■l VERONTRUSTING en GENADE De Kerk, een heilige band ONDER GODS GREEP ANTIGONE OVER DE GRENZEN Jongeren lezen de Blijde Boodschap Hondenpraat I miEW Jv: l Geachte Redactie De werking der genade :~z I |l? This is life i ZATERDAG 27 FEBRUARI 1954 PAGINA 7 - 1 Ontmoeting van het Goddelijke en het menselijke This is life. Hear! Ik leef in een song naar het hoogst Happy-End. Its love is my God. Buiten mij bralt de wind. Maar ik leef in een song. A top-song in the wind Happy-Song? Happy-Song! Happy-Wind Happy-Wind! Happy-Song-in-the-wind? Happy-Song-in-the-wind! Want ik hou van de wind van zijn tegen en mee. Van zijn tegen het meest, als mijn leven maar zingt. Meestal buiten gehoor van mijn ver-tastend oor. Toch leef ijc in een song naar het hoogst Happy-End. Als een windstilte staat Sit I down Zonder End! t - Want ik moet in de wind, If - I live in a Song! Happy-Wind. Happy-Song Happy-End! Hag. Een uilverkoren geslacht Gods plan en onze vrije wil De keizer van Rome kreeg het in die tijd in zijn hoofd een volkstelling te houden in geheel het keizerrijk. Ook Israël en Juda moesten er aan geloven. Dit werd op de volgende wijze gere geld: ieder moest zich daar gaan aan geven, waar zijn stamhuis was. Voor Maria en Joseph was dit Bethlehem. Ze waren immers uit het huis en ge slacht van David. Nergens vinden we een bijzonder ingrijpen van God, ner gens een wonder. Alles gebeurt, zoals het gebeuren moest; overal werd de vrije wil gesauveerd en toch werd de :en if u. s. A. Cuba „Zie, IK maak alles nieuw Rijk van Vrede en Waarheid „Mogen ze één zijn opdat de wereld gelove!" r ,Jr -o IS DE ZONDE DAN ZO ERG? S: x. Paulus schrijft: „Vormt U niet naar deze wereld, maar hervormt U door vernieuwing van inzicht, opdat ge onderscheiden moogt, wat de wil is van God, welbehaaglijk en volmaakt! (Rom. 12 2). In deze woorden ligt voor de christen de absolute noodzaak van hervor ming en vernieuwing uitgedrukt. De noodzaak ook van critiek, d.w.z. van 't onderscheiden van wat tot Gods wil behoort of tot „deze wereld!". Verder op schrijft Paulus dan ook: „Uw liefde zij ongeveinsd, verfoeit het kwaad, blijft gehecht aan het goedeLaat U niet door het kwade overwinnen, maar overwint het kwade door het goede!" Er zijn voor de christen dus dingen die verfoeid en verworpen, en andere dingen die aanvaard en nagestreefd moeten wor den. Christendom is dus wezenlijk protest. Protest tegen het kwade. Tegen alles wat zich afbuigt van Gods wil. Christendom is voortdurende drang tot hervorming het aanschijn van deze aarde moet worden vernieuwd. Christendom is nooit aflatende critiek op „deze wereld", op het kwade, dat overal in de wereld aanwezig is waar mensen zijn. Oók in de Kerk dus, voorzo ver de Kerk juist gemeenschap van men sen is. In die zin moet ook de Kerk zélf voortdurend worden hervormd en zich. zelf voortdurend becritiseren. Paulus richt zich tot christenen, d.w.z. tot de Kerk, zo als die bij de Romeinen werkelijkheid was. De voornaamste critiek óók voor chris tenen, óók voor de Kerk is zelfcritiek. Hiermede is niet gezegd, dat »>dus nllc critiek en alle protesten goed zijn. Zij moeten voortkomen, als oprecht getuige- nis uit gelovige eerbied en liefde voor het Heilige, dat ons is geopenbaard en waar toe wij zijn geroepen. Een ander uitgangs punt willen ook wij niet erkennen en af brekende critiek hebben wij reeds in onze kolommen, gebrandmerkt. Betreft critiek dikwijls te zeer en te uitsluitend uiterlijke zaken? De vraag sug gereert, dat de uiterlijkheid er betrekke lijk weinig toe doet. Deze suggestie moe ten wij verwerpen. Het uiterlijke dient het innerlijke en is daarom voornaam. Ons geloof, onze hoop en onze liefde zul len gestalte moeten .krijgen in houding, woord, gebaar en gedrag, die op hun beurt het innerlijke zullen beïnvloeden. De Ka tholieke Kerk is een gemeenschap waarin ook het uiterlijke-nadrukkelijk wordt be leden. En voorzover wij dat uiterlijke te verzorgen hebben, dienen we onszelf on omwonden te attenderen op slordigheid, routine en verambtelijking daarbij. Nog eens willen wc uitdrukking geven aan onze overtuiging, dat naast het kwade dat moet worden verfoeid, ook het goede bestaat, de genade, die men zich bewust dient te zijn en waar men vol huiverende eerbied tegenover staat en mee lééft. Christendom is méér dan alleen maar een aansporing tot hervorming en vernieu wing. Het is hervorming, voortdurende beweging, groei dwars door bet kwade heen, niet te stuiten vernieuwing. De vooruitgang is bezig. De Kerk is niet blind voor de fouten. Mét haar z\jn we ze ker van de christelijke zegepraal. S. JELSMA, M.S.C. ■•Een van de minder prettige ge volgen van de honden-emancipatie", aldus Hond, „is de neiging onder de huidige hondengeneratie, om te ver onderstellen, dat de moderne ont voogde hond alles kan en alles weet en alles dient te beoordelen en te berekenen. De eerste de beste hond meent tegenwoordig alles op z'n staart na te moeten tellen. Een troep jonge honden, die op zwerftocht uit gaat, gaat vandaag de dag eerst al les „plannen"; het kleinste onderdeel van de tocht wordt van tevoren nauwkeurig uitgekiend; de resultaten worden precies van tevoren becij- )j ferd; niets wordt overgelaten aan toeval, fantasie en inspiratie van het ogenblik...." Er kwam een dromerige blik in de langs mij heen starende honden-ogen. ..In mijn tijd", kwispelde Hond, „ge- loofde men niet in cijfers. Wij hon- den, leidden toen een cijferloos en improviserend bestaan. Vóórdat we aan een of andere operatie begon- nen, wilden we nooit zeker weten of het zou lukken. We wisten, dat het '1 vlees beter is dan de benen, en de.ze wijsheid was ons voldoende. We snuffelden ijverig en vonden altijd f wel wat. En wat we vonden, werd niet tot en met critisch bekeken en besproken. Het werd ter plaatse aan- gepakt en verwerkt. Voorraadjes werden niet gemaakt. We bezagen j de toekomst met een open en ver- l trouwvol oog. Sinds jullie ons heb- ben geëmancipeerd zijn we aanmer- kelijk vermenselijkt. Als je het mij vraagt een gerationaliseerde hond is geen hond. Evenmin als trouwens naar mijn smaak een gerationa- liseerd mens een mens is. Er zijn i dingen, die zich niet lóten beredene- ren en berekenen. En dat zijn juist de voornaamste dingen. Mensen of honden, die daaraan voorbijzien, wor- den machines. En nog niet eens zulke goeie machines. Een échte hond snuffelt met z'n neus en kwis- pelt met z'n staart. Maar wat hij met e z'n snuffelende neus zal vinden, laat hij graag over aan de instantie, die zowel voor zijn neus, als voor dat gene wat zijn neus krijgt voorgewor pen. verantwoordelijk is. En zijn vreugde om elke nieuwe vondst, doet zijn staart onweerstaanbaar en roe keloos krullen „Eén is uw Vader in de hemel", leert Christus, „en gij allen zijt broe ders". Hier begint dat geheimzinnige christelijke „wij" en „ons", dat wij terugvinden in het Onze Vader en dat alle dingen schijnt te omvatten, zowel God, Die wij „ONZE Vader noemen, als het voedsel voor elke dag, dat wij betitelen als ons dage lijks brood. Hier raken wij bet myste rie van de Kerk, het onbegrijpelijke, dat ontstijgt aan liet verstandelijk vermogen en dat nog slechts gegre pen kan worden door het geloof. Het geheim is niet, dat de Kerk uit men sen bestaat; het eigenlijke en diepste ge heim is zelfs niet de aanwezigheid Gods: want deze is ook eigen aan elk ander mys terie. Het eigen geheim van de Kerk is dit: dat het goddelijke en het menselijke er elkaar ontmoeten; dat in Eén, die de „Eerstgeborene onder vele broeders" wordt genoemd, het raakpunt gevonden wordt tussen God en mens; dat deze ont moeting zich voortplant door tijd en ruim te in allen die zich voor dit mysterie open stellen. Deze heilige verbondenheid werd in het Onze Vader een gebed; in de Berg rede, een nieuwe wet; bij de kooplui in de tempel een stuk heilig geweld. En overal waar deze godmenselijke levenskracht oversloeg in mensen, ontstond en groeide de Kerk van Christus. Een nieuw uitver koren volk werd historische werkelijk heid. Door de apostelen wordt het ge noemd: een uitverkoren geslacht, een ko ninklijk priesterdom, een heilige natie. Men omschrijft de Kerk wel eens als „het gezin Gods". We moeten echter oplet ten, dat we dit begrip van gezin niet te klein en te eng verstaan. Deze Kerk moest in de menselijke geschiedenis verschijnen, uitstralend dwars door alle groeperingen heen, zoals deze bepaald worden door bloed en ras, door noodlot en klimaat, door tijd en milieu. Door geen enkele bij komstigheid zou deze Kerk zich laten te genhouden; het nieuwe volk zou voortko men uit de Geest en de geestelijke ontvan kelijkheid van de mens zou het eèrste menselijke gebaar zijn om deze nieuwe goddelijke werkelijkheid op te vangen- Het eerste contact met deze goddelijke werke lijkheid in de bewustlevende mens noe men wij geloof; wanneer onze geest ervan vervuld is, spreken wij van genade of hei- ligmakendc genade of bovennatuurlijk le ven. Dit alles niet in één afzonderlijke mens of in een menigte van afzonderlijke mensen of in een onbepaalde mensen groep; maar in een gemeenschap, in een volk, een volk van vele volkeren; een volk, waarmee alle mensen één moeten worden, zodat heel de mensheid wordt opgeheven en opgenomen in deze nieuwe verloste mensengemeenschap. Zo werkt de Kerk hier op aarde aan de eenheid van een heilig mensdom; zo wil de Kerk van de wereld één heilige stad maken, een nieuw Jerusalem, met vrije bewoners, kinderen van één Vader, vrij door hun verlost-zijn uit het louter men selijke en één door hun gebondenheid aan hetzelfde goddelijke. Op deze wijze is de Kerk geworden met een woord van Guar- dini: „de volheid van de eenheid, waarin God door Christus de schepping opneemt. Het gezin van de kinderen Gods. Het ge zin van het nieuwe heilige volk. Het fun dament van de heilige stad, die eens openbaar zal worden". Of een klein-seminarie voor buiten staanders nog steeds een collectie lange- zwarte-kousen-dragende-niet-naar-meis- jes-kijkende-„jongens" Is, weet ik niet. De staf van goede priesters die er on getwijfeld is bewijst wel iets anders. Ik wou U zeggen, dat wij hier jongens zijn, als zovele „om en nabij de twin tig". Een deel van het geheel dus! Natuurlijk zijn wij jn veel opzichten een ander deel. Daar spreek ik verder niet van. Wat ik hier wou zeggen is, dat wij later VOOR moeten gaan. Ja, voor- i uit-gaan! En wel het meest hen. die nog J niet „op" zijn: de jongens, de meisjes. Waarom, vraag ik U nu, zullen wij daar f nü vast niet mee beginnen! Pardon, zult U zeggen: wat verbeeldt hij zich. Pardon, t zeg ook ik. Verstaat TJ me goed. We den- I ken heus niet meer te zijn dan de ande- t ren van ons soort. O neen! 4 Maar: bovengenoemde taak komt! En 4 als die hier nu eens vervangen wordt door een „zich ook onder de anderen be geven" een: „zich óók uiten", met dit verschil dan, dat wij proberen zullen zo positief mogelijk te zijn, zou dat dan waardeloos zijn? Wat denkt U? Ik bedoel dit: Waarom zouden wij geen positieve let wel positieve plaats kun- nen innemen in „Mensen van morgen wereld in wording"? Zouden wij nog niet meer kunnen dan bidden? Als positieve uiting stuur ik U het bijgaande vers. Of het een of ander, of beiden voor plaatsing in aanmerking komt weet U het beste. Tot slot zou ik nog even willen zeg gen, dat het geen gewoonte is bij ons let wel: bij eventuele plaatsing! om namen te laten vermelden. Zoudt U, zo nodig, willen tekenen met Hag. Vindt U het echter vrij kinderachtig, van mijn kant bezien, gebruikt U dan toch maar mijn naam, voor mijn part met adres. Hag. (We houden de goede gebruiken van 't Seminarie Hageveld graag in ere en laten 't dus maar bij de voorgestelde on dertekening. Red.). Denken wij niet te veel, als wij over genade spreken, aan „de staat van ge nade" of „de genade van bijstand" in ons? Het begrip genade moeten we veel verder uitstrekken, en dan bedoe len we ermee, dat alles geschiedt on der Gods invloed, dat Gods Voorzienig heid alles regeert, ook al is het niet op merkelijk, ook al gaat schijnbaar alles gewoon zijn weg. Toch staat er een Re gelaar aan het hoofd: God de Heer. Laat ik een voorbeeld nemen: Reeds eeuwen was er voorspeld, dat God de Heer mens zou worden en geboren in Bethlehem. Het zag er echter, toen Maria zwanger werd, niet naar uit. Na zareth lag, gezien de toenmalige ver keerssituatie, nogal ver van Bethlehem verwijderd. Greep God in? Ja, maar op een onmerkbare wijze. eeuwenoude voorspelling aangaande de geboorte van de Emanuel in vervulling gebracht. God immers staat boven de geschiedenis; Hij leidt zoals Hij het wil. Hij heeft overal een bepaalde be doeling mee. We weten dit uit de Schrift, dat tenslotte er alles is omwille van de uitverkorenen. Wij staan midden in de geschiedenis, leven mee met haar eb en vloed, we kunnen haar niet beheersen, zelfs niet de grootsten, al denken zij van wel. Er zijn teveel omstandigheden, welke bui ten de macht van de mensen liggen. Dit doet óns misschien wel eens moedeloos worden en we vragen ons daarom soms af, wat kan mijn hulp hier nu uitrichten. We horen de roep van de geschiedenis en we menen daarin de stem van God te vernemen. Daarom streven we naar vernieuwing. Maar wat kunnen wij! Vergeet niet; wij staan niet alleen. Boven alles staat de Heer, die alles regeert. Plicht en overgave Soms dreigt alles te mislukken en vragen we God, waarom dat toch mo gelijk was. Is alles dan zinloos geweest en alles tevergeefs en voor niets. Och, vragen wij niet teveel uiterlijk en on middellijk succes? Denken we ons niet te veel een Voorzienigheid, zoals wij ons Haar voorstellen, dat is op mense lijke wijze? Haar wegen zijn niet onze wegen. Een mislukking kan een voor waarde worden voor succes. De tijd komt er niet op aan. God regelt het geheel. Onze taak is het ons aan Hem over te geven en de plicht te doen, welke we nu menen te moeten doen. Inhoever we het zinvolle in het leven kunnen inzien of niet, doet niets terzake. Wel wordt van ons één ding ge vraagd. In de heilsgeschiedenis gaat er als het ware één ding van de mens uit: het gebed. Zeker ook dit is een genade van God, maar we kunnen meewerken en God de Heer smeken voor zijn Rijk. opdat Hij ons werken, ons zwoegen, ons lijden, onze mislukking vruchtbaar zal maken. God immers is de enige, Die wasdom geeft. Daarom zal het.gebed in al zijn vor men ons werken moeten voorafgaan, begeleiden en volgen. Dit is de beste waarborg voor het. succes, niet zoals wij het zien en willen, maar zoals God het wil. En daar komt het tenslotte op aan. H.B. iof De „Time-magazine", één van de meest verspreide Amerikaanse periodieken over heel de wereld, ofschoon gewoonlijk slechts enkele kolommen aan religieuze belangen wijdend, heeft in een nummer van 14 Dec. 1953 niet minder dan 9 pagi na's gewijd aan Pius XII en het Vaticaan. Zij geven een biografie van Pius XII en noemen hem een volkspaus, omdat ieder een toegang tot Hem heeft. Over de organisatie en eenheid van de Katholieke Kerk schrijven zij: „geen en kele wereldlijke regering, geen enkele an dere Kerk, is te vergelijken met het uit gebreide organisme van de Katholieke Kerk. Zij telt 1.500 diocesen, 2.500 Bis schoppen, 500.000 priesters en religieuzen. „Niets is voor deze organisatie zonder belang, of het nu gaat over de opkomst van een nieuwe Philosophische school in frankrijk of over een nieuw sportterrein lr> Amerika!" Time meent evenwel dat de Katholieke Kerk zich op het ogenblik in een crisis öevindt die gelijkt op die welke vooraf- glng aan de Reformatie, p »Pius XII is in de 15 jaren van Zijn ontificaat een gematigd modernisator m We?st- Hi) was meer bewaker dan stout- je edig reformator meer diplomaat en g ®ar dan kruisvaarder: Hij heeft, vol- ,,.„s 2i.in eigen woorden, gezaaid temidden an ruïnes". Onder arbeidersjeugd van Cuba heeft een onderzoc) ingesteld naar het re- ,,g',';!Jze leven en de godsdienstige belang stelt 'ng. Het resultaat is wel zeer somber. anouds leeft hier nog een sterk tradi- 'e<d Christendom. tion dJT 's echter zo goed als g.-en inzicht in dom elenlijke waarden van het Christen- kinder hts een zesdrigerfeelte van de derricht" kri-igt regelmatig podsdienston- slechts f De sacramenten "-zijn veelal staan vonïln!ali<tltm>. ,Oit all» wel te ver wordt de iT ond" jongeren. Algemeen pitaal enK.et\vereenzelvigd met het ka- looft niet ...e. de klasse. Men ge- priester om bet lil- vasl me de macht van de Deze tren^mdpri te vergeven, het gevolg va^t~toet'tand is grotendeels 6 0 «et rrote tekort aan pries ters waaraan heel lcn grundb te gaa'; Zuid-Amerika dreigt Tijdens de tweede helft van Augustus zal in Evanston in de Verenigde Staten, de tweede samenkomst plaats hebben van de Wereldraad van Kerken. Het doel hiervan is, vast, te stellen welk gemeenschappelijk getuigenis de Christe lijke kerken kunnen geven van Christus en Zijn verlossingswerk voor de wereld. Ver volgens echter ook, hoe zij dit getuigenis gemeenschappelijk tot uiting kunnen bren gen door woord en daad. Als speciaal onderwerp voor deze We reldraad is gekozen: de Christelijke hoop. Tussen de excessen van onze tijd in angst en wanhoop enerzijds en illusie en utopie anderzijds, willen de Christenen getuige nis afleggen van hetgeen zij van het le ven verwachten. De voorbereidende rapporten die in de loop van de jaren '51 en '52 zijn samen gesteld, zijn bezield door een groots en vu rig idealisme. Zij wijzen de Christen op de morele verplichting die voor hem volgt uit zijn toekomstverwachting. Nü reeds en overal moet de Christen getuigen van het Rijk van vrede, rechtvaardigheid, vrij heid, leven en waarheid. Onze hoop is gericht op het grote Her stel, dat de verrezen Christus zal komen brengen op het'einde der tijd: „Zie IK maak alles nieuw"! De voorwaarde echter voor de deelneming aan dit volledig Her stel is onze liefdevolle aanwezigheid nü in deze wereld: ,.Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven". De verscheurdheid van de Christenen onderling is echter een ergernis voor het Rijk Gods. Dan pas zal de Kerk haar toekomst verwachting met volle vrucht en zekerheid kunnen prediken, als zij één is. Het grote tijdperk van de eenhïid der Kerk, en dus van l«ar nwett vruchtbaar getuigenis ligt nog steed* voor ons. Verenigen wij ons met onze vele ge scheiden broeders in hun vurig gebed om eenheid. Dat zij mogen terugkeren tot de eenheid, die Christus gewild heeft als een voorwaarde voor dé bekering van de we reld: „Mogen ze één zijn Vader, opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt". Enige jaren geleden hield God fried Bomans in 'n bekend week blad een betoog waarin hij zijn twijfel uitte over de waarde van de „oude klassieken voor de moder ne jonge mensen. Een klasgenoot van Bomans denkt daar kennelijk anders over. Jaren achtereen ziel Dr B. Meulenbroek kans om zijn leerlingen van het Aloysius-eol- lege in Den Haag een klassiek drama te laten opvoeren en dit met meer dan gewoon succes. Af gezien van het feit, dat de leerlin gen zelf zich zo'n stuk sterk in leven slagen zij er ook in de zaal mee te slepen in de onverganke lijke schoonheid van 't klassieke drama. Deze keer werd „Antigone" van So- phokles opgevoerd door leerlingen van het Meisjes-lyceum en het reeds ge noemde A.C. De inhoud van het stuk komt hierop neer: Twee broers doden elkander in een tweegevecht, de een zijn stad verdedigend, de ander haar aanvallend. Koning Kreoon de heerser van de belegerde stad verbiedt in zijn verontwaardiging de begrafenis van de aanvaller, Polyneikes, en beveelt, dat zijn overschot onbeschermd moet blij ven liggen, als aas voor de gieren. Antigone, de zuster Yan Polyneikes wordt opstandig tegen dit bevel van de koning en geeft haar piëteit t.a.v. haar broer de voorrang boven de eer van baar stad en zodoende ook boven haar eigen leven. Kreoon meent dan ge dwongen te zijn haar, de verloofde van zijn zoon, te doden en daarmee drijft hi.i eveneens zijn eigen vrouw en zijn zoon tot een wanhopige zelfmoord. Na afloop sprak ik de twee hoofdrol spelers. Dit gesprek was een bevesti ging van wat de hele avond zo goed gedemonstreerd was: ze hadden zich heel en al en„con amore" ingeleefd in hun rollen. Merkwaardis v'os de uiting van een van hen: „Hoewel de vergelij king al dwaas is moet ik zeggen, dat 't goddelijke je toch altijd veel sterker pakt dan 't menselijke hoe weinig we daar ook van laten merken"! Nie mand van de spelers, noch van de toe schouwers heeft getwijfeld aan de blij vende waarde van zo'n stuk, ook al is het 2500 jaar oud. C. S. - mt fes* De ontmoeting van de Emmaüs gangers Christus is een van de voor beelden, hoe de genade ogen schijnlijk langs natuurlijke wegen ingrijpt. De foto hierboven is een reproductie van een bekende schildering van Lambert Simon Twee blinden Bent. u ze wel eens voorbijgegaan op de hoek van de Kal verstraal? Van ouds zitten er blinden langs de weg te bedelen. We lezen het al in Johannes 9 en Lukas 18. Hun hoop is gevestigd op de voorbijganger. Verwacht hij alleen een kwartje of een cent, of zegt hij soms: maak maar, dat. ik ook eens zie! Kan een blindgeborene wel verlangen om te zien? De man van de Blijde Boodschap van vandaag begeerde te zien, Hij was dus niet blindgeboren. De blinde van Johannes 9 wel. De blindgeborene Hij zat daar, allerminst verwachtend nog ooit te kunnen zien. Een van de voorbijgangers spuwde op de grond, streek het slijk op zijn ogen en sprak: ga u wassen in de vijver. Hij ging er heen, waste zich en kwam ziende terug. Deze Voorbijganger is de hoop van alle blinden, ook van de blindgeborenen, want. Hij maakt blinden ziende, ongevraagd Zo waren wjj blindgeboren, IHj ontmoette ons voor het eerst op de arm van een goede vrouw die ons ten doop hield met trots, ofschoon wji blind waren Hij raakte ons aan met het water en het woord van zijn Doop. En wp kwamen ziende thuis terug. Wp konden Jezus zien! De blindgewordene Deze zat. ook langs de weg te bedelen. Toen hij de menigte hoorde vroeg hij wat er te doen was. „Jezus komt voorbij" Toen riep hij: ontferm u over mij. Laat niii weer zien. Zijn wij sinds onze eerste ontmoeting niet weer blind geworden? I-Ip kontt voorbij, en we zien Ilent niet. Wij zien de winter met de sneeuw en het ijs, de strakke baan en de scherpe schaats, de ijsmuts en de leuke das. Wp zien zoveel, wat wp in onszelf bewaren, vaak met veel leed en weinig liefde. Maar Jezus zien wy niet. Toch komt Hij steeds voorbij. Wij horen de menigte voorbijgaan: de klokken luiden, het orgel speelt, de kerk zingt, en vragen niet eens wat er te doen is Wp gelijken op de apostelen van vandaag: Als de Mensenzoon voorbij komt. zal Hp worden overgeleverd, bespot en gedood, maar op de derde dag zal Hij verrijzen. ..Zij begrijpen er niets van. Dit woord is voor hen duister". Hét Licht zien zij niet. En toch Hij komt voorbij. Je moest Hem eens kunnen zien, hóé Hij voorbijkomt. Het is een facinerende tocht van veertig dagen. Duizenden volgen Hem. juichend en schreiend, biddend en beschouwend, boetend en belijdend. Je moest die veertigdaagsc eens volgen, zoals je de lour de France of de Nijmeegse zesdaagse volgde, per radio of... liep je zelf mee? Nog beter! Loop eens mee. deze veertigdaagse. 't Is geen kinderwerk Het gaat over ipden en dood heen. maar ter zekere verrUzenis! •Te bent immers de blindgeborene en blindgewordene tegelijk: de derde blinde Hij komt voorbij. Roep ook: Heer ontferm U over mp! Laat mij U weer eens zien in de menigte van uw Kerk, in de variëteit van Uw Sacramenten. Heer, als ik U daar ontmoet en zie dan loop ik mee. en volg ik U. over lijden en dood ter verrijzenis. De jon, ter Luwe Keinoog beeft een nieuwe bundel het licht doen zien onder de smakelpke ti tel: „Kropsla en andpvie". Het zijn stuk voor stuk voed zame gedichten, experi menteel en wat ge waagd hier en daar, maar toch zeer goed verteerbaar. Luwe zoekt het niet ver van huis. In het versje „Bladluis" ont leedt hij onbarmhartig de emotie van de mens, geconfronteerd met het bureaucratisch onge dierte Grauw kruipen zij omhoog, andpvie vre tend, Rauw, ongezouten, ongekookt.; alwetend de culinaire zekerheid verbrekend, zelf wetjes makend, ongetekend... En als ik weer de dorre ogen opsla, zit er een nieuwe bladluis... in de krop sla! Zangerig van toon en ingehouden van adem is vooral: „Zo maar"; Is Luwe zo'n ruwe Is myn oog van Reinoog? Het oog van de ruwe was gisteren van Luwe, en jouw oog is mijn oog, en daarom een rein oog. Wat dit laatste nog met „kropsla en andp vie" te maken heeft, is minder duideipk. Mis schien moeten we blij 4jn, dat Reinoog zich in deze bundel een enkele keer weet te onttrekken aan de beeldspraak van het moestuintje. Sommige critici heb ben de vraag gesteld: tot welke school be hoort Luwe Reinoog? Na onderzoek is geble ken, dat hij aan geen enkele school gebonden is. Sinds enige jaren is hp werkzaam op de gemeentelpke schooltuinen, wat in deze bundel z'n voorkeur voor goedkope groen ten zou kunnen verklaren. Wij zouden deze bun del in handen van alle serieuze jongeren willen zien. Reinoog heeft deze generatie iets te zeggen, al is het dan niet veel. De firma Tuy] Brosman zorgde voor een frisse uitgave. Het papier is houtvrp, doch kennelijk niet vetvrij. De vignet jes van Henk Biere boom had men beter kunnen weglaten. Hij tekende allemaal kleine vlinders en rupsen, het geen in een bundel als „Kropsla en andijvie" op z'n minst van weinig tact getuigt. Of moeten we dit ook „experimen teel" opvatten Voor uit dan maar! Experi mentele Rupsensla van Reinoog-Biereboom, ge presenteerd door Tuyl Brosman a 8.90. In clusief. Eet lekker! KARAKTEROLOOG. Dit is de Bli.jdr de veerligd" Boodschap van vandaag: -"et met Pasen! R. BECKERS. Vr. U heeft de vorige keer gesprokuu over de eerste zonde. Laat ik u toegeven, dal de schrijver van het eerste Boek der H. Schrift., ojó symbolische wijze een histo risch feit heeft willen uitdrukken, dat er n.l. door de eerste mensen een verkeerde daad is gesteld. Deze bestond niet zozeer in hei eten van een vucht ook dit kan tot de symboliek behoren maar was een daad van ongehoorzaamheid tegen God Dit noemt men zonde Ik heb wel eens horen zeggen, dat de zonde en dus ook en dus zeker deze eerste zonde, het ergste kwaad is, wat er is, ia, zelfs een oneindig icwaad. Ik zou willen zeggen: kom, kom maak het niet te erg. Overdrijving schaadt altijd en dus ook hier We zijn allemaal mensen en iedereen heeft %vel eens een t zwakheid. Wai wil je? Maar maak er no niet onmiddellijk iets oneindigs van. Dan wordt het niet meer waarschijnlijk. Antw. Als ik zou spreken tot een niet- Katholiek, dan zou ik antwoorden: Mfjn- i heer, van uw standpunt uit, heeft u ge lijk, maar probeer het eens te zien van ons geloof uit. Want ook de zonde behoort tot de Geheimen van het geloof, welke we niet kunnen zien, maar waarin we ge- j11 moeten. Op het eerste gezicht is de zonde een onregelmatigheid, een versto ring van een orde, de overtreding van een wet. Maar dat is niet alles. Het gaat hier niet om een menselijke orde, maar om een orde, welke door God is ingesteld, over een wet, welke God heeft gegeven. En dat niet alleen, het gaat, in de kern van de zaak om de wil van de levende God zelf, ja zelfs, de zonde gaat regelrecht in tegen de levende God tegen het God zijn van God. Hieruit blijkt al. dat deze daad met niets anders te vergelijken is. omdat het voorwerp van de daad, de levende God is. Men kan zelfs niet zeggen, dat de zonde een kosmisch, kwaad is, want God staat boven de kosmos De Katholiek is zich bewust, dat hij in zonde God raakt, als het ware een aanslag op Hem pleegt. Zo zien we dit ook bij de eerste mensen. De be koring was, zoals de duivel vleide: „aan God gelijk zijn „zeil oordelen over goed en kwaad". We zien hier de mens, die oiledig autonoom wil zijn, onafhankelijk van God. die zelf in plaats van God God wil zijn, Misschien bevroedt u nu iets, wat de zonde betekent in het mensenleven, en waarom die eerste zonde zulke kosmische resonanties heef» gehad. H. B.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 7