ff" OVER DE GRENZEN ONS Jongeren lezen de Blijde Boodschap God en Mens Vernieuwing ook van publieke opinie ZIJN VOLK Héé ALLE VOLKEN Een bruiloft liep ten einde, Een betere bruiloft begon. ZATERDAG 16 JANUARI 1954 PAGINA 7 NAAR BEWUST EN DAAD- WERKELIJK GELOOFS LEVEN De algemene sfeer Christelijke beïnvloeding Vergeel de jeugd niet DE VOLMAAKTE OVERGAVE VAN ONS GODDELIJKE VOORBEELD IN DE OLIJVENHOF; NAAR EEN LAAT MIDDELEEUWSE SCHILDERING i kunt rekenen op de jeugd Mr Diepenbrock - initiatieven die links en reel Zet een paar kinderen uit de armste buurt, die je je kunt indenken en onder de meest trieste omstandigheden op n oxide rommelzolder en ze gaan spelen. Ze gaan zich een wereld scheppen. Ze gaan ontdekkingen doen. Ze voelen zich thuis. Ze leven. Zo is 't eigenlijk niet alleen bij kinderen. Zo is 't met ieder die nog in z'n bart jong is. Er wordt van de tegenwoordige wereld van alles gezegd. De tijd is moeilijk en de zorgen zijn zwaar. In talloze variaties vei tellen we dat elkander. Moet dat zó blijven? Jonge mensen berusten daar natuurlijk niet in. Zij zullen 't anders doen en beter. En aan de betere wereld werken ze al direct, zij 't onbexvust, mee door elke dag weer opnieuw in bet leven te geloven. Twee jonge mensen die elkander liefhebben bouwen samen een nieuwe wereld. Dwars door de somberste verhalen de meest duistere perspectieven heen. Wie jong is gelooft niet in een stervend Europa, gelooft niet in 't noodlot gelooft vanuit z'n Christendom l minst van alles in een dreigende plaatselijke b.v. Europese om eigau0 van de Kerk. Wie in God gelooft en in Zijn Kerk weet, dat deze Kerk altijd op vernieuwing aanstuurt en de vernieuwing ook wezenlijk brengt. Wat is 't Christendom anders dan de Blijde Boodschap die voor elk mens, voor elk volk, voor elk land, voor elke tijd en beschaving de Verlossing, de opstanding uit de dood, brengt. Ook de haveloze, aan la<rer wal geraakte, de ontredderde, geschonden en verminkte mens kan de grandioze vernieuwing ondergaan, wanneer hij gegrepen wordt door Christus. En wie eenmaal Christus heeft mogen ontmoeten, hem zit de drang naar vernieuwing in 't bloed. liefde laten zien door talloze gesprek ken vol schijnbare geestigheden. En zo blijft dikwijls de stem van een goed willende zonder enig effect. Alle goede Denk aan de diepzinnige uitspraak van Christus die St Jan weergeeft in 't boek der Openbaring: „Zie, Ik maak alles nieuw". Dit is de milde goede troost voor ieder die fout is gegaan. Sinds Christus is leven nooit meer uitzichtloos. Jsr zj sinds Hem geen gevallen meer zonder ll°°IKan zijn, dat velen van jullie boor devol critiek zitten. Critiek op toestan den die je waarneemt. Critiek op 't halve Christendom, dat je om je heen waar neemt. Critiek op 't compromis, dat velen schijnen gesloten te hebben tussen eigenliefde en liefde tot God. Critiek op hen die uiterlijk er groot op gaan tot de „goede katholieken" te behoren, maar die 't niet in hun hoofd zullen halen om zich in simpele be antwoording aan de Bergrede iets te ontzeggen. Critiek op hen die voorste plaatsen bezetten in je kerk maar in grenzenloze en haast ziekelijke liefde loosheid medemensen beroddelen met niet te verbergen voldoening. Critiek op verouderde en zinloze tradities. Cri tiek op 't feit, dat 't motief van talloze voorschriften en practijken je onthou den wordt. Critiek op 't gebrek aan begrip ben hen wier roeping 't toch is voor ieder klaar te staan, 't Is moge lijk, dat je momenten kent van grote opstandigheid en verbittering. Maar wie jong is. w e r k e 1 ij k jong en de vonk van 't Geloof in zich voelt bran den neemt daar geen vrede mee. Hij of zij weet, dat critiek alleen onvrucht baar is. We mogen dan ook gelukkig zonder overdrijving constateren, dat er de laatste jaren onder de katholieke jon geren heel wat aan te groeien is. Er zijn telkens opnieuw pogingen onder nomen om 't innerlijk verlangen naar bewust en daadwerkelijk geloofsleven gestalte te geven. Menige parochie is 't terrein geworden van vele experi menten. Er zijn jongeren-contacten ont staan van allerlei aard. Er ontstonden uiteraard tijdelijke debating-clubs. Or ganisaties zochten naar nieuwe moge lijkheden en zijn daar ook niet zelden in geslaagd. Ondanks dit alles t is al vrij veel mankeert er nog iets. Alle goede initiatieven ontmoeten altijd weer een grote weerstand. De in- vloed van de andere kant, van de tegen- liggers, is ontzaglijk groot. Wat ergens in kleine kring met vurig idealisme wordt uitgedacht loopt zo dikwijls dood in 't milieu, 't klimaat, in de pu blieke opinie, 'n Nobele gedachte over de liefde en diep wederzijds res pect wordt zo gemakkelijk weer weg gewerkt door de stroom van oppervlak kige, geestloze, neerhalende lectuur, door films aan de lopende band die onvermoeid alleen een laf surrogaat van initiatieven die links en rechts opduiken hebben de onchristelijke, heidense pu blieke opinie tegen zich. De H. Vader verwacht van 't jaar 1954 de grote ver nieuwing. Hij, die vanuit de wereld-uit kijkpost de stromingen en bewegingen van alle landen kent hij heeft dwars tegen alle alarmerende berichten over stervend geloof en groeiend materia lisme een grote verwachting, van dit nieuwe jaar, een verwachting die Hij put uit de eeuwig-jonge kracht van 't Geloof, die Hem Zelf Zijn hoge leeftijd en Ziin zonder tw\jfe! groeiende ver moeidheid doet vergeten. Door alle woorden van de H. Vader trilt 't waar achtig christelijk optimisme. Maar even zeer wijst Hij er voortdurend op, dat een felle strijd noodzakelijk is tegen t heidense milieu". Wil de prediking in welke vorm ook vruchtbaar zijn, dan is altijd een eerste vereiste, dat de sfeer van het leven gezuiverd en gekerstend, wordt. En deze algemene sfeer is ook hier in ons land door talloze oorzaken be dorven. Je begrijpt natuurlijk wel, dat ik iets aan 't voorbereiden ben in deze woor den en dat dit alles maar een inleiding op iets wil zijn. Dat is ook zo. Op 1 Jan werd er 's avonds om kwart vooi elf een radiocauserie gehouden over 't onderwerp „Vernieuwing". Zoals je naar ik hoop gehoord zult hebben wees mr Diepenbrock in die uitzending op de wens van de H. Vader dat dit jaar dat we nu ingegaan zijn, 't jaar zou zijn van de Christelijke ver nieuwing. Hij werkte dat prachtig uit door te betogen, dat elk geluk, elke voorspoed, elk welslagen dat al t goede dat wij elkander toewensen alleen kan verwerkelijkt worden in een nauwe in- FRANKRIJK Gehoorzaamheid en volgzaamheid ten opzichte van de Paus is een on derwerp dat onder Franse katholie ken weer actueel is. Mgr Chappoulie, Bisschop van An gers. z'egt hierover, mede in verband met de vele vernieuwingspogingen die er gaande zijn: „Laten we als goede zonen leerzaam zijn en gezeg- gelijk ten opzichte van Pius XII, maar laten we ook onder elkaar als broeders de verscheidenheid van menselijke gevoelens met liefde waarderen". DUITSLAND In Berlijn is door een Frans Bis schop, Mgr Bejot van Besancon in tegenwoordigheid van de Vicaris-ge neraal van Berlijn, Mgr Puchowski, een gebouw ingewijd, als internatio naal centrum voor godsdienstige pro blemen. Oprichter en directeur is Pater Barth een Franse Dominicaan. Deze werkt sinds 1951 in Berlijn en door ziin contact met jonge Katholieken kwam hij tot verwezenlijking var? zijn ideaal. Katholieken uit alle lan den zullen hier samenkomen om el kaar te leren kennen en te steunen. BELGIë In Leuven is een College opgericht voor priesterstudenten die tegemoet willen komen aan de priesternood in Latijns Amerika. SPANJE Verschillende Bisschoppen hebben hun bezorgdheid uitgesproken over de sociale toestanden in Spanje. Mgr Herrera, Bisschop van Malaga, legde er echter de nadruk op dat tot oplossing van deze nood nauwe sa menwerking nodig is van de Kerk met lekenorganisaties. Mgr Fray Albine, Bisschop van Cordova, benadrukt de noodzaak van onderwijs ook op het platte land. „Het levenspeil van de Andalusi- sciie boeren is buitengewoon laag. De plaag van het analphabethisme duurt voort. Verspreid over het plat- te land zijn er duizenden en duizen den ongeletterden, die leven in het heidendom en in een moreel klimaat dat er op gericht schijnt te zijn hen tot misdadigers te maken". Mgr Morcillo, Bisschop van Bilbao, heett in een recente brief de beter gesitueerden er toe aangezet om trouw hun plicht van sociale recht vaardigheid te vervullen en niet al leen hun godsdienstigheid te uiten door traditionele devotie-praktijken. Hierin liggen dikwijls teveel traditio nalisme en traagheid en zelfs routi- ne, immoraliteit en onrechtvaardig heid. De godsdienstige praktijken steun- ncn niet voldoende op een innerlijke realiteit. De louter uitwendige gods dienstige praktijken, zonder mede leven en medelijden, zonder de gena de of zonder rechtvaardigheid zijn van zeer geringe waarde en geven anderen aanleiding tot ergernis". ITALIë „Vliegende patrouilles" van Kar dinaal Lercaro. Pater Tomaso Toschi, Franciscaan, straatpredikant in het dorpje Casag- lie, werd door Kardinaal Percaro, Aartsbisschop van het bolwerk der communisten .Bolgne, ontdekt, en of schoon pas 31 jaar oud. aan het hoofd gesteld van 20 priesters, behorend tot 7 verschillende ordes. Allen speciaal bekend met het boeren- en arbei dersleven. Zij trekken rond bij het van God vervreemde volk. FRATER- NITAS was gesticht! Het volk echter gaf aan deze beweeglijke patrouiles al gauw de naam van „Vliegende pa trouilles" Op de pleinen spreken zij de mensen toe of debatteren met te genstanders. Sommige kloosterover sten die bezwaren maakten wegens „het geregelde kloosterleven" wer den door de Kardinaal op drastische wijze overtuigd. De Kardinaal stelden dezen nl. de vraag: „Ondervond het geregelde klqosterleven enige verandering tij dens de bombardementen van de laatste oorlog?". „Wei zeker!", antwoordden zij. „Beste Pater'-', antwoordde de Kar dinaal, „we worden nog steeds ge bombardeerd". H. M. tieme verbondenheid met Christus. God is altijd de initiatiefnemer van elk goed werk. En God is rusteloos in Zijn altijd weer opnieuw aangeboden vernieuwing. In diezelfde uitzending kondigde mr Diepenbrock nog wat vaag en niet zon der spanningwekkende geheimzinnig heid 'n nieuw plan aan. Een plan om te komen tot duidelijk beïnvloeding van de publieke opinie. Als ik het dus, heel voorzichtig en louter afgaande op wat 1 Jan. 's avonds door de radio werd gezegd mag for muleren: er staat iets te gebeuren iets als een actie voor God een groot se aanpak om de publieke opinie te be ïnvloeden er staat iets te gebeuren, iets landelijks, een plan om de talrijke initiatieven binnen en buiten de orga nisaties, binnen en buiten de Kerk te steunen. Zo hoop ik toch werkelijk niet te veel gezegd te hebben. Wel, mr Diepenbrock, ik zou u willen vragen het zal wel een overbodig verzoek zijn vergeet in uw plan de jeugd niet. Heus bij de jongeren liggen de mooiste kansen. Ze zeggen en schrijven en betogen, dat de jeugd afglijdt. Maar u weet het, de fout ligt zeker niet alleen bij hen, de jongeren. Zijn zij niet met vage woor den en ijdele beloften en cliché's dik wijls afkerig gemaakt van het christen dom? Is hun wei de levende Christus voorgehouden? Wè zeggen: die jonge ren zijn niet te vangen, we hebben zelfs een categorie ongrijpbare jeugd ge creëerd en misschien staan hun namen in de cartotheek genoteerd met het dwaze toevoegsel „sine spe"; „zonder hoop" maar deze or.vangbaren dra ven naar het droomland van de film ze hebben schorre kelen van het jui chen op de sportvelden ze luisteren verhit naar Lionel Hampton en talloze mindere godheden. Als u een beroep doet op de jeugd en u dringt bin nen om hun hoe dan ook de Christus te brengen: Zijn grootheid, Zijn liefde, envooral het wonder van Zijn levende persoon met het totaal van Zijn Blijde Boodschap, dan zullen ze komen. Dui zenden staan dichter bij het bevrijden de „rissorgimento" van onze Paus dan men vermoedt. Ik begrijp, dat u voorzichtig hebt ge sproken. Ik begrijp ook, dat u in zorgen zit omdat er geholpen zal moeten wor den maar 't geld zal er komen: onze Nederlandse katholieken zijn gul en vrijgevig en zij zullen intuïtief aanvoe len, dat uw plan zal moeten slagen en een collecte, hoe, waar en onder welke omstandigheden ook, zullen ze zonder bezwaren accepteren. Maar nogmaals: vergeet de jongeren niet. Of liever gezegd: rekent u maar op hen. Ik ken er zoveel en ik weet wat ze waard zijn als het erop aan komt en als ze zien waar het om gaat. Ze staan achter u. Heel en al. U zult er misschien verbaasd van opkijken. Jonge kerels, die werken op dokken en steigers, of die in dienst zijn bij het leger of bij de marine. Ze zullen komen: studenten die weten wat een christelijk milieu betekent; leerlingen van de hoogste klassen van gymnasium, HBS, MTS en zoverder, die ontdekten wat ér in de wereld letterlijk en figuur lijk te koop is; leerlingen van de school voor Maatschappelijk Werk: lei ders en leidsters van organisaties, kajotters die meer dan wie ook besef fen wat een heidens milieu aan jonge levens kan verpesten, voortrekkers en mensen die zo maar onder leiding van een bevriende priester naar geloofs verdieping zoeken: zij zullen ja zeg gen op üw initiatief. Uw initiatief.' Alleen voor zover u de altijd weel levende vernieuwingsdrang van de Kerk gestalte gaat geven. U ziet het mr Diepenbrock, we heb ben geluisterd de 1ste Januari en we zijn benieuwd hoe u uw plannen nu verder gaat ontwikkelen en wat daar in volgens uw verwachting het aandeel van de jeued zal zijn. 't Was Iaat, kwart voor elf —maar al is het de volgende keer nog een uur later we wachten met spanning. Hij was uit liet liuis en liet geslacht van David. Over liet huis van Jacob zou Hij koning zijn in eeuwigheid. Daar Hij mens was, be hoorde Hij tot mensen. Daar Hij van David en Jacob stamde, behoorde Hij tot eeu volk. Wanneer Hij tussen de Zijnen rondgaat, kan Hij soms spreken van' „Mijn kindertjes" en wanneer aan Zijn voeten de stad der vaderen ligt, vervult Hem de ontroering om een volk, dat geroepen werd maar niet wil luisteren. Dan ziet Hij de velen optrekken uit Oost en West, hunkerend naar een land dat aan allen beloofd werdZijn Rijk en liet huis van Zijn Vader, waar Zijn volk zal uitgroeien tot een onzegbare gemeerfschap van alle natiën. Natuurlijk. Hoe zou ik daaraan kunnen twijfelen? Als God spreekt, dan hebben wij als hele gewone, doodgewone mensen slechts te gehoorzamen, slechts „ja" te zeggen. Wat zijn wij immers tegenover God? Een schaduw geworpen door Zijn licht. Heel ons leven staat onder Zijn greep. Daarom is het absurd mij tegen over God te plaatsen en „nee" te zeggen of zelfs maar te aarzelen. Heel mijn we zen en mijn leven moet een „ja" zijn te genover Hem. Het is niet vernederend voor de mens zo onder God te staan; het is integendeel de uitdrukking van geheel ons bestaan. Dan is de mens pas volledig mens als geheel zijn leven een ja is te genover God. Wie het bovenstaande leest, zal het van zelfsprekend vinden. Als God immers is, moet Hij ook alles zijn. Maar in de prac- tijk van het leven komt het toch anders uit. We hebben de vorige week gezien, hoe geheel de wereldgeschiedenis be heerst wordt door God. Hij maakt de ge schiedenis, ja. God treedt zelfs de geschie denis binnen. Elk initiatief gaat van Hem uit. Moeten wij dan niets doen? Valt er voor ons dan geen taak te vervullen? Na tuurlijk wel Maar God en ik moeten niet langs elkaar heen werken mijn leven moet daarom een ja zijn op Zijn weg. En nu is het toch merkwaardig, dat we dit theoretisch inzien, maar practisch niet uitoefenen. U zult natuurlijk zeggen, dat u veel voor God doet. dat u een en al 3oti- viteit bent in Zijn dienst. Maar is dat Wij roken dus samen tien duizend mil- Jioen sigaretten pet' jaar. Een uitstekend voor beeld. hoe door goede samen- werking en gezamenlijke krachtsinspanning we< degelijk iets groots kan worden bereikt ook door Nederlanders. Dit hebben we dan toch maar weer geleverd. In Amerika zullen ze op kijken. Er zit echter ook nog een andere kant aan deze zaak. Wie is het ventje, dat ons een jaar lang in de gaten heeft gehouden en al onze sigaretten heeft geteld? Heb ik de krantenbe richten goed begrepen, dan moet het een doov de regering betaald mannetje zijn geweest Het gaat m> nu even om het systéém. Waarom moet er 'n kereltje zijn een zogezegd bezoldigd si rettentellertje, die. ai tellende en loerende, binnendringt in ons privé-bestaan? Die ons bij wijze van spreken de happen in de mond telt. Roken is. dacht ik, géén regeringszaak. Laat de regering, zo was ik geneigd te redeneren haar eigen pijp roken Maar Drees redeneert anders. Hij wil wel een? weten hoeveel sigaretten wij zo per' jaar wegwer ken. Hij scharrelt een handig knaapje op en zegt: „Ga jij dat nou 'ns na. 'tel alle peukjes of zie maar hoe je 't doet: maar vat het 'n beetje ernstig op, 't is om de dooie dood gecn grap!" Tot zover Drees. 't Mannetje tijgt aan het werk. en zonder dat wij hem in de gaten hebben, heeft hij ons in de gaten. Het gaat me nu eigenlijk om de vraag: moeten wij deze gang van zaken beschou wen als verontrustend, ja of neen? En dan zeg ik: neen. Verzamelaar? van en sprekers over Verontrustende Ver schijnselen in onze Hui dige Samenle ving mogen het jammer vinden, maar dat siga retten tellen op last van Drees kan zeer gerust stellend worden verklaard. Vergeet niet, dat Drees „vader Drees" is. Hij vat z'n regerings- taak vaderlijk op en wil als goed huisvader we) eens weten hoeveel z'n jongens (en meisjes) nu eigenlijk wegroken. Hij is bezorgd voor ons. Hij is misschien ook bezorgd geweest voor dat man- ïeje. dat tellertje. Hij zal misschien gedacht heb ben: laat ik dat ventje 'n beetje aan het werk zetten en er aldus wat profijt van trekken; an ders moet-ie binnenkort van mij trekken. Kort samengevat komt 't dan hierop neer. dat het be- wustje knaapje door Drees werd aangetrok ken. om na te gaan aan hoevee! sigaretten wij per jaar trekken, zodat hij dan niet van Drees hoeft te trekken. KARAKTEROLOOG. Ze hadden heel de dag feest gevierd. Ze hadden op 't laatst geen wijn meer. Toon sprak Maria: doet alles, wat Hij u zeggen zal. En Hij sprak tot Zijn moeder: „Vrouw Het wonder begon! De hofmeester riep tot de bruidegom: „ieder begint met de goede wijn, en eindigt met de minste, maar gij hebt de beste tot nu toe bewaard De hofmeester vergiste zich: Een nieuwe Bruidegom was opgestaan; Zijn Bruiloft begon pas. Jesus is de Bruidegom. Hij zag in Maria zijn Bruid: „Vrouw". Zo openbaarde Hij ineens Zijn heerlijkheid, een heerlijkheid van Bruidegom en Bruid. Dit is de blijde Bruiloft die geen einde kent. Nooit komt hier gebrek aan wijn. Want de Vijn is het Bloed van de Bruidegom. Allen die genodigd zijn ter bruiloft. zal Hij reinigen met de wijn van zijn Bloed tótdat zii de zuiverheid bereiken van zijn Bruid, zonder vlek of rimpel of iets van dien aard. Het zal een schare zijn, die niemand tellen kan, riin hun klederen gewassen hebben m het Bloed van dit Lam, en die samep de juichende zegevierende Kerk zijn, Zijn Bruid. Maria is de eersteling van deze Bund. Hijzelf is „de Eerste", de Bruidegom. Het moet ons jongeren wel bijzonder boeien. Jesus en Maria zo te zien, als Bruidegom en Biuid. Wij die menen geroepen te zijn. dit uit te „beelden in ons leven. Want ieder die geroepen is om door het sacrament eens bruidegom te worden en buud, staat hierdoor steeds gericht en heengewend naar Christus en Zijn Bruid. zoals wij horen lezen in het epistel van iedere huwelijksmis. Jesus en Maria, Bruidegom en Bruid, zijn niet alleen een voor-beeld, dat ons voor-gaat. maar ook een kracht, een geest, een werkelijkheid, die wij gaan beleven. Want de Bruidegom heeft eens het brood genomen en de kelk met wijn en gezegd „neemt en eet en drinkt allen hieruit, Dit is Mijn Lichaam en dit is Mijn Bloed". Zijn Vlees moet gij eten. om uit zijn geest te gaan leven. Zijn Bloed is de wijn, die maagden kweekt. Als gasten aan dit bruiloftsmaal, zult gij dan langzamerhand meer in elkander ontwaren, de gestalte van die Bruidegom en Zijn Bruid, als een ODenbaring van Zijn heerlijkheid, totdat de dag komt, waarop Hij dit in u voltooien zal, als gij voor het altaar geknield zult getuigen: „ja. ik wil Tot zolang is het wachten op Zijn komst,, en Hern bewonderen, als Hij gekomen is. Zoals de Kerk Hem heeft verwacht in de Advent en Hem juichend bewonderde in de Kersttijd. Is dit niet een Blijde Boodschap voor u beiden; meer en meer in elkander te ontwaren en meer en meer uzelf te modeleren naar Christus, de Bruidegom, en Zijn Bruid. Het moet voor ieder meisje wel een verrassende blijd schap ziin, in de ander steeds meer Christus Jesus te ontdekken. Wat zal het haar vervullen met ontzag! Het moet voor iedere jongeman wel een verrassende blijdschap zijn, in de ander steeds meer en meer Christus- bruid te zien. Wat zal Hij zich graag voor haar opofferen; overgeven, om haar te heiligen, en naast zich te stellen zonder vlek of rimpel Dit zal hem vervullen met heilige liefde. Dit is de liefde die nooit eindigt. Ontzag en liefde. Zij zi,in als de bodem en dc blpem voor iedere bruidegom en bruid. Ontzag. Hoe kan het anders als gij u vanaf het begin richt op Christus en Zi.in Bruid, als uw voorbeeld, cn tevens gelooft dat Hij zó in u voortléven wil als bruidegom en bruid. Liefdé. Hoe kan het anders, als gij elkander aanvaardt als een vaas, waarin God de schoonheid van Zijn Zoon en Diens Bruid glanzen laat. Ontzag is de bodem, waarop iedere verkering beginnen moet. Liefde is de bloem, waarin iedere verkering uitbloeien moet. Ontzag en liefde om Christus en Zijn Bruid in ons. Dan begint op uw huwelijksdag Zijn Bruiloft weer opnieuw, en hebt gij de beste wijn bewaard tof op het einde, dat een begin zal blijken te zijn. R. BECKERS, pr. laatste wel waar? Moeten wij niet heel vaak zeggen, dat we alles aan God geven, behalve het belangrijkste ons eigen in zicht en de volledige overgave van ons eigen ik. Dat eigen ik koesteren we zo graag en behouden we voor ons zelf, met het gevolg, dat zelfs onze Godsdienst nog een dienst is aan het eigen ik. dat we in onze meest godsdienstige daden nog ons zelf zoeken, onze eerzucht, onze ver meende grootheid. Of is het niet zo? We menen, ons in dienst van God te stellen, maar we behoeven maar achtergesteld te worden, of verwaarloosd in waardering, of we voelen het diep en geven onze ac tiviteit op. We moeten zien naar Maria. Aan haar werd het hoogste gevraagd en zij heeft het hoogste gegeven. Heeft u daar wel eens over nagedacht? Wat roudt u gedaan hebben, als een engel met een dergelijke boodschap bij u gekomen was? Die bood schap was immers absurd. Nietwaar? La ten we ons gezond verstand gebruiken. Daar hebben we het immers voor 1 Maar Maria dacht er anders over. De engel was van Godswege gezonden. God vroeg haar iets en al kon dit menselijkerwijze absurd lijken, bij God is niets onmogelijk. Het enige wat zij kon doen, was ja te zeggen tegenover God. „Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar Uw woord". Zo moet ook ons leven een „ja" zijn, een overgave aan God. Een overgave in geloof, aan de grote dingen, die God ge daan heeft. Wc hebben er de vorige week op gewezen, hoe alle vernieuwing van God uitgaat. Al wat echt nieuw is, kan slechts door God tot stand gebracht wor den. Welnu, wc weten, dat dit geschied is in de heilsgeschiedenis, in het geboren worden en verschijnen van God, onze Za ligmaker, in de gebeurtenissen van de Verlossing. Hebben wij daar met volle overtuiging „ja" op gezegd? Hebben we dat geloofd of hebben we dat wel „ge loofd"? Geloven we ook, dat deze heils geschiedenis ieder moment ons leven be paalt? Zo bijv. tijdens de prediking van Gods woord? Hebben we daar „ja" op ge zegd, of hebben we verveeld toegeluisterd, toen God tot ons sprak, ons riep bij onze naam? We hebben er waarschijnlijk cri tiek op gehad. In alle geval zijn we er niet diep op ingegaan, anders was ons le ven totaal veranderd en tot een nieuwe schepping geworden. Hoe staan we tegenover het ingrijpen van God, zoals we dit dagelijks ervaren kunnen in de Sacramenten? Denken wij bij de Sacramenten ook niet te veel, dat het van ons uit moet komen, alsof wij zelf ons eigen bestaan volledig in handen hebben? Hebben wij niet te veel vergeten, dat het op de eerste plaats Christus is, die zijn Verlossing bewerkt in en door het Sacrament, en dat het onze taak is, ons voor te bereiden in geloof, verlangen, be rouw en vertrouwen en liefde. Ik zeg slechts „voorbereiden", want de voltooiing kan alleen door God komen. Hoe is ons „ja" tegenover de gebeurte nissen, welke ons kunnen overkomen? Zeggen we er „ja" tegenover of klagen wij.omdat de Voorzienigheid ons in de steek laat. Dat is niet de houding van de mens, die gelooft in God. Zijn enige houding moet zijn ja. Maar dan kan er ook iets groots gebeuren, niet iets menselijks groots, maar iets goddelijks groots, dan kan God Zijn plan met ons volvoeren. We zien het zo vaak in de geschiedenis van Gods Kerk, dat werkelijke grote dingen slechts tot stand gebracht werden door mensen met middelmatige of zelfs minder dan middel matige talenten. Maar zij hadden dan ook de moed „ja" te zeggen. We leven in een grootse tijd. Aan alles voelen we, dat er iets nieuws gaat gebeu ren. iels groots. De adem van de Eeuwige heeft deze tijd beroerd. In de onrust en de woelingen wordt het grote gebo ren. God heeft Zijn plan, Zijn vernieu wingsplan met de wereld, en met u. Het hangt nu af van uw „ja". H. B. Het hoofdartikel van de vorige week deed, onder de duidelijke kop „Gods ini tiatieven", een aanval op onze illusie, zélf het aanschijn der aarde te kunnen ver nieuwen. Vandaag zou ik mezelf en u de vraag wil len stellen als God 't inderdaad allemaal doet, kan jk met permissie m'n benen dan niet beter op tafel leggen? Om duidelijk te maken, dat de mens in in het christendom volledig meespeelt en dat hij niet, rustend op zijn schouderbla den in de fauteuil van het luie leven, God zonder meer kan laten werken, moet ik iets vertellen over het menselijke, het humanistische aspect van ons geloof. Het christendom is een geloof in de menswording van Gods Zoon; of concre ter: een geloof in Gods mens geworden Zoon. Haal dit uit het christendom weg en het is geen christendom meer. Dit is beslissend. De rest leidt er naar toe of vloeit er uit voort. Wanneer iemand mij vraagt, in één korte zin te formuleren wat ik als christen geloof, dan luidt mijn ant- I woord: ik geloof, dat God mens is gewor- den. Als er nu iets of iemand in het middel- i punt der christelijke wereldbeschouwing i staat, dan is het deze mens geworden God, j Jesus Christus. Daarom heet deze wereld beschouwing niet humanisme of deïsme, maar christendom. Daarom kan de titel van prof. Steur's boek „Niet wij maar Hij" niet volledig typerend voor het chris telijk geloven worden genoemd. Voor de christenen is het altijd: „Hij èn wij", bij elkaar geplaatst in de woorden waarmee wij God aanspreken: „Onze Vader". Het christendom begint met Gods liefde voor de mensen, met goddelijke aandacht voor de mens: „Zozeer heeft God de wereld liefgehad, dat Hij Zijn eengeboren Zoon heeft gezonden". En heel het streven en idealisme van het christendom zijn erop gericht God en mens tot elkander te bren gen en zo intens en innig mogelijk met elkaar te verenigen. De Godmens Christus is van dit ideaal het levende symbool en de eerste concrete verwezenlijking. Hij is in onze levensbe schouwing de centrale figuur, de weg die naar ons doel leidt, de waarheid die deze weg en het doel zelf verlicht; het leven dat het doel is. Hij omvat alles wat wij geloven en willen. Hij bezit de volheid der Godheid èn volledige menselijkheid. Hij bezit de eenheid tussen het goddelijke en het menselijke, welke wij nastreven. Het christendom is dus niet zonder meer theoretisch. God staat inderdaad in 't middelpunt, maar op een zéér bijzonde re wijze. God staat zodanig in het middel punt, dat de mens evenééns in het middel punt staat. God en mens ontmoeten eikaar in het christendom, dat als levens- en wereldbeschouwing eigenlijk veel beter christocentrisch kan worden genoemd. De mens staat in het christendom dus samen met God. Déze mens en déze God zijn en werken samen. Déze God van mij en van ons is inderdaad mijn en onze God, in de volle en verbijsterende betekenis van de woordencombinatie. En wij zijn, in Christus, van Hém. Zijn leven is in ons. Wij bestaan in Hem. Zijn plan wordt in ons werkelijkheid. Ons plan reikt naar het Zijne en wordt in Hem vruchtbaar. Zijn initiatieven worden de ónze en wor den in ons en, samen met Hem, dóór ons uitgewerkt. Dat is het wat Hij ons in de blijde boodschap voorstelt. En dat voorstel aan vaarden we bewust en met beide handen. Daar zeggen we „ja" op. En dat „ja" heet geloof. S. JELSMA M.S.C.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 7