Teleurstelling van een Kerstengel
Huizen zonder stalletje
L
Kerstmis
prijsvraag
PHmderster
van 1948
NITA'S WONDERE KERSTMIS....
Kinderbezoek
HOE GABRIEL REDDING BRACHT
ANG
zullen ze leven
LUKIE-OOM
had een droom van
een droom
VRIJDAG 24 DECEMBER 1948
PAGINA 5
KERSTPAGINA VOOR
JEUGD
Foei, wat was het koud. De scherpe Oosten
wind sneed me in het geizicht, alsof een klein
duveltje me met scheermesjes toetakelde en
ik liep haast op een drafje, om maar zo gauw
mogelijk thuis te komen. Net toen ik kwiek het
pleintje voor de kerk overstak bromde de klok
twee keer. Lieve help, twee uur al, dat was
nu wat je noemt het holst van de nacht. Tja,
een vergadering kan soms lang duren en als je
dan nog naar de courant moet, om je verslag
voor de volgende dag te maken, kun je wel
eens helemaal de tijd vergeten. Nog maar even
een schepje erop, of nee, eerst even in het por
tiek daar een pijp opsteken; zo'n lekker gloei
end bolletje tabak onder je nets helpt ook al
tegen de kou!
Zo en nu maar weer verder. Hé, wat raar!
Om de hoek kwam ineens een andere nachte
lijke wandelaar aangestapt. Dat was nu niet
zo vreemd, maar het merkwaardige was, dat ik
zijn voetstappen niet hoorde!! Ik drukte me vlug
in het portiekje weg en wachtte tot de andere
wandelaar me was gepasseerd. En toen....
koude en pijp vergetendkeek ik hem voor
zichtig na, want Ik had nóg iets vreemds op
gemerkt.
Terwijl hij het portiek voorbij ging, krin
gelde er n. 1. een vreemde geur in mijn neus.
Eerst kon ik die geur niet zo gauw herinneren,
maar toen mompelde ik ineens stomverbaasd:
„Alsjemenou, wierook of zoiets!" Dat was teveel
voor mijn gemoedsrust, want een journalist, die
niet nieuwsgierig is, bestaat niet en dus ging
ik achter de vreemde wandelaar aan.
Op mijn tenen sloop ik van portiek tot por
tiek, maar ik kwam niet ver, want ineens was
mijn voorganger verdwenen; alsof de straat
zich geopend had om hem te verzwelgen. Het
ene ogenblik liep hij (nou ja, wat je dan lopen
noemt') nog voor me en een tel later was hij
weg. Natuurlijk snuffelde ik ijverig in de buurt,
waar hij het laatst geweest was, maar niets
hoor. Geen gaten in de straat, geen deuren of
ramen open, niets bijzonders te zien. Alleen die
geur, die prikkelende geur van wierook heel
flauw nog; nee, sterker weer, net zo sterk nu,
als toen ik misdienaar was en met het wierook
vat zwaaide.
Pardon, zoekt U soms iets? klonk het in
eens achter me. Van louter schrik bleef ik als
bevroren staan, mijn pijp kletterde op de straat
en de tabak, die eruit viel, bleef gloeiend op
de stenen liggen. Net een boosaardig grinni
kend oog, dacht ik nog. „Bent U iets kwijt?"
hoorde ik weer achter me.
Dat deed me weer bijkomen. „Kop op, Luuk
bromde ik tegen mezelf, „van wierook heb je
niets te vrezen, als het nou zwavel was!" Dus
draaide ik me voorzichtig om en keek mijn
nachtelijke ondervrager eens goed aan. O nee,
voor hem hoefde ik niet bang te zijn. Het was
een tengere jongeman, en een lange licht-rode
mantel hing tot op de grond. En toch was er
iets bijzonders aan hem, want hij droeg geen
handschoenen, geen hoed en (toen de wind eens
nijdig rukte aan de lange mantel, zag ik het
duidelijk) geen schoenen of kousen aan. In aan
merking genomen de wierook, het plotselinge
verdwijnen en de vreemde kleding kon de
nachtelijke wandelaar niemand anders zijn dan
een engel, misschien.... ik kon mijn geluk
amper geloven.... misschien wel een Kerst-
Cn,SGoede.... eb.... nacht", zei ik om maar
vast te beginnen. „Waar was U zo meens ge
bleven?" De engel glimlachte en knikte met
zijn hoofd naar een deur: „Daar, binnen".
„Maareh.... de deur was toch niet
open?" en gelijk kon ik mezelf wel een oorvijg
„even Stel je voor, een engel die zich door een
deur zou laten tegen houden! Belachelijk!!
bent toch een engel, hè? informeerde
„U
mijn-
ik voor alle zekerneiu. „Inderdaad,
„Stt", zei ik, angstig om me heen kijkend,
alsof er over tweeën in de nacht nog kinderen
op straat zouden zijn, „noem maar geen naam,
zeg maar gewoon Luuk, als U wilt". „O ja, een
geheimpje, hè?" lachte de engel. „Hoe heet
U?" vroeg ik, nu helemaal van de schrik be
komen. „Gabriël", zei de engel.
Gabriël, Gabriël, hemeltjelief, Gabriël, de
aartsengel, en daar stond ik zo maar mee te
praten op straat, midden in de nacht, om
ping, half drie, zei de kerkklok. „Oh, U bent
dus de Engel, die aan Maria de boodschap
heeft gebracht dat Ze de Moeder van O. L. Heer
zou worden?"
„Nee, dat was de aartsengel Gabriël, ik ben
maar een gewone engel. Kijk maar, nog maar
een licht-rose mantel, geen vleugels, geen
kroontje en zo. Dat komt nog".
Eerlijk gezegd, was het een kleine teleurstel
ling voor me, maar ik was er gauw overheen;
aartsengel of niet, Gabriël wós een engel en
dat was het voornaamste! „Wat doet U nu hier
op de aarde?" vroeg ik vervolgens.
„Ja, Luuk", zei Gabriël en ik meende, dat er
een kleine schaduw over zijn gelaat viel, „dat
zit zo. Met Kerstmis dalen er uit de hemel
duizenden engelen naar de aarde. Je weet, dat
we dan ongemerkt in de Nachtmis met het koor
meezingen. Dat maakt het immers veel mooier.
Maar de avond ervoor zijn we allemaal op
inspectie. Dan gaan we alle huizen binnen en
kijken we naar de Kerstversieringen. Of er nog
een Adventskrans is geweest natuurlijk, maar
vooral of er een Kerststalletje in het huis is.
Kerstmis zonder Kerststalletje is'immers niets".
„O juist", zei ik, „en dan vertelt U dat na
tuurlijk- in de hemel en dan wordt het in het
grote boek geschreven en als we dan later dood
gaan en bij Petrus aankloppen, kan die ineens
nakijken, of we ook op dat punt goed hebben
opgepast". „Juist", zei Gabriël, „zo gaat het".
,.En?" vroeg ik, „nogal tevreden over de resul
taten?"
Opnieuw zag Gabriël er minder vrolijk uit.
Op het nippertje zijn er voor de Kerst
kalender nog wat jarigen bijgekomen, zodat ik
toch nog een aardig lijstje heb af te werken,
ttoos P. opent Zondag de rij, wanneer ze 14 jaar
wordt. Tien jaar bereikt Nelly B. dan op
Maandag en een dag later haalt Wlm de G.
zijn achterstand van een dag op haar in (ook
10 jaar dus). Voor Woensdag wijst de kalender
Willy G. (11 jaar) en Truus T. (13 jaar). Op
dé laatste dag van het jaar, Vrijdag dus, viert
Gerda T. haar verjaardag met oliebollen (12
jaar). En dan sla ik het eerste blaadje van de
kalender voor 1849 op en daar staan Catha-
rientje de J. en Lenie K. (beiden 11 jaar) als
eersten in het nieuwe jaar genoteerd. Voor
allen dezelfde beste wensen.
Hij keek me eens aan en zei: „Niet zo heel erg,
maar ja, misschien wordt het verderop beter".
Ineens zag ik aan zijn gezicht, dat hij een inval
kreeg. ,Zeg, Luuk. wat zou je ervan zeggen,
om me nog even gezelschap te houden?" Nou,
dat was natuurlijk aan geen dovemansoren ge
vraagd en ik zei: „En of, dat is fijn. En dan
schrijf ik er iets over voor de kinderen. Mag
dat?" „Natuurlijk, want juist de kinderen kun
nen dikwijls zoveel goed doen, als ze willen".
En zo kwam het, dat ik in de nacht vóór
de Kerstnacht met een engel door de straten
stapte. Ik voelde me trots en blij, maar had
nauwelijks tijd aan het idee te wennen. Na een
paar honderd meter hield Gabriël n. 1. stop.
„Hier moeten we zijn", zei hij en meteen
stapte hij op een deur toe die zonder meer open
ging. Hij wenkte dat ik maar moest volgen.
Daar stonden we dan in de gang van een wild
vreemd huis maar dat was geen bezwaar, want
Gabriël straalde een zacht licht af en dus kon-
den we alles duidelijk zien. Even gemakkelijk
kwamen we in een kamer en daar waren we
aan het goede adres, want in de hoek van de
kamer stond een kanjer van een Kerstboom.
Gabriël keek eens speurend rond en schudde
toen mistroostig zijn hoofd. „Weer mis!" zuchtte
hij. „Nou ja", zei ik om hem op te beuren, „er
brandt toch een Godslampje, daar voor het
beeld van O. L. Heer". „Ach kom, vind je heus,
dat alles dan in orde is? Je duwt de stekker
in het stopcontact en je beht klaar. En op Kerst
mis alleen maar een kerstboom. Die had O. L.
Heer in Bethlehem anders ook niet; wel een
stal. Hier is.dus niets, dat op Kerstmis lijkt!"
lijkt!"
„O nee?" hoorden we ineens hoog van het
plafond een klein glazen stemmetje zingen.
„Denken jullie dan wel aan mij? Het Kerst
engeltje?" We hadden maar net tijd om te zien
waar het geluid vandaan kwam. Het was een
engeltje van dun melkwit glas, dat in het topje
van de boom stond, bij wijze van piek. Het had
papieren vleugels en daarmee hield het een
slingertje zilverdraad met in het midden een
rood kerstklokje vast. Ik zei, dat we maar net
tijd hadden om te kijken, want haast vlak
daarna hoorden we een tweede stem, een beetje
brokkelig als van een oud mannetje. „Niet waar,
Gabriël", zei de stem, „let maar niet op dat
glazen prulletje boven. Ik ben de Kerstengel
van dit huis!'.' „Huh, hoort dat brokje gips,"
hoonde de glazen engel.
„Stil e*»3n", gebood Gabriël streng naar bo
ven en hij liep naar de zijkant van de kerst
boom, waar de tweede stem vandaan was geko
men. Daar vond hij het tweede engeltje, een
oud beeldje van gips, dat aan een touwtje aan
een van de onderste takken hing. Het witte
manteltje was een beetje groezelig en een blos
trok over het kleine gelaat, toen Gabriël fron
send naar de linkervleugel keek. Een groot stuk
was eraf en het engeltje zei: „Ja, dat heeft
Tonny gedaan, toen hij verleden jaar met Trees-
je ruzie kreeg, wie de kaarsjes bij het stalletje
mocht uitblazen. Hij werd toen zo driftig, dat
hij me van het dak van het stalletje griste en
me als een soort bijl gebruikte. Treesje had
een buil op haar hoofd en ik.... ik was een
stuk van mijn linkervleugel kwijt!"'
„En nou kan ze niet meer vliegen; een mooie
Kerstengel!" hoonde het glazen engeltje vanuit
de hoogte.
„Och", zei het andere engeltje, „als je daar
nu blij om bent, wees er gelukkig mee. Maar
met alle twee je glazen ogen heb jij nog hooit
gezien, wat ik gezien hebt. Een klein kindje
in een kribje met Jozef en Maria, een os en
een ezel, herders en schaapjes...." „Nou, één
schaap zie ik nu anders en dat ben jij!" schold
het glazen engeltje „Akelig stuk glas, als
ik...."
„Ho, ho", kwam Gabriël tussenbeide, „een
beetje kalm jullie. Tenslotte is het nu geen
tijd om ruzie te maken. En (dit tegen het gla
zen engeltje) denk jij eraan, dat je niet zo'n
grote mond moet hebben, want eerlijk gezegd
ben je niets. Een stukje glas, net als al de an
dere versieringen hier. Over een paar dagen
ga je netjes in de doos, de boom wordt ver
brand en dan denkt niemand meer aan je. Een
heel jaar lang niet".
„Nou en hij dan", snibde het glazen engeltje.
„Hij gaat ook in een doos en aan hem denkt
dan ook niemand. En als volgend jaar opnieuw
de kerstboom wordt gezet, mag hij dolblij zijn
niet in de vuilnisbak terecht te komen. Het
scheelde dit jaar al maar een haartje. Alleen
omdat Treesje zo zeurde, mocht hij nog in de
boom". „Wacht maar", huilde het tweede en
geltje, „als Treesje's vader en moeder volgend
jaar weer een stalletje nemen„Dan nemen
ze toch zeker een nieuwe engel erboven, met
twee hele vleugels", grinnikte het glazen en
geltje en zowaar stak het zijn tongetje uit.
Dat was teveel voor Gabriël en hij zei; „Zeg
jij, als jij nu zo voornaam en prachtig bent,
moet je me eens even iets vertellen. Waarom
denk je dat iedereen jou zo aardig vindt? Heb
je daar enig idee van?"
„Nou", zei bet glazen engeltje, „ik ben bet
mooiste van de hele boom en als de lampjes
aan zijn, ben ik haast helemaal van zilver. De
kinderen vinden de boom erg mooi. Er liggen
cadeautjes onder, er zijn fondantringetjes en
zilverdraden en engelenhaar. Moet je die ogen
van Ton en Trees maar eens zien, als ze voor
me staan. Ze kijken erg eerbiedig naar me en
ze zingen allemaal liedjes, zo van „Stille Nacht,
Heilige Nacht", „Nu sijt wellecome" en zo".
„O", zei Gabriël, „dat komt anders heus niet
door jezelf, maar door de lichtjes en het snoep
en de versieringen".
„En nu jij", zei Gabriël tot het andere en
geltje, „hoe ging het vroeger met jou?" Ja,
eh, dat wasik geloof, dat niemand feitelijk
erg op me lette", stamelde het een beetje ge
schrokken. „Ik zweefde zo maar boven het stal
letje met tussen mijn vleugels een witte band
met „Ere zij God in den hoge" erop en ik
Hier is dan de Kerstverrassing voor puzzle-
liefhebbers. Ze ziet er moeilijker uit dan ze is
en voor enkele écht moeilijke woordjes is er
vast wel hulp in de buurt. Maar eerst zelf pro
beren de volgende woordjes te vinden;
Horizontaal: 2. niet dichtbij; 3. oppervlakte-
maat; 4. iemand, die altijd 'n grote mond heeft;
11. schoenmakersgereedschap; 12. om in te sla
pen; 13. oude lengtemaat; 14. meisjesnaam; 16.
muzieknoot; 17. plechtige belofte; 19. latwerk
om iets aan of in te hangen; 21. meisjesnaam;
22. bewoner van Europees land; 23. zijriviertje
van de Dommel; 24. niet raak; 26. uitroep; 28.
stuk stof; 30. ton; 31. verschillende malen 1000
gram; 34. soort paling; 35. onderwijs.
Verticaal: 1. sappige vruchten met pit; 2. ton;
2a. om een voertuig mee stil te zetten; 5. klein
hert; 6. iedereen; 7. wat overblijft na verbran
ding; 8. jongensnaam; 9. venster (meest gebrand
schilderd) van groot gebouw; 10. plaatsje in
Gelderland; 14. de eerste mens; 15. dolk in
Indonesië; 18. product van een kip; 20. riviertje
in Friesland; 23. meisjesnaam; 25. de nieuwe
geloot dat niemand verder erg in me had. De
kinderen zaten meestal stilletjes naar de vlam
metjes van de kaarsjes te kijken en dan pFaten
ze samen, dat het Kindje het wel koud zou heb
ben b. v. Of dat Maria en Jozef zo blij keken.
Of dat het maar goed was, dat de os en de ezel
met hun adem een beetje warmte gaven. Snoep
jes waren er nooit en ook geen cadeautjes. Wel
kwamen vader en moeder soms er bij zitten en
dan gingen ze met z'n vieren zingen. Maar het
liefst hadden Ton en Trees, dat ze het Kerst
verhaal vertelden. Dan waren ze muisstil <mi
dan kon ik dwars door hun oogjes heen in hun
hartjes kijken. Kerststalletjes leken het dan wel,
want dan waren ze braaf en vol mooie gedach
ten over het Kerstkindje. Ik weet zeker, dat
ze alle snoepgoed vergaten en als het verhaal
uit was, hadden ze niets liever dan dat vader
of moeder weer van voren af aan begonnen".
„Ja, ja", zei Gabriël met een zucht, „dat weet
ik. Geen Kerstmis voor je maag, maar voor je
hart". „Snap je nu", zei hij ineens tegen het
glazen engeltje, „waarom je feitelijk geen knip
voor de neus waard bent. Verder dan mooi en
lekker vindt niemand iets aan je en als je breekt
is de boom ineens een stuk lelijker. Maar het
Kerststallétje is en blijft mooi, omdat dat je
doet denken aan O. L. Heer. En voor die ge
dachte doe jij met al je lampjes, klokjes en
snoepjes niets".
Het glazen engeltje keek heel beduusd en
knikte een paar maal. „Maar, eh", stotterde
het toen, „mag je dus nooit een kerstboom in
huis hebben?" „Natuurlijk wel", zei Gabriël,
„maar een stalletje moet er om te beginnen
zijn".
„Waarom is er dit jaar eigenlijk geen stalletje
hier?" vroeg hij opeens aan het andere engeltje.
„Ja, dat zit zo. Wim had laatst iets nodig,
om er een machine voor zijn mecano in te zet
ten. Hij heeft toen op zolder gezocht en daar
het stalletje gevonden. Daarmee kwam hij de
trap af om te vragen of hij het mocht hebben. naar mijn werk. „Kom op. engel", zei ik tegen
Hij struikelde, rolde tot in het portaal toe en het engeltje van gips, „ik zal je weer op je
het hele stalletje was kapot. Nou, en ik denk
dat een nieuw stalletje te duur was".
„Zeg, Gabriël", zei ik ineens, terwijl ik een
paar stappen naar voren deed, „mag ik nu eens
iets doen. Toen ik nog verkenner was, heb ik
zelf eens een stalletje gemaakt. Binnen een half
uurtje is het klaar. Toe, laat me het doen, als
verrassing voor Ton en Trees Gabriël lachte
en zei: „Je vergeet, Luuk. dat ik het heel wat
vlugger kan dan in een half uurtje. Maar dat
mogen we nu eenmaal niet doen". „Nou, maa'
ik wel, want ik ben geen engel", zei ik triom
fantelijk en eerlijk waar, ik was er voor het
eerst blij om!
Gabriël dacht diep na en de twee engeltjes
riepen eensgezind: „Hè ja, dat is leuk. Als-je-
blieft, mag het. voor één keertje maar?" „Goed",
zei Gabriël opeens, „zeg maar wat je nodig
hebt". „Nou. een stuk triplex of karton, schroef
jes, dun touw. latjes van de mecanodoos en dan
was takjes van de kerstboom. „Dat mag wel,
hè?" vroeg ik aan het glazen engeltje. „Tuur-
lijk", zei het royaal, „neem maar wat van de
onderste takken, die zijn het mooist".
En terwijl ik met mijn zakmes voorzichtig
wat mooie takjes afsneed, zorgde Gabriël er
voor, dat de rest kwam. Ik weet niet hoe, want
het ene ogenblik sneed ik een tak af, terwijl er
nog niets was en toen ik me omdraaide lag alles
op tafel. Enfin, ik nam het triplex, schroefde
er wat latjes van de mecanodoos op vast, trok
ze met een touwtje van boven naar elkaar toe
en had zo al een grote boog. Achter op het
triplex hetzelfde en op de toppen van de bogen
en naar elkaar toe een paar latjes aan elkaar.
Ziezo, dat was het geraamte. Nu aan de zij
kanten een paar touwtjes gespannen, daarop
de takjes van de kerstboom gebonden en er
stond een prachtig stalletje.
„Nu moesten we het feitelijk helemaal kun
nen klaarmaken", zei ik vol spijt. „Wel, dat
kan", zei Gabriël. „Kijk maar achter je". En ja
hoor, daar stonden de beeldjes op tafel. Vlug
ruimde ik het stalletje in en vol trots keek ik
oude plaatsje laten zweven". Het was een genot,
om te zien, hoe het engeltje in zijn schik was.
Zelfs, ja ik zag het goed en ik keek Gabriël
er eens dankbaar voor aan, zelfs was zijn lin
kervleugeltje weer heel.
Kostelijk, wat een avontuur, daar kon ik
Ineens hoorde ik zachtjes de deur van de katnet
.piepen en voor ik er erg in had, voelde ik me
bij de arm gegrepen. „Zo, vertel me eens. wat
doe je ih mijn huis om kwart over drie 's nachts.
Hé, mannetje?" bromde iemand achter me. Over
mijn schouder keek ik vol schrik in het slape
rige, maar nogal boze gezicht van een man: de
vader van Ton en Trees flitste het opeens door
me heen! „Ja, ziet U, mijnheer, ik ehGa
briël en ikvannacht was ik„Aan 't
inbreken", snauwde de man en hij schudde me
door elkaar. „Maar dat zal ik je inpeperen,
vriendje". „Ik ben Uw vriendje niet en laat me
los", zei ik boos, met mijn vrije hand op zijn
neus slaand. „Au!" brulde hij.
Hij? Nee, zij, mijn vrouw! Zij zat recht over
eind in bed en hield met bei haar handen haar
neus vast. Ik wurmde me wat suffig uit de
lakens los en keek verward de slaapkamer rond.
„Engel", zei ik, rondkijkend of Gabriël weer
niet ineens voor me zou staan. „Wat engel
lachte mijn vrouw, voorzichtig haar neus be-
tastend, „ik geloof niet, dat je nu met lieva
woordjes behoeft te beginnen. Kom liever 30
bed uit, ik lig al een hele tijd aan je arm te
schudden om je wakker te krijgen.'Het is kwart
over drie en we moeten eei» beetje vroeg in de
Nachtmis zijn!" „Nachtmis? Ja natuurlijk, het
is Kerstmis. Och, liefje, ik heb me een droom
gehad! Een droom van een droom!"
En terwijl we samen in de kou (die zelfde
scheermesjes van dat duveltje!) naar de kerk
stapten, deed ik haar het verhaal van Gabriël
en de twee engeltjes. We lachten erom, maar
tochbij het Kerstontbijt keek ze me aan
en zei ze: „Lucas, (dat is mijn naam voor plech
tige ogenblikken) Lucas, ik denk er net zo over
als Gabriël en ik ben blij, dat wij een Kerst
stalletje hebben". „En of", zei ik en dat meende
ik.
Joodse staat; 27. gaat! (geb. wijs) in het Latijn
(Denk maar aan het slot van de H. Mis); 29.
grote rivier in Italië; 30. voormiddag (afk.); 32.
bitter vocht van de lever; 33. wanneer.
Ziezo, dat zijn dan de woordjes en nu moe
ten we nog iets afspreken over het inzenden
van de oplossingen. Dat moet als volgt gebeu
ren;
1. op een briefkaart aan het bureau van de
courant;
als afzender invullen: voornaam, naam, adres,
geslacht en geboortedatum;
op adreszijde van de briefkaart links bo-
•venaan „Sterprijsvraag" schrijven;
de gevonden woordjes in dezelfde volgorde
opschrijven als hierboven;
oplossingen uiterlijk 3 Januari 1949 ver-
Sturen;
allemaal meedoen.
Onder de prijswinnaars worden weer mooie
boeken verdeeld, welke na de uitslag zo gauw
mogelijk worden verstuurd.
En nu: aan de «lag en veel wijsheid.
2.
3.
4.
5.
6.
Zo, twee kaarten heeft ze nog over. En toch
heeft ze alle vrienden en bekenden, gelooft
ze, gehad. Wat een stapel nog. De jaarlijkse
traditie Kerst- en Nieuwjaarskaarten versturen.
Snoezig zijn die kaarten en postzegels „Voor
het kind", wel een hap in je zakgeld, maar je
doet er immers een goed werk mee.
Wat nu? Toch maar fijn die Kerst vacantie.
Het rapport was gelukkig ook in orde. Nu
heerlijk uitpuffen van al die repetities deze
dagen, dat komt een mensenkind echt toe
Triestig weer anders buiten; met recht de
donkere dagen voor Kerstmis. Huiverig scha
kelt ze het schemerlampje op de schoorsteen
in en dan gaat ze zalig lui in haar stoeltje
zitten. Knus hok toch maar. Geen wonder, Aat
ze van school zo graag bij haar komen.
Even stokken haar gedachten. Het is toch
eigenlijk dwaasheid, om die ene vraag, die je
al twee dagen bezig houdt, diep in je weg
te duwen Dat lukt immers tóch niet, al doe
je ook nóg zo je best Natuurlijk heeft ieder
een op school de mond vol over die pater, die
zo'n grootscheepse actie begonnen is in ver
band met de woningnood. Vooral Bart Ver
doorn sinds een paar maanden hu/ huis
genoot, omdat zijn ouders, een getrouwde
vriendin uit moeders jeugd, in Indië wonen
gaat er helemaal in op.
Natuurlijk heeft Nita er alle waardering voor
en luistert ze elke Dinsdagavond braaf mee,
maar daar blijft het ook bij. Eergisteren heeft
Bram nu finaal haar rust verstoord. Die heeft
notabene heel gemoedereerd voorgesteld om
haar en zijn kamer af te staan voor een jong
stel, een broer van zijn vriend, die een heel
klein zijkamertje met gebruik van keuken
heeft, terwijl zij beiden een bakbeest van een
kamer tot hun beschikking hebben. Zij zou dan
in het zijkamertje beneden kunnen slapen en
hij nam wel genoegen met het afgeschoten ge
deelte op de kleine zolder.
Het rommelhok naast haar kamer zou om
gebouwd kunnen worden tot een keukentje en
twee jonge mensen zouden kunnen léven.
Bovendien hielpen zij pater Wesseling dan
daadwerkelijk. Vader en moeder waren er
direct vóór. Nu is de wacht alleen op haar.
Diepe rimpels vertonen zich op haar voor
hoofd. Nogal leuk, om je eigen hok te ont
ruimen voor een stel vreemden. Wég rust. Als
het opklapbed in de zijkamer uit staat, kun
je er nét nog langs. Een klein tafeltje en een
stoel, meer kun je er niet bergen en waar
moet dit alles naar toe? Niemand, die je dan
meer op je kamer ontvangen kunt, daar was
ze heimelijk altijd zo trots op.
Als je zulke mensen bij je in huis hebt, raak
je ze de eerste jaren 'tuurlijk niet kwijt. Stond
er gisteren niet in de krant, dat de woning
nood vermoedelijk pas in '68 opgelost zou zijn.
Schrale troost hoor. Natuurlijk gelijk al je
vrijheid kwijt. En toch. en toch
Er wordt beneden gebeld. Nou. Bram zal wel
open doen, hij is toch met zijn fiets bezig in
de gang.
Daar klinkt gestommel op de trap; voetstap
pen die naderbij komen. Een bescheiden klopje
op haar deur. „Binnen", zegt Nita weinig toe
schietelijk en ze kijkt toch wel een beetje
nieuwsgierig toe.
„Nita Weber, ik heb veel over je gehoord
en Wilde zo graag eens met je kennis maken.
Ik ben Wanda Voerman. Op mijn stamkaart
staat: echtgenote van Jacobus, oftewel Jaap
Voerman".
„Gaat u zitten", zegt Nita kleurend; alle-
mensen, dat is dat vrouwtje van Bram's vriend.
„Helemaal niet leuk, dat Bram u opgestookt
heeft", zegt ze stug, als de bezoekster tegenover
haar zit.
„Daar vergis je je in, hoor. Bram vertelde
ons, wat hij hier voorgesteld heeft en ik kan
me zo goed voorstellen, wat dit voor jou be
tekenen moet, vooral nu ik zelf je knusse
kamer zie. Maar ik wilde je alleen zélf' zeg
gen, dat het helemaal niet hóeft hoor. Ik zou
het verschrikkelijk vinden, als jij er echt ver
driet van had. Ik werk zelf nog op kantoor,
omdat ik anders met mijn tijd geen raad weet
en dan is één kamertje zó aan kant. En
's avonds redden we ons wel in een bioscoop
of restaurant". Zo eenvoudig klinken die woor
den. Nita wordt er stil van Want ligt in dat
laatste niet alles opgesloten, wat deze dappere
mensen aan gezelligheid moeten missen, juist
's avonds, als het zo vertrouwd, en knus kan
zijn in eigen omgeving?
Een korte strijd is het. die Ze voert, deze
Nita Weber met haar warm kloppend hart.
Verwend en veeleisend mag ze lijken, in werke-
lijkheid is dat wel anders.
,Ik zal er toch nogeens over denken en net
u "dan laten weten, mag dat", spreekt ze af,
als mevr. Voerman, die beweert alleen maar
Wanda te heten, na een kopje thee te hebben
gedronken weer weg ?aat.
Een kwartiertje later blijft Nita verlegen
onder aan de trap staan. Bram heeft alle aan
dacht voor zijn fiets, die hij zo'n beetje ge
sloopt heeft
„Ik wou je vragen Bram, of je straks helpt
de boel versjouwen....". Dit is klare taal.
„Ik had niet anders van je verwacht, Nita,
en je zult er geen spijt van hebben. Wanda en
Jaap zijn een pracht stel mensen, maar ik
zal opschieten".
Ja, denkt Nita bezorgd, het is ai 23 Decem
ber en over 3 dagen moet alles in orde zijn.
Het hele gezin is een en al bedrijvigheid en
ze werken als paardenAan hulp is geen ge
brek, iedereen leeft hierin mee. In Oma's kel
der staan zolang hun meubels en nu wordt er
vakkundig gesopt, geboend, gewreven en ge
zeemd. Jaap weet er alles van, maar voor
Wanda moet het een Kerstverrassing worden.
Een verhuiswagen bezorgt de meubels, die bij
hun wederzijdse ouders opgeslagen stonden en
dan toveren ze een droom van een huis- en
slaapkamer te voorschijn.
Drie a.s. timmerlieden van de Ambachts
school, ook al vrienden van Bram, slaan
spijkers met koppen, zodat een ideaal keukentje
verrijst en dan is het de avond vóór Kerst
mis, als Nita ergens lang en doordringend belt
en Wanda haar open doet
„Het spijt me heel erg", zegt Nita met effen
snuit „maar ik houd mijn kamer liever zelf.
We hebben hem opgeknapt, kom je eens kijken?
Dan fuif ik op een groot stuk Kerstkrans" Heel
moedig slikt Wanda Voerman de lastige tranen
weg en bukt ze zich, om een denkbeeldig
pluisje op te rapen. Ze had nog zó gehoopt,
maar weer mis. Wat vreselijk sneu voor Jaap.
Het verdachte snufje maakt Nita onzeker.
„Laat maar", beduidt Jaap, „niets zeggen".
„We gaan mee hè meisjemaat, je weet, ik
ben dól op Kerstkrans", joolt hij dan,
Wanda, die al zoveel teleurstellingen geslikt
heeft in dat ene jaar, waar het een eigen woon
ruimte betrof, is ook nu weer flink en haakt
gezellig in, als ze gedrieën op stap gaan
Bram, dte hen voorgaat, opent met wijda
.gebaar de kamerdeur en draait het knopje
van het licht om.
In een zee van licht staan daar de bekende
meubels, glanzend gewreven, is daar de huis
kamer, zó gezellig, als je alleen soms maar
in een of ander tijdschrift vindt. Een pracht
van een kerstroos bloeit op tafel. Roerloos
staat Wanda Voerman. Het lijkt wel, of dit
alles, nog geen kwartier geleden, een toe
komstdroom op de lange baan, niet tot haar
doordringt.
Nita krijgt het er warm van. „Toch maar
weer liever naar je zijkamertje terug", ver
breekt zij plagend de stilte.
„jijOf ze wil of niet, Wanda móet
even haar gezichtje dankbaar kussen. „Werk
van Bram hoor. Zonder hém had je dit nooit
gehad", weert het slachtoffer blozend af.
Bram moet er wijs om glimlachen, maar ze
krijgt er toch een dankbaar knikje voor en
daar is hij toch heus niet scheutig mee.
De Nachtmis is weer stampvol. Heel stilletjes,
met een hart, licht en blij, om het geluk, dat
zy met Bram twee jonge fmensen schonk, luis
tert Nita naar het gezang der gelovigen, bege
leid door het orgel en koor.
Hoor, daar klinkt het eeuwenoude: „Stille
nacht, heilige nacht....". Eventjes moet zij
opzij kijken, want daar is de plaats van hun
nieuwe inwoonster en daar verderop zit Jaap
Voerman.
Nog nooit heeft Nita Kerstmis zó intens be
leefd als juist dit jaar. Boven het zangkoor
uit hoort ze Bram's stem. Nee, meezingen kan
ze nu niet, dat doet alleen haar hart. Zo goed
is het, ènderen blij te maken, juist met
Kerstmis
O0OOO0OOOOOOGOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO(OGOOOO0OOOOOOOOOO
OP
GOGOOOOOOOOGXDOOOOGOOOOOOOOGOOOOOOOGO'OOOOOOOOOOOOOOOOO
Na enkele weken rust voor de postman, deelt
hij dan hier weer de briefjes rond. Maar voor
hij er mee begint, moet ik eerst even iets zeg
gen. En wat zou dat anders kunnen zijn dan
„Zalig Kerstfeest", voor ieder van jullie, voor
ouders, broertjes, zusjes, vriendjes, kortom voor
alle mensen, met wie we dagelijks in aanraking
komen. Ik wens jullie veel minder snoepgoed
en cadeautjes toe, dan jullie zelf graag zoudt
willen misschien, maar veel meer goedheid,
vreugde en liefde, voor jullie en voor al die
anderen.
KITTY H. (11 JAAR). Zeg dat wel, je hebt
me een hele tijd schromelijk verwaarloosd. Maar
goed, alles is vergeten en vergeven, wanneer je
iedere maand schrijft. Echt doen, hoor! Nu ga
je natuurlijk eens zo graag naar de kerk, hè;
ik kan het me indenken. Hoe is het "met het
voordrachtje afgelopen?
MARIJKE E. (7 JAAR). Het heeft wel lang
geduurd, hè, maar vind je Kerstmis geen prach
tige dag om voor de eerste keer ih de krant
te staan? Je moet natuurlijk nog gauw een mas
sa over Jezelf schrijven. Dan natuurlijk harte
lijk bedankt voor je versje, kijk volgend jaar
maar eens goed uit!
PAUL N. (7 JAAR). Zeg, wat heb jij altijd
mooie enveloppen voor je briefjes. Van je va
der zeker? En hoe vind je het hier nu eigen
lijk? Wei koud natuurlijk, maar ik wed, dat je
je best amuseert En vooral 's winters kun je
je hier best zoet houden. Tot gauw weer. Paul!
FIA K. (8 JAAR). Braaf zo. dat je ook weer
present bent. Zeg. weet jij wat af van het brief
je van Marijke? Ik geloof 't vast en zeker, want
het adres is hetzelfde geschreven en het papier
is het zelfde! Als je dus voor een nieuw klantje
hebt gezorgd, mijn dank hoor! Je verjaardag
wist ik nog hoor, let maar op!
LENIE K. (11 JAAR). Bedankt voor je fijne
lange brief en als je ook aan Marijkes briefje
hebt meegeholpen, een extra bedankje. Zo. dus
je doet op school toch niet alleen aan hard le
ren. Ik vind het een leuk idee, maar stel ie voor,
dat je je eigen pak.ie had gekregen. Dat kan
toch! Een derde bedankje voor je gedichtje,
hoor!
WILLY B. (14 JAAR). Ja, dat had ik de vorige
keer zoal door, maar toch klopt hot niet. Kijk,
hij (of zij is het geloof ik) weegt 10 pond. Dat
is best. maar dan kan hij of zij geen twintig
wegen. Ik begrijp wei wat je bedoel, maar dan
moet je de vraag anders stellen. Ik heb mijn
schoolgeld niet teruggehad, pech hè? Voor jou
dan als speciale wens, veel ijs.
PLONI H. (8 JAAR). Zo, zo, de Sint heeft
bij jullie een knap vrachtje gelost. Zeg. over
die jojo! Een paar maanden terug heb ik haast
ruzie met mijn neefje gehad. Ik was aan het
proberen, de jojo van beneden af op te halen
en toen moest hij het ding hebben. Flauw hè?
Probeer het ook maar eens zo, dat valt tegen!
RIEN M. (13 JAAR). Kerel, ik weet nog steeds
niet, wanneer je jarig bent. Als je 't niet gauw-
schrijft, kan ik je niet eens feliciteren! En dan
heb ik nog steeds dat verhaaltje van je te goed,
weet je wel, over dat paard. Je hebt het me
beloofd en je weet: „Een man, een man, een
woord, een woord!"
COR DE L. (11 JAAR). Ik weet niet hoe het
komt, maar ik heb het idee, dat ik je wel eens
heb gezien, als je zo over verschillende dingen
schrijft. Doe je aan voetballen, of ben je in
verkennerij of een jongensgilde? Ik ken je,
mannetje! En wat betreft de Kerstsneeuw. je
hebt vierkant gelijk!
TINY G (12 JAAR). Laat ik je nu toch eerst
bedanken voor de postzegels. Dat is me al twee
maal door het hoofd gegaan en je zou misschien
denken, dat ik het niet leuk vind. Integendeel
hoor, ik heb er een goed adres voor. Ver er
wacht ik nog steeds op een briefje van Gcr.
RIA v. d. L. (9 JAAR). Je hebt de puzzle ze
ker al opgelost, niet? Is je ongeduld nu hele
maal over? Kom. kom. als je niet bang be nt
voor een paar blauwe plekken, heb je het s?h«et
sen gauw genoeg onder de knie! Er wordt ge
zegd, dat het gaat vriezen, maak je dus maar
klaar.
TRUUS W. (10 JAAR). Nu weer niet te lang
wachten, hoor! Anders gaat het net als verle
den jaar en grijp je er weer naast. Dat is echt
een leuk idee geweest, jammer dat ik het niet
wist, dan had ik er misschien een Kerstverbaal
over gemaakt. Ik zal het zien te onthouden!
JO VAN B. (14 JAAR). Waarom zou ik om
je moeten lachen? Ik vond je briefje juist dit
keer bijzonder fijn en ik beloof je mijn uiter
ste best te zullen doen. om het voor je na te
gaan. Maar.... even geduld, want ik moet het
opzoeken! Bedankt voor je wensen, Jo.
En daarmede ben ik weer aan het einde van
mijn brieven-latijn. Ik wacht nu vol spanning
op de stroom met oplossingen, wee jullie ge
beente, als ik teleur word gesteld.
OOM LUUK,