N ieuwe Schrijversalmanak Al dat geld voor een Picasso? a (Cf O w N nmvt M' E m Zo .Staalkaart der jongste litteraire productie Toneelkunst laat zich niet vastleggen Wil cultuur levendan moet zij gevoed worden door krachten uit het heden Tcc 'm ZO ZO XVug m Lof der over bodigheid Stanislavsky beinvloeclde ook hem M. "V*. HET DEBAT DER GRUTTERS Van Abbe-museum exposeert zijn omstreden aanwinst Gerard Verbiest 60 jaar qpahiii a e*t wereld 50' Yj, ZATERDAG 27 FEBRUARI 1954 PAGINA 5 IIitgever staak Goede kwaliteit Proza je? De collectie Grammatica Zij laat zich ook niet aan theorie, ean regels en voorschriften binden. Toch hebben de groten van het theater, een Reinhardt, een Stanis lavsky, Copeau of Jouvet altijd weer geprobeerd tot een soort grammatica der acteerkunst te ko men. Redgrave mag men, op grond van bovengenoemd boek, hun jongste voortzetter noemen, hoewel de vier voordrachten die hij voor de studenten van Bristol-Univer sity hield, geenszins een afgeronde leer van de toneelspeelkunst be vatten. Veeleer zijn het losse noti ties over theorie en methodiek, die echter, afkomstig van een zo uit zonderlijk bekwame speler als Red grave, stellig de moeite van het lezen waard zijn. Mentale voorbereiding Sinterklazen en parasieten Detective-werk AA m Wil Culturele onvolwassenheid s het succes van de Schrijversalmanak 1953, 'ag een herhaling van dit experiment in de lijn der verwachtingen. Uiteraard vertoont de tweede Schrij versalmanak in verschillen de details nieuwe aspecten. Zulke kleine vernieuwingen in de opzet houden de be langstelling voor een alma nak levend. Want het be hoort tot de hoogste genie tingen van de ware almanak lezer, te bemerken dat de uitgever er in geslaagd is nog weer een nieuw rubriekje, een reeks gegevens, een alfa betische lijst aan zijn schep ping van het vorig jaar toe te voegen. In hoeverre de nieuwe toevoegsels noodza kelijk of zelfs nuttig zijn, verdient daarbij nauwelijks overweging. Meer dan door het nut wordt de almanak gebruiker getroffen door de persoonlijke attentie die de uitgever hem in een nieuw- geschapen rubriek offreert. Immers, vrijwel niemand zal behoefte gevoelen de maat van zijn boord in daartoe blank gelaten 1 van zijn zakagenda te note ren. Maar toch zal een ieder het waarderen dal de uitge ver er aan gedacht heeft. Zo- iets stemt mild. Zo is het ook bij een almanak. Hoe overbodiger de mededelingen en rubrieken, des te vriend- schappelijker en warmharti- ger wordt de stemming van de lezer ten opzichte van de uitgever. Overbodigheid is de kurk waarop het verschijnsel almanak drijft. Van ouds vindt men in een almanak een klein gedeelte dat enig nut zou kunnen bezitten het calendarium en een royale portie gemengde bij dragen, wier grootste waar de schuilt in een vrijwel vol slagen nutteloosheid. Dit vooropstellend, heeft men dus zelden een slecht oordeel over een nieuwe al manak te verwachten. Slechts dan wanneer het nuttig- hcidselement de verrukking der overbodige dingen zou overwoekeren, zou er reden bestaan de uitgever op be straffende toon aan zijn cul turele taak te herinneren. Bij een Schrijversalmanak, die grotendeels is samenge steld uit kleine stukken poc- zie en proza van een aantal vooraanstaande schrijvers, is er weinig gevaar voor zulk een overwoekering. Ook de nieuwe uitgave heeft de charme van een overbodig leesboek weten te bewaren. Zij bevat welis waar een maandkalender waarop de geboortedagen van bekende schrijvers staan genoteerd en een reeks lijs ten: een adreslijst van litte raire organisaties en een lijst van letterkundigen, een opsomming van alle in Ne derland uitgereikte 'letter kundige prijzen en van de Nobelprijzen sinds 1901; een overzicht van de litteraire tijdschriften, van de Neder landse uitgevers en van de Nederlandse .litteraire pro ductie in het vorige en in het komende seizoen, maar al deze archivalia voor lit teraire snuffelaars worden duidelijk op het tweede plan gehouden. Zij zijn in kleine letter gedrukt en bevinden zich voor- en achter in het boekje. Het wezenlijke van de almanak dat is dus het uit oogpunt van nuttig heid ontbeerlijke staat in het midden. Terecht. Want het is een verfijnde en be wonderenswaardige overbo digheid die de minnaar der schone letteren hier krijgt voorgezet. Evenals vorig jaar zijn de bijdragen van zeer be hoorlijke, hier en daar zelfs van hoge kwaliteit. Ge dichten van J. C. Bloem („R.B."), Anthonie Donker („Sneltekenaar"), Jan El- burg („Heel worden"), Jan Engelman („Ik stond op hoge bergen") en Ellen Warmond („Nachtwandeling") zouden in iedere poëziebundel een uitnemend figuur maken. Het vermelden waard is dat ditmaal ook een aantal Vlaamse letterkundigen werd aangezocht, waarvan een viertal op de uitnodiging in ging. Hugo Claus, Joh. Daisne en Karei Jonckheere stuurden een gedicht, terwijl Raymond Brulez een frag ment Inzond van het vierde deel zijner autobiografie „Mijn woningen". Met dit brokje sierlijk en 6peels proza, dat voor het slot van Brulez' levensro man wederom het beste be looft, opent een reeks korte verhalen, romanfragmenten en andere opstellen, waaruit men de stand van het hui dige proza in Nederland kan meten. Er zijn kostelijke stuk ken bij. Een zeer kort verhaal van C. Buddingh' „De bloem" voert de lezer met een haast Gogoliaanse dwang naar het logische einde; Maurits Dekker hangt een sluier van geheimzinnig heid over zijn vertelling van de busreiziger naar de eeuwigheid; Clare Lennart vertelt schilderachtig en poëtisch over Deventer en Harry Mulish beeldt in de korte vertelling „Proclama tie" meesterlijk uit, hoe een mens tot een waanzinnige daad kan komen. Dan is er W. F. Hermans, die bewijst hoe geestig hij kan zijn wanneer hij zich be perkt tot een onderwerp als het in zijn essay wel zeer ontluisterde paard, Marja die vol trots beschrijft hoe hij bij niemand minder dan Vestdijk op bezoek mocht, en Roland Holst die een even weinig belangrijke als de cente vergelijking in zwaar wichtig proza opdient. Dr P. H. Ritter mijmert over de ouderdom, R. P. Suermondt schrijft persoon lijke herinneringen over de dichter Leopoldt als leraar en J. B. Charles vertelt een geschiedenis, waarbij de af keer van de volwassene voor de school met verrassend ge volg gesteld wordt tegen over de opvatting van het kind. Met deze staalkaart der jongste productie van Ne derlandse auteurs kan iedere letterlievende een paar aan gename kwartieren slijten. En daarmee is de uitgave van de Schrijversalmanak zeker gerechtvaardigd. Zelfs al valt er aan de noodzake lijkheid van het almanakale gedeelte te twijfelen. Zoals het een goede almanak past, schuilt ook ditmaal weer de kracht in het bijwerk, het vulsel, het overbodige. Maar wat is, zo kan men zich af vragen, in de wereld van de kunst „overbodig"? m MICHAEL REDGRAVE ALS DOCENT VOLGENS MICHAEL REDGRAVE zijn er twee soorten toneelspelers. De klassieke acteur, die als een Proteus, zijn eigen ik onderdompeld in een ander karakter, dit herschept zoals de toneelschrijver het heeft geschapen, en de romantische speler die iedere rol vertaalt in zijn eigen persoonlijkheid. Redgrave staat onvoorwaardelijk aan de kant van de Proteïsehe acteur. Wanneer hij het zelf niet uitdrukkelijk verklaard had in „The actor's w.ays and means", een viertal gebundelde causerieën over de toneelspeelkunst, dan zouden de illustraties uit dit boek het bewijzen. Want in 26 verschillende rollen staat Redgrave er afgebeeld, en iedere creatie verschilt in bijna ongelofelijke mate, niet alleen in uiterlijkheden, in haardracht of gclaatsschmink, maar wezenlijk in karakterexpressie. Nu zijn foto's evenmin als toneel- critieken in staat het eigenlijke van het toneel vast te houden. Men kan er een paar facetten van een grote creatie mee in de herinnering roepen, maar niet de opwinding, de persoonlijkheid, het ma- Michael Redgrave in verschillende creaties. Hierboven als Andrew Crocker-Harris in de film ,.The Browning Version" en als Shylock in The Merchant of Venice". Rechts als Hotspur in „Henry VI". Behalve de vermaarde Vrouw in het groen van Picasso exposeert het Van Abbe-Museum ook een collectie schilderijen uit Luik, waaronder het hier afgebeelde „Blauwe huis" van Marc Chagall vulling met dit ene, voor een sluitende consistentie van het cultuurbeeld onmis bare schilder jj. het mist is (en spreekt) cultureel onvol wassen. En wat de geboorte en langzame groei van de moderne vormgeving betreft waarvan Eindhovense jongste aanwinst een der hoofdmomenten representeert deze is voor het leven van een Ne derlandse hedendaagse kunst even be langrijk als voor het leven van welke OM TERUG te komen op het begin van ons artikel: de uitwisseling tus sen Luik en Eindhoven heeft wel licht haar bijzondere aanleiding in 't bo vengeschetst krakeel. Het debat is tot nu toe wat eenzijdig gevoerd door de grutters, en uit fatsoen hebben de an deren geweigerd er tegenop te krijsen. Nu men zich weer verstaanbaar kan ma ken zo zal men in Eindhoven gedacht hebben zij er gelegenheid geboden ook hen te laten spreken. En inderdaad, de gelegenheid is bijzonder fijn gearran geerd, daar zij een even geschikte occasie is, om ons inzicht in de ontwik keling der 20ste-eeuwse beeldende kunst te verdiepen aan de hand van talrijke impressionistische, cubistische, surrealis tische, Duits-expressionistische, Hol lands-experimentele en enige abstracte werken. gische moment; de meest vluchtige der kunsten laat zich niet vastleggen. Theorie en methodiek acht Redgrave van zeer groot belang voor de acteur die ze kan „vertalen" in de practijk. „Ze zijn echter ook, zonder twijfel, vergif voor de acteur die dat niet kan. Zij behoren het etiket „volgens voorschrift van de dokter" te dragen. Maar in het slechtste geval zijn ze nog niet zo giftig als con ventie". AAN ZULKE, bondig geformuleerde uit spraken is het boek rijk. Er een volledig overzicht van te geven, zou aan de frisse oorspronkelijkheid van Redgrave's woorden te kort doen. Liever citeren wij een tweetal passages uit de zeer interessante tweede causerie, waarin hij zich bezighoudt met de mentale voor bereiding van de acteur. ,,'s Morgens wakker worden met de wetenschap dat ik 's avonds „Bibberwang" of Marlowe of Berowne moet spelen, geeft mij een licht gevoel, dat mü veroorlooft rnjj die dag ook in andere dingen te ver diepen. Maar wanneer het een avond wordt van Hamlet, Macbeth of Richard II, dan is een groot deel van mijn geest de hele dag daarop gerichtJe weet dan, dat je 's avonds een ervaring hebt te door leven die, als je je geest niet erop voor bereidt, je slechts teleurstelling en neder laag zal bezorgen". Redgrave zoals hij begin Januari 1954 op Schiphol arriveerde. methode, wier voornaamste oogmerk was het vinden van de „creatieve gesteldheid", zich voornamelijk leende voor toneelstuk ken waarin psychologie en sfeer overheer sen. En evenzeer is het waar dat iedere generatie haar eigen toneelmoeilijkheden en haar eigen oplossingen daarvoor heeft. Maar hoe groot de invloed van Constan- tin Stanislavsky nog steeds is, blijkt ener zijds uit het succes, dat diens pupil Peter Scharoff met zijn regie uit de Stanislavsky- school in ons land en elders heeft, ander zijds uit de voordrachten die Michaël Redgrave aan de methodiek van het acteren wijdde en waarin hij, zij het met enige modificaties, de subtiele en door werkte methode van de Russische meester ten nutte maakt. N.a.v. Michaël London. .Theactor's ways and means" door Redgrave. Uitg. Heineman, Op 3 Maart a.s. hoopt Gerard C. J. M. Verbiest te Tilburg zijn 60ste verjaardag tevieren. Wie geen vreemdeling is op het terrein van de Katholieke bekommernis om het boek, dat onafscheidelijk verbon den is met twee namen „Nederlands Boek huis" en „Idil". Van eerstgenoemde Uit geverij is de heer Verbiest directeur, ter wijl hij „Idil", de Informatie-dienst inzake lectuur, voor Nederland ten leven wekte. Tot op de huidige dag is hij de geestdrif tige en van idealen vervulde voorzitter van deze uitermate nuttige stichting. Wij wensen de heer Verbiest nog vele geluk kige en voor zijn werk vruchtbare jaren. Het Gemeentelijk Van Alibe-Museum te Eindhoven en het Luikse Musée des Beaux Arts zijn weder kerig bij elkander op visite gegaan. Het eerste expo seert de belangrijkste stukken zowel uit het eigen bezit van het laatste, als uit de collectie Graindorge die daarin haar domicilie beeft. Tegelijkertijd stelt bet Luikse Museum de eigen verzameling uit Eindho ven ten toon. De jongste van de drie is de Eind hovense, en die gaat bij tijd en wijle over de kwade tong. Haar laatste aan koop was nog deze maand in heel het land voorwerp van allerhand satirisch, zuur en soms bepaald onwelriekend schrijvers-talent. Verbazend hoe leven dig saaie kruidenierspennen worden zodra er goed geld aan cultuur besteed wordt. Een ding waarvan men de waarde niet in caloriën, laadvermogen o P dekrachten kan uitdrukken en "jA bovendien niet kan opeten ,y®'rs pen, behoort men, naar het schijnt, Be® cent waardig te keuren, zolang een volk nog materiële behoeften of materiele wensen heeft. Dit althans is de conclusie waartoe men noodwendig besluit, als men de luidste in het rumoer gebezigde argumenten au serieux neemt. Indien aan deze „ruil" nog iets anders ten grond, slag ligt dan de serene bedoelingen, waaruit sedert de oorlog culturele uitwisselingen aan de lopende band geboren worden, dan behoeft men er voorzeker niet lang naar te raden wat dat wel is. De collecties waar om het bier gaat, zijn alle drie verzamelingen van twintigste eeuwse kunst. Hier en daar is echter de barbarij der grutters van zichzelf geschrokken en heeft zich verschant achter paradoxaal beleden deugd. Al dat kostelijke geld voor die Picasso zo sprak zij ware liever aan onze eigen schilders gegeven die 't zo arm hebben. Nu, dat leger van hongerlijders heeft zich stellig diep ont roerd gevoeld door die goedjongstigheid. 7r,e1 het eens moeten presteren: hoe "hen de sinterklazen zich hebben te- te lir gSstel-d tegen de „parasieten" die oefent11 om een behoorlijke stiel uit te tastincr»6!1 hever leven van „onze" be- In E?ndhen opgeld deedVen zelf' waar het argument er zich m,R hebben de „arme schilders" distantieera Ver°ntwaardiging van ge- menskundig' inf?" houding die zowel openbaart en di'e k' als noblesse de coeur een klinkende ie?°.vendien in het debat woordigt, vrij wat cultuur vertegen- rel der Bossche gezenè(juigen<ler dan de Nationaai of vreemd en REDENERING waarn Ucn valt, hebben wij"^" den' de Linie aangetroffen !£fs l". mcn z0 luidde de gedacïtel handenvol geld betaalt om een modern stuk van historisch nogal twijfeiacht baarde uit het buitenland te importeren Baan vrachten antiek uit het nationaal naar Amerika, omdat de particu liere verzamelaar failleert en van de landgenoten niemand genoeg koopkrach tig is om hem ter veiling als bezitter ®P te volgen; tegen die duidelijke ver arming aan nationaal cultuurbezit, weegt de dubieuze aanwist van het vreemde niet op. De redenering lijkt te sluiten,maar er blijven toch enige vragen te beant woorden over. Vooreerst; men moet eten en drinken, nietwaar? Wie goed doorvoed is, kan nog sterven van dorst. Moet een land waar de droogte invalt niet alles opofferen om water te krijgen? Mij dunkt, als het slechts mogelijk ware het met tarwe uit de schuren te kopen, dan behoort men liever wat minder te eten om al thans de hoop te beschermen in vol gende jaren überhaubt te kunnen eten. Welnu, cultuur is een dood ding vanaf het ogenblik dat zjj niet langer gevoed wordt door krachten uit het heden. Wie zfjn belangstelling voor wat de eigen tijd creëert opoffert voor zijn be langstelling in antiek, is er daarom slechter aan toe dan wie haar desnoods met antiek wil betalen. Wie werkelijk de kunst liefheeft vindt In elk geval een belangrijke schat van haar nationale uitingen op alle gebied, voor wat het verleden betreft in onze musea veilig gesteld, opdat hij er zich aan sterke. Maar terzake van de kunst uit de laatste halve eeuw ligt ons bezit nagenoeg droog. Zeker wij hebben Van Gogh voor een groot deel. Een nationale trots! geestkracht van onze eigen tijd, het ont staan en de groei van een moderne vorm geving heeft gevolgd. Dat geloof is on misbaar voor een levende cultuur. Wie buitenlandse ook. Voorzeker bestaat ook hierin nog geen „Verenigd Europa", maar het begrip Europa betekent in de kunst reeds meer dan in de politiek eD het begrip Nederland kan er nog slechts inhoud hebben naarmate het duidelij ker in Europa is geïntegreerd. Tenslotte: reeds het vorig jaar, toen het van Abbe-museum voor het eerst zijn na-oorlogsc aanwinsten exposeerde, trok de verzameling de aandacht in het buitenland. Zij die zich nu blindstaren op deze „Picasso", vergeten dat hij in de Eindhovense verzameling niet alleen staat. Hij ontleent daar nog bijzondere waarde aan zijn samenhang met de ove rige stukken, en deze op hun beurt heb ben aan waarde gewonnen door hun aan- Men maakt er o.a. kenn's met prach tige Severini's, een zeer fraaie cubis tische Picasso uit 1912 (do Mandoiine- speler), een mooi stilleven van Juan Gris en enkele goede Legers. Men vindt er ook Paul Klee, Kandinsky, Emil Nolde, Kirchner en Kokoschka, alsmede Manes- sier en Rouault, alle uit de verzameling Graindorge, waarvan bovendien een zaaltje met plastisch werk en collages van Henry Laurens tot de schoonste din gen moet gerekend worden. Uit de eigen collectie van het Luiks Museum noem ik „de blauwe paarden" van Franz Mate, het prachtige „blauwe huis" van Marc Chagall en de beroemde vroege Picasso „de familie Soler", een bijna angstwekkend „gekund" genrestuk uit 1903. Een zeer aantrekkelijke tentoonstel ling voor studieuze minnaars van Beel dende Kunst. K. S. Een ander punt waar Redgrave de na druk op legt, is de uiterste zorg die be steed moet worden speciaal aan kleine détails bij de bestudering van een rol. „Ik verbeeld me", zegt Redgrave, dat het geestelijk procea bij de acteur in dit stadium te vergelijken is met het werk van een detective. Hij schuift de voor handen bouwstenen van de te spelen rol in zijn geest heen en weer, zoals men de brokken van een puzzle verschuift, totdat hij, door een geheimzinnig instinct, zich plotseling in het bezit ziet van een psycho logische sleutel of een karaktertrek, die ineens het hele karakter van de figuur helder en klaar voor hem doorlicht. „Je weet tevoren niet van welke aard de sleutel zal zijn. Soms kun je het doen met uiterlijke eigenaardigheden in het gezicht, de gestalte of het costuum. Soms ts het de toon van de stem of een spraak- afwijking, soms alleen maar een requisiet". Overwegingen als deze doen sterk den ken aan de theorieën omtrent sfeer en stemming en aan de minutieuze voorbe reidingen waaraan Stanislavsky en zijn Moskou's kunsttheater in de dagen voor de Russische revolutie hun roem te dan ken hadden. In de derde lezing blijkt Redgrave inderdaad een vurig bewonde raar van de grote Rus, wiens methode hij in korte trekken weergeeft zonder haar nochtans geheel onbecritiseerd te laten. Ook Redgrave kan zich aan de invloed van Stanislavsky niet onttrekken. Veel van wat de Russische meester deed moge thansv erouderd zijn. Het is waar dat zijn Gewetensvrijheid en censuur KATHOLIEKEN EN andersdenkenden staan veelal wantrouwend of minstens met enige ver bazing tegenover de zgn. Boekenwet in de katholieke Kerk. Zij kunnen er niets anders in zien dan een onredelijke of onaangename inperking der menselijke vrijheid. Daarom achten vele niet-katho- lieken deze Boekenwet onmenswaardig en een symp toom van totalitarisme, d.w.z. van overwaardering der gemeenschap ten koste van de persoonlijkheid. Zij doen een beroep op de eigen rechten en plichten van het menselijke geweten, dat zeker in zake iets zo na tuurlijks en vanzelfsprekends als de lectuur bij vol wassenen geen inmenging of bemoeienis van derden "uldt. En vele katholieken generen zich een beetje, als het over die vervelende censuur gaat, waarvan ze overigens weinig concreets weten. In de verbeel- AAR hier springt onze tweede vraag voor de dag: heeft in de mo derne kunst de antithese tussen nationaal en vreemd, zoals De Linie haar ter meerdere argumentering stelt, nog wel zin? (Gesteld dat zij een dergelijke zin gehad heeft). Hier openbaart zich de fout die alle oproerkraaiers tegen de Eindhovense „Picasso"-aankoop hebben gemaakt, en die doorklinkt in de quali- ficatie: „dubieus van waarde". Men heeft zich n.l. niet. behoorlijk ver diept in de historische betekenis die het stuk voor de moderne kunst, hier zowel als elders, bezit (wat drommel, men heefl het hele schandstuk niet eens gezién!) Nochtans is die betekenis onloochen baar diep en wordt door niemand ont kend die met geloof in de scheppende ding der meesten ligt ergens in Rome een lijst of kaartenbak met namen van allerlei verboden boeken en auteurs en dat heet dan „de Index" en daarmee heeft men de Boekenwet dan gehad. DE WERKELIJKHEID is echter toch wel even anders. Bij de boekenwet gaat de Kerk uit van de veronderstelling, dat niet al haar kinderen over een door wetenschap of ondervinding gerijpt oordeel beschikken, dat ntr. in staat, zou stellen in totale onafhankelijkheid zelfstandig hun keuze te be palen. Zij beschouwt ons metterdaad als haar kinderen, voor wie zij mede-verantwomdelijk is en die zij voor God en voor hun eigen welzijn in verbondenheid met God zo vlekkeloos mogelijk moet bewaren. Voor wie deze verantwoordelijkheid der katholieke Kerk niet ziet, is het probleem gauw opgelost. Wie echter in deze verantwoordelijkheid gelooft., zai aan de katho lieke Kerk een opvoedende taak toekennen; hij zai met de nodige zelfkennis en bescheidenheid zijn men selijke tekort beseffen en de mislukkingen in zijn leven durven tellen, ook de mislukkingen in zijn oordeel, vooral wanneer hij bij dit oordee' als "chter in eigen zaak optreedt; hij zal zich zonder adelijk bezwaar willen onderwerpen aan de leiding een wijze en liefhebbende Moederkerk, waarin hij gel 'oft, zoals hij gelooft in Christus, die van deze kerk het leven is. ELKE INNERLIJKE weerstand wordt hier ondanks zijn begrijpelijkheid overwonnen door een diep besef van eigen onvolkomenheid, waarvoor men zich niet behoeft te schamen, maar waarmee men wel rekening dient te houden In feite is het zo. dat op de zeer uitgebreide leestafel, die de wereld voortdurend voor ons gereed houdt, de kerk bepaalde lectuur aanwijst, die niet voor ons ge schikt is of die zij als voorbehouden aanmerkt. Er Is maar zeer weinig lectuur, die zij zonder meer verbiedt. Voor al haar leden sluit de kerk slechts dat leesvoer uit, waarin het kwaad zo onomwonden en uitdrukke lijk wordt tentoongesteld en gepropageerd, dat het voor elk nog niet bedorven menselijk geweten een onmiddellijk infectie-gevaar met zich meebrengt. Alle pornografie en vuilschrijver^ die menselijke eer, be schaving en waardigheid naar omlaag halen, om ze in slijk en modder te begraven, meent zjj zonder enige reserve te moeten weren. Slijk en modder kunnen nu eenmaal uiteraard niets anders dan bevuilen, besmet ten en ontsieren. Er iets anders van verwachten is irreëel. WAT ANDERE geschriften betreft, die op een of andere wijze handelen over godsdienst of zeden, zal de katholieke Kerk onderscheid maken naar gelang de verscheiden geestelijke vorming en de taak van hen, die haar werden toevertrouwd. Zij zegt hier .niet: „het is ongeoorloofd' doch: „het is voorbe houden". Wat voor de een gevaarlijk is of wat voor de grote menigte kan schaden, kan -mor de ander ongevaarlijk zijn, onschadelijk en-zelfs nuttig en noodzakelijk bij de vervulling van zijn taak. Ter nadere informatie moge het volgende dienen. Sr is in de katholieke gemeenschap kerkelijk verlof nodig voor het lezen van: 1. niet-katholieke bijbeluitgaven of bijbelver talingen; 2. boeken van schrijvers, die op godsdienstig gebied dwalingen verdedigen of de grondslagen van de godsdienst trachten te ondermijnen of die met opzet de goede zeden aanranden; 3. boeken, die de katnolieke leer bespotten die ie kerkelijke tucht trachten omver te weroen. die de goddelijke eredienst aantasten of de kerkelijke hiërarchie, de geestelijke of kloosterlijke stand be ledigen, of die welk soort van bijgeloof ook aanbe velen of leren. Onder boeken worden hier ook allerlei soorten ge schriften en publicaties verstaan. Nadrukkelijk zij er nogmaals op gewezen, dat bet lezen van deze drie soorten niet zonder meer door de katholieke Kerk in haar Boekenwet verboden wordt Wie werkelijk voor serieuze wetenschappelijke of andere redelijke doel einden behoefte heeft aan de lectuur van dergelijke geschriften, zal er verlof voor krijgen. De Kerk wil slechts gevaren signaleren en vindt het onverantwoor delijk ons redeloos en nutleroos met die gevaren te laten spelen. Men kan om paedagogische redenen het gebruik van lucifers voorbeuou' en én zal ze dan niet aan kleine kinderen in banden geven. DE BOEKENWET strekt zien echter ook uit over volwassenen, zodat men zou kunnen opmerken, dat de vergelijking wei aardig is, maar niet op gaat. Er zijn andere vergelijkingen mogelijk. Niet al leen door de kerkelijke instanties wordt het gebruik van bepaalde voorwerpen in de kring der volwassenen voorbehouden. Niet alle volwassenen in de Neder landse gemeenschap mogen vuurwapenen bij zich dra gen. Men kan dit een inperking der menselijke vrijheid noemen; of het een onredelijke inperking is, valt te bezien. Men kan het ook quaiificeren als een maat regel van voorzichtigheid en wijs beleid, waarbij niet allen in kleurloze uniformiteit en onder een goedkope vrijheidsleuze over één kam geschoren worden. En de eigen rechten en plichten van het menselijk geweten dan? Op de eerste plaats zal het geweten van hem, die in de Katholieke Kerk gelooft, nid nalaten er op te wijzen, dat men het recht, 'heeft deze Kerk als maatstaf en opvoedster van het ge weten te erkennen, terwijl het ons bovendien in dat geval een plicht van gehoorzaamheid zal weten dui delijk te maken. Óp dc tweede plaats zal het persoonlijke geweten soms nog drastischer en verder ingrijpen dan de kerkelijke autoriteit zelve. Immers, wie kerkelijk verlof verkrijgt tot het lezen van bepaalde voorbe houden lectuur, zal krachtens zijn eigen geiveten dit verlof met beschouwen als een blinddoek voor dit geweten; integendeel, het eigen geweten, dat de zui verheid en eerlijkheid van de christelijke levenswan del controleert, zal nu des te scherper en waakzamer zelfstandig vals van echt en aangeprate van waar achtige noodzaak moeten onderscheiden S. JELSMA, M.S.C. 1

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 5