Als er geen behoefte aan
cultuur bestaat,
zijn alle sociale maatregelen lapmiddelen
GROOTS PLAN VAN EEN AMERIKAANSE
KATHOLIEKE UITGEVERIJ
)©MMéPfNS,oe^
BIJBEL IN TECHNICOLOR
OUDE WAAIERS IN EEN
AMSTERDAMS GRACHTENHUIS
Schepping van de
Maastrichtse architect
Jean Huysmans
Rome vindt het best
DE SOCIALE POSITIE VAN DE KUNSTENAAR
Bij het congres van de A.K.K.V., dat
lieden te Utrecht wordt gehouden
Amsterdamse fotograaf kreeg opdracht
Amerikaanse
zakelijkheid
Keur van musea
Van zijn twaalfde
jaar af
(§od en SLi/w wereld
'smds
udtmit
g
diqfcotz
QpodkkAc
ZATERDAG 13 MAART 1954
PAGINA 5
HIJ, die het waagt te spreken
over kunst kunstenaar en
kunstwaar dering, van welke zijde
hij het probleem ook benadert, kan
zich verzekerd houden van heftig
commentaar, kan in gezelschap re
kenen op een laaiend heftig ge
sprek, dat in troebelen eindigt. Zo
gaat het immers met een onder
werp, dat, geëigend is benaderd te
worden met het gevoel. Eén con
clusie is echter helaas juist.
Tussen kunstenaar en maatschap
pij is een brede kloof gaan gapen.
De inzet van de strijd tussen die
beide grootheden is de kunst en
haar waardering.
Ter weerszijde van de wonde
De nieuwe kerk van de architect J. Huismans.
De School
A LS er „ergens" begonnen moet
worden met het scheppen van
dat milieu dan is dat bijvoorbeeld
in de school. In het korte bestek
van dit artikel moge onze aandacht
daar even op worden gericht.
Hand in eigen boezem
Geen lapmiddelen
Stille vertegenwoordigers van
IfVan onze Limburgse redacteur)
N Stadbroek-Sittard lag een open terrein. Een barre vlakte. Zware klei
grond zonder boom of struik. In deze troosteloze omgeving bedienden
de Missionarissen van het H. Hart sedert jaren een noodkerkje. Steeds
kwamen er meer woonwijken bij. De bouw van een nieuwe kerk werd
noodzakelijk. Dit Godshuis is gereed gekomen en wordt Zondag a.s. door
Deken Haenraets ingewijd.
Slanke campanila
Doelbewuste asymmetrie
een vervlogen tijd
MkóÊvË^
smdlRoc
té
QoockdaoX
Voor een volk, waarvan men het bescha
vingspeil meet aan zijn culturele standing,
is het een slechte tijd als een zo belang
rijke sector van het culturele leven er uit
ziet als een koninklijk paleis na een re
volutie; voor de kunstenaar is het even
zeer een slechte tijd, omdat op zijn aan
wezigheid nauwelijks meer prijs wordt ge
steld. Maar als die beiden er dan slecht
mee zijn, waarom scheppen we dan geen
ruimte voor wederzijds begrip, misschien
komt dan de dag wat eerder, waarop wij
elkaar weer begrijpen. Tevens zal dan dit
wederzijds begrip het einde betekenen
van wat heden nog een vraagstuk is, de
barre sociale positie van de kunstenaar.
Elke poging de sociale positie van de kun
stenaar te verbeteren is immers in feite
aan de staart beginnen van een vraag-
is er nog bij machte om naar kunst te
vragen in onze dure straaljagertijd en wie
van degenen die wel behoefte heeft zich
te omgeven met mooie dingen vraagt naar
onze hedendaagse kunst? De Picasso-
optocht in Eindhoven lijkt ons een onheil
spellende illustratie van het standpunt dat
„men" in dezen inneemt. Toch zijn beide
laatste vragen verre ondergeschikt aan de
eerste: Hoe staat het met de artistiek-cul-
HANS DUKKERS
fascinerend beroep
stuk dat veel universeler is nl. de verhou
ding kunstenaar, gemeenschap, gemeen
schap en kunst. En dat vraagt voor alles
tijd en bezinning.
jTJlENVOUDIG gesteld is de stoet arm-
Pj lastige kunstenaars de vlees gewor
den vraag of z}j met hun werk nog
wel in een culturele behoefte voor
zien, een vraag die andere oproept. Wie
turele behoefte van onze volksgemeen
schap?
Kunstwaardering is een niet te forceren
gesteltenis, het is een element van een
gevorderd geestelijk leven. Het gaat erom
een milieu te scheppen waarbij de kunst
waardering tot wasdom kan geraken, een
milieu waarin de mens ontstijgen kan aan
de materie, aan het machien, aan het
kabaal, aan het tempoaan de koelheid
van de loutere rede en aan ons ijzeren
vraatzuchtige kind, het materialisme, dat
het leven van de geest doodt.
Lijken de institulen van ons voortgezet
onderwijs nog altijd niet te veel het
klinkt wat oneerbiedig op montagehal
len waar „de jeugd in de steigers" wordt
uitgerust met een complex nuttige kun
digheden? Eist de voorbereiding op het
leven niet veel meer dan nuttige kundig
heden, vele andere dingen? Bijvoorbeeld,
het openen van het uitzicht op de plaats
van de mens (en voor ons; van de Chris
ten) in de wereld; het helpen bepalen van
een standpunt, het oproepen van een ver
langen naar een ideaal.... naar schoon
heid onder meer? In concreto, wat dat
laatste betreft: Brengt de jeugd in contact
met de wereld van de kunst (de „hobby"
van de tekenleraar!), al brengt dat dan
geen nuttige kundigheid aan en wordt de
leerling van zijn kunstliefde later „geen
cent wijzer". Geef hem de ruimte en de
gelegenheid zich beeldend te uiten (op
de instituten met tekenen op het rooster,
dat niet meetellende uur). Voedt en leidt
de jeugd op in een aesthetisch gave ruim
te. Dat zijn belangrijke activiteiten, mits
ze niet worden opgeteld bij de duizend en
een activiteiten die in de school al worden
bedreven.
De kunstenaars. Met terzijde stelling van
ie critiek van het in kunstzaken onmon-
iige „men", dienen de broeders van dit
gilde de hand in eigen boezem te steken.
Eruditie, rijpheid en evenwicht van geest,
inperking van barre vrijheidszin en her
leefd gemeenschapsbesef, lijken ons heden
meer noodzakelijk dan het in constante
stroom, den volke aanbieden van neerge
slagen opwellingen uit een onbeheerst ge
moed. Een kunstwerk is in feite geen in
dividueel product van een hyperindivi
dualist dat het volk als een pil moet slik
ken. Voor een groot deel betekent bezin
ning voor de kunstenaar, het afrekenen
met een voorbije tijd. Misschien worden er
dan nog andere media gevonden, die meer
in onze tijd passen, naast de schilderij, dat
verplaatsbare rechthoekige product in
lijst.
In dit licht behoeven onze opleidingsin
stituten voor de vakman-kunstenaar even
zeer een verfrissend bad.
ONDERTUSSEN blijft heden de sociale
positie van de kunstenaar benard.
Bespiegelingen helpen daar niet aan.
De enige oplossing laten we haar de
grote verzoening noemen vraagt tijd en
bezinning en maatregelen die niet in het
sociale vlak liggen. Dit laatste stellen we
met nadruk, want in een maatschappelijk
bestel als het onze zijn er veel krachten
werkzaam die het praedicaat bloeiend wil
len verlenen aan een gemeenschap, als
ieder lid ervan een Boterham heeft met wat
er op en min of meer veilig leeft van de
wieg tot het graf. Arme kunstenaarswe
reld die daar slachtoffer van wordt! Daar
om blijve ieder complex maatregelen op
het sociale vlak een complex tijdelijke
maatregelen, teneinde de scherpe kanten
te slijpen van een te hard bestaan van een
groep mensen, leden van onze volksge
meenschap, die kunstenaars zijn.
Zelfs het scheppen van een maecenaat is
van ondergeschikt belang. Trouwens het is
beter te spreken van het groeien dan van
het scheppen van een nieuw maecenaat,
of daar nu de staat, het bedrijfsleven of de
gedenivelleerde burger voor in aanmer
king komt. Een maecenaat immers is het
getuigenis van een verlangen naar schoon
heid en niet op de eerste plaats een potje,
vet genoeg om een kunstenaarsstand op
de been te houden.
Zonder meer is het kunstenaarscongres,
waarbij we deze kanttekeningen schreven
al een verheugend verschijnsel. Er wordt
immers gesproken en nagedacht, tevoren
is er al veel gesproken en nagedacht. En
dat zijn allemaal goede dingen om de weg
terug te vinden naar de grote verzoening,
van kunstenaar en gemeenschap, van ge
meenschap en kunst. B.
(Van onze Amsterdamse redactie).
WAT voor zin heeft het orr over mij
te schrijven? Wanneer ik mijn werk
kan doen en aan de tevredenheids
betuigingen van mijn cliënten merk. dat
ik het goed doe, dan verlang ik niet veel
méér. En te klagen over het aantal of het
soort van opdrachten dat ik krijg. beb >k
beslist niet". We bevinden ons in een ge
zellige kamer van een bovenhuis in de
Leidsestraat in Amsterdam en het is de
jonge fotograaf Hans Dukkers, een rijzige
self-made man met krullend haar en een
vriendelijk open gelaat, waaraan een snor
enige distinctie verleent, die bovenstaan
de woorden uit. Gezeten in de erker van
waar wij van een bank het altijd drukke
verkeer in een van Amsterdams hoofd
straten kunnen gadeslaan „in de zomer
is het hier een doorlopende modeshow"
vertelt Hans Dukkers ons, wanneer we
blijven aandringen, toch iets over de ver
erende opdracht welke hij nu een paar
maanden geleden gekregen heeft, en die
zijn naam in Amerika bekendheid zal ge
ven. Hij is door The Catholic Press Inc.
te Chicago aangezocht een groot aantal
kleurenfoto's te maken van schilderijen
met Bijbelse voorstellingen uit het Ne
derlands museumbezit.
Genoemde Amerikaanse uitgevers
maatschappij zal namelijk een omvang
rijke katholieke Bijbel het licht doen
zien, welke verlucht zal worden met
ongeveer 500 afbeeldingen in kleuren
van beroemde schilderijen, op het Oude
en Nieuwe Testament betrekking heb
bend. In de Nieuwe Wereld pakt men
zoiets groots aan. Een van de mede
werkers van The Catholic Press Inc.,
pater John P. O'Connell heeft een reis
door Noord- en Zuid-Amerika en door
Europa gemaakt om met museumdirec
ties en fotografen tot een overeenkomst
te komen.
HOE de „reverend" aan mijn naam
en adres gekomen is, weet ik niet",
zet Hans Dukkers lachend, „maar
op zekere dag klom hij de trap van
mijn woning op en vroeg mij of hij bij
Dukkers terecht was. Toen ik daarop
geen nee zei, kwam hij met Amerikaan
se zakelijkheid meteen met zijn voor
stel op de proppen. Ik moest een aan
tal kleurenfoto's maken van die en
11
die schilderijen, welke hij reeds in
verscheidene musea in ons land gezien
had. zoals in het Mauritshuis, Museum
Boymans, Rijksmuseum, Centraal Mu
seum in Utrecht. Bisschoppelijk museum
in Haarlem etc. Verder kreeg ik de vrije
hand om ook foto's te nemen van kunst
werken welke hij nog niet gezien had.
maar die wellicht ook ter illustratie in
de nieuwe bijbel zouden kunnen die
nen. Het ging allemaal zo vlot, dat de
man het leek mij een echte Ier
weg was voor ik er erg in had.
Maar ik had toch niet gedroomd, want
een week later kreeg ik uit Chicago een
brief van hem waarin hij de opdracht
schriftelijk vastlegde en me uitnodig
de zo spoedig mogelijk mijn eerste
foto's in te sturen. Natuurlijk ben ik
toen meteen aan het werk gegaan",
aldus Hans Dukkers, „en men schijnt
uitermate voldaan te zijn over mijn
producten, zo tevreden zelfs, dat waar
schijnlijk een vijfde gedeelte, van de to
tale schat aan foto's die opgenomen zul
len worden, van mijn hand en dus uit
Nederland zullen zijn".
Wat dat betekent realiseren wij ons
eerst, wanneer wij een brief in han
den krijgen, waarin pater O'Connell
opnoemt uit welke musea schilderijen
gefotografeerd zullen worden. Het lijstje
omvat heel wat namen: Frado in Madrid,
Museu Nacional de Arte Antiga in Lis
sabon, Borghese te Rome, Uffizf in Flo
rence, Ambrosiana in Milaan, Academia
in Venetic, Kunsthistorisches Museum in
Wenen, Baijerisches Staatsmuseum in
München, Palais des Beaux Arts in
Brussel, Louvre, British Museum, Metro
politan Museum in New York, National
Gallery in Washington en National Gal
lery in Buenos Aires. Daar komen dan
nog de Nederlandse musea bij.
„Heel veel tijd spendeer ik op het
ogenblik aan deze belangrijke opdracht",
zegt Hans Dukkers ons. „Er is nogal
enige briefwisseling tussen pater O'Con
nell en mij, want de man is wel eens wat
1 onduidelijk in de formulering van zijn
wensen. Als het moet maak ik wel
duizend foto's van schilderijen met Bij
belse voorstellinngen, onze musea han
gen er vol mee. Ik moet dus wel enigs
zins weten, waar ik aan toe ben en
welke gebeurtenis „The Catholic Press"
gaarne door mij gefotofrafeerd ziet".
HET spreekt vanzelf, dat Hans Duk
kers. die uiteindelijk nog maar 34
jaar telt, erg blij is met deze Ame
rikaanse opdracht, te meer daar hij reeds
lange tijd op het gebied der kleurenfoto
grafie experimenteert. Als wij hem
vragen hoe lang hij dan wel „in de fo
tografie" is, horen wij dat hij van zijn
twaalfde jaar af niets anders doet. Zijn
voornaamste arbeidsterrein ligt in de
reclame. Zo zagen wij een prachtige col
lectie modefoto's, platen waarmee ieder
groot modehuis een beste beurt zou
maken.
Naar aanleiding van de Amerikaanse
opdracht overwegen enkele museumdi
recties Dukkers te belasten met de re
productie van bepaalde belangrijke
kunstwerken, foto's welke in de vorm
van platen verkocht kunnen worden.
„Wanneer ik een dergelijke order krijg,
zal ik er, daar twijfel ik niet aan, veel
plezier aan beleven", meent Hans Duk
kers.
„Het is een mooi vak: fotograaf, maar
je moet niet menen, dat je met een
redelijke kans op succes al direct met
de camera gewapend op pad kunt
gaan", zegt hij nog, wanneer wij af
scheid nemen om ons weer te begeven
in het gewoel van de Leidsestraat. waar
het lentezonnetje het publiek nu al tot
een „modeshow" noodt. „De eerste ja
ren blijft het bij ontwikkelen en af
drukken en weer ontwikkelen en afdruk
ken. Maar als je dan ook zover bent,
dat je je eerste plaat met goed re
sultaat „geschoten" hebt, word je zo
geboeid door de fascinerende mogelijk
heden welke dit beroep biedt, dat je
nimmer op andere wijze je brood zou
willen verdienen".
En als om tot slot deze bewering te
staven toont hij ons het product van
zijn leerling Peter Verbruggen. een
prachtige opname van de gevel en de
koepel van het Koninklijk Paleis op
de Dam in floodlight. „Die jongen heeft
het goede bloed, jammer dat hij straks
zijn dienstplicht moet vervullen
Stadbroek kreeg 'n
kerk mèt een foren
De historie van de bouw vermeldt
reeds aanstonds ernstige hindernissen.
Tegen de verwachting in bleek namelijk
de grond drassig te zijn. Gelukkig heeft
Jean Huysmans, de architect, dat bij
tijds ontdekt. „Drijf op die plaats eens
een paal door de kleilaag", zei hij tot
de grondwerkers. Zij kwam op drijfzand
terecht. Er zat water in de bodem van
dit broekland en niet zo'n klein beetje
ook! Met kracht spoot de modderige brei
uit de grond
Deze tegenvaller heeft de bouw van
de kerk vertraagd. Om verzakking van
het zware bouwwerk te voorkomen,
moesten er een kleine dertig putringen
van beton in de grond worden gestort.
Dat grapje heeft een slordige 35.000
gekost.
Nog verder terugstappend in de historie,
komt men te weten dat deze St. Joseph-
kerk, die langs de weg naar de Zelfkant
ligt, het resultaat is van een prijsvraag.
Van de vijf ontwerpen die werden inge
zonden kreeg dat van de Maastrichtenaar
Huysmans de bekroning. De voorwaarden,
welke het bisdom Roermond aan deze
architectonische wedkamp verbonden had,
waren overigens niet eenvoudig. Vooral
de bepaling, dat een bepaalde en niet
te grote' bouwsom niet overschreden
mocht worden, heeft de meeste deelne-
mers heel wat hoofdbrekens gekost.
Wie ls deze prijsvraagwinnende archi
tect en hoe ziet zijn werkstuk eruit?
Enige jaren geleden bracht de voorma
lige minister In 't Veld een bezoek aan
de Stokstraatbuurt tc Maastricht, waar
Jcan Huysmans dc eerste bouwmeester
was, die ccn woning saneerde. Dc archi
tect was er zelf met zjjn gezin gaan wo
nen. Bij die gelegenheid heeft dc bewinds
man de plaquette bezichtigd van het ge
bouwencomplex, dat thans te Sittard-
Stadbroek zo goed als voltooid is.
„Een toren is noodzakelijk, excellentie,
want die wijst naar de hemel en brengt
het geheel op ccn hoger plan. Laat ik die
weg, dan krijgt U ccn totaal andere in
druk van mijn kerk. Een vals beeld zelfs".
De minister vond dat ook. Met zijn verlof
mocht de toren gebouwd worden, dc eer
ste, die na de oorlog voor een nieuwe
kerk in Limburg gezet werd. Een slanke
campanila van 35 meter hoogte, die op zij
van de koorabsis staat. Het bovenste ge
deelte is opengewerkt in gewapend beton-
De verbinding van klooster met kerk
was oorspronkelijk als een pergola ont
worpen doch is later op verzoek van
de opdrachtgevers veranderd in een
open doch overdekte gang. Het terrein
dat thans door kerk, verbindingsgang en
klooster wordt ingesloten, heeft het ka
rakter van een ruim plein gekregen.
In deze ruimte geven de merkwaar
dige vormen van de kerk, met hun rhyth-
me van gebogen daken en hun ramen als
schietgaten, een opvallend accent; de om-
hoogrijzende toren houdt de zwaarte van
de overige bouw in volmaakt evenwicht.
DE KERK bestaat uit een hoge beuk,
vaartegen aan de Zuidzijde een lage
:ijbeuk is geplaatst die als kinderkapel
dienst kan doen. Door aan deze kant hoge
raampartijen aan te brengen, die contras
teren met het gesloten karakter van de
Noorderzijde, heeft de bouwmeester doel
bewust een asymmetrie aangebracht, wel
ke aan het interieur een eigen cachet
geeft.
Het koor is ruim en hoog. Jammer, dat
het brede absisraam niet tot de vloer
mocht doorlopen. In dat geval had het
priesterkoor meer licht gekregen, dat
thans door een weinig zeggend muurtje
van baksteen wordt tegengehouden. Al
taar en communiebanken werden van grijs
Lido-marmer vervaardigd. Muren en pla
fonds zijn met zacht geel-groene verf be
schilderd. De vloeren zijn met stukken
afval van zwart marmer als flagstones
geplaveid. In de rood-bruin gebeitste ban
ken kunnen 500 mensen plaats nemen
Achterin, aan de andere kant van ne
doopkapel, heeft St. Barbara, de Patrones
van de mijnwerkers, haar devotiekapel
gekregen.
Dc vorm van de gewelven wordt bepaald
door naast elkander gelegde ribben van
z.g. fusée's- Dit zijn gebakken aarden
flessen, waarvan de bals in dc ziel van
een „voorganger" geschoven wordt. Zij
vormen aaneengeregen bamboe-achtigc
stengels, die met beton en zo nodig met
wapening versterkt zijn.
De fusée's zijn in ons land herhaalde
malen voor fabrieksbouw gebruikt Ar
chitect Huysmans heeft ze voor het eerst
in een kerk aangewend. Dank zij de%an-
wezigheid van deze aarden flessen kan
het gebouw gemakkelijk verwarmd wor
den. Geluidsproeven hebben reeds bewe
zen, dat ook de acoustiek voldoet.
In de Romeinse Oudheid waren de fu
sée's al bekend. Ze zijn onlangs heront
dekt door de Parijse architect Couelle, die
in Stadbroek is komen kijken. Over de
bereikte resultaten was hij zó enthousiast
dat hij over deze kerk een waarderend
artikel schreef, dat in Rome de aandacht
getrokken heeft van Z. H. Exc. mgr Con-
stantini.
Aan de toepassing van de fusée's is het
mede te danken, dat dit gebouwencomplex
aanbesteed kon worden voor een prijs, die
beneden de bouwsom lag, welke door het
bisdom was bepaald.
„David en de dmelekiet", een jeugdwerk van Carel Fabritius uit de
collectie van de Rotterdamse Kunsthandelaar D. Vaarties, een der stukken
die in de Bijbel van „Catholic Press" zullen worden gereproduceerd.
Wie langs de statige, voorname Amster
damse Ilecrengracht loopt, zal zeker niet
vermoeden, dat op no. 605, achter de zware
deur en de waterig blauw-getinte ruitjes
van dc vensters, van 12 Maart tot en met
9 Mei een unieke tentoonstelling te bezich
tigen valt. Te veel Amsterdammers gaan
aan dit prachtige patriciërshuis, beter be
kend onder de naam Museum Willet Holt-
huysen, achteloos voorbij.
Thans wordt 'n collectie van 160 waaiers
die in de gracieuze handen van adellijke
dames zijn geweest, geëxposeerd. Zij zijn
eigendom van de heer F. Tal en leveren
in de grote, met damast beklede zalen,
waarin grote luchters het rijk geornamen
teerde plafond sieren, een verrukkelijke
aanblik op. De kunstzinnige, in allerlei
materiaalsoorten vervaardigde segmenten
i vertonen soms een schoonheid aan minia-
1 turen, die zelden geëvenaard zal zijn. Bij
belse, mythologische en huishoudelijke ta
ferelen, satyre en spot, economie en gods
dienst, alles schijnt een dankbaar object
te zijn geweest voor de makers van dit tn
voorbije seuwen zo onmisbaar onderdeel
van een correcte kleding. Naast inheemse
exemplaren troffen we ook vele uit het
buitenland aan, waaronder die uit Japan
en Frankrijk uiteraard een voorname
plaats innemen.
Waaiers voor kerkgebruik, waaiers die
gediend hebben om de eigenaresse in de
opera wat koelte toe te wuiven, kanten en
ivoren, zijden en papieren exemplaren lig
gen te wachten op de ogen van vele kij
kers, die wellicht met een lichte weemoed
zullen terugdenken aan die charmante en
gracieuze tijd, waarin men zonder waaier
niet uit kon gaan.
Materialistische Volksdevotie
HET VALT voor een buitenstaander niet mee
thuis te raken in de wereld van uiterlijkheden,
die men in katholieke kringen rond het myste
rie van het geopenbaarde christendom gefigureerd
heeft. We kunnen zelfs verder gaan en constateren,
dat ook vele katholieken wel eens behoefte gevoelen
aan een beetje opruiming of minstens aan een gron
dige ordening van het overvloedig aanwezige.
Behalve hetgeen strikt behoort tot de katholieke
liturgie d.w.z. tot de symboliek, waarmee de Sacra
menten tot de mensen worden gebracht, is er in de
katholieke gemeenschap nog een uitgebreide en bonte
groepering beelden en beeldjes, reliquieën en heilige
plaatsen, processies en manifestaties, medaljes en
scapulieren, togen en pijen, wijwater en wierook,
kaarsen en lampjes, kruisjes en rozenkransen, gebeds
formuliertjes en prentjes, bedevaarten en boetetoch
ten: gaat U zelf maar verder. Waar schuilt het
levende en oorspronkelijke christendom van Christus
ergens tussen al deze overvloed en overdadigheid?
Hoe krijgen die beste brave roomsen het voor elkaar,
om in z'n opeenstapeling van bijkomstigheden het
wezen nog te ontdekken?
VAN DE andere kant: als er in de Katholieke
Kerk zo'n stevig disciplinair en dogmatisch ge
zag aanwezig is, waarom neemt dit gezag dan
geen sterke en radicale maatregelen om de overwoe
kering en uitviering van de volkse neiging tot ver-
materialiseren in te dammen? Deze Kerk beschikt
toch over veel meer mogelijkheden dan welk ander
christelijk kerkgenootschap ook om excessen tegen
te gaan en foutieve gebruiken en opvattingen te be-
strijden. Zij zal toch niet helemaal blind zijn voor de
grote gevaren van formalisme, bijgeloof en verhei
densing, die niet alleen dreigen, maar hier en daai
ook van gevaar werkelijkheid worden, als men hei
volk in zijn drift, tot veruiterlijking en concretisering
maar tomeloos zijn gang laat gaan?
ONDANKS deze ernstige en dringende vragen
schijnt men in de Katholieke Kerk weinig ver
ontrusting te bemerken in het zoeken naar een
antwoord. De indruk, dat „Rome" het allemaal we
best vindt en zich zo goed als geen moeite getroost,
krachtdadig tegen overdrijving als zinloze verstoffe
lijking op te treden, is vrij algemeen.
In het. Kerkelijk Wetboek, de Code Juris canonici,
staan, naast andere artikelen en paragrafen over het
zelfde onderwerp, twee duidelijke opmerkingen. De
tweede paragraaf van canon 336 luidt:
„De bisschoppen waken er voor, dat er in de
kerkelijke tucht geen misbruiken binnensluipen,
vooral wat betreft... de verering van God en de
heiligen". De eerste paragraaf van canon 1261: „de
bisschoppen waken er voor dat de voorschriften
der heilige canons over de goddelijke eredienst
nauwgezet onderhouden worden, en vooral moeten
zij goed toezien, dat er in de openbare of private
goddelijke eredienst of in het dagelijks leven der
gelovigen geen enkele bijgelovige raktijk wordt
ingevoerd".
Bij zijn commentaar op deze canons wijst kardinaal
Gasparri op meer dan vijfhonderd documenten van
Pausen en congregaties. Nog de laatste tijd zijn er offi
ciële uitspraken geweest, waarin de gelovigen worden
aangespoord tot de nodige soberheid, tot gezond ver
stand en gevoel voor verhoudingen. De klacht van
Pius IX (1875). dat de misbruiken niet met voldoende
kracht worden afgeschaft. Vindt ook nu herhaling.
TWEE OPMERKINGEN moetr echter worden
gemaakt. Op de eerste plaats: de Katholieke
Kerk wil niet alles misbruik noemc wat tol
de veruiterlijking van godsdienst en christendom be
hoort. Zij gelooft in de relatievi waarde van hel
uiterlijke voor de dienst van God. Zij weet,
dat de mensen niet zonder liet uiterlijke kun
nen. Zij aanvaardt ook, dat verseliil van land
aard en volkstemperament een factor van bete
kenis is voor de wijze, waarop deze veruiterlijking
van alles, wat mensen denken en voelen ook in
liet religieiize gerealiseerd wordt. Wat in God-
schepping zonder meer gegeven ligt. wenst zij niet tt
veroordelen of af te schaffen. Zij zou het trouwen:
niet kunnen. Datgene, wat tot een gezonde vormge
ving en uiterlijke beleving behoort in de christelijk!
levotie van het volk. wil de Kerk in de volksdevotie:
lewaren.
7 IJ VERBIEDT het volk niet hwligen te vereren
Integendeel, zij wijst het volk de heiligen aan
-J meestal op suggesti.» van het volk zelf doot
ien heilig te verklaren. Waarom bevordert zij op dit
vijze de heiligenverering, welke, zo te zien, een zui
vere mensen-verering is? Omdat heiligen-vèrering in
diepste wezen voor haar niets anders is dan een vorm
van Christus-verering; de heiligheid der heiligen is
slechts deelneming aan de heiligheid van Christus. De
heiligen bezitten geen eigen zelfstandige en zelfge
bouwde heiligheid; er is maar één Heilige; Jesus
Christus; alle anderen, die ook nog heilig genoemd
worden, zijn niet zoals Christus als heiligen geboren;
zij zjjn heilig geworden, doordat een vonk uit het
vuur van Christus' heiligheid als gevolg der Verlos
sing, waaronder zij zich (met hart en ziel gelovend)
geplaatst hadden, in hen is overgeslagen. In hun ver
scheidenheid door de loop der eeuwen ontleden zij
het beeld van Christus' heiligheid en brengen het
voortdurend heel dicht bij onze eerbiedige belangstel-
ling De Kerk wijst hen aan en verkondigt daardoor
de voortlevende Christus. Haar heiligverklaring is,
naast de prediking van het woord, voor haar een
andere manier van Christus-prediking.
ZOIETS WEZENLIJKS zullen Kerk en gelovigen
nooit terzijde schuiven, ook niet omwille van
excessen, waarbij de middelen het doel gaan ver
dringen. Deze excessen zijn er er wordt tegen ge
waarschuwd (ofschoon niet altijd voldoende door
allen, die verantwoordelijkheid dragen), maar het
volk blijkt zeer bevattelijk te zijn voor alles, wat te
maken heeft met superstitie, magie en andere hei
dense restanten. Er is geen enkel bezwaar tegen, in
dien water, wierook-graan. vuur en andere elementen
gebruikt worden in de eredienst van God. Er is
illéén bezwaar tegen de overschatting, van het mid-
lel, waartoe velen, gezien de ervaring, maar al te
<nel geneigd zjjn.
Een tweede opmerking is de volgende: Bij wat te
■loeder trouw in hart en geest, van het gelovige volk
leeft, moet. men volgens het practisch oordcel der
Katholieke Kerk altijd voorzichtig zyn met radicaal
nigrijpen. afschaffen en decreteren. Men moet geen
geweld plegen, maar genezen. Het is gemakkelijk
sen vlot oordeel te vellen over het oude vrouwtje,
lat een kaars laat branden voor het beeld van een
zekere Antonius van Padua. Wij zouden het vrouw
tje kunnen vertellen, dat zij de kaars maar kaars
moet. laten en met onopgesmukt geloof tot God. moet
bidden, Wee|f XJ echter, wat er op dit moment aan
zuivere religiositeit in dat oude vrouwtic leeft en
wat er allemaal tussen God en haar bestaat Ik weet
het niet,
S. JELSMA, M.S.C,
pMioejt