Teleurstelling van een Kerstengel Huizen zonder stalletje L Kerstmis prijsvraag PHmderster van 1948 NITA'S WONDERE KERSTMIS.... Kinderbezoek HOE GABRIEL REDDING BRACHT ANG zullen ze leven LUKIE-OOM had een droom van een droom VRIJDAG 24 DECEMBER 1948 PAGINA 5 KERSTPAGINA VOOR JEUGD Foei, wat was het koud. De scherpe Oosten wind sneed me in het geizicht, alsof een klein duveltje me met scheermesjes toetakelde en ik liep haast op een drafje, om maar zo gauw mogelijk thuis te komen. Net toen ik kwiek het pleintje voor de kerk overstak bromde de klok twee keer. Lieve help, twee uur al, dat was nu wat je noemt het holst van de nacht. Tja, een vergadering kan soms lang duren en als je dan nog naar de courant moet, om je verslag voor de volgende dag te maken, kun je wel eens helemaal de tijd vergeten. Nog maar even een schepje erop, of nee, eerst even in het por tiek daar een pijp opsteken; zo'n lekker gloei end bolletje tabak onder je nets helpt ook al tegen de kou! Zo en nu maar weer verder. Hé, wat raar! Om de hoek kwam ineens een andere nachte lijke wandelaar aangestapt. Dat was nu niet zo vreemd, maar het merkwaardige was, dat ik zijn voetstappen niet hoorde!! Ik drukte me vlug in het portiekje weg en wachtte tot de andere wandelaar me was gepasseerd. En toen.... koude en pijp vergetendkeek ik hem voor zichtig na, want Ik had nóg iets vreemds op gemerkt. Terwijl hij het portiek voorbij ging, krin gelde er n. 1. een vreemde geur in mijn neus. Eerst kon ik die geur niet zo gauw herinneren, maar toen mompelde ik ineens stomverbaasd: „Alsjemenou, wierook of zoiets!" Dat was teveel voor mijn gemoedsrust, want een journalist, die niet nieuwsgierig is, bestaat niet en dus ging ik achter de vreemde wandelaar aan. Op mijn tenen sloop ik van portiek tot por tiek, maar ik kwam niet ver, want ineens was mijn voorganger verdwenen; alsof de straat zich geopend had om hem te verzwelgen. Het ene ogenblik liep hij (nou ja, wat je dan lopen noemt') nog voor me en een tel later was hij weg. Natuurlijk snuffelde ik ijverig in de buurt, waar hij het laatst geweest was, maar niets hoor. Geen gaten in de straat, geen deuren of ramen open, niets bijzonders te zien. Alleen die geur, die prikkelende geur van wierook heel flauw nog; nee, sterker weer, net zo sterk nu, als toen ik misdienaar was en met het wierook vat zwaaide. Pardon, zoekt U soms iets? klonk het in eens achter me. Van louter schrik bleef ik als bevroren staan, mijn pijp kletterde op de straat en de tabak, die eruit viel, bleef gloeiend op de stenen liggen. Net een boosaardig grinni kend oog, dacht ik nog. „Bent U iets kwijt?" hoorde ik weer achter me. Dat deed me weer bijkomen. „Kop op, Luuk bromde ik tegen mezelf, „van wierook heb je niets te vrezen, als het nou zwavel was!" Dus draaide ik me voorzichtig om en keek mijn nachtelijke ondervrager eens goed aan. O nee, voor hem hoefde ik niet bang te zijn. Het was een tengere jongeman, en een lange licht-rode mantel hing tot op de grond. En toch was er iets bijzonders aan hem, want hij droeg geen handschoenen, geen hoed en (toen de wind eens nijdig rukte aan de lange mantel, zag ik het duidelijk) geen schoenen of kousen aan. In aan merking genomen de wierook, het plotselinge verdwijnen en de vreemde kleding kon de nachtelijke wandelaar niemand anders zijn dan een engel, misschien.... ik kon mijn geluk amper geloven.... misschien wel een Kerst- Cn,SGoede.... eb.... nacht", zei ik om maar vast te beginnen. „Waar was U zo meens ge bleven?" De engel glimlachte en knikte met zijn hoofd naar een deur: „Daar, binnen". „Maareh.... de deur was toch niet open?" en gelijk kon ik mezelf wel een oorvijg „even Stel je voor, een engel die zich door een deur zou laten tegen houden! Belachelijk!! bent toch een engel, hè? informeerde „U mijn- ik voor alle zekerneiu. „Inderdaad, „Stt", zei ik, angstig om me heen kijkend, alsof er over tweeën in de nacht nog kinderen op straat zouden zijn, „noem maar geen naam, zeg maar gewoon Luuk, als U wilt". „O ja, een geheimpje, hè?" lachte de engel. „Hoe heet U?" vroeg ik, nu helemaal van de schrik be komen. „Gabriël", zei de engel. Gabriël, Gabriël, hemeltjelief, Gabriël, de aartsengel, en daar stond ik zo maar mee te praten op straat, midden in de nacht, om ping, half drie, zei de kerkklok. „Oh, U bent dus de Engel, die aan Maria de boodschap heeft gebracht dat Ze de Moeder van O. L. Heer zou worden?" „Nee, dat was de aartsengel Gabriël, ik ben maar een gewone engel. Kijk maar, nog maar een licht-rose mantel, geen vleugels, geen kroontje en zo. Dat komt nog". Eerlijk gezegd, was het een kleine teleurstel ling voor me, maar ik was er gauw overheen; aartsengel of niet, Gabriël wós een engel en dat was het voornaamste! „Wat doet U nu hier op de aarde?" vroeg ik vervolgens. „Ja, Luuk", zei Gabriël en ik meende, dat er een kleine schaduw over zijn gelaat viel, „dat zit zo. Met Kerstmis dalen er uit de hemel duizenden engelen naar de aarde. Je weet, dat we dan ongemerkt in de Nachtmis met het koor meezingen. Dat maakt het immers veel mooier. Maar de avond ervoor zijn we allemaal op inspectie. Dan gaan we alle huizen binnen en kijken we naar de Kerstversieringen. Of er nog een Adventskrans is geweest natuurlijk, maar vooral of er een Kerststalletje in het huis is. Kerstmis zonder Kerststalletje is'immers niets". „O juist", zei ik, „en dan vertelt U dat na tuurlijk- in de hemel en dan wordt het in het grote boek geschreven en als we dan later dood gaan en bij Petrus aankloppen, kan die ineens nakijken, of we ook op dat punt goed hebben opgepast". „Juist", zei Gabriël, „zo gaat het". ,.En?" vroeg ik, „nogal tevreden over de resul taten?" Opnieuw zag Gabriël er minder vrolijk uit. Op het nippertje zijn er voor de Kerst kalender nog wat jarigen bijgekomen, zodat ik toch nog een aardig lijstje heb af te werken, ttoos P. opent Zondag de rij, wanneer ze 14 jaar wordt. Tien jaar bereikt Nelly B. dan op Maandag en een dag later haalt Wlm de G. zijn achterstand van een dag op haar in (ook 10 jaar dus). Voor Woensdag wijst de kalender Willy G. (11 jaar) en Truus T. (13 jaar). Op dé laatste dag van het jaar, Vrijdag dus, viert Gerda T. haar verjaardag met oliebollen (12 jaar). En dan sla ik het eerste blaadje van de kalender voor 1849 op en daar staan Catha- rientje de J. en Lenie K. (beiden 11 jaar) als eersten in het nieuwe jaar genoteerd. Voor allen dezelfde beste wensen. Hij keek me eens aan en zei: „Niet zo heel erg, maar ja, misschien wordt het verderop beter". Ineens zag ik aan zijn gezicht, dat hij een inval kreeg. ,Zeg, Luuk. wat zou je ervan zeggen, om me nog even gezelschap te houden?" Nou, dat was natuurlijk aan geen dovemansoren ge vraagd en ik zei: „En of, dat is fijn. En dan schrijf ik er iets over voor de kinderen. Mag dat?" „Natuurlijk, want juist de kinderen kun nen dikwijls zoveel goed doen, als ze willen". En zo kwam het, dat ik in de nacht vóór de Kerstnacht met een engel door de straten stapte. Ik voelde me trots en blij, maar had nauwelijks tijd aan het idee te wennen. Na een paar honderd meter hield Gabriël n. 1. stop. „Hier moeten we zijn", zei hij en meteen stapte hij op een deur toe die zonder meer open ging. Hij wenkte dat ik maar moest volgen. Daar stonden we dan in de gang van een wild vreemd huis maar dat was geen bezwaar, want Gabriël straalde een zacht licht af en dus kon- den we alles duidelijk zien. Even gemakkelijk kwamen we in een kamer en daar waren we aan het goede adres, want in de hoek van de kamer stond een kanjer van een Kerstboom. Gabriël keek eens speurend rond en schudde toen mistroostig zijn hoofd. „Weer mis!" zuchtte hij. „Nou ja", zei ik om hem op te beuren, „er brandt toch een Godslampje, daar voor het beeld van O. L. Heer". „Ach kom, vind je heus, dat alles dan in orde is? Je duwt de stekker in het stopcontact en je beht klaar. En op Kerst mis alleen maar een kerstboom. Die had O. L. Heer in Bethlehem anders ook niet; wel een stal. Hier is.dus niets, dat op Kerstmis lijkt!" lijkt!" „O nee?" hoorden we ineens hoog van het plafond een klein glazen stemmetje zingen. „Denken jullie dan wel aan mij? Het Kerst engeltje?" We hadden maar net tijd om te zien waar het geluid vandaan kwam. Het was een engeltje van dun melkwit glas, dat in het topje van de boom stond, bij wijze van piek. Het had papieren vleugels en daarmee hield het een slingertje zilverdraad met in het midden een rood kerstklokje vast. Ik zei, dat we maar net tijd hadden om te kijken, want haast vlak daarna hoorden we een tweede stem, een beetje brokkelig als van een oud mannetje. „Niet waar, Gabriël", zei de stem, „let maar niet op dat glazen prulletje boven. Ik ben de Kerstengel van dit huis!'.' „Huh, hoort dat brokje gips," hoonde de glazen engel. „Stil e*»3n", gebood Gabriël streng naar bo ven en hij liep naar de zijkant van de kerst boom, waar de tweede stem vandaan was geko men. Daar vond hij het tweede engeltje, een oud beeldje van gips, dat aan een touwtje aan een van de onderste takken hing. Het witte manteltje was een beetje groezelig en een blos trok over het kleine gelaat, toen Gabriël fron send naar de linkervleugel keek. Een groot stuk was eraf en het engeltje zei: „Ja, dat heeft Tonny gedaan, toen hij verleden jaar met Trees- je ruzie kreeg, wie de kaarsjes bij het stalletje mocht uitblazen. Hij werd toen zo driftig, dat hij me van het dak van het stalletje griste en me als een soort bijl gebruikte. Treesje had een buil op haar hoofd en ik.... ik was een stuk van mijn linkervleugel kwijt!"' „En nou kan ze niet meer vliegen; een mooie Kerstengel!" hoonde het glazen engeltje vanuit de hoogte. „Och", zei het andere engeltje, „als je daar nu blij om bent, wees er gelukkig mee. Maar met alle twee je glazen ogen heb jij nog hooit gezien, wat ik gezien hebt. Een klein kindje in een kribje met Jozef en Maria, een os en een ezel, herders en schaapjes...." „Nou, één schaap zie ik nu anders en dat ben jij!" schold het glazen engeltje „Akelig stuk glas, als ik...." „Ho, ho", kwam Gabriël tussenbeide, „een beetje kalm jullie. Tenslotte is het nu geen tijd om ruzie te maken. En (dit tegen het gla zen engeltje) denk jij eraan, dat je niet zo'n grote mond moet hebben, want eerlijk gezegd ben je niets. Een stukje glas, net als al de an dere versieringen hier. Over een paar dagen ga je netjes in de doos, de boom wordt ver brand en dan denkt niemand meer aan je. Een heel jaar lang niet". „Nou en hij dan", snibde het glazen engeltje. „Hij gaat ook in een doos en aan hem denkt dan ook niemand. En als volgend jaar opnieuw de kerstboom wordt gezet, mag hij dolblij zijn niet in de vuilnisbak terecht te komen. Het scheelde dit jaar al maar een haartje. Alleen omdat Treesje zo zeurde, mocht hij nog in de boom". „Wacht maar", huilde het tweede en geltje, „als Treesje's vader en moeder volgend jaar weer een stalletje nemen„Dan nemen ze toch zeker een nieuwe engel erboven, met twee hele vleugels", grinnikte het glazen en geltje en zowaar stak het zijn tongetje uit. Dat was teveel voor Gabriël en hij zei; „Zeg jij, als jij nu zo voornaam en prachtig bent, moet je me eens even iets vertellen. Waarom denk je dat iedereen jou zo aardig vindt? Heb je daar enig idee van?" „Nou", zei bet glazen engeltje, „ik ben bet mooiste van de hele boom en als de lampjes aan zijn, ben ik haast helemaal van zilver. De kinderen vinden de boom erg mooi. Er liggen cadeautjes onder, er zijn fondantringetjes en zilverdraden en engelenhaar. Moet je die ogen van Ton en Trees maar eens zien, als ze voor me staan. Ze kijken erg eerbiedig naar me en ze zingen allemaal liedjes, zo van „Stille Nacht, Heilige Nacht", „Nu sijt wellecome" en zo". „O", zei Gabriël, „dat komt anders heus niet door jezelf, maar door de lichtjes en het snoep en de versieringen". „En nu jij", zei Gabriël tot het andere en geltje, „hoe ging het vroeger met jou?" Ja, eh, dat wasik geloof, dat niemand feitelijk erg op me lette", stamelde het een beetje ge schrokken. „Ik zweefde zo maar boven het stal letje met tussen mijn vleugels een witte band met „Ere zij God in den hoge" erop en ik Hier is dan de Kerstverrassing voor puzzle- liefhebbers. Ze ziet er moeilijker uit dan ze is en voor enkele écht moeilijke woordjes is er vast wel hulp in de buurt. Maar eerst zelf pro beren de volgende woordjes te vinden; Horizontaal: 2. niet dichtbij; 3. oppervlakte- maat; 4. iemand, die altijd 'n grote mond heeft; 11. schoenmakersgereedschap; 12. om in te sla pen; 13. oude lengtemaat; 14. meisjesnaam; 16. muzieknoot; 17. plechtige belofte; 19. latwerk om iets aan of in te hangen; 21. meisjesnaam; 22. bewoner van Europees land; 23. zijriviertje van de Dommel; 24. niet raak; 26. uitroep; 28. stuk stof; 30. ton; 31. verschillende malen 1000 gram; 34. soort paling; 35. onderwijs. Verticaal: 1. sappige vruchten met pit; 2. ton; 2a. om een voertuig mee stil te zetten; 5. klein hert; 6. iedereen; 7. wat overblijft na verbran ding; 8. jongensnaam; 9. venster (meest gebrand schilderd) van groot gebouw; 10. plaatsje in Gelderland; 14. de eerste mens; 15. dolk in Indonesië; 18. product van een kip; 20. riviertje in Friesland; 23. meisjesnaam; 25. de nieuwe geloot dat niemand verder erg in me had. De kinderen zaten meestal stilletjes naar de vlam metjes van de kaarsjes te kijken en dan pFaten ze samen, dat het Kindje het wel koud zou heb ben b. v. Of dat Maria en Jozef zo blij keken. Of dat het maar goed was, dat de os en de ezel met hun adem een beetje warmte gaven. Snoep jes waren er nooit en ook geen cadeautjes. Wel kwamen vader en moeder soms er bij zitten en dan gingen ze met z'n vieren zingen. Maar het liefst hadden Ton en Trees, dat ze het Kerst verhaal vertelden. Dan waren ze muisstil <mi dan kon ik dwars door hun oogjes heen in hun hartjes kijken. Kerststalletjes leken het dan wel, want dan waren ze braaf en vol mooie gedach ten over het Kerstkindje. Ik weet zeker, dat ze alle snoepgoed vergaten en als het verhaal uit was, hadden ze niets liever dan dat vader of moeder weer van voren af aan begonnen". „Ja, ja", zei Gabriël met een zucht, „dat weet ik. Geen Kerstmis voor je maag, maar voor je hart". „Snap je nu", zei hij ineens tegen het glazen engeltje, „waarom je feitelijk geen knip voor de neus waard bent. Verder dan mooi en lekker vindt niemand iets aan je en als je breekt is de boom ineens een stuk lelijker. Maar het Kerststallétje is en blijft mooi, omdat dat je doet denken aan O. L. Heer. En voor die ge dachte doe jij met al je lampjes, klokjes en snoepjes niets". Het glazen engeltje keek heel beduusd en knikte een paar maal. „Maar, eh", stotterde het toen, „mag je dus nooit een kerstboom in huis hebben?" „Natuurlijk wel", zei Gabriël, „maar een stalletje moet er om te beginnen zijn". „Waarom is er dit jaar eigenlijk geen stalletje hier?" vroeg hij opeens aan het andere engeltje. „Ja, dat zit zo. Wim had laatst iets nodig, om er een machine voor zijn mecano in te zet ten. Hij heeft toen op zolder gezocht en daar het stalletje gevonden. Daarmee kwam hij de trap af om te vragen of hij het mocht hebben. naar mijn werk. „Kom op. engel", zei ik tegen Hij struikelde, rolde tot in het portaal toe en het engeltje van gips, „ik zal je weer op je het hele stalletje was kapot. Nou, en ik denk dat een nieuw stalletje te duur was". „Zeg, Gabriël", zei ik ineens, terwijl ik een paar stappen naar voren deed, „mag ik nu eens iets doen. Toen ik nog verkenner was, heb ik zelf eens een stalletje gemaakt. Binnen een half uurtje is het klaar. Toe, laat me het doen, als verrassing voor Ton en Trees Gabriël lachte en zei: „Je vergeet, Luuk. dat ik het heel wat vlugger kan dan in een half uurtje. Maar dat mogen we nu eenmaal niet doen". „Nou, maa' ik wel, want ik ben geen engel", zei ik triom fantelijk en eerlijk waar, ik was er voor het eerst blij om! Gabriël dacht diep na en de twee engeltjes riepen eensgezind: „Hè ja, dat is leuk. Als-je- blieft, mag het. voor één keertje maar?" „Goed", zei Gabriël opeens, „zeg maar wat je nodig hebt". „Nou. een stuk triplex of karton, schroef jes, dun touw. latjes van de mecanodoos en dan was takjes van de kerstboom. „Dat mag wel, hè?" vroeg ik aan het glazen engeltje. „Tuur- lijk", zei het royaal, „neem maar wat van de onderste takken, die zijn het mooist". En terwijl ik met mijn zakmes voorzichtig wat mooie takjes afsneed, zorgde Gabriël er voor, dat de rest kwam. Ik weet niet hoe, want het ene ogenblik sneed ik een tak af, terwijl er nog niets was en toen ik me omdraaide lag alles op tafel. Enfin, ik nam het triplex, schroefde er wat latjes van de mecanodoos op vast, trok ze met een touwtje van boven naar elkaar toe en had zo al een grote boog. Achter op het triplex hetzelfde en op de toppen van de bogen en naar elkaar toe een paar latjes aan elkaar. Ziezo, dat was het geraamte. Nu aan de zij kanten een paar touwtjes gespannen, daarop de takjes van de kerstboom gebonden en er stond een prachtig stalletje. „Nu moesten we het feitelijk helemaal kun nen klaarmaken", zei ik vol spijt. „Wel, dat kan", zei Gabriël. „Kijk maar achter je". En ja hoor, daar stonden de beeldjes op tafel. Vlug ruimde ik het stalletje in en vol trots keek ik oude plaatsje laten zweven". Het was een genot, om te zien, hoe het engeltje in zijn schik was. Zelfs, ja ik zag het goed en ik keek Gabriël er eens dankbaar voor aan, zelfs was zijn lin kervleugeltje weer heel. Kostelijk, wat een avontuur, daar kon ik Ineens hoorde ik zachtjes de deur van de katnet .piepen en voor ik er erg in had, voelde ik me bij de arm gegrepen. „Zo, vertel me eens. wat doe je ih mijn huis om kwart over drie 's nachts. Hé, mannetje?" bromde iemand achter me. Over mijn schouder keek ik vol schrik in het slape rige, maar nogal boze gezicht van een man: de vader van Ton en Trees flitste het opeens door me heen! „Ja, ziet U, mijnheer, ik ehGa briël en ikvannacht was ik„Aan 't inbreken", snauwde de man en hij schudde me door elkaar. „Maar dat zal ik je inpeperen, vriendje". „Ik ben Uw vriendje niet en laat me los", zei ik boos, met mijn vrije hand op zijn neus slaand. „Au!" brulde hij. Hij? Nee, zij, mijn vrouw! Zij zat recht over eind in bed en hield met bei haar handen haar neus vast. Ik wurmde me wat suffig uit de lakens los en keek verward de slaapkamer rond. „Engel", zei ik, rondkijkend of Gabriël weer niet ineens voor me zou staan. „Wat engel lachte mijn vrouw, voorzichtig haar neus be- tastend, „ik geloof niet, dat je nu met lieva woordjes behoeft te beginnen. Kom liever 30 bed uit, ik lig al een hele tijd aan je arm te schudden om je wakker te krijgen.'Het is kwart over drie en we moeten eei» beetje vroeg in de Nachtmis zijn!" „Nachtmis? Ja natuurlijk, het is Kerstmis. Och, liefje, ik heb me een droom gehad! Een droom van een droom!" En terwijl we samen in de kou (die zelfde scheermesjes van dat duveltje!) naar de kerk stapten, deed ik haar het verhaal van Gabriël en de twee engeltjes. We lachten erom, maar tochbij het Kerstontbijt keek ze me aan en zei ze: „Lucas, (dat is mijn naam voor plech tige ogenblikken) Lucas, ik denk er net zo over als Gabriël en ik ben blij, dat wij een Kerst stalletje hebben". „En of", zei ik en dat meende ik. Joodse staat; 27. gaat! (geb. wijs) in het Latijn (Denk maar aan het slot van de H. Mis); 29. grote rivier in Italië; 30. voormiddag (afk.); 32. bitter vocht van de lever; 33. wanneer. Ziezo, dat zijn dan de woordjes en nu moe ten we nog iets afspreken over het inzenden van de oplossingen. Dat moet als volgt gebeu ren; 1. op een briefkaart aan het bureau van de courant; als afzender invullen: voornaam, naam, adres, geslacht en geboortedatum; op adreszijde van de briefkaart links bo- •venaan „Sterprijsvraag" schrijven; de gevonden woordjes in dezelfde volgorde opschrijven als hierboven; oplossingen uiterlijk 3 Januari 1949 ver- Sturen; allemaal meedoen. Onder de prijswinnaars worden weer mooie boeken verdeeld, welke na de uitslag zo gauw mogelijk worden verstuurd. En nu: aan de «lag en veel wijsheid. 2. 3. 4. 5. 6. Zo, twee kaarten heeft ze nog over. En toch heeft ze alle vrienden en bekenden, gelooft ze, gehad. Wat een stapel nog. De jaarlijkse traditie Kerst- en Nieuwjaarskaarten versturen. Snoezig zijn die kaarten en postzegels „Voor het kind", wel een hap in je zakgeld, maar je doet er immers een goed werk mee. Wat nu? Toch maar fijn die Kerst vacantie. Het rapport was gelukkig ook in orde. Nu heerlijk uitpuffen van al die repetities deze dagen, dat komt een mensenkind echt toe Triestig weer anders buiten; met recht de donkere dagen voor Kerstmis. Huiverig scha kelt ze het schemerlampje op de schoorsteen in en dan gaat ze zalig lui in haar stoeltje zitten. Knus hok toch maar. Geen wonder, Aat ze van school zo graag bij haar komen. Even stokken haar gedachten. Het is toch eigenlijk dwaasheid, om die ene vraag, die je al twee dagen bezig houdt, diep in je weg te duwen Dat lukt immers tóch niet, al doe je ook nóg zo je best Natuurlijk heeft ieder een op school de mond vol over die pater, die zo'n grootscheepse actie begonnen is in ver band met de woningnood. Vooral Bart Ver doorn sinds een paar maanden hu/ huis genoot, omdat zijn ouders, een getrouwde vriendin uit moeders jeugd, in Indië wonen gaat er helemaal in op. Natuurlijk heeft Nita er alle waardering voor en luistert ze elke Dinsdagavond braaf mee, maar daar blijft het ook bij. Eergisteren heeft Bram nu finaal haar rust verstoord. Die heeft notabene heel gemoedereerd voorgesteld om haar en zijn kamer af te staan voor een jong stel, een broer van zijn vriend, die een heel klein zijkamertje met gebruik van keuken heeft, terwijl zij beiden een bakbeest van een kamer tot hun beschikking hebben. Zij zou dan in het zijkamertje beneden kunnen slapen en hij nam wel genoegen met het afgeschoten ge deelte op de kleine zolder. Het rommelhok naast haar kamer zou om gebouwd kunnen worden tot een keukentje en twee jonge mensen zouden kunnen léven. Bovendien hielpen zij pater Wesseling dan daadwerkelijk. Vader en moeder waren er direct vóór. Nu is de wacht alleen op haar. Diepe rimpels vertonen zich op haar voor hoofd. Nogal leuk, om je eigen hok te ont ruimen voor een stel vreemden. Wég rust. Als het opklapbed in de zijkamer uit staat, kun je er nét nog langs. Een klein tafeltje en een stoel, meer kun je er niet bergen en waar moet dit alles naar toe? Niemand, die je dan meer op je kamer ontvangen kunt, daar was ze heimelijk altijd zo trots op. Als je zulke mensen bij je in huis hebt, raak je ze de eerste jaren 'tuurlijk niet kwijt. Stond er gisteren niet in de krant, dat de woning nood vermoedelijk pas in '68 opgelost zou zijn. Schrale troost hoor. Natuurlijk gelijk al je vrijheid kwijt. En toch. en toch Er wordt beneden gebeld. Nou. Bram zal wel open doen, hij is toch met zijn fiets bezig in de gang. Daar klinkt gestommel op de trap; voetstap pen die naderbij komen. Een bescheiden klopje op haar deur. „Binnen", zegt Nita weinig toe schietelijk en ze kijkt toch wel een beetje nieuwsgierig toe. „Nita Weber, ik heb veel over je gehoord en Wilde zo graag eens met je kennis maken. Ik ben Wanda Voerman. Op mijn stamkaart staat: echtgenote van Jacobus, oftewel Jaap Voerman". „Gaat u zitten", zegt Nita kleurend; alle- mensen, dat is dat vrouwtje van Bram's vriend. „Helemaal niet leuk, dat Bram u opgestookt heeft", zegt ze stug, als de bezoekster tegenover haar zit. „Daar vergis je je in, hoor. Bram vertelde ons, wat hij hier voorgesteld heeft en ik kan me zo goed voorstellen, wat dit voor jou be tekenen moet, vooral nu ik zelf je knusse kamer zie. Maar ik wilde je alleen zélf' zeg gen, dat het helemaal niet hóeft hoor. Ik zou het verschrikkelijk vinden, als jij er echt ver driet van had. Ik werk zelf nog op kantoor, omdat ik anders met mijn tijd geen raad weet en dan is één kamertje zó aan kant. En 's avonds redden we ons wel in een bioscoop of restaurant". Zo eenvoudig klinken die woor den. Nita wordt er stil van Want ligt in dat laatste niet alles opgesloten, wat deze dappere mensen aan gezelligheid moeten missen, juist 's avonds, als het zo vertrouwd, en knus kan zijn in eigen omgeving? Een korte strijd is het. die Ze voert, deze Nita Weber met haar warm kloppend hart. Verwend en veeleisend mag ze lijken, in werke- lijkheid is dat wel anders. ,Ik zal er toch nogeens over denken en net u "dan laten weten, mag dat", spreekt ze af, als mevr. Voerman, die beweert alleen maar Wanda te heten, na een kopje thee te hebben gedronken weer weg ?aat. Een kwartiertje later blijft Nita verlegen onder aan de trap staan. Bram heeft alle aan dacht voor zijn fiets, die hij zo'n beetje ge sloopt heeft „Ik wou je vragen Bram, of je straks helpt de boel versjouwen....". Dit is klare taal. „Ik had niet anders van je verwacht, Nita, en je zult er geen spijt van hebben. Wanda en Jaap zijn een pracht stel mensen, maar ik zal opschieten". Ja, denkt Nita bezorgd, het is ai 23 Decem ber en over 3 dagen moet alles in orde zijn. Het hele gezin is een en al bedrijvigheid en ze werken als paardenAan hulp is geen ge brek, iedereen leeft hierin mee. In Oma's kel der staan zolang hun meubels en nu wordt er vakkundig gesopt, geboend, gewreven en ge zeemd. Jaap weet er alles van, maar voor Wanda moet het een Kerstverrassing worden. Een verhuiswagen bezorgt de meubels, die bij hun wederzijdse ouders opgeslagen stonden en dan toveren ze een droom van een huis- en slaapkamer te voorschijn. Drie a.s. timmerlieden van de Ambachts school, ook al vrienden van Bram, slaan spijkers met koppen, zodat een ideaal keukentje verrijst en dan is het de avond vóór Kerst mis, als Nita ergens lang en doordringend belt en Wanda haar open doet „Het spijt me heel erg", zegt Nita met effen snuit „maar ik houd mijn kamer liever zelf. We hebben hem opgeknapt, kom je eens kijken? Dan fuif ik op een groot stuk Kerstkrans" Heel moedig slikt Wanda Voerman de lastige tranen weg en bukt ze zich, om een denkbeeldig pluisje op te rapen. Ze had nog zó gehoopt, maar weer mis. Wat vreselijk sneu voor Jaap. Het verdachte snufje maakt Nita onzeker. „Laat maar", beduidt Jaap, „niets zeggen". „We gaan mee hè meisjemaat, je weet, ik ben dól op Kerstkrans", joolt hij dan, Wanda, die al zoveel teleurstellingen geslikt heeft in dat ene jaar, waar het een eigen woon ruimte betrof, is ook nu weer flink en haakt gezellig in, als ze gedrieën op stap gaan Bram, dte hen voorgaat, opent met wijda .gebaar de kamerdeur en draait het knopje van het licht om. In een zee van licht staan daar de bekende meubels, glanzend gewreven, is daar de huis kamer, zó gezellig, als je alleen soms maar in een of ander tijdschrift vindt. Een pracht van een kerstroos bloeit op tafel. Roerloos staat Wanda Voerman. Het lijkt wel, of dit alles, nog geen kwartier geleden, een toe komstdroom op de lange baan, niet tot haar doordringt. Nita krijgt het er warm van. „Toch maar weer liever naar je zijkamertje terug", ver breekt zij plagend de stilte. „jijOf ze wil of niet, Wanda móet even haar gezichtje dankbaar kussen. „Werk van Bram hoor. Zonder hém had je dit nooit gehad", weert het slachtoffer blozend af. Bram moet er wijs om glimlachen, maar ze krijgt er toch een dankbaar knikje voor en daar is hij toch heus niet scheutig mee. De Nachtmis is weer stampvol. Heel stilletjes, met een hart, licht en blij, om het geluk, dat zy met Bram twee jonge fmensen schonk, luis tert Nita naar het gezang der gelovigen, bege leid door het orgel en koor. Hoor, daar klinkt het eeuwenoude: „Stille nacht, heilige nacht....". Eventjes moet zij opzij kijken, want daar is de plaats van hun nieuwe inwoonster en daar verderop zit Jaap Voerman. Nog nooit heeft Nita Kerstmis zó intens be leefd als juist dit jaar. Boven het zangkoor uit hoort ze Bram's stem. Nee, meezingen kan ze nu niet, dat doet alleen haar hart. Zo goed is het, ènderen blij te maken, juist met Kerstmis O0OOO0OOOOOOGOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO(OGOOOO0OOOOOOOOOO OP GOGOOOOOOOOGXDOOOOGOOOOOOOOGOOOOOOOGO'OOOOOOOOOOOOOOOOO Na enkele weken rust voor de postman, deelt hij dan hier weer de briefjes rond. Maar voor hij er mee begint, moet ik eerst even iets zeg gen. En wat zou dat anders kunnen zijn dan „Zalig Kerstfeest", voor ieder van jullie, voor ouders, broertjes, zusjes, vriendjes, kortom voor alle mensen, met wie we dagelijks in aanraking komen. Ik wens jullie veel minder snoepgoed en cadeautjes toe, dan jullie zelf graag zoudt willen misschien, maar veel meer goedheid, vreugde en liefde, voor jullie en voor al die anderen. KITTY H. (11 JAAR). Zeg dat wel, je hebt me een hele tijd schromelijk verwaarloosd. Maar goed, alles is vergeten en vergeven, wanneer je iedere maand schrijft. Echt doen, hoor! Nu ga je natuurlijk eens zo graag naar de kerk, hè; ik kan het me indenken. Hoe is het "met het voordrachtje afgelopen? MARIJKE E. (7 JAAR). Het heeft wel lang geduurd, hè, maar vind je Kerstmis geen prach tige dag om voor de eerste keer ih de krant te staan? Je moet natuurlijk nog gauw een mas sa over Jezelf schrijven. Dan natuurlijk harte lijk bedankt voor je versje, kijk volgend jaar maar eens goed uit! PAUL N. (7 JAAR). Zeg, wat heb jij altijd mooie enveloppen voor je briefjes. Van je va der zeker? En hoe vind je het hier nu eigen lijk? Wei koud natuurlijk, maar ik wed, dat je je best amuseert En vooral 's winters kun je je hier best zoet houden. Tot gauw weer. Paul! FIA K. (8 JAAR). Braaf zo. dat je ook weer present bent. Zeg. weet jij wat af van het brief je van Marijke? Ik geloof 't vast en zeker, want het adres is hetzelfde geschreven en het papier is het zelfde! Als je dus voor een nieuw klantje hebt gezorgd, mijn dank hoor! Je verjaardag wist ik nog hoor, let maar op! LENIE K. (11 JAAR). Bedankt voor je fijne lange brief en als je ook aan Marijkes briefje hebt meegeholpen, een extra bedankje. Zo. dus je doet op school toch niet alleen aan hard le ren. Ik vind het een leuk idee, maar stel ie voor, dat je je eigen pak.ie had gekregen. Dat kan toch! Een derde bedankje voor je gedichtje, hoor! WILLY B. (14 JAAR). Ja, dat had ik de vorige keer zoal door, maar toch klopt hot niet. Kijk, hij (of zij is het geloof ik) weegt 10 pond. Dat is best. maar dan kan hij of zij geen twintig wegen. Ik begrijp wei wat je bedoel, maar dan moet je de vraag anders stellen. Ik heb mijn schoolgeld niet teruggehad, pech hè? Voor jou dan als speciale wens, veel ijs. PLONI H. (8 JAAR). Zo, zo, de Sint heeft bij jullie een knap vrachtje gelost. Zeg. over die jojo! Een paar maanden terug heb ik haast ruzie met mijn neefje gehad. Ik was aan het proberen, de jojo van beneden af op te halen en toen moest hij het ding hebben. Flauw hè? Probeer het ook maar eens zo, dat valt tegen! RIEN M. (13 JAAR). Kerel, ik weet nog steeds niet, wanneer je jarig bent. Als je 't niet gauw- schrijft, kan ik je niet eens feliciteren! En dan heb ik nog steeds dat verhaaltje van je te goed, weet je wel, over dat paard. Je hebt het me beloofd en je weet: „Een man, een man, een woord, een woord!" COR DE L. (11 JAAR). Ik weet niet hoe het komt, maar ik heb het idee, dat ik je wel eens heb gezien, als je zo over verschillende dingen schrijft. Doe je aan voetballen, of ben je in verkennerij of een jongensgilde? Ik ken je, mannetje! En wat betreft de Kerstsneeuw. je hebt vierkant gelijk! TINY G (12 JAAR). Laat ik je nu toch eerst bedanken voor de postzegels. Dat is me al twee maal door het hoofd gegaan en je zou misschien denken, dat ik het niet leuk vind. Integendeel hoor, ik heb er een goed adres voor. Ver er wacht ik nog steeds op een briefje van Gcr. RIA v. d. L. (9 JAAR). Je hebt de puzzle ze ker al opgelost, niet? Is je ongeduld nu hele maal over? Kom. kom. als je niet bang be nt voor een paar blauwe plekken, heb je het s?h«et sen gauw genoeg onder de knie! Er wordt ge zegd, dat het gaat vriezen, maak je dus maar klaar. TRUUS W. (10 JAAR). Nu weer niet te lang wachten, hoor! Anders gaat het net als verle den jaar en grijp je er weer naast. Dat is echt een leuk idee geweest, jammer dat ik het niet wist, dan had ik er misschien een Kerstverbaal over gemaakt. Ik zal het zien te onthouden! JO VAN B. (14 JAAR). Waarom zou ik om je moeten lachen? Ik vond je briefje juist dit keer bijzonder fijn en ik beloof je mijn uiter ste best te zullen doen. om het voor je na te gaan. Maar.... even geduld, want ik moet het opzoeken! Bedankt voor je wensen, Jo. En daarmede ben ik weer aan het einde van mijn brieven-latijn. Ik wacht nu vol spanning op de stroom met oplossingen, wee jullie ge beente, als ik teleur word gesteld. OOM LUUK,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1948 | | pagina 5