EEN KERSTNOVELLE r v. door Martin W. Duyzings VRIJDAG 24 DECEMBER Ï948 PAGINA 3 (TEKENINGEN VAN H. SCHOONBROOD) Naast hem aan zijn voeten, snurkt huiselijk de schildwacht. .voluit vrouw wondere, tere ---- - .en hij reikte mij zijn kijker en wees met een bitter lachje naar het Oosten. .en de legendarische sprookjesverteller op het Sokko is gpaansewaakzaam- oude, smerige leugenaar..,* heid als de Neder- een al, en van een schoonheid .toen ik, op het terras van „El Cabaja' de consul ontmoette. H- 'ET zou mij makkelijker zijn, de ge schiedenis van Jan Hendrik Derkse- naar uit Amsterdam-Zuid hier neer schrijven, wanneer daar vanmid dag op het altijd volle en altijd verveloze terras van „El Cabaja" de consul niet geweest was: lang en schraal en mate loos nuchter, en met een onwaarschijnlijk Van Kleffens-boord, waar bovenuit zo nu en dan een spitse, rode Adams-appel danste als spotte hij om elk mijner woorden.... Het zou mij liever zijn, vanavond nog een maal met lome schreden door Tanger te gaan omhoog naar de trotse, donkere ongenaak baarheid van de oude Kashba, of omlaag in de richting van de baai, waar de stad zich verliest in een eindeloos warnet van vunzige, nauwe stegen en waar rondom het Sokko het schuim van alle landen der aarde fluisterend of lallend in de kroegen huist dit alles, zeg •ik, zou mij liever zijn dan hier vanavond in een enge, weeïg riekende hotelkamer gevan gen te zitten met mijn schrijfmachine en duizend te late vliegen. En met, worgend, de bittere herinneringen aan de geschiedenis van Jan Hendrik Derksenaar uit Amsterdam- Zuid, en Donna Nati Balana uit Algeciras, een geschiedenis, waarvan ik U nu wel ver tellen moét Het zou mij beter geweest zijn als ik al die verbijsterende bijzonderheden over Jan Hen drik Derksenaar elders vernomen had, en later. Maar niet juist vandaag! En niet juist hier, in Tanger Want U moet, om te beginnen, goed be grijpen, dat ik van Yumaa el Tolba kwam vandaag en Yumaa el Tolba is weer eens wat anders dan Naar- denBussum of Ber- gen-aan-Zee. De tocht was lang geweest en vol van de typische ontberin gen, waaraan Spaans- Marokko een minder gezegende reputatie dankt, generaal Fran co en de profeet Mohammed ten spijt. Van Melilla uit wa ren wij naar het Zui den gegaan, naar Tistutin, waar zowel 't laatste restant der huidige beschaving als de spoorlijn op 'n verzand emplace ment weerloos en zonder veel omhaal doodloopt in de woestijn. Daar, in Tistutin, hadden wij de karavaan gevormd, en toen was dan de ellendigste aller tochten begonnen West-Zuid- West. steeds verder, in lange, afmattende dagmarsen; en steeds hoger in de rauwe, ademloze verlatenheid van dat verschrikke lijke bergmassief rond Azib de Ketama, dat zelfs door de rondzwervende Berbers met angst en afschuw vermeden wordt, als heerste er iets nog erger dan de pest en waar men tenslotte geen. dag meer kent, en geen uur doch 'alleen maar de dorst; alleen maar die 'naar de keel grijpende doodsheid van deze afschuwelijke hel, waar nergens nog leven bloeit tussen de hoge, naakte rotsen en rond om de donkere hol echoënde spelonken. Dat alles!...., en verder tenslotte alléén maar het steeds wilder om zich heen slaan de, naar geen rede meer luisterende verlan gen naar die andere wereld die nu eenmaal toch de onze is: de wereld, waarin men keurig op tijd zijn dwangbevelen krijgt, en men in de Tweede Kamer of onder de métro kan komen, en men met een baard van ver leden week Zaterdag volkomen voor schan daal loopt, en het verder niet geoorloofd is, zijn reisgenoten voor „schurftige hond" of iets nog liederlijkers te schelden. Kortom: de wereld waarin een kameel geen eigenwijs en onontbeerlijk transportmiddel is, doch doodgewooon een kaméél, die m Blijdorp thuis hoort, en daarmee basta! Ik wilde U met dit alles slechts zeggen, dat Yumaa el Tolba inderdaad iets anders is dan Purmerend of Waddinxveen, want Yumaa el Tolba lag, eergisteren, aan het eind van deze waanzinnige tocht naar het Zuidwes ten en het mag dan al zo zijn, dat Yumaa el Tolba in feite niet méér is dan een over dreven-welluidend klinkende verzamelnaam van een <2) ncjeiand-vacirder worden! Laat de comodoro zich maar lave loos drinken, omdat het leven hem blijkbaar niets anders meer gelaten heeft dan de fles, de vlooien, het fort en de drie-maandelijkse tocht langs de kroegen van Alcazarquivir! Laat die schildwacht maar snurken tot heil en zegen van alle opstandelingen tussen Dar Xaui en Bab Tazaa! Wat deert het deze rei ziger nog? In Yumaa el Tolba heeft hij ein delijk de grens bereikt, waarnaar in al die achter hem liggende dagen zijn hart tot schreiens toe smachtte als nimmer tevoren. De grens die hem van zijn eigen wereld scheidt Nauwelijks drie mijlen verderop weet hij de spoorlijn die van Casablanca uit naar het Noorden leidt en daar zal morgen de Ma- rokko-express hem opnemen in een lange sliert van rumoerig in de oude rails ratelen de wagons. Morgen Mor gen hoort ge het?gij veertig Spaanse dwazen in dit oude fort, die weer loos en willoos steeds verder wegglijdt in het sinistere moeras der eenzaamheid en der verveling, van waar geen terug meer is en geen enkele kans op redding. Morgen Maar benoorden Ar- cila raakt de spoor lijn heel even al de kusten er z ij n ogenblikken, waarop de oude, krijsende wielen met een snel heid van wel vijf-en- veertig kilometer per uur de trein naar het Noorden bonken. Dan is Tanger al niet meer ver. t Het is mogelijk, dat U anders over Tanger denkt, maar U komt dan ook niet uit Yumaa el Tolba. Ik wéét het: de moskeeën van Tanger zien er onderhand uit alsof men er even goed konijnen in zou kunnen houden, en in de tingeltangels aan weerszijden van de Ahardan grijpt men makkelijker naar de messen en de revolvers dan U eigenlijk wel lief is, en acht van de tien Europeanen, die U in Tan ger ontmoet, hebben thuis al wel eens ten voeten uit in het landelijke politie-blad gestaan; en van de giftige geur van de ezel- mest, die overal hangt in de straten en de stegen, krijgt een Westers mens op de duur een vervelend soort hoofdpijn ter hoogte van de wenkbrauwen en de legendarische sprookjesverteller op het Sokko lijkt teleur stellend weinig op dat wat de firma Metro Goldwyn Mayer U daarvan in geuren en kleuren vertelde, doch is een oude, smeiige leugenaar, die vast en zeker sedert het eind van de voorlaatste wereldoorlog zijn nek niet meer met zeep gewassen heeft.Maar voor wie uit Yumaa el Tolba komt is alles ook de huiveringwekkende vunzigheid van deze „Hondse Stad", zoals Tanger in ortho dox-Moorse kringen nog altijd met onver holen afschuw heet beter, oneindig veel beter dan de doodse, holle verlatenheid van dat afschuwelijke bergmassief, ginds in het Zuiden. Daarom had ik vanavond nog eenmaal door Tanger willen gaan, en héél dit Tanger met al zijn goorheid, zijn klatergoud en zijn in trigues had ik voor lief kunnen nemen, om dat nu al ginds op de rede donker en met scherpe contouren de Britse tanker wacht veertien wankele hutten rondom een ver die mij - voor vallen Spaans woestijnfort vol ongedierte en soldaten, het mag verder zo zijn, dat ook daar nog de oude karavaanweg naar Larache verloren loopt temidden van het zand, de stenen en de dorre, krom gegroeide struiken: het deert een mens, die moe en mager en met van koorts gebarsten lippen uit de hel van Azib de Ketama komt, niet meer. Hij voelt zich opeens kinderachtig veilig, daar in Yumaa el Tolba. En hij scheert zich voor het eerst sedert weken zorgvuldig, alsof er 's avonds een soirée was inplaats van een eindeloos spelletje geeuwerig Tric-Trac met de commandant van het fort. En laat in de nacht, als de comodoro ein delijk met een willoos scheef hangende on derlip in slaap gestort is over zijn laatste glas lauwe cognac, staat de reiziger uit Azib de Ketama hoog en tevreden op de ruWstenen omwalling, waarachter het fort, het onge dierte en de soldaten zich verschuilen, en hij kijkt met welbehagen uit over de zacht glooiende vlakte, waar nu de nacht met al zijn zoete geheimen blauwig en geluidloos over het zand en de struiken sluipt. Naast hem, aan zijn voeten, snurkt huiselijk de schildwacht, aan wiens opmerkzaamheid en vaderlandsliefde het fort deze nacht is toe vertrouwd. Hoog boven de vlakte staan hel der de sterren. En is het waar, dat men in de lichte bries, die fluisterend uit het Westen komt, toch al iets proeft van de zoute, zilte koelte van de oceaan? Hij zucht tevreden, de reiziger uit Azib de Ketama. In Yumaa el Tolba wordt het leven weer waard, met gretige teugen geleefd te om mij daarna in nauwelijks een etmaal naar Marseille te ploegen. Daarom had ik, boei loos slenterend langs de bazars, willen den ken aan al het goede, het beste, dat een mens benoorden Marseille wacht, wanneer hij, na weken, terugkeert uit Azib de Ketama. Daar om had ikmaar op het terras van „El Cabaja" was de consul met al die bittere bij zonderheden over Jan Hendrik Derksenaar uit Amsterdam-Zuid, en wéér heb ik Jan Hendrik Derksenaar scherp en duidelijk voor mij gezien, zoals hij daar zat, toen ik hem voor het eerst ontmoettedie Kerst mis van 1943, ginds, in Algeciras. Het was allemaal gekomen door Pepe. Pepe Was één van die vele Spanjaarden-in- ballingsehap die, nog altijd, bij het vernemen van het woord „Franco" minder wellevende dingen over hun lippen laten glijden. Hij zat in Perpignan destijds en zijn ideeën wa ren zo rood als de voorpagina van de „Prawda", maar veel belangrijker was, dat hij toen al één brug en één Duitse munitie- trein in de lucht had doen vliegen, en dat hij voor het overige elk klipgeitenpad in de Pyreneeën veel beter kende dan de Guardia Civil. Ik denk nog altijd, dat Pepe van de techniek van de Engeland-vaart veel meei wist dan heel ons ministerie van Buitenlandse Zaken in het ach zo verre Londen, en wie in Perpignan dan ook toevallig in Pepe's han den viel en naar zijn raadgevingen luisterde, bespaarde zich meestal 'n Spaanse gevange nis of drie en 'n hoop ergernis op zijn weg naar de lokkende vrijheid. Het kwam dus uit sluitend door Pepe, dat ik op mijn tocht door de Pyreneeën door geen enkele bloedhond werd achtervolgd, dat ik in Corriez slechts drie dagen nodig had om de plaatse lijke gendarm met weinig pesetas en véél vage beloften in zijn corrupte zij de aan te tasten, en dat ik verder in een wijde boog om Ma drid heenging voor namelijk omdat de meer gebruikelijke route Madrid-Lissa- bon mij niet aan trok sedert de prak tijk van de Enge land-vaart nu een maal uitgewezen had, dat men op deze weg zowel de landse bureaucratie in soms overstelpende mate ontmoeten zou. „Noord-Afrika!", had Pepe geraden, en hu had bovendien 'n adresje in Tanger, waar ze zich tot taak gesteld hadden, alles wat er aan vreemdelingen-zonder-veel-papieren op de Noord-Afrikaanse kust kwam aandrijven, met de meeste spoed naar Londen door te zenden, al was het alleen maar, omdat Tan ger al zo uitpuilend vol zat met half-, en helemaal verdachte vreemdelingen van bei derlei kunnen en pluimage, dat men er ver der geen enkele vreemdeling meer gebrui ken kon. J Zo was ik naar het Zuiden getrokken, en die hele Engeland-vaart was op een zonnige pleiziertocht gaan lijken, totdat ik dan in Algeciras met Gibraltar zo maar naast de deur en slechts twee uren effen blauwe zee tussen Punta Carnero en Noord-Afrika ontdekte, dat er ook hier een brede, diepe kloof was, die een mens op zijn Engeland- vaart nog altijd van de vrijheid scheidde. Want iedere schuit, die zich in die dagen nog aan een tocht van Algeciras naar Ceuta of Tanger waagde, werd tevoren door de Guardia Civil onderzocht met een ijver en een nauwkeurigheid een nuttiger zaak vol komen waardig en de Rots van Gibraltar bleek inderdaad volkomen ongenaakbaar. behalve voor de paar duizend Spaanse spion die dag na dag, vermomd als eerbare handwerkslieden, met volkomen legale pa pieren het Heilige der Heiligen van het Britse Gemenebest betraden en onderhand „jij en jouw" konden zeggen tegen elke Britse M.P. Zo strandde ik dan in Algeciras, ,en het was de Zweedse consul, die mij op Jan Hen drik Derksenaar uit Amsterdam-Zuid op merkzaam maakte. :\l Voor een man als ik, die in Perpignan Pepe ontmoet had, nimmer door bloedhon den was achtervolgd en zonder één vermel denswaardig incident door heel Spanje ge trokken was, was één blik op Jan Hendrik Derksenaar ruim vol doende om je voor jezelf hartgrondig te schamen. Want Jan Hendrik Derksenaar was hoog en blond en breed in de schou ders en ergens in zijn lichtblauwe ogen smeulde dreigend een vuur, dat er eigenlijk niet in hoorde. Ik vond hem ergens aan die zonderlinge, cirkelvormige baai en hij reikte mij zijn kijker en hij wees met een bitter lachje naar 't Oosten. „Drie maanden geleden" zei hij schor, „ben IK hier gestrand. Ge woon vastgelopen in een warnet van ver raad en corruptie en om wraak, schreien de bureaucratie en nog altijd zit ik in dit warnet verstikt. en daar ligt de vrij heid, waarvoor we al die ellende-onderweg met opeengeklemde kaken verdragen heb ben!" Het klonk als een vloek, zoals hij het zei. „Voor mij is die ellende-onderweg nogal meegevallen", zei ik zacht, en ik schaamde mij. Wel", antwoordde hij droog, „ik wilde, dat ik hetzelfde- kon zeggen", en hij vertelde mij, waarom hij waarachtig niet hetzelfde kon zeggen. U kent zo'n geschiedenis. Een geschiedenis van een Engeland-vaart. Een schuitje in Katwijk, héél vroeg al in deze ellendige oorlog. Niet veel méér dan een cano, dat schuitje. Maar twee jonge Neder landers voor wie de akelige dreun der Duitse soldatenlaarzen tenslotte niet meer uit te houden was. En die weg wilden.weg! uit dit weerloos op het Grote Wonder wachtende Holland. Naar Engeland!.maar er smeet die nacht een Duitse schijnwerper wit-ase- mend zijn helse licht over de donkere zee, en er was een wild door de golven razende Duitse wachtboot. En verder?. Een bunker eerst in Hoek van Holland S.D.-verhoren in Rotterdamen Amers foort...., en een vlucht met een schamp schot en een haast wonderlijke redding. Zo verging het er méér, in die dagen. Maar Jan Hendrik Derksenaar had voor geen enkele overmacht gebogen. Zijn idealisme was ster ker geweest dan al het andere. Sterker dan ai die velé, overal dreigende gevaren op die lange, lange tocht door België en Frankrijk, sterker dan die vreselijke mensenjacht in de Pyreneeën, toen het convooi met half be vroren ledematen om zijn leven vechten moest, omdat er altijd weer verraders wa ren op elke Engeland-route; sterker ten slotte ook dan al die andere verschrikkingen die een mens in Spanje wachtten als het wat tegenzat: de vunzige dorpscachotten, het prikkeldraad van de concentratiekampen, de telkens weer oplaaiende hoop. en de van uur tot uur groeiende "verbittering van hen, die zich uit vaderlandsliefde en idealisme voort- worstelden, van cachot naar cachot en van teleurstelling naar teleurstelling. Omdat de vrijheid hen riep.... Met twee glinsterend gouden of niet rondom de Kribbe en- de Kerstboom schaart. En bidt. Voor de vrede- En voor al len, die, waar ook ter wereld strandden op hun grote kruistocht voor die vrede: de weg naar Engeland Hij gaf mij de kijker opnieuw, Jan Hen drik Derksenaar, en hij wees voor ons uit, waar hpog en ongenaakbaar de kalkrotsen van Gibraltar loodrecht opstegen uit de groen-blauwe baai. „Soms pijnig ik mezelf', zei hij bitter, „dan haal ik met mijn kijker die ongenaakbare rots ZO dichtbij, dat ik, daar, de schildwach ten van Kings Bastion kan zien, en ik daar, de Union Jack Kan zien wapperen van New Jumbersen heel even lijkt het dan alsof je al deel uitmaakt van die vrijheid daarginds, en alsof die Union Jack daar ook voor Jou staat te wapperen. Hij zweeg. We stonden daar nog vele mi nuten, zwijgend, en duizend droeve gedach ten gingen door mijn hoofd. Kerstmisin Algeciras!en opeens wist je weer heel nauwkeurig in welke hoek van de kamer verleden jaar de Kerstboom gestaan had; en dat de os zich schaamtevol schuil gehouden had achter de Drie Konin gen en de Heilige Joseph, omdat er aan die os een voorpoot ontbrak en hoe tijdens de Nachtmis de directeur van het zangkoor je zelf achter de omvangrijke bassen ver scholen had, omdat je eigen bariton er tij dens de jongste jaarlijkse bronchitis niet bepaald glansrijk afgekomen was en hoe „Kom mee!", zei Jan Hendrik Derksenaar, en ik wist, dat hij precies dezelfde dingen had staan denken. En hij nam mij mee naar hotel Palaya aan de Calle Anglo-Hispano, en daar was Donna Nati Balana, en dat maakte opeens alles anders. Zij was klein en donker en niet ouder dan negentien, maar voluit vrouw al, en van een wondere, tere schoonheid zoals men haar elders in Spanje alleen véél meer naar het Westen, aan de boor den van de Rio Ganil, vindt. Later, die avond vertelde Jan Hendrik Derksenaar van haar, doch dat had hij even goed kunnen laten. Want ik had in haar grote, donkere, en toch geen geheimen kennende ogen ge zien, toen zij naar Jan Hendrik Derkse naar opkeek met een tederheid, zo innig en zo oprecht, dat zij zelfs mij ontroerde. En ik had daarnaast een diepe warmte in Jan Hendrik's stem gevoeld als hij in zijn gebrekkige Spaans tot haar sprak, 'n warm te, welke men in zijn andere gesprekken niet meer vond, om dat zij verkild was in de ijselijke stroom van teleurstellingen, welke er liggen op zo'n lange, lange tocht van Katwijk tot Al geciras Dat alles vertelde mij Jan Hendrik Derk senaar daar aan de baai van Algeciras. Dat was enkele dagen voor Kerstmis van dat jaar, maar de hemel was noog en egaal blauw en het leek Lente inplaats van December, en ik denk, dat nooit het heim wee heviger pijn doet dan wanneer men midden in zo'n wereldoorlog hopeloos vast gelopen schijnt -in een plaats als Algeciras, en wanneer het Lente lijkt inplaats van December, en wanneer men er wel aan den ken moet, dat thuis in het vaderland nu, op dit zelfde ogenblik, misschien de sneeuw in dikke vlokken dwarrelt uit een grauwe win terlucht. En dat men zich daar nu oorlog Zij was de dochter van de hotel-eigenaar die Jan Hendrik Derksenaar maanden te voren gastvrij onder zijn dak genomen had, omdat hij méér waardering had voor het avontuur en de geallieerden dan voor de rauwe redevoeringen van de heren Hitier en Benito Mussolini en hij en zijn doch ter hadden die eenzame, jonge Hollander omringd met een hartelijkheid en een huise lijkheid. aan wier bestaan hij achter het prikkeldraad der concentratiekampen en tussen de enge, beschimmelde muren der cachotten niet meer had kunnen geloven, en,Soms", zei Jan Hendrik Derksenaar mij, „soms zie ik het zo: de vrijheid is kost baar en het is niet meer dan billijk, dat men haar betaalt met teleurstellingen en ontbe ringen. Alleen zij die het overleven, alleen de werkelijk sterken verdienen die vrijheid. Dat denk ik soms, en dan vraag ik me af of het in feite geen verraad is aan mijzelf en aan de goede zaak, nu ik Ik drukte hem warm de hand, en ik ver zekerde hem, dat het géén verraad kon zijn, omdat er nu eenmaal dingen zijn in dit leven die machtiger zijn dan zelfs deze mateloze jacht-naar-de-vrijheiden ik bezwoer hem, dat het appreciëren van hartelijkheid en huiselijkheid alles behalve een misdaad kon zijn...., en ik zei hem de charmantste dingen over Nati, die ik bedenken kon en ik meende het. Enfin: die eerste Kerstdag vierden wij in hotel Palaya aan de Calle Anglo-Hispano de verloving van Donna Nati Balana en Jan Hendrik Derksenaar. Er waren familieleden van de Balanas uit San Roque en Estepona. en die morgen om 4 uur gingen wij in een zwijgende stoet door de lauwe nacht naar de donkere, oude kerk bij de Casa Consistoral, en in het warme licht der honderden zacht flakkeren de kaarsen daalde langzaam de vrede m het hart van twee gestrande Engeland-vaarders en week de verbittering voor een zacht en zoet berusten in het licht van het Eeuwige Wonder, dat overal op aarde op deze dag uit een kleine kribbe straalt, en in de harten der mensen, waar ook: in Rostow of in Bataan, in Gibraltar of in Algeciras.... De ochtend kwam met een grauwe nevel, en ginds op de Rots der Vrijheid loste men zelfs op deze dag de dagelijkse routine- schoten met het „ack-ack", maar in de kleine eetzaal van hotel Palayo stond dam pend de koffie en geurend het rozijnenbrood op de feestelijk gedekte tafels, en op de hoge namaak-Kerstboom lagen, tussen fel-rode lampjes en zilver-glinsterende slingers de witte watten-vlokken, en tussen de vele pakjes rondom de kribbe was er één met een bruin- lederen/ cigarettenkoker, die ik nog altijd bewaar, en één voor Nati en Jan Hendrik Derksenaar. ringen Zo vierden wij daar in Algeciras die ver loving met de traditionele Kerstmaaltijd, die van de oesters tot aan de cognac en de late avond duurde, en wij spraken van vrede en vrijheid, en van liefdedie geen grenzen kent, en die in Gibraltar niet anders is dan in Amsterdam, of in Algeciras. En Jan Hendrik Derksenaar was gelukkig maar nog ernstiger dan gewoonlijk, en hij sprak over de kans, dat hij toch nog zou doordringen tot de Vrijheid, en dat hij dan zijn plicht zou doen, wat het vaderland ook van hem vroeg, al ware het zijn leven. En Nati Balana leg de haar kleine, slanke hand in de zijne en nog hoor ik het haar zeggen als ware het ■niet nu al vijf jaren geleden gebeurd, nog hoor ik haar zachte, warme stem: ik zal al tijd op je wachten Achzo'n Kerst in Algeciras. Kan men het de Balanas kwalijk ne men, dat zij omdat zij nu eenmaal Spanjaar den zijn hun Kerst mis anders en uitbundi ger vieren dan wij? Wat doet het er toeGe lukkig waren wij, de ge- stranden, en voor het eerst sedert maanden knaagde en pijnigde het heimwee niet, en heers te er vrede in ons hart. Dat moet ook die Duit ser begrepen hebben die de avond tevoren in hotel Palaya zijn intrek genomen had en die deze Kerstavondvermoede lijk gedreven door datzelfde heimwee, dat immers internationaal is, ongenood onze feest-, zaal binnendrong met een gezicht als van een Obersturmscharführer-in-burger, maar ook met 'n stem, die beurtelings juichte en weende toen hij, laat die avond, een oud Saksisch Kerstlied zong. Wij lieten hem leven, ondanks dat Ober-und-so-weiter-gezicht, en als hij nadien werkelijk nog in de gelegenheid is ge weest, de geallieerde zaak schade te berokke nen, dan heeft hij dat uitsluitend aan dat oude Kerstlied te danken...1. 3 3 's Nachts om drie klopte Jan Hendrik Derk senaar bleek en nerveus, maar niettemin vastbesloten aan mijn kamerdeur. Er was, een half uur tevoren, eindelijk een boodschap ge komen van de overzij, en een kans om weg te raken. Het was afschuwelijk, dat deze kans. waarop hij nu al maanden gewacht had, zich juist nu moest voordoen, maar men moest haar benutten als men zijn plicht wilde doem de kansen in Algeciras waren nu eenmaal dun gezaaid. Als het lukte en hij de overkant haalde, zou hij hen daar op mijn aanwezigheid in Algeciras opmerkzaam maken, en voor het overigewelvoor het overige moest het lot dan maar zien, dat het Jan Hendrik Derksenaar zonder ongevallen door die oorlog heenleidde Men gegt niet bijster veel, op zulke ogen blikken. Adios!en: hasta la vista!en meer van dat afgezaagde, maar toen we hem tot op de hoek van de Calle hadden gebracht, nam hij nog eenmaal Nati's handen in de zijne en deed hij een belofte: wat er ook gebeure, ik zal terugkeren, volgend jaar met Kerst! Toen keerde hij zich om met een ruk en nam het donker van het plein hem op en was een nieuwe Engeland-vaart begonnen. Ik zag hoe er een traan blonk in Nati's grote, donkere ogen. Eén traan slechtsen veel méér heb ik nadien van Algeciras eigenlijk niet meer gezien. Want Tweede Kerstdag 's morgens om negen waren er twee senores in burger, die een onbegrijpelijke belangstel ling aan de dag legden voor het gastenregister en die vervolgens luide uiting gaven aan hun teleurstelling over de afwezigheid van Jan Hendrik Derksenaar. Om zich niettemin nog enigermate nuttig te maken voor de Segun- dad van de Spaanse stem, „ik wachtte op hem met Kerstmis 1944, maar nog was de oorlog niet voorbij en ik wist, dat het hem moeilijk zou zijn, z'n belofte in te lossen. Zo heb ik al die jaren gewacht.. iedere Kerstmisen telkens hebben wij de Kerstboom gesierd, zoals hij het graag zien zouen ik heb zijn naam vergeefs gezocht onder de gewonden en de gesneuvelden op de Rode-Kruislijstenen hij kan nog komen.... déze Kerstmis misschien.... en daarom zal ik op hem blijven wachten „Natibegon ik. Maar zij legde mij het zwjjgen op met een dwingend gebaar van haar smalle, donkere hoofd. „No senoH, ik weet wat U nu zeggen wilt: er gebeurden vreemde dingen in die oorlog, en ik wéét het. En een hart méér of minder telde niet. Maar Jan Hendrik was anders. Niemand die mij van het tegendeel kan overtuigen, om dat mijn hart wéét, dat hij ènders was. En als hij ooit in staat is, zijn belofte in te lossen. dan zal ik er zijnvoor hém. En zij gaf mij zijn adres. Ergens in Amster dam-Zuid. „Zeg hem", fluisterde zei, „dat ik op hem wachten zal, ook deze Kerst....". 3 3 3 En toen stak ik dat adres in mijn zak en trok ik naar dat ellendige bergmassief van Azib de Ketama en het was gewoon een won der, dat ik dat adres nog altijd in mijn porte feuille had, toen ik wéér een maand later in Tan ger op het terras van „El Cabaja" de consul ontmoette, zoals ik U al zei. De consul deed alsof hij niet zag, dat ik hem niet kon uitstaan, en hij was zelfs voor iemand, die die dag uit Yumaa- el-Tolba gekomen was, ronduit vervelend. Het griezelige aan sommige na-oorlogse consuls in sommige veelbesproken steden is, dat zij nog altijd moeite doen om vriend en vijand er van te overtuigen, dat de Engeland-vaart voorna melijk op hun schouders rustte, en dat het lintje, waarmee men hen na afloop der krijgsbedrij ven sierde en eerde, eigenlijk slechts een flauwe beloning is voor dat wat zij voor de goede zaak, de demo cratie en het vaderland presteerden aan moed, beleid en trouw. „Neem nu alleen maar het gevai-Derkse- naar", zei de consul en terwijl mijn hart plot seling ineen kromp, zag ik hoe boven de Van Kleffens-boord die adamsappel juichend danste. „Het geval-Derksenaar?", vroeg ik wezen loos. „Ja", zei de consul, „een van de belang rijkste affaires, die ik oploste. Werd door de Duitse spionnagediensten op de Engeland- route gezet en liep daar netjes aftot in Algeciras". „Tot in Algecirasfluisterde ik- „Ja", zei de consul droog, „knap werk nogal, die vent had zelfs 'n paar maanden Spaans concentratiekamp achter de rug. Wel: hij ging in Algeciras zitten en haalde zoveel gegevens uit de Spaanse arbeiders van Gibraltar, dat het vermoedelijk aan hem toe te schrijven is, dat de U-boten op een verschrikkelijke ma nier huishielden in een Engels convooi, dat zich ver ten Westen van de Biscaja volkomen veilig waande. „Achzei ik toonloos, en ik kón zo gauw niets beters bedenken. „Ja", zei de consul, „we ervoeren dat overi gens pas een half jaar later, toen hij al 'n tijdje in Engeland zat en er een zendinstallatie be diende, waarnaar ze ergens-in-Duitsland avond na avond met belangstelling zaten te luisteren De consul zweeg even en streek met een lange, benige wijsvinger als in gedachten over het lintje in het knoopsgat van zijn revèr. Ik kon hem minder dan ooit uitstaan.... „En verder.vroeg ik, en ik dacht aan Nati Balana, die ginds in Algecii-as nog altijd wachtte. „Het lekte uit", zei de consul, „maar ze kregen hem niet. Hij verdween nog juist op tijd in het niet, maar enkele maanden later kwamen wij plotseling op zijn spoor". „Waar?", vroeg ik. „Hier", zei de consul, „in Tanger, en hij had net zo goed zonder valse snor het hoofdge bouw van Scotland Yard aan het Victoria Embankment kunnen binnenlopen. Hij was nog geen uur in de stad of men signaleerue hem al, en dat had hij kunnen weten- Ik heb mij altijd afgevraagd, waarom hij juist naar Tanger kwam en van hier naar Spanje wilde republiekbegon nen zij daarna om mijn papieren te vragen, en als ge volg daarvan kan ik U, desgewenst, het interieur van de ge vangenis van Alge ciras véél nauw keuriger beschrijven dan mij eigenlijk lief is. Zo ging dat in die dagen. Zo wilde dat eenvoudig het lot; terwijl de één ein delijk een gaatje vond, waardoor hij naar de vrijheid glipte, liep de ander plompverloren de moeilijkheden bin nen, kwam hij er pas uit, toen er in de kranten al niet meer over de At- lantikwall gespro ken werd, haastte hij zich door een juichend Frankrijk naar het Noorden en arriveerde tot zijn eigen verbazing nog juist op tijd om de bevrijding van zijn eigen stad mee te maken.... O Ja, zo ging dat, en temidden van de soms opwindende gebeurtenissen, die op die eerste Kerstdag van 't jaar 1943 volgden, vergat ik ook Jan Hendrik Derksenaar. zoals er zo veel vervaagde van wat in die dagen belang rijk en onvergetelijk scheen. Totdat dan, nu ruim een maand geleden, mijn weg voor het eerst weer over Algeciras leidde en ik in hotel Palaya, dat intussen herdoopt was tot hotel Nacional, Nati Balana ontmoette. Na vijf jaren. Wij zaten in diezelfde eetzaal en ik praatte honderd uit over alles, behalve over het ver leden. Maar nog vóórdat zij er zelf tenslotte over begon schuchter eerst, doch vurig dan wist ik, dat zij nog altijd van hem hield, en op hem wachtte. Jan Hendrik Derksenaar? „Geen brief, geen woord, geen enkel levens teken!", er was een doffe droefenis in haar uitwijkendoodgewoon een. poging tot zelfmoord! „Wanneer was dat precies?", vroeg ik, maar ik wist al het antwoord. „Twee dagen voor Kerstmis", zei de consul, „eri toen hij de dag vóór Kerstmis naar een schuit wilde sluipen, die op Algeciras voer, vingen we hem in zo'n patentvalletjeen toen hij daarna met een revolver begon te werken, knalden ze hem neer als de hond, die hij ongetwijfeld was sp 3 Dat alles zei de consul vanavond op het terras van ..El Cabaja". Hij zei nog veel méér, doch ik vrees, dat het verder niet meer tot mij doordrong. Want, mijn gedachten waren elders. In Algeciras. bij Nati Balana die ook déze Kerstmis verg< fs zal wachten op Jan Hendrik Derksenaar uit Amsterdam-Zuid, van wie men nooit begrepen heeft, waarom hii zich vlak vóór Kerstmis 1944 nog eenmaal in Tan ger waagde. Op de tafel vóór mij ligt nu het briefje, dat zij mij gaf, het briefje met Jan Hendriks Amsterdamse adres, in honderd 'yaal-gele snippers. En de hemel zij deze Jan Hendrik Derksenaar genadig.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1948 | | pagina 3