■l
VERONTRUSTING en GENADE
De Kerk, een heilige band
ONDER GODS GREEP
ANTIGONE
OVER DE GRENZEN
Jongeren lezen de Blijde Boodschap
Hondenpraat
I
miEW
Jv: l
Geachte Redactie
De werking
der genade
:~z
I |l?
This is life
i
ZATERDAG 27 FEBRUARI 1954
PAGINA 7
-
1
Ontmoeting van het Goddelijke en het menselijke
This is life.
Hear! Ik leef in een song
naar het hoogst Happy-End.
Its love is my God.
Buiten mij bralt de wind.
Maar ik leef in een song.
A top-song in the wind
Happy-Song? Happy-Song!
Happy-Wind Happy-Wind!
Happy-Song-in-the-wind?
Happy-Song-in-the-wind!
Want ik hou van de wind
van zijn tegen en mee.
Van zijn tegen het meest,
als mijn leven maar zingt.
Meestal buiten gehoor
van mijn ver-tastend oor.
Toch leef ijc in een song
naar het hoogst Happy-End.
Als een windstilte staat
Sit I down Zonder End!
t
-
Want ik moet in de wind,
If - I live in a Song!
Happy-Wind. Happy-Song
Happy-End!
Hag.
Een uilverkoren geslacht
Gods plan en onze vrije wil
De keizer van Rome kreeg het in die
tijd in zijn hoofd een volkstelling te
houden in geheel het keizerrijk. Ook
Israël en Juda moesten er aan geloven.
Dit werd op de volgende wijze gere
geld: ieder moest zich daar gaan aan
geven, waar zijn stamhuis was. Voor
Maria en Joseph was dit Bethlehem.
Ze waren immers uit het huis en ge
slacht van David. Nergens vinden we
een bijzonder ingrijpen van God, ner
gens een wonder. Alles gebeurt, zoals
het gebeuren moest; overal werd de
vrije wil gesauveerd en toch werd de
:en if
u. s. A.
Cuba
„Zie, IK maak alles nieuw
Rijk van Vrede en Waarheid
„Mogen ze één zijn opdat de
wereld gelove!"
r
,Jr -o
IS DE ZONDE DAN ZO ERG?
S:
x.
Paulus schrijft: „Vormt U niet naar deze wereld, maar hervormt U door
vernieuwing van inzicht, opdat ge onderscheiden moogt, wat de wil is van
God, welbehaaglijk en volmaakt! (Rom. 12 2).
In deze woorden ligt voor de christen de absolute noodzaak van hervor
ming en vernieuwing uitgedrukt. De noodzaak ook van critiek, d.w.z. van
't onderscheiden van wat tot Gods wil behoort of tot „deze wereld!". Verder
op schrijft Paulus dan ook: „Uw liefde zij ongeveinsd, verfoeit het kwaad,
blijft gehecht aan het goedeLaat U niet door het kwade overwinnen,
maar overwint het kwade door het goede!"
Er zijn voor de christen dus dingen die
verfoeid en verworpen, en andere dingen
die aanvaard en nagestreefd moeten wor
den. Christendom is dus wezenlijk protest.
Protest tegen het kwade. Tegen alles wat
zich afbuigt van Gods wil. Christendom is
voortdurende drang tot hervorming het
aanschijn van deze aarde moet worden
vernieuwd. Christendom is nooit aflatende
critiek op „deze wereld", op het kwade,
dat overal in de wereld aanwezig is waar
mensen zijn. Oók in de Kerk dus, voorzo
ver de Kerk juist gemeenschap van men
sen is. In die zin moet ook de Kerk zélf
voortdurend worden hervormd en zich.
zelf voortdurend becritiseren. Paulus richt
zich tot christenen, d.w.z. tot de Kerk, zo
als die bij de Romeinen werkelijkheid was.
De voornaamste critiek óók voor chris
tenen, óók voor de Kerk is zelfcritiek.
Hiermede is niet gezegd, dat »>dus nllc
critiek en alle protesten goed zijn. Zij
moeten voortkomen, als oprecht getuige-
nis uit gelovige eerbied en liefde voor het
Heilige, dat ons is geopenbaard en waar
toe wij zijn geroepen. Een ander uitgangs
punt willen ook wij niet erkennen en af
brekende critiek hebben wij reeds in onze
kolommen, gebrandmerkt.
Betreft critiek dikwijls te zeer en te
uitsluitend uiterlijke zaken? De vraag sug
gereert, dat de uiterlijkheid er betrekke
lijk weinig toe doet. Deze suggestie moe
ten wij verwerpen. Het uiterlijke dient
het innerlijke en is daarom voornaam.
Ons geloof, onze hoop en onze liefde zul
len gestalte moeten .krijgen in houding,
woord, gebaar en gedrag, die op hun beurt
het innerlijke zullen beïnvloeden. De Ka
tholieke Kerk is een gemeenschap waarin
ook het uiterlijke-nadrukkelijk wordt be
leden. En voorzover wij dat uiterlijke te
verzorgen hebben, dienen we onszelf on
omwonden te attenderen op slordigheid,
routine en verambtelijking daarbij.
Nog eens willen wc uitdrukking geven
aan onze overtuiging, dat naast het kwade
dat moet worden verfoeid, ook het goede
bestaat, de genade, die men zich bewust
dient te zijn en waar men vol huiverende
eerbied tegenover staat en mee lééft.
Christendom is méér dan alleen maar een
aansporing tot hervorming en vernieu
wing. Het is hervorming, voortdurende
beweging, groei dwars door bet kwade
heen, niet te stuiten vernieuwing. De
vooruitgang is bezig. De Kerk is niet
blind voor de fouten. Mét haar z\jn we ze
ker van de christelijke zegepraal.
S. JELSMA, M.S.C.
■•Een van de minder prettige ge
volgen van de honden-emancipatie",
aldus Hond, „is de neiging onder de
huidige hondengeneratie, om te ver
onderstellen, dat de moderne ont
voogde hond alles kan en alles weet
en alles dient te beoordelen en te
berekenen. De eerste de beste hond
meent tegenwoordig alles op z'n
staart na te moeten tellen. Een troep
jonge honden, die op zwerftocht uit
gaat, gaat vandaag de dag eerst al
les „plannen"; het kleinste onderdeel
van de tocht wordt van tevoren
nauwkeurig uitgekiend; de resultaten
worden precies van tevoren becij- )j
ferd; niets wordt overgelaten aan
toeval, fantasie en inspiratie van het
ogenblik...."
Er kwam een dromerige blik in de
langs mij heen starende honden-ogen.
..In mijn tijd", kwispelde Hond, „ge-
loofde men niet in cijfers. Wij hon-
den, leidden toen een cijferloos en
improviserend bestaan. Vóórdat we
aan een of andere operatie begon-
nen, wilden we nooit zeker weten
of het zou lukken. We wisten, dat het '1
vlees beter is dan de benen, en de.ze
wijsheid was ons voldoende. We
snuffelden ijverig en vonden altijd f
wel wat. En wat we vonden, werd
niet tot en met critisch bekeken en
besproken. Het werd ter plaatse aan-
gepakt en verwerkt. Voorraadjes
werden niet gemaakt. We bezagen j
de toekomst met een open en ver- l
trouwvol oog. Sinds jullie ons heb-
ben geëmancipeerd zijn we aanmer-
kelijk vermenselijkt. Als je het mij
vraagt een gerationaliseerde hond
is geen hond. Evenmin als trouwens
naar mijn smaak een gerationa-
liseerd mens een mens is. Er zijn i
dingen, die zich niet lóten beredene-
ren en berekenen. En dat zijn juist
de voornaamste dingen. Mensen of
honden, die daaraan voorbijzien, wor-
den machines. En nog niet eens
zulke goeie machines. Een échte
hond snuffelt met z'n neus en kwis-
pelt met z'n staart. Maar wat hij met e
z'n snuffelende neus zal vinden, laat
hij graag over aan de instantie, die
zowel voor zijn neus, als voor dat
gene wat zijn neus krijgt voorgewor
pen. verantwoordelijk is. En zijn
vreugde om elke nieuwe vondst, doet
zijn staart onweerstaanbaar en roe
keloos krullen
„Eén is uw Vader in de hemel",
leert Christus, „en gij allen zijt broe
ders". Hier begint dat geheimzinnige
christelijke „wij" en „ons", dat wij
terugvinden in het Onze Vader en
dat alle dingen schijnt te omvatten,
zowel God, Die wij „ONZE Vader
noemen, als het voedsel voor elke
dag, dat wij betitelen als ons dage
lijks brood. Hier raken wij bet myste
rie van de Kerk, het onbegrijpelijke,
dat ontstijgt aan liet verstandelijk
vermogen en dat nog slechts gegre
pen kan worden door het geloof.
Het geheim is niet, dat de Kerk uit men
sen bestaat; het eigenlijke en diepste ge
heim is zelfs niet de aanwezigheid Gods:
want deze is ook eigen aan elk ander mys
terie. Het eigen geheim van de Kerk is
dit: dat het goddelijke en het menselijke
er elkaar ontmoeten; dat in Eén, die de
„Eerstgeborene onder vele broeders"
wordt genoemd, het raakpunt gevonden
wordt tussen God en mens; dat deze ont
moeting zich voortplant door tijd en ruim
te in allen die zich voor dit mysterie open
stellen. Deze heilige verbondenheid werd
in het Onze Vader een gebed; in de Berg
rede, een nieuwe wet; bij de kooplui in de
tempel een stuk heilig geweld. En overal
waar deze godmenselijke levenskracht
oversloeg in mensen, ontstond en groeide
de Kerk van Christus. Een nieuw uitver
koren volk werd historische werkelijk
heid. Door de apostelen wordt het ge
noemd: een uitverkoren geslacht, een ko
ninklijk priesterdom, een heilige natie.
Men omschrijft de Kerk wel eens als
„het gezin Gods". We moeten echter oplet
ten, dat we dit begrip van gezin niet te
klein en te eng verstaan. Deze Kerk moest
in de menselijke geschiedenis verschijnen,
uitstralend dwars door alle groeperingen
heen, zoals deze bepaald worden door
bloed en ras, door noodlot en klimaat,
door tijd en milieu. Door geen enkele bij
komstigheid zou deze Kerk zich laten te
genhouden; het nieuwe volk zou voortko
men uit de Geest en de geestelijke ontvan
kelijkheid van de mens zou het eèrste
menselijke gebaar zijn om deze nieuwe
goddelijke werkelijkheid op te vangen- Het
eerste contact met deze goddelijke werke
lijkheid in de bewustlevende mens noe
men wij geloof; wanneer onze geest ervan
vervuld is, spreken wij van genade of hei-
ligmakendc genade of bovennatuurlijk le
ven. Dit alles niet in één afzonderlijke
mens of in een menigte van afzonderlijke
mensen of in een onbepaalde mensen
groep; maar in een gemeenschap, in een
volk, een volk van vele volkeren; een volk,
waarmee alle mensen één moeten worden,
zodat heel de mensheid wordt opgeheven
en opgenomen in deze nieuwe verloste
mensengemeenschap.
Zo werkt de Kerk hier op aarde aan de
eenheid van een heilig mensdom; zo wil
de Kerk van de wereld één heilige stad
maken, een nieuw Jerusalem, met vrije
bewoners, kinderen van één Vader, vrij
door hun verlost-zijn uit het louter men
selijke en één door hun gebondenheid aan
hetzelfde goddelijke. Op deze wijze is de
Kerk geworden met een woord van Guar-
dini: „de volheid van de eenheid, waarin
God door Christus de schepping opneemt.
Het gezin van de kinderen Gods. Het ge
zin van het nieuwe heilige volk. Het fun
dament van de heilige stad, die eens
openbaar zal worden".
Of een klein-seminarie voor buiten
staanders nog steeds een collectie lange-
zwarte-kousen-dragende-niet-naar-meis-
jes-kijkende-„jongens" Is, weet ik niet.
De staf van goede priesters die er on
getwijfeld is bewijst wel iets anders.
Ik wou U zeggen, dat wij hier jongens
zijn, als zovele „om en nabij de twin
tig". Een deel van het geheel dus!
Natuurlijk zijn wij jn veel opzichten
een ander deel. Daar spreek ik verder
niet van. Wat ik hier wou zeggen is, dat
wij later VOOR moeten gaan. Ja, voor- i
uit-gaan! En wel het meest hen. die nog J
niet „op" zijn: de jongens, de meisjes.
Waarom, vraag ik U nu, zullen wij daar f
nü vast niet mee beginnen! Pardon, zult
U zeggen: wat verbeeldt hij zich. Pardon, t
zeg ook ik. Verstaat TJ me goed. We den- I
ken heus niet meer te zijn dan de ande- t
ren van ons soort. O neen! 4
Maar: bovengenoemde taak komt! En 4
als die hier nu eens vervangen wordt
door een „zich ook onder de anderen be
geven" een: „zich óók uiten", met dit
verschil dan, dat wij proberen zullen zo
positief mogelijk te zijn, zou dat dan
waardeloos zijn? Wat denkt U?
Ik bedoel dit: Waarom zouden wij geen
positieve let wel positieve plaats kun-
nen innemen in „Mensen van morgen
wereld in wording"? Zouden wij nog niet
meer kunnen dan bidden?
Als positieve uiting stuur ik U het
bijgaande vers.
Of het een of ander, of beiden
voor plaatsing in aanmerking komt weet
U het beste.
Tot slot zou ik nog even willen zeg
gen, dat het geen gewoonte is bij ons
let wel: bij eventuele plaatsing! om
namen te laten vermelden.
Zoudt U, zo nodig, willen tekenen met
Hag. Vindt U het echter vrij kinderachtig,
van mijn kant bezien, gebruikt U dan
toch maar mijn naam, voor mijn part
met adres.
Hag.
(We houden de goede gebruiken van
't Seminarie Hageveld graag in ere en
laten 't dus maar bij de voorgestelde on
dertekening. Red.).
Denken wij niet te veel, als wij over
genade spreken, aan „de staat van ge
nade" of „de genade van bijstand" in
ons? Het begrip genade moeten we
veel verder uitstrekken, en dan bedoe
len we ermee, dat alles geschiedt on
der Gods invloed, dat Gods Voorzienig
heid alles regeert, ook al is het niet op
merkelijk, ook al gaat schijnbaar alles
gewoon zijn weg. Toch staat er een Re
gelaar aan het hoofd: God de Heer.
Laat ik een voorbeeld nemen: Reeds
eeuwen was er voorspeld, dat God de
Heer mens zou worden en geboren in
Bethlehem. Het zag er echter, toen
Maria zwanger werd, niet naar uit. Na
zareth lag, gezien de toenmalige ver
keerssituatie, nogal ver van Bethlehem
verwijderd. Greep God in? Ja, maar op
een onmerkbare wijze.
eeuwenoude voorspelling aangaande de
geboorte van de Emanuel in vervulling
gebracht. God immers staat boven de
geschiedenis; Hij leidt zoals Hij het
wil. Hij heeft overal een bepaalde be
doeling mee. We weten dit uit de
Schrift, dat tenslotte er alles is omwille
van de uitverkorenen.
Wij staan midden in de geschiedenis,
leven mee met haar eb en vloed, we
kunnen haar niet beheersen, zelfs niet
de grootsten, al denken zij van wel. Er
zijn teveel omstandigheden, welke bui
ten de macht van de mensen liggen.
Dit doet óns misschien wel eens
moedeloos worden en we vragen ons
daarom soms af, wat kan mijn hulp
hier nu uitrichten. We horen de roep
van de geschiedenis en we menen
daarin de stem van God te vernemen.
Daarom streven we naar vernieuwing.
Maar wat kunnen wij! Vergeet niet;
wij staan niet alleen. Boven alles staat
de Heer, die alles regeert.
Plicht en overgave
Soms dreigt alles te mislukken en
vragen we God, waarom dat toch mo
gelijk was. Is alles dan zinloos geweest
en alles tevergeefs en voor niets. Och,
vragen wij niet teveel uiterlijk en on
middellijk succes? Denken we ons niet
te veel een Voorzienigheid, zoals wij
ons Haar voorstellen, dat is op mense
lijke wijze? Haar wegen zijn niet onze
wegen. Een mislukking kan een voor
waarde worden voor succes. De tijd
komt er niet op aan. God regelt het
geheel.
Onze taak is het ons aan Hem over
te geven en de plicht te doen, welke
we nu menen te moeten doen. Inhoever
we het zinvolle in het leven kunnen
inzien of niet, doet niets terzake.
Wel wordt van ons één ding ge
vraagd. In de heilsgeschiedenis gaat er
als het ware één ding van de mens uit:
het gebed. Zeker ook dit is een genade
van God, maar we kunnen meewerken
en God de Heer smeken voor zijn Rijk.
opdat Hij ons werken, ons zwoegen,
ons lijden, onze mislukking vruchtbaar
zal maken. God immers is de enige, Die
wasdom geeft.
Daarom zal het.gebed in al zijn vor
men ons werken moeten voorafgaan,
begeleiden en volgen. Dit is de beste
waarborg voor het. succes, niet zoals
wij het zien en willen, maar zoals God
het wil. En daar komt het tenslotte
op aan.
H.B.
iof
De „Time-magazine", één van de meest
verspreide Amerikaanse periodieken over
heel de wereld, ofschoon gewoonlijk
slechts enkele kolommen aan religieuze
belangen wijdend, heeft in een nummer
van 14 Dec. 1953 niet minder dan 9 pagi
na's gewijd aan Pius XII en het Vaticaan.
Zij geven een biografie van Pius XII en
noemen hem een volkspaus, omdat ieder
een toegang tot Hem heeft.
Over de organisatie en eenheid van de
Katholieke Kerk schrijven zij: „geen en
kele wereldlijke regering, geen enkele an
dere Kerk, is te vergelijken met het uit
gebreide organisme van de Katholieke
Kerk. Zij telt 1.500 diocesen, 2.500 Bis
schoppen, 500.000 priesters en religieuzen.
„Niets is voor deze organisatie zonder
belang, of het nu gaat over de opkomst
van een nieuwe Philosophische school in
frankrijk of over een nieuw sportterrein
lr> Amerika!"
Time meent evenwel dat de Katholieke
Kerk zich op het ogenblik in een crisis
öevindt die gelijkt op die welke vooraf-
glng aan de Reformatie,
p »Pius XII is in de 15 jaren van Zijn
ontificaat een gematigd modernisator
m We?st- Hi) was meer bewaker dan stout-
je edig reformator meer diplomaat en
g ®ar dan kruisvaarder: Hij heeft, vol-
,,.„s 2i.in eigen woorden, gezaaid temidden
an ruïnes".
Onder arbeidersjeugd van Cuba heeft
een onderzoc) ingesteld naar het re-
,,g',';!Jze leven en de godsdienstige belang
stelt
'ng. Het resultaat is wel zeer somber.
anouds leeft hier nog een sterk tradi-
'e<d Christendom.
tion
dJT 's echter zo goed als g.-en inzicht in
dom elenlijke waarden van het Christen-
kinder hts een zesdrigerfeelte van de
derricht" kri-igt regelmatig podsdienston-
slechts f De sacramenten "-zijn veelal
staan vonïln!ali<tltm>. ,Oit all» wel te ver
wordt de iT ond" jongeren. Algemeen
pitaal enK.et\vereenzelvigd met het ka-
looft niet ...e. de klasse. Men ge-
priester om
bet lil-
vasl me
de macht van de
Deze tren^mdpri te vergeven,
het gevolg va^t~toet'tand is grotendeels
6 0 «et rrote tekort aan pries
ters
waaraan heel
lcn grundb te gaa';
Zuid-Amerika dreigt
Tijdens de tweede helft van Augustus
zal in Evanston in de Verenigde Staten,
de tweede samenkomst plaats hebben van
de Wereldraad van Kerken.
Het doel hiervan is, vast, te stellen welk
gemeenschappelijk getuigenis de Christe
lijke kerken kunnen geven van Christus en
Zijn verlossingswerk voor de wereld. Ver
volgens echter ook, hoe zij dit getuigenis
gemeenschappelijk tot uiting kunnen bren
gen door woord en daad.
Als speciaal onderwerp voor deze We
reldraad is gekozen: de Christelijke hoop.
Tussen de excessen van onze tijd in angst
en wanhoop enerzijds en illusie en utopie
anderzijds, willen de Christenen getuige
nis afleggen van hetgeen zij van het le
ven verwachten.
De voorbereidende rapporten die in de
loop van de jaren '51 en '52 zijn samen
gesteld, zijn bezield door een groots en vu
rig idealisme. Zij wijzen de Christen op
de morele verplichting die voor hem volgt
uit zijn toekomstverwachting. Nü reeds en
overal moet de Christen getuigen van
het Rijk van vrede, rechtvaardigheid, vrij
heid, leven en waarheid.
Onze hoop is gericht op het grote Her
stel, dat de verrezen Christus zal komen
brengen op het'einde der tijd: „Zie IK
maak alles nieuw"! De voorwaarde echter
voor de deelneming aan dit volledig Her
stel is onze liefdevolle aanwezigheid nü in
deze wereld: ,.Ik had honger en gij hebt
Mij te eten gegeven".
De verscheurdheid van de Christenen
onderling is echter een ergernis voor het
Rijk Gods.
Dan pas zal de Kerk haar toekomst
verwachting met volle vrucht en zekerheid
kunnen prediken, als zij één is.
Het grote tijdperk van de eenhïid der
Kerk, en dus van l«ar nwett vruchtbaar
getuigenis ligt nog steed* voor ons.
Verenigen wij ons met onze vele ge
scheiden broeders in hun vurig gebed om
eenheid. Dat zij mogen terugkeren tot de
eenheid, die Christus gewild heeft als een
voorwaarde voor dé bekering van de we
reld: „Mogen ze één zijn Vader, opdat de
wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt".
Enige jaren geleden hield God
fried Bomans in 'n bekend week
blad een betoog waarin hij zijn
twijfel uitte over de waarde van de
„oude klassieken voor de moder
ne jonge mensen. Een klasgenoot
van Bomans denkt daar kennelijk
anders over. Jaren achtereen ziel
Dr B. Meulenbroek kans om zijn
leerlingen van het Aloysius-eol-
lege in Den Haag een klassiek
drama te laten opvoeren en dit
met meer dan gewoon succes. Af
gezien van het feit, dat de leerlin
gen zelf zich zo'n stuk sterk in
leven slagen zij er ook in de zaal
mee te slepen in de onverganke
lijke schoonheid van 't klassieke
drama.
Deze keer werd „Antigone" van So-
phokles opgevoerd door leerlingen van
het Meisjes-lyceum en het reeds ge
noemde A.C. De inhoud van het stuk
komt hierop neer: Twee broers doden
elkander in een tweegevecht, de een
zijn stad verdedigend, de ander haar
aanvallend. Koning Kreoon de heerser
van de belegerde stad verbiedt in zijn
verontwaardiging de begrafenis van de
aanvaller, Polyneikes, en beveelt, dat
zijn overschot onbeschermd moet blij
ven liggen, als aas voor de gieren.
Antigone, de zuster Yan Polyneikes
wordt opstandig tegen dit bevel van de
koning en geeft haar piëteit t.a.v. haar
broer de voorrang boven de eer van
baar stad en zodoende ook boven haar
eigen leven. Kreoon meent dan ge
dwongen te zijn haar, de verloofde van
zijn zoon, te doden en daarmee drijft
hi.i eveneens zijn eigen vrouw en zijn
zoon tot een wanhopige zelfmoord.
Na afloop sprak ik de twee hoofdrol
spelers. Dit gesprek was een bevesti
ging van wat de hele avond zo goed
gedemonstreerd was: ze hadden zich
heel en al en„con amore" ingeleefd in
hun rollen. Merkwaardis v'os de uiting
van een van hen: „Hoewel de vergelij
king al dwaas is moet ik zeggen, dat
't goddelijke je toch altijd veel sterker
pakt dan 't menselijke hoe weinig
we daar ook van laten merken"! Nie
mand van de spelers, noch van de toe
schouwers heeft getwijfeld aan de blij
vende waarde van zo'n stuk, ook al is
het 2500 jaar oud.
C. S.
-
mt fes*
De ontmoeting van de Emmaüs
gangers
Christus is een van de voor
beelden, hoe de genade ogen
schijnlijk langs natuurlijke
wegen ingrijpt.
De foto hierboven is een
reproductie van een bekende
schildering van Lambert Simon
Twee blinden
Bent. u ze wel eens voorbijgegaan
op de hoek van de Kal verstraal?
Van ouds zitten er blinden langs de weg te bedelen.
We lezen het al in Johannes 9 en Lukas 18.
Hun hoop is gevestigd op de voorbijganger.
Verwacht hij alleen een kwartje of een cent,
of zegt hij soms: maak maar, dat. ik ook eens zie!
Kan een blindgeborene wel verlangen om te zien?
De man van de Blijde Boodschap van vandaag
begeerde te zien,
Hij was dus niet blindgeboren.
De blinde van Johannes 9 wel.
De blindgeborene
Hij zat daar, allerminst verwachtend nog ooit
te kunnen zien.
Een van de voorbijgangers spuwde op de grond,
streek het slijk op zijn ogen en sprak:
ga u wassen in de vijver.
Hij ging er heen, waste zich en kwam ziende terug.
Deze Voorbijganger is de hoop van alle blinden,
ook van de blindgeborenen,
want. Hij maakt blinden ziende,
ongevraagd
Zo waren wjj blindgeboren,
IHj ontmoette ons voor het eerst
op de arm van een goede vrouw die ons ten doop
hield met trots,
ofschoon wji blind waren
Hij raakte ons aan met het water en het woord van zijn Doop.
En wp kwamen ziende thuis terug.
Wp konden Jezus zien!
De blindgewordene
Deze zat. ook langs de weg te bedelen.
Toen hij de menigte hoorde
vroeg hij wat er te doen was.
„Jezus komt voorbij"
Toen riep hij: ontferm u over mij.
Laat niii weer zien.
Zijn wij sinds onze eerste ontmoeting niet weer
blind geworden?
I-Ip kontt voorbij, en we zien Ilent niet.
Wij zien de winter met de sneeuw en het ijs,
de strakke baan en de scherpe schaats, de ijsmuts
en de leuke das.
Wp zien zoveel, wat wp in onszelf bewaren,
vaak met veel leed en weinig liefde.
Maar Jezus zien wy niet.
Toch komt Hij steeds voorbij.
Wij horen de menigte voorbijgaan:
de klokken luiden, het orgel speelt, de kerk zingt,
en vragen niet eens wat er te doen is
Wp gelijken op de apostelen van vandaag:
Als de Mensenzoon voorbij komt.
zal Hp worden overgeleverd, bespot en gedood,
maar op de derde dag zal Hij verrijzen.
..Zij begrijpen er niets van.
Dit woord is voor hen duister".
Hét Licht zien zij niet.
En toch Hij komt voorbij.
Je moest Hem eens kunnen zien, hóé Hij voorbijkomt.
Het is een facinerende tocht van veertig dagen.
Duizenden volgen Hem.
juichend en schreiend, biddend en beschouwend,
boetend en belijdend.
Je moest die veertigdaagsc eens volgen,
zoals je de lour de France of de Nijmeegse zesdaagse volgde,
per radio of... liep je zelf mee? Nog beter!
Loop eens mee. deze veertigdaagse.
't Is geen kinderwerk
Het gaat over ipden en dood heen. maar ter
zekere verrUzenis!
•Te bent immers de blindgeborene en blindgewordene tegelijk:
de derde blinde
Hij komt voorbij.
Roep ook: Heer ontferm U over mp!
Laat mij U weer eens zien
in de menigte van uw Kerk,
in de variëteit van Uw Sacramenten.
Heer, als ik U daar ontmoet en zie
dan loop ik mee. en volg ik U.
over lijden en dood ter verrijzenis.
De jon,
ter Luwe Keinoog
beeft een nieuwe
bundel het licht
doen zien onder
de smakelpke ti
tel: „Kropsla en
andpvie". Het zijn
stuk voor stuk voed
zame gedichten, experi
menteel en wat ge
waagd hier en daar,
maar toch zeer goed
verteerbaar.
Luwe zoekt het niet
ver van huis. In het
versje „Bladluis" ont
leedt hij onbarmhartig
de emotie van de mens,
geconfronteerd met het
bureaucratisch onge
dierte
Grauw kruipen zij
omhoog, andpvie vre
tend,
Rauw, ongezouten,
ongekookt.; alwetend
de culinaire zekerheid
verbrekend,
zelf wetjes makend,
ongetekend...
En als ik weer de
dorre ogen opsla,
zit er een nieuwe
bladluis... in de krop
sla!
Zangerig van toon en
ingehouden van adem is
vooral: „Zo maar";
Is Luwe
zo'n ruwe
Is myn oog
van Reinoog?
Het oog van de ruwe
was gisteren van
Luwe,
en jouw oog is mijn
oog,
en daarom een rein
oog.
Wat dit laatste nog
met „kropsla en andp
vie" te maken heeft, is
minder duideipk. Mis
schien moeten we blij
4jn, dat Reinoog zich in
deze bundel een enkele
keer weet te onttrekken
aan de beeldspraak van
het moestuintje.
Sommige critici heb
ben de vraag gesteld:
tot welke school be
hoort Luwe Reinoog?
Na onderzoek is geble
ken, dat hij aan geen
enkele school gebonden
is. Sinds enige jaren is
hp werkzaam op
de gemeentelpke
schooltuinen, wat
in deze bundel
z'n voorkeur voor
goedkope groen
ten zou kunnen
verklaren.
Wij zouden deze bun
del in handen van alle
serieuze jongeren willen
zien. Reinoog heeft deze
generatie iets te zeggen,
al is het dan niet veel.
De firma Tuy] Brosman
zorgde voor een frisse
uitgave. Het papier is
houtvrp, doch kennelijk
niet vetvrij. De vignet
jes van Henk Biere
boom had men beter
kunnen weglaten. Hij
tekende allemaal kleine
vlinders en rupsen, het
geen in een bundel als
„Kropsla en andijvie"
op z'n minst van weinig
tact getuigt. Of moeten
we dit ook „experimen
teel" opvatten Voor
uit dan maar! Experi
mentele Rupsensla van
Reinoog-Biereboom, ge
presenteerd door Tuyl
Brosman a 8.90. In
clusief. Eet lekker!
KARAKTEROLOOG.
Dit is de Bli.jdr
de veerligd"
Boodschap van vandaag:
-"et met Pasen!
R. BECKERS.
Vr. U heeft de vorige keer gesprokuu
over de eerste zonde. Laat ik u toegeven,
dal de schrijver van het eerste Boek der
H. Schrift., ojó symbolische wijze een histo
risch feit heeft willen uitdrukken, dat er
n.l. door de eerste mensen een verkeerde
daad is gesteld. Deze bestond niet zozeer
in hei eten van een vucht ook dit kan
tot de symboliek behoren maar was een
daad van ongehoorzaamheid tegen God
Dit noemt men zonde Ik heb wel eens
horen zeggen, dat de zonde en dus ook
en dus zeker deze eerste zonde, het ergste
kwaad is, wat er is, ia, zelfs een oneindig
icwaad. Ik zou willen zeggen: kom, kom
maak het niet te erg. Overdrijving schaadt
altijd en dus ook hier We zijn allemaal
mensen en iedereen heeft %vel eens een
t zwakheid. Wai wil je? Maar maak er no
niet onmiddellijk iets oneindigs van. Dan
wordt het niet meer waarschijnlijk.
Antw. Als ik zou spreken tot een niet-
Katholiek, dan zou ik antwoorden: Mfjn-
i heer, van uw standpunt uit, heeft u ge
lijk, maar probeer het eens te zien van
ons geloof uit. Want ook de zonde behoort
tot de Geheimen van het geloof, welke
we niet kunnen zien, maar waarin we ge-
j11 moeten. Op het eerste gezicht is de
zonde een onregelmatigheid, een versto
ring van een orde, de overtreding van een
wet. Maar dat is niet alles. Het gaat hier
niet om een menselijke orde, maar om een
orde, welke door God is ingesteld, over
een wet, welke God heeft gegeven. En dat
niet alleen, het gaat, in de kern van de
zaak om de wil van de levende God zelf,
ja zelfs, de zonde gaat regelrecht in tegen
de levende God tegen het God zijn van
God. Hieruit blijkt al. dat deze daad met
niets anders te vergelijken is. omdat het
voorwerp van de daad, de levende God is.
Men kan zelfs niet zeggen, dat de zonde
een kosmisch, kwaad is, want God staat
boven de kosmos De Katholiek is zich
bewust, dat hij in zonde God raakt, als het
ware een aanslag op Hem pleegt. Zo zien
we dit ook bij de eerste mensen. De be
koring was, zoals de duivel vleide: „aan
God gelijk zijn „zeil oordelen over goed
en kwaad". We zien hier de mens, die
oiledig autonoom wil zijn, onafhankelijk
van God. die zelf in plaats van God God
wil zijn, Misschien bevroedt u nu iets, wat
de zonde betekent in het mensenleven, en
waarom die eerste zonde zulke kosmische
resonanties heef» gehad.
H. B.