Betekenis en consequentie
=1
1
De oudste stemmen over Maria's
opneming ten Hemel
fl
v*
Maria's heerlijkheid.
de luister der vrouw
1
MARIA'S
TENHEMELOPNEMING
0
v
V
r
J
(T
xluul
f-
i tia#!*"'
ZATERDAG 28 OCTOBER 1950
PAGINA T
V aria's (enhemelopneming naar een miniatuur van Fouquet. uit Tres riche
re d'heures du due de Berriin t museum van het Chateau de
de Chantilly
C. FRIETHOFF O.P.
EPHRAëM SLOOTS O.F.M.
.J
d-lt Maren' di® dC ?enlnV°^Ken*
Nacht, toen het vuur niet uitging in de rozen,
Wek mijn verbeelding; houd uw dichter waak
Bij haar ontslapen nacht der namelozen
Die toezien hoe de goddelijke vaak
Haar willoos maakt en haar zeer kleine handen
Een doelloos hoopje sneeuw nog in haar schoot.
Een Stem zegt: Dochter! - Moederzingt een Ander
En als een Derde: Bruid! roept, staart zij groot
En juicht haar Hart op cymbelen en fluiten
Den hemel toe. De nacht krijgt een verschiet;
En die de kring daar om haar slaapstee sluiten,
De namelozen, zingen een nieuw lied.
Maar de aarde schrok van die sublieme roof
Toen, na de lichtstoot dier gevleugeld-snellen,
De stoet der Serafs met Haar opwaarts stoof
En door de sferen nog een klank van schellen
De ziel geboeid hield aan een steil Geloof
Een zucht dan weer streek loom door loof en aren;
't Gevogelt weer hernam zijn vlucht en lied.
En die van landen ver gekomen waren:
Wat zouden zij dan, zwaar van zoet verdriet
Elkaar als kinderen in de ogen staren
En zingend keren, elk naar zijn gebiedt
Toen Zij dan uit haar sluierdunne slaap
Der wereld en der blikken was onttogen,
Stond God daar in het wezen van een Knaap
En vroeg de kring: Wie zoekt gij dus met ogen
Waar 't hart slechts vinden kant" En iemand zei,
Het hoofd belerend naar de Knaap gebogeru.
Zij voer omhoog, ons hart mee in haar zij\
J. J. M. TIMMERS
z^xL
Het dogma van Maria's
T enhemelopneming
WIJ geloven in de onfeilbaarheid der Kerk, waar het gaat om zaken
van geloof en zeden. Een konsekwentie daarvan is, dat wij er
zekerheid van hebben, dat de onlangg door Z. H. Paus Pius XII lieilig-
verklaarde maagd en martelares, Maria Goretti, naar de ziel het hemels
geluk geniet. Krachtens diezelfde onfeilbaarheid heeft de Kerk er zekerheid
van dat de H. Moeder Gods niet slechts naar de ziel, maar naar ziel en
lichaam beide, dus naar haar gehele persoonlijkheid, het hemels geluk
deelachtig is. Reeds vele eeuwen immers viert de universele Kerk over
geheel het aardrond dit voorrecht van de Moeder Gods met een eigen
feestdag. Vandaar, dat de Katholieken die lichamelijke tenhemelopneming
öiet slechts aanvaardden, maar ook verplicht waren dat te doen, waarom
dan ook bijv. de H. Antoninus, aartsbisschop van Florence (f 1459)
Uitdrukkelijk leert, dat wie deze mening der Kerk niet zou delen, een
zonde van hoogmoed en eigenwijsheid zou bedrijven.
betekenis der komende dogmaverkla-
rècht word.**rom dan ook «eenszins ge-
Thl in het feit, dat ze ons
zou brengen omtrent dit
Die zekerheid bezit
Z f kerheidk6 eeuwen evenzeel" alS
JteblÜ M n. bb™ omtrent de hei
ligheid van Man, Goretti. Nog minder
?0et die betekenis gezocht worden ln hef
dat sommige Waden gemeend heb-
als bijzonder markant te mo#t sig-
nietr"n' dat dfi K !16n.b,J ^entuele
Uctt uw
i\f- aanvaarding van dit voorrecht Van
^frla een doodzonde zouden doen. Ook
gold immers reeds sedert vele eeu-
tven.
*'»t
verandert er dan door de dogma-
Verklaring? Het voorrecht van Maria om
tc<"<is nu, met Haar Zoon, onze Heer, naar
?ip' en lichaam in de hemel te mogen zijn.
''at w(j tot nu tor als zekere w a a r-
d aanvaardden gevolg v*n
ons geloof in de onfeilbaarheid van de
''"■rk wordt door deze definitieve ker-
viiike uitspraak zelf tot voorwerp
ons geloof.
£,,|h de vraag immers, wat wij moeten
- luidt het antwoord: alles wat
Immers, de privé-openbaringen aan uit
verkoren zielen mogen de eeuwen door
blijven geschieden; de publieke openba
ring, die gans dc Kerk aangaat, is defini
tief afgesloten bij de dood van de langst
overlevende apostel, St. Jan. Alles wat de
Kerk ooit in de loop der eeuwen als god
delijk geopenbaarde waarheid moge voor
houden, moet dus vóór die dood van St.
Jan reeds geopenbaard zijn. Dus ook
Maria s lichamelijke tenhemelopneming.
Heeft de Kerk dan altijd geweten, dat
Maria met ziel en lichaam in de hemel
was opgenomen en dit om een of andere
reden niet medegedeeld? Immers neen! Dit
zou alleen het geval geweest zijn, als
Maria's tenhemelopneming met even zo
veel woorden zou zijn geopenbaard als
Door prof. ntag- dr.
Bijzonder Hoogleraar voor de
Thomistische Wijsbegeerte bij de
gemeentelijke Universiteit te Am
sterdam.
bijv, de hemelvaart van Jesus! De waar
heid, die ons door de dogmaverklaring als
van Godswege geopenbaard wordt voor
gehouden, is door God medegedeeld
ingesloten in andere waarheden,
waarin ze als het ware ligt ingevouwen.
En eerst na vele eeuwen is de H. Kerk
zich onder leiding van de Geest der Waar
heid, die U tot de volle waarheid zal
geleiden (Jo 16 13), méér en méér be
wust geworden van de schatten, die be
sloten liggen in het Haar toevertrouwde
pand, dat Zij door de H, Geest moet be
waren (2 Tim. 113—14). Want, de Helper,
de H. Geest, die de Vader zal zenden ln
mijn naam, Hij zal U alles leren en alles
U in herinnering brengen, wat Ik U heb
gezegd (Jo 14 26).
Van de vroege eeuwen aan hebben dan
ook de Vaders, die de tenhemelopneming
predikten, verband gezocht en niet zel
den scherpzinnig vastgesteld tussen dit
nu aan ons te geloven voorgehouden voor
recht van Maria enerzijds en andere van
haar privileges anderzijds, die door God
werden geopenbaard, en niet naar hun
volle draagwijdte kunnen worden begre
pen, tenzij men ze verstaat als juist dit
privilege omvattend. Zo werd de predi
king der tenhemelopneming gesteund door
verwijzingen naar die andere voorrechten.
Maria is met ziel en lichaam in de hemel
opgenomen omdat Zij de Moeder Gods is
(St. Jan van Damascus); omdat Zij maagd
is (dezelfde en S. Gregorius van Nyssa);
omdat Zij zondenloos is (St. Jan v. D.,
Theodorus Studita); omdat Zij de bijzon
dere deelgenote is van Jesus' volle triomf
op Satan (S. Germanus van Constantino-
pel); omdat zij de gezegende onder de
vrouwen is (St. Jan van Damascus, z.
Hildebrandus). Dezelfde redenen worden
telkens opnieuw ook door de grote man
nen der latere eeuwen aangevoerd.
De Godgeleerden kannen daarom per
soonlijk ook reeds lang de overtuiging ge
had hebben, dat bjj deze werkwijze de
klaarblijkelijkheid der goddelijke open
baring van Maria's tenhemelopneming,
ingesloten in de openbaring dier
andere voorrechten, niet te loochenen
viel: het laatste woord, dat ook voor de
Godgeleerden bindend zal zijn en ook hun
eerst die tenhemelopneming als voorwerp
des geloofs zal voorhouden, moet komen
van de Stedehouder van Jesus Christus,
als Hij als Opperste en Onfeilbare Leraar
der Kerk zal gesproken hebben. Dan zal
het voor héél de Kerk van Jesus onomsto
telijk vaststaan; de waarheid van Maria's
tenhemelopneming is, zoals wij hoopten
en vermoedden, inderdaad een door
God geopenbaarde waarheid: zfl
is dus voorwerp van ons heilig geloof.
Derhalve, wat God openbaarde, ontkenne
geen mens!
Als dan het kennen der waarheid een
volmaaktheid is voor de mens, de ver
volmaking van zijn hoogste vermogen, het
verstand, dan geldt dit nog veel meer voor
het kennen van de waarheid, die het Licht
Gods in zich bergt, omdat Hij ons wilde
mededelen, wat wij alléén kunnen weten
door zijn Licht. En dit Licht leidt ons én
naar verstand én naar hart op onze weg
naar Hem!
De Kroning van Maria van Fra Angelico, bewaard in het San Marco-museum
in Florence.
De schatten van de Kerk zijn te talrijk om ineens te worden uitgestald.
De Kerk heeft bovendien de eeuwen, dus de tijd. In de eerste eeuwen zijn
het de fundamentele geloofswaarheden van de Allerheiligste Drieëenheid
en de Heilige Menswording van Christus, die om formulering vragen. Onze
generatie maakt mee, dat de gelovigen bevestigd worden in de mysteries
van de Moeder Gods. Doch ook hier geldt het aloude „Nil novi": geen
nieuws in de Kerk, want de schat van waarheden, die nu getoond wordt,
behoort tot het vroegste bezit van de Kerk.
Laat het waar zijn, dat in de eerste tijd slechts enkele stemmen van
Maria's heengaan uit deze wereld gewagen, op den duur komen er meer
en vormen zij een koor.
Reeds in de vijfde eeuw circuleren in
verschillende talen uitgebreide verhalen
over de glorieuze uittocht van Maria uit
de wereld en haar blijde inkomst ln de
hemel. Men hecht aan deze apocriefen
niet al te grote waarde, maar men werpt
ze ook niet geheel over boord. Daarenbo
ven is er op eenmaal het feest van Maria's
Assumptie, hét gróte Maria-feest, dat, in
het Oosten opgekomen, weldra ook in het
Westen wordt gevierd, zodat het „Maria
is opgenomen ten hemel" klinkt van Abes-
synië tot Ierland. Zoveel luister veronder
stelt een diepe overtuiging, zulk een over
tuiging een traditie niet zonder grond.
Johannes van Damascus belijdt luide zijn
geloof in Maria's opneming ten hemel en
wat hij preekte hadden vóór hem al de
patriarch Modestus ln het heilige Jeruza
lem, de bisschop Andreas op het eiland
Kreta, de patriarch Germanus in de kei
zerstad Constanttnopel, verkondigd. Tref
fend is het te horen, hoe ook de afge
scheiden kerken van de Monophysieten
deze overtuiging met de Moederkerk
delen.
In het Westen horen wij aanvankelijk
slechts één enkele getuige en hij schijnt
niet zeker van zijn zaak. Ook hier doen
de apocriefen de ronde, ondanks het ver
bod van de Kerk. De eerbiedwaardige
Beda maakt er zijn collega Gregorius van
Tours een verwijt van, dat hij uit deze
bronnen put. Hij zegt nochtans niet zelf
te zijn geschokt in zijn geloof. Maar an-
Door prof. dr.
Lector in de Patrologie aan het
Philosophlcum van de Paters
Franciscanen te Venray en Hoog
leraar aan de Jan van Eyck-Aca
demie te Maastricht.
deren beviel het fantastische verhaal der
apocriefen zo slecht, dat zij met de daarin
meegedeelde gebeurtenissen, die de As
sumptie zouden vergezeld hebben, zoals
de luchtreis van de apostelen, ook het feit
zelf van Maria's opneming met het
lichaam als niet voldoende vaststaande
gingen beschouwen.
Dit geschiedde ln de Carolingische pe
riode en had zelfs Invloed op de liturgie.
De stemming schijnt voornamelijk gewekt
te zijn door twee schrijvers, die zich
Augustinus en Hieronymus noemen en is
merkbaar bij enkele theologen. Vooral de
pseudo-Hieronymus was graag gelezen
lectuur en wij begrijpen niet, hoe de aan
Eustochium gerichte brief een plaats kon
vinden in het officie van de 15e Augustus.
Want met evenveel woorden stond daarin
te lezen: of Maria ten hemel if opgeno
men weten wij niet en wat de Schrift niet
geopenbaard heeft, moeten wij niet trach
ten te achterhalen. Misschien moet wor-
H. k'6®" geopenbaard en ons door Zijn
blies Z als te geloven vo°rhoudt. Niet
Werp v God heeft ge°Penbaard' is voor-
jHH ons geloof; doch het wordt dit
inderd'SHde H' Kerk ons lee^ d3t God het
rine*°Penbaarde. De dogmaverkla-
v„r r'° °ns derhalve zien. dat datgene
\vaarhW-J t0t °P heden alS Z6kere
r 'u 'd aanvaardden, een door God
ci-jor e« n b a a r d e waarheid is. en dus
tl. nvaarü Ö,aad des Geloofs moet worden
lichame!iikpSbdaar' dat tot °P hede" f®
*onde van ^"hemelopneming zonder
r zonde
o 11 geloof' (doch niet zon
ontkend, terwijl bo^°ed!) kon worden
ring niet meer mogel^ de d°SmaverkIa-
donder twijfel kan de
^verklaring ons een z°ndfr f®"
£>d geopenbaard voo^ud a 'r
W ar gewone ieermacht. Dat du doet
c CchteV niet altijd eveu gemakkelijk te
dm teren- Ofschoon er dus -
H Maria's tenhemelopneming reeds
«-e manier een eigenlijk gezegd geloofs
«W Was- werd deze stelling toch iang
door alien aanvaard. Het is immers
dn ®emakkelijk te constateren, dat héél
maar6-15 een 'bepaalde waarheid ieen>
beid vraag of hééi de Kerk deze waar-
waarh®' ala een door God geopenbaarde
boanuv'if 'eert, is niet zo eenvoudig te
de Paus°rden- Daarom wilde ook Z. H.
van alle ub'te'e jaren geleden de mening
De dogm-!^Scboppen hierover raadplegen,
bare zeu ®rkiaring zal ons nu de onfeil-
licha—-" Maria';
GoH
rnebjk "e'd geven én dat Maria's
e tenhemelopneming een door
ge.
fn d«t de t?e"baa
bvrdaad 0o^' ^erk or
i r d e waarheid is
Maria's sterven
opneming in de
en Tenhemel-
kunst
den aangenomen, dat men over deze pas
sus heenlas, onder de bekoring geraakt
van het vele schoons, dat de brief overi
gens van de H. Maagd verhaalde. Doch
de reactie bleef niet uit en kwam vooral
van een, die zich, evenals zijn tegenstan
ders, onder de naam van een groot kerk
leraar verschool en zich Augustinus heette.
Zo klaar Is zijn betoog over de glorie,
die ten deel moest vallen aan het lichaam
van de Moedermaagd, dat van nu af aan
het aarzelen niet langer meer voorzichtig
werd geacht en de tijd van algemene
erkenning was genaderd.
Een gouden tijd voor de Maria-leer!
Sinds de 13e eeuw belijdt de theologie
uitdrukkelijk haar geloof in Maria's hoog
ste triomf, wetend, dat Hij, die machtig
ls en asn Zijn Moeder grote dingen deed,
haar lichaam, het lichaam, dat Hem gay
dragen en gediend had, niet overliet aart
het bederf. Ook wetend, dat voor de
nieuwe Eva, zonder zonde ontvangen, het
„tot stof zult gij wederkeren" niet kon
gelden, doch Haar ten deel viel de kroon
der onvergankelijkheid!
Boven alle Inglert scaren
Ende boven alle martelaren
So es dese Vrouwe verheven;
Naest Gode so ls si ghevaren
Met siele ende met live twaren,
Daer si ewelike sal leven.
Uit; De Clausule van den Btble.
van Jacob van Maerlant
OK wat de
Christelijk Oosten
uitbeelding van Maria's verscheiden aangaat, komt aan het
osten, evenals in zovele gevallen, de primeur toe De term, die
men voor Marias sterfscène bezigt, duidt daar al op en men verlatijnst deze
„kounesis m het Vesten, wanneer men daar het oude oosterse gegeven op eigen,
vrijere wijze gaat interpreteren, tot donnitio. Het Oosten moe,, reeds vóór de grote
beeldenstrijd het koimesis-motief gebezigd hebben, gelijk duidelijk blijkt uit een
preek van Andreas van Kreta. En met hem staan wij bij het begin der 7de eèuw.
Waaruit bestaat dan dit köimesis-motief? Maria ligt met voor de borst gekruiste
armen op haar doodsbed. De apostelen, van wie sommigen in liturgische dracht en
met wierookvaten in de hand, staan in twee gelijke groepen aan hoofd- en voeten
einde, terwijl zij zich treurend over de stervende neerbuigen. Soms nemen enkele
vrouwen als van een soort hoger gelegen matroneum uit aan deze rouw deel Achter
het bed staat Christus, als de tweede hoofdpersoon in het drama, met in Zijn handen
Maria's ziel voorgesteld als een in windselen gewikkeld kind. Hij reikt Haar
omh00g naar de engelen, die ternederzwevend vol eerbied hun handen met een
velum bedekken.
hulp!" (Mc s
Op de
gel,
Zoals men ziet is hier nog geen sprake
van de assumptio, temeer daar in de
oudste mariale cyclen, van die in de
kloosterkerk van het Griekse Daphni, om
streeks HOO, tot aan die der Athoskloos-
ters ih de 14de en <je 15de eeuw toe,
de koimesis steeds de slotscène vormt.
Byzantijnse ivoren brachten haar naar
het Westen over, waar zij, zoals gewoon
lijk, het eerst door de miniaturisten wordt
nagebootst. Dit lag temeer voor de hand,
daar de genoemde ivoorreliefs algemeen
voor de versiering der boekbanden wer
den benut. Maar in tegenstelling met het
Dosten zal men in het Westen veel mih-
der star aan het overgeleverde schema
vasthouden De miniaturisten zochten er,
binnen de grenzen van het gegeven, graag
naar nieuwe details. Zo zal men, vooral
in de school van Reichenau zeer vaak
ons deze waarheid in- j Chnstus in de mandor)a boven Maria's
sterfbed zien zweven, terwijl Hij Haar
beeltenis in een ronde aureool voor zich
draagt of door twee engelen laat vast
houden. Een Sacrementarium uit Augs
burg (Brits Museum, Londen) gaat nog
verder: daar immers neemt Maria zelf in
oranten-houding de plaats binnen de man-
dorla in, terwijl vier engelen deze naar
de Hemel dragen. Het is duidelijk, dat wij
hier al te doen hebben met een eerste
schuchtere poging om de assumptio uit te
beelden. Trouwens ïeeds op het ivoor-
relief var Tutilo te St. Gallen, dat uit het
begin der 10de eeuw dateren kan, zien
wij Marii als orante tussen vier engelen
hwde Wordt zodanig voorhoudt. Daar-
tot voorwer„dan d'( privilege van Maria
antwoord c
luiden; „ik
van ons geloof, zodat ons
bet woord des Pausen zal
°°f; kom mijn ongeloof te
vraa~ 23)'
deze door GorjWanneer de H. Kerk ons
zodanig voorh ga°Penbaarde waarheid als
gemakkelijk: u.Udt- is het antwoord heel
het feest van de dogmaverklaring op
der verlossing .^Oerheiligen in het jaar
vraag óók steiji Maar we kunnen de
waarheid heef. wanneer God die
óok hierop het geoPp"baard? En toch is
1 antwoord niet moeilijk.
Door prof. dr.
Hoogleraar in de lkonografie aan
de Keizer Karei-Universiteit te Nij
megen en de Jan van Eyck-Aca-
demie te Maastricht.
geplaatst en om alle twijfel omtrent zijn
bedoeling weg te nemen, heeft de kun
stenaar cr het opschrift „Ascensio see
Marie", hemelvaart der H. Maria, bij aan
gebracht. Daarnaast echter blijven andere
beeldhouwers, tot in de laat-romaanse en
vroeg-gothische periode toe, het oosterse
schema der koimesis trouw.
Anderen daarentegen splitsen het ver
haal in episoden. Een prachtig voorbeeld
daarvan bezit Maastricht in het tympaan
van het weinig gekende (wijl weinig
zichtbare) Bergportaal der St. Servaas, dat
uit het tweede kwart der 13de eeuw da
teert. Wij zien er achtereenvolgens Maria's
dood, assumptie en kroning. De assumptie
wordt verricht door engelen, die Maria's
lichaam uit het graf wegnemen.
Maria's sterfbed zal in de Nederlandse
kunst der latere eeuwen een geliefkoosd
motief blijven: niet slechts de schilder
Hugo van der Goes (Museum, Brugge) en
de beeldhouwer Adriaen van Wesel
(Rijksmuseum, A'dam) behandelen het
gegeven in de 15de eeuw; in de 17de eeuw
zal onze grote Rembrandt er een zijner
etsen aan wijden, daarbij wellicht beïn
vloed door Düiers beken
de gravure. Maar onder
invloed der Legenda
Aurea van Jacobus a Vo-
J'agine begint men lang
zamerhand allerlei legen
darische details uit te
beelden. Zo b.v. de be
grafenisstoet. De apostelen
dragen Maria naar het
graf en intussen hitsen de
opperpriesters de verbit
terde Joden op om zich
aan het lijk van Christus'
Moeder te vergrijpen en
de apostelen te doden.
Maar zodra zij de lijkbaar
aanraken blijven hun
schennende handen er aan
vastkleven, terwijl zij zelf
vol angst en ontzetting ter
aarde vallen.
Dit motiëf komt in de
latere middeleeuwen zo
wel in Frankrijk als in
Duitsland als in de Ne
derlanden voor. Men zou
niet verwachten, dat ook
nu de kunstenaars hun
uitdrukkingswijze weer aan het Oosten
ontleenden, maar toch is dat zo. Op
latere afbeeldingen van de koimesis zien
wij. hoe op de voorgrond een klein
mannenfiguurtje de handen uitstrekt
naar het doodsbed van Maria, maar een
engel slaat naar hem met een zwaard cn
de beide afgehouwen handen lijken als
vastgehecht aan de doodsbaar. Deze afge
strafte belager is niemand anders dan de
aartsketter Arius, wiens smaad, de Moe
der Gods aangedaan, door de Hemel ge
wroken wordt. Het kan niet anders, of
men moet in het Westen deze uitbeel
dingswij ze gekend en niet begrepen
hebben, toen men Maria's begrafenis op
de bovenomschreven wijze ging voorstel
len,
Maria s kroning door de naast Haar ge
zeten Christus blijft in de middeleeuwen
het geliefkoosde en algemeen toegepaste
motief, dat de assumptio vervangt en
eigenlijk ook impliceert. De renaissance
daarentegen en zeer speciaal de barok
keert zich af van dit statische tafereel en
toont een onverholen voorkeur voor de
In het beroemde Bergportaal der St. Servaaskerk te
Maastricht, eigf uit de eerste helft van de dertiende
eeuw dateert, heeft een middeleeuwse meester in drie
afzonderlijke taferelen het Sterfbed, de Tenhemelopne
ming en de Kroning van de H. Maagd op treffende
wijze uitgebeeld. De Assumptio wordt op dit zeldzaam
mooie tympaan door Engelen verricht, die Maria uit
het graf tillen.
meer dynamische opneming ten HemeL
Wij zien deze verandering zich reeds vol
trekken in de gebeeldhouwde Brabantse
altaarretabels van omstreeks 1500 met hun
talrijke beweeglijke figuurtjes. Bij de Ma-
ria-retabels o.a. te Tongeren, wordt de
scène van Maria's sterfbed gevolgd door
de assumptio, terwijl de kroning geheel
ontbreekt
De kunstenaars van de barok, in Italië
zowel als in de Zuidelijke Nederlanden,
laten Maria door talrijke engelen om
stuwd uit het open graf ten Hemel varen.
De apostelen staan met expressie en ge
baren van ontsteltenis, droefheid en ver
heerlijkte vreugde rond de sarcophaag
waarin de legendarische bloemen ontlui
ken.
Zo schilderde het Titiaan en na hem
Rubens. Murillo daarentegen laat de ge
hele benedengroep weg en als hij dan de
maan onder Maria's voeten plaatst, ver
andert hij de ten Hemel opgenomene in
de Immaculata Conceptio. De leerstellige
verwantschap wordt zodoende ook in h 4
iconographische tot uitdrukking gebracht.
Op 15 Augustus sprak Z. H.
Paus Pius XII tot de Italiaan-
se arbeidersvrouwen: „Het
is met innige blijheid, dat
W|j u groeten in naam van
Haar, die de glorie, de vreug
de, de luister van alls vrou
wen is: de Allerheiligste
Maagd en Moeder Gods
Maria, wier tenhemelopne
ming de Kerk vandaag plech
tig viert, Tenhemelopneming
van Maria, naar lichaam en
zielDit betekent derhalve
het bereiken van de bestem
ming, de eindterm, de uit
eindelijke verheerlijking, de
jubel, de zaligheid, die Haar
niet zal ontnomen worden.
(Luc. X, 42)".
Het zijn deze woorden van
de H. Vader, die er op wij
zen, dat, als de dogma-ver
klaring van de Tenhemel
opneming van Maria voor de
hele gelovige mensheid een
feest en een triomf is, het
toch zeker heel bijzonder het
feest is van de vrouw als
vrouw en als moeder.
In Maria wordt de vrouw
erkend en verheven. De
vrouw weet zich in Maria
volwaardig, „een hulpe den
man gelijk", omdat zij in
Maria tot de hoogste mense
lijke levensvolheid van zijn
en doen is gestegen. In Maria
beleeft zij de gelijkheid met
de man, welke men nu pro
beert te erkennen, maar nog
zo moeilijk kan verwezen
lijken in de practijk, ondanks
dat reeds 20 eeuwen Chris
tendom over ons zijn heen
gegaan. In Maria zijn de
hoedanigheden, die haar als
vrouw heel eigen zijn, ver
heerlijkt naast die van de
man. Ook het lichaam van de vrouw is
hier in zjjn eigen waarde erkend en
glorievol verheven. Niet dat het vrouwe
lijke lichaam niet de aandacht der mens
heid heeft, maar die aandacht schat het
niet op zijn juiste en door God gewilde
waarde. Zij, die te puur geestelijk denken,
verwerpen en verachten het als een in
strument der zonde, terwijl zij, die te
stoffelijk denken, het ontwaarden tot een
artikel van vermaak of reclame. In
Maria, de schoonste der vrouwen, is het
lichaam hersteld in zijn eigen grootheid
van schone omkleding en onafscheide
lijke dienaresse der ziel.
In Maria heeft de vrouw haar ereplaats
in de schepping hlroverd als vrouw,
maagd en moeder en dat geeft aan het
De dood
stuk
Dat Maria niet alleen met de Ziel
maar ook met het Lichaam in de
Hemel is opgenomen, wordt op
Allerheiligen het vierde dogma, dat
op de verheven Persoon van de
Moeder Gods betrekking heeft. De
drie andere zijn:
1. Maria is waarlijk de Moeder
van God;
2. Maria is onbevlekt ontvangen;
3. Maria is altijd Maagd gebleven,
dat is vóór de geboorte, tijdens
en na de geboorte van Jezus.
van Maria. Fragment van het altaar»
van de meester van Kefermarkt.
leven die gloed van liefde en overgave,
die rijkdom van goedheid en medeleven,
die kleur van onbevangenheid en enthou
siasme, die sfeer van ingetogenheid en
aanhankelijkheid, die de vrouw naar
Gods bedoeling heel eigen zijn. Dit is de
diepe betekenis en grote vreugde van dit
feit van de dogmaverklaring van Maria's
Tenhemelopneming, dat Maria, de vrouw,
naast Christus in alles waar mogelijk
Hem gelijk zetelt, dat ook in Haar het
lichaam die heerlijkheid bereikte, waar
toe het geschapen is en die wij allen
eens hopen te bereiken.
Waar dit feestelijk,gebeuren een stra
lend uitzicht geeft aan het in wanhoop
verkommerende mensdom, is het toch
wel heel bijzonder een gloriedag voor de
vrouw en daarmede voor allen, die deze
wondere schepping Gods als maagd, moe
der of vrouw in dankbaar bewustzijn
koesteren; want op de historische dag,
waarop plechtig en onfeilbaar zal wor
den uitgesproken, wat wij altijd als een
kostbaar bezit in het diepst van ons hart
bewaarden, staat Maria, de zuivere
maagd, de Moeder Gods, de sch- onste der
vrouwen in al Haar door G .1 üoolde
schone rijkdom vooraan.