I
5
PRINSES
TWEE JAAR
JULIANA
„KATWIJKSE"
IN HET VOETSPOOR VAN
HAAR VADER
BIJ DE ONDERWUZERES
VAN PRINSES JULIANA
t
00
ui ie
Met oucle zeerobben
langs het strand
Ket Hoofd van Het Rode Kruis
jMTERPSC
3 SEPTEMBER Ï94S
I
I
I
i
mm
rinses aan
Het jonge Vorstenkind
18 Juli 1947. De Prinses overhandigt de Florence Nightingale medaille aan ver
pleegsters, die zich op bijzondere wijze hebben onderscheiden.
door A. C. F. Conijn
Hoe hoog een vorstelijke telg moge opklimmen in eer en aanzien onder
haar volk zij moet onverbiddelijk beginnen haar prille, wankele stapjes
te zetten op dezelfde paden, die alle kinderen van de leerplichtige leef
tijd inslaan Hele bladzijden vol „hanepoten" trekken om de vingers
soepel te maken. Vriendschap sluiten met aap-noot-mies- om de lees
kunst onder de knie te krijgen! De tafels tot tien komen zelfs een
koningskind maar niet aanwaaien
onderricht iri de „school
van Jan Ligthart
ilili
Toen trouwde de prinses met de prins en zij gingen zich vestigen in het paleis Soestdijk.
Luchtfoto K.L.M.)
door J. W. Hofwijk
Hoe democratisch van opvatting en levenswijze vorstelijke personen ook
zijn mogen, hun bestaan blijft nu eenmaal noodzakelijkerwijze enigszins
anders aan het gewone openbare leven geschakeld, dan dat van de doorsnee
burger. De betrekkelijke afzondering, waarin hun particuliere leven zich
voareict, worat met alleen bewerkstelligd door het hoge ijzeren hek
ronaom een paleis, door schildwachten, hof dignitarissen, protocolvoor
schriften en detectives, maar ook door de eerbied, waarmee het gewone
volk zijn hoogste gezagdrager omringt.
Het is deze betrekkelijke afgeslotenheid van hun particuliere leven, samen
met hun hoge positie, welke een verschijnsel oproept, dat men „legende
vorming" zou kunnen noemen. Een verschijnsel, dat in hun leven groter
en vruchtbaarder voedingsbodem vindt, dan in enig ander mensenbestaan,
hoewel zich gewoonlijk ook daarin de legende een plaats opeist, want
wat kent men van het merendeel zijner- medemensen anders, dan een
aantal openbare persoonlijkheidsmanifestaties, die soms zeer misleidend
zijn. Door het optreden in het openbaar van vorstelijke personen ontstaan
aan gene zijde van het paleishek allerlei vaak zeer ontroerende maar
gedeeltelijk onjuiste verhalen, die het anecdotische onherroepelijk promo
veren tot het algemeen geldende, en daardoor ongewild gedeeltelijk of
volkomen onjuist zijn.
En zo waren wij een hele dag in Katwijk
om Katwijk te horen vertellen over de
studentenjaren van onze toenmalige prinses
studente, en hoorden de meest romantische
verhalen, ook uit bronnen, die ons min of
meer officieel waren aanbevolen en dachten
het artikel te zullen schrijven over de prinses
en de.... zeerobben, tot we teleurgesteld
ontdekten dat de legende al evenzeer in al
die aardige dorpsstraatjes was doorgedron
gen, als het stuivende duinzand van de
stormachtige nazomerdag.
Via het gemeentehuis, waar wij hoorden,
dat alleen baron Baud, de particulier secre
taris, als inwoner in het bevolkingsregister
is ingeschreven geweest, maar niet de toen
malige prinses-studente zelf, hoewel zij in
de villa's „de Hoogcate" en ,,'t Waerle"
woonde, kwamen we in de Tebrittenstraat 40
terecht bij Dirkje van Rhee.
Heel Katwijk noemt haar „de keuken
prinses", want zij zwaaide in het huis van
de prinses in Katwijk de keukenscepter.
Een krasse zeventigster, nog in de oude
Katwijkerdracht, met wijde baaien rok en
kraakheldere -vissersmuts, waaronder de
gouden oorijzers door het fijne witte kant
heenblonken.
•„Nee", zei Dirkje, en keek ons met
haar heldere strakke oudevrcuwenogen een
beetje verwijtend aan; „nee, 't is al zolang
geleden, en bovendien heb ik, toen ik er
kwam, beloofd, niets van het huis te ver
tellen. Dat heb ik de prinses zelf beloofd,
en dat doe ik niet. Ik heb gezegd; Je kan er
van op aan, ik zal niets vertellen, van wat
er in het huis voorvalt. Nee, ik wil niet
in de krant komen. Er heeft eens een keer
een heel stuk in de krant gestaan over me,
en ik weet niet, hoe ze daar aan kwamen,
want ik had tegen niemand een woord ver
teld; dat was allemaal fantasie. Nee, ik doe
- het echt niet.
Er heeft nog pas drie dagen lang een man
van de krant rond dit huis gezworven met
zo'n fototoestel, maar ik heb niets gezegd.
Ik heb dat de prinses nou eenmaal beloofd,
en dan doe ik het niet. Ik ben later ook
mee naar 't Loo gegaan en na de oorlog ben
ik er ook nog zes weken geweest, maar dat
gezin wordt groter en ik ben zo langzamer
hand te oud geworden. Dat wordt me te
druk. Maar ik kan er altijd weerom komen,
zomaar op bezoek. Nee, ik kan er echt niets
over vertellen...." en ondertussen kijkt ze
alsmaar strak van ons teleurgesteld gezicht
naar het grote gepolychromeerde portret van
de prinses en een ander van de hele prinse
lijke familie, dat persoonlijk door de prinses
en prins Berahard is gesigneerd.
„Schrijf maar op, meneer", zei een andere
oude „Kattiker", „u is hier in het hol van
de leeuw.
,In 1916 betrok de koningin de villa
Duinlust in Katwijk voor haar zomervacantie,
samen met het toenmalige nog zeer jonge
prinsesje Juliana. Momenteel is er in dat
huis, prachtig midden in de dennenbossen,
de zogenaamde Leid se buitenschool geves
tigd. Wij herinneren ons allemaal nog de
zang-aubade, die dat jaar door alle school
kinderen op het strand aan onze vorstelijke
gasten gegeven werd. Een van de liederen
kunt u het bijhouden? was getiteld:
,,'t Zonnetje gaat van ons scheiden" en bij
het refrein „hoort gij 't klokje met zilveren
klank", sloeg iemand op een klein zilveren
klokje, en elke keer stond Juliaantje te
springen van plezier. Hebt u het?
Nou, tijdens dat verblijf van Hare Majesteit,
toen Hare Majesteit dus de gast van Kat
wijk was, ontzag iedereen haar zoveel moge
lijk. Zij bezocht ook elke Zondag de kerk,
maar misschien kunt u het zó zetten:
de Katwijker uitte zijn spontaneïteit in be
scheidenheid.En wat de studentenjaren
van onze huidige koningin betreft; misschien
kunt u dat het beste zo formuleren: wars
van alle hofmanieren was prinses Juliana
één met de Katwijkse bevolking.
Men zag haar heb u het? veelvuldig
met ouwe zeerobben langs het strand of op
de boulevard wandelen, en aanvankelijk
reed zij dagelijks met de tram van Katwijk
naar de hogeschool in Leiden. Later mocht
dat niet meer".
„Kent u nog adressen van mensen hier,
waarmee zij in aanraking kwam?"
„Nee, maar die zijn er met tièntallen. Zet
u maar: Haar belangstelling ging hoofdzake
lijk uit naar de oude Kattikse zeerobben, en
geen enkele Katwijker zal ooit vergeten, hoe
zij reeds als klein kind elke dag door de
dorpsstraat met haar ponywagen naar het
strand reed. Dat was in 1916 natuurlijk".
Met deze weliswaar zeer romantische, maar
verdacht vage gegevens gingen wij op zoek
door het dorp naar de grens tussen legende
en werkelijkheid. Iemand met wie wij op
liepen, ook een geboren en getogen Kat
wijker zei: „De prinses? O, die was hier
zo gewoon. Daar namen we bij wijze van
spreken geen notitie van. Die liep hier win
kel in winkel uit, ging taartjes snoepep bij
de banketbakker met haar vriendinnen, je
zag haar 's middags in de bloemenwinkel of
bij de groenteboer, en dat was allemaal zó
gewoon^ dat je het thuis niet eens meer
vertelde
Er was een bakker, die in zijn étalage een
wit bord had staan, met de mededeling:
„Leverancier van H. K. H. Juliana". De
juffrouw achter de toonbank vertelde, dat
hier inderdaad de prinses wel eens zelf was
binnengeweest om inkopen te doen, maar
de juffrouw was toen zelf nog heel jong en
herinnerde het zich maar vaag. Nu de prinses
koningin geworden was, zouden ze waar
schijnlijk een kroon boven die mededeling
in de étalage mogen zetten
„Ik herinner me nog heel goed", zei de
oude groenteboer van Katwijk, „hoe de
koningin eens, nè haar eerste verblijf in
1916 vanaf Scheveningen meen ik, te voet
met de prinses over het strand naar Katwijk
gewandeld kwam, en natuurlijk liep het
héle dorp uit en bij de boulevard stonden
de auto's al klaar en tegen iedereen wuif
den ze en wij bogen allemaal terug als knip
messen, bij wijze van spreken. Ik stond toe
vallig niet verder van de auto vandaan dan
Inderhalve meter schat ik, en toen ze dan
allebei in de auto waren gezeten, zag ik de
koningin iets zeggen tegen de prinses en
toen knikten ze allebei in mijn richting, en
ik kan me vergissen, maar ik geloof, dat
de koningin me herkende, omdat ik van
het begin af altijd groenten en aardappels
en fruit heb mogen leveren, wanneer ze in
Katwijk verbleef.
Nou toen ik dan hoorde, dat de prinses hier
in haar studententijd zou komen wonen zei
iedereen: ga naar Den Haag en vraag of je
de leverantie mag hebben. Er waren geloof
ik, zeventien zaken hier in Katwijk, die het
waren gaan vragen, maar ik had nou een
maal zo'n gedachte in me en ik deed het niet.
Ik dacht maar: een goede dochter luistert
naar haar moeder, en die is altijd hier ge
weest, en ik heb ze altijd tot haar tevreden
heid mogen bedienen, er zijn tenminste nooit
klachten geweest, o ja.dat moet ik ook
nog vertellen: we hebben toch na de oorlog
zo'n beroerde winter gehad ik spreek nou
van de oorlog veertienachttien dat er
niets dan zandaardappelen te krijgen waren,
en de kwaliteit was nou niet zo heel best,
zodat ik aan de keuken daar weten liet, dat
er nog wel een kleine partij goede duinaard
appelen te krijgen zou zijn voor de koningin.
Maar prompt de andere dag kreeg ik ant
woord, dat als de zandaardappelen voor de
gewone mensen goed genoeg waren, ook de
koningin niets anders hebben wou op tafel.
Maar om terug te komen op de prinses. Ik
ging dus helemaal niet naar Den Haag en
mijn voorgevoel kwam uit, want op een goeie
achtermiddag kwam baron Baud die later
dikwijls hier kwam koffie drinken, bij
ons binnen en vroeg, of we de leverantie
liever niet hadden, omdat we niet gevraagd
hadden in Den Haag.
Ik vertelde hem hoe wij er over dachten,
en de andere morgen konden we het als
vroeger leveren. Iets buitensporigs, zo van
extra fijne dingen, hebben ze ons nooit ge
vraagd en een van de aardigste herinnerin
gen hebben we, toen er op drie October met
het ontzet van Leiden, weet u wel, haastig
van de villa werd opgebeld, of er nog wor
tels en uien waren. Het diner was al klaar,
zeiden ze, maar de prinses wilde ook het
traditionele feestmaal eten
Vorig jaar is de prinses nog met de kin
deren op het strand geweest, maar toen is
ze kwaad geworden, want, dat hebben we
nooit meegemaakt hier, meheer: zo opdrin
gerig als de mensen toen waren. Ik wist het
zelf niet, anders was ik haar wat fruit op het
strand gaan brengen, hoewel dat natuurlijk
ook niet zou hebben gemogen. En als u
mij nou niet kwalijk neemt.wij hebben
het nog heel erg druk met de voorbereiding
voor de feestelijkheden. Want ze zullen nooit
zeggen, dat een Katwijker niet Oranjegezind
is. Kijkt u onze feestgids ma*r eens...."
Wel, en toen zijn we weer de lange namid
dagstraat afgelopen, waar het duinzand ons
recht in het gezicht geselde, en overal was
men druk bezig met straatversieringen en er
verrezen erebogen en slingers groen en vlag
getjes en oranjelampjes, en het moet een be
voorrechte plaats zijn, waar in het schijnsel
van de feestverlichting nog iets zal zweven,
iets bijna ongrijpbaars, iets waarin 't sprookje
en waarheid reeds zo zeer verweven zijn, dat
de Katwijkers zelf niet meer weten, waar de
legende begint.
door mej. A. Lepoutre, perschef van het Ned. Rode Kruis
Bijna veertien jaar heeft H. K. H. prinses Juliana aan het hoofd gestaan
van het Nederlandse Rode Kruis. Daarmee heeft zij een traditie gevolgd,
die zo oud is als het Nederlandse Rode Kruis zelve. Ouder nog want
reeds jaren vóór de oprichting was haar grootvader, koning Willem III,
met hart en ziel de ideeën toegedaan van de Zwitser Dunant. Zijne
Majesteit was er zeer op gesteld, dat ook Nederland zou deel nemen aan
het grootse plan om door internationale afspraken de barmhartigheid op
het slagveld te brengen. Maar de heren die deze deelneming moesten voor
bereiden delibereerden hem te uitvoerig; daarom maakte de koning in
1867 met een organiek besluit een einde aan alle gepraat en riep daarmee
het Rode Kruis in het leven. „Er zal zijn een vereniging tot het verlenen
van hulp aan zieke en gewonde krijgslieden in tijd van oorlog; hetzij
Nederland er al dan niet in betrokken is". Toen viel er niet langer te
confereren, toen moest er gehandeld worden. Het was hoog tijd, want de
internationale conferentie der „Hulpmaatschappijen" te Parijs stond voor
de deur. Daar mocht een Nederlandse „Hulpmaatschappij" niet ontbreken.
In de eerste tijd sprak men nl. nog niet
van het Rode Kruis. Dat kwam eerst later,
toen als erkenning van het Zwitserse initia
tief bepaald werd, dat de vlag die de
„Hulpmaatschappijen" als nationaal- en
internationaal herkenningsteken zouden voe
ren, de omgekeerde Zwitserse vlag zou zijn:
een rood kruis op een wit veld.
Hoewel ook H. M. koningin Wilhelmina
op velerlei wijzen van belangstelling in het
werk van het Rode Kruis blijk heeft ge
geven, heeft zij nooit persoonlijk een aan
deel genomen in de leiding van het Neder
landse Rode Kruis. Wel steunde zij de ar
beid met belangrijke giften en bij K. B. van
16 December 1908 benoemde de koningin
Z. K. H. prins Hendrik tot voorzitter.
Ook in dit opzicht is Het Nederlandse Rode
Kruis geen vereniging als andere. Behalve
dat het steunt op internationale conventies,
die door regeringen geratificeerd zijn, wor
den zijn voorzitters bij K. B. benoemd; en
een deel van zijn hoofdbestuur bestaat uit
leden, die qualitate qua deze functie be
kleden. Waren dit oorspronkelijk leidende
figuren van de militair geneeskundige dienst,
omdat het Rode Kruis zijn arbeid oor
spronkelijk alleen als een humanitaire oor-
logstaak zag, al spoedig werd dit standpunt
verlaten en trok men ook figuren aan uit de
kringen, die zich met sociale zorg, volks
gezondheid, praeventieve geneeskunde e.d.
belasten.
Prinses Juliana heeft zich tot deze vredes
taken speciaal aangetrokken gevoeld en met
name had de bloedtransfusiedienst haar grote
belangstelling.
Er wordt in verband met vorstelijke per
sonen dikwijls al te lichtvaardig aange
nomen, dat hun medewerking aan humani
taire en sociale verenigingsarbeid zich bepaalt
tot hun naam en hun aanwezigheid bij bij
zondere gelegenheden. De plichten die op
hen rusten zijn zó veelvuldig, dat het boven
menselijk moet lijken om daar nog veel
omvattende arbeid bij te verrichten.
Het Nederlandse Rode Kruis mag zich
echter gelukkig prijzen door een voorzitster
te zijn geleid, die deze functie met hart en
ziel bekleedde en die haar weinige vrije tijd
met grote toewijding ter beschikking stelde.
Zelden sloeg prinses Juliana de wekelijkse
Ofschoon een telg uit het oud-vermaarde
huls van Oranje en de lievelinge van heel
een volk, moest ook het prinsesje Juliana
onderwezen worden in deze doodgewone
vakken der doodgewone lagere schoolEn.
natuurlijk, zag een bezorgde moeder naar
iemand om, wie zij haar enig kind kon
toevertrouwen.
Die iemand vond zij in het Haagse school
hoofd: Jan LigthartJan Ligthart, de Neder
landse pedagoog, die van zijn moeder mee
gekregen had: liefde, toewijding, het zich-
geven met geheel zijn hart. Die niet aller
eerst naar kennis streefde, maar naar vor
ming van hart en ziel. Die de natuurlijke
drang tot bezig-zijn en begrijpen voedsel
wilde geven. Steeds erop uit, een beroep te
doen omhet kwade door het goede te
overwinnen.
Koningin Wilhelmina moet in haar paleis
aan het Noordeinde stellig wel gehoord
hebben van de zeer bijzondere figuur, die
aan de Tullingstraat bovenmeester wasHoe
hij kinderen, die vóór zijn schoolramen
lastig waren, met sinaasappelen omkocht
en ze bleven voortaan wegHoe hij weke
lijks alle klassen afliep met het centen
bakje voor de Transvaalse boeren: „Wie
'ïi;.-:/'
iiiiiiiiiW.
•MÉ.
heeft er een centje voor de boerenbond?"
Hoe hij met de schoolklassen een tocht
ondernam naar het dak van zijn woning,
om de leerlingen een intiem vogelnestje-met
eitjes te tonen. Laten wij er aanstonds bij
zeggen: dat dak was zo, dat niemand er af
kon vallenHoe hij een duiventil op de
speelplaats had ingericht, de duiven liet
voeren met mais, en de kinderen: met echte-
Grunninger mollebonen IKortom, hoe deze
begenadigde onderwijzer liefdevol meeleef
de met de aan zijn hoede toevertrouwde
volkskinderenHoe hij, een kind uit de
Jordaan, nooit zichzelf bedoelde; maar uit
sluitend zichzelf toewijdde; trouw volhardde
bij een aanvaarde plicht.
En zo werd Jan Ligthart, de man met de
profetenbaard, aangezocht als onderwijzer
voor het „leerplichtige" prinsesje Juliana
„Hofpedagoog", meesmuilden de critici 1
Hoe deerlijk vergisten zij zich in de struc
tuur van Ligthart's karakterWant de man,
die gezegd heeft: „Wees kind met de kin
deren; denk u in hun plaats en zoek de
fout bij uzelf", was alle eerzucht vreemd I
Het moet de koningin getroffen hébben,
dat Jan Ligthart voor de hoge onderschei
ding.... bedankte!
Zo'n pril prinsesje met inachtneming van
persoonlijkheid en omstandigheden te lei
den, dat leek hem meer geschikt voor een
vrouw; voor een onderwijzeresZo oud als
de cultuur zelve, is het de onderwijzeres,
die meisjes opvoedt. Sinte Lioba, bloedver
wante van S Bonifatius, was onderwijzeres;
Sinte Hildegardis en Sinte Geertruida„De
persoonlijkheid is meer dan de methode",
had Jan Ligthart steeds gezegd. En de
persoonlijkheid van een vrouw, met de
kracht van haar gevoel, weet nog raad te
schaffen als het verstand van de man geen
weg meer ziet
En zo werd „Anna" dan door Jan Ligthart
uitgekozen om het jonge prinsesje naar zijn
methode te vormen. „Anna" heette zij als
onderwijzeres aan zijn school. Ten stadhuize
stond zij bekend als: Mevrouw A. v. d.
Reydenv. d. Hooft
En deze volgelinge van Jan Ligthart heeft
zeven jaar onderwijs gegeven aan prinses
Juliana. In zijn trant
Aanhoudend „lettend op de individuele be
hoeften van het kind en zelfs van ieder
tijdperk in dat leventje I" Met de vermaning
er bij: „Laat u door de ware, belangeloze
liefde de weg wijzen. Die weet het dikwijls
beter dan het vooropgestelde principe".
Mevrouw Anna v. d. Reydenv. d. Hooft
de „juf' van het kleine Juliaantje, is thans
negen-en-zeventig jaar. Wij hebben haar een
bezoek gebracht helaas niet in haar
woning. Zij wordt tijdelijk verpleegd in het
katholieke ziekenhuis van Voorburg zelve
is zij niet katholiek waar de prachtige
Samarltaangroep van Termote de christe
lijke naastenliefde verzinnebeeldt. Door een
beenfractuur is zij aan het.ziekbed,
moeten wij wel zeggen, gebonden, maar ziek
is zij allesbehalve. Gezond van hart en:
levendig van geest! Haar oude handen ver
tonen de bruine vlekken, die, volgens van
Eeden, geen water meer wast; haar ge
heugen is nog gaaf en fris; haar fijne humor
ongeschokt
njD
„Zag u er niet tegen op, toen u Juliaantje
les moest gaan geven?" vroegen we.
„Nou, dat begrijpt u. Ik dacht: nou moest
ze eens niet kunnen lezen 1 Dan krijg ik de
schuldIk zou me geen raad geweten heb
benMaar het viel reusachtig meeEen
pientere meidze komt nog bij me I"
Het is heel jammer, dat we die drie
woordjes: ,,'n pientere meid...." met
alle respectniet in notenschrift kun
nen weergevenHet accent mag niet op
„pienter" vallen. Het ligt geheel op 't laat
ste woord en dat moet dan lang aan'
gehouden worden. Zo ooit. dan is het hier
„le ton" die „la musique" maaktNog ge
heel afgezien van de glans in het heldere
wakkere oog, dat deze uitspraak als
registreert
„En hoe ging het met het huiswerk Daar
ontbrak zeker nog weieens wat aan, door
al die beslommeringen in een paleis
„Wel neeZe moest doen wat ik zei 1
Want ik was niet gemakkelijk! Zeven jaar
heb ik haar les gegeven. En altijd is ze
goed voor me geweestLaat nou niet mer
ken, dat ik hier lig, want daar zou ze maar
verdriet van hebbenEn dat wil ik niet
„Na die zeven jaar heeft de koningin mij
een pensioen verleend. Ik hoefde de school
niet meer in!"
De onderwijzeres van prinses Juliana is
een uiterst bescheiden, eenvoudige dame, die
zich volstrekt niet laat voorstaan op het
verantwoordelijke ambt, dat zij eens be
kleedde. Zij ziet haar vorstelijke pupil nog
steeds als kind; dat is de grondtoon van het
gesprek
„Als u me nu wat hoger wilt optrekken
dan zal ik u nog eens laten lachenAan
dit verzoek wordt natuurlijk voldaan.
„Ik was met mijn man naar het Brase^
mermeer gegaan. Daar gaf hij me een
hengeltje in m'n hand. Het gekke was, dat
alle vis op mij afkwamZelf ving-ie niks
Ik zei: „Hoe kan dat nou?"
„Wel" zei-die „dat zijn de
mannetjes, die uit beleefdheid naar jou
toekomen
Wij nemen afscheid van de „patiënte",
wier humor dagelijks tintelt, ook voor de
anderen in Kamer L
Zonder wijsgerige bespiegelingen, of ge
leerde termen heeft zij, in Jan Ligtharts
geest, het persoonlijke voorop laten gaan
en het gevormd, ook bij de leiding der
prinses
hoofdbestuursvergadering over en heel dik
wijls is het gebeurd dat een Rode-Kruis-
functionaris in de late avonduren een tele
foontje uit Soestdijk kreeg met het verzoek
om opheldering. „Ik ben juist bezig met de
stukken 4
Het was op 1 December 1934, dat H. K. H.
prinses Juliana met het voorzitterschap van
het Ned. Rode Kruis werd bekleed.
Prins Hendrik was in dat jaar overleden
en zijn heengaan werd op het hoofdbestuur
als een gemis gevoeld. Immers een groot
deel van zijn tijd bracht de prins door in zijn
werkkamer en in de vergaderzaal op de
Princessegracht in Den Haag, waar het
hoofdbestuur van het Ned. Rode Kruis zijn
zetel heeft. Waarschijnlijk hebben weinigen,
buiten de naaste kring van verwanten en
vrienden, de gelegenheid gehad prins Hen
drik zo goed te leren kennen als de mannen
die tussen 1908 en 1934 daar werkten. In
de dagelijkse omgang heeft men daar niet
alleen 's prinsen standvastige belangstelling
voor Rode-Kruiszaken leren waarderen,
maar ook zijn eenvoud, zijn goedhartigheid
en zijn humor.
ajp
Toen in het jaar '34 de voorzittersstoel leeg
kwam te staan, hoopte men in de kring van
het Nederlandse Rode Kruis, dat prinses
Juliana de zetel van haar vader zou innemen.
Zekerheid daaromtrent verkreeg men eerst,
toen op 29 November het K. B. nr. 7b af
gekondigd werd, waarbij H. M. haar „be
minde Dochter" benoemde tot voorzitster van
het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode
Kruis. In een telegram dat op die officiële
benoeming volgde, drukte Hare Majesteit
zich nog duidelijker uit: „Ik koester de hart
grondige wens, dat zij, de voetsporen druk
kend van haar vader, krachtig zal bijdragen
tot het zegenrijk uitdragen der Rode-Kruis-
gedachte".
Hét gehele Nederlandse Rode Kruis was
uitermate verheugd. Maar bij verschillende
hoofdbestuursleden bestond toch een zekere
aarzeling. Het was nog nooit een vrouw ver
gund geweest vergaderingen van dit college
bij te wonen; en nu zou een vrouw die presi
deren. Dat zou wel een grote verandering
geven! In de vergadering van 13 December
1934 werd H. K. H. als voorzitster geïnstal
leerd. De verandering voltrok zich; want de
asbakken bleven leeg en de atmosfeer, die
vroeger tegen het einde der zittingen „om te
snijden" was, bleef even glashelder als bij
de opening. Menig lid van het hoofdbestuur,
moet ondanks zijn voldoening geleden heb
ben op die 13e December; vooral de oude
staatsraad Kooien, wiens sigaar in Den Haag
even legendarisch was als die van Churchill
in de gehele wereld.
Het is de spontane uiting, die 's mensen
ware aard doet blijken; en in de tweede ver
gadering die H. K. H. presideerde sprak zij
zo'n spontaan woord. Zichzelf onderbrekend
bij een uiteenzetting, zei de prinses: „Eén
ding verwondert mij. Ik zit hier met zoveel
heren en er wordt niet gerookt?" En zelf
een cigaret opstekend, gaf zij het verlossende
sein. Toen de vergadering gesloten werd was
de zaal even blauw als van ouds.
In de rede waarmede prinses Juliana het
welkom van het hoofdbestuur bij haar in
stallatie beantwoordde, heeft zij gezegd „Men
kan nauwelijks krasser een verplichting ge
voelen dan ik deze nieuwe". Hoezeer het
H. K. H. ernst was met deze uitspraak, be
wees zij tal van malen. Niet alleen door in
koude en regen openluchtdemonstraties bij
te wonen, niet alleen door nauwgezet haar
plichten als voorzitster te vervullen, maar
vooral door steeds een voorbeeld te willen
zijn, door op te wekken en te inspireren.
C03
Het ligt niet in de aard van onze nieuwe
koningin zulks te doen met stoere woorder.
of éclatante gebaren. Haar leiding, zowel als
haar geestdrift, blijven altijd gekenmerkt
door haar persoonlijke bescheidenheid, maar
daarom had die op haar medewerkers in het
Nederlandse Rode Kruis niet minder effect.
Zoals b. v. toen zij zich aanbood als donor
voor de bloedtransfusiedienst in een tijd toen
nog maar enkelen daartoe bereid waren, om
dat het belang van die dienst nog maar
weinig bekend was.
In de eerste weken van haar voorzitter
schap zond een der secretarissen van het
hoofdbestuur H. K. H. een concept voor een
rede, die zij zou uitspreken. De voorzitster
gaf er echter de voorkeur aan om een eigen
toespraak te houden. Maar zij legde het con
cept niet eenvoudig terzijde; zij gaf zich de
moeite de functionaris per brief te bedanken
voor zijn hulpvaardige bedoeling: „door U
uitgesproken zou op deze rede geen enkele
aanmerking te maken geweest zijn, maar in
mijn mond passen deze woorden niet".
Toen de Nederlandse ambulance in 1935
naar Abessinië vertrok, sprak de voorzitster
de Rode-Kruismannen toe: „Wij weten, dat
wat gij waagt, U door nog grotere bevredi
ging zal worden terugbetaald; daarom mo
gen wij ons voor U verheugen, nu wij U zien
gaan". Maar prinses Juliana volstond niet
met woorden.
Toen dr. Winckel en zijn medewerkers zich
inscheepten, was ook zij aan boord om de
vertrekkenden nog een persoonlijk vaarwel
mee te geven. En toen de ambulance na een
moeitevolle en gevaarlijke arbeid terug
keerde, was het weer vooral de prinses die
zich alle moeite gaf om de mannen door
hartelijkheid te vergoeden voor de teleur
stellingen en de ellende die zij geleden had
den. Het zijn de kleine oplettendheden die
de verhouding van mensen tot iets goeds
kunnen maken.
Van hoeveel meer invloed die zijn, als de
oplettendheid, het ontzien van gevoelens, de
hartelijke aanmoediging uitgaan van een
vorstin behoeft hier niet te worden betoogd.
Het zijn deze eenvoudige, zeer persoonlijke
uitingen die het Nederlandse Rode Kruis
naast de intelligente toewijding van zijn
voorzitster zal missen, nu zij de leiding heeft
neergelegd om een grotere taak te aan-,
vaarden.