PASEN IN HET LAND DER BLOEIENDE GAARDEN KERl Een maand van mijn leven" Leonardo de Kunstenaar, geleerde, Raadselachtige technicus en.... snob D' D H1 H' VOOR „REEPJESHOED" GEEN Weekend in het Normandische paradijs PROF. BROM: ^AIJffiüAG 12 APRIL 1952 PAGINA 5 HILVERSUM Bloem-gothiek Land van verrassingen Appelbloesem Een vreemde ontmoeting Geestdrift Hamlet Nieuwe lijn Tivaalf sch ilderwerken Modern Klanten gaan zelf bepalenwelk model zij verkiezen te draven De glimlach Grote invloed Van onze Parijse correspondent) JNORMANDIE, April 1952. 'e Normandische bo dem is breed gol- vend. Als we de lntëestrekte weideland- 8<hapj)en -n (|e Qa]vat]os 0verzien op onze speur- Haar oude Paas ei" ruiken, moeten we aan Holland denken. •baar er is een verschil bant de horizon, evenals lri Holland in een zeer ^Cr verschiet gelegen, ^°rdt hier gemarkeerd 1 °or zwaar beboste lieu- Waar de rivieren S|r°Oen is de natuur niet l"inder wijd, want de on er® klimmen eveti^ns Normandische. j l' Haar een ver verschiet. R rijke bodem draagt kleur in elk seizoen en zo moet het landschap a'lijd zijn geweest, ook toen de Noormannen er kwamen om zich in dat "ardse paradijs voor goed te vestigen. Dat is nu ruim duizend jaren gleden. Sindsdien heeft een bewogen geschiedenis het feodale hertogdom ln de moderne maatschappij binnengevoerd door strijd, veroveringen en s°dsdienstoorlogen heen, maar afgezien van enkele grote steden, heeft 'et weelderige landschap alle transformaties in zijn natuurschoon weten ÏÏ'PUBUUOJJ S|B lda.T3.oUO oz b ('gr a f enisgi Iden zelfde zang waarmee eeuwen geleden de jeugd van het voorgeslacht het ook had gedaan. Maar een zeer vreemde ontmoeting staat de bezoeker in vele oude Normandische stadjes te wachten. Daar kan het gebeuren dat 't niet de klokkcluider is die voorop gaat. of de „suisse'* in zp veldwachters- costuum uit het tweede Keizerrijk, maar een belledrager in een zeer opmer kelijke kledij. In de Goede Week, in het bijzonder bij de Goede-Vrijdag-Kruisweg, maar ook op de feestdagen van het kerkelijk jaar, heeft ce rondgang plaats der „confre- lieën", de broederschappen, die hier in Normandië zijn overgebleven als „cha- rités", en die zich toeleggen op het be graven der doden. Zij zijn nagenoeg de enigen die overgebleven zijn uit de tijden van het gildewezen en zijn dan ook zeer merkwaardig uitgedost. In de oude ker ken hebben ze nog hu.n kapel, die de dodenkapel is In een rek naast het al- taar is de plaats voor de staf van de majorüomus, voor de lantaarns der kaars- drag'eis en voor de staven met het oude schild, die de baardragers in de vrije hand nouden. Vóór Pasen is reeds hun taak vervuld. Van Palmzondag al zijn ze om beurten naar de kerkhoven geweest, want in Nor- mandie worden niet alleen met Aller- zielen, doch ook van Passiezondag tot Pasen de graven der familieleden met palmkransen bedekt. (Advertentie) geheel nieuwe cursus,1 samengesteld door een) Eerw. Pater Dominicaan Bijzonder geschikt voor koorzangers, onderwlj- zers(essen) en allen die j dieper willen doordrin gen in de rijke liturgie van de Katholieke Kerk. Vraagt ons geïllu streerd prospectus B efcende schriftelijk ci[t[0x5 v ^elfs het ras heeft een eigen karakter <j;,*aard dat niet alleen uitkomt in de Lilt neuzen van mannelijke en vrouwe- SD bewoners, maar ook in een nagenoeg (j^eekwoordelijke onverschrokkenheid in ®chroom om ja of neen te zeggen in de naar jurid'sche betwisting, in die ge- ia o'Ucht, door de rijke'bodem gevoed en tie s grote waarde die gehecht wordt aan ^aaltijd. ae Btuurlijk biijft de inslag der Noorman- Jt;/1 voornamelijk in de landelijke bevol- tl0 behouden. Van zware landarbeid v'0o 1 de Normandier niet, hij geeft de aieur aan de gemakkeiijker veeteelt hem gebondenheid van dit werk valt Vq? n'et zwaar want hij is hokvast en 0Jaa' n'et gemakkelijk zijn „clos" zijn bn„e, h°eve door wallen met zwaar ge- e be' vierkant omsloten min Z beveiliging tegen de ^hermen. verweer om stormen dan tra- het „mijn" te be- De Noormannen kozen dit gebied als 'and van vestiging en hadden al spoe- O'g Normandië tegen vreemde indrin gers te verdedigen. Zij waren weldra L rL genoeg niet alleen om zich de ^ranse baronnen van het lijf te houden, ï^aar ook om de verovering van Enge- 'j?nd te ondernemen. weelde van de bodem maakte hen zji'nC?er hard en toen Olaf de Noor, met !en o®nden was gekomen om de aanval- - V*n Eudes van Chartres af te slaan, regen de Ierse predikers die Bretagne Voor het Christendom wonnen al spoe dig gelegenheid Olaf in Rouaan te doen dopen. vA'an dat ogenblik af bloeiden over heel jt°rmandië de machtige abdijen op en de KU?aglijke burchten der machthebbers. machtige bouwkunst der middeleeuwen j h»d er ingang toen die reeds haar hoog- had bereikt, maar de Nor'mandi- »j0 e fiikdommen gaven haar nieuwer en 'n fbher leven en dat schonk Normandië ljijr v'a Normandie ook Engeland de sier- k]0e vormen der bloem-gothiek. Hof en bl0 er deden wetenschap e.n kunst op- 'Op* e|»» en en Normandië heeft reeds aan Soj,i historie een invloedrijke eultuurge- ly 'edenis. Ontegenzeglijk hebben be- °ge st frisse lovers, zo heeft dc Normandi- natuuroverdaad altijd haar wonden jaren, soms zelfs een eeuw strijd, v0' land niet gespaard cn dat is zelfs l«;n Scsaa"n tot in de !aatste oorlog. Maar een bouwval zijn scheuren bedekt verbergen. Andaar dat Normandië het land van verrassingen is. Door de wijze Waarop een schone natuur er steeds Weg wijst naar een merkwaardige his- De. De mooiste route naar Normandië S misschien de Seine maar niet minder u^.voorlijk is J" j door de rustpoze van het vermaarde „trou Normand" worden onderbroken. Een siesta, waartoe de calvados vanzelf dwingt. De Paasvuren zijn reetjs lang uit de gebruiken verdwenen, alleen het vuur voor Sint-Jan is overgebleven. Maar er is iets anders. Reeds op Paasmaandag vangt in de stoeterijen het opsieren der paar den aan voor de Paasmarkten, want Nor mandië is het land der beroemde stoete rijen, van de staats-stoeterijen van het „Haras du Pin waar de vermaarde ren paarden hu«n gasthuis vinden, tot de niet minder vermaarde van een Boussac of Pant a an id J ij <*e an"^re ^Ja^naten van Longchamp en uuagruei en de Heems- Deauville. Maar er is ook een inheems kinderen ™s; dat uit LaPerche kom?. Dat is het k9r^edrongen, ongelofelijk zware Normandische werkpaard, dat het ros der Vièr Heemskinderen onder zijn voorvaderen teit. Als zo'n dier op de markt Graaft, dan is het eerst recht feest voor de Normandiërs, oude Noor- mannenbloed niet willen verloochenen. Ja. m Normandië is nog traditie te vinden. i in dp volkstraditie hel gas tronomisch hoogfeest en een Normandisch 3 le,ts versphrikkelijks voor nu., «Ie solide maag van de Noor- R heeft Pantagruel is niet voor üuln ..land Schoren! Zo*.n Norman- f,3 381 ™aaItlJ,i duur!- van 's middags tot dat de avond valt en moet dan ook het dit laagland binnen 81 3I.HlIAO.ld U03') 'IIJTHOAJIOOA 31 gaan van de Anjou uit. Daar heeft Nor mandië ook z'n .klein Zwitserland", want de Zuidgrens is' wel niet hoger dan eeri flinke kerktoren, maar de heuvels daar worden niettemin alpen genoemd. Ze tijken natuurlijk helemaal niet op a.pen want die heuvels zijn overdad.g begroeid en de boomgaarden klimmen er van de lage weiden op tot de k.ar9m?2 en ,anf i in het voorjaar dragen zij de b.oesemlast i als werden ze alleen voor de schoonheid I onderhouden. Onderhouden worden de bomen overi gens'in het geheel niet. Br wordt geen hand naar uit gestoken dan om ze te planten, of om ze als ze zijn omgewaa d naar het vuur te drdgen. In een der grootste appelgebieden worden d? vruchten niet geplukt; men laat ze rij pen tot ze vallen; als ze gevallen zijn laat men ze rotten, als ze gerot zijn worden ze bijeengeharkt en naar de per sen gedragen die de goudgele appelmost te voorschijn brengen, die na een gis tingsproces de champagnekieurige cider, de Normandische volksdrank, wordt. Het proces gaat nog iets verder; men verstookt cider tot de sterk geestrijke drank, die van geslacht op geslacht het ras blijft uitdunnen. Dat is een minder mooie geschiedenis. Er is niemand die er aan denkt die Normandische appels te eten. Ze zijn wrang en keihard en zelfs voor het vee gevaarlijk. Maar die onooglijke appel tjes komen van een prachtige bloesem en die bloesem is in Normandië te vin den van Pasen tot eind Juni toe. Die geeft zulk een blauw-rose pracht aan het landschap dat men Normandië het „pays des pommiers fleuris" is gaan noemen. Maar die bloelende gaarden zijn tevens de weiden en in die weiden bevindt zich het prachtige vee dat Nor mandië tot een land van- room maakt. IN zulk een traditioneel-katholiek land heeft men nog kans gebruiken te vin den zoals de profane Paasviering die in de 'loop der tijden tot gewoonte heeft vemaakt Een week-end in Domfront. dat SfhM in der oudste burchten Normandië draagt, a een piachtig u gangspunt om de Normandische traditie te bespieden. Reeds op de weg daarheen zagen we vronwen en kinderen met de gevlochten benhen waarop het deeg voor de feestvia naar de bakker wordt gebracht. In Dom- Ironi zelf waren dé klokken juist uit Kome teruggekeerd of de kinderen ver toonden zich reeds met dc palmpasen, als bu ons door lekkernijen doorstoken en Cn z"verpapicr opgevrolijkt. Klokke.uider en koorknapen gingen van huis tot huis met het bebloemde mandje Voorstudie voor het Sforza-monument, gedateerd 1488. (Van onze redacteur) SOMS kan een toevallig woord, een terloops gemaakte opmerking iemand raker typeren, dan een lange lijst van biografi sche bijzonderheden. Deze gedachte viel ons in toen we ons gesprek mejt profes sor Brom nauwelijks begon nen waren. Even nadat de professor zijn jas en zijn onafscheidelijke alpinomuts- ,je aan de kapstok had ge hangen en met grote be slistheid een tafeltje in het Nijmeegse stationsrestaurant had uitgezocht, trok hü ten aanval. „Begin Maart schre ven sommige bladen dat ik 70 geworden was", zegt hij met zijn zachte, zekere stem. „Daarmee heeft men rnjj wederrechtelijk een maand van mijn leven ont nomen". Niemand zal zeggen dat dit de meest diepzinnige mededeling is die prof. Brom ooit deed. Maar toch.... als men een critische instel ling tegenover het gedruk te woord, een speels-ironi- sche manier om zijn critiek te uiten, een werklust die zich geen maand ontstolen wenst te zien en een strijd baarheid die na 50 jaar in het voorste gelid van het Katholieke geestesleven nog niets aan elan heeft verlo ren, kenmerkend mag ach ten voor de geleerde apostel die prof. Brom is, dan heeft hij met deze opmerking een klein zelfportret geschetst. een vergelijking te trekken. „Wanneer ik de tegenwoor dige katholieke studenten bladen lees, mis ik daarin die geestdrift. Het schijnt dat het gezelligheidsleven de studentenmaatschappij is gaan overwoekeren, en in de katholieke studentenpers vindt dit zijn iveerslageen overdaad aan divertisse ment, geschreven in 'n soort geheimtaal, heeft het getui genis verdrongen. De dingen van het geloof zijn blijkbaar zo vanzelfsprekend dat men vergeet ze uit te spreken". Professor Brom is een te crttisch mens om zonder meer laudator temporis acti te zijn. „Ik weet wel dat er een oorlog geweest is, die Wetenschap en geloofsijver AT is professor Brom, de fiere, soms grimmige paladijn van de ka tholieke strijdbaarheid ten voeten uit. Maar het is slechts één kant van het portret, dat ook de ge leerde heeft uit te beelden. Wetenschap en geloofsijver vormen bij hem een eenheid waarin noch de gewetens volle objectiviteit van de wetenschapman, noch de vurigheid van de apostel te kort komen. Zijn proefschrift over Vondel's bekering, waarop hij in 1907 cum lau- de promoveerde en dat hij vak de literatuur eerst op zijn 65ste jaar benoemen, zijn eruditie was veelzijdig genoeg om hem ook als kunsthistoricus tot de pro minenten te doen behoren. Hij vertelt ons van enige belangrijke promoties, die binnenkort op het gebied der vergelijkende letterkunde tegemoet kunnen worden gezien, o.a. over de katho lieke roman en over de mis sie in de literatuur. ET volgend jaar zal het eeuwfeest van het herstel der katholieke hiërarchie in Nederland worden gevierd. Er zal dan veel gesproken en geschreven worden over de katholieke emancipatie en het kan niet anders of het aandeel dat prof. Brom hierin heeft gehad als ge loerde. als verdediger van de katholieke beginselen, als geestelijk leider en als histo rieschrijver der katholieke cultuur zal dan in zijn volie omvang worden gewaar deerd. De eerste sporen van dit aandeel zijn vastgelegd in de opzienbarende bijdragen die de jonge Gerard Brom als derdejaars-student onder pseudoniem schreef in het Annuarium van de katho lieke studenten dat hij juist 50 jaar geleden mede ten doop hield. Niet zonder een zekere trots spreekt hij over die tijd. „In 1902 telde de katholieke studentenmaatschappij in Nederland amper 200 leden. Maar wij voelden ons opge nomen in een beweging. Wij waren vol geestdrift". Wie 50 jaar lang in het academisch milieu een rol van betekenis heeft ge speeld kan het niet laten Prof. dr Gerard Brom wordt op 17 April 70 jaar. Hjj zal die dag afwezig zijn. Op 23 Mei houdt hij om 3 uur in de aula van de Katholieke Universiteit te Nijmegen zijn openbaar afscheidscollege. als een nachtvorst op de bloesem viel" zegt hij. „Ik ben ook niet blind voor de vooruitgang die in 't katho lieke kamp is geboekt: meer onderlinge critiek en rui mer contact met anders denkenden. Is er echter een evenredige vooruitgang in saamhorigheidsgevoel f De huidige jongeren pro fiteren volop van de mo gelijkheden, die thans voor de katholieke intellectuelen geschapen zijn. Maar voor het politieke lichaam dat deze vooruitzichten hielp openen vind ik bij hen wei nig begrip". later omwerkte tot het prachtige boek „Vondel's geloof" is gevolgd door een stroom van publicaties in zijn blad „De Beiaard" en in vele boeken, die zijn puntige stijl, zijn fijne smaak op de gebieden van beeldende kunst en letterkunde, zijn weergaloze kennis van de katholieke beweging in de vorige eeuw en de altijd aan wezige ondergrond van ka tholieke bezieling tonen. De Nijmeegse universiteit,' waarvan hij bijna de enige nog actieve professor van het oorspronkelijke corps is, mocht hem in zijn eigenlijke Wat is het voor een boek? "ET gesprek raakt dan het probleem van de katholieke roman en van de katholieke lit teraire critiek. Ook op dit gebied heeft prof. Brom zich een geweldige ontwikkeling zien voltrekken. Lachend herinnert hij zich dat hem als 10-jarige door een vrienu op een boek werd gewezen. „Wat is het voor boek?" vroeg hij. „Een roman", ant woordde de jongen, waarop de toekomstige professor in de algemene letterkunde het advies afwees met een breed armgebaar dat de toenmalige katholieke op vatting van de verwerpelijk heid van de roman als genre onderstreepte. Thans is er in de katho lieke critiek een neiging te bespeuren naar het andere uiterste. De moderne artist houdt de absolute autono mie hoog. Maar voor de katholiek moeten andere normen gelden. V moet mij niet verkeerd begrijpen. Ik zie het probleem der katho lieke literatuur niet als een alternatief tussen letterkun dige autonomie en pastorale zorg. We behoeven niet preuts te zijn, maar we mo gen ook niet alleen aesthe- tisch oordelen. Het naaste doel is schoonheid, maar het laatste doel gaat daar ver bovenuit". We werpen op, dat er zelfs als het laatste doel gediend wordt, dingen geschreven kunnen worden, die de ka tholieke criticus voor ern stige problemen stelt. Prof. Brom maakt een ge baar van twijfel. „Het is moeilijk", zegt hij. „Maar wij hebben het woord van Pau- lus: Pas op dat Uw vrijheid geen aanstoot geeft aan de zwakken. Dat is een norm". En heel rustig laat hij erop volgen: „Ik geloof, dat uit het huidige debat over de katholieke critiek wel een oplossing zal voortkomen. Als wij, katholieken, het niet kunnen regelen, wie zal het wèl kunnen?" En dan is het tijd. Prof. Brom gaat een promotie bij wonen en wij wensen de vitale en militante professor nog vele vruchtbare jaren in zijn teruggetrokkenheid te Wychen, waar hij zijn boek over de emancipator Broere hoopt te voltooien. te om hun paaseieren af te bedelen met dc- (Van een medewerker) j^/Tn lielangelo, Leonardo da Vinei en Rapliaël, drie namen die het heeld ile s I°-U°Cpen Van (1C 1h>SC Renaissa,,ce en van de hoogste perfectie in 151^10 i'kun?l De 'l,ie £roten hebben elkander gekend en waren in te ver° k"1'''1 l?n,ne' maar voor vriendschap waren hun karakters lid vanU!eeiÈ'°Pelld: Mi(helanëel°' ,!e moeilijk levende titaan, overtuigd handschrift k e" Vaak onrenietbaar mens, Raphael, die het fraaiste die van dr i*" i*''" 1)CZat' de ,,leester van de gesloten compositie, de raadsel uYr r kla88iekc i(leaal 1,et dichtst benaderde, en Leonardo, niet alleen' en 'Rg«nstelhng lot de heide anderen was Leonardo schilder, tèkenaVa°r0r d" eC,Ste P'aats k"»stcnaar* Hi was en uitvoerend .arehltcct' beeldhouwer, philosoof, dichter, componist oorlogsingenieur "'tT' atllleet en mathematicus, physicus en anatoom, sluizen, hoorn.arhi, "f r!"T,]C"t"lakcr' 'nj geerde feesten ontwierp i h.ttmt mnr =1 luclitscliepen en onderzeeers, en dit alles niet als T««l« PM' >"i V.» he. achter dit gewel3i„ schuil. Ai wetf6 oeUvr8 gewoonten, gezondheid We Hoeve in bloeiend Normandië. Maar gaat fwrnnten sezonriïT ."clen we over zijn gew0,0."!!^ |a„ 3 'Cl cn oordeel over de d'fe J^irirn nauwelijks iets, uit Ain g se ïnften kunnen wij distilleren dat hu naast Vele - andere eigenschappen, een ongelofelijk werk- iult en een diep begnp van fio Men selijke gevoelens had dat zjjn levensop vatting verre van normaal was, dat hij alleen leefde dingen Van dé geest en toegenegenheid en liefde miste. Hij moet, ondanks zun innemende ver schijning, die alle drie zijn vroegste biografen noemen, ondanks zijn behoef te aan conversatie een eenzame geweest zijn, «del en hooghartig, waarschunlij]; snel geïrriteerd, en zeker, in hoge mate, een snob. Waarschijnlijk schilderde hu niet. graag, maar hield veel van iRekenen; gejaagd door zijn inventie, bestond een schilderkundig probleem voor hem met meer als hü het doorzag. Hij blijft een raadselachtige, dien Kenneth Clark <le Hamlet van de Kunst geschiedenis liceft genoemd, omdat ieder die hem wil begriipen, hein moet her scheppen. Burckhardt zei dat men naar de geweldige trekken van zijn wezen steeds zal moeten blijven gissen, ^'cchts de moderne Kunstgeschiedenis heeft het mogelijk gemaakt, althans de kunste naar Leonardo in een betrekkelijk ob jectief licht te plaatsen. Nog in de 19e eeuw was dit geenszins het geval, net, schitterende opstel, dat Walter Pater aan hem gewijd heeft is voor een groot deel gebaseerd op werken die niet van zijn hand zijn. Het dichtst kan men hem wellicht nog benaderen met de regels van Kilke: „wohnen im Gewoge und keine Heimat haben in der Zeit". OP 22 Maart 1508 schreef Leonardo in het huis van Piero di Bracchio Martelli waar hü vertoefde, dat hij begonnen was een collectie aan te leggen van aantekeningen over alle dingen waar hij belang instelde. Naast futiliteiten, die ons kinderach tig aandoen, zien we er grootse plan nen om bergen met tunnels te door snijden, rivierbeddingen te verleggen, (zo wilde hij de Arno van Pisa tot Flo rence kanaliseren), anatomische stu dies (hü onderzocht meer dan 30 lü- ken), gegevens over juiste proporties, over acoustiek, de structuur van bergen etc. Daarnaast vindt men reeksen aphorismen („Een welbesteed leven is lang". „God verkoopt alle goe de dingen, de prüs die wjj ervoor be talen is moeite"), raadgevingen aan jonge kunstenaars naast gewone aan tekeningen, die men eerder in het dag boek van een romantisch kunstenaar verwachten zou („op Vrjjdag 9 Aug. 1504 heb ik 10 ducaten uit mijn kast genomen"). Een aparte plaats nemen de ont werpen voor gebouwen in; hij heeft b.v. een centrale koepel voor de dom van Milaan ontworpen, evenals een nooit uitgevoerd model voor een koe pelkerk, die eveneens in Milaan moest komen. Dat de centrale aan leg hem het meest interesseerde kan ons van de vriend van Bramante niet vreemd toeschijnen. Bij het doorküken van deze notities vergeet men nooit dat hij een groot kunstenaar was; zün aantekeningen staan vol prachtige schetsen, en juist daardoor blüven ze boeiend, ook al ver diept men zich niet in de (in spiegel schrift) geschreven tekst. OM de kunstenaar Leonardo te leren kennen kan men zich het best verdiepen in de tekeningen, die in groten getale bewaard zijn. Beter dan de wrakken van de schilderüen zün zü in staat ons een idee te geven van zün zeldzame begaafdheden, zün beheersing van de techniek en de plaats die hü in de kunstontwikkeling inneemt. Zjjn üjn is niet meer de Florentijnse, die de om trekken scherp bepaalt, zij is gevoeliger, zij tast de voorwerpen en personen die hij tekende als het ware af, waardoor zijn tekeningen levendiger en üler zjjn dan die van zün tijdgenoten, en voor uitlopen op de bladen van Guereino. Maar op zijn tüdgenoten, met name in Florence, zal hü de grootste indruk gemaakt hebben als Schilder. Als schil der ook werd hü door koning Frans 1 uitgenodigd naar Frankrjjk te komen, en talrjjke belangrüke opdrachten wüzen op zijn grote naam op dit gebied. Het is daarom te meer te betreuren dat wij van zijn schilderwerken er slechts een twaalftal over hebben, die met enig recht eigenhandig genoemd kunnen wor den, en deze weinige werken zijn zonder uitzondering in een slechte toestand. Wat we er van zien kunnen, maakt dui delijk dat we voor de «'erken van een geniaal kunstenaar staan. Het is moeilijk dit werk in de ontwikkeling van de Renaissance te plaatsen. Het heeft een onmiskenbaar romantisch karakter, maar generalisaties hebben geen vat op Leonardo, en zeker is zijn werk niet met academische maten te meten. Want terwijl zijn aanleg sterk naar het romantische trekt, heeft hij door ra tionele «'erkzaamheid de hoge Renais sance voorbereid en ingeleid, zodat W'öll- flin de hoge Renaissance, de klassieke kunst, laat beginnen met zijn Laatste Avondmaal. Hij schept de door elemen taire assen bepaalde compositie, die Raphael heeft beïnvloed; zijn tekening voor de Aanbidding van de Koningen uit 1481 is het vroegste bewijs, dat we hebben voor een meetkundig ver antwoorde indeling van het slak. Uit zijn schilderüen blükt nog een andere trek: hü was een modem kun stenaar, niet meer de middeleeuwse meester, die zich als handwerksman beschouwde. We weten dit uit moeilük- heden, die hü had met de prior van Santa Maria delle Grazie, omdat hü daar vaak dagenlang het penseel niet ter hand nam om dan weer naar eigen inval hele dagen aan een stuk te schilderen. Van het Laatste Avondmaal, zijn meest beroemde werk, kunnen we niet meer dan een zeer vaag idee krjigen. Reeds in 1556 was de toestand slecht, en sindsdien is het vele malen gerestau reerd, alleen sinds 1800 reeds vijf maal. De laatste oorlog, toen de refter muur enige maanden onbeschut aan alle weersgesteldheden bloot heeft gestaan, heeft de toestand allerminst goed gedaan. O PARIJS, April 2i van de onbegrijpelijkste dingen in de couture is de voorstellingdie een J couturier zich gewoonlijk van een hoed maakt. Niemand, is er ooit, achter rtunnen komen, welke eisen de couturiers aan hoeden stellen. Er is haast geen °f de vreemdste en meest onflatteuze hoofddeksels worden bij de elegant- nnri i ten getoond. Dit jaar staan bij sommige couturiers de hoeden als grote Paadehstoelen of als kaarsendompers recht op de hoofden ran de mannequins. 7%*°r,me,i nooit een geheel met het toilet en rallen heel beslist uit de toon. tra de meest intelligente mannequindie het simpelste jurkje tot zijn recht weet trJi n '1. komen, heeft onder een dergelijk ding een verwezen gezicht, Én dat is toch het allerlaatste wat een vrouw van een hoed verwacht! Haast, zou men denken, dat de cou turiers expres zulke rare gevallen ont werpen om de klanten het dragen van een hoed tegen te maken, maar dat kan toch ook weer niet, want. hun mode- ateher is meestal zeer uitgebreid. Waar- schunlijk maken ze dus voor hun klan ten andere boeden dan die, welke ze bij de collectie tonen. De aandacht trekken doen die padden stoel-modellen echter wel. Laatst kwam op een^ cocktail 'n jong toneelspeelstertje met zo n hoed binnen. Niemand had meer oog voor de werkelijk aardige hoeden, die de meeste dames droegen en allen keken met verbazing naar het geval, dat ze quasi onbevangen op het hoofd droeg. Gelukkig hebben de modistes het voorbeeld van de couturiers niet gevolgd en komen ze met leuke vlotte modellen. 't Nieuw soort metaalstro en het laize de paille lenen zich büzonder voor ge drapeerde hoeden en baretten, Büna alle modellen zijn in de breedte met enigs zins schuine ooglün. Garneringen blij ven schaars. De eerste voorjaarshoeden waren eigenlük niet meer dan een „reepje hoed", dat van het ene oor naar het an dere liep maar de klanten willen daar niet aan. Het hoedje moet ook het grootste gedeelte van het achterhoofd bedekken, daar de reepjeshoed een onbe rispelijk kapsel eist. Wat de modisten ook zeggen de da mes blijven op haar stuk staan. De tijd, dat de mode-orakelen devotelijk werden aangehoord is voorbij. De mode past zich nu aan de wens der klanten aan, ter- wül dit vroeger juist andersom geschied de. Dit is nog wel niet tot alle modepo tentaten doorgedrongen, maar noodge dwongen zullen ze zich aan die veran derde opvattingen moeten aanpassen De meest gangbare modellen blijven de bérets. Hun model wüzigt zich Zelfportret in rood krijt van de ongeveer 60-jarige Leonardo da Vinei, dat zich thans te Turijn bevindt. Hoe groot zün roem was blükt dui delijk uit het feit, dat toen het karton van zijn Anna te Drieën in 1501 vol tooid was (zijn meest klassieke stuk, dat herinneringen aan het Parthe- nonfries oproept en in Londen be- waard wordt), er dagen lang enthou- siaste Florentijnen langs paradeérden et te bewoi Kleine hoed van gevlochten zijden stro. (Model Marthe). maar heel weinig, zodoende is het nu heel gewoon geworden langer dan èén seizoen dezelfde hoed te dragen zonder met 'n oudmodisch ding te lopen. Dit was voor zeer korte tijd nog absoluut onmo gelijk want de hoeden waren het ene seizoen zo hoog als een bruiloftstaart om enkele maanden later wel platte panne koeken te lüken. Dergelijke bruuske ver anderingen van model zijn onmogelük geworden. De na-oorlog bracht zoveel Veranderingen, dat de vrouwen zelfs bü het kiezen van een hoed nuchter en verstandig zijn geworden! DINY K—W. om het te bewonderen. Eveneens te Florence, in 1503, maakte hu het portret van een florentünse koop mansvrouw, dat als Monna Lisa een der glories van het Louvre is. Ook van dit schilderij is de toestand erbarmelük, maar wie durft het te restaureren? Het Is vooral dit stuk dat een ontelbaar aantal exclamaties uitgelokt heeft door de geheimzinnige glimlach, raadselach tig als Leonardo zelf. LEONARDO DA VINCI is van alle grote renaissance-kunstenaars de enige, die aan Rome en aan wie Rome niets gegeven heeft. Hü is er in 1513 heengegaan, en nam zün intrek in het Vaticaan, vlak bü de plaats, waar Michelangelo een jaar tevoren het pla fond van de Sistina voltooid had, en dicht bü het Belvedere, waar Raphaël zün tekeningen naar antieke sculpturen maakte. Hij voelde er zich niet gelukkig en hield zich vooral bezig met optische onderzoekingen. Uit deze tüd stamt een aantal tekeningen van grote drama tische kracht, die een zondvloed weer geven, waarvoor men in die jaren vreesde. Vanuit Rome gaat hü in 1516 op ver zoek van Frans I naar Frankrük. Uit zijn Franse tüd bezitten wü geen kunst werken meer; hij hield er zich vooral met zün notities op natuurwetenschappe lijk gebied bezig. Van het ordenen dezer gegevens is niets meer gekomen op 2 Mei 1519 is hij, als goed katholiek, volgens Vasari. in de armen van de ko ning gestorven. De ontwikkeling van de kunst zou zonder hem een andere weg genomen hebben; vanaf zijn leertijd bij Verroc- chio, waar hij Botticelli beïnvloedde, heeft hij voortdurend op vaak beslis sende wijze zijn invloed doen gelden. Overal waar het licht-donker-probleem in de schilderkunst is gesteld, zien we duidelijk de sporen van zijn werk, voor al van zijn grote geest, via Caravaggio en Rembrandt tot de Impressionisten van de negentiende eeuw toe. Maar hij zelf blijft een raadsel.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1952 | | pagina 5