Ik ben keliner" Jongeren lezen de Blijde Boodschap Vandaag Deugden van de kellner l EEN BOEK MET ZEVEN SLOTEN tótrfts Zelfgenoegzaamheid een oude ziekte HOOGAIS JEUGD VAN „DE BETERE SOORT"? Engelen in een kinderhemd Het overal levende geheel van jonge mensen MA D6 Zijn menslievendheid 'Mmm Bewijst Christus zijn beweringen? De gasten Inkomen HET GASTMAAL VOOR ALLEN BLIJ DAT U GEKOMEN BENT Verbondenheid Iets levend houden Voor de „minste der Mijnen" ZATERDAG 6 JUNI 1953 PAGINA "irr '■- aw l*-»- 'rrj" y-y-k - :</yy Iedere morgen sta ik om half zeven op, ongeacht of ik de avond er voor tot half één heb gewerkt of niet. Om de lasten die ons jong gezin met zich brengt voor een vrouw, enigszins te verlichten, zet ik vervolgens thee, poets de schoenen, maak warm water voor het bad van de kleintjes en snijd brood. Als al deze dingen gebeurd zijn wordt de familie opgepord en ga ik zelf van een kopje thee en een sigaret genieten. Niet iedere dag ga ik naar de kerk, maar zo af en toe gebeurt dat toch wel. Na de terugkomst wordt gezamenlijk ontbeten. Als ik vroege dienst heb, d.w.z. om 8 uur, dan vervallen natuurlijk voor mij enige onderdelen van dit programma, ech ter bij latere diensten als half 11 of 12 uur opkomen', wordt een en ander door mij volledig afgewerkt. Per fiets begeef ik mij naar de zaak, alhoewel de afstand zo miniem is, dat ik dat stukje 'best zou kun- nfen lopen. Het zal echter wel een soort gemakzucht zijn van mij denk ik. Heb ik de dienst van 8 uur, dan moet ik met een collega samen mastiek maken. Onder mastiek maken wordt verstaan het stof vrij maken van meubilair en dit behoor lijk neerzetten en opdekken. Ter oriëntatie dient hier nog vermeld, dat ik in de café- Vr.: Ik ben toch noe niet erg bevredigd. Wat u me zegt, Is me nog allemaal te vaag en te glibberig. Ik kan er niets tegen zeg gen en toch bevredigt het me nog niet helemaal. Op alleen maar beweringen wil ik niet afgaan. Ik kan me voorstellen, dat Christus' toehoorders onder de ban kwa men van Zijn persoonlijkheid. Dan hebben we de quaestie van de massasuggestie. Maar u kunt toch ook niet van de mensen verlangen, dat zij eerst In de Schrift Chris tus persoonlijkheid gaan ontleden, om dan tot een conclusie te komen. Ik zou graag wat boter bij de vis willen hebben, dat wil zeggen: wat meer zekerheid. Als mens wil je nu eenmaal graag een tastbaar bewijs In banden hebben, vooral daar het om een dergelijke gewichtige aangelegenheid gaat, letterlijk een zaak van leven en dood. Kunt u me dat verschaffen? Antw.: Ik kan u dat zeker verschaffen, alhoewel Ik bang ben, dat u dat evenmin zal bevredigen. Ik zou kunnen zeggen: Christus heeft Zijn leer bewezen door wonderen, dat zijn daden, welke alleen God kan verrichten of de mens door Gods kracht. Christus zinspeelt er op, als Hij zegt, dat de mensen Hem moeten geloven op Zijn woord, maar als ze Zijn woorden niet geloven, dan moeten zij tenminste om Zijn wonderen geloven. Dit maakte na tuurlijk indruk op Zijn toehoorders, omdat zij deze wonderen voor hun ogen zagen gebeuren. Maar u staat er zo ver van af, dat het nog weinig indruk maakt. Laat ik u voor alles wijzen op Zijn belangrijkste wonder, dat Christus Zelf als het grote teken geeft: Zijn verrijzenis. Dat was een publiek feit. Deze Mens stond nit eigen kracht uit de dood op, verscheen aan vele mensen en steeg ten aanschouwen van Zijn leerlingen ten hemel, Paulus spreekt in zijn brieven nog over verschillende nog le vende ooggetuigen hiervan. Wat een ris kante onderneming zou geweest zijn, als deze zouden moeten bekennen, dat er eigenlijk niets van waar was. En zeker zouden deze leerlingen het niet volgehou den hebben, toen zij omwille van hun ge loof in deze verrijzenis moesten sterven. Dat ze het ook toen allen bleven volhou den, lijkt me een sterk bewijs. afdeling van een groot café-restaurant werk. Om 9 uur dient de mastiek klaar te zijn en moet je gekleed in je rayon staan om de gasten te kunnen verwelkomen. Dit is werkelijk een hoofdstuk op zich zelf, want om hen draait in het Hotel- Café- en Restaurantbedrijf alles. Over het algemeen komen er in het bedrijf waar ik werkzaam ben alleen middenstanders en beter gesitueerde bevolkingsgroepen, als industriëlen, grote zakenmensen, universi tair geschoolde menseh en vanzelfspre kend veel buitenlanders. Ieder van deze mens'en heeft z'n problemen en moeilijk heden. Niet zelden maken ze je deelge noot van hun zorgen. Natuurlijk komt dat meer voor bij mensen die regelmatige be zoekers zijn dan bij hen die maar zo en passant even komen binnen vallen. Doordat men dos vrijwel dagelijks met deze mensen omgaat, gaat men ze van naam kennen en ootk de kellner is geen vreemde meer voor hen en het zal dik wijls gebeuren, dat men een fc'ellmer ver trouwelijke mededelingen doet. Het be hoeft geen 'betoog, dat je dan als een boek met zeven sloten moet zijn, geen mens gaat het aan waarover die mijnheer daar juist met de kellner sprak. Het is op merkelijk vast te stellen, dat zo door de dag heen een bepaalde grens is te trek ken van het genre 'bezoekers wat er in het café komt. 's Morgens zijn het hoofd zakelijk de zakenmensen die hun tlespre- kingen en vergaderingen komen 'houden, 's Middags veelal winkelende dames en 's avonds het uitgaande publiek. Zondags overwegend jonge mensen en zoals gezegd hoofdzakelijk uit de middengroepen der bevolking. Ook interesseert het velen wel welke problemen een kellner heeft en krijgt men van zijn gasten menige goede raad hoe in een bepaald geval te handelen. Natuurlijk zijn er ook mensen, die wel eens laag op een kellner neerkijken, maar hun wordt door de manier waarop zij worden be diend duidelijk aan het verstand ge bracht, dat deze houding niet de juiste is, een kellner behoort door zijn optreden duidelijk te laten uitkomen, dat hij weet waar hij staan moet zonder nochtans slaafs onderdanig te zijn. Een bekend feit is, dat men met men sen die het van huis uit goed gewend zijn, de minste last heeft, zij zijn het gemakke lijkst en het eenvoudigst in de omgang en hun eisen zijn zeer bescheiden, zij bevelen niet maar verzoeken, kortom het zijn de ideale gasten voor wie men veel doet. Bij normale diensttijden ga ik naar huis om te eten, maar laat een eventuele drukte dit niet toe, dan wordt in de dienstruimte staandeweg even iets uit het vuistje ge geten. Mjjn salaris bedraagt per maand negen gulden en drie cent, daarvan gaan dan nog de sociale lasten af, zijnde vijftien gulden zestig, zodat ik per maand zes gulden zeven-en-vijftig moet bijbetalen. De ver dere verdiensten komen voort uit een be paald percentage van de omzet en dat is in mijn geval 15 pet, d.w.z. dat ik per week gemiddeld 75 haal. Dit lijkt erg veel maar men mag niet uit het oog verliezen dat de garderobe van een kellner er altijd goed verzorgd uit moet zien. Ik kan nu eenmaal niet in een overall verschijnen. Per week werk ik 55 uur en heb een vrije dag per week en 12 dagen vacantie per jaar. De vacantie wordt door mij thuis doorgebracht d.w.z. we gaan wei wat korte dagtochtjes maken. Tweemaal in de week eindigen mijn werkzaamheden om half zeven 's avonds, de andere dagen om middernacht, natuur lijk heb ik dan overdag gelegenheid gehad om een paar uur naar huis te gaan om te eten. Als ik thuis kom van de vroege dienst dan wordt de avond besteed zoals reeds van te voren is inge deeld, b.v- een vergadering van jeugd leiders bij mij thuis of naar een stambij- eenkomst. Soms, als er niets bijzonders te doen is ga ik lezen (hoofdzakelijk reisbe schrijvingen). Af en toe ga ik met mijn vrouw wel eens uit, het eigenaardige Is echter dat ik, daar ik zelf dagelijks in het amusements bedrijf zit, aan uitgaan een hekel heb. Heel zelden gaan we naar de bioscoop en dan meestal nog naar een film die licht verteerbaar is. Naar een concert ga ik nimmer. Of ik aan sport doe? Alleen aan zwemmen. Lezen doe ik graag, vooral populaire wetenschappelijke werken. De krant wordt door mij slechts zeer opper vlakkig gelezen. In de jeugdbeweging heb ik een plaats als afdelingsleider. Alhoewel geen actief lid van een of andere politieke organisatie, interesseer ik mij wel enigszins voor de politiek al was het dan alleen maar om af en toe met mijn gasten over dit onderwerp van gedachten te kunnen wisselen. Ik sta beslist een verenigd Europa voor. Het waarom is misschien wel wat te materia listisch van mij gezien, maar ik ben de mening toegedaan, dat door de verwezen lijking van een V. E. het internationaal toerisme een veel grotere vfticht gaat nemen en dus van groot belang is voor het Hotel-Restaurantbedrijf. Het is daarom wel aardig als men van tijd tot tijd hierover buitenlandse radiouitzen dingen beluistert. Wat muziek betreft, gaat mijn voorkeur uit naar lichte klassieke muziek als men tenminste Mozart, Chopin en Tschai- kowsky hieronder mag rangschikken. Ook het lichtere genre mag ik graag horen. Om Bach, Brahms enz. geef ik niets, het beluisteren van hun muziek stemt mij alleen maar somber en irriteert mij- Zelf» bespeel ik geen instrument. Iedere Zondag ga ik naar de kerk, ook als ik vroege dienst heb. De H. Mis kan ik het beste volgen in het missaal. Zou het zo zijn dat ik eens op een Zondag niet naar de kerk zou kunnen gaan b.v. door het feit dat er van Zater dag op Zondag een nachtpartij was, zodat ik geen mis meer kan horen omdat ik mij verslaap, dan ga ik op mijn vrije dag naar de H. Mis en beschouw die dag dan verder ook als Zondag, volgens mijn ge weten ben ik dit verplicht. (Als men 's Zondags verhinderd is bestaat er geen verplichting om door de week een II. Mis bij te w«pen. P. W.) Hier raak ik wel zeer nauw de vraag of het mogelijk is een goed kellner en tegelijk een goed Katholiek te zijn. Dit is volgens mij niet zo moeilijk, als men behoorlijk zjjn vak verstaat en zijn plichten doet en bovenal een normaal leven leidt, dan is het wel haast vanzelfsprekend dat men ook geeste lijk geen nadeel zal ondervinden. De grootste mogelijkheid van apostolaat, niet alleen huiten maar ook in mijn werkkring is m.i. het voorbeeld. Door een krachtige Katholieke houding aan te nemen zal ik meer mensen aan mij verplichten dan door het houden van een lange redevoe ring hierover. V. De dienaar kwam dan terug en deelde dit mee aan zijn heer. Toen werd de heer vertoornd (U kent dit. Baat het wel?) En hij zeide tot de dienaar: ga onmiddellijk naar de straten en pleinen der stad, en breng de armen en gebrekkigen, en de blinden en kreupelen hier binnen. En geven we het woord aan een kellner. Een gewoon leven, zou je zo zeggen. Zonder grote spanningen. Het lijkt niet erg belangwekkend en het nuchtere verslag mist elke vorm van sensatie. Wat is de bedoeling van dit gegeven? Waarom aandacht gevraagd voor dit leven van één uit duizenden'n On bekende kellner ergens in 't centrum van het land? Is dat voor de vele lezers van deze pagina viel van enig belang? 't Lijkt ons altijd de moeite waard om ons in elkanders leven te ver diepen. 'n Kellner is geen nummer. Hij is meer dan iemand, die alleen maar denkt in termen van ex- en inclusief. Hij leidt zijn eigen leven. Hij denkt zijn eigen gedachten. Hij ziet meer dan U zoudt vermoeden. Bovendien: ieders leven is hoezeer ook schuilgaande achter coulissen van monotone, onopvallende bezigheden van uiterst belang. Voor hem zelf. Voor de gehele gemeenschap. De gemeenschap bestaat uit gewone mensen. Maar ieder heeft een grote taak. ver uitgaande boven welke in 't ooglopende functie ook, 't is de op dracht om God te dienen, zoals Hij gediend wil worden. En deze kellner heeft te proberen om zijn milieu zijn typische milieu van alsmaar gasten ontvangen en „mastiek maken" te heiligen. Ergens in Rotterdam is een groepje jonge mensen begonnen op eigen gelegenheid, onder leiding van hun kapelaan, aan een M(ensen) V(an) M( or gen) -club. De wekelijkse pagina ligt tussen hen in en men bespreekt wat daarin onder hun aandacht gebracht wordt. P. WESSELING, C.ss.R. Dit jaar gaat het vacantiereisje waarschijnlijk naar Kusbach in Tyrol. Op het reisbureau van Roover en Ka neels krijgt ge alle gewenste inlichtin gen. Dat gaat daar tingen. Dat gaat daar ongeveer als volgt: Hoe laat vertrekt de trein, juffrouw? Och, gaan we niet met de trein? Met 'n bus, zegt u? O, maar ze hadden me gezegd met de trein! Ja, wie heeft me dat nou ook weer verteld? Ja, 't was 'n al wat oudere zwarte meneer; nee, hij had geen bril op, ik weet alleen nog, dat hij 'n beetje lispel de. Dus met 'n bus maar hoe moet dat dan met de bagage, we hebben blikjes en zo. wat zegt u, juffrouw? O ja, 't bagagenet goedEn hoe laat vertrekt die bus nou? Ja maar, is dat niet 'n beetje aan de late kant? Hoeveel rijdt zo'n bus eigenlijk ge middeld per uur? Stop pen we ook nog in Keulen? Gaan we niet over Keulen? Wat zegt u me nou, Keulen ligt toch langs de route! Waar gaan we dan de grens over? En moet u 'ns horen, juffrouw; hoeveel mensen gaan er precies mee? Ja maar u kunt toch wel zeggen, hoeveel men sen d'r meegaan! Ja natuurlijk, maar wat voor sóórt mensen zijn 't zo'n beetje? Nee, dat begrijp ik, maar neem nou die hotels, als we daar aankomen, hoe gaat dat dan? Zijn dat ka mers mét bad? En kun je de schoenen vóór de deur zetten? Ik neem drie paar schoenen mee, moet u rekenen, m'n bruine wandel schoenen natuurlijk en dan 'n paar nieuwe spijkerschoenen van 'n vriend van m'n broer en gewone lage zwarte schoenen, begrijpt u wel, en schoensmeer meenemen is nogal lastig, vooral omdat m'n insmeerborsteltje nogal stevig doorgesle ten is. Heeft Kusbach ook 'n zwembad? Waar ligt Kusbach nu eigenlijk? Ja, in Tyrol, dat weet ik maar wóar ergens in Tyrol? O, aan de Italiaanse kant dus, zullen we maar zeggenMoet u 'ns luisteren, juf frouw, kunt u d'r dan eigenlijk niet net zo goed nog 'n uitstapje naar Venetië aan toe voegen, 'n dag op en neer of zo? Waarach tig, is dat nog 750 kilo meter! Wat een mens zich toch in die bui tenlandse afstanden kan vergissen; mijn zwager zat 't vorig jaar in Wiesbaden, en toen 2egt-ie op 'n re genachtige Zon dagmiddag: Kom, we gaan even met de wagen op en neer naar Berlijn! Wat u zegt, juf frouw! Maar hoe veel sigaretten mag je nou eigenlijk meene men? En geldt dat voor alle merken. Ik rook altijd Upper Ten en zo af en toe een klein sigaartje. Dus, die bus gaat niet langs Keu len Maar wat raadt u mij nu aan, juffrouw? Ik bedoel met het oog op de douane, sommige mensen doen de koffers heel demon stratief op slot; maar ik zeg, die kerels zijn natuurlijk niet gek, zeg ik, dus laat ze maar gerust open, want als ze je moeten hebben, dan pikken ze je d'r toch wel tussen uitHebben ze in Kusbach ook van die kleine garnalencro- quetjes? Ik heb horen vertellen dat 't eten d'r best moet wezen.. Hoe laat vertrekt die bus ook maar weer, zei u? Ja, ik zal 't even opschrijven Mag ik uw potloodje even vasthouden? Ja, ik ben gek op garna- lencroquetjesJam mer dat die bus van u niet over Keulen gaat! Dag juffrouw! O ja, da's waar ook, neem me niet kwalijk, dat is üw potloodje, juf frouw: goed dat u 't nog even zegt KARAKTEROLOOG Eten, drinken, gezellig ergens zitten, bij een schemerlampje met elkaar praten, achter een oude klare of een voorburgje naar wat gemakkelijke, vrolijke muziek luisteren: het zijn weinig diepzinnige, maar in hun eenvoud toch wel attractieve menselijke geneugten. Als het niet zo duur was, zouden we er misschien wel vaker gebruik van maken en, door de stad wandelend, tot elkaar zeggen: „Zullen we hier even gaan zitten?" Door de draaideur; even zoeken naar een geschikt tafeltje, dat nog vrij is; als we hier eens neerstreken? Een keurig nette heer in smoking neemt jassen en mantels aan, schuift zo nodig stoelen bij en informeert naar uw wensen. Het is mogelijk, dat u zich een beetje verlegen voelt worden onder zoveel vertoon van charmante service en comfortabele gastvrijheid. Men schijnt oprecht blij, dat u gekomen bent en laat geenszins merken, noch bij uw aankomst noch bij het afscheid, noch daar tijssen in, dat u om uw geld wordt gewaardeerd. Er is een sfeer van haast hartelijke vrien delijkheid. In de ech'te goede café's en restaurants wordt niet overdreven. De kellners staan geheel tot uw dienst, maar hun dienstbaarheid is waardig en eerder koninklijk dan slaafs. Goede kellners zijn heren, niet alleen door hun gentleman- klederdracht, doch ook door heel de wijze waarop zij u benaderen, met u praten en uw kleine wensen vervullen- De goede kellner kruipt niet voor u, dringt zich niet aan u op. Hij is in uw nabijheid zonder hinderlijk te zijn. Hij bedient u in stijl. Hij neemt uw fooi in ontvangst, zoals een vorst de accijns van zijn ridders, alléén met meer stralende bescheidenheid. De deugden van de kellner zijn: geduld zelfbeheersing, nederigheid, zelfrespect en boven alles uit -ienende en waar dige naastenliefde. Als in ee:. al te stoute beeldspraak de hemel, zoals kinderen zich die voor stellen, zou worden vergeleken met een heerlijk, van ruisende muziek doorzongen tuincafé, met bloemige, zonnige terrassen en gouden fonteinen: dan zouden de kellners in dat tuincafé engelen zijn, die tactvol, rustig, gedienstig en met volle behoud hunner waardigheid ons het ver blijf aldaar op allerlei wijzen zouden veraangenamen. Kellners zjjn geen engelen- Het zjjn mensen. Mensen, die vaak erg moe zjjn, als gevolg van te korte nachtrust, een dag lang op en neer draven of als gevolg van extra-vermoeiende gasten. Zij hebben een eigen ideaal, een eigen liefhebbcrjjtje, een eigen particuliere droom, een eigen gezin, een eigen bestaan. Wat zij als kellner doen, is in de huidige samenleving nodig. Hun werk is vooral uit het grote- stadslevcn niet meer weg te denken. Zjj maken het zakenmensen mogelijk hun zaken óók eens in een niet-zakeljjl£ sfeer te bespreken, ver weg van machines, kasboeken en kaartsystemen. Zjj bezorgen allerlei gewone mensen gewoon een beetje onschuldige ontspanning. Zjj geven de afgematte handelsreiziger, die al een paar uur door de stad heeft gesjouwd, een warm en geurig kopje koffie. Voor de In die tijd hield Jesus hun deze gelijkenis voor: Een zeker iemand richtte een groot gastmaal aan, en nodigde er velen uit. Het waren blijkbaar de mensen van „de betere soort", die zich dus wel konden redden. Toen het er op aan kwam bleken ze dan ook geen tijd te hebben voor deze zelfs zeer aantrekkelijke bijeenkomst. Het waren degenen, die zich konden aanschaffen wat ze wilden, zelfs een vrouw! Waren ze vergaderingmoe? 't.Blijkt een oude ziekte te zijn. Is het niet een ziekte van alle tijden: wie zelf alles heeft, meent spoedig niets meer nodig te hebben. Deze zelf genoegzame mens voert de bekende leuze: „ik heb geen tijd". later: ga naar de wegen en binnenpaden, en dwing hen binnen te komen. Merkt u op, dat hier twee groepen worden uitge nodigd? De mensen van de stad en de mensen van het platte land. De bedoeling is dat niemand wordt uitgezonderd. Wat is nu het gastmaal? De een zegt: de H. Communie, de ander: de katholieke kerk, weer een ander: de hemel. En gij, wat zegt gij, dat het is? Wie nog jongeren-idealen heeft, zal hier dunkt me denken aan dé jongeren bewe ging. Die levensvolle deinende jongeren- wereld, waar alle jongeren toe behoren, waar ze spelend en werkend, zingend en drinkend, sportend en sprekend een vlotte uitwisseling van levenswaarden en le vensvreugden ondergaan in hun vaart naar een zeker blij bestaan van de zelf standige volwassen mens. Bestaat dit? Dé jongeren beweging, dat is niet een nauw keurig georganiseerde, afgebakend en vaak afgeschreven vereniging van „de betere soort", die men in alle rangen en standen, tenminste naar hun eigen oor deel, vindt. Dé jongeren beweging is vóór alles: het overal vertakte en overal leven de en denkende, vaak critiserende on zichtbaar onderling verbonden geheel van jonge mensen die een betere toekomst willen. En waardoor zjjn ze dan verbonden? Door het leven, door hun jong-zijn, door (en geldt dit niet speciaal voor alle katho lieke jongeren?) de Geest, de Geest van Christus, de Geest van Liefde die uitgestort is in onze harten, waar we allen toch vol van konden zijn sinds Pinksteren. Dit is de bron en de grondslag van alle te begeren, te bevechten en te behouden eenheid: de eenheid van geest! Etend kunt ge deze eenheid voeden, want er is ons een Brood gegeven, waar door wjj meer en meer één lichaam zul len worden, allen bezield met die ene en dezelfde Geest,, de Geest van Christus, ledematen van Zjjn Lichamen. Als deze geest de kern is van de overal bestaande katholieke jongeren beweging, georganiseerd of niet, dan staat in uw midden een tafel. De tafel van het gast dorstige vreemdeling, moe geworden van het slenteren of chaufferen, hebben zij een frisse dronk. Een norse kellner kan echter heel het effect bederven. Hongerigen worden ge spijzigd, dorstigen worden gelaafd, dak lozen krijgen onderdak, maar de vraag hoe, in welke stijl dit ales geschiedt, is zowel voor de gast als voor de kellner van groot belang. Koele zakelijkheid en tech nische organisatie dreigen reeds al te zeer de persoonlijke verhoudingen van mens tot mens, het menselijke en mens waardige dienstbetoon, de gezellige gemoedelijkheid en de waarachtige service te doden. De kelners hebben iets levend te houden. Van tafeltje tot tafeltje laten zij zien, hoe men dienstbaar kan zijn, zonder z'n gevoel van eigenwaarde te verliezen, hoe men met een vriendelijk woord en een vriendelijke houding mensen plezierig kan stemmen; hoe men de eigen zorg en de eigen problemen een moment terzijde kan schuiven, om er slechts te zijn voor de anderen; hoe men met veel geduld veel mensen niet alleen leert ken nen, maar ook veel mensen minstens een kort ogenblik veel zorgen kan doen ver geten- Meer en dieper zin krijgen de vele eenvoudige handelingen uit het kellners- bestaan voor hem die ze vanuit een bewust christelijk geloof verricht; omdat voor hem mensen méér zijn dan alleen maar mensen. Naastenliefde is in de christelijke betekenis van het woord een waarlijk hemelse deugd, een deugd van Godskinderen. En elke waarlijk christe lijke kellner zou zich het woord mogen herinneren over het glas koud water voor de „minste der Mijnen". Misschien dat hij zich dan toch nog wel eens een ogenblikje met zijn dienblad en twee wapperende, rondfladderende jaspanden als vleugels, een engel in de kinderhemel waant. S. J. maal, waar iedereen moet komen, en waar Jesus de Heer is, die u uitnodigt met de woorden: neemt en eet, dit is Mijn Lichaam. Hier eet gij het Brood voor dat vitale Lichaam der katholieke jongeren beweging, dat niet anders zijn kan dan een deel der Kerk, Zijn Lichaam. De tafel staat al klaar. De rest komt wel. De Tafel des Heren staat klaar. Dit artikeltje is maar een dienaar. En gij? Zijt gij degene, die al eerder was uitgenodigd, bij wie men al geregeld kwam voor aller lei bijeenkomsten en organisaties, een van de bekende „betere soort" die men nu eenmaal meent te moeten hebben,, en die tenslotte zeggen: ik heb geen tijd.' Of zijt gij degene, die behoeften voelt, de gebrekkige, de jonge mens van de stad of het platte land? Begin bij het begin: neemt en eet. R. B. Bfj Hem was er veel meer dan alleen maar service. Geen berekening, geen koude, levenloze, gladde vriendelijkheid. Een mens, door Hem bediend, was onein dig veel meer dan .een object. Als Hjj Zich de lendenen omgordt, een schaal water en doeken neemt, om de voeten der leerlingen te wassen, dan doet Hjj dat, omdat Hjj van de leerlingen houdt; en omdat Hjj, de Meester, hun een voorbeeld wil geven. Want wjj moeten bereid zjjn, met behoud onzer waardigheid, onszelf voor elkander te buigen en talloze kleine dingen voor elkander te doen. Zó is Zjjn menseljjkheid hier op aarde aan ons verschenen, ais van een die met heilig en onaantastbaar zelfrespect, godde- Ijjk van oorsprong, ons allen leert zacht moedig en nederig van harte te zjjn. En die ons leert dit tot werkelijkheid te maken in de geringe zaken van elke dag: een glas water, een stuk brood, een maaltjjd met elkaar, een kleed voor de naakte, een bed voor de zwerver, een goed woord voor de ontmoedigde. Deze dingen worden groot, doordat Hjj Zich met alle'dorstigen, hongerigen, naak ten, daklozen en ontmoedigden van deze wereld heeft vereenzelvigd. En nou zeggen ze dat ze in dat zaakje van Crom- vliet en Bolk ook al zitten te morre len, omdat hij van Teugel met de op centen moet heb ben geknoeid on der 't toeziend oog van Joop Zemel; 'i is dat me man toevallig eens in de boe ken neusde, toen-ie de vereveningshef fing en de ziektepremie moest nagaan op last van haar van Raske, die de lonen uitbetaalt, en toen zegt-ie tegen hem van Teugel, hij zegt, kijk es Teugel zegt-ie niet dat 't mij wat angaat of zo, maar wat heb je daar nou eigenlijk in die derde kolom links staanTeugel werd bleek, zegt me man, en ze heb ben 'm meteen maar meegenomen naar de ouwe Bolk, de laatste Cromvliet is al jaren dood zoals je weet; maar 't mooi ste kom t nog. nou blijkt daar bij de ouwe Bolk, die 'n zoon by de collectanten heb, die lange slappe (je weet wel, hij heb altijd grijze handschoenen aan as-ie je 't zakje onder de neus houdtnou blijkt daar dat notebene die Teugel sa men met Joop Zemel ook by de col lectanten hoort, wat me man natuur lijk niet kon weten, want die gaat altijd naar de paterskerk; de ouwe Bolk moet bijna 'n beroerte hebben gekregen, direct 'n telefoontje naar meneer pastoor, die niet thuis was, en toen hebben ze, wist mijn man veel, kapelaan Rooboom ge vraagd, je weet wel, Rooboom dia nooit preekt en die alleen maar brieven voor mag lezen; goed, Rooboom komt daar binnen en ze leggen hem de zaak uit; de vraag is deze, zegt me man, motten we de politie d'r bij betrekken wat is 't standpunt van de kerk, aangezien 't col lectanten bennen; net dat-ie 't zegt, komt de ouwe Bolk weer even op adem en brult dat ze voor zijn part in de kerk zoveel maggen collecteren as ze willen, maar niet in zijn zaak en of opcenten soms geen centen waren; nou is 'n zwa ger van haar van Raske iets bij de re cherche en die heb toen 'n zogezegd privé onderzoek ingesteld, want Teugel blijft alles ontkennen en Zemel doet niks as zenuwachtig lachen; nou en kapelaan Rooboom schudt alleen maar z'n hoofd en ze hebben 'm al wel twintig keer uit gelegen ivat opcenten nou eigenlijk zijn; Bolk heb de zaak uit handen gegeven en me man drinkt elke avond 'u stevige borrel bij die stille zwager van haar van Raske, zogenaamd om 't zaakje es helemaal dóór te praten, en zo blijven ze natuurlijk voorlopig nog wel even aan de gang

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 8