudig terzijde; zij gaf zich de moeite de functionaris per brief te bedanken voor zijn hulpvaardige bedoeling: „door U uitgesproken zou op deze rede geen enkele aanmerking te maken geweest zijn, maar in mijn mond passen deze woorden niet". Toen de Nederlandse ambulance in 1935 naar Abessinië vertrok, sprak de voorzitster de Rode-Kruismannen toe: „Wij weten, dat wat gij waagt, U door nog grotere bevredi ging zal worden terugbetaald; daarom mo gen wij ons voor U verheugen, nu wij U zien gaan". Maar prinses Juliana volstond niet met woorden. Toen dr. Winckel en zijn medewerkers zich inscheepten, was ook zij aan boord om de vertrekkenden nog een persoonlijk vaarwel mee te geven. En toen de ambulance na een moeitevolle en gevaarlijke arbeid terug keerde, was het weer vooral de prinses die zich alle moeite gaf om de mannen door hartelijkheid te vergoeden voor de teleur stellingen en de ellende die zij geleden had den. Het zijn de kleine oplettendheden die de verhouding van mensen tot iets goeds kunnen maken. Van hoeveel meer invloed die zijn, als de oplettendheid, het ontzien van gevoelens, de hartelijke aanmoediging uitgaan van een vorstin behoeft hier niet te worden betoogd. Het zijn deze eenvoudige, zeer persoonlijke uitingen die het Nederlandse Rode Kruis naast de intelligente toewijding van zijn voorzitster zal missen, nu zij de leiding heeft neergelegd om een grotere taak te aan-, vaarden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1948 | | pagina 8