inktpot j e
van een
Bespiegelingen
Over levende ouden en dode
modernen
VAN BABY
TOT BAKVIS
v
Schilderen met de fotolens
m
m
De (boekenwereld gezien door
't oog van Godfried Bomans
H
r
i m
„DIT SLA IK NOOIT OVER
r
J
ii
1
Boekenkast
voor de jeugd
Chesterton s keuze
Kees Molkenboer zag Rotterdam
in deze tijd
Drie vrouwtjes uit
Haddemerveen
m
Toch wetenswaardig
DINSDAG 26 FEBRUARI 1952
PAGINA 4
Meesters in het stof
Ironie der muzen
Waar het om gaat
high-brow
ONTMOETING OP HET SCHRIJVERSBAL.
Werken
nr>
k.
Bloed en Liefde''
Eert sterfbed per avond
SMS!
Verrassing
Bomans in Engeland
CANADESE RADIO GEEFT
ANTWOORD
„HET NIJENHUIS" KOMT
LEEG TE STAAN
PASSIESPEL TE NIJMEGEN
Het is weer Boekenweek
Er bestaat bij het lezend publiek een bijna hartstochtelijke voorkeur voor
nieuwe boeken. Het is alsof een roman extra-kwaliteiten bezit louter
en alleen door 't feit dat hij nog nat is van de drukinkt en dat geen
vroegere lezer er nog zijn oordeel over kan hebben uitgesproken. Ook
in de literatuur heerst de slavernij van de actualiteit. Men zou zich
hierover niet behoeven te verhazen wanneer het naar de nieuwste roman
van Walschap, Greene of Vestdijk hunkerende publiek alle goede boeken
doorgewerkt had die in vorige eeuwen geschreven werden. Edoch, in
antiquariaten en bibliotheken staan duizenden voortreffelijke boeken
ongevraagd en ongelezen. Gevraagd wordt het boek van de dag, het bock
waarover gesproken wordt, zonder dat de koper er zich rekenschap van
geeft dat het meestal een eendagsvlieg zal blijken te zijn. Want het is
ontstellend hoe snel het modeboek veroudert. Ook in de wereld der
letteren geldt dat wie zich beijvert om toch vooral modern te zijn, zichzelf
veroordeelt spoedig ouderwets te worden. „De weg van de vorige eeuwen
ligt bezaaid met dode modernen" zei Chesterton.
Iemand zal, de zucht naar nieuwe lec
tuur verdedigend, misschien zeggen dat
de mens het eigentijdse zoekt, dat de
lezer geconfronteerd wil worden met de
denkbeelden en de levenservaring van
zijn tijdgenoten, gehuld in het litteraire
gewaad van zijn eigen eeuw.
Wie ervan houdt zich te laten mee-
ilepen door oude meesters van de roman
kunst, kent echter het voor de moderne
auteur ontmoedigende feit dat er niets
nieuws onder de zon is, dat door heden
daagse schrijvers eigenlijk geen enkel
Idee wordt gelanceerd, waarover verge
ten meesters reeds niet hun licht hebben
laten schijnen. Dat hoogstens een bepaald
aspect van een probleem door hen wordt
geïsoleerd en wordt opgeblazen tot een
belangrijkheid die er door vroegeren te
recht niet aan werd gegeven.
Er is trouwens reden om te betwijfelen
of de drang naar het nieuwe boék wer
kelijk voortspruit uit behoefte aan nieu
we ideeën, wanneer men bedenkt dat
nieuwe schrijvers veelal bewonderd wor
den juist om hun gelijkenis met oude.
Het absurde feit kan zich namelijk
voordoen, dat een met een litteraire prijs
die ziekte van onze tijd bekroonde
romancier stormenderhand de boeken
markt verovert omdat het juryrapport
hem prijst als een auteur, die welhaast
Jane Austen evenaart, terwijl de bijna
geëvenaarde Jane zelf in het stof van de
tweedehandsboekhar.de! achterblijft.
Het is niet onze bedoeling de lezer tot
een klassieken-maniak te maken die, zo
als de professor waarover Du Perron
spreekt, geen boek aanraakt dat niet
minstens tien jaar oud is. Men herkent in
zijn lectuur nu eenmaal graag de pols
slag van de eigen tijd en bovendien is het
bedrijf van nieuwe boeken lezen, waar
aan wjj niet alleen ambtshalve verwoed
meedoen, een te boeiend avontuur om
dit iemand te wfllen onthouden.
Maar wie meent dat het lezen van
oude hoeken een minder boeiend avon
tuur zou zijn, vergist zich. Men zou het
de ironie der muzen kunnen noemen dat
het een fonkelnieuw boek is waarin deze
gedachte aan de hedendaagse lezer wordt
voorgehouden. Het heeft de verdraag
zame titel „Lezen en laten lezen" en het
werd geschreven door een zeer rustige
man die het zeer onrustige vak van dag
bladschrijver beoefent. Zijn naam is (nog)
niet erg bekend, maar zijn nogal zon
derling pseudoniem des te beter. Lief
hebbers van de schone letteren kennen
hem als „het inktpotje", een naam, ont
leend aan het kleine vignetje boven de
artikelen die sinds 1945 vrijwel iedere
week in „De Groene" verschenen.
In deze artikelen, waarvan een aantal
in het bedoelde boek zijn gebundeld be
handelt mr G. H. M. van Huet zo hegt
het inktpotje vooral oude boeken en
hij doet dat op een zeer persoonlijke en
van goede smaak getuigende manier. Van
litteraire gewichtigdoenerij houdt hij niet
en evenmin behoeft hij Freud en het
existentialisme te hulp te roepen om het
beeld van een romanheld of van een
auteur die hem trof te schetsen in de
ruim 1200 woorden die hem wekelijks
gegund worden. Uit de talloze aspecten
die een boek of een schrijver vertonen
kiest hij er een, geeft daaraan kleur en
sfeer en weet meestal een fascinerende
binding met het heden te ontdekken.
De atmosfeer van een armetierig
morsig zolderkamertje laat hij de lezer
ondergaan tot deze snakt naar frisse
lucht om hem dan te vertellen dat hij
nu precies het milieu gezien heeft
waarin Balzac's Père Goriot lijdt en
hunkert. Oblomov's grenzenloze luiheid
beschrijft hij met een suggestiviteit die
bijna gapen doet maar die ook de
grootsheid van dit gesublimeerde beeld
ener menselijke ondeugd doet beseffen.
Vrijmoedig somt hij alle romantechni
sche tekortkomingen op die men in
Charlotte Brontë's „Jane Eyre" kan
ontdekken om dan duidelijk te maken
dat Jane Eyre desondanks een zeer
groot meesterwerk is door de zuiverheid
waarmee een persoonlijke verbeelding
gerealiseerd werd.
Want daar gaat het om in de litera
tuur, niet om het spannende verhaal
hoewel Van Huet zijn lezers laat water
tanden van de avonturenverhalen van
Charles Lever of van de schelmenroman
„De brave soldaat Schwejk" van de
Tsjech Hasek maar om de zeer per
soonlijke reactie van een uitzonderlijke
ziel op het leven. Die kan men vinden in
romans maar nog meer in brieven en
dagboeken, waarnaar dan ook de voor
keur van het inktpotje uitgaat. Het was
de lectuur van Goethe's autobiografie
die hem deed ontdekken dat de Duitse
meester geen standbeeld is maar een
mens van vlees en bloed; in essays en
brieven kon hij de geestelijke grootheid
herkennen van de onopvallende kantoor
klerk Charles Lamb, begreep hij hoe de
verlegen Amiel, de mensenhater Flau
bert, de armoedige Hebbel met hun ziel,
die zij de maatschappij onthielden, vlucht
ten naar het papier.
Wanneer Van Huet's bespiegelingen
tot resultaat hebben dat de betekenis
van oude meesterwerken sterker gaat
spreken, wanneer hij er werkelijk in ge
slaagd is nieuwe belangstelling te wek
ken voor boeken die werkelijk tellen, dan
heeft hij de steeds groter wordende scha
re van lezers het enige middel aan de
hand gedaan om een gevoel te kweken
voor niveau, om, zoals hij het zegt „het
werkelijk waardevolle van het ephemere
te onderscheiden".
In materiële omstandigheden mogen
wij boven die vroegere mensen zijn uit
gegroeid, maar, zo besluit Van Huet een
zijner opstellen
„als wij er ons goed rekenschap van
geven, zullen wij bemerken, dat onze
vooruitgang ten slotte maar gedeelte
lijk is en dat wij geestelijk lelijk zijn
blijven steken. Die voorouders van ons
leidden een meer autarkisch, d.i. ster
ker, bestaan. Zij waren psychisch vol
groeider dan wij. Zij hadden een kloe-
ker besef van goed en kwaad. ZU wis
ten beter raad met zichzelf. En zij had
den zeer zeker meer zin voor traditie:
hetgeen zeggen wil dat zij het gevoel
hadden ergens bij te horen. Zij waren
dan ook niet zulke verdwaalde „Ein-
zelganger" als wij, die vaak niet weten
waar wij het zoeken moeten en dan
tenslotte maar in de grote hoop belan
den. De grote hoop, voor wie de bio
scoop bestemd is, het voetbalfestijn, de
bonte radiotrein, de> danszaal en
'Forever Amber'."
P.
N.a.v. „Lezen en laten lezen" door
mr G. H. M. van Huet Uitg. De Ar
beiderspers, Amsterdam.
Beroemde schrijvers worden
vaak lastig gevallen met de vraag
welk boek zij zouden meenemen in
het onwaarschijnlijke geval dat zij
op een onbewoond eiland terecht
zouden komen. Toen men Chester
ton deze vraag voorlegde was zijn
antwoord even nuchter als bon
dig: „Een handleiding voor een
voudige scheepsbouwkunde".
„Het verboden experiment" door
Margaret Morrison. Uitg. Ad. M.
C. Stok, Den Haag.
Het heeft er aanvankelijk veel van dat
deze nieuwe roman van de Engelse
schrijfster serieus een doktersprobleem
gaat behandelen; maar al gauw bemerkt
de lezer dat het originele gegeven een
andere kant uitkoerst en zich gaat be
wegen in de richting van een volstrekt
andersoortig experiment dat wij niet
minder tot de verbodene zouden willen
rekenen daar het neerkomt op de ge
bruikelijke met-vuur-spelerij. Het is
daarom en ook om de weinig christelijke
opvattingen (inzonderheid inzake leven
en dood) welke ondanks het menigmaal
inroepen van Gods bijstand hier en daar
naar voren komen, dat wij dit overigens
goed gecomponeerde verhaal alleen aan
meer-onderlegde volwassenen in handen
zouden willen geven. De uitgever stak
het als altijd in een voornaam kleed.
Jammer dat de kwaliteit der vertaling
daarmede weinig harmonieert.
.r
Zo kunt V bij het binnenkomen of het vertrek van de treinen in IF eslelijke
richting van het D.P.-station te Rotterdam het massale, in zijn strakke lijnen
schone Groolhandelsgebouw zien. Maar V was juist bezig V goed te instal
leren, of maakte aanstalten om Uw jas aan te trekken, koffer of tas te
grijpen; neem er eens 'n ogenblikje af. Het loont de moeite, zoals deze
opname uit „De stad van Erasmus" laat zien.
Fotograferen? Even afknippen
en klaar is Kees.
Kees was er zó niet mee klaar. Kees i
Molkenboer een bekend persfotograaf
in, Rotterdam en in heel Nederland
heeft de stad, die hjj lief heeft als z'n
oogappel, bezongen. Werkelijk bezongen,
als een dichter. Hij heeft zijn Rolleiflex
gehanteerd zoals de schilder zijn pen
scel en Rotterdam doen zien in honder
den opnamen. Geraffineerd soms, maar
ook verwonderlijk in eenvoud en her
haaldelijk zal de lezer of liever de
kijker verbaasd staan over dat tafe
reel, die straat, dat typische hoekje,
allemaal dingen, die hij al jarenlang
kende, die er ook zó uit konden zien.
Dat was dan door het oog van de
meester, de man, die zijn object kent en
het liefheeft. Zo is er een hoek ontstaan,
een kostbaar werk, dat Rotterdam het
huidige vooral, het bouwende, zwoegen
de Rotterdam compleet openlegt en
dat men na het doorgebladerd te heb
ben uit handen legt met de uitroep:
zó is het, zó leeft de Rotterdammer, zó
werkt hg. Dat is de grote verdienste van
dit boek, „De stad van Erasmus" ge
noemd.
Het moet een hele onderneming geweest
zijn om dit werk. dat ongeveer 360 foto's
telt (waarvan vele de hele pagina beslaan)
samen te stellen. Molkenboer moet maan
denlang door de stad gezworven hebben
en het aantal opnamen, dat hij heeft moe
ten maken, om tot deze keus te geraken
zal misschien wel het tienvoudige belopen
Neem eens die openingspagina. De werk
dag is afgelopen op een van de dokken.
De arbeiders trekken weer naar buis. de
rivier over met de overzetboot. Het bootje
legt aan bij de steiger, eenieder wil snel
er af, naar huis, naar het eten. Dèt is het
moment, waarop Molkenboer zijn plaatje
knipte. Rotterdamser kan het bijna niet.
Er is een hoofdstuk ..Stoer Rotterdam",
Wat denkt U dat een dergelijk hoofdstuk
beter kan illustreren dan die vuistdikke
kabéls gespannen rond de meerpalen?
Natuurlijk ontbreekt de nieuwste foto
van burgemeester mr P. Oud niet. Die
kan men niet missen in dit boek (en we
zijn er zeker van, dat Molkenboer als
het zo ver is deze burgemeester zal
missen en we zijn er lang niet zeker van,
dat ook burgemeester Oud als hij (in
ruste?) heengaat als burgemeester, zijn
lijf-fotograaf niet zal missen. Die andere
Rotterdammer, de man. die de personifi
catie is van het bedrijfsleven, mr K. P.
v. d. Mandele, heeft ook een ereplaats ge
kregen en hij hóórt in dat hoofdstuk
„Stoer Rotterdam".
„Het huis waarin we wonen", is het deel
waarin we geconfronteerd worden met de
woonstad. We zien de omhoogstrevende
flats, maar ook de schilderachtige, bijna
onbewoonbare huisjes in een achteraf
buurtje (en dat schilderachtige zit 'm
meestal heus alleen aan de buitenkant).
Prachtig heeft hij de bekende Oostplein-
molen weer van een andere kant benaderd
en met verbazing stelt U vast. hoe lande
lijk, villadorp-achtig de Statensingel in
Blijdorp er kan uitzien.
„Ons dagelijks brood". Een machtig
mooi onderwerp voor 'n man, die te ob
serveren weet en dat Molkenboer geslaagd
is, bewijst een overvloed van geslaagde
beelden, waarin de haven kan het
anders bij een stad. waarvan de burge
meester ooit gezegd heeft: Rotterdam is
een haven met een stad de boventoon
voert.
Pernis de oliehaven, het onbestreden
domein van Matex, B.P M. en Caltex
dat landelijk schoon moest offeren, heeft
er industrieel schoon voor teruggekregen.
Vreemd? Zie de foto's van deze installaties
en U stelt met verbazing vast, dat ook zo
Iets mooi kan zijn.
Het wordende Rotterdam is riet ver
geten en de „droom van een nieuwe stad
vindt gestalte op de pagina's van dit boek.
Andere hoofdstukken zijn „De bloeds
omloop van een grote stad" (verkeer en
techniek in beeld). „Kerk cn cultuur"
(waarbij vooral de St Laurens een beurt
krijgt) en „Wij trekken de deur achter
pns dicht", een documentaire van de
mogelijkheden, die Rotterdam en om
geving op het gebied van ontspanning
Itunnen leveren.
De R'damse journalist L. W. Schrnldt
maakte de tekst, die tot een beschrijving
van het levende en werkende Rotterdam
is uitgegroeid. J. A. Lebbink verzorgde
de samenstelling van het geheel en het
drietal, dat dit boek gestalte gaf, heeft
alle eer van zijn werk. De uitgeverij (het
was een Amsterdams bedrijf, dat deze
uitgave aandurfde), heeft „De stad van
Erasmus" geheel op kunstdrukpapier ge
drukt, in een voortreffelijk kleed gestoken
en deze zwart linnen band met goud moge
in vele woningen vooral van de Rot
terdammers een ere-plaats In de boe
kenkast gaan innemen.
Want dit verdient het zonder enige
twijfel.
N.a.v. „De stad van Erasmus" door Keea
Molkenboer, uitgave „De Bezige Bij"
Amsterdam.
(Van een medewerkster)
oe paradoxaal liet ook moge
klinken: in veel gevallen
koestert het kleine kind reeds
groter overgave voor het boek dan
menig volwassene zelfs voordat het
lezen kan. Als 's avonds het ge
kleurde prentenboek de kast in gaat,
wordt het liedje van verlangen ge
zongen, om nog een plaatje en bij
die plaat het wondere verhaal dat
vader of moeder met of zonder hulp
van een begeleidende tekst weet te
toveren rond een huisje van koek in
een diep bos.
Prentenboeken hoe vaak worden ze niet
slordig en zonder interesse gekocht. „Ze
kijken er in en dan verscheuren ze het
toch", verontschuldigen vele ouderen zich.
Maar ook aan het prentenboek kunnen wel
degelijk eisen gesteld worden.
Amerika romantiseert
Een prentenboek voor het heel jonge
kind moet naar onze smaak eenvoudige
figuren of voorstellingen bevatten in
primaire kleuren. Zo er tekst bij is moet
die gedrukt zijn in grote lettertypen en
liet verhaal dat voorgelezen of verteld
kan worden, moet simpel zijn en met veel
herhalingen, die de aandacht van het
kind op vaste punten weet. te houdenIn
Amerika waar prachtige en zeer goed
kope prentenboekjes worden uitgegeven,
menen we een tendens op te merken om
minder met felle kleuren en blokkige
figuren te werken, maar in de uitwer
king van de voorstelling meer detail te
leggen en dikwijls zelfs iets romantise-
rends.
Mijn ervaring is. dat zelfs het heel
jonge kind veel plezier aan dergelijke
boeken beleeft. Platen waar veel aan te
ontdekken valt, vindt het nog mooier dan
die, waarop het direct alles zietOok uit
Amerika komen de afwasbare prenten
boekjes met figuren van dieren er in, die
we de kleuter in de box al kunnen geven-
De boekjes waarin figuren van zijde of
wol zijn geplakt, zodat het jonge kind de
vormen van een konijntje of poes kan
aftasten, heb ik hier echter nog niet ont
dekt.
Ouderen in de kinderkamer
Gelukkig is de periode voorbij van die
verhalen waar over de hoofden van de
kinderen heen geschertst wordt met de
ouderen. Vooral vlak na de oorlog leek dit
weer mode te worden. Wij hebben er
alleen aan overgehouden, dat geïnspireerd
op de „nursery rhymes", aardige versjes
boekjes zijn verschenen. Dat ook veel
ouderen deze boekjes wij herinneren
aan De Blikken Fluit van Daan 'Zonder
land, het Fluitketeltje van Annie Schmidt
en het Zwarte Schaap van Han Hoekstra
niet gaarne uit hun verzameling willen
missen, betekent niet, dat ze daarom voor
kinderen ongeschikt zouden zijn.
Aan de vertelselboeken is de laatste
jaren in Nederland meer aandacht be
steed. Geen geschenk is voor het kind
groter dan een boek vol verhalen en
platen, waaruit iedere avond wordt voor
gelezen en hoe groot is de vreugde, wan
neer het zodra de leeskunst machtig
zelf de bekende verhalen uit het platte
vlak van de bladzijde kan halen.
Realisme gevraagd,
Wanneer het kind goed en vlot lezen
kan, in de meeste gevallen zo omstreeks
9 a 10 jaar, krijgt het behoefte aan een
nieuw soort boeken. Het verhaal dat hij
nu wil lezen, moet een achtergrond heb
ben die hij begrijpen kan: het moet op
school spelen, in bet huisgezin, onder een
troepje vrienden, op het voetbalveld. Of
het moet een groot avontuur verbeelden,
een ontdekkingsreis, een pioniersverhaal.
Het sprookjesachtige, het dromerige, de
kling klang van versjes trekt hem nu niet
meer aan. Het kind wil de realiteit, hoe
die is of geweest is. leren kennen.
Voor de leeftijd boven 12 jaar en ouder
worden de moderne uitgaven dan meestal
onderverdeeld in boeken voor meisjes en
jongens. De jongensboeken hebben in
hoofdzaak techniek of avontuur tot ach
tergrond en in de zgn. bakvisboeken be
ginnen de liefdeshistories op de blad
tijden te ontluiken.
Voor bakvissen
Op zichzelf is er tegen dit thema in de
boeken voor oudere meisjes geen bezwaar,
maar de ouder houde er terdege rekening
mee, dat er juist in dit genre boeken veel
kaf onder het koren schuilt. Deze boeken
beschrijven een meisjestype, waarvan de
enige deugd schijnt te steken in vlotheid
en mondainiteit.
Dit moderne ideaal-type heeft een
gevaarlijke aantrekkelijkheid voor de
Er waren drie vrouwtjes uit Haddemer
veen
Katoenka. Baboenka en Hinkelebeen
Katoenka zei tegen Baboenka: Juffrouw
Mijn varken loopt harder dan 't varken
van jou.
't Is wetes, t is welles, 't is nietes.
't is wel!
Totii kwam er een ruzie, toen kwam
- „er een rel!
En Hinkelebeen zei enkel alleen
Zo hard als mijn varken loopt er geen
een
Maar laten we t even proberen gaan.
Kom:
We lopen eenvoudig de wereld om.
Uit „Het fluitketeltje" van Annie
M. G. Schmidt. Prentje van Wim
Bijmoer.
opbloeiende meisjes, die nog niet vol
doende zin voor de werkelijkheid heb
ben om haar taak niet gretig te zien in
two-seaters, kiss-proof en fuifjes. Ver
loofdencursussen en retraites moeten
dr%) later overhaast het levensbeeld
reShttrekken, dat door eenzijdige lectuur
is scheefgegroeid en meestal zal het
resultaat van een dergelijke stoomcur
sus in levenskunst en aanpassingsver
mogen ver beneden het noodzakelijke
blijven.
Graham Greene aan het woord
Er is de laatste decennia met veel ernst
over het kinderboek getheoretiseerd. Veel
verbeteringen zijn daarvan sedert Van
Alphens waanwijze ventje zijn hoepel en
priktol voor boeken verruilde, het gevolg
geweest, maar het paedagogisch purita
nisme van de laatste tijd heeft naar mijn
smaak dikwijls met het badwater ook
teveel van het kind weggegooid. Het stre
ven om volkomen begrijpelijk te zijn, 0p
de hurken te gaan zitten voor de kleine
lezers, leidde wel eens tot een te veel uit
bannen van de romantiek.
Van welk een beslissende betekenis voor
het latere leven de boeken waarmee het
kind en de opgroeiende jeugd wordt groot
gebracht zijn, is onlangs nog eens puntig
en klaar omschreven door Graham Greene
in „The lost Childhood":
„Misschien hebben alleen in onzo
jeugd boeken een werkelijk diepe in
vloed op ons leven. In ons verdere leven
bewonderen wij, laten wij ons onder
houden en matigen wij misschien da
kijk die we al hadden, maar zijn we in
hoofdzaak geneigd om in de boeken lou
ter een bevestiging te vinden van wat
al in ons leefde".
In het jongste geschrift van Gabriël
Gorris „de Poort der Stilte" vormt de
liefde in welhaast al haar vormen het
centrale, telkens weerkerende thema.
Deze roman schildert het leven van do
christen op de bergtoppen van het goe
de, en de afgronden van het kwade. Af
gronden waarin ieder die het gebod der
liefde niet nakomt, terecht kan komen,
doch ook bergtoppen, die door elkeen
met behulp van de barmhartige God
kunnen worden bestegen.
De hoofdpersoon Jean, in zijn hart
een jaloers man, tracht zijn stelregel dat
het bezit het einde van de begeerte is
ook tegenover zijn vrouw Céline in prac-
tljk te brengen. Het gevolg is dat deze
meer en meer onder de invloed komt van
de kunstschilder die haar portretteert,
zoals diens vader ooit Jean's tante, wier
levensgeschiedenis merkwaardige pun
ten van overeenkomst met Céline's leven
blijkt te vertonen, heeft geschilderd.
(Deze dramatische overeenstemming is
een procédé waarmee Gorris zijn litte
rair vakmanschap overtuigend aan
toont)'. Jean van zijn kant gaat door
Céline's gedrag hoe langer hoe meer
aandacht schenken aan een andere
vrouw, tot voor Céline de toestand on
houdbaar wordt en zij de echtelijke wo
ning verlaat, waarna Jean zich uitslui
tend aan zijn hobby, de landbouw, gaat
wijden.
Hierna breekt de stroom der gebeur
tenissen los die naar de climax voert:
Nadat Jean's bezittingen zijn verbrand,
en hij zelfs de hand aan zichzelf heeft
willen slaan, komt het tot de verzoening,
die echter, na de geboorte van een zoon
tje, eindigt met de dood van Céline.
Het hoogtepunt van het verhaal ls,
naar Gorris' eigen opmerking, ongetwij
feld te vinden na de brand in de Heis
terhof"; tot dat tijdstip is de climax
langzaam opgevoerd. De auteur be
schrijft uitvoerig de stemming en het ge-
dachtenleven van de hoofdpersoon Jean,
maar het blijkt, als het er op het hoog
ste punt op aan komt de werking van
de genade en de overtuigingskracht van
het geloof aan te tonen, dat Jean s mo
tieven toch niet veel meer dan ne our-
germansangst om het koekkoekskind zpn
8 Naast de zeer goede kwaliteiten heeft
dit boek ook tekortkomingen, wp menen
b.v. dat de wijze, waarop in theologische
debatten ongelovigen worden „versla
gen", wat te gemakkelijk wordt beschre
ven.
Doch al met al is dit boek voor vol
wassenen alleszins lezenswaard en voor
het Katholieke roman-minnende publiek
zeer zeker een aanwinst.
(Van onze redacteur).
In clo hall van hotel „Central" te Rotterdam zit Godfried Romans ver
scholen achter de jongste aflevering van Pa Pinkelman. „Dit sla ik nooit
over" zegt hij, „tenslotte dien ik zelf op de hoogste te zijn van mijn vol
ledige werken". „Se voir imprimé", zo gaat hij verder, „blijft voor een
auteur toch altijd opnieuw een wonderlijke belevenis. Er gaat blijkbaar
een magische werking uit van het gedrukte woord, drukletters zijn in let
terlijke zin Zi/ero-glyphen, en zij hebben bovendien de pleizierige eigen
schap dat zij het geschrevene flatteren".
Emmy van Lokhorst, die ook bij ons ge
sprek aanwezig was, zit intussen te ge
nieten van Pinkelman's laatste avonturen.
„Dat schud je zeker uit je mouw, 's mor
gens" voor je helemaal wakker bent",
vraagt zij. „Neen", zegt Bomans. „Het
klinkt misschien vreemd, maar het schrij
ven van absurditeiten kost me veel meer
moeite dan een ernstig stuk waarin je,
voortdrijvend op je belezenheid, als van
zelf verder werkt.
Geen letter Shakespeare
Emmy van Lokhorst schrijft behalve
romans toneelkritieken voor De Gids en
het is dus geen wonder dat ook het
toneel in het gesprek wordt betrokken.
Tot haar verbazing bekende Godfried
Bomans ruiterlijk dat hij nimmer een let
ter van Shakespeare gelezen heeft. „Ik
houd niet van toneel", vervolgt Godfried,
„en toch heb ik mijn debuut gemaakt met
een toneelstuk, dat intussen 1200 op
voeringen heeft beleefd. Het heet „Bloed
en Liefde" en wij speelden de première
toen ik in de vierde klas van het gym
nasium zat.
„Kijk, bent U schrijverl Da's toevallig, ik ben lezer".
Dat was een meikwaardige opvoering.
Wjj begonnen <>m 8 uur en om 1 uur
's nachts was er nog niets, dat op een
naderend einde wees. De rector achtte
nu het ogenblik gekomen om in te grij
pen, eerst met de vriendelijke tact
waaraan hij zijn benoeming dankte, toen
dit echter niet afdoende bleek om onze
dramatische ijver te temperen, met ge
weld. Hij zond een gehelmde brandweer- is op dit gebied zeer merkwaardig en aan-
man naar het toneel. Nu waren de
mannelijke personages uit „Bloed en
Liefde" allen gehelmd, en het stuurse,
gebiedende optreden van de brandweer
man tussen de helden uit het stuk paste
zo verbluffend in de dramatiek van het
spel, dat wij deze ogenblikken onmid
dellijk als het hoogtepunt van de avond
herkenden. Nooit heeft „Bloed en Lief
de" zo'n succes gehad als bij deze
première".
Al pratend over zijn werk rijst de vraag
van welk van zijn boeken hij het meeste
houdt. „Ik houd van geen enkel mijner
boeken. Bij het later herlezen voel je,
dat je er toch niet meer helemaal achter
staat, bij het ene (zoals „Pieter Bas" en
„Buitelingen") minder, bij „Erik" sterker.
„Wat ik nu eens zo graag zou schrijven,
en ik hen ook vast van plan het te doen.
is een bundel met opstellen over het sterf
bed en de laatste woorden van grote
mannen. Ik heb het materiaal bijeen om
een 60-tal van die schetsen te schrijven".
Wc opperen de mogelijkheid, dat de toe
komstige lezer van deze bundel na het
34ste sterfbed niet meer opgewekt aan
het 35ste zal beginnen.
„Zo'n bundel", zegt Emmy ^an Lok
horst, „zou men ook niet achter elkaar
uit moeten lezen. Wat zou u zeggen van
één gterfbedje per avond?".
„Zonder gekheid", meent Bomans, „er
Godfried als voetbalscheidsrechter
grijpend materiaal te vinden dat heel wat
oude mythen uit de wereld zou helpen.
Hebben de gegevens van Bertrand over
Napoleon's laatste dagen op St Helena
niet de heroïsche legende verbrijzeld?
Ook over Goethe's levenseinde heersen
misvattingen, o.a. dat „Mehr Licht" zijn
laatste woorden zouden zijn geweest. En
dat dodenmasker van Beethoven, dat men
overal boven de piano hangt, is maar een
slap aftreksel van het diep ontroerende
lijdende masker zoals het in werkelijk
heid was".
„Van Deyssel? Ja. over diens sterfbed
zijn mij ook bijzonderheden bekend". En
dan doet Bomans een verrassende mede
deling. „Weet u, dat men mij heeft ge
vraagd de litteraire nalatenschap van Van
Deysse] te behartigen? Van Deyssel be
hoorde tot het type van prinselijke grand-
seigneur. die niet aU" Schrijft
onmiddellijk publiceert en het is best
mogelijk, dat er verrassende ontdekkingen
voor de dag komen. Daar ls bijvoorbeeld
een volkomen °"h(kel'd manuscript met
memoires, terwijl in Baarn 16 kisten vol
boeken en manuscripten staan die tijdens
zijn leven niet geopend mochten worden.
Wie weet komen hier binnenkort merk
waardige geschriften of kostbare eer
ste drukken van prof. Jozef Alberdingk
ThUm ul* te voorschijn".
Zoals men weet heeft Godfried Bomans
onlangs enige maanden -in Engeland door
gebracht om stof te verzamelen voor zijn
Dickens-biografie. Als enig Nederlands lid
van de Dickens-Feliows woonde hij daar
de bijeenkomsten van dit zonderlinge ge
nootschap bij. „Blozende mannen, die
schijnbaar bij elkaar komen met geen
andere bedoeling dan om het samen ge-
n°egelijk te hebben".
In Engeland zag hij ook de play-wrlgm
Emlyn Williams in zijn creatie van Dic
kens een creatie die hem na de Kdtte!
damse Pickwlck-avond, waarbij nij in
dezelfde rol als Williams verscheen, na
tuurlijk na aan het hart ligt.
„Die Williams brengt zijn nummer met
een ongelooflijk raffinement op de plan
ken. Het kleine zaaltje leek gebiologeerd
door die eenzame figuur, gemarkeerd door
een smalle lichtkegel, die alleen hem
zichtbaar maakte. Zijn voordracht van „De
seinwachter" was vol theatrale effecten
en trucage zo deed het voorbij donde
ren van de underground onder liet theater,
iulst getimed op het ogenblik, dat In net
verhaal de noodlottige trein nadert, een
koude rilling door de zaal gaan. En zijn
danken voor het applaus was groots van
berekende theatraliteit. De hand op het
stapeltje boeken van Dickens maakte het
publiek duidelijk, dat niet hij, maar
Dickens de hulde verdiende. Toen het
applaus na dit effect nog deliranter op
klonk, een korte buiging, niet naar het
publiek, maar naar de boeken. Daarna
volslagen duisternis, die ondanks het
hartstochtelijk om een „cncorc" smekende
publiek nog slechts enige seconden ver
broken werd door het schijnsel van de
lichtkegel, waarin de plaats van Williams
verlaten bleek cn alleen de boeken op de
zorgvuldig naar Dickens' origineel spreek
gestoelte nagemaakte katheder even zicht
baar werden
Maar ik verpraat mtin tijd, Pinkel
man smeekt om een voortzetting en het
schrijversbal in Amsterdam wacht, zegt
Bomans en hij spoedt zich naar de vol
gende bijeenkomst, die hij met zijn onuit
puttelijke levensvreugde, zijn fijne scherts
en zijn boeiende verteltalent zal op
luisteren.
N.a.v. „De Poort der Stilte" door Ga
briël Gorris. Uitgave Thijmfonds, Den
Haag.
De Nederlandse afdeling van de Cana
dian Broadcasting Corporation te Mon
treal, die de dagelijkse uitzendingen onder
het motto „Canada roept Nederland" ver
zorgt, zal in Maart beginnen met een
„brievenbus"-ultzending. In deze uitzen
dingen, 's Woensdagsavonds op de golf
lengten 19,58 en 18,84 m. zal antwoord
worden gegeven op vragen, die uit Neder
land bij de C. B. C. Montreal binnen
komen.
De Canadese radio-omroep is voorts
bezig met het treffen van voorbereidingen
voor het bezoek aan Canada van H. M. de
Koningin. Nederland zal tijdens dit be
zoek dagelijks via de korte-golfzender op
de hoogte worden gehouden van deze reis.
De missionarissen van het H, Hart, die
sinds 1942 onderdak hebben gevonden in
het Wijhese kasteel „Het Nijenhuis", zul
len in de Paasweek naar hun nieuwe te
huis in Brummen vertrekken. In „Het
Nijenhuis" ontvingen jonge priesterstu
denten, die eens in Indonesië, de Philip-
pijnen en Brazilië hun roeping zullen gaan
vervullen, een deel van hun opleiding,
namelijk de filosophte.
Hierdoor zal 't bijzonder schilderachtig
kasteel „Het Nijenhuis" voor de zoveelste
maal in zijn geschiedenis een nieuwe be
stemming krijgen. De adellijke geslachten
Van Ittersum, Bentinck, Knobeldorff en
Pallandt hebben hier in de loop van de
eeuwen gewoond.
Te Nijmegen is een comité gevormd,
dat zich ten doel stelt om jaarlijks in de
vastentijd een passiespel op te voeren.
Aan het sp '1 zouden minstens honderd
lekenspeiers kunnen deelnemen. In tegen,
stelling met het passiespel te Tegelen
zal het spel te Nijmegen, waarvan kap.
A. van Veldhoven de samensteller is,
meer een meditatief karakter dragen. De
Passiespelen worden gegeven in de grote
zaal der Vereniging en staan onder regie
van de heel H. Kramer, muzikale illu
straties naar composities van Bach eb
Palestrina e.a. worden vertolkt door een
orkest van Nijmeegse musici
McCloy bezoekt Tsjoeikof. Bij een
plechtige receptie op de Sovjet-ambas
sade te Berlijn, bij gelegenheid van de
dag van het Rode leger, waren onder de
ongeveer 1000 bezoekers o.a. aanwezig:
de Amerikaanse hoge commissaris
McCloy, die zich geruime tijd met gene
raal Tsjoeikof onderhield, en verder ver
tegenwoordigers van het Franse hoge
commissariaat, de Franse en Amerikaan
se bevelhebbers in Berlijn, de Oostduitse
president Pieck en premier Grotewohl.
De Britten hadden geen vertegen
woordigers gezonden wegens de rouw.
De Franse minister voor de verbonden
staten, Letourneau. heeft te Saigon ver
klaard, dat het terugtrekken der Franse
troepen geen grote wijziging in de Franse
strategie inhoudt en een onderdeel is van
een plan, dat reeds lang geleden is ont
worpen.
Nieuwe massa-deportaties in Hongarije.
De communistische regering van Hon
garije heeft de massa-deportaties van de
bevolking van Boedapest, die verleden
jaar de afschuw van geheel de beschaaf
de wereld hebben opgewekt, op grote
schaal hervat. Ook nu weer worden de
niets vermoedende mensen, bij voorkeur
des nachts, uit hun huizen gehaald en
met achterlating van al hun bezittingen
in vrachtauto's geladen en met onbeken
de bestemming honderden kilometers ver
weggevoerd.
Contrdle op verzendingen. Elf Wes
terse landen, waaronder de V. S. en de
Benelux-landen, zijn overeengekomen de
beperkingen ap het verzenden van
strategische materialen naar communis-
tiscim landen te verscherpen. Er zal een
controlestelsel worden ingevoerd.
Nederlands vlootbezoek aan Casa
blanca. Zondag heeft de commandant van
het Nederlandse flottielje, dat op het
ogenblik een bezoek brengt aan Casa
blanca, schout-bü-nacht F. D. Burghard,
met zijn officieren een bezoek gebracht
aan de Franse resident-generaal in Ma
rokko, generaal Guillaume.