Als er geen behoefte aan cultuur bestaat, zijn alle sociale maatregelen lapmiddelen GROOTS PLAN VAN EEN AMERIKAANSE KATHOLIEKE UITGEVERIJ )©MMéPfNS,oe^ BIJBEL IN TECHNICOLOR OUDE WAAIERS IN EEN AMSTERDAMS GRACHTENHUIS Schepping van de Maastrichtse architect Jean Huysmans Rome vindt het best DE SOCIALE POSITIE VAN DE KUNSTENAAR Bij het congres van de A.K.K.V., dat lieden te Utrecht wordt gehouden Amsterdamse fotograaf kreeg opdracht Amerikaanse zakelijkheid Keur van musea Van zijn twaalfde jaar af (§od en SLi/w wereld 'smds udtmit g diqfcotz QpodkkAc ZATERDAG 13 MAART 1954 PAGINA 5 HIJ, die het waagt te spreken over kunst kunstenaar en kunstwaar dering, van welke zijde hij het probleem ook benadert, kan zich verzekerd houden van heftig commentaar, kan in gezelschap re kenen op een laaiend heftig ge sprek, dat in troebelen eindigt. Zo gaat het immers met een onder werp, dat, geëigend is benaderd te worden met het gevoel. Eén con clusie is echter helaas juist. Tussen kunstenaar en maatschap pij is een brede kloof gaan gapen. De inzet van de strijd tussen die beide grootheden is de kunst en haar waardering. Ter weerszijde van de wonde De nieuwe kerk van de architect J. Huismans. De School A LS er „ergens" begonnen moet worden met het scheppen van dat milieu dan is dat bijvoorbeeld in de school. In het korte bestek van dit artikel moge onze aandacht daar even op worden gericht. Hand in eigen boezem Geen lapmiddelen Stille vertegenwoordigers van IfVan onze Limburgse redacteur) N Stadbroek-Sittard lag een open terrein. Een barre vlakte. Zware klei grond zonder boom of struik. In deze troosteloze omgeving bedienden de Missionarissen van het H. Hart sedert jaren een noodkerkje. Steeds kwamen er meer woonwijken bij. De bouw van een nieuwe kerk werd noodzakelijk. Dit Godshuis is gereed gekomen en wordt Zondag a.s. door Deken Haenraets ingewijd. Slanke campanila Doelbewuste asymmetrie een vervlogen tijd MkóÊvË^ smdlRoc té QoockdaoX Voor een volk, waarvan men het bescha vingspeil meet aan zijn culturele standing, is het een slechte tijd als een zo belang rijke sector van het culturele leven er uit ziet als een koninklijk paleis na een re volutie; voor de kunstenaar is het even zeer een slechte tijd, omdat op zijn aan wezigheid nauwelijks meer prijs wordt ge steld. Maar als die beiden er dan slecht mee zijn, waarom scheppen we dan geen ruimte voor wederzijds begrip, misschien komt dan de dag wat eerder, waarop wij elkaar weer begrijpen. Tevens zal dan dit wederzijds begrip het einde betekenen van wat heden nog een vraagstuk is, de barre sociale positie van de kunstenaar. Elke poging de sociale positie van de kun stenaar te verbeteren is immers in feite aan de staart beginnen van een vraag- is er nog bij machte om naar kunst te vragen in onze dure straaljagertijd en wie van degenen die wel behoefte heeft zich te omgeven met mooie dingen vraagt naar onze hedendaagse kunst? De Picasso- optocht in Eindhoven lijkt ons een onheil spellende illustratie van het standpunt dat „men" in dezen inneemt. Toch zijn beide laatste vragen verre ondergeschikt aan de eerste: Hoe staat het met de artistiek-cul- HANS DUKKERS fascinerend beroep stuk dat veel universeler is nl. de verhou ding kunstenaar, gemeenschap, gemeen schap en kunst. En dat vraagt voor alles tijd en bezinning. jTJlENVOUDIG gesteld is de stoet arm- Pj lastige kunstenaars de vlees gewor den vraag of z}j met hun werk nog wel in een culturele behoefte voor zien, een vraag die andere oproept. Wie turele behoefte van onze volksgemeen schap? Kunstwaardering is een niet te forceren gesteltenis, het is een element van een gevorderd geestelijk leven. Het gaat erom een milieu te scheppen waarbij de kunst waardering tot wasdom kan geraken, een milieu waarin de mens ontstijgen kan aan de materie, aan het machien, aan het kabaal, aan het tempoaan de koelheid van de loutere rede en aan ons ijzeren vraatzuchtige kind, het materialisme, dat het leven van de geest doodt. Lijken de institulen van ons voortgezet onderwijs nog altijd niet te veel het klinkt wat oneerbiedig op montagehal len waar „de jeugd in de steigers" wordt uitgerust met een complex nuttige kun digheden? Eist de voorbereiding op het leven niet veel meer dan nuttige kundig heden, vele andere dingen? Bijvoorbeeld, het openen van het uitzicht op de plaats van de mens (en voor ons; van de Chris ten) in de wereld; het helpen bepalen van een standpunt, het oproepen van een ver langen naar een ideaal.... naar schoon heid onder meer? In concreto, wat dat laatste betreft: Brengt de jeugd in contact met de wereld van de kunst (de „hobby" van de tekenleraar!), al brengt dat dan geen nuttige kundigheid aan en wordt de leerling van zijn kunstliefde later „geen cent wijzer". Geef hem de ruimte en de gelegenheid zich beeldend te uiten (op de instituten met tekenen op het rooster, dat niet meetellende uur). Voedt en leidt de jeugd op in een aesthetisch gave ruim te. Dat zijn belangrijke activiteiten, mits ze niet worden opgeteld bij de duizend en een activiteiten die in de school al worden bedreven. De kunstenaars. Met terzijde stelling van ie critiek van het in kunstzaken onmon- iige „men", dienen de broeders van dit gilde de hand in eigen boezem te steken. Eruditie, rijpheid en evenwicht van geest, inperking van barre vrijheidszin en her leefd gemeenschapsbesef, lijken ons heden meer noodzakelijk dan het in constante stroom, den volke aanbieden van neerge slagen opwellingen uit een onbeheerst ge moed. Een kunstwerk is in feite geen in dividueel product van een hyperindivi dualist dat het volk als een pil moet slik ken. Voor een groot deel betekent bezin ning voor de kunstenaar, het afrekenen met een voorbije tijd. Misschien worden er dan nog andere media gevonden, die meer in onze tijd passen, naast de schilderij, dat verplaatsbare rechthoekige product in lijst. In dit licht behoeven onze opleidingsin stituten voor de vakman-kunstenaar even zeer een verfrissend bad. ONDERTUSSEN blijft heden de sociale positie van de kunstenaar benard. Bespiegelingen helpen daar niet aan. De enige oplossing laten we haar de grote verzoening noemen vraagt tijd en bezinning en maatregelen die niet in het sociale vlak liggen. Dit laatste stellen we met nadruk, want in een maatschappelijk bestel als het onze zijn er veel krachten werkzaam die het praedicaat bloeiend wil len verlenen aan een gemeenschap, als ieder lid ervan een Boterham heeft met wat er op en min of meer veilig leeft van de wieg tot het graf. Arme kunstenaarswe reld die daar slachtoffer van wordt! Daar om blijve ieder complex maatregelen op het sociale vlak een complex tijdelijke maatregelen, teneinde de scherpe kanten te slijpen van een te hard bestaan van een groep mensen, leden van onze volksge meenschap, die kunstenaars zijn. Zelfs het scheppen van een maecenaat is van ondergeschikt belang. Trouwens het is beter te spreken van het groeien dan van het scheppen van een nieuw maecenaat, of daar nu de staat, het bedrijfsleven of de gedenivelleerde burger voor in aanmer king komt. Een maecenaat immers is het getuigenis van een verlangen naar schoon heid en niet op de eerste plaats een potje, vet genoeg om een kunstenaarsstand op de been te houden. Zonder meer is het kunstenaarscongres, waarbij we deze kanttekeningen schreven al een verheugend verschijnsel. Er wordt immers gesproken en nagedacht, tevoren is er al veel gesproken en nagedacht. En dat zijn allemaal goede dingen om de weg terug te vinden naar de grote verzoening, van kunstenaar en gemeenschap, van ge meenschap en kunst. B. (Van onze Amsterdamse redactie). WAT voor zin heeft het orr over mij te schrijven? Wanneer ik mijn werk kan doen en aan de tevredenheids betuigingen van mijn cliënten merk. dat ik het goed doe, dan verlang ik niet veel méér. En te klagen over het aantal of het soort van opdrachten dat ik krijg. beb >k beslist niet". We bevinden ons in een ge zellige kamer van een bovenhuis in de Leidsestraat in Amsterdam en het is de jonge fotograaf Hans Dukkers, een rijzige self-made man met krullend haar en een vriendelijk open gelaat, waaraan een snor enige distinctie verleent, die bovenstaan de woorden uit. Gezeten in de erker van waar wij van een bank het altijd drukke verkeer in een van Amsterdams hoofd straten kunnen gadeslaan „in de zomer is het hier een doorlopende modeshow" vertelt Hans Dukkers ons, wanneer we blijven aandringen, toch iets over de ver erende opdracht welke hij nu een paar maanden geleden gekregen heeft, en die zijn naam in Amerika bekendheid zal ge ven. Hij is door The Catholic Press Inc. te Chicago aangezocht een groot aantal kleurenfoto's te maken van schilderijen met Bijbelse voorstellingen uit het Ne derlands museumbezit. Genoemde Amerikaanse uitgevers maatschappij zal namelijk een omvang rijke katholieke Bijbel het licht doen zien, welke verlucht zal worden met ongeveer 500 afbeeldingen in kleuren van beroemde schilderijen, op het Oude en Nieuwe Testament betrekking heb bend. In de Nieuwe Wereld pakt men zoiets groots aan. Een van de mede werkers van The Catholic Press Inc., pater John P. O'Connell heeft een reis door Noord- en Zuid-Amerika en door Europa gemaakt om met museumdirec ties en fotografen tot een overeenkomst te komen. HOE de „reverend" aan mijn naam en adres gekomen is, weet ik niet", zet Hans Dukkers lachend, „maar op zekere dag klom hij de trap van mijn woning op en vroeg mij of hij bij Dukkers terecht was. Toen ik daarop geen nee zei, kwam hij met Amerikaan se zakelijkheid meteen met zijn voor stel op de proppen. Ik moest een aan tal kleurenfoto's maken van die en 11 die schilderijen, welke hij reeds in verscheidene musea in ons land gezien had. zoals in het Mauritshuis, Museum Boymans, Rijksmuseum, Centraal Mu seum in Utrecht. Bisschoppelijk museum in Haarlem etc. Verder kreeg ik de vrije hand om ook foto's te nemen van kunst werken welke hij nog niet gezien had. maar die wellicht ook ter illustratie in de nieuwe bijbel zouden kunnen die nen. Het ging allemaal zo vlot, dat de man het leek mij een echte Ier weg was voor ik er erg in had. Maar ik had toch niet gedroomd, want een week later kreeg ik uit Chicago een brief van hem waarin hij de opdracht schriftelijk vastlegde en me uitnodig de zo spoedig mogelijk mijn eerste foto's in te sturen. Natuurlijk ben ik toen meteen aan het werk gegaan", aldus Hans Dukkers, „en men schijnt uitermate voldaan te zijn over mijn producten, zo tevreden zelfs, dat waar schijnlijk een vijfde gedeelte, van de to tale schat aan foto's die opgenomen zul len worden, van mijn hand en dus uit Nederland zullen zijn". Wat dat betekent realiseren wij ons eerst, wanneer wij een brief in han den krijgen, waarin pater O'Connell opnoemt uit welke musea schilderijen gefotografeerd zullen worden. Het lijstje omvat heel wat namen: Frado in Madrid, Museu Nacional de Arte Antiga in Lis sabon, Borghese te Rome, Uffizf in Flo rence, Ambrosiana in Milaan, Academia in Venetic, Kunsthistorisches Museum in Wenen, Baijerisches Staatsmuseum in München, Palais des Beaux Arts in Brussel, Louvre, British Museum, Metro politan Museum in New York, National Gallery in Washington en National Gal lery in Buenos Aires. Daar komen dan nog de Nederlandse musea bij. „Heel veel tijd spendeer ik op het ogenblik aan deze belangrijke opdracht", zegt Hans Dukkers ons. „Er is nogal enige briefwisseling tussen pater O'Con nell en mij, want de man is wel eens wat 1 onduidelijk in de formulering van zijn wensen. Als het moet maak ik wel duizend foto's van schilderijen met Bij belse voorstellinngen, onze musea han gen er vol mee. Ik moet dus wel enigs zins weten, waar ik aan toe ben en welke gebeurtenis „The Catholic Press" gaarne door mij gefotofrafeerd ziet". HET spreekt vanzelf, dat Hans Duk kers. die uiteindelijk nog maar 34 jaar telt, erg blij is met deze Ame rikaanse opdracht, te meer daar hij reeds lange tijd op het gebied der kleurenfoto grafie experimenteert. Als wij hem vragen hoe lang hij dan wel „in de fo tografie" is, horen wij dat hij van zijn twaalfde jaar af niets anders doet. Zijn voornaamste arbeidsterrein ligt in de reclame. Zo zagen wij een prachtige col lectie modefoto's, platen waarmee ieder groot modehuis een beste beurt zou maken. Naar aanleiding van de Amerikaanse opdracht overwegen enkele museumdi recties Dukkers te belasten met de re productie van bepaalde belangrijke kunstwerken, foto's welke in de vorm van platen verkocht kunnen worden. „Wanneer ik een dergelijke order krijg, zal ik er, daar twijfel ik niet aan, veel plezier aan beleven", meent Hans Duk kers. „Het is een mooi vak: fotograaf, maar je moet niet menen, dat je met een redelijke kans op succes al direct met de camera gewapend op pad kunt gaan", zegt hij nog, wanneer wij af scheid nemen om ons weer te begeven in het gewoel van de Leidsestraat. waar het lentezonnetje het publiek nu al tot een „modeshow" noodt. „De eerste ja ren blijft het bij ontwikkelen en af drukken en weer ontwikkelen en afdruk ken. Maar als je dan ook zover bent, dat je je eerste plaat met goed re sultaat „geschoten" hebt, word je zo geboeid door de fascinerende mogelijk heden welke dit beroep biedt, dat je nimmer op andere wijze je brood zou willen verdienen". En als om tot slot deze bewering te staven toont hij ons het product van zijn leerling Peter Verbruggen. een prachtige opname van de gevel en de koepel van het Koninklijk Paleis op de Dam in floodlight. „Die jongen heeft het goede bloed, jammer dat hij straks zijn dienstplicht moet vervullen Stadbroek kreeg 'n kerk mèt een foren De historie van de bouw vermeldt reeds aanstonds ernstige hindernissen. Tegen de verwachting in bleek namelijk de grond drassig te zijn. Gelukkig heeft Jean Huysmans, de architect, dat bij tijds ontdekt. „Drijf op die plaats eens een paal door de kleilaag", zei hij tot de grondwerkers. Zij kwam op drijfzand terecht. Er zat water in de bodem van dit broekland en niet zo'n klein beetje ook! Met kracht spoot de modderige brei uit de grond Deze tegenvaller heeft de bouw van de kerk vertraagd. Om verzakking van het zware bouwwerk te voorkomen, moesten er een kleine dertig putringen van beton in de grond worden gestort. Dat grapje heeft een slordige 35.000 gekost. Nog verder terugstappend in de historie, komt men te weten dat deze St. Joseph- kerk, die langs de weg naar de Zelfkant ligt, het resultaat is van een prijsvraag. Van de vijf ontwerpen die werden inge zonden kreeg dat van de Maastrichtenaar Huysmans de bekroning. De voorwaarden, welke het bisdom Roermond aan deze architectonische wedkamp verbonden had, waren overigens niet eenvoudig. Vooral de bepaling, dat een bepaalde en niet te grote' bouwsom niet overschreden mocht worden, heeft de meeste deelne- mers heel wat hoofdbrekens gekost. Wie ls deze prijsvraagwinnende archi tect en hoe ziet zijn werkstuk eruit? Enige jaren geleden bracht de voorma lige minister In 't Veld een bezoek aan de Stokstraatbuurt tc Maastricht, waar Jcan Huysmans dc eerste bouwmeester was, die ccn woning saneerde. Dc archi tect was er zelf met zjjn gezin gaan wo nen. Bij die gelegenheid heeft dc bewinds man de plaquette bezichtigd van het ge bouwencomplex, dat thans te Sittard- Stadbroek zo goed als voltooid is. „Een toren is noodzakelijk, excellentie, want die wijst naar de hemel en brengt het geheel op ccn hoger plan. Laat ik die weg, dan krijgt U ccn totaal andere in druk van mijn kerk. Een vals beeld zelfs". De minister vond dat ook. Met zijn verlof mocht de toren gebouwd worden, dc eer ste, die na de oorlog voor een nieuwe kerk in Limburg gezet werd. Een slanke campanila van 35 meter hoogte, die op zij van de koorabsis staat. Het bovenste ge deelte is opengewerkt in gewapend beton- De verbinding van klooster met kerk was oorspronkelijk als een pergola ont worpen doch is later op verzoek van de opdrachtgevers veranderd in een open doch overdekte gang. Het terrein dat thans door kerk, verbindingsgang en klooster wordt ingesloten, heeft het ka rakter van een ruim plein gekregen. In deze ruimte geven de merkwaar dige vormen van de kerk, met hun rhyth- me van gebogen daken en hun ramen als schietgaten, een opvallend accent; de om- hoogrijzende toren houdt de zwaarte van de overige bouw in volmaakt evenwicht. DE KERK bestaat uit een hoge beuk, vaartegen aan de Zuidzijde een lage :ijbeuk is geplaatst die als kinderkapel dienst kan doen. Door aan deze kant hoge raampartijen aan te brengen, die contras teren met het gesloten karakter van de Noorderzijde, heeft de bouwmeester doel bewust een asymmetrie aangebracht, wel ke aan het interieur een eigen cachet geeft. Het koor is ruim en hoog. Jammer, dat het brede absisraam niet tot de vloer mocht doorlopen. In dat geval had het priesterkoor meer licht gekregen, dat thans door een weinig zeggend muurtje van baksteen wordt tegengehouden. Al taar en communiebanken werden van grijs Lido-marmer vervaardigd. Muren en pla fonds zijn met zacht geel-groene verf be schilderd. De vloeren zijn met stukken afval van zwart marmer als flagstones geplaveid. In de rood-bruin gebeitste ban ken kunnen 500 mensen plaats nemen Achterin, aan de andere kant van ne doopkapel, heeft St. Barbara, de Patrones van de mijnwerkers, haar devotiekapel gekregen. Dc vorm van de gewelven wordt bepaald door naast elkander gelegde ribben van z.g. fusée's- Dit zijn gebakken aarden flessen, waarvan de bals in dc ziel van een „voorganger" geschoven wordt. Zij vormen aaneengeregen bamboe-achtigc stengels, die met beton en zo nodig met wapening versterkt zijn. De fusée's zijn in ons land herhaalde malen voor fabrieksbouw gebruikt Ar chitect Huysmans heeft ze voor het eerst in een kerk aangewend. Dank zij de%an- wezigheid van deze aarden flessen kan het gebouw gemakkelijk verwarmd wor den. Geluidsproeven hebben reeds bewe zen, dat ook de acoustiek voldoet. In de Romeinse Oudheid waren de fu sée's al bekend. Ze zijn onlangs heront dekt door de Parijse architect Couelle, die in Stadbroek is komen kijken. Over de bereikte resultaten was hij zó enthousiast dat hij over deze kerk een waarderend artikel schreef, dat in Rome de aandacht getrokken heeft van Z. H. Exc. mgr Con- stantini. Aan de toepassing van de fusée's is het mede te danken, dat dit gebouwencomplex aanbesteed kon worden voor een prijs, die beneden de bouwsom lag, welke door het bisdom was bepaald. „David en de dmelekiet", een jeugdwerk van Carel Fabritius uit de collectie van de Rotterdamse Kunsthandelaar D. Vaarties, een der stukken die in de Bijbel van „Catholic Press" zullen worden gereproduceerd. Wie langs de statige, voorname Amster damse Ilecrengracht loopt, zal zeker niet vermoeden, dat op no. 605, achter de zware deur en de waterig blauw-getinte ruitjes van dc vensters, van 12 Maart tot en met 9 Mei een unieke tentoonstelling te bezich tigen valt. Te veel Amsterdammers gaan aan dit prachtige patriciërshuis, beter be kend onder de naam Museum Willet Holt- huysen, achteloos voorbij. Thans wordt 'n collectie van 160 waaiers die in de gracieuze handen van adellijke dames zijn geweest, geëxposeerd. Zij zijn eigendom van de heer F. Tal en leveren in de grote, met damast beklede zalen, waarin grote luchters het rijk geornamen teerde plafond sieren, een verrukkelijke aanblik op. De kunstzinnige, in allerlei materiaalsoorten vervaardigde segmenten i vertonen soms een schoonheid aan minia- 1 turen, die zelden geëvenaard zal zijn. Bij belse, mythologische en huishoudelijke ta ferelen, satyre en spot, economie en gods dienst, alles schijnt een dankbaar object te zijn geweest voor de makers van dit tn voorbije seuwen zo onmisbaar onderdeel van een correcte kleding. Naast inheemse exemplaren troffen we ook vele uit het buitenland aan, waaronder die uit Japan en Frankrijk uiteraard een voorname plaats innemen. Waaiers voor kerkgebruik, waaiers die gediend hebben om de eigenaresse in de opera wat koelte toe te wuiven, kanten en ivoren, zijden en papieren exemplaren lig gen te wachten op de ogen van vele kij kers, die wellicht met een lichte weemoed zullen terugdenken aan die charmante en gracieuze tijd, waarin men zonder waaier niet uit kon gaan. Materialistische Volksdevotie HET VALT voor een buitenstaander niet mee thuis te raken in de wereld van uiterlijkheden, die men in katholieke kringen rond het myste rie van het geopenbaarde christendom gefigureerd heeft. We kunnen zelfs verder gaan en constateren, dat ook vele katholieken wel eens behoefte gevoelen aan een beetje opruiming of minstens aan een gron dige ordening van het overvloedig aanwezige. Behalve hetgeen strikt behoort tot de katholieke liturgie d.w.z. tot de symboliek, waarmee de Sacra menten tot de mensen worden gebracht, is er in de katholieke gemeenschap nog een uitgebreide en bonte groepering beelden en beeldjes, reliquieën en heilige plaatsen, processies en manifestaties, medaljes en scapulieren, togen en pijen, wijwater en wierook, kaarsen en lampjes, kruisjes en rozenkransen, gebeds formuliertjes en prentjes, bedevaarten en boetetoch ten: gaat U zelf maar verder. Waar schuilt het levende en oorspronkelijke christendom van Christus ergens tussen al deze overvloed en overdadigheid? Hoe krijgen die beste brave roomsen het voor elkaar, om in z'n opeenstapeling van bijkomstigheden het wezen nog te ontdekken? VAN DE andere kant: als er in de Katholieke Kerk zo'n stevig disciplinair en dogmatisch ge zag aanwezig is, waarom neemt dit gezag dan geen sterke en radicale maatregelen om de overwoe kering en uitviering van de volkse neiging tot ver- materialiseren in te dammen? Deze Kerk beschikt toch over veel meer mogelijkheden dan welk ander christelijk kerkgenootschap ook om excessen tegen te gaan en foutieve gebruiken en opvattingen te be- strijden. Zij zal toch niet helemaal blind zijn voor de grote gevaren van formalisme, bijgeloof en verhei densing, die niet alleen dreigen, maar hier en daai ook van gevaar werkelijkheid worden, als men hei volk in zijn drift, tot veruiterlijking en concretisering maar tomeloos zijn gang laat gaan? ONDANKS deze ernstige en dringende vragen schijnt men in de Katholieke Kerk weinig ver ontrusting te bemerken in het zoeken naar een antwoord. De indruk, dat „Rome" het allemaal we best vindt en zich zo goed als geen moeite getroost, krachtdadig tegen overdrijving als zinloze verstoffe lijking op te treden, is vrij algemeen. In het. Kerkelijk Wetboek, de Code Juris canonici, staan, naast andere artikelen en paragrafen over het zelfde onderwerp, twee duidelijke opmerkingen. De tweede paragraaf van canon 336 luidt: „De bisschoppen waken er voor, dat er in de kerkelijke tucht geen misbruiken binnensluipen, vooral wat betreft... de verering van God en de heiligen". De eerste paragraaf van canon 1261: „de bisschoppen waken er voor dat de voorschriften der heilige canons over de goddelijke eredienst nauwgezet onderhouden worden, en vooral moeten zij goed toezien, dat er in de openbare of private goddelijke eredienst of in het dagelijks leven der gelovigen geen enkele bijgelovige raktijk wordt ingevoerd". Bij zijn commentaar op deze canons wijst kardinaal Gasparri op meer dan vijfhonderd documenten van Pausen en congregaties. Nog de laatste tijd zijn er offi ciële uitspraken geweest, waarin de gelovigen worden aangespoord tot de nodige soberheid, tot gezond ver stand en gevoel voor verhoudingen. De klacht van Pius IX (1875). dat de misbruiken niet met voldoende kracht worden afgeschaft. Vindt ook nu herhaling. TWEE OPMERKINGEN moetr echter worden gemaakt. Op de eerste plaats: de Katholieke Kerk wil niet alles misbruik noemc wat tol de veruiterlijking van godsdienst en christendom be hoort. Zij gelooft in de relatievi waarde van hel uiterlijke voor de dienst van God. Zij weet, dat de mensen niet zonder liet uiterlijke kun nen. Zij aanvaardt ook, dat verseliil van land aard en volkstemperament een factor van bete kenis is voor de wijze, waarop deze veruiterlijking van alles, wat mensen denken en voelen ook in liet religieiize gerealiseerd wordt. Wat in God- schepping zonder meer gegeven ligt. wenst zij niet tt veroordelen of af te schaffen. Zij zou het trouwen: niet kunnen. Datgene, wat tot een gezonde vormge ving en uiterlijke beleving behoort in de christelijk! levotie van het volk. wil de Kerk in de volksdevotie: lewaren. 7 IJ VERBIEDT het volk niet hwligen te vereren Integendeel, zij wijst het volk de heiligen aan -J meestal op suggesti.» van het volk zelf doot ien heilig te verklaren. Waarom bevordert zij op dit vijze de heiligenverering, welke, zo te zien, een zui vere mensen-verering is? Omdat heiligen-vèrering in diepste wezen voor haar niets anders is dan een vorm van Christus-verering; de heiligheid der heiligen is slechts deelneming aan de heiligheid van Christus. De heiligen bezitten geen eigen zelfstandige en zelfge bouwde heiligheid; er is maar één Heilige; Jesus Christus; alle anderen, die ook nog heilig genoemd worden, zijn niet zoals Christus als heiligen geboren; zij zjjn heilig geworden, doordat een vonk uit het vuur van Christus' heiligheid als gevolg der Verlos sing, waaronder zij zich (met hart en ziel gelovend) geplaatst hadden, in hen is overgeslagen. In hun ver scheidenheid door de loop der eeuwen ontleden zij het beeld van Christus' heiligheid en brengen het voortdurend heel dicht bij onze eerbiedige belangstel- ling De Kerk wijst hen aan en verkondigt daardoor de voortlevende Christus. Haar heiligverklaring is, naast de prediking van het woord, voor haar een andere manier van Christus-prediking. ZOIETS WEZENLIJKS zullen Kerk en gelovigen nooit terzijde schuiven, ook niet omwille van excessen, waarbij de middelen het doel gaan ver dringen. Deze excessen zijn er er wordt tegen ge waarschuwd (ofschoon niet altijd voldoende door allen, die verantwoordelijkheid dragen), maar het volk blijkt zeer bevattelijk te zijn voor alles, wat te maken heeft met superstitie, magie en andere hei dense restanten. Er is geen enkel bezwaar tegen, in dien water, wierook-graan. vuur en andere elementen gebruikt worden in de eredienst van God. Er is illéén bezwaar tegen de overschatting, van het mid- lel, waartoe velen, gezien de ervaring, maar al te <nel geneigd zjjn. Een tweede opmerking is de volgende: Bij wat te ■loeder trouw in hart en geest, van het gelovige volk leeft, moet. men volgens het practisch oordcel der Katholieke Kerk altijd voorzichtig zyn met radicaal nigrijpen. afschaffen en decreteren. Men moet geen geweld plegen, maar genezen. Het is gemakkelijk sen vlot oordeel te vellen over het oude vrouwtje, lat een kaars laat branden voor het beeld van een zekere Antonius van Padua. Wij zouden het vrouw tje kunnen vertellen, dat zij de kaars maar kaars moet. laten en met onopgesmukt geloof tot God. moet bidden, Wee|f XJ echter, wat er op dit moment aan zuivere religiositeit in dat oude vrouwtic leeft en wat er allemaal tussen God en haar bestaat Ik weet het niet, S. JELSMA, M.S.C, pMioejt

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 5