klassieke - en fantasiemodellen
Een LAUNDER-GILLIAT film
De raadselachtige verdwijning
KERKELIJKE BELANGSTELLING
VOOR DE FILM
IETS MINDER ZACHT WEER
lenwe
Parapluie-parade
door BRAM VERSCHOOR
SATERDAG 3 DECEMBER 1948
PAGINA 4
REVENDE" EN DOOIE"
AimSTEN
Wonderlijke redeneringen van
de Nederlandse fiscus
(Van onze Parijse
modemedewerkster)
Al mogen we dan
veronderstellen, dat
herfstbuien voorlo
pig niet meer op het
programma staan,
regen is toch iets,
waar we in ons land
je altijd op moeten
rekenen. Een groot
deal van het jaar is
de vrouw dan ook
met haar parapluie
óp stap, zij het ook
vaak alleen uit over
bodige vrees voor
een paar onschuldige
wolkjes. Meestal be
schouwd, zowel door
mannen als vrouwen,
als een noodzakelijk
kwaad, is de para
pluie een onmisbaar
onderdeel van het toilet geworden. Ze wordt bij
na even zorgvuldig gekozen als een hoed; lijn,
kleur en materiaal spelen hier ook een grote rol.
Tegen St. Nicolaas staat het regenscherm als
aardig, nuttig en practisch cadeau in de gunst van
veel liefhebbende echtgenoten en natuurlijk van
de begunstigden zelf, die in de meeste gevallen
wel een woordje zullen meespreken.
„LONDON BELONGS TO ME"
(Wordt vervolgd).
De houding, welke de katholieken ten
opzichte van het-filmwezen hebben aan
genomen, is jarenlang vrijwel uitslui
tend negatief geweest. Van kerkelijke
zijde beperkte men zich hoofdzakelijk
tot waarschuwingen tegen, of tot een
verbod van films, welke In geestelijk
of zedelijk opzicht gevaarlijk werden
geacht-
In deze houding is, ingeleid door de
encycliek „Vigilaoti Cura" van Paus
Pius XI, verandering gekomen en thans
wordt de goede film algemeen be
schouwd als een ernstige bijdrage, tol
het morele, artistieke en intellectuele
leven van de mens.
Bijzonder groot is de belangstelling,
welke de kerkelijke hoogwaardigheidsbe
kleders in Duitsland voor de film aan de
dag leggen.
Nadat enige tijd geleden kardinaal
Faulhaber een première te München had
bijgewoond van de film „Het lied van
Bernadette", bij welke gelegenheid Zijne
Eminentie het woord richtte tot de bios
coopbezoekers en nadat de aartsbisschop
van Keulen, mgr. dr. Frings persoonlijk in
een bioscoop was verschenen om de pre
mière bij te wonen van een film over de
Keulse Dom, heeft D uitstands jongste
kerkvorst, de onlangs benoemde bisschop
van Würzburg, mgr. dr. Julius Döpfner,
getuigenis afgelegd van zfjn belangstelling
voor de film.
Aanleiding hiertoe was de vertoning van
-JHet lied van Bernadtette" ter gelegenheid
van het jubileum van een bioscoop-theater
te Würzburg.
Nadat, aldus lezen wij in het officiële
orgaan van de Nederlandse Bioscoop-
Bond, de exploitant van het theater een
inleidend woord had gesproken en de
perschef van de Motion Picture Export
Association, dr. Albert Stenzei,, de nood
zakelijkheid van een intensieve samen
werking tussen Kerk en filmwezen had
bepleit hield mgr. Döpfner een toespfaak.
waarin hij, dieper ingaande op het door
de vorige spreker aangesneden onderwerp
verklaarde, dat hij welbewust en op
zettelijk deze filmpremière had ge
kozen voor zijn eerste optreden in het
openbaar als nieuw gewijde bisschop.
„Want zonder kunst", aldus mgr. Döpfner,
„is een werkelijke cultuur ondenkbaar
Ook de film heeft haar aandeel aan hst
wezen en die taak van de kunst. Met haar
veelvoudige uitdrukkingsmiddelen kan zij
het hoge doel der kunst bereiken en de
mensen aldus rijker maken en hoogstaan
de ontspanning schenken. Daarom zal een
bisschop een oprecht ja uitspreken ten
opzichte van de film".
In het verdere verloop van zijn toe
spraak stipte de bisschop ook de verhou
ding aan tussen Kerk en film:
„Wij moeten In de bemoeiingen van
de Kerk en van al haar welmenende
dienaren geen bekrompen voogdijschap
zien, maar bezorgdheid voor de onster
felijke mensenziel, om de geest en om
een werkelijk menselijke cultuur".
Een heel ander standpunt ten aanzien
van de film neemt de Nederlandse fiscus
in, die deze belangrijke kunstfactor lie
ver beschouwt als een bijzonder produc
tieve melkkoe.
In het jongste nummer van Filmfront,
tijdschrift in het kader van de Belgisch
Nederlandse samenwerking, wordt danig
de draak gestoken met het onderscheid,
dat de belastingambtenaren schijnen te
willen maken tussen „levende" en „dooie"
artisten in de bioscopen, waarmee dan
de mensen op de planken en de mensen
op het doek worden bedoeld. De Neder
landse artistenorganisaties zijn namelijk
op het ogenblik bezig om de 35 pet, ver
makelijkheidsbelasting verlaagd te krij
gen tot 20 pet. voor die bioscopen, waar
„levende artisten" optreden. Lukt dat niet,
cian zullen de musici en variété-artisten.
die thans in de bioscopen optreden, op
straat komen te staan. Lukt het wel, dan
zullen bioscopen, die alleen maar films
vertonen en dat zijn de échte bios
copen 35 pet belasting betalen, welke
35 oct. prompt tot 20 wordt gereduceerd,
indien een levende violist of pianist zijn
„dooie" collega's gezelschap komt hou
den- Met andere woorden, aldus „Film
front", één toeter in die bioscoop en men
is vrij van hoge belasting. Of nog anders:
voor een film als „Paisa", „Farrebique",
„Citizen Kane" of „Moeder des Lands"
zonder „Janus-met-z'n-Harmonica". of
„Miesje-met-de-mooie-benen" betaalt men
35 pet. belasting; mèt dergelijke „levende
artisten" wordt de belasting verlaagd tot
20 petwant dan wordt de voorstel
ling klaarblijkelijk Kunst.
De Engelse regiseur David Ni ven, die
in de Elstree-studio's is begonnen met
de opnamen voor de film „Elusive Pim
pernel", beklaagt zich over de figuranten
in filmmenigten, die het altijd volmaakt
met elkaar eens zijn. „Waarom verschil
len ze zo nu en dan niet eens van me
ning" vraagt hij. „In het werkelijke le
ven gedragen de mensen zich nooit zo
vriendelijk".
Niven heeft gelijk. We zien reikhalzend
uit naar de eerstvolgende film, waarin
twee figuranten, die naar een concert
zitten te luisteren, een heftig dispuut be
ginnen over de verdiensten van de com
positie, die wordt gespeeld.
Hollywood is nog alsmaar aan het be
zuinigen. Met het oog daarop zijn de dub
belrollen weer ingevoerd en aldus kan
men de volgende scène zien in „The Jol-
son Story", een film, welke momenteel
in ons land begint te draaien: Larry Parks
speelt de rol van Al Jolson, die Larry
Parks laat zien, hoe hij al Jolson moet
spelen....
Hollywood's held van de maand is re
gisseur Joseph Newman, die het heeft be
staan een film te maken in tien dagen
voor een bedrag van slechts 320-000.
En in één van de Hollywoodse studio's
hangt een bordje met de woorden: „Pas op
de vallende hoofden"
c
Ook onder filmacteurs bestaat de nodige
rivaliteit, die zich wel eens uit door ste
kelige, maar vaak geestige opmerkingen.
Margaret Lockwood's nieuwste hoed
ontlokte het volgende commentaar aan
een van haar vriendinnen, een mede
actrice: „Heb je Maggie's hoed gezien?
Ie ziet er uit, of ie een noodlanding op
haar hoofd heeft gemaakt".
Tussen de coulissen werd eens de vol
gende opmerking gehooid: „Ik heb niets
nodig om me hem te helpen herinneren,
maar juist iets om hem te vergeten".
De buitenopnamen voor de film
„Tycoon" met John Wayne, Laraine Day
en Sir Cedric Hardwicke in de hoofdrol
len hebben de regisseur heel wat kop
zorg berokkend. In de Fanamint Moun
tains had hij een oude mijn ontdekt, die
prachtig kon worden gebruikt voor een
der voornaamste scenes in de film. Om
geen ruchtbaarheid te geven aan het ge
val, werd de mijn niet door de studio
gehuurd, maar op naam van een stroo
man.
Deze listige afleidings manoeuvre had
echter een averechtse uitwerking. Toen
de studio-arbeiders aan het werk gingen
om de mijn klaar te maken voor de opna
men, ging bet gerucht, dat er een goud
mijn was ontdekt en duizenden Ameri
kanen togen naar het Panamint-gebergte
om goud te zoeken.
Het duurde wel drie maanden, eer men
de aspirant-gouddelvers ervan had over
tuigd, dat er een film zou worden ge
maakt en dat er heus geen goud in de
bodem zat.
De producenten van dé film „Naked
City" hebben het er in dit opzicht beter
afgebracht. Op de lijst van medewerkers,
die regisseur Julus Dassin aam zijn op
drachtgever Mark Hellimger voorlegde,
stond de volgende zonderlinge post: 1
goochelaar, die niet op de film is te
zien.
Bij navraag bleek de oplossing van het
raadsel heel eenvoudig. Wanneer er voor
deze in New Ycxrk spelende film een
straatscène moest worden opgenomen met
Barry Fitzgerald, Dorothy Hart, Howard
Duff of Don Taylor, verzamelde zich dl-
reoht een menigte, die de filmsterren
stomd aan te gapen. Dassin trachtte dit
te voorkomen door een gooohelaa- zijn
kunsten te laten vertonen. Even voordat
de acteurs begonnen, toog de goochelaar
aan het werk en leidde op dié manier de
aandacht van het publiek af.
Voor het eerst in haar leven heeft
Shirley Temple te horen gekregen, dat ze
te oud was voor een rol.
„De gemiddelde man stelt meer belang
in een vrouw, die in hèm belang stelt dan
in een vrouw met mooie benen". Mar
iene Dietrich.
In een brief aan een van Amerika's
weekbladen beklaagt Humphrey Bogart er
zich over, dat zijn vrouw, Lauren Bacall,
nooit in het filmnieuws van bedoeld week
blad wordt genoemd. „Zet haar alsjeblieft
ook eens een keertje In uw blad", schrijft
Bogart, „ze is tenslotte m'n vpouw en
ik moet met haar leven,".
Errol Flynn zal die rol spelen van John
Barrymore in een film, welke van het
leven van Barrymore zal worden ge
maakt. Waarschijnlijk zal Greta Garbo
Barrymore's vrouw spelen1.
Bij'K. B. is met ingang van 1 Januari
1949 opgeheven de commissie ln het
belang van het verlenen van eerste
hulp bij bedrijfsongevallen,
(Van onze weerkundige medewerker)
De temperatuur is gisteren zo hoog gestegen, dat het normale niveau
werd gepasseerd en er voor het eerst sedert 22 November nergens in
het land meer vorst voorkwam- De wind, die de verschillende lagen
flink door elkaar roerde, zodat de warmte van de hoge niveaux, tot aan
de grond kon doordringen en de bewolking, die de afkoelling 's nachts
bijna onmogelijk maakte, hebben hierin flink samengewerkt. Gisteren
kwam het kwik, behalve aan de kust, overal boven 10 graden, maar
doordat het zeewater in de laatste 10 dagen een flink stuk kouder is
geworden, kan het bij zeewind aan de kust niet zo zacht worden als
landinwaarts.
Deze omslag naar zachter weer heeft ook enige regen gebracht, voor
namelijk in het westen van het land, waar vanochtend Ypenburg een
hoeveelheid van 12 en Vlissingen en Den Helder beide 9 millimeter
meldden. In De Bilt was het 8 millimeter, een hoeveelheid als sedert
13 Augustus niet meer in een etmaal was gevallen, waaruit blijkt, hoe
droog het de laatste tijd is geweest. Deze regen werd veroorzaakt door
het koufront van een in het hoge Noorden gelegen depressie. Toch
brengt dit front ons geen kouder weer, omdat het verschil in temperatuur
ter weerszijden er van bijna uitsluitend tot de bovenlucht beperkt blijft.
Anders wordt het, wanneer de z.g. trog in het isobarenveld over ons
land zal trekken, hetgeen vanavond zal gebeuren. Dan zal de wind naar
het noord-westen draaien en iets koudere lucht Worden aangevoerd.
De komende nacht zal daarom kouder zijn dan de afgelopen nacht, maar
op vorst is voorlopig geen kans meer. Zodra deze trog is gepasseerd,
mogen opklaringen worden verwacht, zodat het Zondag over het
algemeen redelijk weer zal zijn.
De paar honderd exemplaren die de propagandiste van
de parapluiefabrieken in haar appartement ten toon stelde,
trokken dan ook veel belangstelling.
Twee zeer verschillende genres zijn op het ogenblik
mode: de klassieke- en de fantasie-parapluies. Merkwaar
dig genoeg behoren tot de klassieke, de rode en geruite
parapluies en de zwarte tot de fantasie. Al jaren lang
worden geen zwarte parapluies meer gedragen en eigenlijk
had niemand gedacht dat ze nog ooit in de mode zouden
komen. Deze winter lanceren de Parijse fabrikanten voor
Nieuwe modellen bij do Franse parapluiefabrikanten. Van beneden naar
boven stok met goud bewerkt leer, stok ln vorm van een vergulde
stijgbeugel; gebogen leren stok met verguld biesje; stok met gedraaid
leer; stok, schiuiin afgesneden eat met spiegeltje; stak van gevlochten leer.
(Foto-Longcham.pl.
's middags en 's avonds
zwart zijden parapluies,
die echter in de regel
sycomore stokken heb
ben- Twee van deze wa
ren buitengewoon mooi.
't Waren rechte stokken
van gedraaid hout, waar
bij in de gleuf van het
hout een zijden koord
was gelegd. Bij een
zwart gelakte stok een
wit koord en bij een
beige stok een zwart.
Beide koorden eindigden
boven aan de stok met
een paar zware kwasten.
Deze parapluies behoor
den stellig tot de smaak
volste.
Andere modellen ook
om bij gekleed toilet te
dragen, waren van ver
guld hout. Sommige stok
ken waren geheel mot
donker paarlemoeren
stukjes ingelegd, andere
waren van zwart-flu-
weel met git bestikt.
Men ziet maar weinig
omgebogen stokken, meer
lussen om de hand dooi- te steken, of met een ring van
bamboe of metaal. Dit laatste is eigenlijk vreselijk ouder
wets, maar behoort nu tot de allerlaatste modellen.
Mooier waren de leren stokken, die eindigden in een
brede lus. Deze parapluies .zijn gemakkelijk te dragen en
uiterst dbber van lijn. Behalve voor heel geklede modellen
zijn de met leer overtrokken stokken tegenwoordig het
meest geliefd. Ze staan chic en kunnen bij alles worden
gedragen. Het. grootste gedeelte van de fabrikanten had
een voorliefde voor bordeaux-rood leer aan de dag gelegd.
De zijde van deze parapluies was ook bordeaux-rood en
effen. Het schijnt wel, dat zo langzamerhand de ruiten, die
een paar jaar geleden de strepen vervingen, minder ge
vraagd worden. Met de Schotse ruitenrobben, die op het
ogenblik mode zijn, staat een bijpassende parapluie uitste
kend en daarom zullen we voorlopig nog wel geruite para
pluies zien
In het algemeen wonnen de klassieke modellen het van
de fantasie-parapluies. Een al te grote fantasie in de stok
ken is minder geslaagd; de parapluie toch moet een acces
soire blijven en mag niet al te veel de aandacht trekken.
DINY K.-W.
Frank Launder en Sidney Gilliat, het
veelzijdige duo, dat zijn films niet alleen
produceert en rigisseert, maar er ook
het scenario voor pleegt te schrijven,
heeft de Engelse filmindustrie reeds met
verscheidene aantrekkelijke films ver
rijkt.
„Een Huis in de Dulcimerstraat" (Lon
don balongs to me), welke door mr.
Rank's fameuze Man met de Gong wordt
ingeleid, is een nieuw bewijs van de voor
delen, welke een strakke en uniforme
leiding bij het maken van een film biedt.
„London belongs to me" is geen grote
film, zij vertoont evenmin opvallende
filmische kwaliteiten en zij is zelfs niet
bijzander origineel, maar toch is zij een
werkstuk geworden, waarvan eerlijkheid,
bekwaamheid, een voortreffelijk geleid
spel en een alles doordringende humor
de onverbrekelijke bestanddelen uit
maken.
De film opent met de stem van een on
zichtbare spreker, die aankondigt, dat de
toeschouwer iets zal zien van het fel
kloppende hart ener wereldstad, zoals
dat ook in „Naked City" gebeurde. Zij
voert ons binnen in een pension voor de
Londense kleine middenstand, zoals de
film „October Man" reeds deed. Maar de
prachtige wijze, waarop regisseur Sidney
Gilliat die ook het draaiboek schreef
naar de uitmuntende roman van Norman
Collin de sfeer wist te treffen van No.
10, Dulcimer-straat, Loudon S. E. met
zijn door en door Engelse bewoners,
maakt deze film tot, een voorbeeld van
het hoge peil, dat de Engelse productie
heeft bereikt, ook op het gebied van de
minder pretentieuze film, waarin drama
en comedie tot een boeiend en amuasnt
geheel zijn verweven.
Wonderlijk scher tot in de kleinste
détails, maar met een alles verzachtende
humor weet Gilliat de karakter in deze
film te typeren: het verwaande en ver
wende moedersjongetje (Richard Atten-
borough), dat in een zwak ogenblik het
verkeerde pad opgaat, zijns ondanks een
moord pleegt en daarvoor wordt veroor
deeld; de goedhartige mr. Josser (Wrllie
Watson) en diens vrouw (Fay Compton),
die hun spaarcentjes voor een villaatje
offeren tot verdediging van de onbezon
nen buurjongen: een zwaarwichtig pseu
do-medium, welks spirituele capaciteiten
omgekeerd evenredig zijn aan zijn mate
riële winzucht (waarvan Alastair Sim
met zijn Schotse accent en zijn eindeloze
hoge voorhoofd een onvergetelijke cari-
catuur maakt); een onnavolgbare rech
ter; een halfgare wereldhervormer
(Stephen Murray); die men alleen in
Hyde Park kan aantreffen en tenslotte
een ongekunstelde Doris Josser, gespeeld
door de 20-jarige Susan Shaw, die veel
voor de toekomst belooft.
Een knap gemaakte film met de over
val op een nachtclub, een auto-diefstal
met de daaruit voortvloeiende moord, het
proces tegen de jeugdige moordenaar en
de demonstratie-tocht naar het parlement
om gratie voor hem te verkrijgen, als
dramatische en komische hoogtepunten.
F.
9OOOGGGGQGGOGOGGGOOOOOOOOeOOGOGOGOOOOOOOOOOOGGOGOOGGOOGF?©OOOOOOOOOGOOOOOOOOQOOOOOOOOGOOOO0OOOO0i
Ons Romanbijvoegsel
5ggGOOOGOOOOOO©GOOOGOOOOQOOOOOOOG)©OOOOOOO©C)OOOGO©O(;GOOO0GGGOG©OOGOGO0©OOO0OOOO©OO0OOOOOG©QGO0OOGOG©OOOO©G©<2>
KORTE INHOUD VAN HET VOOR
AFGAANDE:
De detective Ar ie Arends krijgt uit
Arnhem van een zekere heer K. van
Bemmelen een briefje, waarin hem
dringend verzocht wordt om een onder
houd. 's Avonds leest hij in de krant,
dat de heer van Bemmelen spoorloos
verdwenen is. Samen met de schrijver
van het verhaal begeeft Arends zich
naar Arnhem. Hij verneemt daar van
de huishoudster van van Bemmelen,
dab laatstgenoemde ongehuwd was en
zich in zekere welstand verheugen
mocht, vooral omdat hij vaak erfenis
sen kreeg. Tevens verneemt hij, dat
een neef, Ferdinand van Bemmelen, de
Zondag tevoor plotseling gestorven is
Arends en zijn vriend gaan een be
zoek brengen aan de dokter van de
oude heer van Bemmelen, in de hoop.
van hem bizonderheden te vernemen.
Maar de dokter komt zelfs niet thuis
om te eten en blijkt op mysterieuze
manier met zijn auto te zijn veronge
lukt. D= twee vrienden gaarf hem in
het ziekenhuis bezoeken. De dokter
vertelt, dat hij door een onbekende was
uitgenodigd om naar een bepaalde weg
te komen. Daar gebeurde het ongeluk.
De beide vrienden gaan naar de
plaats des onheils. Na het wrak te
hebben bekeken, begint Arends samen
met zijn vriend de band van het rech
tervoorwiel los te maken, waarin een
revolverkogel gevonden wordt. Men
heeft dus blijkbaar dr. Meertens uit de
weg willen ruimen. De grote vraag is:
waarom?
Ook Waldhof, de boekhouder van het
Effectenkantoor van Bemmelen, krijgt
een bezoek van de detective. Hij ver
telt, dat zijn overleden patroon wel
eens zaken deed met de verdwenen oude
heer van Bemmelen. Er was een apart
dossier voor deze transacties, maar dit
was spoorloos verdwenen.
Het volgende bezoek geldt een broei
van de vermiste, n.l. de heer Hans van
Bemmelen in Den Haag, die. niet veel
verheffends over neef Ferdinand ver
telt.
De beide vrienden gaan weer naar
Arnhem om mevrouw Groenewegen,
de huishoudster van de vermiste, te
gaan ondervragen. Daar op een her
haaldelijk gebel niet wordt opengedaan,
dringen de vrienden het huis binnen.
Zij vinden het lijk van de huishoudster
die vermoord werd.
Bij onderzoek van het bureau van de
vermiste, wordt een brief van Hans van
Bemmelen gevonden, waarin deze zijn
broer om geld vroeg.
Tenslotte wordt een bezoek ge
bracht aan de familie de Zwart in
Deventer. Mevrouw de Zwart is een
zuster van Hans en Karei van Bem
melen.
Vooral de heer de Zwart ts met
erg te spreken over neef Ferdinand,
die hij altijd utterit onbetrouwbaar
geacht had.
Bij een later gesprek met Hans van
Bemmelen in Den Haag, brengt Arends
de brief ter sprake, die deze aan zijn
broer Karei geschreven had en die
Arends in het bureau vond
Thuisgekomen, vertelt de moeder
van Arends, dat een vreemde bezoe
ken, na enige tijd op hem te hebben
gewacht, was weggegaan maar later
op de avond nog zou terugkeren.
Arends vraagt zich af, wie die onbe
kende wel kan zijn.
12)
Hij ging de kamer uit en keerde even
daarna terug met een bezoeker, die hij
vóór zich liet binnenkomen. Hij stelde
mij voor als zijn rechterhand, zonder mijn
naam te noemen. Stellig had dus de
vreemde zich nog niet bekend gemaakt.
De man tegenover mij in de lage stoel
was ongeveer dertig jaar. Een heer, zoals
mevrouw Arends gezegd had: een nette
heer. Zijn kleding was tot in de punt
jes verzorgd, zijn gelaat glad geschoren,
zijn handen zonder een enkel smetje,
zijn houding had iets voornaams. Van
rusteloosheid, die hem zou voortdrijven
wist hij elk spoor te bedwingen, doch
hy accepteerde bijna gratig een sigaret,
die mijn vriend hem aanbood. Hij klopte
die op de nagel van zijn linkerduim, vóór
hij haar opstak, ijn hand bracht hij
daarbij met kalme beheersing naar de
mond, maar hij inhaleerde zo diep, als
doorgaans iemand doet die er zich ge
heel op concentreert, dus gedachten aari
andere dingen terzijde dwingt. Het was
aan alles te zien, dat hij het onwelle
vend vond niet de deur in huis te vallen
A.A. vroeg echter niets, alsof hij er ver
maak in schepte, de bezoeker niet op
zijn gemak te brengen.
Ik was vanavond al eerder hier.
begon hij na een poosje: maar toen zei
mevrouw, uw moeder....
A.A antwoordde niet.
Uw moeder zei. dat het nog wel
een poosje kon duren vóórdat u zou thuis
komen en ik ben dus maar een uurtje
weggegaan2 ofschoon ik u zo spoedig
mogelijk wilde ontmoeten
Hij sprak over ..vanavond", 'als had
hij geen nauwkeurig begrip van de tijd.
Hieruit vooral bleek, dat hij, wat mijn
vriend genoemd had, sterk voortgedre
ven werd. Daar hij ook nu geen ant
woord kreeg, hernam hij: Ik moest u
zo spoedig mogelijk ontmoeten, omdat
ik u iets van vermoedelijk groot be
lang moet mededelen.
Dat is dan welkom, zei A.A. nu toch.
Vond hij het nieuws welkomer dan de
bezoeker zelf?
Ik handel altijd zeer impulsief, ver
ontschuldigde de vreemde zich: Daar
door kom ik op zulk een ongelegen tijd
stip. Toen ik het ontdekte, dacht ik da
delijk: dat moet ik mijnheer Arends gaan
vertellen en vóórdat ik er verder over
had nagedacht, zat ik reeds in. de trein
In de trein?, herhaalde A.A., omdat
de ander zweeg. Hij scheen nu blijkbaar
een aansporing nodig te- hebben.
Jawel, ik kom uit Arnhem.
Hé, dus toch?
Toch?
Kennelijke verbazing sprak uit het
gerimpelde voorhoofd.
Dat veronderstelde mijn vriend na
melijk, verklaarde A.A met een hoofd
buiging in mijn richting.
Zo? Ja, nu, maar die kan toch niet
wetenIk woon aan de Zypendaalse-
weg, twee huizen voorbij mijnheer vrv
Bemmelen. Ik sprak hem nogal eens,
wanneer wij gelijktijdig de stad ingin
gen. En Vrijdagmiddag sprak ik mevrouw
Groenewegen, die mij mededeelde, dat
u van Bemmelen zoekt.
Tja, dat zou kunnen, bevestigde
mijn vriend.
En vanavond heb ik van Bemme
len gezien!
Ik geloof niet, dat welke andere mede
deling ook ons met meer verbazing naar
de bezoeker zou kunnen doen kijken. On
danks mijn twijfel aan A.A.'s conclusies
was ik er toch van overtuigd, dat de oude
v. Bemmelen niet meer in leven zou
zijn. En nu was hij gezien!!! Nog wel,
naar uit de vorige uitlating op te maken
was. in Arnhem Waarom evenwel
hield hij zich dan schuil? Of zou hij
naar zijn huis zijn teruggekeerd?
Op weg naar huis?, vroeg AA.
Neen, dat is juist het zonderlinge.
Ik zag hem in een buurt waar ik vrif-
wel nooit kom. Bij de Nieuwe Kraan,
als u weet waar dat is. In Arnhem, ja.
Maar toen ik naar hem toe wilde gaan,
keerde hy mij de rug toe Ik twijfelde
een ogenblik, maar herkende hem perti
nent aan zijn loop. Hij trekt met het
linkerbeen, weet u. Xk dacht: dal moet
van Bemmelen zijn, twijfelde toen, maar
was opeens heel zeker.
Waarom ging u dan niet naar de
pontie? De politie zoekt immers ook.
Uw naam schoot mij het eerst bin
nen. Bovendien wist ik niet, dat de politie
ts.mee.te maken zou hebben. In de
hSS.' 1 l,k Soed en wel op weg was
!k wel even aan de oolitie
gedacht, om u de waarheid te zeggen.
Maar u was mij immers door mevrouw
Groenewegen genoemd.
Het zou trouwens waarschijnlijk
overbodig geweest zijn, erkende A A
Evenals uw reis hierheen. Want mijnheer
van Bemmelen keert natuurlijk naar huis
terug, nu hij in Arnhem is.
Ook dat heb ik overwogen, hernam
de bezoeker. In de trein en de tijd, dat ik
op u wachtte, heb ik daarover nagedacht
Het is mogelijk. Ik geloof echter, dat ik
die ingeving, het u te gaan vertellen,
kreeg juist doordat het er alle schijn van
had. dat van Bemmelen al een poosje daar
moet zijn. Hij ging eeu huis binnen, met
een sleutel en ik heb een poosje gewacht,
maar hij keerde niet terug.
U woont in Arnhem, zei AA. U
kwam speciaal naar mü toe. Doch toen het
wachten wat lang duurde ging u nogal
gehaast weg.
U moet een vreemde indruk van
mij gekregen hebben, erkende de ander.
Ik moest echter een hotel zoeken. Ik kan
nu niet meer terug naar huis. Dat wordt
natuurlijk pas morgenochtend.
Ging u nogal veel met uw buurman
om?
Dat ik zo hevig in hem geïnteres
seerd ben? Als buren, anders niet En
wanneer ik hem gisteren gezien zou heb
ben, zou ik er nauwelijks aandacht aan
hebben geschonken. Sedert vandaag is het
anders. De Zypendaalseweg is in rep en
roer. Vanmorgen kwam er politie aan het
huis van v. Bemmelen en die heeft zich
toegang verschaft. Er staat nu een post
voor de deur. Mevrouw Groenewegen, die
ik sedert Vrijdag al niet meer gezien had,
is dood op haar bed gevonden. Vermoord,
zegt men. En toen van Bemmelen zo
vreemd deed bij de Nieuwe Kraan, toen
werd ik opeens hevig geïniteresserd.
Hm, zei Arie. Dat laat zich verstaan.
De zaak wordt inderdaad duisterder dan
ze reeds was, terwijl je er tóch al niets in
kon zien. Als u roken wilt....
Graag
Hij nam een sigaret uit de doos op het
tafeltje, klopte deze op de nagel van zijn
linkerduim en stak hem op.
Ik hoop, dat ik niet voor mets die
reis gemaakt heb?, vroeg hij daarna.
U hebt mij stellig iets zeer belang
rijks verbeid", erkende mijn vriend. U zou
het huis, waarin uw buurman verdween
kunnen terugvinden?
O ja, natuurlijk.
Dan zou u mij een grote dienst be-
wijzen, door er mij te brengen.
Met alle genoegen, mijnheer Aronds
Ik kan u alleen niet garanderen, dat hij
er nóg is.
Hij ging er vanavond in, zei u, met
een sleutel. Misschien is hij overdag er
gens anders, doch waarschijnlijk brengt
hij er de nacht door en dan zal hij er dus
morgenavond weer zijn,
Dan zou ik het u morgenavond kun
nen wijzen, zei de bezoeker.
Als u zo vriendelijk wilt zijn. In
hét donker lopen we ook minder in het
oog, zodat men ons vanuit het huis niet
zo licht ziet. Zullen we u komen afhalen,
mijnheer eh....?"
Krefeld is mijn naam.
Hij tastte in zijn jaszak, nam uit een
kleine portefeuille een kaartje, dat hij
A A overhandigde.
„Laat ik het u niet onnodig omslachtig
maken. Het is juist van het station af de
andere kant heen. Ik kan n aan het
station ontmoeten, wanneer u dat wilt.
U is wel vriendelijk, mijnheer Kre
feld.
Ik begrijp niet, wat Van Bemmelen
daar doet en waarom hij niet naar huis
komt, hernam de "bezoeker, opstaande:
De politie er in halen, dat doe je toch
óók maar niet zo.
Toen, mijn vriend de late bezoeker bad
Uitgelaten, kwam hij nadenkend de ka
mer weer binnen, doch ging niet weer
zitten.
We kunnen nu wel oen einde aan
de dag maken, Bram, zei hij: En wat
dunkt je, is dit een helse machine? Of
moeten we het inderdaad opvatten als
erge bezorgdheid voor een buurman?
HOOFDSTUK XVIII.
Aan de Nieuwe Kraan
Indien deze Krefeld kwaad in de zin
heeft, moeten wij ons afvragen, waarom
hij b.v. dit buis niet iri de lucht liet. vlie
gen, zei Arie, toen ik de volgende dag
verdenkingen tegen de late bezoeker op
perde: Hij heeft de kans gehad, me hier
neer te schieten in mijn eigen kamer,
Waarom zou hij me dan naar Arnhem
laten komen?
Zijn houding en de toon van zijn stem
gaven mij te verstaan, dat hü verder
spraken over Krefeld onvruchtbaar acht
te. We kwamen die dag dan ook niet
meer op hem terug vóór we 's avonds in
Arnhem uit de trein stapten. Hat begon
reeds te duisteren.
Als we hem nu maar herkennen,
zei ik.
Geen nood, Bram. Hij herkent óns
in elk gevaL
En dat was zo, want uauwebjks zetten
wü de voet op de drempel van de deur,
die naar het stationsplein open ging, of
er kwam een heer naar ons toe, die ik
niet aan zijn uiterlijk, doch aan zijn stem
als Krefeld herkende. Niet aan zijn uiter
lijk, zeg ik, omdat het reeds zozeer sche
merde, dat een gezicht niet te herkennen
viel.
De trein is precies op tijd, zei hij,
nadat wij elkaar begroet hadden.
Wy begaven ons op weg. Krefeld liep
tussen Arie en mij ir
Bent u helemaal onbekend in Arn
hem?, vroeg hij, terwül hij ons rechtsaf
deed slaan.
De laatste dagen komen we er nog
al eens, antwoordde A. A.: cn dus zou ik
b.v. altijd de weg naar het station weten
te vinden. Of naar het centrum. Maar de
straten bü hun namen kennen, neen, zo
ver heb ik het nog niet gebracht En dan
zulk een vreemde naam! De Kraan,
zei u?
De Nieuwe Kraan, ja. Er zijn twee
Kranen, de Oude en de Nieuwe. Het is
ergenlyk de haven van Arnhem, een bin
nenhaven van de Rijn. Ik geloof, dat je
Arnhemmer moet zijn, om ze te weten.
Inderdaad liepen we in de richting van
de Rijn, zoveel kende ik wel van de om
geving. Aan het einde van de straat, die
wq thans door liepen, zouden wü komen
aan wat alle toeristen noemen „Boven
over", in tegenstelling tot „Onderlangs
men heeft daar een' prachtig vergezicht,
met op de voorgrond de Rijn- Vandaar
dus zou men de haven van Arnhem moe
ten kunnen bereiken.
Echter, ik was nu eenmaal op mün
hoede en vroeg mü af, of de haven van
Arnhem, alleen door Arnhemmers ge
kend en dus een oude haven, buiten de
stad zou zün gelegen. Want we liepen in
de richting van Oosterbeek en voor zover
ik wist, was er geen zijstraat naar do
Rijn, vóórdat je builen de stad gekomen
was. Waarschünlijk dacht A. A. er pre
cies zo over.
Hier ben ik wel eerder geweest, zei
hij.
We moeten aanstonds naar bene
den en dan iets terug verklaarde Kre
feld: Het is een oud buurtje, met een
paar doodlopende züslobjes en tn een
van die slobjes was het, dat ik van
Bommelen zag verdwijnen. Zoals we nu
loDen, zal het een kwartiertje, hoogstens
twintig minuten gaans zün.'
Het duisterde sterker; dc trams en
auto's hadden licht op; de gestalten der
voorbijgangers werden vager zichtbaar.
Vóór ons uit zag ik de lucht, zich nog
aftekenen als een veld van licht, dooh
omlaag, waar de bomen zich zwart tégen
dit lichtveld aftekenden, was niets meer
te onderscheiden.
Een geweldig groot, wit gebouw sloot
als het ware de straat aan de overzijde,
de rechterzijde, af. terwül het trottoir,
waarop wü liepen, overging in een bre
der wandelpad langs een bossage, dat on
doordringbaar zwart links van ons lag.
We waren dus reeds op „Bovenover" en
zouden, indien het struikgewas even
doorzicht gaf, de Rün kunnen zien. W#s
hier niet een pad naar beneden?
Doch Krefeld leidde ons rechtuit, weg
van de stad. Liet hij ons e i omweg ma'
derlaag? Doch dan zouden we nog een
heel eind moeten gaan, want aan de
overzyde van de weg rüden de huizen
aaneen, ja, voor zover ik mij meende te
herinneren, stonden die naast elkaar tot
dicht bij Oosterbeek. En zóver zou Kre
feld ons niet kunnen laten wandelen,
zonder meer dan argwaan te wekken.
Iets verder gaat een kronkelwegje
naar beneden, verklaarde Krefeld. alsof
hü mün gedachten las: En dan moeten
wé een eindje terug langs de Rijn,
Vreemd, zei A. A.
Vreemd? herhaalde Krefeld op een
gerekte toon.
Dat er geen nadere weg naar die
Kraan is.
Tegenover het station, dat wil zeg
gen schuin tegenover het station, gaat
een straat er recht op af, hernam onze
begeleider: Maar toeu ik gisteravond
wandelde, kwam ik ook van deze kant
en ik geloof, dat ik het me het best zal
kunnen herinneren, wanneer ik ml kom"
van dezelfde kant. Daarom maken we
die kleine omweg.
We zwegen en liepen langs het struik
gewas dat even verder werd onderbro
ken door een laag, langwerpig gebouw.
Het gemeentemuseum, zei Krefeld:
ik ben in die buurt bü de haven ook
niet bekend. Ik zei U al, geloof ik, dat lk
daar nooit kom. Het was louter toeval,
dat ik er gisteren van Bemmelen zag
Dit verklaarde beter, waarom hij de
omweg maakte. Zoals ik reeds zeide, liep
hü tussen ons in. Aangezien wü beiden
op onze hoede waren, was het gevaar,
dat hü ons zou aanvallen, zo gering, dat
het nauwelijks overweging behoefde. Ik
glimlachte eens in het donker en ik had
de inval, dat A. A. eveneens geluidloos
grinnikte.
Ik kon echter ook de opmerking van
mün vriend niet vergeten, waarbij hü
de mogelijkheid van goede trouw van
de züde van Krefeld verondersteld had.
Het was stellig niet uitgesloten, dat hü
ons werkelijk bracht naar de plaats, waar
van Bemmelen zich verborgen hield. In
dat geval zou waarschijnlijk deze avond
een nieuw Ucht op de vreemde zaak
werpen.
Ja, nog iets verder moet het zijn.
Je kunt warempel de weg bijna niet
meer zien, zei onze gids. Gisteravond was
het lichter, Trouwens, gisteravond liep
Ik verder door, tot waai- Onderlangs be
gint Maar zover behoeven we niet om te
lopen. Het zal misschien lastig zün, hier
af te dalen, want het pad kronkelt nog
al en, hier én daar zün er traptreedjes*
waar*je over kunt struikelen, als je niet
goed oppast
Een minuut later bevonden wü ons ln
wat nu in het volslagen duister een rim
boe geleek. Het pad was zo smal, het
kronkelde zodanig, dat we ons telkens
langs uitstekende takken van de strui
ken moesten bevryden. Soms haakte een
tak'in mijn jasmouw.dan was het, als-
ot ik plotseling werd vastgehouden.
We liepen achter elkaar; om de weg
aan te geven, daalde Krefeld voor ons
naar beneden. A. A. en ik volgden el
kaar op de voet. Met beide handen tastte
Ik terzyde, om te voorkomen dat een t,ak
mij in het gezicht zou slaan, wanneer die
vrykwam nadat A A. hem voorbij was.
De lucht was donker, alsof een bui
aandreef Er was volstrekt geenN wind;
de bladeren van het, struikgewas ritsel
den alleen, doordat wq de takken in
beweging brachten- Wy spraken niet,
doch Krefeld sprak büna onafgebroken.
Hij gaf ons aanwijzingen, waarschuwde
wanneer er een trapje kwam. .stond dan
zelfs even stil, opdat wü niet zouden
h^v.(Tuai„beu, u0S ,te YTg Was? °f valleö' Zljn zorgzaamheid wekte m my
braoht hy ons buiten de stad in een hm- J da overtuiging, dat hü ons zonder bijbe
doeling 'n dienst wilde bewijzen, dus dat
wü aanstonds een kans kregen, de sluier
van de geheimzinnige geschiedenis te
lichten.
Wanneer ik geweten had, dat die
afdaling hier zó lastig zou zijn, zou ik
liever nog een eindje doorgelopen heb
ben, verontschuldigde hij zich, nadat hij
A.A. voor vallen behoed had, toen deze
over een uitgesleten rondhout op een
traptrede uitgleed.
Des te avontuurlijker is het, grin
nikte A. A.
nla£ in uw lyn liggen, hernam
Krefeld; maar het ligt niet iri de mijne,
ik houd niet van avonturen. Een ongeluk
is gauw gebeurd en dan is de narigheid
gioter dan het genoegen, dat een avon
tuur zou kunnen opleveren. Ik zie echter
al wat lichts schemeren; we moeten nu
byna beneden zijn.
ZÜ'n opmerking was niet geheel Juist.
Van licht te spreken was overdreven,
doch ook het schemeren klopte niet. We
hadden het einde van het struikgewas
bereikt en stonden voor een open ruimte,
waar egaal, zwak licht was voor ons, die
uit het volslagen duister kwamen. We
liepen over gras. Wanneer er een pad
was, konden we het niet onderscheiden.
De helling, die wü waren afgedaald, lag
achter onze rug, een korte poos verhard
de zich de grond, er lag plaveisel. Ea
nu konden we zoveel zien. dat ik een trot
toir onderscheidde. Een brede ryweg.
geasphalteerd, lichtte enigszins op. Ook
deze weg staken we over en we bereik
ten een breed trottoir, langs de Ryn. De
rivier was grauw in het duister, de lucht
zwaar betrokken.
Het ziet er uit naar regen, zei A. A.
droogjes.
Anders zou het hier ook zo stil niet
zyn, antwoordde Krefeld; want dit is een
avond was-het heel wat drukker. Muar
ik was ook niet zó laat hier. Hoe laat
hebt u het?
Het zal tegen half elf lopen, meen
de ik.
Een donkere avond. Om deze tijd
van het jaar moest het heel wat lichter
zyn.
We gingen in de richting van de stad.
die we voor ons zagen door de lichtjes
van lantaarns langs de kaden. De weg,
breed, werd rechts door de rivier, links
door de steile helling begrensd, 'waar
boven de huizen stonden van de straat
die wü zoeven hadden doorgelopen Die
huizen tekenden zich af door de verlichte
vensters.
Het zal niet meevallen, in dit duis
ter het huis te vinden, waarin u gisteren
van Bemmelen zag binnengaan, vrees
de A. A.
7" *5 00^ beetje bang voor.
erkende Krefeld: „Daarom is het juist
wel goed, dat we deze weg en niet de
kortere hebben genomen.
Evenals vóór wü de met struikgewas
begroeide helling afdaalden, liep hij tus
sen ons in, A A. rechts van hem, ik links.
De lucht was vochtig; vooral daardoor
kenmerkte zich de nabyheid van de
rivier.
Zo niu en dan, vooral wanneer we een
lantaarn passeerden, keek ik eens tor-
•zijde naar het gezicht van onze gids Ik
kende hem nog steeds niet. al had ik
hem gisternacht in de kamer van mijn
vriend rustig kunnen opnemen. Doch d<
rand van zyn hoed wierp by het lar
taarnlicht, schaduw over zün neus en 1'
zelfs over zyn mond; 'ik gaf het op. 1
aannemend, dat hij te goeder trouw ws
begon ik in de verte te küken naar wa:
ongeveer de Nieuwe Kraan en dus Iv
huis, waarin wij van Bemmelen moeste
zoeken, moest zijn.