En toch doen we niet genoeg rssv"£rl Het verhaal van drie millioen mensen „Er was voor ons geen plaats meer... ONZE LIEVE HEER OP ZOLDER J ZATERDAG 24 MAART 1951 PAGINA WERK- EN BID VERTREK \1ET DE GODSLAMP ONDER HET CRUCIFIX „Mag men stelen?" Dopen en Eerste Communies HU Wij worden dagelijk® veroordeeld Avondmis Haat en onverschilligheid Zondagsmis.... Het Evangelie van Passie-Zondag: De steniging „Ik ben moe...." De kaars moet branden.... Bruidje in het wit Humane deportatie Dertig kilo bagage Vuil lach je „Nee, er isr geen plaats Dagboek van een rugzak-] i iester „als ik niet zo explosief was FREIENSTEINAU, Passie-Zondag '51, De kleine motor knettert de steile, slecht onderhouden grintweg af het dorp in. 'I egen de horizon zijn de hoge bossen zivart en doodstil op de kammen der heuvel plooien, ruig van de rijp; laat in de namid dag is het over de kleine dorpen jn de vallei nog d;;;i gaan sneeuwen: misschien gaat met de sneeuw ook de kou uit de lucht. De motor passeert het gele verkeersbord met de letters: Freien- steinau-Kreis Loulerbach daarna de eerste huizen. De hellende, ongeplaveide dorpsstraatis totaal verlaten. De boeren zitten achter de kachel in hun slordige, zware, wat verwaarloosde huizen, waar de leem van tussen liet donkere balkenwerk brokkelt en slechts een hond blaft de motorrijder na. Het dorp verbergt geen verrassingen. Dit morsige dorpje van, boerenmensen heeft in het vroegere, rauwe voorjaar weinig vriendelijks. De motorrijder sluit gas af, rijdt het erf van een boerderij op en parkeert zijn vehikel naast een der hoge mesthopen die hier overal dicht langs de straat vol kuilen, tussen stal en woonhuis liggen. Hij gaat de boerderij binnen: het moet de veearts zijn, de platte landsdokter misschien Toen was mijn parochie 37 km. lang en 20 km. breed. En even ',eU™ 1»ch}]« a,s nn. Eerst woonden er 2000 vluchtelingen, tegen December van hetzelfde jaar waren er al 4000. Die eerste Paasviering vergeet ik nooit, i één week meer dan 450 km. op de tiets. Als Ik 175 Mark per overuur verdiend had had ik er een Opel Kapltan en een nieiior huis uit overgehouden. Mijn kop blna*het u'u'gekalkte^plafond raakt.' Hij gonsde van bet biechthoren.... Met Pasen is met twee stappen bjj de tafel onder las ik toen op viei plaatsen de Heilige liet kleine zoldervenster. Als enig meubi- j Mis. De hebben dat niet lair st lal er verder een boekenkast, een graag, 't gaat ten koste van hun priesters, bed en een paar stoelen. Er i Man Kcht ^a!*el haputt.Zes maanden De zware motorlaarzen klimmen moe de trap op. De warme wasem van het vee onder in de stal, de enigszins zure lucht van de melk ln <*e kelder. <3e scherpe reuk van mest. begeleiden hem. Boven op zolder opent hij een lage deur en zegt tegen de twee meisjes: „Grüss Gott". Pastoor Jozef Schneider is.... thuis. Zijn pastorie bestaat uit twee kamers, haaks op elkaar. Ze zijn zo laag, dat hij gesproken heeft hij waarschijnlijk meer reden om thuis te blijven dan velen, die niet gekomen zijn. Hij heeft zich vandaag uitgesloofd, is nuchter 15 km. verderop gaan Mis lezen, heeft daarna catechismus onderricht gegeven, zieken bezocht, men sen horen klagen, de eindeloze verhalen over de Heimat aanhoord, de ruzies met de hoofdbewoners.... „Wir singen Seite 38.draait hij zich naar zijn parochianen. De gezangboeken voor de verdrevenen (die welke hy weken lang 's nachts typte zijn allang kapot en vergeten) worden uitgedeeld, het harmo nium zet de melodie in. De kruisweg wordt gebeden voor alle mensen van dit „Seelsorgstation", speciaal voor de zieken en dat iedereen een goede Pasen houden mag. Er zijn geen kruiswegstaties. Elke keer knielt de priester voor het altaar, over weegt hardop het lijden. Misschien kwa men er meer mensen, wanneer ik staties had, denkt hij verstrooid. De oude vrou wen met de hoofddoeken om antwoorden, achter zich hoort hij een paar schóol- vlegels vechten, wil zich eerst nog om draaien, om een paar oorvegen uit te delen. Na de kruisweg is er een korte preek; waar mogelijk preekt de pastoor. Hij past de kruisweg practiscb foe op het dagelijks leven van de verdrevenen: Zoals Jes-.w veroordeeld wordt, worden ook wij weer elke dag veroordeeldiemand ziet ons op straat. „Daar hèb je weer zo'n vluch teling", zegt hij, „waarom zijn die lui hier terecht gekomen inplaats van te blijven waar ze thuis hoorden". In elk van zijn preken komt enkele keren het woord „Heimat" terug. uic «rct.» ,,n De andere morgen is het Zaterdag; In één week meer dan snu Km. op de fiets.kouder dan gisteren. Er ligt wat sneeuw. kachel, een zou niet meer kunnen staan Hfj loopt langs het opzijgeschoven gor dijn naar de tweede kamer, die nauwe lijks groter ts: een werktafel vol boeken en paperassen, een boekenrek, een lampet kan en tegen dc verst verwijderde mtwf een bldstoel. Daarachter brandt een rood electriseh licht met een kruisje ertn. Wegens brand gevaar heeft de pastoor geen liturf1Shet oliegodslamp durven ophangen M Allerheiligste, dat hier onder het veiw Hy legt de leren, wolgevoerde motorkap op tafel, gespt de sluiting van het «ma jack los. doet dc sjaal af en knielt dan even op de bidstoel. Hij is ineens zeer moe. Zonder de renkap en de zware motor- kleding lijkt hij plotseling veel minder sterk. Het hoofd bijna kaal ln de krans van blonde haren buigt zich dieper, de hals zonder de bescherming van de sjaal en de stoere hoge kraag is haast kinder lijk weerloos. Pastoor Schneider heeft weer het groot ste deel van zijn lange dagtaak achter de rug, maar wanneer hij even later een sigaret opsteekt, zijn laarzen uittrekt en de zwarte rijbroek verwisselt voor de soutane geeft hij Traudl, het jongste 'jat Onkel" tegen hem zegt. al- Instructie om alles voor de kruisweg ^JfKengen „Als die vlegels van in orde te b,e >8 yet harmonium .misdienaars de bieutei vtti niet geratst hebben, lift ie nog in net hoekje....". lang ginS dat zo door.... Naast zielzorg was ik ook bij de vluch telingen-opsporingscentrale ingeschakeld voor het Rode Kruis en Caritas, maakte 's avonds op mijn typewriter dat was meestal na elven nog boekjes met kerk liedjes; elke keer tien doorslagen, zodat de mensen, die geen kerkboek hadden, tenminste mee konden zingen. Bovendien had 2/3 van de vrouwen toen haar man nog niet terug zodat ik haar onder de preek nog wat extra moest opmonteren, bijeenkomsten organiseren moest voor clown speelde.... Het jaar daarop, met nog 25 gemeenten, kreeg ik toen ook de eerste llefdadigheidshulp. Nachten en nachten zat ik te rekenen om al die 4000 parochianen rechtvaardig te bedelen. Elke dag nam ik dat dan in de rugzak mee Töch was ik toen 's avonds nooit zo moe. In Mei had ik toen op drie plaatsen toch al 70 eerste Communicanten. Er waren er bij van twaalf jaar en ouder.... er waren ouders, die ik eerst kerkelijk moest trouwen voor ik hun vier kinderen doopte. En natuurlijk werd er gepraat. Sommi gen zeiden, dat ik het allemaal verkeerd deed: na de middag nog Heilige Mis. dat hadden ze nooit meegemaakt, dat kon nooit een echte pastoor zijnook met de voorbereiding voor de eerste H. Com munie ging het veel te snel, vonden ze Je sloofde je dag en nacht uit, maar ik kreeg meer critiek dan waardering te horen. Ik bad toen alle volmachten. Ik Begin maar hoe, IS Jouw oo^ewnVe'TT1' maar verder dan u el> het in de diaspora .!k bèn nogal explosief. l Eindelijk kreeg ik dan voor 's Zondags Hoestend en nerveus, de ene sigaret na eenter beschikking. Daarmee zig- de andere rokend, vertelt hij iets ove* zagde lk net hele gebied dfor, moest eerst zijn parochie. Hij heeft bruine ogen en precies uitKienen, wanneer de Evangeli- zijn gezicht, nog rood van de snijdende schen nun Kerk met nodig hadden kou, heeft iets bijna ontwapenend medewerking van de dominees ging wel goedigs. Wanneer hij zijn verhaal, direct over het algemeen; met de Evangelische en bijna rauw, benadrukken wil, rimpelt onderwijzers was net wel eens minder hij zijn hoge voorhoofd en ook de neus: maar dan kenerue ik eerst eens flink en rinnma rooKten we een vrecJessigaret Mijn parochie hier in Ober Hessen ,s daarna saret.... 22 km, lang en 9 breed. In vogelvlucht dan. Ze omvat veertien gemeenten. De streekbevolking is zonder één uitzonde- ring Evangelisch en toen hier op eerste Paasdag '46 in de dorpskerk, die nog van voor de Reformatie stamt, de Heilige Mis werd opgedragen, was dat de eerste keer ginds meer dan 400 jaar. Het is thans veel gemakkelijker dan in het begin. 1300 parochianen ts niet veel' het zijn allemaal Sudelenduitse ver- religie siern. rfe oorion drevenen net als_ik;_ komen uit vier in lMSsïèet Evangelische kerkje in Freiensteinau. Sdpt fantastisch. Eigenlijk had tijdl„ het 2ie_ henhuis moeten hg gen ik had tame- lijk wat chagrijn van darmbloedingen, maar ik had er echt de tijd niet voor. 4000 Sudetenduitsers, zeker de helft meer in naam dan in de prachjk katholiek Dïe Hitlertiid heelt hun geen goea gedaan, nuienya 'W bovendien ook al rW tevoren waren ze oov iry liberaal; het JozefinUme hde religie sterk verwaterd, gebrek aan verschillende diocesen. Uit mijn eigen \na-oorlogse chaos... enfin,e w ItlilL parochie is er geen een bii: die ten ze me toch het ziekenhuis^ tt» en werd de Oostzöne ge Beieren terecht gekomen. Vóór de j - cue ten ze me toen nei te begroet zijn via de Oostzóne gedeeltelijk ln \ik geopereerd. Twee weken j de i ik alweer m'n eerste parochiaan... Goede Week '46 had ik nooit van Freien steinau gehoord. Na maanden zwerven; ïooru. e"* maanaen zwerven;. '"J. v„ffip klimt my toen de vluchtelingenzorgj ^ef Lestend^en buucn adeirdo slecht verlichte stralen naar droeg men m voor 36 gemeenten op. Er was in Hert stein, niet ver hier vandaan, een priester, die een hartkwaal had; kon niet meer uit de voeten. „Begin maar", zet ie, „hoe je 't doet, is jouw zaak.... Ik heb toen mijn priesterboord omge. daan cn een fiets geleend. Iedereen die op die collaar met •'Gru£*1?'rtJ®aS?er- de was een vluchteling. Ee^aR?th«ek of zoiets bestond er niet.... ik moest alles buiten adem door de school. De mensen zitten op de schoolbank- lessenaars, het gezicht naar het proviso rische altaar. Er hangt een sterke knor zelf uitzoeken: waar de mensen vandaan j looklueht in de tamelijk kale schoolklas, kwamen, waar ze ondergebracht^ waren, De priester gaat naar voren; hij heeft ou ucu, wadi te o waar hun eigen priester was, eigens Mis gelezen kon worden. het "binnenkomen precies gezien, wie er allemaal zijn. Hij is moe. Menselijkerwijs Pastoor Schneider rijdt zijn motortje buiten. Hij heeft die ochtend al tiental len katechismus-proefw erken gecorri geerd („kleinste kinderen maken de mooiste opstellen over de Heilige Mis"), heeft zijn stapels katholieke weekbladen 'diverse speciaal voor „Heimatvertrie- benen") gesorteerd en heeft een groot gedeelte van zijn brevier gebeden. ]n Rsiohlos, een dorp iets kleiner dan het 1000 inwoners tellende Freiensteinau, Is t!'e dag door kolenge- brek geen school. De katechismusles in het steenkoude lokaal duurt daarom maar kort: een half uur. Een eind verderop, in Gunzenau is de klas ge lukkig verwarmd. De casuïstiek van het zevende gebod: Mag men stelen? Alle vingers gaan de hoogte in; er wordt ijverig „ge knipt" om maar een beurt te krijgen. Telkens gaan de handen de hoogte in. „Wie nog één keer „knallt", knal ik er een om de oren 1" dreigt de pastoor. „Een ander voorbeeld: men heeft ons in de Heimat alles afgenomen: ons huls, onze boerderij, de zaak van vader, onze paarden en koeien.mag dat?" Alle vingers vliegen de hoogte in: thuis horen al die kinderen bijna dagelijks nog liet bitttere antwoord op deze vraag. „Maar er zijn door de Duitsers vroeger ook huizen van de Tsjechen afgenomen. door de Gestapo en de S.Smócht dat dan?" „Res clamat ad dominum" legt de Pastoor uit, en als we allemaal braaf zijn, geeft de „Lieber Herr Gott" ons ook ónze Heimat wel weer terug...." Hij vertelt met een enorme fantasie, haalt er boeiend illustratiemateriaal bij, zo uit het dagelijkse leven. Ook over diefstal uit nood van de bekende weduwe, die niets meer voor haar kinde ren had- Voor deze kinderen is dit echter geen verhaal: velen kunnen zich nog alle bitterheid van de internering herinneren, vele anderen zijn wees of hebben een vader, die de hele winter werkloos is (80 pet. van alle mannen in de parochie, en nog bijna niemand heeft een onaf hankelijke broodwinning) Vanavond is Freiensteinau aan de beurt voor het roulerend avondmis-systeem Tevoren is er biechten: het is morgen Passiezondag. Hoewel het geen zware ochtend geweest is, is de Pastoor ner veuzer dan anders. Hij kleedt zich om en zegt: „Ik weet zeker dan. er nog niemand bij de biechtstoel zit, maar je zult zien; a,s ik telaat kom, hebben ze zitten wachten en zijn 'm weer gesmeerd." Wanneer hij haastig de deur uitgaat en we hem naar beneden horen lopen. z«gt zijn nichtje Gisela: f ';/?r schon ziemlicli mit die Nerven bet is veelte vee!. Maar ik 'e nooit ziek zal worden,., hij imir tii! An al die tijd één keer drie 't 'n, ?i gehouden in bed-., toen was het Heilfr Tel' Hij heeft «een rust. Met dacenc hl? was ie in Rome. vier was bin dat ie"? bet crs mooi' maar Koen had ?TUe was: toen ,e niets te zelf le geen raad met stek" De Avondmis is om zeven uur In elk ^01'PnnacdraacOnma!o bondingen wordt die opgedragen. me.n kan er onder communiceren wanneer men drie uur - -;X STARTBEREID VOOR DE PASTORIE(TWEE BOVENRAAMPJES). uren wachtmn achter xuiart schoolbord lovorer. niets meer eet; drinken (geen alcohol) mag tot vlak voor de Mis. HJj zwjjgt onder het avondeten. Wan neer een van de meisjes vraagt of er veel biechtelingen waren, zegt hij „Daarover praat men niet". Wanneer de meisjes naar huis zijn, breekt hij ner veus een nieuw pakje sigaretten aan. „De mensen zijn onverschillig" zegt hij, „voor de oorlog hadden we bij ons al zoveel naam-katholieken, de omgeving hier doet hun ook geen goed; ze worden nog liberaler...... ik raak er nog meer kwijt door gemengde huwelijken. Nou heb ik vanavond drie uur biechtge- hoordop de mensen zitten wachten. Hoeveel komen er? Ik verlies er maai tijd mee, maar als ik het niet doe, heb ik geen rusttien weken zal lk bo ven in die school voor niks zitten wach ten, achter dat schoolbord: misschien zullen ze de elfde week komenEn dan blijf ik hameren op die haat. Dat oog om oog moet eruit. Misschien ben ik te ongeduldig, maar het. móet en zal eruit Ik zou liet er-uit wi-llen bijten! Geen een van mijn parochianen mag nog zeg gen: „Als we maar eerst eens terug in de Tsjechei komen, dan hóren ze daar nog van ons, we halen alles terug!" „Denkt U dat ze nog ooit terug zullen keren „Ik zog hun altijd: wij moeten de Hei mat zelf terugverdienenalleen als we onze Eeuwige Heimat verdienen, krij gen we misschien ook de aardse nog terug.het bolsjewisme «n het pansla- visme moeten eerst hun eigen ruiten hebben Ingegooid. Ik hen er vast van overtuigd dat er daar óéns een mens zal opstaan hij hoeft nooit van God te hebben gehoord dip zeggen zal: de waarheid kan toch niet alle zes maan den veranderen, er moet toch een echte waarheid zijn...... dat komt onherroepe lijk. En dan wij hier, het Westen Verdienen wij de bekering van het Oos ten? Ik wil niet bitter zijn: cr waren hier prachtige uitzonderingen, maar wanneer alle Christenen hier, ons als Christenen hadden opgenomen, zag West- Duitsland er momenteel anders uit Voor de meesten waren we zigeuners, slaven.... Met de politie hebben ze ons een dak boven ons hoofd moeten garanderen. De mensen, die het *t minst missen Konden hebben ons vaak nog het best ontvangen". 's Zondagsoehtends te gen zeven uur start Pas toor Schneider; hij slaapt nooit lang, wordt meestal tegen half zes wakker („net of ik gepord word") en voor verslapen is geen gevaar omdat men bene den al vroeg de beesten voert Meestal begint hij dan meteen te brevieren; overdag op de motor komt daar zo wei nig van, en 's avonds is hjj meestal zo moe, dat h(j over zjjn brevier in slaap valt. Hij wringt de zware rugzak, waarin kelk, paramenten, missaal, en nog wat katholieke lectuur zitten over de schou der en trapt de motor aan. Het is waterkoud en ofschoon hij reeds de verrukkelijke „Hymnus ad primam" gebeden heeft, gaat voor hem de zon eerst op, wanneer hij op Gunzenau aanjakkert. Om half acht is het daar biecht zit ten, de eerste kerkgangers komen hem halverwegen (sommigen lopen meer dan een uur, maar hoeven dan de Zondag daarop minder afstand af te leggen om dat de Zondagsmissen rouleren) tege moet, Aan een kant is het bos nog steeds verstard onder een laag korrelig gla zuur, die plotseling wit. en glanzend wordt, wanneer de bleke zonneschijf boven de heuvelplooien rijst en de grijze ochtendnevels verjaagt. In een klein verwaarloosd kapelletje, toebehorend aan de Evangellschen, legt de diasporapriester zijn motorkap af, m «SN «iSf ■Si? pakt de rugzak uit, vouwt de al taardwaal open, plaatst missaal en omkleedt zich met amict, en albe. „Es gibt Gele- genheit zur Hei ligen Beichte.." zegt hij dan en gaat zitten wach ten. Om acht uur begint de Mis, „Wij zullen deze Heilige Mis spe ciaal denken aan de Heilige Vader in Rome, die ons in de diaspora zo'n warm hart toedraagt. Van daag viert hij de twaalfde verjaardag van zijn kroning; we hebben niets om hem te geven maar voor hem bidden kunnen we toch „Als ik de waarheid zeg, waarom ge looft gij mij dan niet? Iemand, die uit God is, luistert naar Gods woorden. Daarom luistert gij niet, omdat gij niet uit God zljt". Het is het Evangelie, waar in de Joden Jesus willen stenigen. Na de voorlezing begint de priester in zijn melodieus, iets zangerig Duits zijn Zondagspreek. „Enkele dagen geleden kreeg ik bericht dat de Communisten niet ver van mijn Heimatsoord een bekende genadekape), waarheen wij altijd gingen bedevaarten, tot danszaal hebben verbouwd.,., maar het zijn lang niet alleen de Communis ten, die stenen opnemen om Christus te stenigen.. iemand, die uit God is, luistert naar Gods Woord- - - alle onver schillige mensen nemen stenen op...." Hij preekt een kwartier, zet daarna zelf het Credo van de gelovigen in, moet nog twee keer onder de Mis het aarzelend ge zang weer op gang brengen. Na de dankzegging deelt hij Katholieke lectuur uit, pakt daarna, alleen achter gebleven in de koude, bouwvallige kapel weer de rugzak in, trekt het motorjacket aan en start de motor. Het tweede dorp waar hij die ochtend celebreren zal, heet Heisters. Hij parkeert zijn motor oij een vluchtelingenfamilie en warmt zich de koude handen. In het dorp zijn bijna evenveel verdrevenen als inwoners. Bij sommigen gaat de inwfuiing goed, anderen schelden op het „Zigeuner- tuig" en het „dertig-kilo-Pack". Om half tien loopt Pastoor Schneider naar de Evangelische kerk en gaat biechthoren. Om tien uur begint de Mis. Weer staat hij aan de voet van het altaar en nodigt de mensen uit om pp *e staan en de blijde boodschap te aanhoren. Zijn preek is in wezen hetzelfde, maar de parafrase is anders. Daarna ontbijt hij; een Sudetenduitse vrouw komt, als hij hier celebreert, twee kilometer gelopen met een boodsehaptas vol potjes en pannetjes, die onder de Mis worden opgewafmd. Vroeger kreeg hij alleen een kop koffie, soms ook niets. Na het eten haastig een sigaret; tegen half twee is hij terug in Freiensteinau. Hij drinkt weer een kop koffie, rookt nog een sigaret, haast zich dan naar de Evangelische kerk om biecht te horen. Om drie uur plechtige Hoogmis. Er zijn meer misdienaars, er is een orgel en de kerk is behoorlijk vol. Voor de Mis wordt de rozenkrans gebeden. Er zijn veel communicanten en wan neer de kerk leeg is, loopt hij-langzaam door het dorp naar huis om te eten. HIJ vraagt opgetogen: „Zag je hoeveel mensen er te Communie gingen? De kerk was behoorlijk vol, hè?" Na het eten steekt hü een Zondagse sigaar op: „Ik zal je nou iets laten zien!" zegt hij en neemt mij mee naar de rand van het dorp, „Misschien, wanneer de plannen doorgaan, komt hier mijn kerk" zegt hij „Geen eigenlijke kerk, meer een gebedszaal, maar in ieder geval iets van ons Katholieken Daarnaast komt dan een kleine pastorie". Hij tekent het, wijst De pastorie zal iets beter zijn dan een barak maar hij is er zo blij mee als een kind. ,.Hoe vind je het?" vraagt hij wel tien keer, „Wat denk je dóar van?" Met grote stappen loopt hij het terrein op. meet precies de grond, die bij zijn kerk zal horen. Hij wil er niet weg, wijst het nog eens, roept een paar andere mensen om te komen kijken.... Het was bijna donker 1oen we terug keerden. Hij dronk een kop koffie, klom daarna andermaal de steile donkere weg op naar de school, die ditmaal ver warmd, dienen moest voor zijn Katho lieke jeugd. Er waren jongens en meisjes tot 25 jaar. Sommigen waren drie kilometer komen lopen. Hij opende met gebed, een Marialied, vertelde daarna van de Paus, gaf een historisch overzicht van zijn vredesactiviteit, praatte zich in het vuur maakte er weer een preek van. Ander maal was zijn preek goed. Hij had er zich na de middag-hoogmis zeker anderhalf uur op voorbereid. Tegen half twaalf 's avonds er was gebeden, gezongen en verteld was de Zondag voor Pastoor Schneider ten einde. Hij liep terug naar zijn twee kleine zolderkamertjes boven de veestallen. Hij hoestte zijn bronchitishoest, stak een nieuwe sigaret op. „Ik kan er niet meer zo goed tegen als vroeger", zei hij, „tegen het werk.In het begin heb ik véél harder moeten werken,mijn parochie was toen ander half keer zo groot en één chaos.Toch was ik toen niet zo moe als tegenwoordig. Weet je, vanavond waren er wéér een paar mensen niet. Die waren naar „Sneeuwwitje" gaan kijken., in de vas ten! Snap jij datBegrijp jij, dat ze uren naar „Sneeuwwitje" gaan kijken en zich geen ogenblik vervelen en dat hun gods dienst klaarblijkelijk zo vervelend voor hen is....? Soms, wanneer ik bij een con frater ben, ook een diaspora-priester vraagt die me: „Jozef, weet jij nou nóg iets wat we doen kunnen?" En dan moet ik elke keer mismoedig het hoofd schudden en zeggen: „Nee, ik weet echt niets meer. En tóch doen we niet genoeg.de men sen zijn zo onverschillig., vijftig procent van de mannen doet hier niet meer mee. de gemengde huwelijken., er komen er telkens bij. Hoe vreemd zijn de mensen. ik had een vrouw in de parochie: ze bad O.L.H. van het kruis omdat haar man nog niet terug was. Nauwelijks is die mar, thuis of ze blijft uit de kerk.Schlusz! „Maar brandt U de kaars ook niet aan twee kanten tegelijk op?" „De kaars moet branden.ze moet licht geven; een kaars die in de kast ligt, is geen goede kaars.. Misschien eis ik te veel van mijn parochianen., misschien vraag ik überhaupt teveel, maar na vijf jaar wilde ik eindelijk wel eens een klein kamertje voor mezelf. Ik zit bier altijd met die twee meisjes; het zijn goede brave kinderen daar niet van. maar ik laat lie ver niemand zien dat ik moe ben. Naar buiten moet de zon schijnen, als pries ter, vooral hier, moet je die schijn ophou den Wat moet ik verder nog doen; voor huisbezoek heb ik echt geen tijd. Als ik op alle twaalf scholen katechismusles ge geven heb en-mijn zieken bezocht heb, overal Mis gelezen, Lof, kruisweg, mijn jeugdbij eenkomsten.Mijn administratie is een chaos! Daarin ben ik jaren achter, het gaat echt niet meer.... Ik beklaag me niet, hoor- Vergeleken bij wat de priesters in de Oostzöne doen wij nog niks. Soms hebben ze daar zestig dorpen en geen „Motorrad", geen eens een behoorlijke overjas.Als zij het kun nen. kunnen wij het toch zeker.." Hij maakt een nieuw pakje sigaretten open: „Dat roken houdt mijn rafelige ze nuwen nog wat bij elkaar, als ik niet zo veel rookte en ik was wat minder explo sief, werd ik misschien nog eens heilig., roken en veel koffie drinken,, al is dat afschuwelijk duur tegenwoordig.." Hij haalt moe zijn brevier uit het foe draal. Even later, geknield onder de electri- sche godslamp, buigt hij het hoofd en bidt de hymne van de completen: „Te Lucis ante terminum.." „U, voor het scheiden van het Licht, Schepper der dingen, vragen wij, dat Gij naar Uw barmhartigheid ons leidt en in bescherming neemt..,.0. en legt al zijn vermoeidheid en moede loosheid, zijn twijfels en neerslachtigheid neer bij Hem, met Wie hü samen op het zolderkamertje boven de stallen woont. De zware rugzak wacht reeds voor mor genvroeg. J. W. HOFWIJK NOORDWIJK AAN 2EE liairs Pilma bc-kaii Matlga pidiaf, OPENING 22 MAART mir «W* nog steeds verstard onder een laag korzelig glazuur (hij at haastig en morgen) vertelde Die eerste avond, na bet eten praatte alweer over de dag van pastoor Schneider de voorgeschiedenis van zijn dias- pora-loopbaan: „Wij waven thuis roet z'n elven; mijn vader was koster-schoenmaker, ik werd in '38 priester gewijd. De veldtocht in '40 maakte ik mee als hospitaal soldaat, maar ook als priester. Ik heb altijd Ons Heer bij me gehad: Zuid-Belgiö, Maubeuge, Parijs, Tours, tot aan de Atlantische kustzo nu en dan krijg ik nog brieven van Franse mensen die ik toen ontmoet hebhet was ons verboden om Mis te lezen voor Franse burgers maar gelukkig waren er in ons onder deel geen felle Nazieshet leger heeft mij als priester goed beschermdze kwamen me zelfs waarschuwen: „Pfarrer, daar of daar moet jij maar niet heengaan dat is niks voor jouIn Ozeville, waar al in gaen maanden een priester geweest was, heb ik het Evangelie in het Frans voorgelezen, preken voor de Fransen mocht natuurlijk helemaal niet, maar achter elke zin paste ik een stukje preek in.... Er stonden mensen te huilen.Na de veldtocht werd ik dan pastcor in Ponikkipastoors waren vrij van dienstplicht. Het is een plaatsje in het Reuzengebergte. 80 van mijn parochianen waren Tsjechen. Ik had een grote parochie, maar in ieder geval was er een behoorlijke kerk bij en een fatsoenlijke pastorie - Bij de revolutie in '43 stonden mijn Tsjechische pa rochianen als één man achter me, dat moet lk zeggen; beter dan mijn meeste landgenoten. Maar desondanks werd ik door de Communisten geïnterneerd en voor het Volksgericht gebracht.Wat er van de Tsjechische nationalisten geworden is. die mij verhoord hebben, weet ik niet. Er waren intellectuelen onder, die stuk voor stuk veel van de Duitsers geleden hadden; men sen, die lang in Dachau hadden gezeten; ze spraken me vrij Later kwam ik voor de tweede keer in een kamp, verhuisde via dat kamp als dwangarbeider naar een isjechische boer, die naar dc nationale kerk was overgelopen; een afvallige. Heel veel landgenoten nebben bet ontzaglijk slecht gehad. Er is in sommige Kampen bijna net zo erg opgetreden als in de Duitse concentratiekampen en bewakers, die een groep geïn terneerde Duitsers naar hun dagelijkse dwangarbeid brachten, waren vaak zélf bang van de burgers, die met stenen begonnen te gooien en soms de Duitsers zelfs probeerden te lynchen. Ik hèb het nooit slecht gehad; van de Tsjechen heb lk ook na '45 eigenlijk persoonlijk meer liefde dan haat ondervonden cn op een morgen, toen ik nog in het kamp zat, werd ik vrijgesteld van stenen lossen, omdat twee van mijn Tsjechische parochianen na hun huwelijksinzegening mij persoonlijk de zegen kwamen vragen. Het bruidje in het wit! Dat gaf een conster natie!! Achteraf bekeken mag ik voor de tweede inter nering nog wel dankbaar zijn. anders had ik mense lijkerwijze gesproken in Siberië gezeten. Van Augus tus '45 tot en met December ben, ik bij, die boer ge weest. Ik had een paar handen, verschrikkelijk! Maar nooit heb ik zoveel gefloten en gezongen als toen. Ik sliep in de schuur; na de eerste week had ik 'sZondags al vrij om Mis te lezen., alleen de dochter haatte me: satanisch! En toch is dat een tijd van veel genade geweest: die boer en z'n vrouw hadden nooit rust, altijd praatten ze over ons geloof en toen een van de zoons een poging tot zelfmoord deed, bekeerde de helft van de familie zich weer.... In December, toen mijn moeder en jongere broers cn zusters ook geïnterneerd werden, vroeg ik de boer of ik ook terug in het kamp mocht. Ik was hun voogd en daar ik m'n eigen Duits sprekende parochie allang kwijt was. voelde ik me toch verplicht voor hen te zorgen. Mijn zusjes zijn gelukkig ongeschonden uit die afschuwelijke na-oorlogse periode te voorschijn geko men; ik zal U de verhalen sparen. Ik kreeg van de boer verlof, heb tot Februari in het kamp gezeten, werkte overdag als klerk. Ik had het prima, wat velen van mijn landgenoten met zeggen kunnen. De witte band met N (voor: „Nêmetz" Duitser' die wij allemaal dragen moesten, had ik practisch nooit om. Wél mijn priesterboord. Ook aan het voorschrift dat we binnen onze interneringsge meente moesten blijven, heb ik me nooit erg gehou den. We hebben toen zelfs al illegaal contact met Kar dinaal Faulhaber opgenomen, omdat het toen wel duidelijlt was dat alle Sudeten-Duitsers zouden worden uitgewezen, In Februari 1946 kwam toen eindelijk de eerste „humane Aussiedlung", zoals het in geallieerde overwinnaarstaai heette. Meer da'n drie millioen Sude ten-Duitsers, die eeuwen en eeuwen lang in het land gewoond hadden (de eerste kolonies stammen uit de elfde eeuw) werden het land uitgezet: 25 van de totale bevolking, na de Tsjechen de grootste bevol kingsgroep, nog talrijker dan de Slowaken. Enfin, ik kwam bij het eerste transport; het zou een „Mustertransport" (Modeltransport) zijn. Van al onze bezittingen mochten We precies 30 kilo meenemen. verder niets. Onze spaarbankboekjes, ons banktegoed voorzovej we dat hadden, alles moesten we op een Belachelijk kiein bedrag na inleveren. In de stromende regen naar het evacuatiekamp toe, waar al die laatste bezittingen in een lekkende barak werden neergesme ten. Drie dagen ben ik leiendekker geweest. 18 Fe bruari werden we met 1200 mensen (waaronder bijna 200 kinderen onder de zes jaar) de trein ingestouwd: 30 per veewagon mèt alle bagage. Onderweg stierven een paar kinderen, een paar ouden van dagen. Na twee dagen en drie nachten waren we in de Amerikaanse zóne: gek van blijdschap, dat we weg waren uit ons., eigen land. Maar toen kwamen er moeilijkheden met de Amerikanen: iedereen zou duizend Mark bij zich moeten hebben, maar de Tsjechen hadden de mees ten nog geen DM 200 gelaten. „Terug!", zeiden de Amerikanen. Wat we toen gesjouwd hebben. Ik heb ongeveer huilend voor de Tsjechen op de knieën gelegen om nog wat geld, kreeg eindelijk voor het hele transport nog iets los, maar het was veel te weinig. Toen hebben we de mensen met DM 1000 voorop gezet en iedereen gezegd dat ie z'n mond moest houden. De Vrouwen hadden zich voor de trein gegooid, wanneer men ze nog eens teruggestuurd had. We zouden in het Katholieke Beieren terecht komen (meer dan 90 van alle Sudeten-Duitsers ls Katho liek), maar Ineens ging er een gerucht over Hessen. Hessen was Evangelisch. In de buurt van Odewald zou onze nieuwe Heimat zijn. Wéér een kamp, maar daarna werden we toch met politie-assistentie gedeeltelijk bij de bevolking ondergebracht. Ik kreeg toen tijd om voor mezelf te zorgen. Een beetje comfort had ik zelf al in geen jaar gehad, aanspraak met andere priesters al evenmin, en dat ga je zo missen, Een gemeente-ambtenaar, die ons inkwartierde, wees me het huis van de deken. Toen kreeg ik dé grootste klap van mijn leven. „We zitten helemaal vol", zei ie. Ik zag twee dames, dat bleken later zijn zusters te zijn, Uit het raam hangen: die keken vol afgrijzen naar die vreemde schooier met z'n twee kapotte koffers en z'n deken aan een riem over de schouder. „Wat wou je eigen lijk?" vroeg de deken. „Een heel klein plaatsje, dat ik weer een paar dagen op adem komen kan tussen mijn confraters. Het triomfantelijk vuile lachje van de gemeente ambtenaar ook een communist maakte me wit heet. Ik zag sterretjes. „Goed", zei ik, „dan ga ik met mijn koffers hier op de markt zitten en zal iedere voorbijganger vertellen, dat ik als verjaagde Sudeten- priester bij de deken geen plaats kon krijgen Ik kreeg plaats, zijn beste logeerkamer, die nog leeg stond, kater zijn we vrienden geworden-och, hot was ook wel begrijpelijk van do ene kant, maar het heefl me ontzaglijk pijn gedaan, vooral toen ik de eerste keer nog merkte dat ik bespionneerd werd tij dens het Mis lezen: of ik wel priester was.... Op een conferentie voor vluchtelingen ontmoette ik de bisschop, die me kapelaan in Mainz maakte. Ik gehoorzaamde natuurlijk, maar vroeg hem, me zo gauw mogelijk terug naar mijn vluchteli-.gen in Ode wald te sturen. Ik heb het in Mainz erg goed gehad, al was het erg druk. 5 April '46 kreeg ik bericht dat ik naar Ober Hessen moest, hierheen, een kleine 150 km van Odewald al. Dat is me heel erg zwaar gevallen: een diaspora met vreemde parochianen.... ik kwam in de kou, niet alleen lichamelijk, maar vooral ook geestelijk.-.."*

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1951 | | pagina 7