inktpot j e van een Bespiegelingen Over levende ouden en dode modernen VAN BABY TOT BAKVIS v Schilderen met de fotolens m m De (boekenwereld gezien door 't oog van Godfried Bomans H r i m „DIT SLA IK NOOIT OVER r J ii 1 Boekenkast voor de jeugd Chesterton s keuze Kees Molkenboer zag Rotterdam in deze tijd Drie vrouwtjes uit Haddemerveen m Toch wetenswaardig DINSDAG 26 FEBRUARI 1952 PAGINA 4 Meesters in het stof Ironie der muzen Waar het om gaat high-brow ONTMOETING OP HET SCHRIJVERSBAL. Werken nr> k. Bloed en Liefde'' Eert sterfbed per avond SMS! Verrassing Bomans in Engeland CANADESE RADIO GEEFT ANTWOORD „HET NIJENHUIS" KOMT LEEG TE STAAN PASSIESPEL TE NIJMEGEN Het is weer Boekenweek Er bestaat bij het lezend publiek een bijna hartstochtelijke voorkeur voor nieuwe boeken. Het is alsof een roman extra-kwaliteiten bezit louter en alleen door 't feit dat hij nog nat is van de drukinkt en dat geen vroegere lezer er nog zijn oordeel over kan hebben uitgesproken. Ook in de literatuur heerst de slavernij van de actualiteit. Men zou zich hierover niet behoeven te verhazen wanneer het naar de nieuwste roman van Walschap, Greene of Vestdijk hunkerende publiek alle goede boeken doorgewerkt had die in vorige eeuwen geschreven werden. Edoch, in antiquariaten en bibliotheken staan duizenden voortreffelijke boeken ongevraagd en ongelezen. Gevraagd wordt het boek van de dag, het bock waarover gesproken wordt, zonder dat de koper er zich rekenschap van geeft dat het meestal een eendagsvlieg zal blijken te zijn. Want het is ontstellend hoe snel het modeboek veroudert. Ook in de wereld der letteren geldt dat wie zich beijvert om toch vooral modern te zijn, zichzelf veroordeelt spoedig ouderwets te worden. „De weg van de vorige eeuwen ligt bezaaid met dode modernen" zei Chesterton. Iemand zal, de zucht naar nieuwe lec tuur verdedigend, misschien zeggen dat de mens het eigentijdse zoekt, dat de lezer geconfronteerd wil worden met de denkbeelden en de levenservaring van zijn tijdgenoten, gehuld in het litteraire gewaad van zijn eigen eeuw. Wie ervan houdt zich te laten mee- ilepen door oude meesters van de roman kunst, kent echter het voor de moderne auteur ontmoedigende feit dat er niets nieuws onder de zon is, dat door heden daagse schrijvers eigenlijk geen enkel Idee wordt gelanceerd, waarover verge ten meesters reeds niet hun licht hebben laten schijnen. Dat hoogstens een bepaald aspect van een probleem door hen wordt geïsoleerd en wordt opgeblazen tot een belangrijkheid die er door vroegeren te recht niet aan werd gegeven. Er is trouwens reden om te betwijfelen of de drang naar het nieuwe boék wer kelijk voortspruit uit behoefte aan nieu we ideeën, wanneer men bedenkt dat nieuwe schrijvers veelal bewonderd wor den juist om hun gelijkenis met oude. Het absurde feit kan zich namelijk voordoen, dat een met een litteraire prijs die ziekte van onze tijd bekroonde romancier stormenderhand de boeken markt verovert omdat het juryrapport hem prijst als een auteur, die welhaast Jane Austen evenaart, terwijl de bijna geëvenaarde Jane zelf in het stof van de tweedehandsboekhar.de! achterblijft. Het is niet onze bedoeling de lezer tot een klassieken-maniak te maken die, zo als de professor waarover Du Perron spreekt, geen boek aanraakt dat niet minstens tien jaar oud is. Men herkent in zijn lectuur nu eenmaal graag de pols slag van de eigen tijd en bovendien is het bedrijf van nieuwe boeken lezen, waar aan wjj niet alleen ambtshalve verwoed meedoen, een te boeiend avontuur om dit iemand te wfllen onthouden. Maar wie meent dat het lezen van oude hoeken een minder boeiend avon tuur zou zijn, vergist zich. Men zou het de ironie der muzen kunnen noemen dat het een fonkelnieuw boek is waarin deze gedachte aan de hedendaagse lezer wordt voorgehouden. Het heeft de verdraag zame titel „Lezen en laten lezen" en het werd geschreven door een zeer rustige man die het zeer onrustige vak van dag bladschrijver beoefent. Zijn naam is (nog) niet erg bekend, maar zijn nogal zon derling pseudoniem des te beter. Lief hebbers van de schone letteren kennen hem als „het inktpotje", een naam, ont leend aan het kleine vignetje boven de artikelen die sinds 1945 vrijwel iedere week in „De Groene" verschenen. In deze artikelen, waarvan een aantal in het bedoelde boek zijn gebundeld be handelt mr G. H. M. van Huet zo hegt het inktpotje vooral oude boeken en hij doet dat op een zeer persoonlijke en van goede smaak getuigende manier. Van litteraire gewichtigdoenerij houdt hij niet en evenmin behoeft hij Freud en het existentialisme te hulp te roepen om het beeld van een romanheld of van een auteur die hem trof te schetsen in de ruim 1200 woorden die hem wekelijks gegund worden. Uit de talloze aspecten die een boek of een schrijver vertonen kiest hij er een, geeft daaraan kleur en sfeer en weet meestal een fascinerende binding met het heden te ontdekken. De atmosfeer van een armetierig morsig zolderkamertje laat hij de lezer ondergaan tot deze snakt naar frisse lucht om hem dan te vertellen dat hij nu precies het milieu gezien heeft waarin Balzac's Père Goriot lijdt en hunkert. Oblomov's grenzenloze luiheid beschrijft hij met een suggestiviteit die bijna gapen doet maar die ook de grootsheid van dit gesublimeerde beeld ener menselijke ondeugd doet beseffen. Vrijmoedig somt hij alle romantechni sche tekortkomingen op die men in Charlotte Brontë's „Jane Eyre" kan ontdekken om dan duidelijk te maken dat Jane Eyre desondanks een zeer groot meesterwerk is door de zuiverheid waarmee een persoonlijke verbeelding gerealiseerd werd. Want daar gaat het om in de litera tuur, niet om het spannende verhaal hoewel Van Huet zijn lezers laat water tanden van de avonturenverhalen van Charles Lever of van de schelmenroman „De brave soldaat Schwejk" van de Tsjech Hasek maar om de zeer per soonlijke reactie van een uitzonderlijke ziel op het leven. Die kan men vinden in romans maar nog meer in brieven en dagboeken, waarnaar dan ook de voor keur van het inktpotje uitgaat. Het was de lectuur van Goethe's autobiografie die hem deed ontdekken dat de Duitse meester geen standbeeld is maar een mens van vlees en bloed; in essays en brieven kon hij de geestelijke grootheid herkennen van de onopvallende kantoor klerk Charles Lamb, begreep hij hoe de verlegen Amiel, de mensenhater Flau bert, de armoedige Hebbel met hun ziel, die zij de maatschappij onthielden, vlucht ten naar het papier. Wanneer Van Huet's bespiegelingen tot resultaat hebben dat de betekenis van oude meesterwerken sterker gaat spreken, wanneer hij er werkelijk in ge slaagd is nieuwe belangstelling te wek ken voor boeken die werkelijk tellen, dan heeft hij de steeds groter wordende scha re van lezers het enige middel aan de hand gedaan om een gevoel te kweken voor niveau, om, zoals hij het zegt „het werkelijk waardevolle van het ephemere te onderscheiden". In materiële omstandigheden mogen wij boven die vroegere mensen zijn uit gegroeid, maar, zo besluit Van Huet een zijner opstellen „als wij er ons goed rekenschap van geven, zullen wij bemerken, dat onze vooruitgang ten slotte maar gedeelte lijk is en dat wij geestelijk lelijk zijn blijven steken. Die voorouders van ons leidden een meer autarkisch, d.i. ster ker, bestaan. Zij waren psychisch vol groeider dan wij. Zij hadden een kloe- ker besef van goed en kwaad. ZU wis ten beter raad met zichzelf. En zij had den zeer zeker meer zin voor traditie: hetgeen zeggen wil dat zij het gevoel hadden ergens bij te horen. Zij waren dan ook niet zulke verdwaalde „Ein- zelganger" als wij, die vaak niet weten waar wij het zoeken moeten en dan tenslotte maar in de grote hoop belan den. De grote hoop, voor wie de bio scoop bestemd is, het voetbalfestijn, de bonte radiotrein, de> danszaal en 'Forever Amber'." P. N.a.v. „Lezen en laten lezen" door mr G. H. M. van Huet Uitg. De Ar beiderspers, Amsterdam. Beroemde schrijvers worden vaak lastig gevallen met de vraag welk boek zij zouden meenemen in het onwaarschijnlijke geval dat zij op een onbewoond eiland terecht zouden komen. Toen men Chester ton deze vraag voorlegde was zijn antwoord even nuchter als bon dig: „Een handleiding voor een voudige scheepsbouwkunde". „Het verboden experiment" door Margaret Morrison. Uitg. Ad. M. C. Stok, Den Haag. Het heeft er aanvankelijk veel van dat deze nieuwe roman van de Engelse schrijfster serieus een doktersprobleem gaat behandelen; maar al gauw bemerkt de lezer dat het originele gegeven een andere kant uitkoerst en zich gaat be wegen in de richting van een volstrekt andersoortig experiment dat wij niet minder tot de verbodene zouden willen rekenen daar het neerkomt op de ge bruikelijke met-vuur-spelerij. Het is daarom en ook om de weinig christelijke opvattingen (inzonderheid inzake leven en dood) welke ondanks het menigmaal inroepen van Gods bijstand hier en daar naar voren komen, dat wij dit overigens goed gecomponeerde verhaal alleen aan meer-onderlegde volwassenen in handen zouden willen geven. De uitgever stak het als altijd in een voornaam kleed. Jammer dat de kwaliteit der vertaling daarmede weinig harmonieert. .r Zo kunt V bij het binnenkomen of het vertrek van de treinen in IF eslelijke richting van het D.P.-station te Rotterdam het massale, in zijn strakke lijnen schone Groolhandelsgebouw zien. Maar V was juist bezig V goed te instal leren, of maakte aanstalten om Uw jas aan te trekken, koffer of tas te grijpen; neem er eens 'n ogenblikje af. Het loont de moeite, zoals deze opname uit „De stad van Erasmus" laat zien. Fotograferen? Even afknippen en klaar is Kees. Kees was er zó niet mee klaar. Kees i Molkenboer een bekend persfotograaf in, Rotterdam en in heel Nederland heeft de stad, die hjj lief heeft als z'n oogappel, bezongen. Werkelijk bezongen, als een dichter. Hij heeft zijn Rolleiflex gehanteerd zoals de schilder zijn pen scel en Rotterdam doen zien in honder den opnamen. Geraffineerd soms, maar ook verwonderlijk in eenvoud en her haaldelijk zal de lezer of liever de kijker verbaasd staan over dat tafe reel, die straat, dat typische hoekje, allemaal dingen, die hij al jarenlang kende, die er ook zó uit konden zien. Dat was dan door het oog van de meester, de man, die zijn object kent en het liefheeft. Zo is er een hoek ontstaan, een kostbaar werk, dat Rotterdam het huidige vooral, het bouwende, zwoegen de Rotterdam compleet openlegt en dat men na het doorgebladerd te heb ben uit handen legt met de uitroep: zó is het, zó leeft de Rotterdammer, zó werkt hg. Dat is de grote verdienste van dit boek, „De stad van Erasmus" ge noemd. Het moet een hele onderneming geweest zijn om dit werk. dat ongeveer 360 foto's telt (waarvan vele de hele pagina beslaan) samen te stellen. Molkenboer moet maan denlang door de stad gezworven hebben en het aantal opnamen, dat hij heeft moe ten maken, om tot deze keus te geraken zal misschien wel het tienvoudige belopen Neem eens die openingspagina. De werk dag is afgelopen op een van de dokken. De arbeiders trekken weer naar buis. de rivier over met de overzetboot. Het bootje legt aan bij de steiger, eenieder wil snel er af, naar huis, naar het eten. Dèt is het moment, waarop Molkenboer zijn plaatje knipte. Rotterdamser kan het bijna niet. Er is een hoofdstuk ..Stoer Rotterdam", Wat denkt U dat een dergelijk hoofdstuk beter kan illustreren dan die vuistdikke kabéls gespannen rond de meerpalen? Natuurlijk ontbreekt de nieuwste foto van burgemeester mr P. Oud niet. Die kan men niet missen in dit boek (en we zijn er zeker van, dat Molkenboer als het zo ver is deze burgemeester zal missen en we zijn er lang niet zeker van, dat ook burgemeester Oud als hij (in ruste?) heengaat als burgemeester, zijn lijf-fotograaf niet zal missen. Die andere Rotterdammer, de man. die de personifi catie is van het bedrijfsleven, mr K. P. v. d. Mandele, heeft ook een ereplaats ge kregen en hij hóórt in dat hoofdstuk „Stoer Rotterdam". „Het huis waarin we wonen", is het deel waarin we geconfronteerd worden met de woonstad. We zien de omhoogstrevende flats, maar ook de schilderachtige, bijna onbewoonbare huisjes in een achteraf buurtje (en dat schilderachtige zit 'm meestal heus alleen aan de buitenkant). Prachtig heeft hij de bekende Oostplein- molen weer van een andere kant benaderd en met verbazing stelt U vast. hoe lande lijk, villadorp-achtig de Statensingel in Blijdorp er kan uitzien. „Ons dagelijks brood". Een machtig mooi onderwerp voor 'n man, die te ob serveren weet en dat Molkenboer geslaagd is, bewijst een overvloed van geslaagde beelden, waarin de haven kan het anders bij een stad. waarvan de burge meester ooit gezegd heeft: Rotterdam is een haven met een stad de boventoon voert. Pernis de oliehaven, het onbestreden domein van Matex, B.P M. en Caltex dat landelijk schoon moest offeren, heeft er industrieel schoon voor teruggekregen. Vreemd? Zie de foto's van deze installaties en U stelt met verbazing vast, dat ook zo Iets mooi kan zijn. Het wordende Rotterdam is riet ver geten en de „droom van een nieuwe stad vindt gestalte op de pagina's van dit boek. Andere hoofdstukken zijn „De bloeds omloop van een grote stad" (verkeer en techniek in beeld). „Kerk cn cultuur" (waarbij vooral de St Laurens een beurt krijgt) en „Wij trekken de deur achter pns dicht", een documentaire van de mogelijkheden, die Rotterdam en om geving op het gebied van ontspanning Itunnen leveren. De R'damse journalist L. W. Schrnldt maakte de tekst, die tot een beschrijving van het levende en werkende Rotterdam is uitgegroeid. J. A. Lebbink verzorgde de samenstelling van het geheel en het drietal, dat dit boek gestalte gaf, heeft alle eer van zijn werk. De uitgeverij (het was een Amsterdams bedrijf, dat deze uitgave aandurfde), heeft „De stad van Erasmus" geheel op kunstdrukpapier ge drukt, in een voortreffelijk kleed gestoken en deze zwart linnen band met goud moge in vele woningen vooral van de Rot terdammers een ere-plaats In de boe kenkast gaan innemen. Want dit verdient het zonder enige twijfel. N.a.v. „De stad van Erasmus" door Keea Molkenboer, uitgave „De Bezige Bij" Amsterdam. (Van een medewerkster) oe paradoxaal liet ook moge klinken: in veel gevallen koestert het kleine kind reeds groter overgave voor het boek dan menig volwassene zelfs voordat het lezen kan. Als 's avonds het ge kleurde prentenboek de kast in gaat, wordt het liedje van verlangen ge zongen, om nog een plaatje en bij die plaat het wondere verhaal dat vader of moeder met of zonder hulp van een begeleidende tekst weet te toveren rond een huisje van koek in een diep bos. Prentenboeken hoe vaak worden ze niet slordig en zonder interesse gekocht. „Ze kijken er in en dan verscheuren ze het toch", verontschuldigen vele ouderen zich. Maar ook aan het prentenboek kunnen wel degelijk eisen gesteld worden. Amerika romantiseert Een prentenboek voor het heel jonge kind moet naar onze smaak eenvoudige figuren of voorstellingen bevatten in primaire kleuren. Zo er tekst bij is moet die gedrukt zijn in grote lettertypen en liet verhaal dat voorgelezen of verteld kan worden, moet simpel zijn en met veel herhalingen, die de aandacht van het kind op vaste punten weet. te houdenIn Amerika waar prachtige en zeer goed kope prentenboekjes worden uitgegeven, menen we een tendens op te merken om minder met felle kleuren en blokkige figuren te werken, maar in de uitwer king van de voorstelling meer detail te leggen en dikwijls zelfs iets romantise- rends. Mijn ervaring is. dat zelfs het heel jonge kind veel plezier aan dergelijke boeken beleeft. Platen waar veel aan te ontdekken valt, vindt het nog mooier dan die, waarop het direct alles zietOok uit Amerika komen de afwasbare prenten boekjes met figuren van dieren er in, die we de kleuter in de box al kunnen geven- De boekjes waarin figuren van zijde of wol zijn geplakt, zodat het jonge kind de vormen van een konijntje of poes kan aftasten, heb ik hier echter nog niet ont dekt. Ouderen in de kinderkamer Gelukkig is de periode voorbij van die verhalen waar over de hoofden van de kinderen heen geschertst wordt met de ouderen. Vooral vlak na de oorlog leek dit weer mode te worden. Wij hebben er alleen aan overgehouden, dat geïnspireerd op de „nursery rhymes", aardige versjes boekjes zijn verschenen. Dat ook veel ouderen deze boekjes wij herinneren aan De Blikken Fluit van Daan 'Zonder land, het Fluitketeltje van Annie Schmidt en het Zwarte Schaap van Han Hoekstra niet gaarne uit hun verzameling willen missen, betekent niet, dat ze daarom voor kinderen ongeschikt zouden zijn. Aan de vertelselboeken is de laatste jaren in Nederland meer aandacht be steed. Geen geschenk is voor het kind groter dan een boek vol verhalen en platen, waaruit iedere avond wordt voor gelezen en hoe groot is de vreugde, wan neer het zodra de leeskunst machtig zelf de bekende verhalen uit het platte vlak van de bladzijde kan halen. Realisme gevraagd, Wanneer het kind goed en vlot lezen kan, in de meeste gevallen zo omstreeks 9 a 10 jaar, krijgt het behoefte aan een nieuw soort boeken. Het verhaal dat hij nu wil lezen, moet een achtergrond heb ben die hij begrijpen kan: het moet op school spelen, in bet huisgezin, onder een troepje vrienden, op het voetbalveld. Of het moet een groot avontuur verbeelden, een ontdekkingsreis, een pioniersverhaal. Het sprookjesachtige, het dromerige, de kling klang van versjes trekt hem nu niet meer aan. Het kind wil de realiteit, hoe die is of geweest is. leren kennen. Voor de leeftijd boven 12 jaar en ouder worden de moderne uitgaven dan meestal onderverdeeld in boeken voor meisjes en jongens. De jongensboeken hebben in hoofdzaak techniek of avontuur tot ach tergrond en in de zgn. bakvisboeken be ginnen de liefdeshistories op de blad tijden te ontluiken. Voor bakvissen Op zichzelf is er tegen dit thema in de boeken voor oudere meisjes geen bezwaar, maar de ouder houde er terdege rekening mee, dat er juist in dit genre boeken veel kaf onder het koren schuilt. Deze boeken beschrijven een meisjestype, waarvan de enige deugd schijnt te steken in vlotheid en mondainiteit. Dit moderne ideaal-type heeft een gevaarlijke aantrekkelijkheid voor de Er waren drie vrouwtjes uit Haddemer veen Katoenka. Baboenka en Hinkelebeen Katoenka zei tegen Baboenka: Juffrouw Mijn varken loopt harder dan 't varken van jou. 't Is wetes, t is welles, 't is nietes. 't is wel! Totii kwam er een ruzie, toen kwam - „er een rel! En Hinkelebeen zei enkel alleen Zo hard als mijn varken loopt er geen een Maar laten we t even proberen gaan. Kom: We lopen eenvoudig de wereld om. Uit „Het fluitketeltje" van Annie M. G. Schmidt. Prentje van Wim Bijmoer. opbloeiende meisjes, die nog niet vol doende zin voor de werkelijkheid heb ben om haar taak niet gretig te zien in two-seaters, kiss-proof en fuifjes. Ver loofdencursussen en retraites moeten dr%) later overhaast het levensbeeld reShttrekken, dat door eenzijdige lectuur is scheefgegroeid en meestal zal het resultaat van een dergelijke stoomcur sus in levenskunst en aanpassingsver mogen ver beneden het noodzakelijke blijven. Graham Greene aan het woord Er is de laatste decennia met veel ernst over het kinderboek getheoretiseerd. Veel verbeteringen zijn daarvan sedert Van Alphens waanwijze ventje zijn hoepel en priktol voor boeken verruilde, het gevolg geweest, maar het paedagogisch purita nisme van de laatste tijd heeft naar mijn smaak dikwijls met het badwater ook teveel van het kind weggegooid. Het stre ven om volkomen begrijpelijk te zijn, 0p de hurken te gaan zitten voor de kleine lezers, leidde wel eens tot een te veel uit bannen van de romantiek. Van welk een beslissende betekenis voor het latere leven de boeken waarmee het kind en de opgroeiende jeugd wordt groot gebracht zijn, is onlangs nog eens puntig en klaar omschreven door Graham Greene in „The lost Childhood": „Misschien hebben alleen in onzo jeugd boeken een werkelijk diepe in vloed op ons leven. In ons verdere leven bewonderen wij, laten wij ons onder houden en matigen wij misschien da kijk die we al hadden, maar zijn we in hoofdzaak geneigd om in de boeken lou ter een bevestiging te vinden van wat al in ons leefde". In het jongste geschrift van Gabriël Gorris „de Poort der Stilte" vormt de liefde in welhaast al haar vormen het centrale, telkens weerkerende thema. Deze roman schildert het leven van do christen op de bergtoppen van het goe de, en de afgronden van het kwade. Af gronden waarin ieder die het gebod der liefde niet nakomt, terecht kan komen, doch ook bergtoppen, die door elkeen met behulp van de barmhartige God kunnen worden bestegen. De hoofdpersoon Jean, in zijn hart een jaloers man, tracht zijn stelregel dat het bezit het einde van de begeerte is ook tegenover zijn vrouw Céline in prac- tljk te brengen. Het gevolg is dat deze meer en meer onder de invloed komt van de kunstschilder die haar portretteert, zoals diens vader ooit Jean's tante, wier levensgeschiedenis merkwaardige pun ten van overeenkomst met Céline's leven blijkt te vertonen, heeft geschilderd. (Deze dramatische overeenstemming is een procédé waarmee Gorris zijn litte rair vakmanschap overtuigend aan toont)'. Jean van zijn kant gaat door Céline's gedrag hoe langer hoe meer aandacht schenken aan een andere vrouw, tot voor Céline de toestand on houdbaar wordt en zij de echtelijke wo ning verlaat, waarna Jean zich uitslui tend aan zijn hobby, de landbouw, gaat wijden. Hierna breekt de stroom der gebeur tenissen los die naar de climax voert: Nadat Jean's bezittingen zijn verbrand, en hij zelfs de hand aan zichzelf heeft willen slaan, komt het tot de verzoening, die echter, na de geboorte van een zoon tje, eindigt met de dood van Céline. Het hoogtepunt van het verhaal ls, naar Gorris' eigen opmerking, ongetwij feld te vinden na de brand in de Heis terhof"; tot dat tijdstip is de climax langzaam opgevoerd. De auteur be schrijft uitvoerig de stemming en het ge- dachtenleven van de hoofdpersoon Jean, maar het blijkt, als het er op het hoog ste punt op aan komt de werking van de genade en de overtuigingskracht van het geloof aan te tonen, dat Jean s mo tieven toch niet veel meer dan ne our- germansangst om het koekkoekskind zpn 8 Naast de zeer goede kwaliteiten heeft dit boek ook tekortkomingen, wp menen b.v. dat de wijze, waarop in theologische debatten ongelovigen worden „versla gen", wat te gemakkelijk wordt beschre ven. Doch al met al is dit boek voor vol wassenen alleszins lezenswaard en voor het Katholieke roman-minnende publiek zeer zeker een aanwinst. (Van onze redacteur). In clo hall van hotel „Central" te Rotterdam zit Godfried Romans ver scholen achter de jongste aflevering van Pa Pinkelman. „Dit sla ik nooit over" zegt hij, „tenslotte dien ik zelf op de hoogste te zijn van mijn vol ledige werken". „Se voir imprimé", zo gaat hij verder, „blijft voor een auteur toch altijd opnieuw een wonderlijke belevenis. Er gaat blijkbaar een magische werking uit van het gedrukte woord, drukletters zijn in let terlijke zin Zi/ero-glyphen, en zij hebben bovendien de pleizierige eigen schap dat zij het geschrevene flatteren". Emmy van Lokhorst, die ook bij ons ge sprek aanwezig was, zit intussen te ge nieten van Pinkelman's laatste avonturen. „Dat schud je zeker uit je mouw, 's mor gens" voor je helemaal wakker bent", vraagt zij. „Neen", zegt Bomans. „Het klinkt misschien vreemd, maar het schrij ven van absurditeiten kost me veel meer moeite dan een ernstig stuk waarin je, voortdrijvend op je belezenheid, als van zelf verder werkt. Geen letter Shakespeare Emmy van Lokhorst schrijft behalve romans toneelkritieken voor De Gids en het is dus geen wonder dat ook het toneel in het gesprek wordt betrokken. Tot haar verbazing bekende Godfried Bomans ruiterlijk dat hij nimmer een let ter van Shakespeare gelezen heeft. „Ik houd niet van toneel", vervolgt Godfried, „en toch heb ik mijn debuut gemaakt met een toneelstuk, dat intussen 1200 op voeringen heeft beleefd. Het heet „Bloed en Liefde" en wij speelden de première toen ik in de vierde klas van het gym nasium zat. „Kijk, bent U schrijverl Da's toevallig, ik ben lezer". Dat was een meikwaardige opvoering. Wjj begonnen <>m 8 uur en om 1 uur 's nachts was er nog niets, dat op een naderend einde wees. De rector achtte nu het ogenblik gekomen om in te grij pen, eerst met de vriendelijke tact waaraan hij zijn benoeming dankte, toen dit echter niet afdoende bleek om onze dramatische ijver te temperen, met ge weld. Hij zond een gehelmde brandweer- is op dit gebied zeer merkwaardig en aan- man naar het toneel. Nu waren de mannelijke personages uit „Bloed en Liefde" allen gehelmd, en het stuurse, gebiedende optreden van de brandweer man tussen de helden uit het stuk paste zo verbluffend in de dramatiek van het spel, dat wij deze ogenblikken onmid dellijk als het hoogtepunt van de avond herkenden. Nooit heeft „Bloed en Lief de" zo'n succes gehad als bij deze première". Al pratend over zijn werk rijst de vraag van welk van zijn boeken hij het meeste houdt. „Ik houd van geen enkel mijner boeken. Bij het later herlezen voel je, dat je er toch niet meer helemaal achter staat, bij het ene (zoals „Pieter Bas" en „Buitelingen") minder, bij „Erik" sterker. „Wat ik nu eens zo graag zou schrijven, en ik hen ook vast van plan het te doen. is een bundel met opstellen over het sterf bed en de laatste woorden van grote mannen. Ik heb het materiaal bijeen om een 60-tal van die schetsen te schrijven". Wc opperen de mogelijkheid, dat de toe komstige lezer van deze bundel na het 34ste sterfbed niet meer opgewekt aan het 35ste zal beginnen. „Zo'n bundel", zegt Emmy ^an Lok horst, „zou men ook niet achter elkaar uit moeten lezen. Wat zou u zeggen van één gterfbedje per avond?". „Zonder gekheid", meent Bomans, „er Godfried als voetbalscheidsrechter grijpend materiaal te vinden dat heel wat oude mythen uit de wereld zou helpen. Hebben de gegevens van Bertrand over Napoleon's laatste dagen op St Helena niet de heroïsche legende verbrijzeld? Ook over Goethe's levenseinde heersen misvattingen, o.a. dat „Mehr Licht" zijn laatste woorden zouden zijn geweest. En dat dodenmasker van Beethoven, dat men overal boven de piano hangt, is maar een slap aftreksel van het diep ontroerende lijdende masker zoals het in werkelijk heid was". „Van Deyssel? Ja. over diens sterfbed zijn mij ook bijzonderheden bekend". En dan doet Bomans een verrassende mede deling. „Weet u, dat men mij heeft ge vraagd de litteraire nalatenschap van Van Deysse] te behartigen? Van Deyssel be hoorde tot het type van prinselijke grand- seigneur. die niet aU" Schrijft onmiddellijk publiceert en het is best mogelijk, dat er verrassende ontdekkingen voor de dag komen. Daar ls bijvoorbeeld een volkomen °"h(kel'd manuscript met memoires, terwijl in Baarn 16 kisten vol boeken en manuscripten staan die tijdens zijn leven niet geopend mochten worden. Wie weet komen hier binnenkort merk waardige geschriften of kostbare eer ste drukken van prof. Jozef Alberdingk ThUm ul* te voorschijn". Zoals men weet heeft Godfried Bomans onlangs enige maanden -in Engeland door gebracht om stof te verzamelen voor zijn Dickens-biografie. Als enig Nederlands lid van de Dickens-Feliows woonde hij daar de bijeenkomsten van dit zonderlinge ge nootschap bij. „Blozende mannen, die schijnbaar bij elkaar komen met geen andere bedoeling dan om het samen ge- n°egelijk te hebben". In Engeland zag hij ook de play-wrlgm Emlyn Williams in zijn creatie van Dic kens een creatie die hem na de Kdtte! damse Pickwlck-avond, waarbij nij in dezelfde rol als Williams verscheen, na tuurlijk na aan het hart ligt. „Die Williams brengt zijn nummer met een ongelooflijk raffinement op de plan ken. Het kleine zaaltje leek gebiologeerd door die eenzame figuur, gemarkeerd door een smalle lichtkegel, die alleen hem zichtbaar maakte. Zijn voordracht van „De seinwachter" was vol theatrale effecten en trucage zo deed het voorbij donde ren van de underground onder liet theater, iulst getimed op het ogenblik, dat In net verhaal de noodlottige trein nadert, een koude rilling door de zaal gaan. En zijn danken voor het applaus was groots van berekende theatraliteit. De hand op het stapeltje boeken van Dickens maakte het publiek duidelijk, dat niet hij, maar Dickens de hulde verdiende. Toen het applaus na dit effect nog deliranter op klonk, een korte buiging, niet naar het publiek, maar naar de boeken. Daarna volslagen duisternis, die ondanks het hartstochtelijk om een „cncorc" smekende publiek nog slechts enige seconden ver broken werd door het schijnsel van de lichtkegel, waarin de plaats van Williams verlaten bleek cn alleen de boeken op de zorgvuldig naar Dickens' origineel spreek gestoelte nagemaakte katheder even zicht baar werden Maar ik verpraat mtin tijd, Pinkel man smeekt om een voortzetting en het schrijversbal in Amsterdam wacht, zegt Bomans en hij spoedt zich naar de vol gende bijeenkomst, die hij met zijn onuit puttelijke levensvreugde, zijn fijne scherts en zijn boeiende verteltalent zal op luisteren. N.a.v. „De Poort der Stilte" door Ga briël Gorris. Uitgave Thijmfonds, Den Haag. De Nederlandse afdeling van de Cana dian Broadcasting Corporation te Mon treal, die de dagelijkse uitzendingen onder het motto „Canada roept Nederland" ver zorgt, zal in Maart beginnen met een „brievenbus"-ultzending. In deze uitzen dingen, 's Woensdagsavonds op de golf lengten 19,58 en 18,84 m. zal antwoord worden gegeven op vragen, die uit Neder land bij de C. B. C. Montreal binnen komen. De Canadese radio-omroep is voorts bezig met het treffen van voorbereidingen voor het bezoek aan Canada van H. M. de Koningin. Nederland zal tijdens dit be zoek dagelijks via de korte-golfzender op de hoogte worden gehouden van deze reis. De missionarissen van het H, Hart, die sinds 1942 onderdak hebben gevonden in het Wijhese kasteel „Het Nijenhuis", zul len in de Paasweek naar hun nieuwe te huis in Brummen vertrekken. In „Het Nijenhuis" ontvingen jonge priesterstu denten, die eens in Indonesië, de Philip- pijnen en Brazilië hun roeping zullen gaan vervullen, een deel van hun opleiding, namelijk de filosophte. Hierdoor zal 't bijzonder schilderachtig kasteel „Het Nijenhuis" voor de zoveelste maal in zijn geschiedenis een nieuwe be stemming krijgen. De adellijke geslachten Van Ittersum, Bentinck, Knobeldorff en Pallandt hebben hier in de loop van de eeuwen gewoond. Te Nijmegen is een comité gevormd, dat zich ten doel stelt om jaarlijks in de vastentijd een passiespel op te voeren. Aan het sp '1 zouden minstens honderd lekenspeiers kunnen deelnemen. In tegen, stelling met het passiespel te Tegelen zal het spel te Nijmegen, waarvan kap. A. van Veldhoven de samensteller is, meer een meditatief karakter dragen. De Passiespelen worden gegeven in de grote zaal der Vereniging en staan onder regie van de heel H. Kramer, muzikale illu straties naar composities van Bach eb Palestrina e.a. worden vertolkt door een orkest van Nijmeegse musici McCloy bezoekt Tsjoeikof. Bij een plechtige receptie op de Sovjet-ambas sade te Berlijn, bij gelegenheid van de dag van het Rode leger, waren onder de ongeveer 1000 bezoekers o.a. aanwezig: de Amerikaanse hoge commissaris McCloy, die zich geruime tijd met gene raal Tsjoeikof onderhield, en verder ver tegenwoordigers van het Franse hoge commissariaat, de Franse en Amerikaan se bevelhebbers in Berlijn, de Oostduitse president Pieck en premier Grotewohl. De Britten hadden geen vertegen woordigers gezonden wegens de rouw. De Franse minister voor de verbonden staten, Letourneau. heeft te Saigon ver klaard, dat het terugtrekken der Franse troepen geen grote wijziging in de Franse strategie inhoudt en een onderdeel is van een plan, dat reeds lang geleden is ont worpen. Nieuwe massa-deportaties in Hongarije. De communistische regering van Hon garije heeft de massa-deportaties van de bevolking van Boedapest, die verleden jaar de afschuw van geheel de beschaaf de wereld hebben opgewekt, op grote schaal hervat. Ook nu weer worden de niets vermoedende mensen, bij voorkeur des nachts, uit hun huizen gehaald en met achterlating van al hun bezittingen in vrachtauto's geladen en met onbeken de bestemming honderden kilometers ver weggevoerd. Contrdle op verzendingen. Elf Wes terse landen, waaronder de V. S. en de Benelux-landen, zijn overeengekomen de beperkingen ap het verzenden van strategische materialen naar communis- tiscim landen te verscherpen. Er zal een controlestelsel worden ingevoerd. Nederlands vlootbezoek aan Casa blanca. Zondag heeft de commandant van het Nederlandse flottielje, dat op het ogenblik een bezoek brengt aan Casa blanca, schout-bü-nacht F. D. Burghard, met zijn officieren een bezoek gebracht aan de Franse resident-generaal in Ma rokko, generaal Guillaume.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1952 | | pagina 4