ff"
OVER DE GRENZEN
ONS
Jongeren lezen de Blijde Boodschap
God en Mens
Vernieuwing ook van
publieke opinie
ZIJN VOLK
Héé
ALLE VOLKEN
Een bruiloft liep ten einde,
Een betere bruiloft begon.
ZATERDAG 16 JANUARI 1954
PAGINA 7
NAAR BEWUST EN DAAD-
WERKELIJK GELOOFS
LEVEN
De algemene sfeer
Christelijke beïnvloeding
Vergeel de jeugd niet
DE VOLMAAKTE
OVERGAVE
VAN ONS
GODDELIJKE
VOORBEELD
IN DE
OLIJVENHOF;
NAAR
EEN LAAT
MIDDELEEUWSE
SCHILDERING
i
kunt rekenen op de jeugd
Mr Diepenbrock
- initiatieven die links en reel
Zet een paar kinderen uit de armste buurt, die je je kunt indenken en
onder de meest trieste omstandigheden op n oxide rommelzolder en
ze gaan spelen. Ze gaan zich een wereld scheppen. Ze gaan ontdekkingen
doen. Ze voelen zich thuis. Ze leven.
Zo is 't eigenlijk niet alleen bij kinderen. Zo is 't met ieder die nog in
z'n bart jong is.
Er wordt van de tegenwoordige wereld van alles gezegd. De tijd is
moeilijk en de zorgen zijn zwaar. In talloze variaties vei tellen we dat
elkander. Moet dat zó blijven? Jonge mensen berusten daar natuurlijk
niet in. Zij zullen 't anders doen en beter. En aan de betere wereld
werken ze al direct, zij 't onbexvust, mee door elke dag weer opnieuw
in bet leven te geloven. Twee jonge mensen die elkander liefhebben
bouwen samen een nieuwe wereld. Dwars door de somberste verhalen de
meest duistere perspectieven heen. Wie jong is gelooft niet in een stervend
Europa, gelooft niet in 't noodlot gelooft vanuit z'n Christendom l
minst van alles in een dreigende plaatselijke b.v. Europese om eigau0
van de Kerk. Wie in God gelooft en in Zijn Kerk weet, dat deze Kerk
altijd op vernieuwing aanstuurt en de vernieuwing ook wezenlijk brengt.
Wat is 't Christendom anders dan de Blijde Boodschap die voor elk
mens, voor elk volk, voor elk land, voor elke tijd en beschaving de
Verlossing, de opstanding uit de dood, brengt. Ook de haveloze, aan
la<rer wal geraakte, de ontredderde, geschonden en verminkte mens kan de
grandioze vernieuwing ondergaan, wanneer hij gegrepen wordt door
Christus. En wie eenmaal Christus heeft mogen ontmoeten, hem zit de
drang naar vernieuwing in 't bloed.
liefde laten zien door talloze gesprek
ken vol schijnbare geestigheden. En zo
blijft dikwijls de stem van een goed
willende zonder enig effect. Alle goede
Denk aan de diepzinnige uitspraak
van Christus die St Jan weergeeft in 't
boek der Openbaring: „Zie, Ik maak
alles nieuw".
Dit is de milde goede troost voor ieder
die fout is gegaan. Sinds Christus is
leven nooit meer uitzichtloos. Jsr zj
sinds Hem geen gevallen meer zonder
ll°°IKan zijn, dat velen van jullie boor
devol critiek zitten. Critiek op toestan
den die je waarneemt. Critiek op 't halve
Christendom, dat je om je heen waar
neemt. Critiek op 't compromis, dat
velen schijnen gesloten te hebben tussen
eigenliefde en liefde tot God.
Critiek op hen die uiterlijk er groot
op gaan tot de „goede katholieken" te
behoren, maar die 't niet in hun hoofd
zullen halen om zich in simpele be
antwoording aan de Bergrede iets te
ontzeggen. Critiek op hen die voorste
plaatsen bezetten in je kerk maar in
grenzenloze en haast ziekelijke liefde
loosheid medemensen beroddelen met
niet te verbergen voldoening. Critiek
op verouderde en zinloze tradities. Cri
tiek op 't feit, dat 't motief van talloze
voorschriften en practijken je onthou
den wordt. Critiek op 't gebrek aan
begrip ben hen wier roeping 't toch is
voor ieder klaar te staan, 't Is moge
lijk, dat je momenten kent van grote
opstandigheid en verbittering. Maar
wie jong is. w e r k e 1 ij k jong en de
vonk van 't Geloof in zich voelt bran
den neemt daar geen vrede mee. Hij
of zij weet, dat critiek alleen onvrucht
baar is.
We mogen dan ook gelukkig zonder
overdrijving constateren, dat er de
laatste jaren onder de katholieke jon
geren heel wat aan te groeien is. Er
zijn telkens opnieuw pogingen onder
nomen om 't innerlijk verlangen naar
bewust en daadwerkelijk geloofsleven
gestalte te geven. Menige parochie is
't terrein geworden van vele experi
menten. Er zijn jongeren-contacten ont
staan van allerlei aard. Er ontstonden
uiteraard tijdelijke debating-clubs. Or
ganisaties zochten naar nieuwe moge
lijkheden en zijn daar ook niet zelden
in geslaagd.
Ondanks dit alles t is al vrij veel
mankeert er nog iets.
Alle goede initiatieven ontmoeten
altijd weer een grote weerstand. De in-
vloed van de andere kant, van de tegen-
liggers, is ontzaglijk groot. Wat ergens
in kleine kring met vurig idealisme
wordt uitgedacht loopt zo dikwijls dood
in 't milieu, 't klimaat, in de pu
blieke opinie, 'n Nobele gedachte
over de liefde en diep wederzijds res
pect wordt zo gemakkelijk weer weg
gewerkt door de stroom van oppervlak
kige, geestloze, neerhalende lectuur,
door films aan de lopende band die
onvermoeid alleen een laf surrogaat van
initiatieven die links en rechts opduiken
hebben de onchristelijke, heidense pu
blieke opinie tegen zich. De H. Vader
verwacht van 't jaar 1954 de grote ver
nieuwing. Hij, die vanuit de wereld-uit
kijkpost de stromingen en bewegingen
van alle landen kent hij heeft dwars
tegen alle alarmerende berichten over
stervend geloof en groeiend materia
lisme een grote verwachting, van dit
nieuwe jaar, een verwachting die Hij
put uit de eeuwig-jonge kracht van 't
Geloof, die Hem Zelf Zijn hoge leeftijd
en Ziin zonder tw\jfe! groeiende ver
moeidheid doet vergeten. Door alle
woorden van de H. Vader trilt 't waar
achtig christelijk optimisme. Maar even
zeer wijst Hij er voortdurend op, dat
een felle strijd noodzakelijk is tegen t
heidense milieu". Wil de prediking in
welke vorm ook vruchtbaar zijn, dan is
altijd een eerste vereiste, dat de sfeer
van het leven gezuiverd en gekerstend,
wordt.
En deze algemene sfeer is ook hier in
ons land door talloze oorzaken be
dorven.
Je begrijpt natuurlijk wel, dat ik iets
aan 't voorbereiden ben in deze woor
den en dat dit alles maar een inleiding
op iets wil zijn. Dat is ook zo. Op 1
Jan werd er 's avonds om kwart vooi
elf een radiocauserie gehouden over 't
onderwerp „Vernieuwing".
Zoals je naar ik hoop gehoord zult
hebben wees mr Diepenbrock in die
uitzending op de wens van de H. Vader
dat dit jaar dat we nu ingegaan zijn,
't jaar zou zijn van de Christelijke ver
nieuwing. Hij werkte dat prachtig uit
door te betogen, dat elk geluk, elke
voorspoed, elk welslagen dat al t goede
dat wij elkander toewensen alleen kan
verwerkelijkt worden in een nauwe in-
FRANKRIJK
Gehoorzaamheid en volgzaamheid
ten opzichte van de Paus is een on
derwerp dat onder Franse katholie
ken weer actueel is.
Mgr Chappoulie, Bisschop van An
gers. z'egt hierover, mede in verband
met de vele vernieuwingspogingen
die er gaande zijn: „Laten we als
goede zonen leerzaam zijn en gezeg-
gelijk ten opzichte van Pius XII,
maar laten we ook onder elkaar als
broeders de verscheidenheid van
menselijke gevoelens met liefde
waarderen".
DUITSLAND
In Berlijn is door een Frans Bis
schop, Mgr Bejot van Besancon in
tegenwoordigheid van de Vicaris-ge
neraal van Berlijn, Mgr Puchowski,
een gebouw ingewijd, als internatio
naal centrum voor godsdienstige pro
blemen.
Oprichter en directeur is Pater
Barth een Franse Dominicaan. Deze
werkt sinds 1951 in Berlijn en door
ziin contact met jonge Katholieken
kwam hij tot verwezenlijking var?
zijn ideaal. Katholieken uit alle lan
den zullen hier samenkomen om el
kaar te leren kennen en te steunen.
BELGIë
In Leuven is een College opgericht
voor priesterstudenten die tegemoet
willen komen aan de priesternood in
Latijns Amerika.
SPANJE
Verschillende Bisschoppen hebben
hun bezorgdheid uitgesproken over
de sociale toestanden in Spanje.
Mgr Herrera, Bisschop van Malaga,
legde er echter de nadruk op dat tot
oplossing van deze nood nauwe sa
menwerking nodig is van de Kerk
met lekenorganisaties.
Mgr Fray Albine, Bisschop van
Cordova, benadrukt de noodzaak van
onderwijs ook op het platte land.
„Het levenspeil van de Andalusi-
sciie boeren is buitengewoon laag.
De plaag van het analphabethisme
duurt voort. Verspreid over het plat-
te land zijn er duizenden en duizen
den ongeletterden, die leven in het
heidendom en in een moreel klimaat
dat er op gericht schijnt te zijn hen
tot misdadigers te maken".
Mgr Morcillo, Bisschop van Bilbao,
heett in een recente brief de beter
gesitueerden er toe aangezet om
trouw hun plicht van sociale recht
vaardigheid te vervullen en niet al
leen hun godsdienstigheid te uiten
door traditionele devotie-praktijken.
Hierin liggen dikwijls teveel traditio
nalisme en traagheid en zelfs routi-
ne, immoraliteit en onrechtvaardig
heid.
De godsdienstige praktijken steun-
ncn niet voldoende op een innerlijke
realiteit. De louter uitwendige gods
dienstige praktijken, zonder mede
leven en medelijden, zonder de gena
de of zonder rechtvaardigheid zijn
van zeer geringe waarde en geven
anderen aanleiding tot ergernis".
ITALIë
„Vliegende patrouilles" van Kar
dinaal Lercaro.
Pater Tomaso Toschi, Franciscaan,
straatpredikant in het dorpje Casag-
lie, werd door Kardinaal Percaro,
Aartsbisschop van het bolwerk der
communisten .Bolgne, ontdekt, en of
schoon pas 31 jaar oud. aan het hoofd
gesteld van 20 priesters, behorend tot
7 verschillende ordes. Allen speciaal
bekend met het boeren- en arbei
dersleven. Zij trekken rond bij het
van God vervreemde volk. FRATER-
NITAS was gesticht! Het volk echter
gaf aan deze beweeglijke patrouiles
al gauw de naam van „Vliegende pa
trouilles" Op de pleinen spreken zij
de mensen toe of debatteren met te
genstanders. Sommige kloosterover
sten die bezwaren maakten wegens
„het geregelde kloosterleven" wer
den door de Kardinaal op drastische
wijze overtuigd.
De Kardinaal stelden dezen nl. de
vraag: „Ondervond het geregelde
klqosterleven enige verandering tij
dens de bombardementen van de
laatste oorlog?".
„Wei zeker!", antwoordden zij.
„Beste Pater'-', antwoordde de Kar
dinaal, „we worden nog steeds ge
bombardeerd".
H. M.
tieme verbondenheid met Christus. God
is altijd de initiatiefnemer van elk goed
werk. En God is rusteloos in Zijn altijd
weer opnieuw aangeboden vernieuwing.
In diezelfde uitzending kondigde mr
Diepenbrock nog wat vaag en niet zon
der spanningwekkende geheimzinnig
heid 'n nieuw plan aan. Een plan om te
komen tot duidelijk beïnvloeding van
de publieke opinie.
Als ik het dus, heel voorzichtig en
louter afgaande op wat 1 Jan. 's avonds
door de radio werd gezegd mag for
muleren: er staat iets te gebeuren
iets als een actie voor God een groot
se aanpak om de publieke opinie te be
ïnvloeden er staat iets te gebeuren,
iets landelijks, een plan om de talrijke
initiatieven binnen en buiten de orga
nisaties, binnen en buiten de Kerk te
steunen. Zo hoop ik toch werkelijk niet
te veel gezegd te hebben.
Wel, mr Diepenbrock, ik zou u willen
vragen het zal wel een overbodig
verzoek zijn vergeet in uw
plan de jeugd niet. Heus bij de
jongeren liggen de mooiste kansen. Ze
zeggen en schrijven en betogen, dat de
jeugd afglijdt. Maar u weet het, de
fout ligt zeker niet alleen bij hen, de
jongeren. Zijn zij niet met vage woor
den en ijdele beloften en cliché's dik
wijls afkerig gemaakt van het christen
dom? Is hun wei de levende Christus
voorgehouden? Wè zeggen: die jonge
ren zijn niet te vangen, we hebben zelfs
een categorie ongrijpbare jeugd ge
creëerd en misschien staan hun namen
in de cartotheek genoteerd met het
dwaze toevoegsel „sine spe"; „zonder
hoop" maar deze or.vangbaren dra
ven naar het droomland van de film
ze hebben schorre kelen van het jui
chen op de sportvelden ze luisteren
verhit naar Lionel Hampton en talloze
mindere godheden. Als u een beroep
doet op de jeugd en u dringt bin
nen om hun hoe dan ook de Christus
te brengen: Zijn grootheid, Zijn liefde,
envooral het wonder van Zijn levende
persoon met het totaal van Zijn Blijde
Boodschap, dan zullen ze komen. Dui
zenden staan dichter bij het bevrijden
de „rissorgimento" van onze Paus dan
men vermoedt.
Ik begrijp, dat u voorzichtig hebt ge
sproken. Ik begrijp ook, dat u in zorgen
zit omdat er geholpen zal moeten wor
den maar 't geld zal er komen: onze
Nederlandse katholieken zijn gul en
vrijgevig en zij zullen intuïtief aanvoe
len, dat uw plan zal moeten slagen en
een collecte, hoe, waar en onder welke
omstandigheden ook, zullen ze zonder
bezwaren accepteren.
Maar nogmaals: vergeet de jongeren
niet. Of liever gezegd: rekent u maar
op hen. Ik ken er zoveel en ik weet
wat ze waard zijn als het erop aan
komt en als ze zien waar het om gaat.
Ze staan achter u. Heel en al. U zult
er misschien verbaasd van opkijken.
Jonge kerels, die werken op dokken
en steigers, of die in dienst zijn bij het
leger of bij de marine. Ze zullen
komen: studenten die weten wat een
christelijk milieu betekent; leerlingen
van de hoogste klassen van gymnasium,
HBS, MTS en zoverder, die ontdekten
wat ér in de wereld letterlijk en figuur
lijk te koop is; leerlingen van de
school voor Maatschappelijk Werk: lei
ders en leidsters van organisaties,
kajotters die meer dan wie ook besef
fen wat een heidens milieu aan jonge
levens kan verpesten, voortrekkers en
mensen die zo maar onder leiding van
een bevriende priester naar geloofs
verdieping zoeken: zij zullen ja zeg
gen op üw initiatief. Uw initiatief.'
Alleen voor zover u de altijd weel
levende vernieuwingsdrang van de
Kerk gestalte gaat geven.
U ziet het mr Diepenbrock, we heb
ben geluisterd de 1ste Januari en we
zijn benieuwd hoe u uw plannen nu
verder gaat ontwikkelen en wat daar
in volgens uw verwachting het aandeel
van de jeued zal zijn. 't Was Iaat, kwart
voor elf —maar al is het de volgende
keer nog een uur later we wachten
met spanning.
Hij was uit liet liuis en liet
geslacht van David. Over liet
huis van Jacob zou Hij
koning zijn in eeuwigheid.
Daar Hij mens was, be
hoorde Hij tot mensen. Daar
Hij van David en Jacob
stamde, behoorde Hij tot eeu
volk. Wanneer Hij tussen de
Zijnen rondgaat, kan Hij
soms spreken van' „Mijn
kindertjes" en wanneer aan
Zijn voeten de stad der
vaderen ligt, vervult Hem de
ontroering om een volk, dat
geroepen werd maar niet wil
luisteren. Dan ziet Hij de
velen optrekken uit Oost en
West, hunkerend naar een
land dat aan allen beloofd
werdZijn Rijk en liet huis
van Zijn Vader, waar Zijn
volk zal uitgroeien tot een
onzegbare gemeerfschap van
alle natiën.
Natuurlijk. Hoe zou ik daaraan kunnen
twijfelen? Als God spreekt, dan hebben
wij als hele gewone, doodgewone mensen
slechts te gehoorzamen, slechts „ja" te
zeggen. Wat zijn wij immers tegenover
God? Een schaduw geworpen door Zijn
licht. Heel ons leven staat onder Zijn
greep. Daarom is het absurd mij tegen
over God te plaatsen en „nee" te zeggen
of zelfs maar te aarzelen. Heel mijn we
zen en mijn leven moet een „ja" zijn te
genover Hem. Het is niet vernederend
voor de mens zo onder God te staan; het
is integendeel de uitdrukking van geheel
ons bestaan. Dan is de mens pas volledig
mens als geheel zijn leven een ja is te
genover God.
Wie het bovenstaande leest, zal het van
zelfsprekend vinden. Als God immers is,
moet Hij ook alles zijn. Maar in de prac-
tijk van het leven komt het toch anders
uit. We hebben de vorige week gezien,
hoe geheel de wereldgeschiedenis be
heerst wordt door God. Hij maakt de ge
schiedenis, ja. God treedt zelfs de geschie
denis binnen. Elk initiatief gaat van Hem
uit. Moeten wij dan niets doen? Valt er
voor ons dan geen taak te vervullen? Na
tuurlijk wel Maar God en ik moeten niet
langs elkaar heen werken mijn leven
moet daarom een ja zijn op Zijn weg. En
nu is het toch merkwaardig, dat we dit
theoretisch inzien, maar practisch niet
uitoefenen. U zult natuurlijk zeggen, dat u
veel voor God doet. dat u een en al 3oti-
viteit bent in Zijn dienst. Maar is dat
Wij roken dus
samen tien
duizend mil-
Jioen sigaretten
pet' jaar. Een
uitstekend voor
beeld. hoe door
goede samen-
werking en gezamenlijke
krachtsinspanning we<
degelijk iets groots kan
worden bereikt ook
door Nederlanders. Dit
hebben we dan toch
maar weer geleverd. In
Amerika zullen ze op
kijken.
Er zit echter ook nog
een andere kant aan
deze zaak. Wie is het
ventje, dat ons een jaar
lang in de gaten heeft
gehouden en al onze
sigaretten heeft geteld?
Heb ik de krantenbe
richten goed begrepen,
dan moet het een doov
de regering betaald
mannetje zijn geweest
Het gaat m> nu even om
het systéém. Waarom
moet er 'n kereltje zijn
een zogezegd bezoldigd
si rettentellertje, die.
ai tellende en loerende,
binnendringt in ons
privé-bestaan? Die ons
bij wijze van spreken
de happen in de mond
telt. Roken is. dacht ik,
géén regeringszaak. Laat
de regering, zo was ik
geneigd te redeneren
haar eigen pijp roken
Maar Drees redeneert
anders. Hij wil wel een?
weten hoeveel sigaretten
wij zo per' jaar wegwer
ken. Hij scharrelt een
handig knaapje op en
zegt: „Ga jij dat nou 'ns
na. 'tel alle peukjes of zie
maar hoe je 't doet: maar
vat het 'n beetje ernstig
op, 't is om de dooie dood
gecn grap!" Tot zover
Drees. 't Mannetje tijgt
aan het werk. en zonder
dat wij hem in de gaten
hebben, heeft hij ons in
de gaten. Het gaat me
nu eigenlijk om de
vraag: moeten wij deze
gang van zaken beschou
wen als verontrustend,
ja of neen? En dan zeg
ik: neen. Verzamelaar?
van en sprekers over
Verontrustende Ver
schijnselen in onze Hui
dige Samenle
ving mogen het
jammer vinden,
maar dat siga
retten tellen op
last van Drees
kan zeer gerust
stellend worden
verklaard. Vergeet niet,
dat Drees „vader Drees"
is. Hij vat z'n regerings-
taak vaderlijk op en wil
als goed huisvader we)
eens weten hoeveel z'n
jongens (en meisjes) nu
eigenlijk wegroken. Hij
is bezorgd voor ons. Hij
is misschien ook bezorgd
geweest voor dat man-
ïeje. dat tellertje. Hij zal
misschien gedacht heb
ben: laat ik dat ventje
'n beetje aan het werk
zetten en er aldus wat
profijt van trekken; an
ders moet-ie binnenkort
van mij trekken. Kort
samengevat komt 't dan
hierop neer. dat het be-
wustje knaapje door
Drees werd aangetrok
ken. om na te gaan aan
hoevee! sigaretten wij
per jaar trekken, zodat
hij dan niet van Drees
hoeft te trekken.
KARAKTEROLOOG.
Ze hadden heel de dag feest gevierd.
Ze hadden op 't laatst geen wijn meer.
Toon sprak Maria: doet alles, wat Hij u zeggen zal.
En Hij sprak tot Zijn moeder: „Vrouw
Het wonder begon!
De hofmeester riep tot de bruidegom:
„ieder begint met de goede wijn,
en eindigt met de minste,
maar gij hebt de beste tot nu toe bewaard
De hofmeester vergiste zich:
Een nieuwe Bruidegom was opgestaan;
Zijn Bruiloft begon pas.
Jesus is de Bruidegom.
Hij zag in Maria zijn Bruid: „Vrouw".
Zo openbaarde Hij ineens Zijn heerlijkheid,
een heerlijkheid van Bruidegom en Bruid.
Dit is de blijde Bruiloft die geen einde kent.
Nooit komt hier gebrek aan wijn.
Want de Vijn is het Bloed van de Bruidegom.
Allen die genodigd zijn ter bruiloft.
zal Hij reinigen met de wijn van zijn Bloed
tótdat zii de zuiverheid bereiken van zijn Bruid,
zonder vlek of rimpel of iets van dien aard.
Het zal een schare zijn, die niemand tellen kan,
riin hun klederen gewassen hebben m het Bloed van dit Lam,
en die samep de juichende zegevierende Kerk zijn,
Zijn Bruid.
Maria is de eersteling van deze Bund.
Hijzelf is „de Eerste", de Bruidegom.
Het moet ons jongeren wel bijzonder boeien.
Jesus en Maria zo te zien, als Bruidegom en Biuid.
Wij die menen geroepen te zijn. dit uit te „beelden in
ons leven.
Want ieder die geroepen is
om door het sacrament eens bruidegom te worden en buud,
staat hierdoor steeds gericht en heengewend naar Christus
en Zijn Bruid.
zoals wij horen lezen in het epistel van iedere huwelijksmis.
Jesus en Maria, Bruidegom en Bruid,
zijn niet alleen een voor-beeld, dat ons voor-gaat.
maar ook een kracht, een geest, een werkelijkheid,
die wij gaan beleven.
Want de Bruidegom heeft eens het brood genomen en de
kelk met wijn
en gezegd „neemt en eet en drinkt allen hieruit,
Dit is Mijn Lichaam en dit is Mijn Bloed".
Zijn Vlees moet gij eten. om uit zijn geest te gaan leven.
Zijn Bloed is de wijn, die maagden kweekt.
Als gasten aan dit bruiloftsmaal,
zult gij dan langzamerhand meer in elkander ontwaren,
de gestalte van die Bruidegom en Zijn Bruid,
als een ODenbaring van Zijn heerlijkheid,
totdat de dag komt, waarop Hij dit in u voltooien zal,
als gij voor het altaar geknield zult getuigen: „ja. ik wil
Tot zolang is het wachten op Zijn komst,,
en Hern bewonderen, als Hij gekomen is.
Zoals de Kerk Hem heeft verwacht in de Advent
en Hem juichend bewonderde in de Kersttijd.
Is dit niet een Blijde Boodschap voor u beiden;
meer en meer in elkander te ontwaren
en meer en meer uzelf te modeleren naar
Christus, de Bruidegom, en Zijn Bruid.
Het moet voor ieder meisje wel een verrassende blijd
schap ziin,
in de ander steeds meer Christus Jesus te ontdekken.
Wat zal het haar vervullen met ontzag!
Het moet voor iedere jongeman wel een verrassende
blijdschap zijn,
in de ander steeds meer en meer Christus- bruid te zien.
Wat zal Hij zich graag voor haar opofferen; overgeven,
om haar te heiligen,
en naast zich te stellen zonder vlek of rimpel
Dit zal hem vervullen met heilige liefde.
Dit is de liefde die nooit eindigt.
Ontzag en liefde.
Zij zi,in als de bodem en dc blpem
voor iedere bruidegom en bruid.
Ontzag.
Hoe kan het anders als gij u vanaf het begin
richt op Christus en Zi.in Bruid, als uw voorbeeld,
cn tevens gelooft dat Hij zó in u voortléven wil
als bruidegom en bruid.
Liefdé.
Hoe kan het anders, als gij elkander aanvaardt als een vaas,
waarin God de schoonheid van Zijn Zoon en Diens Bruid
glanzen laat.
Ontzag is de bodem, waarop iedere verkering beginnen moet.
Liefde is de bloem, waarin iedere verkering uitbloeien moet.
Ontzag en liefde om Christus en Zijn Bruid in ons.
Dan begint op uw huwelijksdag Zijn Bruiloft weer opnieuw,
en hebt gij de beste wijn bewaard tof op het einde,
dat een begin zal blijken te zijn.
R. BECKERS, pr.
laatste wel waar? Moeten wij niet heel
vaak zeggen, dat we alles aan God geven,
behalve het belangrijkste ons eigen in
zicht en de volledige overgave van ons
eigen ik. Dat eigen ik koesteren we zo
graag en behouden we voor ons zelf,
met het gevolg, dat zelfs onze Godsdienst
nog een dienst is aan het eigen ik. dat we
in onze meest godsdienstige daden nog
ons zelf zoeken, onze eerzucht, onze ver
meende grootheid. Of is het niet zo? We
menen, ons in dienst van God te stellen,
maar we behoeven maar achtergesteld te
worden, of verwaarloosd in waardering,
of we voelen het diep en geven onze ac
tiviteit op.
We moeten zien naar Maria. Aan haar
werd het hoogste gevraagd en zij heeft
het hoogste gegeven. Heeft u daar wel
eens over nagedacht? Wat roudt u gedaan
hebben, als een engel met een dergelijke
boodschap bij u gekomen was? Die bood
schap was immers absurd. Nietwaar? La
ten we ons gezond verstand gebruiken.
Daar hebben we het immers voor 1 Maar
Maria dacht er anders over. De engel was
van Godswege gezonden. God vroeg haar
iets en al kon dit menselijkerwijze absurd
lijken, bij God is niets onmogelijk. Het
enige wat zij kon doen, was ja te zeggen
tegenover God. „Zie de dienstmaagd des
Heren; mij geschiede naar Uw woord".
Zo moet ook ons leven een „ja" zijn,
een overgave aan God. Een overgave in
geloof, aan de grote dingen, die God ge
daan heeft. Wc hebben er de vorige week
op gewezen, hoe alle vernieuwing van
God uitgaat. Al wat echt nieuw is, kan
slechts door God tot stand gebracht wor
den. Welnu, wc weten, dat dit geschied
is in de heilsgeschiedenis, in het geboren
worden en verschijnen van God, onze Za
ligmaker, in de gebeurtenissen van de
Verlossing. Hebben wij daar met volle
overtuiging „ja" op gezegd? Hebben we
dat geloofd of hebben we dat wel „ge
loofd"? Geloven we ook, dat deze heils
geschiedenis ieder moment ons leven be
paalt? Zo bijv. tijdens de prediking van
Gods woord? Hebben we daar „ja" op ge
zegd, of hebben we verveeld toegeluisterd,
toen God tot ons sprak, ons riep bij onze
naam? We hebben er waarschijnlijk cri
tiek op gehad. In alle geval zijn we er
niet diep op ingegaan, anders was ons le
ven totaal veranderd en tot een nieuwe
schepping geworden.
Hoe staan we tegenover het ingrijpen
van God, zoals we dit dagelijks ervaren
kunnen in de Sacramenten? Denken wij
bij de Sacramenten ook niet te veel, dat
het van ons uit moet komen, alsof wij
zelf ons eigen bestaan volledig in handen
hebben? Hebben wij niet te veel vergeten,
dat het op de eerste plaats Christus is, die
zijn Verlossing bewerkt in en door het
Sacrament, en dat het onze taak is, ons
voor te bereiden in geloof, verlangen, be
rouw en vertrouwen en liefde. Ik zeg
slechts „voorbereiden", want de voltooiing
kan alleen door God komen.
Hoe is ons „ja" tegenover de gebeurte
nissen, welke ons kunnen overkomen?
Zeggen we er „ja" tegenover of klagen
wij.omdat de Voorzienigheid ons in de
steek laat.
Dat is niet de houding van de mens, die
gelooft in God. Zijn enige houding moet
zijn ja. Maar dan kan er ook iets groots
gebeuren, niet iets menselijks groots,
maar iets goddelijks groots, dan kan God
Zijn plan met ons volvoeren. We zien het
zo vaak in de geschiedenis van Gods Kerk,
dat werkelijke grote dingen slechts tot
stand gebracht werden door mensen met
middelmatige of zelfs minder dan middel
matige talenten. Maar zij hadden dan ook
de moed „ja" te zeggen.
We leven in een grootse tijd. Aan alles
voelen we, dat er iets nieuws gaat gebeu
ren. iels groots. De adem van de Eeuwige
heeft deze tijd beroerd. In de onrust en
de woelingen wordt het grote gebo
ren. God heeft Zijn plan, Zijn vernieu
wingsplan met de wereld, en met u. Het
hangt nu af van uw „ja". H. B.
Het hoofdartikel van de vorige week
deed, onder de duidelijke kop „Gods ini
tiatieven", een aanval op onze illusie, zélf
het aanschijn der aarde te kunnen ver
nieuwen.
Vandaag zou ik mezelf en u de vraag wil
len stellen als God 't inderdaad allemaal
doet, kan jk met permissie m'n benen dan
niet beter op tafel leggen?
Om duidelijk te maken, dat de mens in
in het christendom volledig meespeelt en
dat hij niet, rustend op zijn schouderbla
den in de fauteuil van het luie leven,
God zonder meer kan laten werken, moet
ik iets vertellen over het menselijke, het
humanistische aspect van ons geloof.
Het christendom is een geloof in de
menswording van Gods Zoon; of concre
ter: een geloof in Gods mens geworden
Zoon. Haal dit uit het christendom weg
en het is geen christendom meer. Dit is
beslissend. De rest leidt er naar toe of
vloeit er uit voort. Wanneer iemand mij
vraagt, in één korte zin te formuleren wat
ik als christen geloof, dan luidt mijn ant-
I woord: ik geloof, dat God mens is gewor-
den.
Als er nu iets of iemand in het middel-
i punt der christelijke wereldbeschouwing
i staat, dan is het deze mens geworden God,
j Jesus Christus. Daarom heet deze wereld
beschouwing niet humanisme of deïsme,
maar christendom. Daarom kan de titel
van prof. Steur's boek „Niet wij maar
Hij" niet volledig typerend voor het chris
telijk geloven worden genoemd. Voor de
christenen is het altijd: „Hij èn wij", bij
elkaar geplaatst in de woorden waarmee
wij God aanspreken: „Onze Vader". Het
christendom begint met Gods liefde voor
de mensen, met goddelijke aandacht voor
de mens: „Zozeer heeft God de wereld
liefgehad, dat Hij Zijn eengeboren Zoon
heeft gezonden". En heel het streven en
idealisme van het christendom zijn erop
gericht God en mens tot elkander te bren
gen en zo intens en innig mogelijk met
elkaar te verenigen.
De Godmens Christus is van dit ideaal
het levende symbool en de eerste concrete
verwezenlijking. Hij is in onze levensbe
schouwing de centrale figuur, de weg die
naar ons doel leidt, de waarheid die deze
weg en het doel zelf verlicht; het leven
dat het doel is. Hij omvat alles wat wij
geloven en willen. Hij bezit de volheid der
Godheid èn volledige menselijkheid. Hij
bezit de eenheid tussen het goddelijke en
het menselijke, welke wij nastreven.
Het christendom is dus niet zonder
meer theoretisch. God staat inderdaad in
't middelpunt, maar op een zéér bijzonde
re wijze. God staat zodanig in het middel
punt, dat de mens evenééns in het middel
punt staat. God en mens ontmoeten eikaar
in het christendom, dat als levens- en
wereldbeschouwing eigenlijk veel beter
christocentrisch kan worden genoemd.
De mens staat in het christendom dus
samen met God. Déze mens en déze God
zijn en werken samen. Déze God van mij
en van ons is inderdaad mijn en onze God,
in de volle en verbijsterende betekenis
van de woordencombinatie. En wij zijn,
in Christus, van Hém. Zijn leven is in ons.
Wij bestaan in Hem. Zijn plan wordt in
ons werkelijkheid. Ons plan reikt naar
het Zijne en wordt in Hem vruchtbaar.
Zijn initiatieven worden de ónze en wor
den in ons en, samen met Hem, dóór ons
uitgewerkt.
Dat is het wat Hij ons in de blijde
boodschap voorstelt. En dat voorstel aan
vaarden we bewust en met beide handen.
Daar zeggen we „ja" op. En dat „ja" heet
geloof.
S. JELSMA M.S.C.