klassieke - en fantasiemodellen Een LAUNDER-GILLIAT film De raadselachtige verdwijning KERKELIJKE BELANGSTELLING VOOR DE FILM IETS MINDER ZACHT WEER lenwe Parapluie-parade door BRAM VERSCHOOR SATERDAG 3 DECEMBER 1948 PAGINA 4 REVENDE" EN DOOIE" AimSTEN Wonderlijke redeneringen van de Nederlandse fiscus (Van onze Parijse modemedewerkster) Al mogen we dan veronderstellen, dat herfstbuien voorlo pig niet meer op het programma staan, regen is toch iets, waar we in ons land je altijd op moeten rekenen. Een groot deal van het jaar is de vrouw dan ook met haar parapluie óp stap, zij het ook vaak alleen uit over bodige vrees voor een paar onschuldige wolkjes. Meestal be schouwd, zowel door mannen als vrouwen, als een noodzakelijk kwaad, is de para pluie een onmisbaar onderdeel van het toilet geworden. Ze wordt bij na even zorgvuldig gekozen als een hoed; lijn, kleur en materiaal spelen hier ook een grote rol. Tegen St. Nicolaas staat het regenscherm als aardig, nuttig en practisch cadeau in de gunst van veel liefhebbende echtgenoten en natuurlijk van de begunstigden zelf, die in de meeste gevallen wel een woordje zullen meespreken. „LONDON BELONGS TO ME" (Wordt vervolgd). De houding, welke de katholieken ten opzichte van het-filmwezen hebben aan genomen, is jarenlang vrijwel uitslui tend negatief geweest. Van kerkelijke zijde beperkte men zich hoofdzakelijk tot waarschuwingen tegen, of tot een verbod van films, welke In geestelijk of zedelijk opzicht gevaarlijk werden geacht- In deze houding is, ingeleid door de encycliek „Vigilaoti Cura" van Paus Pius XI, verandering gekomen en thans wordt de goede film algemeen be schouwd als een ernstige bijdrage, tol het morele, artistieke en intellectuele leven van de mens. Bijzonder groot is de belangstelling, welke de kerkelijke hoogwaardigheidsbe kleders in Duitsland voor de film aan de dag leggen. Nadat enige tijd geleden kardinaal Faulhaber een première te München had bijgewoond van de film „Het lied van Bernadette", bij welke gelegenheid Zijne Eminentie het woord richtte tot de bios coopbezoekers en nadat de aartsbisschop van Keulen, mgr. dr. Frings persoonlijk in een bioscoop was verschenen om de pre mière bij te wonen van een film over de Keulse Dom, heeft D uitstands jongste kerkvorst, de onlangs benoemde bisschop van Würzburg, mgr. dr. Julius Döpfner, getuigenis afgelegd van zfjn belangstelling voor de film. Aanleiding hiertoe was de vertoning van -JHet lied van Bernadtette" ter gelegenheid van het jubileum van een bioscoop-theater te Würzburg. Nadat, aldus lezen wij in het officiële orgaan van de Nederlandse Bioscoop- Bond, de exploitant van het theater een inleidend woord had gesproken en de perschef van de Motion Picture Export Association, dr. Albert Stenzei,, de nood zakelijkheid van een intensieve samen werking tussen Kerk en filmwezen had bepleit hield mgr. Döpfner een toespfaak. waarin hij, dieper ingaande op het door de vorige spreker aangesneden onderwerp verklaarde, dat hij welbewust en op zettelijk deze filmpremière had ge kozen voor zijn eerste optreden in het openbaar als nieuw gewijde bisschop. „Want zonder kunst", aldus mgr. Döpfner, „is een werkelijke cultuur ondenkbaar Ook de film heeft haar aandeel aan hst wezen en die taak van de kunst. Met haar veelvoudige uitdrukkingsmiddelen kan zij het hoge doel der kunst bereiken en de mensen aldus rijker maken en hoogstaan de ontspanning schenken. Daarom zal een bisschop een oprecht ja uitspreken ten opzichte van de film". In het verdere verloop van zijn toe spraak stipte de bisschop ook de verhou ding aan tussen Kerk en film: „Wij moeten In de bemoeiingen van de Kerk en van al haar welmenende dienaren geen bekrompen voogdijschap zien, maar bezorgdheid voor de onster felijke mensenziel, om de geest en om een werkelijk menselijke cultuur". Een heel ander standpunt ten aanzien van de film neemt de Nederlandse fiscus in, die deze belangrijke kunstfactor lie ver beschouwt als een bijzonder produc tieve melkkoe. In het jongste nummer van Filmfront, tijdschrift in het kader van de Belgisch Nederlandse samenwerking, wordt danig de draak gestoken met het onderscheid, dat de belastingambtenaren schijnen te willen maken tussen „levende" en „dooie" artisten in de bioscopen, waarmee dan de mensen op de planken en de mensen op het doek worden bedoeld. De Neder landse artistenorganisaties zijn namelijk op het ogenblik bezig om de 35 pet, ver makelijkheidsbelasting verlaagd te krij gen tot 20 pet. voor die bioscopen, waar „levende artisten" optreden. Lukt dat niet, cian zullen de musici en variété-artisten. die thans in de bioscopen optreden, op straat komen te staan. Lukt het wel, dan zullen bioscopen, die alleen maar films vertonen en dat zijn de échte bios copen 35 pet belasting betalen, welke 35 oct. prompt tot 20 wordt gereduceerd, indien een levende violist of pianist zijn „dooie" collega's gezelschap komt hou den- Met andere woorden, aldus „Film front", één toeter in die bioscoop en men is vrij van hoge belasting. Of nog anders: voor een film als „Paisa", „Farrebique", „Citizen Kane" of „Moeder des Lands" zonder „Janus-met-z'n-Harmonica". of „Miesje-met-de-mooie-benen" betaalt men 35 pet. belasting; mèt dergelijke „levende artisten" wordt de belasting verlaagd tot 20 petwant dan wordt de voorstel ling klaarblijkelijk Kunst. De Engelse regiseur David Ni ven, die in de Elstree-studio's is begonnen met de opnamen voor de film „Elusive Pim pernel", beklaagt zich over de figuranten in filmmenigten, die het altijd volmaakt met elkaar eens zijn. „Waarom verschil len ze zo nu en dan niet eens van me ning" vraagt hij. „In het werkelijke le ven gedragen de mensen zich nooit zo vriendelijk". Niven heeft gelijk. We zien reikhalzend uit naar de eerstvolgende film, waarin twee figuranten, die naar een concert zitten te luisteren, een heftig dispuut be ginnen over de verdiensten van de com positie, die wordt gespeeld. Hollywood is nog alsmaar aan het be zuinigen. Met het oog daarop zijn de dub belrollen weer ingevoerd en aldus kan men de volgende scène zien in „The Jol- son Story", een film, welke momenteel in ons land begint te draaien: Larry Parks speelt de rol van Al Jolson, die Larry Parks laat zien, hoe hij al Jolson moet spelen.... Hollywood's held van de maand is re gisseur Joseph Newman, die het heeft be staan een film te maken in tien dagen voor een bedrag van slechts 320-000. En in één van de Hollywoodse studio's hangt een bordje met de woorden: „Pas op de vallende hoofden" c Ook onder filmacteurs bestaat de nodige rivaliteit, die zich wel eens uit door ste kelige, maar vaak geestige opmerkingen. Margaret Lockwood's nieuwste hoed ontlokte het volgende commentaar aan een van haar vriendinnen, een mede actrice: „Heb je Maggie's hoed gezien? Ie ziet er uit, of ie een noodlanding op haar hoofd heeft gemaakt". Tussen de coulissen werd eens de vol gende opmerking gehooid: „Ik heb niets nodig om me hem te helpen herinneren, maar juist iets om hem te vergeten". De buitenopnamen voor de film „Tycoon" met John Wayne, Laraine Day en Sir Cedric Hardwicke in de hoofdrol len hebben de regisseur heel wat kop zorg berokkend. In de Fanamint Moun tains had hij een oude mijn ontdekt, die prachtig kon worden gebruikt voor een der voornaamste scenes in de film. Om geen ruchtbaarheid te geven aan het ge val, werd de mijn niet door de studio gehuurd, maar op naam van een stroo man. Deze listige afleidings manoeuvre had echter een averechtse uitwerking. Toen de studio-arbeiders aan het werk gingen om de mijn klaar te maken voor de opna men, ging bet gerucht, dat er een goud mijn was ontdekt en duizenden Ameri kanen togen naar het Panamint-gebergte om goud te zoeken. Het duurde wel drie maanden, eer men de aspirant-gouddelvers ervan had over tuigd, dat er een film zou worden ge maakt en dat er heus geen goud in de bodem zat. De producenten van dé film „Naked City" hebben het er in dit opzicht beter afgebracht. Op de lijst van medewerkers, die regisseur Julus Dassin aam zijn op drachtgever Mark Hellimger voorlegde, stond de volgende zonderlinge post: 1 goochelaar, die niet op de film is te zien. Bij navraag bleek de oplossing van het raadsel heel eenvoudig. Wanneer er voor deze in New Ycxrk spelende film een straatscène moest worden opgenomen met Barry Fitzgerald, Dorothy Hart, Howard Duff of Don Taylor, verzamelde zich dl- reoht een menigte, die de filmsterren stomd aan te gapen. Dassin trachtte dit te voorkomen door een gooohelaa- zijn kunsten te laten vertonen. Even voordat de acteurs begonnen, toog de goochelaar aan het werk en leidde op dié manier de aandacht van het publiek af. Voor het eerst in haar leven heeft Shirley Temple te horen gekregen, dat ze te oud was voor een rol. „De gemiddelde man stelt meer belang in een vrouw, die in hèm belang stelt dan in een vrouw met mooie benen". Mar iene Dietrich. In een brief aan een van Amerika's weekbladen beklaagt Humphrey Bogart er zich over, dat zijn vrouw, Lauren Bacall, nooit in het filmnieuws van bedoeld week blad wordt genoemd. „Zet haar alsjeblieft ook eens een keertje In uw blad", schrijft Bogart, „ze is tenslotte m'n vpouw en ik moet met haar leven,". Errol Flynn zal die rol spelen van John Barrymore in een film, welke van het leven van Barrymore zal worden ge maakt. Waarschijnlijk zal Greta Garbo Barrymore's vrouw spelen1. Bij'K. B. is met ingang van 1 Januari 1949 opgeheven de commissie ln het belang van het verlenen van eerste hulp bij bedrijfsongevallen, (Van onze weerkundige medewerker) De temperatuur is gisteren zo hoog gestegen, dat het normale niveau werd gepasseerd en er voor het eerst sedert 22 November nergens in het land meer vorst voorkwam- De wind, die de verschillende lagen flink door elkaar roerde, zodat de warmte van de hoge niveaux, tot aan de grond kon doordringen en de bewolking, die de afkoelling 's nachts bijna onmogelijk maakte, hebben hierin flink samengewerkt. Gisteren kwam het kwik, behalve aan de kust, overal boven 10 graden, maar doordat het zeewater in de laatste 10 dagen een flink stuk kouder is geworden, kan het bij zeewind aan de kust niet zo zacht worden als landinwaarts. Deze omslag naar zachter weer heeft ook enige regen gebracht, voor namelijk in het westen van het land, waar vanochtend Ypenburg een hoeveelheid van 12 en Vlissingen en Den Helder beide 9 millimeter meldden. In De Bilt was het 8 millimeter, een hoeveelheid als sedert 13 Augustus niet meer in een etmaal was gevallen, waaruit blijkt, hoe droog het de laatste tijd is geweest. Deze regen werd veroorzaakt door het koufront van een in het hoge Noorden gelegen depressie. Toch brengt dit front ons geen kouder weer, omdat het verschil in temperatuur ter weerszijden er van bijna uitsluitend tot de bovenlucht beperkt blijft. Anders wordt het, wanneer de z.g. trog in het isobarenveld over ons land zal trekken, hetgeen vanavond zal gebeuren. Dan zal de wind naar het noord-westen draaien en iets koudere lucht Worden aangevoerd. De komende nacht zal daarom kouder zijn dan de afgelopen nacht, maar op vorst is voorlopig geen kans meer. Zodra deze trog is gepasseerd, mogen opklaringen worden verwacht, zodat het Zondag over het algemeen redelijk weer zal zijn. De paar honderd exemplaren die de propagandiste van de parapluiefabrieken in haar appartement ten toon stelde, trokken dan ook veel belangstelling. Twee zeer verschillende genres zijn op het ogenblik mode: de klassieke- en de fantasie-parapluies. Merkwaar dig genoeg behoren tot de klassieke, de rode en geruite parapluies en de zwarte tot de fantasie. Al jaren lang worden geen zwarte parapluies meer gedragen en eigenlijk had niemand gedacht dat ze nog ooit in de mode zouden komen. Deze winter lanceren de Parijse fabrikanten voor Nieuwe modellen bij do Franse parapluiefabrikanten. Van beneden naar boven stok met goud bewerkt leer, stok ln vorm van een vergulde stijgbeugel; gebogen leren stok met verguld biesje; stok met gedraaid leer; stok, schiuiin afgesneden eat met spiegeltje; stak van gevlochten leer. (Foto-Longcham.pl. 's middags en 's avonds zwart zijden parapluies, die echter in de regel sycomore stokken heb ben- Twee van deze wa ren buitengewoon mooi. 't Waren rechte stokken van gedraaid hout, waar bij in de gleuf van het hout een zijden koord was gelegd. Bij een zwart gelakte stok een wit koord en bij een beige stok een zwart. Beide koorden eindigden boven aan de stok met een paar zware kwasten. Deze parapluies behoor den stellig tot de smaak volste. Andere modellen ook om bij gekleed toilet te dragen, waren van ver guld hout. Sommige stok ken waren geheel mot donker paarlemoeren stukjes ingelegd, andere waren van zwart-flu- weel met git bestikt. Men ziet maar weinig omgebogen stokken, meer lussen om de hand dooi- te steken, of met een ring van bamboe of metaal. Dit laatste is eigenlijk vreselijk ouder wets, maar behoort nu tot de allerlaatste modellen. Mooier waren de leren stokken, die eindigden in een brede lus. Deze parapluies .zijn gemakkelijk te dragen en uiterst dbber van lijn. Behalve voor heel geklede modellen zijn de met leer overtrokken stokken tegenwoordig het meest geliefd. Ze staan chic en kunnen bij alles worden gedragen. Het. grootste gedeelte van de fabrikanten had een voorliefde voor bordeaux-rood leer aan de dag gelegd. De zijde van deze parapluies was ook bordeaux-rood en effen. Het schijnt wel, dat zo langzamerhand de ruiten, die een paar jaar geleden de strepen vervingen, minder ge vraagd worden. Met de Schotse ruitenrobben, die op het ogenblik mode zijn, staat een bijpassende parapluie uitste kend en daarom zullen we voorlopig nog wel geruite para pluies zien In het algemeen wonnen de klassieke modellen het van de fantasie-parapluies. Een al te grote fantasie in de stok ken is minder geslaagd; de parapluie toch moet een acces soire blijven en mag niet al te veel de aandacht trekken. DINY K.-W. Frank Launder en Sidney Gilliat, het veelzijdige duo, dat zijn films niet alleen produceert en rigisseert, maar er ook het scenario voor pleegt te schrijven, heeft de Engelse filmindustrie reeds met verscheidene aantrekkelijke films ver rijkt. „Een Huis in de Dulcimerstraat" (Lon don balongs to me), welke door mr. Rank's fameuze Man met de Gong wordt ingeleid, is een nieuw bewijs van de voor delen, welke een strakke en uniforme leiding bij het maken van een film biedt. „London belongs to me" is geen grote film, zij vertoont evenmin opvallende filmische kwaliteiten en zij is zelfs niet bijzander origineel, maar toch is zij een werkstuk geworden, waarvan eerlijkheid, bekwaamheid, een voortreffelijk geleid spel en een alles doordringende humor de onverbrekelijke bestanddelen uit maken. De film opent met de stem van een on zichtbare spreker, die aankondigt, dat de toeschouwer iets zal zien van het fel kloppende hart ener wereldstad, zoals dat ook in „Naked City" gebeurde. Zij voert ons binnen in een pension voor de Londense kleine middenstand, zoals de film „October Man" reeds deed. Maar de prachtige wijze, waarop regisseur Sidney Gilliat die ook het draaiboek schreef naar de uitmuntende roman van Norman Collin de sfeer wist te treffen van No. 10, Dulcimer-straat, Loudon S. E. met zijn door en door Engelse bewoners, maakt deze film tot, een voorbeeld van het hoge peil, dat de Engelse productie heeft bereikt, ook op het gebied van de minder pretentieuze film, waarin drama en comedie tot een boeiend en amuasnt geheel zijn verweven. Wonderlijk scher tot in de kleinste détails, maar met een alles verzachtende humor weet Gilliat de karakter in deze film te typeren: het verwaande en ver wende moedersjongetje (Richard Atten- borough), dat in een zwak ogenblik het verkeerde pad opgaat, zijns ondanks een moord pleegt en daarvoor wordt veroor deeld; de goedhartige mr. Josser (Wrllie Watson) en diens vrouw (Fay Compton), die hun spaarcentjes voor een villaatje offeren tot verdediging van de onbezon nen buurjongen: een zwaarwichtig pseu do-medium, welks spirituele capaciteiten omgekeerd evenredig zijn aan zijn mate riële winzucht (waarvan Alastair Sim met zijn Schotse accent en zijn eindeloze hoge voorhoofd een onvergetelijke cari- catuur maakt); een onnavolgbare rech ter; een halfgare wereldhervormer (Stephen Murray); die men alleen in Hyde Park kan aantreffen en tenslotte een ongekunstelde Doris Josser, gespeeld door de 20-jarige Susan Shaw, die veel voor de toekomst belooft. Een knap gemaakte film met de over val op een nachtclub, een auto-diefstal met de daaruit voortvloeiende moord, het proces tegen de jeugdige moordenaar en de demonstratie-tocht naar het parlement om gratie voor hem te verkrijgen, als dramatische en komische hoogtepunten. F. 9OOOGGGGQGGOGOGGGOOOOOOOOeOOGOGOGOOOOOOOOOOOGGOGOOGGOOGF?©OOOOOOOOOGOOOOOOOOQOOOOOOOOGOOOO0OOOO0i Ons Romanbijvoegsel 5ggGOOOGOOOOOO©GOOOGOOOOQOOOOOOOG)©OOOOOOO©C)OOOGO©O(;GOOO0GGGOG©OOGOGO0©OOO0OOOO©OO0OOOOOG©QGO0OOGOG©OOOO©G©<2> KORTE INHOUD VAN HET VOOR AFGAANDE: De detective Ar ie Arends krijgt uit Arnhem van een zekere heer K. van Bemmelen een briefje, waarin hem dringend verzocht wordt om een onder houd. 's Avonds leest hij in de krant, dat de heer van Bemmelen spoorloos verdwenen is. Samen met de schrijver van het verhaal begeeft Arends zich naar Arnhem. Hij verneemt daar van de huishoudster van van Bemmelen, dab laatstgenoemde ongehuwd was en zich in zekere welstand verheugen mocht, vooral omdat hij vaak erfenis sen kreeg. Tevens verneemt hij, dat een neef, Ferdinand van Bemmelen, de Zondag tevoor plotseling gestorven is Arends en zijn vriend gaan een be zoek brengen aan de dokter van de oude heer van Bemmelen, in de hoop. van hem bizonderheden te vernemen. Maar de dokter komt zelfs niet thuis om te eten en blijkt op mysterieuze manier met zijn auto te zijn veronge lukt. D= twee vrienden gaarf hem in het ziekenhuis bezoeken. De dokter vertelt, dat hij door een onbekende was uitgenodigd om naar een bepaalde weg te komen. Daar gebeurde het ongeluk. De beide vrienden gaan naar de plaats des onheils. Na het wrak te hebben bekeken, begint Arends samen met zijn vriend de band van het rech tervoorwiel los te maken, waarin een revolverkogel gevonden wordt. Men heeft dus blijkbaar dr. Meertens uit de weg willen ruimen. De grote vraag is: waarom? Ook Waldhof, de boekhouder van het Effectenkantoor van Bemmelen, krijgt een bezoek van de detective. Hij ver telt, dat zijn overleden patroon wel eens zaken deed met de verdwenen oude heer van Bemmelen. Er was een apart dossier voor deze transacties, maar dit was spoorloos verdwenen. Het volgende bezoek geldt een broei van de vermiste, n.l. de heer Hans van Bemmelen in Den Haag, die. niet veel verheffends over neef Ferdinand ver telt. De beide vrienden gaan weer naar Arnhem om mevrouw Groenewegen, de huishoudster van de vermiste, te gaan ondervragen. Daar op een her haaldelijk gebel niet wordt opengedaan, dringen de vrienden het huis binnen. Zij vinden het lijk van de huishoudster die vermoord werd. Bij onderzoek van het bureau van de vermiste, wordt een brief van Hans van Bemmelen gevonden, waarin deze zijn broer om geld vroeg. Tenslotte wordt een bezoek ge bracht aan de familie de Zwart in Deventer. Mevrouw de Zwart is een zuster van Hans en Karei van Bem melen. Vooral de heer de Zwart ts met erg te spreken over neef Ferdinand, die hij altijd utterit onbetrouwbaar geacht had. Bij een later gesprek met Hans van Bemmelen in Den Haag, brengt Arends de brief ter sprake, die deze aan zijn broer Karei geschreven had en die Arends in het bureau vond Thuisgekomen, vertelt de moeder van Arends, dat een vreemde bezoe ken, na enige tijd op hem te hebben gewacht, was weggegaan maar later op de avond nog zou terugkeren. Arends vraagt zich af, wie die onbe kende wel kan zijn. 12) Hij ging de kamer uit en keerde even daarna terug met een bezoeker, die hij vóór zich liet binnenkomen. Hij stelde mij voor als zijn rechterhand, zonder mijn naam te noemen. Stellig had dus de vreemde zich nog niet bekend gemaakt. De man tegenover mij in de lage stoel was ongeveer dertig jaar. Een heer, zoals mevrouw Arends gezegd had: een nette heer. Zijn kleding was tot in de punt jes verzorgd, zijn gelaat glad geschoren, zijn handen zonder een enkel smetje, zijn houding had iets voornaams. Van rusteloosheid, die hem zou voortdrijven wist hij elk spoor te bedwingen, doch hy accepteerde bijna gratig een sigaret, die mijn vriend hem aanbood. Hij klopte die op de nagel van zijn linkerduim, vóór hij haar opstak, ijn hand bracht hij daarbij met kalme beheersing naar de mond, maar hij inhaleerde zo diep, als doorgaans iemand doet die er zich ge heel op concentreert, dus gedachten aari andere dingen terzijde dwingt. Het was aan alles te zien, dat hij het onwelle vend vond niet de deur in huis te vallen A.A. vroeg echter niets, alsof hij er ver maak in schepte, de bezoeker niet op zijn gemak te brengen. Ik was vanavond al eerder hier. begon hij na een poosje: maar toen zei mevrouw, uw moeder.... A.A antwoordde niet. Uw moeder zei. dat het nog wel een poosje kon duren vóórdat u zou thuis komen en ik ben dus maar een uurtje weggegaan2 ofschoon ik u zo spoedig mogelijk wilde ontmoeten Hij sprak over ..vanavond", 'als had hij geen nauwkeurig begrip van de tijd. Hieruit vooral bleek, dat hij, wat mijn vriend genoemd had, sterk voortgedre ven werd. Daar hij ook nu geen ant woord kreeg, hernam hij: Ik moest u zo spoedig mogelijk ontmoeten, omdat ik u iets van vermoedelijk groot be lang moet mededelen. Dat is dan welkom, zei A.A. nu toch. Vond hij het nieuws welkomer dan de bezoeker zelf? Ik handel altijd zeer impulsief, ver ontschuldigde de vreemde zich: Daar door kom ik op zulk een ongelegen tijd stip. Toen ik het ontdekte, dacht ik da delijk: dat moet ik mijnheer Arends gaan vertellen en vóórdat ik er verder over had nagedacht, zat ik reeds in. de trein In de trein?, herhaalde A.A., omdat de ander zweeg. Hij scheen nu blijkbaar een aansporing nodig te- hebben. Jawel, ik kom uit Arnhem. Hé, dus toch? Toch? Kennelijke verbazing sprak uit het gerimpelde voorhoofd. Dat veronderstelde mijn vriend na melijk, verklaarde A.A met een hoofd buiging in mijn richting. Zo? Ja, nu, maar die kan toch niet wetenIk woon aan de Zypendaalse- weg, twee huizen voorbij mijnheer vrv Bemmelen. Ik sprak hem nogal eens, wanneer wij gelijktijdig de stad ingin gen. En Vrijdagmiddag sprak ik mevrouw Groenewegen, die mij mededeelde, dat u van Bemmelen zoekt. Tja, dat zou kunnen, bevestigde mijn vriend. En vanavond heb ik van Bemme len gezien! Ik geloof niet, dat welke andere mede deling ook ons met meer verbazing naar de bezoeker zou kunnen doen kijken. On danks mijn twijfel aan A.A.'s conclusies was ik er toch van overtuigd, dat de oude v. Bemmelen niet meer in leven zou zijn. En nu was hij gezien!!! Nog wel, naar uit de vorige uitlating op te maken was. in Arnhem Waarom evenwel hield hij zich dan schuil? Of zou hij naar zijn huis zijn teruggekeerd? Op weg naar huis?, vroeg AA. Neen, dat is juist het zonderlinge. Ik zag hem in een buurt waar ik vrif- wel nooit kom. Bij de Nieuwe Kraan, als u weet waar dat is. In Arnhem, ja. Maar toen ik naar hem toe wilde gaan, keerde hy mij de rug toe Ik twijfelde een ogenblik, maar herkende hem perti nent aan zijn loop. Hij trekt met het linkerbeen, weet u. Xk dacht: dal moet van Bemmelen zijn, twijfelde toen, maar was opeens heel zeker. Waarom ging u dan niet naar de pontie? De politie zoekt immers ook. Uw naam schoot mij het eerst bin nen. Bovendien wist ik niet, dat de politie ts.mee.te maken zou hebben. In de hSS.' 1 l,k Soed en wel op weg was !k wel even aan de oolitie gedacht, om u de waarheid te zeggen. Maar u was mij immers door mevrouw Groenewegen genoemd. Het zou trouwens waarschijnlijk overbodig geweest zijn, erkende A A Evenals uw reis hierheen. Want mijnheer van Bemmelen keert natuurlijk naar huis terug, nu hij in Arnhem is. Ook dat heb ik overwogen, hernam de bezoeker. In de trein en de tijd, dat ik op u wachtte, heb ik daarover nagedacht Het is mogelijk. Ik geloof echter, dat ik die ingeving, het u te gaan vertellen, kreeg juist doordat het er alle schijn van had. dat van Bemmelen al een poosje daar moet zijn. Hij ging eeu huis binnen, met een sleutel en ik heb een poosje gewacht, maar hij keerde niet terug. U woont in Arnhem, zei AA. U kwam speciaal naar mü toe. Doch toen het wachten wat lang duurde ging u nogal gehaast weg. U moet een vreemde indruk van mij gekregen hebben, erkende de ander. Ik moest echter een hotel zoeken. Ik kan nu niet meer terug naar huis. Dat wordt natuurlijk pas morgenochtend. Ging u nogal veel met uw buurman om? Dat ik zo hevig in hem geïnteres seerd ben? Als buren, anders niet En wanneer ik hem gisteren gezien zou heb ben, zou ik er nauwelijks aandacht aan hebben geschonken. Sedert vandaag is het anders. De Zypendaalseweg is in rep en roer. Vanmorgen kwam er politie aan het huis van v. Bemmelen en die heeft zich toegang verschaft. Er staat nu een post voor de deur. Mevrouw Groenewegen, die ik sedert Vrijdag al niet meer gezien had, is dood op haar bed gevonden. Vermoord, zegt men. En toen van Bemmelen zo vreemd deed bij de Nieuwe Kraan, toen werd ik opeens hevig geïniteresserd. Hm, zei Arie. Dat laat zich verstaan. De zaak wordt inderdaad duisterder dan ze reeds was, terwijl je er tóch al niets in kon zien. Als u roken wilt.... Graag Hij nam een sigaret uit de doos op het tafeltje, klopte deze op de nagel van zijn linkerduim en stak hem op. Ik hoop, dat ik niet voor mets die reis gemaakt heb?, vroeg hij daarna. U hebt mij stellig iets zeer belang rijks verbeid", erkende mijn vriend. U zou het huis, waarin uw buurman verdween kunnen terugvinden? O ja, natuurlijk. Dan zou u mij een grote dienst be- wijzen, door er mij te brengen. Met alle genoegen, mijnheer Aronds Ik kan u alleen niet garanderen, dat hij er nóg is. Hij ging er vanavond in, zei u, met een sleutel. Misschien is hij overdag er gens anders, doch waarschijnlijk brengt hij er de nacht door en dan zal hij er dus morgenavond weer zijn, Dan zou ik het u morgenavond kun nen wijzen, zei de bezoeker. Als u zo vriendelijk wilt zijn. In hét donker lopen we ook minder in het oog, zodat men ons vanuit het huis niet zo licht ziet. Zullen we u komen afhalen, mijnheer eh....?" Krefeld is mijn naam. Hij tastte in zijn jaszak, nam uit een kleine portefeuille een kaartje, dat hij A A overhandigde. „Laat ik het u niet onnodig omslachtig maken. Het is juist van het station af de andere kant heen. Ik kan n aan het station ontmoeten, wanneer u dat wilt. U is wel vriendelijk, mijnheer Kre feld. Ik begrijp niet, wat Van Bemmelen daar doet en waarom hij niet naar huis komt, hernam de "bezoeker, opstaande: De politie er in halen, dat doe je toch óók maar niet zo. Toen, mijn vriend de late bezoeker bad Uitgelaten, kwam hij nadenkend de ka mer weer binnen, doch ging niet weer zitten. We kunnen nu wel oen einde aan de dag maken, Bram, zei hij: En wat dunkt je, is dit een helse machine? Of moeten we het inderdaad opvatten als erge bezorgdheid voor een buurman? HOOFDSTUK XVIII. Aan de Nieuwe Kraan Indien deze Krefeld kwaad in de zin heeft, moeten wij ons afvragen, waarom hij b.v. dit buis niet iri de lucht liet. vlie gen, zei Arie, toen ik de volgende dag verdenkingen tegen de late bezoeker op perde: Hij heeft de kans gehad, me hier neer te schieten in mijn eigen kamer, Waarom zou hij me dan naar Arnhem laten komen? Zijn houding en de toon van zijn stem gaven mij te verstaan, dat hü verder spraken over Krefeld onvruchtbaar acht te. We kwamen die dag dan ook niet meer op hem terug vóór we 's avonds in Arnhem uit de trein stapten. Hat begon reeds te duisteren. Als we hem nu maar herkennen, zei ik. Geen nood, Bram. Hij herkent óns in elk gevaL En dat was zo, want uauwebjks zetten wü de voet op de drempel van de deur, die naar het stationsplein open ging, of er kwam een heer naar ons toe, die ik niet aan zijn uiterlijk, doch aan zijn stem als Krefeld herkende. Niet aan zijn uiter lijk, zeg ik, omdat het reeds zozeer sche merde, dat een gezicht niet te herkennen viel. De trein is precies op tijd, zei hij, nadat wij elkaar begroet hadden. Wy begaven ons op weg. Krefeld liep tussen Arie en mij ir Bent u helemaal onbekend in Arn hem?, vroeg hij, terwül hij ons rechtsaf deed slaan. De laatste dagen komen we er nog al eens, antwoordde A. A.: cn dus zou ik b.v. altijd de weg naar het station weten te vinden. Of naar het centrum. Maar de straten bü hun namen kennen, neen, zo ver heb ik het nog niet gebracht En dan zulk een vreemde naam! De Kraan, zei u? De Nieuwe Kraan, ja. Er zijn twee Kranen, de Oude en de Nieuwe. Het is ergenlyk de haven van Arnhem, een bin nenhaven van de Rijn. Ik geloof, dat je Arnhemmer moet zijn, om ze te weten. Inderdaad liepen we in de richting van de Rijn, zoveel kende ik wel van de om geving. Aan het einde van de straat, die wq thans door liepen, zouden wü komen aan wat alle toeristen noemen „Boven over", in tegenstelling tot „Onderlangs men heeft daar een' prachtig vergezicht, met op de voorgrond de Rijn- Vandaar dus zou men de haven van Arnhem moe ten kunnen bereiken. Echter, ik was nu eenmaal op mün hoede en vroeg mü af, of de haven van Arnhem, alleen door Arnhemmers ge kend en dus een oude haven, buiten de stad zou zün gelegen. Want we liepen in de richting van Oosterbeek en voor zover ik wist, was er geen zijstraat naar do Rijn, vóórdat je builen de stad gekomen was. Waarschünlijk dacht A. A. er pre cies zo over. Hier ben ik wel eerder geweest, zei hij. We moeten aanstonds naar bene den en dan iets terug verklaarde Kre feld: Het is een oud buurtje, met een paar doodlopende züslobjes en tn een van die slobjes was het, dat ik van Bommelen zag verdwijnen. Zoals we nu loDen, zal het een kwartiertje, hoogstens twintig minuten gaans zün.' Het duisterde sterker; dc trams en auto's hadden licht op; de gestalten der voorbijgangers werden vager zichtbaar. Vóór ons uit zag ik de lucht, zich nog aftekenen als een veld van licht, dooh omlaag, waar de bomen zich zwart tégen dit lichtveld aftekenden, was niets meer te onderscheiden. Een geweldig groot, wit gebouw sloot als het ware de straat aan de overzijde, de rechterzijde, af. terwül het trottoir, waarop wü liepen, overging in een bre der wandelpad langs een bossage, dat on doordringbaar zwart links van ons lag. We waren dus reeds op „Bovenover" en zouden, indien het struikgewas even doorzicht gaf, de Rün kunnen zien. W#s hier niet een pad naar beneden? Doch Krefeld leidde ons rechtuit, weg van de stad. Liet hij ons e i omweg ma' derlaag? Doch dan zouden we nog een heel eind moeten gaan, want aan de overzyde van de weg rüden de huizen aaneen, ja, voor zover ik mij meende te herinneren, stonden die naast elkaar tot dicht bij Oosterbeek. En zóver zou Kre feld ons niet kunnen laten wandelen, zonder meer dan argwaan te wekken. Iets verder gaat een kronkelwegje naar beneden, verklaarde Krefeld. alsof hü mün gedachten las: En dan moeten wé een eindje terug langs de Rijn, Vreemd, zei A. A. Vreemd? herhaalde Krefeld op een gerekte toon. Dat er geen nadere weg naar die Kraan is. Tegenover het station, dat wil zeg gen schuin tegenover het station, gaat een straat er recht op af, hernam onze begeleider: Maar toeu ik gisteravond wandelde, kwam ik ook van deze kant en ik geloof, dat ik het me het best zal kunnen herinneren, wanneer ik ml kom" van dezelfde kant. Daarom maken we die kleine omweg. We zwegen en liepen langs het struik gewas dat even verder werd onderbro ken door een laag, langwerpig gebouw. Het gemeentemuseum, zei Krefeld: ik ben in die buurt bü de haven ook niet bekend. Ik zei U al, geloof ik, dat lk daar nooit kom. Het was louter toeval, dat ik er gisteren van Bemmelen zag Dit verklaarde beter, waarom hij de omweg maakte. Zoals ik reeds zeide, liep hü tussen ons in. Aangezien wü beiden op onze hoede waren, was het gevaar, dat hü ons zou aanvallen, zo gering, dat het nauwelijks overweging behoefde. Ik glimlachte eens in het donker en ik had de inval, dat A. A. eveneens geluidloos grinnikte. Ik kon echter ook de opmerking van mün vriend niet vergeten, waarbij hü de mogelijkheid van goede trouw van de züde van Krefeld verondersteld had. Het was stellig niet uitgesloten, dat hü ons werkelijk bracht naar de plaats, waar van Bemmelen zich verborgen hield. In dat geval zou waarschijnlijk deze avond een nieuw Ucht op de vreemde zaak werpen. Ja, nog iets verder moet het zijn. Je kunt warempel de weg bijna niet meer zien, zei onze gids. Gisteravond was het lichter, Trouwens, gisteravond liep Ik verder door, tot waai- Onderlangs be gint Maar zover behoeven we niet om te lopen. Het zal misschien lastig zün, hier af te dalen, want het pad kronkelt nog al en, hier én daar zün er traptreedjes* waar*je over kunt struikelen, als je niet goed oppast Een minuut later bevonden wü ons ln wat nu in het volslagen duister een rim boe geleek. Het pad was zo smal, het kronkelde zodanig, dat we ons telkens langs uitstekende takken van de strui ken moesten bevryden. Soms haakte een tak'in mijn jasmouw.dan was het, als- ot ik plotseling werd vastgehouden. We liepen achter elkaar; om de weg aan te geven, daalde Krefeld voor ons naar beneden. A. A. en ik volgden el kaar op de voet. Met beide handen tastte Ik terzyde, om te voorkomen dat een t,ak mij in het gezicht zou slaan, wanneer die vrykwam nadat A A. hem voorbij was. De lucht was donker, alsof een bui aandreef Er was volstrekt geenN wind; de bladeren van het, struikgewas ritsel den alleen, doordat wq de takken in beweging brachten- Wy spraken niet, doch Krefeld sprak büna onafgebroken. Hij gaf ons aanwijzingen, waarschuwde wanneer er een trapje kwam. .stond dan zelfs even stil, opdat wü niet zouden h^v.(Tuai„beu, u0S ,te YTg Was? °f valleö' Zljn zorgzaamheid wekte m my braoht hy ons buiten de stad in een hm- J da overtuiging, dat hü ons zonder bijbe doeling 'n dienst wilde bewijzen, dus dat wü aanstonds een kans kregen, de sluier van de geheimzinnige geschiedenis te lichten. Wanneer ik geweten had, dat die afdaling hier zó lastig zou zijn, zou ik liever nog een eindje doorgelopen heb ben, verontschuldigde hij zich, nadat hij A.A. voor vallen behoed had, toen deze over een uitgesleten rondhout op een traptrede uitgleed. Des te avontuurlijker is het, grin nikte A. A. nla£ in uw lyn liggen, hernam Krefeld; maar het ligt niet iri de mijne, ik houd niet van avonturen. Een ongeluk is gauw gebeurd en dan is de narigheid gioter dan het genoegen, dat een avon tuur zou kunnen opleveren. Ik zie echter al wat lichts schemeren; we moeten nu byna beneden zijn. ZÜ'n opmerking was niet geheel Juist. Van licht te spreken was overdreven, doch ook het schemeren klopte niet. We hadden het einde van het struikgewas bereikt en stonden voor een open ruimte, waar egaal, zwak licht was voor ons, die uit het volslagen duister kwamen. We liepen over gras. Wanneer er een pad was, konden we het niet onderscheiden. De helling, die wü waren afgedaald, lag achter onze rug, een korte poos verhard de zich de grond, er lag plaveisel. Ea nu konden we zoveel zien. dat ik een trot toir onderscheidde. Een brede ryweg. geasphalteerd, lichtte enigszins op. Ook deze weg staken we over en we bereik ten een breed trottoir, langs de Ryn. De rivier was grauw in het duister, de lucht zwaar betrokken. Het ziet er uit naar regen, zei A. A. droogjes. Anders zou het hier ook zo stil niet zyn, antwoordde Krefeld; want dit is een avond was-het heel wat drukker. Muar ik was ook niet zó laat hier. Hoe laat hebt u het? Het zal tegen half elf lopen, meen de ik. Een donkere avond. Om deze tijd van het jaar moest het heel wat lichter zyn. We gingen in de richting van de stad. die we voor ons zagen door de lichtjes van lantaarns langs de kaden. De weg, breed, werd rechts door de rivier, links door de steile helling begrensd, 'waar boven de huizen stonden van de straat die wü zoeven hadden doorgelopen Die huizen tekenden zich af door de verlichte vensters. Het zal niet meevallen, in dit duis ter het huis te vinden, waarin u gisteren van Bemmelen zag binnengaan, vrees de A. A. 7" *5 00^ beetje bang voor. erkende Krefeld: „Daarom is het juist wel goed, dat we deze weg en niet de kortere hebben genomen. Evenals vóór wü de met struikgewas begroeide helling afdaalden, liep hij tus sen ons in, A A. rechts van hem, ik links. De lucht was vochtig; vooral daardoor kenmerkte zich de nabyheid van de rivier. Zo niu en dan, vooral wanneer we een lantaarn passeerden, keek ik eens tor- •zijde naar het gezicht van onze gids Ik kende hem nog steeds niet. al had ik hem gisternacht in de kamer van mijn vriend rustig kunnen opnemen. Doch d< rand van zyn hoed wierp by het lar taarnlicht, schaduw over zün neus en 1' zelfs over zyn mond; 'ik gaf het op. 1 aannemend, dat hij te goeder trouw ws begon ik in de verte te küken naar wa: ongeveer de Nieuwe Kraan en dus Iv huis, waarin wij van Bemmelen moeste zoeken, moest zijn.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1948 | | pagina 4