Betekenis en consequentie =1 1 De oudste stemmen over Maria's opneming ten Hemel fl v* Maria's heerlijkheid. de luister der vrouw 1 MARIA'S TENHEMELOPNEMING 0 v V r J (T xluul f- i tia#!*"' ZATERDAG 28 OCTOBER 1950 PAGINA T V aria's (enhemelopneming naar een miniatuur van Fouquet. uit Tres riche re d'heures du due de Berriin t museum van het Chateau de de Chantilly C. FRIETHOFF O.P. EPHRAëM SLOOTS O.F.M. .J d-lt Maren' di® dC ?enlnV°^Ken* Nacht, toen het vuur niet uitging in de rozen, Wek mijn verbeelding; houd uw dichter waak Bij haar ontslapen nacht der namelozen Die toezien hoe de goddelijke vaak Haar willoos maakt en haar zeer kleine handen Een doelloos hoopje sneeuw nog in haar schoot. Een Stem zegt: Dochter! - Moederzingt een Ander En als een Derde: Bruid! roept, staart zij groot En juicht haar Hart op cymbelen en fluiten Den hemel toe. De nacht krijgt een verschiet; En die de kring daar om haar slaapstee sluiten, De namelozen, zingen een nieuw lied. Maar de aarde schrok van die sublieme roof Toen, na de lichtstoot dier gevleugeld-snellen, De stoet der Serafs met Haar opwaarts stoof En door de sferen nog een klank van schellen De ziel geboeid hield aan een steil Geloof Een zucht dan weer streek loom door loof en aren; 't Gevogelt weer hernam zijn vlucht en lied. En die van landen ver gekomen waren: Wat zouden zij dan, zwaar van zoet verdriet Elkaar als kinderen in de ogen staren En zingend keren, elk naar zijn gebiedt Toen Zij dan uit haar sluierdunne slaap Der wereld en der blikken was onttogen, Stond God daar in het wezen van een Knaap En vroeg de kring: Wie zoekt gij dus met ogen Waar 't hart slechts vinden kant" En iemand zei, Het hoofd belerend naar de Knaap gebogeru. Zij voer omhoog, ons hart mee in haar zij\ J. J. M. TIMMERS z^xL Het dogma van Maria's T enhemelopneming WIJ geloven in de onfeilbaarheid der Kerk, waar het gaat om zaken van geloof en zeden. Een konsekwentie daarvan is, dat wij er zekerheid van hebben, dat de onlangg door Z. H. Paus Pius XII lieilig- verklaarde maagd en martelares, Maria Goretti, naar de ziel het hemels geluk geniet. Krachtens diezelfde onfeilbaarheid heeft de Kerk er zekerheid van dat de H. Moeder Gods niet slechts naar de ziel, maar naar ziel en lichaam beide, dus naar haar gehele persoonlijkheid, het hemels geluk deelachtig is. Reeds vele eeuwen immers viert de universele Kerk over geheel het aardrond dit voorrecht van de Moeder Gods met een eigen feestdag. Vandaar, dat de Katholieken die lichamelijke tenhemelopneming öiet slechts aanvaardden, maar ook verplicht waren dat te doen, waarom dan ook bijv. de H. Antoninus, aartsbisschop van Florence (f 1459) Uitdrukkelijk leert, dat wie deze mening der Kerk niet zou delen, een zonde van hoogmoed en eigenwijsheid zou bedrijven. betekenis der komende dogmaverkla- rècht word.**rom dan ook «eenszins ge- Thl in het feit, dat ze ons zou brengen omtrent dit Die zekerheid bezit Z f kerheidk6 eeuwen evenzeel" alS JteblÜ M n. bb™ omtrent de hei ligheid van Man, Goretti. Nog minder ?0et die betekenis gezocht worden ln hef dat sommige Waden gemeend heb- als bijzonder markant te mo#t sig- nietr"n' dat dfi K !16n.b,J ^entuele Uctt uw i\f- aanvaarding van dit voorrecht Van ^frla een doodzonde zouden doen. Ook gold immers reeds sedert vele eeu- tven. *'»t verandert er dan door de dogma- Verklaring? Het voorrecht van Maria om tc<"<is nu, met Haar Zoon, onze Heer, naar ?ip' en lichaam in de hemel te mogen zijn. ''at w(j tot nu tor als zekere w a a r- d aanvaardden gevolg v*n ons geloof in de onfeilbaarheid van de ''"■rk wordt door deze definitieve ker- viiike uitspraak zelf tot voorwerp ons geloof. £,,|h de vraag immers, wat wij moeten - luidt het antwoord: alles wat Immers, de privé-openbaringen aan uit verkoren zielen mogen de eeuwen door blijven geschieden; de publieke openba ring, die gans dc Kerk aangaat, is defini tief afgesloten bij de dood van de langst overlevende apostel, St. Jan. Alles wat de Kerk ooit in de loop der eeuwen als god delijk geopenbaarde waarheid moge voor houden, moet dus vóór die dood van St. Jan reeds geopenbaard zijn. Dus ook Maria s lichamelijke tenhemelopneming. Heeft de Kerk dan altijd geweten, dat Maria met ziel en lichaam in de hemel was opgenomen en dit om een of andere reden niet medegedeeld? Immers neen! Dit zou alleen het geval geweest zijn, als Maria's tenhemelopneming met even zo veel woorden zou zijn geopenbaard als Door prof. ntag- dr. Bijzonder Hoogleraar voor de Thomistische Wijsbegeerte bij de gemeentelijke Universiteit te Am sterdam. bijv, de hemelvaart van Jesus! De waar heid, die ons door de dogmaverklaring als van Godswege geopenbaard wordt voor gehouden, is door God medegedeeld ingesloten in andere waarheden, waarin ze als het ware ligt ingevouwen. En eerst na vele eeuwen is de H. Kerk zich onder leiding van de Geest der Waar heid, die U tot de volle waarheid zal geleiden (Jo 16 13), méér en méér be wust geworden van de schatten, die be sloten liggen in het Haar toevertrouwde pand, dat Zij door de H, Geest moet be waren (2 Tim. 113—14). Want, de Helper, de H. Geest, die de Vader zal zenden ln mijn naam, Hij zal U alles leren en alles U in herinnering brengen, wat Ik U heb gezegd (Jo 14 26). Van de vroege eeuwen aan hebben dan ook de Vaders, die de tenhemelopneming predikten, verband gezocht en niet zel den scherpzinnig vastgesteld tussen dit nu aan ons te geloven voorgehouden voor recht van Maria enerzijds en andere van haar privileges anderzijds, die door God werden geopenbaard, en niet naar hun volle draagwijdte kunnen worden begre pen, tenzij men ze verstaat als juist dit privilege omvattend. Zo werd de predi king der tenhemelopneming gesteund door verwijzingen naar die andere voorrechten. Maria is met ziel en lichaam in de hemel opgenomen omdat Zij de Moeder Gods is (St. Jan van Damascus); omdat Zij maagd is (dezelfde en S. Gregorius van Nyssa); omdat Zij zondenloos is (St. Jan v. D., Theodorus Studita); omdat Zij de bijzon dere deelgenote is van Jesus' volle triomf op Satan (S. Germanus van Constantino- pel); omdat zij de gezegende onder de vrouwen is (St. Jan van Damascus, z. Hildebrandus). Dezelfde redenen worden telkens opnieuw ook door de grote man nen der latere eeuwen aangevoerd. De Godgeleerden kannen daarom per soonlijk ook reeds lang de overtuiging ge had hebben, dat bjj deze werkwijze de klaarblijkelijkheid der goddelijke open baring van Maria's tenhemelopneming, ingesloten in de openbaring dier andere voorrechten, niet te loochenen viel: het laatste woord, dat ook voor de Godgeleerden bindend zal zijn en ook hun eerst die tenhemelopneming als voorwerp des geloofs zal voorhouden, moet komen van de Stedehouder van Jesus Christus, als Hij als Opperste en Onfeilbare Leraar der Kerk zal gesproken hebben. Dan zal het voor héél de Kerk van Jesus onomsto telijk vaststaan; de waarheid van Maria's tenhemelopneming is, zoals wij hoopten en vermoedden, inderdaad een door God geopenbaarde waarheid: zfl is dus voorwerp van ons heilig geloof. Derhalve, wat God openbaarde, ontkenne geen mens! Als dan het kennen der waarheid een volmaaktheid is voor de mens, de ver volmaking van zijn hoogste vermogen, het verstand, dan geldt dit nog veel meer voor het kennen van de waarheid, die het Licht Gods in zich bergt, omdat Hij ons wilde mededelen, wat wij alléén kunnen weten door zijn Licht. En dit Licht leidt ons én naar verstand én naar hart op onze weg naar Hem! De Kroning van Maria van Fra Angelico, bewaard in het San Marco-museum in Florence. De schatten van de Kerk zijn te talrijk om ineens te worden uitgestald. De Kerk heeft bovendien de eeuwen, dus de tijd. In de eerste eeuwen zijn het de fundamentele geloofswaarheden van de Allerheiligste Drieëenheid en de Heilige Menswording van Christus, die om formulering vragen. Onze generatie maakt mee, dat de gelovigen bevestigd worden in de mysteries van de Moeder Gods. Doch ook hier geldt het aloude „Nil novi": geen nieuws in de Kerk, want de schat van waarheden, die nu getoond wordt, behoort tot het vroegste bezit van de Kerk. Laat het waar zijn, dat in de eerste tijd slechts enkele stemmen van Maria's heengaan uit deze wereld gewagen, op den duur komen er meer en vormen zij een koor. Reeds in de vijfde eeuw circuleren in verschillende talen uitgebreide verhalen over de glorieuze uittocht van Maria uit de wereld en haar blijde inkomst ln de hemel. Men hecht aan deze apocriefen niet al te grote waarde, maar men werpt ze ook niet geheel over boord. Daarenbo ven is er op eenmaal het feest van Maria's Assumptie, hét gróte Maria-feest, dat, in het Oosten opgekomen, weldra ook in het Westen wordt gevierd, zodat het „Maria is opgenomen ten hemel" klinkt van Abes- synië tot Ierland. Zoveel luister veronder stelt een diepe overtuiging, zulk een over tuiging een traditie niet zonder grond. Johannes van Damascus belijdt luide zijn geloof in Maria's opneming ten hemel en wat hij preekte hadden vóór hem al de patriarch Modestus ln het heilige Jeruza lem, de bisschop Andreas op het eiland Kreta, de patriarch Germanus in de kei zerstad Constanttnopel, verkondigd. Tref fend is het te horen, hoe ook de afge scheiden kerken van de Monophysieten deze overtuiging met de Moederkerk delen. In het Westen horen wij aanvankelijk slechts één enkele getuige en hij schijnt niet zeker van zijn zaak. Ook hier doen de apocriefen de ronde, ondanks het ver bod van de Kerk. De eerbiedwaardige Beda maakt er zijn collega Gregorius van Tours een verwijt van, dat hij uit deze bronnen put. Hij zegt nochtans niet zelf te zijn geschokt in zijn geloof. Maar an- Door prof. dr. Lector in de Patrologie aan het Philosophlcum van de Paters Franciscanen te Venray en Hoog leraar aan de Jan van Eyck-Aca demie te Maastricht. deren beviel het fantastische verhaal der apocriefen zo slecht, dat zij met de daarin meegedeelde gebeurtenissen, die de As sumptie zouden vergezeld hebben, zoals de luchtreis van de apostelen, ook het feit zelf van Maria's opneming met het lichaam als niet voldoende vaststaande gingen beschouwen. Dit geschiedde ln de Carolingische pe riode en had zelfs Invloed op de liturgie. De stemming schijnt voornamelijk gewekt te zijn door twee schrijvers, die zich Augustinus en Hieronymus noemen en is merkbaar bij enkele theologen. Vooral de pseudo-Hieronymus was graag gelezen lectuur en wij begrijpen niet, hoe de aan Eustochium gerichte brief een plaats kon vinden in het officie van de 15e Augustus. Want met evenveel woorden stond daarin te lezen: of Maria ten hemel if opgeno men weten wij niet en wat de Schrift niet geopenbaard heeft, moeten wij niet trach ten te achterhalen. Misschien moet wor- H. k'6®" geopenbaard en ons door Zijn blies Z als te geloven vo°rhoudt. Niet Werp v God heeft ge°Penbaard' is voor- jHH ons geloof; doch het wordt dit inderd'SHde H' Kerk ons lee^ d3t God het rine*°Penbaarde. De dogmaverkla- v„r r'° °ns derhalve zien. dat datgene \vaarhW-J t0t °P heden alS Z6kere r 'u 'd aanvaardden, een door God ci-jor e« n b a a r d e waarheid is. en dus tl. nvaarü Ö,aad des Geloofs moet worden lichame!iikpSbdaar' dat tot °P hede" f® *onde van ^"hemelopneming zonder r zonde o 11 geloof' (doch niet zon ontkend, terwijl bo^°ed!) kon worden ring niet meer mogel^ de d°SmaverkIa- donder twijfel kan de ^verklaring ons een z°ndfr f®" £>d geopenbaard voo^ud a 'r W ar gewone ieermacht. Dat du doet c CchteV niet altijd eveu gemakkelijk te dm teren- Ofschoon er dus - H Maria's tenhemelopneming reeds «-e manier een eigenlijk gezegd geloofs «W Was- werd deze stelling toch iang door alien aanvaard. Het is immers dn ®emakkelijk te constateren, dat héél maar6-15 een 'bepaalde waarheid ieen> beid vraag of hééi de Kerk deze waar- waarh®' ala een door God geopenbaarde boanuv'if 'eert, is niet zo eenvoudig te de Paus°rden- Daarom wilde ook Z. H. van alle ub'te'e jaren geleden de mening De dogm-!^Scboppen hierover raadplegen, bare zeu ®rkiaring zal ons nu de onfeil- licha—-" Maria'; GoH rnebjk "e'd geven én dat Maria's e tenhemelopneming een door ge. fn d«t de t?e"baa bvrdaad 0o^' ^erk or i r d e waarheid is Maria's sterven opneming in de en Tenhemel- kunst den aangenomen, dat men over deze pas sus heenlas, onder de bekoring geraakt van het vele schoons, dat de brief overi gens van de H. Maagd verhaalde. Doch de reactie bleef niet uit en kwam vooral van een, die zich, evenals zijn tegenstan ders, onder de naam van een groot kerk leraar verschool en zich Augustinus heette. Zo klaar Is zijn betoog over de glorie, die ten deel moest vallen aan het lichaam van de Moedermaagd, dat van nu af aan het aarzelen niet langer meer voorzichtig werd geacht en de tijd van algemene erkenning was genaderd. Een gouden tijd voor de Maria-leer! Sinds de 13e eeuw belijdt de theologie uitdrukkelijk haar geloof in Maria's hoog ste triomf, wetend, dat Hij, die machtig ls en asn Zijn Moeder grote dingen deed, haar lichaam, het lichaam, dat Hem gay dragen en gediend had, niet overliet aart het bederf. Ook wetend, dat voor de nieuwe Eva, zonder zonde ontvangen, het „tot stof zult gij wederkeren" niet kon gelden, doch Haar ten deel viel de kroon der onvergankelijkheid! Boven alle Inglert scaren Ende boven alle martelaren So es dese Vrouwe verheven; Naest Gode so ls si ghevaren Met siele ende met live twaren, Daer si ewelike sal leven. Uit; De Clausule van den Btble. van Jacob van Maerlant OK wat de Christelijk Oosten uitbeelding van Maria's verscheiden aangaat, komt aan het osten, evenals in zovele gevallen, de primeur toe De term, die men voor Marias sterfscène bezigt, duidt daar al op en men verlatijnst deze „kounesis m het Vesten, wanneer men daar het oude oosterse gegeven op eigen, vrijere wijze gaat interpreteren, tot donnitio. Het Oosten moe,, reeds vóór de grote beeldenstrijd het koimesis-motief gebezigd hebben, gelijk duidelijk blijkt uit een preek van Andreas van Kreta. En met hem staan wij bij het begin der 7de eèuw. Waaruit bestaat dan dit köimesis-motief? Maria ligt met voor de borst gekruiste armen op haar doodsbed. De apostelen, van wie sommigen in liturgische dracht en met wierookvaten in de hand, staan in twee gelijke groepen aan hoofd- en voeten einde, terwijl zij zich treurend over de stervende neerbuigen. Soms nemen enkele vrouwen als van een soort hoger gelegen matroneum uit aan deze rouw deel Achter het bed staat Christus, als de tweede hoofdpersoon in het drama, met in Zijn handen Maria's ziel voorgesteld als een in windselen gewikkeld kind. Hij reikt Haar omh00g naar de engelen, die ternederzwevend vol eerbied hun handen met een velum bedekken. hulp!" (Mc s Op de gel, Zoals men ziet is hier nog geen sprake van de assumptio, temeer daar in de oudste mariale cyclen, van die in de kloosterkerk van het Griekse Daphni, om streeks HOO, tot aan die der Athoskloos- ters ih de 14de en <je 15de eeuw toe, de koimesis steeds de slotscène vormt. Byzantijnse ivoren brachten haar naar het Westen over, waar zij, zoals gewoon lijk, het eerst door de miniaturisten wordt nagebootst. Dit lag temeer voor de hand, daar de genoemde ivoorreliefs algemeen voor de versiering der boekbanden wer den benut. Maar in tegenstelling met het Dosten zal men in het Westen veel mih- der star aan het overgeleverde schema vasthouden De miniaturisten zochten er, binnen de grenzen van het gegeven, graag naar nieuwe details. Zo zal men, vooral in de school van Reichenau zeer vaak ons deze waarheid in- j Chnstus in de mandor)a boven Maria's sterfbed zien zweven, terwijl Hij Haar beeltenis in een ronde aureool voor zich draagt of door twee engelen laat vast houden. Een Sacrementarium uit Augs burg (Brits Museum, Londen) gaat nog verder: daar immers neemt Maria zelf in oranten-houding de plaats binnen de man- dorla in, terwijl vier engelen deze naar de Hemel dragen. Het is duidelijk, dat wij hier al te doen hebben met een eerste schuchtere poging om de assumptio uit te beelden. Trouwens ïeeds op het ivoor- relief var Tutilo te St. Gallen, dat uit het begin der 10de eeuw dateren kan, zien wij Marii als orante tussen vier engelen hwde Wordt zodanig voorhoudt. Daar- tot voorwer„dan d'( privilege van Maria antwoord c luiden; „ik van ons geloof, zodat ons bet woord des Pausen zal °°f; kom mijn ongeloof te vraa~ 23)' deze door GorjWanneer de H. Kerk ons zodanig voorh ga°Penbaarde waarheid als gemakkelijk: u.Udt- is het antwoord heel het feest van de dogmaverklaring op der verlossing .^Oerheiligen in het jaar vraag óók steiji Maar we kunnen de waarheid heef. wanneer God die óok hierop het geoPp"baard? En toch is 1 antwoord niet moeilijk. Door prof. dr. Hoogleraar in de lkonografie aan de Keizer Karei-Universiteit te Nij megen en de Jan van Eyck-Aca- demie te Maastricht. geplaatst en om alle twijfel omtrent zijn bedoeling weg te nemen, heeft de kun stenaar cr het opschrift „Ascensio see Marie", hemelvaart der H. Maria, bij aan gebracht. Daarnaast echter blijven andere beeldhouwers, tot in de laat-romaanse en vroeg-gothische periode toe, het oosterse schema der koimesis trouw. Anderen daarentegen splitsen het ver haal in episoden. Een prachtig voorbeeld daarvan bezit Maastricht in het tympaan van het weinig gekende (wijl weinig zichtbare) Bergportaal der St. Servaas, dat uit het tweede kwart der 13de eeuw da teert. Wij zien er achtereenvolgens Maria's dood, assumptie en kroning. De assumptie wordt verricht door engelen, die Maria's lichaam uit het graf wegnemen. Maria's sterfbed zal in de Nederlandse kunst der latere eeuwen een geliefkoosd motief blijven: niet slechts de schilder Hugo van der Goes (Museum, Brugge) en de beeldhouwer Adriaen van Wesel (Rijksmuseum, A'dam) behandelen het gegeven in de 15de eeuw; in de 17de eeuw zal onze grote Rembrandt er een zijner etsen aan wijden, daarbij wellicht beïn vloed door Düiers beken de gravure. Maar onder invloed der Legenda Aurea van Jacobus a Vo- J'agine begint men lang zamerhand allerlei legen darische details uit te beelden. Zo b.v. de be grafenisstoet. De apostelen dragen Maria naar het graf en intussen hitsen de opperpriesters de verbit terde Joden op om zich aan het lijk van Christus' Moeder te vergrijpen en de apostelen te doden. Maar zodra zij de lijkbaar aanraken blijven hun schennende handen er aan vastkleven, terwijl zij zelf vol angst en ontzetting ter aarde vallen. Dit motiëf komt in de latere middeleeuwen zo wel in Frankrijk als in Duitsland als in de Ne derlanden voor. Men zou niet verwachten, dat ook nu de kunstenaars hun uitdrukkingswijze weer aan het Oosten ontleenden, maar toch is dat zo. Op latere afbeeldingen van de koimesis zien wij. hoe op de voorgrond een klein mannenfiguurtje de handen uitstrekt naar het doodsbed van Maria, maar een engel slaat naar hem met een zwaard cn de beide afgehouwen handen lijken als vastgehecht aan de doodsbaar. Deze afge strafte belager is niemand anders dan de aartsketter Arius, wiens smaad, de Moe der Gods aangedaan, door de Hemel ge wroken wordt. Het kan niet anders, of men moet in het Westen deze uitbeel dingswij ze gekend en niet begrepen hebben, toen men Maria's begrafenis op de bovenomschreven wijze ging voorstel len, Maria s kroning door de naast Haar ge zeten Christus blijft in de middeleeuwen het geliefkoosde en algemeen toegepaste motief, dat de assumptio vervangt en eigenlijk ook impliceert. De renaissance daarentegen en zeer speciaal de barok keert zich af van dit statische tafereel en toont een onverholen voorkeur voor de In het beroemde Bergportaal der St. Servaaskerk te Maastricht, eigf uit de eerste helft van de dertiende eeuw dateert, heeft een middeleeuwse meester in drie afzonderlijke taferelen het Sterfbed, de Tenhemelopne ming en de Kroning van de H. Maagd op treffende wijze uitgebeeld. De Assumptio wordt op dit zeldzaam mooie tympaan door Engelen verricht, die Maria uit het graf tillen. meer dynamische opneming ten HemeL Wij zien deze verandering zich reeds vol trekken in de gebeeldhouwde Brabantse altaarretabels van omstreeks 1500 met hun talrijke beweeglijke figuurtjes. Bij de Ma- ria-retabels o.a. te Tongeren, wordt de scène van Maria's sterfbed gevolgd door de assumptio, terwijl de kroning geheel ontbreekt De kunstenaars van de barok, in Italië zowel als in de Zuidelijke Nederlanden, laten Maria door talrijke engelen om stuwd uit het open graf ten Hemel varen. De apostelen staan met expressie en ge baren van ontsteltenis, droefheid en ver heerlijkte vreugde rond de sarcophaag waarin de legendarische bloemen ontlui ken. Zo schilderde het Titiaan en na hem Rubens. Murillo daarentegen laat de ge hele benedengroep weg en als hij dan de maan onder Maria's voeten plaatst, ver andert hij de ten Hemel opgenomene in de Immaculata Conceptio. De leerstellige verwantschap wordt zodoende ook in h 4 iconographische tot uitdrukking gebracht. Op 15 Augustus sprak Z. H. Paus Pius XII tot de Italiaan- se arbeidersvrouwen: „Het is met innige blijheid, dat W|j u groeten in naam van Haar, die de glorie, de vreug de, de luister van alls vrou wen is: de Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria, wier tenhemelopne ming de Kerk vandaag plech tig viert, Tenhemelopneming van Maria, naar lichaam en zielDit betekent derhalve het bereiken van de bestem ming, de eindterm, de uit eindelijke verheerlijking, de jubel, de zaligheid, die Haar niet zal ontnomen worden. (Luc. X, 42)". Het zijn deze woorden van de H. Vader, die er op wij zen, dat, als de dogma-ver klaring van de Tenhemel opneming van Maria voor de hele gelovige mensheid een feest en een triomf is, het toch zeker heel bijzonder het feest is van de vrouw als vrouw en als moeder. In Maria wordt de vrouw erkend en verheven. De vrouw weet zich in Maria volwaardig, „een hulpe den man gelijk", omdat zij in Maria tot de hoogste mense lijke levensvolheid van zijn en doen is gestegen. In Maria beleeft zij de gelijkheid met de man, welke men nu pro beert te erkennen, maar nog zo moeilijk kan verwezen lijken in de practijk, ondanks dat reeds 20 eeuwen Chris tendom over ons zijn heen gegaan. In Maria zijn de hoedanigheden, die haar als vrouw heel eigen zijn, ver heerlijkt naast die van de man. Ook het lichaam van de vrouw is hier in zjjn eigen waarde erkend en glorievol verheven. Niet dat het vrouwe lijke lichaam niet de aandacht der mens heid heeft, maar die aandacht schat het niet op zijn juiste en door God gewilde waarde. Zij, die te puur geestelijk denken, verwerpen en verachten het als een in strument der zonde, terwijl zij, die te stoffelijk denken, het ontwaarden tot een artikel van vermaak of reclame. In Maria, de schoonste der vrouwen, is het lichaam hersteld in zijn eigen grootheid van schone omkleding en onafscheide lijke dienaresse der ziel. In Maria heeft de vrouw haar ereplaats in de schepping hlroverd als vrouw, maagd en moeder en dat geeft aan het De dood stuk Dat Maria niet alleen met de Ziel maar ook met het Lichaam in de Hemel is opgenomen, wordt op Allerheiligen het vierde dogma, dat op de verheven Persoon van de Moeder Gods betrekking heeft. De drie andere zijn: 1. Maria is waarlijk de Moeder van God; 2. Maria is onbevlekt ontvangen; 3. Maria is altijd Maagd gebleven, dat is vóór de geboorte, tijdens en na de geboorte van Jezus. van Maria. Fragment van het altaar» van de meester van Kefermarkt. leven die gloed van liefde en overgave, die rijkdom van goedheid en medeleven, die kleur van onbevangenheid en enthou siasme, die sfeer van ingetogenheid en aanhankelijkheid, die de vrouw naar Gods bedoeling heel eigen zijn. Dit is de diepe betekenis en grote vreugde van dit feit van de dogmaverklaring van Maria's Tenhemelopneming, dat Maria, de vrouw, naast Christus in alles waar mogelijk Hem gelijk zetelt, dat ook in Haar het lichaam die heerlijkheid bereikte, waar toe het geschapen is en die wij allen eens hopen te bereiken. Waar dit feestelijk,gebeuren een stra lend uitzicht geeft aan het in wanhoop verkommerende mensdom, is het toch wel heel bijzonder een gloriedag voor de vrouw en daarmede voor allen, die deze wondere schepping Gods als maagd, moe der of vrouw in dankbaar bewustzijn koesteren; want op de historische dag, waarop plechtig en onfeilbaar zal wor den uitgesproken, wat wij altijd als een kostbaar bezit in het diepst van ons hart bewaarden, staat Maria, de zuivere maagd, de Moeder Gods, de sch- onste der vrouwen in al Haar door G .1 üoolde schone rijkdom vooraan.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1950 | | pagina 5