PASEN IN HET LAND DER
BLOEIENDE GAARDEN
KERl
Een maand van mijn leven"
Leonardo de
Kunstenaar, geleerde,
Raadselachtige
technicus
en.... snob
D'
D
H1
H'
VOOR „REEPJESHOED" GEEN
Weekend in het Normandische
paradijs
PROF. BROM:
^AIJffiüAG 12 APRIL 1952
PAGINA 5
HILVERSUM
Bloem-gothiek
Land van verrassingen
Appelbloesem
Een vreemde ontmoeting
Geestdrift
Hamlet
Nieuwe lijn
Tivaalf sch ilderwerken
Modern
Klanten gaan zelf bepalenwelk model zij
verkiezen
te
draven
De glimlach
Grote invloed
Van onze Parijse correspondent)
JNORMANDIE,
April 1952.
'e Normandische bo
dem is breed gol-
vend. Als we de
lntëestrekte weideland-
8<hapj)en -n (|e Qa]vat]os
0verzien op onze speur-
Haar oude Paas
ei" ruiken, moeten we
aan Holland denken.
•baar er is een verschil
bant de horizon, evenals
lri Holland in een zeer
^Cr verschiet gelegen,
^°rdt hier gemarkeerd
1 °or zwaar beboste lieu-
Waar de rivieren
S|r°Oen is de natuur niet
l"inder wijd, want de
on er® klimmen eveti^ns Normandische.
j l' Haar een ver verschiet.
R rijke bodem draagt kleur in elk seizoen en zo moet het landschap
a'lijd zijn geweest, ook toen de Noormannen er kwamen om zich in dat
"ardse paradijs voor goed te vestigen. Dat is nu ruim duizend jaren
gleden. Sindsdien heeft een bewogen geschiedenis het feodale hertogdom
ln de moderne maatschappij binnengevoerd door strijd, veroveringen en
s°dsdienstoorlogen heen, maar afgezien van enkele grote steden, heeft
'et weelderige landschap alle transformaties in zijn natuurschoon weten
ÏÏ'PUBUUOJJ S|B lda.T3.oUO oz
b ('gr a f enisgi Iden
zelfde zang waarmee eeuwen geleden de
jeugd van het voorgeslacht het ook had
gedaan.
Maar een zeer vreemde ontmoeting staat
de bezoeker in vele oude Normandische
stadjes te wachten. Daar kan het gebeuren
dat 't niet de klokkcluider is die voorop
gaat. of de „suisse'* in zp veldwachters-
costuum uit het tweede Keizerrijk,
maar een belledrager in een zeer opmer
kelijke kledij.
In de Goede Week, in het bijzonder bij
de Goede-Vrijdag-Kruisweg, maar ook op
de feestdagen van het kerkelijk jaar,
heeft ce rondgang plaats der „confre-
lieën", de broederschappen, die hier in
Normandië zijn overgebleven als „cha-
rités", en die zich toeleggen op het be
graven der doden. Zij zijn nagenoeg de
enigen die overgebleven zijn uit de tijden
van het gildewezen en zijn dan ook zeer
merkwaardig uitgedost. In de oude ker
ken hebben ze nog hu.n kapel, die de
dodenkapel is In een rek naast het al-
taar is de plaats voor de staf van de
majorüomus, voor de lantaarns der kaars-
drag'eis en voor de staven met het oude
schild, die de baardragers in de vrije
hand nouden.
Vóór Pasen is reeds hun taak vervuld.
Van Palmzondag al zijn ze om beurten
naar de kerkhoven geweest, want in Nor-
mandie worden niet alleen met Aller-
zielen, doch ook van Passiezondag tot
Pasen de graven der familieleden met
palmkransen bedekt.
(Advertentie)
geheel nieuwe cursus,1
samengesteld door een)
Eerw. Pater
Dominicaan
Bijzonder geschikt voor
koorzangers, onderwlj-
zers(essen) en allen die j
dieper willen doordrin
gen in de rijke liturgie
van de Katholieke Kerk.
Vraagt ons geïllu
streerd prospectus
B efcende
schriftelijk
ci[t[0x5
v ^elfs het ras heeft een eigen karakter
<j;,*aard dat niet alleen uitkomt in de
Lilt neuzen van mannelijke en vrouwe-
SD bewoners, maar ook in een nagenoeg
(j^eekwoordelijke onverschrokkenheid in
®chroom om ja of neen te zeggen in de
naar jurid'sche betwisting, in die ge-
ia o'Ucht, door de rijke'bodem gevoed en
tie s grote waarde die gehecht wordt aan
^aaltijd.
ae Btuurlijk biijft de inslag der Noorman-
Jt;/1 voornamelijk in de landelijke bevol-
tl0 behouden. Van zware landarbeid
v'0o 1 de Normandier niet, hij geeft de
aieur aan de gemakkeiijker veeteelt
hem gebondenheid van dit werk valt
Vq? n'et zwaar want hij is hokvast en
0Jaa' n'et gemakkelijk zijn „clos" zijn
bn„e, h°eve door wallen met zwaar ge-
e be' vierkant omsloten min
Z beveiliging tegen de
^hermen. verweer om
stormen dan tra-
het „mijn" te be-
De Noormannen kozen dit gebied als
'and van vestiging en hadden al spoe-
O'g Normandië tegen vreemde indrin
gers te verdedigen. Zij waren weldra
L rL genoeg niet alleen om zich de
^ranse baronnen van het lijf te houden,
ï^aar ook om de verovering van Enge-
'j?nd te ondernemen.
weelde van de bodem maakte hen
zji'nC?er hard en toen Olaf de Noor, met
!en o®nden was gekomen om de aanval-
- V*n Eudes van Chartres af te slaan,
regen de Ierse predikers die Bretagne
Voor het Christendom wonnen al spoe
dig gelegenheid Olaf in Rouaan te doen
dopen.
vA'an dat ogenblik af bloeiden over heel
jt°rmandië de machtige abdijen op en de
KU?aglijke burchten der machthebbers.
machtige bouwkunst der middeleeuwen
j h»d er ingang toen die reeds haar hoog-
had bereikt, maar de Nor'mandi-
»j0 e fiikdommen gaven haar nieuwer en
'n fbher leven en dat schonk Normandië
ljijr v'a Normandie ook Engeland de sier-
k]0e vormen der bloem-gothiek. Hof en
bl0 er deden wetenschap e.n kunst op-
'Op*
e|»» en en Normandië heeft reeds aan
Soj,i historie een invloedrijke eultuurge-
ly
'edenis. Ontegenzeglijk hebben be-
°ge
st
frisse lovers, zo heeft dc Normandi-
natuuroverdaad altijd haar wonden
jaren, soms zelfs een eeuw strijd,
v0' land niet gespaard cn dat is zelfs
l«;n Scsaa"n tot in de !aatste oorlog. Maar
een bouwval zijn scheuren bedekt
verbergen.
Andaar dat Normandië het land
van verrassingen is. Door de wijze
Waarop een schone natuur er steeds
Weg wijst naar een merkwaardige his-
De. De mooiste route naar Normandië
S misschien de Seine maar niet minder
u^.voorlijk is J" j
door de rustpoze van het vermaarde
„trou Normand" worden onderbroken.
Een siesta, waartoe de calvados vanzelf
dwingt.
De Paasvuren zijn reetjs lang uit de
gebruiken verdwenen, alleen het vuur
voor Sint-Jan is overgebleven. Maar er is
iets anders. Reeds op Paasmaandag vangt
in de stoeterijen het opsieren der paar
den aan voor de Paasmarkten, want Nor
mandië is het land der beroemde stoete
rijen, van de staats-stoeterijen van het
„Haras du Pin waar de vermaarde ren
paarden hu«n gasthuis vinden, tot de niet
minder vermaarde van een Boussac of
Pant a an id J ij <*e an"^re ^Ja^naten van Longchamp en
uuagruei en de Heems- Deauville. Maar er is ook een inheems
kinderen ™s; dat uit LaPerche kom?.
Dat is het k9r^edrongen, ongelofelijk
zware Normandische werkpaard, dat het
ros der Vièr Heemskinderen onder zijn
voorvaderen teit. Als zo'n dier op de
markt Graaft, dan is het eerst recht feest
voor de Normandiërs, oude Noor-
mannenbloed niet willen verloochenen.
Ja. m Normandië is nog traditie te
vinden.
i in dp volkstraditie hel gas
tronomisch hoogfeest en een Normandisch
3 le,ts versphrikkelijks voor
nu., «Ie solide maag van de Noor-
R heeft Pantagruel is niet voor
üuln ..land Schoren! Zo*.n Norman-
f,3 381 ™aaItlJ,i duur!- van 's middags
tot dat de avond valt en moet dan ook
het dit laagland
binnen
81 3I.HlIAO.ld U03') 'IIJTHOAJIOOA 31
gaan van de Anjou uit. Daar heeft Nor
mandië ook z'n .klein Zwitserland", want
de Zuidgrens is' wel niet hoger dan eeri
flinke kerktoren, maar de heuvels daar
worden niettemin alpen genoemd. Ze
tijken natuurlijk helemaal niet op a.pen
want die heuvels zijn overdad.g begroeid
en de boomgaarden klimmen er van de
lage weiden op tot de k.ar9m?2 en ,anf i
in het voorjaar dragen zij de b.oesemlast i
als werden ze alleen voor de schoonheid I
onderhouden.
Onderhouden worden de bomen overi
gens'in het geheel niet. Br wordt geen
hand naar uit gestoken dan om ze te
planten, of om ze als ze zijn omgewaa d
naar het vuur te drdgen. In een der
grootste appelgebieden worden d?
vruchten niet geplukt; men laat ze rij
pen tot ze vallen; als ze gevallen zijn
laat men ze rotten, als ze gerot zijn
worden ze bijeengeharkt en naar de per
sen gedragen die de goudgele appelmost
te voorschijn brengen, die na een gis
tingsproces de champagnekieurige cider,
de Normandische volksdrank, wordt.
Het proces gaat nog iets verder; men
verstookt cider tot de sterk geestrijke
drank, die van geslacht op geslacht het
ras blijft uitdunnen. Dat is een minder
mooie geschiedenis.
Er is niemand die er aan denkt die
Normandische appels te eten. Ze zijn
wrang en keihard en zelfs voor het vee
gevaarlijk. Maar die onooglijke appel
tjes komen van een prachtige bloesem
en die bloesem is in Normandië te vin
den van Pasen tot eind Juni toe. Die
geeft zulk een blauw-rose pracht aan
het landschap dat men Normandië het
„pays des pommiers fleuris" is gaan
noemen. Maar die bloelende gaarden
zijn tevens de weiden en in die weiden
bevindt zich het prachtige vee dat Nor
mandië tot een land van- room maakt.
IN zulk een traditioneel-katholiek land
heeft men nog kans gebruiken te vin
den zoals de profane Paasviering die
in de 'loop der tijden tot gewoonte heeft
vemaakt Een week-end in Domfront. dat
SfhM in der oudste burchten
Normandië draagt, a een piachtig u
gangspunt om de Normandische traditie
te bespieden.
Reeds op de weg daarheen zagen we
vronwen en kinderen met de gevlochten
benhen waarop het deeg voor de feestvia
naar de bakker wordt gebracht. In Dom-
Ironi zelf waren dé klokken juist uit
Kome teruggekeerd of de kinderen ver
toonden zich reeds met dc palmpasen, als
bu ons door lekkernijen doorstoken en
Cn z"verpapicr opgevrolijkt.
Klokke.uider en koorknapen gingen van
huis tot huis met het bebloemde mandje
Voorstudie voor het Sforza-monument, gedateerd 1488.
(Van onze redacteur)
SOMS kan een toevallig
woord, een terloops
gemaakte opmerking
iemand raker typeren, dan
een lange lijst van biografi
sche bijzonderheden. Deze
gedachte viel ons in toen
we ons gesprek mejt profes
sor Brom nauwelijks begon
nen waren. Even nadat de
professor zijn jas en zijn
onafscheidelijke alpinomuts-
,je aan de kapstok had ge
hangen en met grote be
slistheid een tafeltje in het
Nijmeegse stationsrestaurant
had uitgezocht, trok hü ten
aanval. „Begin Maart schre
ven sommige bladen dat ik
70 geworden was", zegt hij
met zijn zachte, zekere
stem. „Daarmee heeft men
rnjj wederrechtelijk een
maand van mijn leven ont
nomen".
Niemand zal zeggen
dat dit de meest diepzinnige
mededeling is die prof.
Brom ooit deed. Maar toch....
als men een critische instel
ling tegenover het gedruk
te woord, een speels-ironi-
sche manier om zijn critiek
te uiten, een werklust die
zich geen maand ontstolen
wenst te zien en een strijd
baarheid die na 50 jaar in
het voorste gelid van het
Katholieke geestesleven nog
niets aan elan heeft verlo
ren, kenmerkend mag ach
ten voor de geleerde apostel
die prof. Brom is, dan heeft
hij met deze opmerking een
klein zelfportret geschetst.
een vergelijking te trekken.
„Wanneer ik de tegenwoor
dige katholieke studenten
bladen lees, mis ik daarin
die geestdrift. Het schijnt
dat het gezelligheidsleven
de studentenmaatschappij is
gaan overwoekeren, en in
de katholieke studentenpers
vindt dit zijn iveerslageen
overdaad aan divertisse
ment, geschreven in 'n soort
geheimtaal, heeft het getui
genis verdrongen. De dingen
van het geloof zijn blijkbaar
zo vanzelfsprekend dat men
vergeet ze uit te spreken".
Professor Brom is een te
crttisch mens om zonder
meer laudator temporis acti
te zijn. „Ik weet wel dat er
een oorlog geweest is, die
Wetenschap en
geloofsijver
AT is professor Brom, de
fiere, soms grimmige
paladijn van de ka
tholieke strijdbaarheid ten
voeten uit. Maar het is
slechts één kant van het
portret, dat ook de ge
leerde heeft uit te beelden.
Wetenschap en geloofsijver
vormen bij hem een eenheid
waarin noch de gewetens
volle objectiviteit van de
wetenschapman, noch de
vurigheid van de apostel te
kort komen. Zijn proefschrift
over Vondel's bekering,
waarop hij in 1907 cum lau-
de promoveerde en dat hij
vak de literatuur eerst
op zijn 65ste jaar benoemen,
zijn eruditie was veelzijdig
genoeg om hem ook als
kunsthistoricus tot de pro
minenten te doen behoren.
Hij vertelt ons van enige
belangrijke promoties, die
binnenkort op het gebied der
vergelijkende letterkunde
tegemoet kunnen worden
gezien, o.a. over de katho
lieke roman en over de mis
sie in de literatuur.
ET volgend jaar zal
het eeuwfeest van het
herstel der katholieke
hiërarchie in Nederland
worden gevierd.
Er zal dan veel gesproken
en geschreven worden over
de katholieke emancipatie
en het kan niet anders of
het aandeel dat prof. Brom
hierin heeft gehad als ge
loerde. als verdediger van de
katholieke beginselen, als
geestelijk leider en als histo
rieschrijver der katholieke
cultuur zal dan in zijn volie
omvang worden gewaar
deerd.
De eerste sporen van dit
aandeel zijn vastgelegd in
de opzienbarende bijdragen
die de jonge Gerard Brom
als derdejaars-student onder
pseudoniem schreef in het
Annuarium van de katho
lieke studenten dat hij juist
50 jaar geleden mede ten
doop hield.
Niet zonder een zekere
trots spreekt hij over die tijd.
„In 1902 telde de katholieke
studentenmaatschappij in
Nederland amper 200 leden.
Maar wij voelden ons opge
nomen in een beweging. Wij
waren vol geestdrift".
Wie 50 jaar lang in het
academisch milieu een rol
van betekenis heeft ge
speeld kan het niet laten
Prof. dr Gerard Brom wordt op 17 April 70 jaar. Hjj
zal die dag afwezig zijn. Op 23 Mei houdt hij om
3 uur in de aula van de Katholieke Universiteit te
Nijmegen zijn openbaar afscheidscollege.
als een nachtvorst op de
bloesem viel" zegt hij. „Ik
ben ook niet blind voor de
vooruitgang die in 't katho
lieke kamp is geboekt: meer
onderlinge critiek en rui
mer contact met anders
denkenden. Is er echter
een evenredige vooruitgang
in saamhorigheidsgevoel f
De huidige jongeren pro
fiteren volop van de mo
gelijkheden, die thans voor
de katholieke intellectuelen
geschapen zijn. Maar voor
het politieke lichaam dat
deze vooruitzichten hielp
openen vind ik bij hen wei
nig begrip".
later omwerkte tot het
prachtige boek „Vondel's
geloof" is gevolgd door een
stroom van publicaties in
zijn blad „De Beiaard" en in
vele boeken, die zijn puntige
stijl, zijn fijne smaak op de
gebieden van beeldende
kunst en letterkunde, zijn
weergaloze kennis van de
katholieke beweging in de
vorige eeuw en de altijd aan
wezige ondergrond van ka
tholieke bezieling tonen.
De Nijmeegse universiteit,'
waarvan hij bijna de enige
nog actieve professor van
het oorspronkelijke corps is,
mocht hem in zijn eigenlijke
Wat is het voor
een boek?
"ET gesprek raakt dan
het probleem van de
katholieke roman en
van de katholieke lit
teraire critiek. Ook op dit
gebied heeft prof. Brom zich
een geweldige ontwikkeling
zien voltrekken. Lachend
herinnert hij zich dat hem
als 10-jarige door een vrienu
op een boek werd gewezen.
„Wat is het voor boek?"
vroeg hij. „Een roman", ant
woordde de jongen, waarop
de toekomstige professor in
de algemene letterkunde
het advies afwees met een
breed armgebaar dat de
toenmalige katholieke op
vatting van de verwerpelijk
heid van de roman als genre
onderstreepte.
Thans is er in de katho
lieke critiek een neiging te
bespeuren naar het andere
uiterste. De moderne artist
houdt de absolute autono
mie hoog. Maar voor de
katholiek moeten andere
normen gelden. V moet mij
niet verkeerd begrijpen. Ik
zie het probleem der katho
lieke literatuur niet als een
alternatief tussen letterkun
dige autonomie en pastorale
zorg. We behoeven niet
preuts te zijn, maar we mo
gen ook niet alleen aesthe-
tisch oordelen. Het naaste
doel is schoonheid, maar het
laatste doel gaat daar ver
bovenuit".
We werpen op, dat er zelfs
als het laatste doel gediend
wordt, dingen geschreven
kunnen worden, die de ka
tholieke criticus voor ern
stige problemen stelt.
Prof. Brom maakt een ge
baar van twijfel. „Het is
moeilijk", zegt hij. „Maar wij
hebben het woord van Pau-
lus: Pas op dat Uw vrijheid
geen aanstoot geeft aan de
zwakken. Dat is een norm".
En heel rustig laat hij erop
volgen: „Ik geloof, dat uit
het huidige debat over de
katholieke critiek wel een
oplossing zal voortkomen.
Als wij, katholieken, het niet
kunnen regelen, wie zal het
wèl kunnen?"
En dan is het tijd. Prof.
Brom gaat een promotie bij
wonen en wij wensen de
vitale en militante professor
nog vele vruchtbare jaren in
zijn teruggetrokkenheid te
Wychen, waar hij zijn boek
over de emancipator Broere
hoopt te voltooien.
te om hun paaseieren af te bedelen met dc-
(Van een medewerker)
j^/Tn lielangelo, Leonardo da Vinei en Rapliaël, drie namen die het heeld
ile s I°-U°Cpen Van (1C 1h>SC Renaissa,,ce en van de hoogste perfectie in
151^10 i'kun?l De 'l,ie £roten hebben elkander gekend en waren in
te ver° k"1'''1 l?n,ne' maar voor vriendschap waren hun karakters
lid vanU!eeiÈ'°Pelld: Mi(helanëel°' ,!e moeilijk levende titaan, overtuigd
handschrift k e" Vaak onrenietbaar mens, Raphael, die het fraaiste
die van dr i*" i*''" 1)CZat' de ,,leester van de gesloten compositie,
de raadsel uYr r kla88iekc i(leaal 1,et dichtst benaderde, en Leonardo,
niet alleen' en 'Rg«nstelhng lot de heide anderen was Leonardo
schilder, tèkenaVa°r0r d" eC,Ste P'aats k"»stcnaar* Hi was
en uitvoerend .arehltcct' beeldhouwer, philosoof, dichter, componist
oorlogsingenieur "'tT' atllleet en mathematicus, physicus en anatoom,
sluizen, hoorn.arhi, "f r!"T,]C"t"lakcr' 'nj geerde feesten ontwierp
i h.ttmt mnr =1 luclitscliepen en onderzeeers, en dit alles niet als
T««l« PM' >"i V.» he.
achter dit gewel3i„
schuil. Ai wetf6 oeUvr8
gewoonten, gezondheid We
Hoeve in bloeiend Normandië.
Maar
gaat fwrnnten sezonriïT ."clen we over
zijn gew0,0."!!^ |a„ 3 'Cl cn oordeel
over de d'fe J^irirn nauwelijks
iets, uit Ain g se ïnften kunnen wij
distilleren dat hu naast Vele - andere
eigenschappen, een ongelofelijk werk-
iult en een diep begnp van fio Men
selijke gevoelens had dat zjjn levensop
vatting verre van normaal was, dat hij
alleen leefde dingen Van dé
geest en toegenegenheid en liefde miste.
Hij moet, ondanks zun innemende ver
schijning, die alle drie zijn vroegste
biografen noemen, ondanks zijn behoef
te aan conversatie een eenzame geweest
zijn, «del en hooghartig, waarschunlij];
snel geïrriteerd, en zeker, in hoge mate,
een snob.
Waarschijnlijk schilderde hu niet.
graag, maar hield veel van iRekenen;
gejaagd door zijn inventie, bestond een
schilderkundig probleem voor hem met
meer als hü het doorzag.
Hij blijft een raadselachtige, dien
Kenneth Clark <le Hamlet van de Kunst
geschiedenis liceft genoemd, omdat ieder
die hem wil begriipen, hein moet her
scheppen. Burckhardt zei dat men naar
de geweldige trekken van zijn wezen
steeds zal moeten blijven gissen, ^'cchts
de moderne Kunstgeschiedenis heeft het
mogelijk gemaakt, althans de kunste
naar Leonardo in een betrekkelijk ob
jectief licht te plaatsen. Nog in de 19e
eeuw was dit geenszins het geval, net,
schitterende opstel, dat Walter Pater
aan hem gewijd heeft is voor een groot
deel gebaseerd op werken die niet van
zijn hand zijn. Het dichtst kan men
hem wellicht nog benaderen met de
regels van Kilke: „wohnen im Gewoge
und keine Heimat haben in der Zeit".
OP 22 Maart 1508 schreef Leonardo
in het huis van Piero di Bracchio
Martelli waar hü vertoefde, dat hij
begonnen was een collectie aan te
leggen van aantekeningen over alle
dingen waar hij belang instelde.
Naast futiliteiten, die ons kinderach
tig aandoen, zien we er grootse plan
nen om bergen met tunnels te door
snijden, rivierbeddingen te verleggen,
(zo wilde hij de Arno van Pisa tot Flo
rence kanaliseren), anatomische stu
dies (hü onderzocht meer dan 30 lü-
ken), gegevens over juiste proporties,
over acoustiek, de structuur van
bergen etc. Daarnaast vindt men
reeksen aphorismen („Een welbesteed
leven is lang". „God verkoopt alle goe
de dingen, de prüs die wjj ervoor be
talen is moeite"), raadgevingen aan
jonge kunstenaars naast gewone aan
tekeningen, die men eerder in het dag
boek van een romantisch kunstenaar
verwachten zou („op Vrjjdag 9 Aug.
1504 heb ik 10 ducaten uit mijn kast
genomen").
Een aparte plaats nemen de ont
werpen voor gebouwen in; hij heeft
b.v. een centrale koepel voor de dom
van Milaan ontworpen, evenals een
nooit uitgevoerd model voor een koe
pelkerk, die eveneens in Milaan
moest komen. Dat de centrale aan
leg hem het meest interesseerde kan
ons van de vriend van Bramante
niet vreemd toeschijnen.
Bij het doorküken van deze notities
vergeet men nooit dat hij een groot
kunstenaar was; zün aantekeningen
staan vol prachtige schetsen, en juist
daardoor blüven ze boeiend, ook al ver
diept men zich niet in de (in spiegel
schrift) geschreven tekst.
OM de kunstenaar Leonardo te leren
kennen kan men zich het best
verdiepen in de tekeningen, die in
groten getale bewaard zijn. Beter dan
de wrakken van de schilderüen zün zü
in staat ons een idee te geven van zün
zeldzame begaafdheden, zün beheersing
van de techniek en de plaats die hü in
de kunstontwikkeling inneemt. Zjjn üjn
is niet meer de Florentijnse, die de om
trekken scherp bepaalt, zij is gevoeliger,
zij tast de voorwerpen en personen die
hij tekende als het ware af, waardoor
zijn tekeningen levendiger en üler zjjn
dan die van zün tijdgenoten, en voor
uitlopen op de bladen van Guereino.
Maar op zijn tüdgenoten, met name in
Florence, zal hü de grootste indruk
gemaakt hebben als Schilder. Als schil
der ook werd hü door koning Frans 1
uitgenodigd naar Frankrjjk te komen, en
talrjjke belangrüke opdrachten wüzen
op zijn grote naam op dit gebied.
Het is daarom te meer te betreuren
dat wij van zijn schilderwerken er slechts
een twaalftal over hebben, die met enig
recht eigenhandig genoemd kunnen wor
den, en deze weinige werken zijn zonder
uitzondering in een slechte toestand.
Wat we er van zien kunnen, maakt dui
delijk dat we voor de «'erken van een
geniaal kunstenaar staan. Het is moeilijk
dit werk in de ontwikkeling van de
Renaissance te plaatsen. Het heeft een
onmiskenbaar romantisch karakter,
maar generalisaties hebben geen vat
op Leonardo, en zeker is zijn werk
niet met academische maten te meten.
Want terwijl zijn aanleg sterk naar het
romantische trekt, heeft hij door ra
tionele «'erkzaamheid de hoge Renais
sance voorbereid en ingeleid, zodat W'öll-
flin de hoge Renaissance, de klassieke
kunst, laat beginnen met zijn Laatste
Avondmaal. Hij schept de door elemen
taire assen bepaalde compositie, die
Raphael heeft beïnvloed; zijn tekening
voor de Aanbidding van de Koningen
uit 1481 is het vroegste bewijs, dat
we hebben voor een meetkundig ver
antwoorde indeling van het slak.
Uit zijn schilderüen blükt nog een
andere trek: hü was een modem kun
stenaar, niet meer de middeleeuwse
meester, die zich als handwerksman
beschouwde. We weten dit uit moeilük-
heden, die hü had met de prior van
Santa Maria delle Grazie, omdat hü
daar vaak dagenlang het penseel niet
ter hand nam om dan weer naar eigen
inval hele dagen aan een stuk te
schilderen.
Van het Laatste Avondmaal, zijn
meest beroemde werk, kunnen we niet
meer dan een zeer vaag idee krjigen.
Reeds in 1556 was de toestand slecht,
en sindsdien is het vele malen gerestau
reerd, alleen sinds 1800 reeds vijf
maal. De laatste oorlog, toen de refter
muur enige maanden onbeschut aan
alle weersgesteldheden bloot heeft
gestaan, heeft de toestand allerminst
goed gedaan.
O
PARIJS, April
2i van de onbegrijpelijkste dingen in de couture is de voorstellingdie een
J couturier zich gewoonlijk van een hoed maakt. Niemand, is er ooit, achter
rtunnen komen, welke eisen de couturiers aan hoeden stellen. Er is haast geen
°f de vreemdste en meest onflatteuze hoofddeksels worden bij de elegant-
nnri i ten getoond. Dit jaar staan bij sommige couturiers de hoeden als grote
Paadehstoelen of als kaarsendompers recht op de hoofden ran de mannequins.
7%*°r,me,i nooit een geheel met het toilet en rallen heel beslist uit de toon.
tra de meest intelligente mannequindie het simpelste jurkje tot zijn recht weet
trJi n '1. komen, heeft onder een dergelijk ding een verwezen gezicht, Én dat is toch
het allerlaatste wat een vrouw van een hoed verwacht!
Haast, zou men denken, dat de cou
turiers expres zulke rare gevallen ont
werpen om de klanten het dragen van
een hoed tegen te maken, maar dat kan
toch ook weer niet, want. hun mode-
ateher is meestal zeer uitgebreid. Waar-
schunlijk maken ze dus voor hun klan
ten andere boeden dan die, welke ze bij
de collectie tonen.
De aandacht trekken doen die padden
stoel-modellen echter wel. Laatst kwam
op een^ cocktail 'n jong toneelspeelstertje
met zo n hoed binnen. Niemand had meer
oog voor de werkelijk aardige hoeden,
die de meeste dames droegen en allen
keken met verbazing naar het geval, dat
ze quasi onbevangen op het hoofd droeg.
Gelukkig hebben de modistes het
voorbeeld van de couturiers niet gevolgd
en komen ze met leuke vlotte modellen.
't Nieuw soort metaalstro en het laize
de paille lenen zich büzonder voor ge
drapeerde hoeden en baretten, Büna alle
modellen zijn in de breedte met enigs
zins schuine ooglün. Garneringen blij
ven schaars.
De eerste voorjaarshoeden waren
eigenlük niet meer dan een „reepje
hoed", dat van het ene oor naar het an
dere liep maar de klanten willen daar
niet aan. Het hoedje moet ook het
grootste gedeelte van het achterhoofd
bedekken, daar de reepjeshoed een onbe
rispelijk kapsel eist.
Wat de modisten ook zeggen de da
mes blijven op haar stuk staan. De tijd,
dat de mode-orakelen devotelijk werden
aangehoord is voorbij. De mode past zich
nu aan de wens der klanten aan, ter-
wül dit vroeger juist andersom geschied
de. Dit is nog wel niet tot alle modepo
tentaten doorgedrongen, maar noodge
dwongen zullen ze zich aan die veran
derde opvattingen moeten aanpassen
De meest gangbare modellen blijven
de bérets. Hun model wüzigt zich
Zelfportret in rood krijt van de
ongeveer 60-jarige Leonardo da
Vinei, dat zich thans te Turijn
bevindt.
Hoe groot zün roem was blükt dui
delijk uit het feit, dat toen het karton
van zijn Anna te Drieën in 1501 vol
tooid was (zijn meest klassieke stuk,
dat herinneringen aan het Parthe-
nonfries oproept en in Londen be-
waard wordt), er dagen lang enthou-
siaste Florentijnen langs paradeérden
et te bewoi
Kleine hoed van gevlochten zijden
stro. (Model Marthe).
maar heel weinig, zodoende is het nu
heel gewoon geworden langer dan èén
seizoen dezelfde hoed te dragen zonder
met 'n oudmodisch ding te lopen. Dit was
voor zeer korte tijd nog absoluut onmo
gelijk want de hoeden waren het ene
seizoen zo hoog als een bruiloftstaart om
enkele maanden later wel platte panne
koeken te lüken. Dergelijke bruuske ver
anderingen van model zijn onmogelük
geworden. De na-oorlog bracht zoveel
Veranderingen, dat de vrouwen zelfs bü
het kiezen van een hoed nuchter en
verstandig zijn geworden!
DINY K—W.
om het te bewonderen.
Eveneens te Florence, in 1503, maakte
hu het portret van een florentünse koop
mansvrouw, dat als Monna Lisa een der
glories van het Louvre is. Ook van dit
schilderij is de toestand erbarmelük,
maar wie durft het te restaureren? Het
Is vooral dit stuk dat een ontelbaar
aantal exclamaties uitgelokt heeft door
de geheimzinnige glimlach, raadselach
tig als Leonardo zelf.
LEONARDO DA VINCI is van alle
grote renaissance-kunstenaars de
enige, die aan Rome en aan wie
Rome niets gegeven heeft. Hü is er in
1513 heengegaan, en nam zün intrek in
het Vaticaan, vlak bü de plaats, waar
Michelangelo een jaar tevoren het pla
fond van de Sistina voltooid had, en dicht
bü het Belvedere, waar Raphaël zün
tekeningen naar antieke sculpturen
maakte. Hij voelde er zich niet gelukkig
en hield zich vooral bezig met optische
onderzoekingen. Uit deze tüd stamt
een aantal tekeningen van grote drama
tische kracht, die een zondvloed weer
geven, waarvoor men in die jaren
vreesde.
Vanuit Rome gaat hü in 1516 op ver
zoek van Frans I naar Frankrük. Uit
zijn Franse tüd bezitten wü geen kunst
werken meer; hij hield er zich vooral
met zün notities op natuurwetenschappe
lijk gebied bezig. Van het ordenen dezer
gegevens is niets meer gekomen op
2 Mei 1519 is hij, als goed katholiek,
volgens Vasari. in de armen van de ko
ning gestorven.
De ontwikkeling van de kunst zou
zonder hem een andere weg genomen
hebben; vanaf zijn leertijd bij Verroc-
chio, waar hij Botticelli beïnvloedde,
heeft hij voortdurend op vaak beslis
sende wijze zijn invloed doen gelden.
Overal waar het licht-donker-probleem
in de schilderkunst is gesteld, zien we
duidelijk de sporen van zijn werk, voor
al van zijn grote geest, via Caravaggio
en Rembrandt tot de Impressionisten van
de negentiende eeuw toe. Maar hij zelf
blijft een raadsel.