„Er zijn veel meer goeie mensen
dan wij denken"
Meer dan 250 Engelandvaarders
werden geholpen
HET VAK VAN SCHOONHEIDS
KONINGIN
..Illegale broeder in het zilver
Jeugdlectuur
PAGINA 5
WOENSDAG 29 OCTOBER 1952
De lintjes
Alle beruchte namen
Schitterende omgeving
Maar in 1945 na één keer op sterven
te hebben gelegen van totale uitputting
na opnieuw te zijn getransporteerd naar
Buchenwald kwam broeder Rufus met
het eerste zelf georganiseerde, en uit ge
stolen autobussen bestaande convooi weer
in Nederland aan.
LONDEN:
Een schone is
gauw vergeten
van gemakkelijk gehad, en ook hem wa
ren de teleurstellingen niet bespaard.
„Het is de mooiste tijd van m'n leven
geweest", zei hij, „je kon een hoop doen.
Er zijn veel meer goeie mensen dan wij
denken.... oh, daar waren zulke mooie
dingen.
En verder hebben we ons in dit gesprek
zo nu en dan tranen gelachen: om die ge
kookte kat, om honderden met droge on
aandoenlijkheid vertelde avonturen bij het
voedsel hajen, om de manier waarop hij
sakkerde over zijn.... toog. "Lastig is
zo'n ding als ze je een geweldige schop
tegen je derrière geven, zodat je een hele
hoge trap afrolt.met een toog kan je
dan niet uit de voeten...." Over de op
merking betreffende Natzweiler: „de om
geving was er schitterend hoor.bergen
en bloemperken en twee ringen schild
wachten met bloedhonden...."
Over de manier, waarop ze die autobus
sen organiseerden en zich op de terug
tocht „slaatjes" maakten, vers uit de
Duitse tuinen. Over de droge humor van
een hele brede pienselijke Broeder....
Toen wc aandrongen, haalde hij zfón on
derscheidingen. Ergens „uit een laatje".
Op zijn beste jas had hjj echter drie lint
jes. „Mijn jas voor de begrafenissen, en
zo", verduidelijkte hij.
In alle officiële stukken, die wij lezen
konden, stond zijn naam anders. Op dat
van de erkentelijkheids-medaille in zilver
werd hij „pater Rufus Tourné" genoemd,
generaal Eisenhower bedankte een „Hiro-
nymus Alfonsus Tourné", het verhaal op
de Engelse dankbetuiging en de tekst op
nog een ander stuk werd ons slechts
vluchtig onder ogen geschoven, en boven
dien had hij nog het militaire oorlogskruis
en een of andere Franse onderscheiding,
maar voor het ons precies duidelijk was,
begon hij alweer aan een nieuw verhaal.
„En wat gaat er nou gebeuren op Uw
zilveren feest, broeder Rufus?"
„Op 29 October vieren we het onder el
kaar in Gemert, maar hier in Gennep is
het dan op Allerheiligen, voor ieder die
komen wil.
„Receptie?"
„Nee, zet maar felicitatie; ik kan hemel
en aarde nie ontvangen, oor. En 't is genen
nationalen feestdag!"
Voor de honderden, die hem nog uit zijn
Parijse tijd kennen, voor de vele Neder
landers, die met hem in de kampen zaten
of elders met hem in aanraking kwamen.
men wil hem bij zijn 25-jarig professie-
feest gemeenschappelijk iets schenken
voor de kapel.
„Als het. nóg eens nodig mocht zijn", zei
hij, „zou ik het wéér doen, maar ik zou
het niet zolang meer volhouden, denk ik.
ik ben nou 52, maar die badkuip en dat
ranselen hebben me toch geen goed ge
daan- ik moet op die kuiprand een paar
ribben gekwetst hebben, want ik voel het
nog
En m n gal spookt zo nu en dan ook
nogal.
Overigens ver. .galt zelfs dit het rijke,
milde leven van broeder Rufus niet.
maar elke keer dacht ik, dat het afgelo
pen was en begon maar een acte van be
rouw.. Ik heb gehuild, man.."
Via het verzamelkamp Compiègne,
geraakte hij samen met 2500 anderen
(o.w. 21 priesters en 2 broeders) op
transport: een afschuwelijk transport
tijdens hetwelk sommigen gek werden,
anderen stierven. Toevallig zat hij in
een wagon (100 man per wagon), waar
een kleine groep bezig was een gat in de
vloer te zagen.
„We wisten het nietwe wisten
niet wat er twee meter verder gebeurde
zo zaten we op mekaar gestampt, maar
het schijnt, dat de bewaking het eerst
merkte, toen er een stuk of zeven ont
snapt waren.... Men ranselde ons toen
naar buiten, liet ons al onze kleren uit
trekken, dwong ons enkele uren midden
in de nacht in een wei te blijven staan
en smeet ons toen naakt als wij waren
weer op de trein.oh, dat is een af
schuwelijke tocht geweest.... Buchen-
wald, geen plaats, Bergen Belsen ook
geen plaats, toen Neuengamme, waar
we ook maar even waren, maar toch
's avonds moesten aantreden voor het
„ophangfeest". Dat was daar gewoon
theater; ze werden daar met marsmu
ziek in het openbaar opgehangen. Toen
kwamen we eindelijk op onze definitie
ve bestemming: Natzweiler.... Ik was
„Nacht und Nebel", een categorie die
niet meer terug mocht keren.
„Veel^ waard was ik niet meer.zenu
wen, hè en nachtmerries, maar toen ik
weer terug in de communiteit kwam,
trof ik gelukkig een goeie overste, die zei:
„Als je d'r eens uit wilt, ga dan maar.."
Zodoende is alles een beetje gezakt en
nou ben ik weer kleermaker-portier en
doet hier in Gennep de boodschappen.
Het merkwaardigste voor ons was, dat
deze man geen enkel bitter woord liet
horen. Hij had het na zijn bevrijding verre
jaar ging het goed. De fabiieken ont
vingen over de eerste helft van 1952
een hoeveelheid copra, die ongeveer ge
lijk is aan de toewijzing van het ge
hele vorige jaar. In 1951 kregen de fa
brieken via het fonds 52.000 ton en
gedurende de eerste zes maanden van
dit jaar ontvingen zij 53.000 ton. Deze
53.000 ton over zes maanden komen
nagenoeg overeen met de 102.000 ton,
diP over het gehele jaar 1951 aan de
fabrieken op Java werd togewezen en
de 103.000 ion, die over 1942 ontvangen
werd. Kvenal.s nu waren de oliefabrieken
op Java in 1949 en 1950 nagenoeg ge
heel op het coprafonds aangewezen.
In Juli werden de copratoewijzingen
voor de oliefabrieken door het fonds plot
seling sterk verminderd. Zo rigoreus was
en is deze vermindering, dat de productie
met tweederde moest worden verminderd.
Nog steeds werken dan ook bijv. de
oliefabrieken in Surabaja op een derde
van haar capaciteit. Gedurende tweederde
deel van de maand liggen zij stil. Alle fa
brieken op Java verkeren in deze om
standigheden.
Daarentegen worden er via. het Copra
fonds echter nog steeds grote hoeveelhe
den copra geëxporteerd. In 1951, een uit
stekend copra-jaar, werd in totaal 466.000
ton copra (maandgemiddelde 33.800 ton)
uitgevoerd.
Gedurende de eerste zes maanden van
dit jaar bedroeg de export 190.000 ton
(maandgemiddelde 31.600 ton) in 1949 en
241.800 ton (maandgemiddelde 20.000 ton)
in 1950. In Juli j.l. werd 22.800 ton uitge
voerd en in Augustus 22.057 ton. Er is dus
ook na Juni, sinds welke maand de olie
fabrieken sterk gerantsoeneerd zijn, nog
een copra-export, die nagenoeg gelijk i
aan die van de normale jaren 1950 en 1949
De belangrijke geringe copra-oogst van dit
jaar wordt dus door het copratonds voor
een belangrijk deel afgewenteld op de olie
fabrieken.