Mandement va n Episcopaat Dringende noodzaak van de katholieke eenheid 5 9 GROOTSE TAAK OP SOCIAAL TERREIN DE NIEUWE OPBOUW VAN DE MAATSCHAPPIJ fcim1 0$ f MAANDAG 31 MEI 1954 PAGINA 5 INLEIDING GEEN VALS SPIRITUALISME EN PERSOONLIJKHEID ORGANISATIE VRIJHEID EN EENHEID OPENHEID EN GESLOTENHEID DE „DOORBRAAK" PRIESTER EN LEEK DE KATHOLIEKE SOCIALE ORGANISATIES KERNVORMING EN PERSOONLIJKHEIDSVORMING WAARDE VAN HET LIDMAATSCHAP AANSPORING TOT DE PRIESTERS VERHOUDING STANDS- EN VAKORGANISATIES PUBLIEKRECHTELIJKE BEDRIJFSORGANISATIE j|i' t 0 De katholiek in het openbare —mm *- T-TVirsnft nn<3 nipt t.p vprwnndprt leven van deze tijd Na een korte beschouwing gewijd te hebben aan de tijd, waarin wij leven, be sluit het Episcopaat de inleiding op zijn nieuwe Mandement ,net de volgende woorden In deze tijd van ontwikkeling voelen Wij Ons gesteld voor het probleem in welke consequentie het vruchtbare be leid van Onze voorgangers moet wor den gehandhaafd, wanneer men daarbij bezinning op en aanpassing aan de nieu we mens volledig tot gelding wil doen komen. Dit bracht Ons er toe om na het licht van de heilige Geest te hebben af gesmeekt en na veel beraad, het katho lieke volk van Nederland een amende ment voor te leggen over De katholiek in het openbare leven van deze tijd Wij vertrouwen op de geest van geloof, waarmee gij, evenals uw voorouders, de lering en leiding van uw Herders steeds in religieuze eerbied en grote volgzaam heid pleegt op te nemen, niet alleen ten aanzien van waarheden welke Wij u op gez'ag van God en zijn Kerk voorhouden, maar ook in zaken van practisch beleid, waarin Wij als uw door God gestelde Herders leiding moeten uitgeven. Het Mandement bestaat drie delen. Het eerste deel heeft een doctrinair karakter. Het toont aan, dat de katholiek niet vol staan kan met alleen zelf als een goed christen te leven. De christelijke levens beschouwing omvat en doordringt heel ons leven. Hieruit volgt noodzakelijk, dat ook de menselijke samenleving een chris telijke signatuur zal moeten dragen en dat iedere christen ertoe zal moeten mede werken, dat het publieke leven een chris telijke klimaat vertoont. Ook van het openbare leven, aldus let terlijk het Mandement, is Christus verlos ser en koning! In de theocentnsche le- vensstïjl van de middeleeuwen was de mens wellicht even zwak als nu, maar het levenskader, zoals het bepaald werd door de christelijke leer en de chris telijke instellingen, was op God gericht en hielp de mens voor God te leven. Ook in deze meer anthropocentrische tijd zal een harmonie verwerkelijkt moeten worden, waarin het geschape ne zijn plaats weet ten opzichte van het enig absolute, waarin de profane waar den geïntegreerd worden in het chris telijk perspectief. Dan zal ook het open bare leven weer strekken tot verheer lijking van God en tevens de sleer scheppen, waarin de enkeling zowel z j tijdelijk als zijn eeuwig welzijn kan nastreven en bewerken. Op maatschappelijk 8e^!ed moet alle scheiding Lussen godsdienst en leven verworpen worden. Wel bestrijken Kerk en staat een eigen gebied; zij hebben bei den een eigen doel en een daaraan be antwoordende eigen autonomie. Maar daarom zijn beide levensgebieden geens zins te scheiden. Bij alle werkelijk onderscheid tussen Kerk en burger lijke maatschappij blijft het leven cén, en mag dat leven ook het openbare niet losgemaakt worden van God en godsdienst. Daarom moeten Kerk en staat ook samenwerken, en er moet geestelijke harmonie bestaan tussen ons persoonlijk en ons maatschappelijke leven. Hier ligt onze taak om mee te werken aan de opbouw van een chris telijke maatschappij, en daardoor aan de bloei en de uitbreiding van het Godsrijk op aarde. Reeds als mens zijn wij daartoe verplicht krachtens onze so ciale menselijke natuur; als christen moe ten wij dat neg veel meer, „omdat wij ledematen van elkander zijn" en vóór alles de liefde der broederschap moeten bezitten. Wij kunnen geen goede mensen en geen goede christenen zijn, als wij geen goede médemensen en geen echt christe lijke leden van de menselijke gemeenschap zijn. Sociale rechtvaardigheid en liefde zijn deugden welke even goed uit het kindschap Gods voortvloeien, als onze per soonlijke rechtvaardigheid en onze per soonlijke liefde tot God. Gelijk een kind geen goed en trouw kind kan zijn van zijn ouders, wanneer het tevens geen goed en trouw medelid wil zijn van het hele gezin, zo kan de mens ook geen goed kind van de Vader in de hemel zijn, als hij tevens niet waarachtig breeder en zuster wil zijn in het "rote gezin der menselijke gemeen schap? zowel van de maatschappij als van de Kerk. Wie dit beseft dierbare gelovig®"' *al in zijn leven en optreden twee extreme die beide een dwaling bevatten, verm j- den; hij zal niet ,,in de wereld en van ae wereld" willen zijn, gelijk tegenwoordig zovelen schijnen te menen, maar hij zal evenmin een houding aannemen, welke Paus Pius XII een „vals spiritualisme" heeft genoemd volgens hetwelk de ware katholiek zich zou moeten afhouden van de zaken van de wereld. Er is een „wereld'1 die wij moeten vluchten, maar er is ook een wereld die wij moeten ker stenen! Met onze heilige Vader wijzen Wij u dan ook met alle nadruk op de „heilige verantwoordelijkheid", die de christenen hebben in het maatschappelijk leven, en met. hem noemen Wij de mentaliteit, vol gens welke de christenen zich zouden moeten distanciëren van de vraagstukken van do wereld d.i. van de levende en tob bende mensheid een ,va1s spiritualisme". Uit. het evangelie moeten ook volledige maatschappelijke consequenties getrokken worden en wie dit „een waarlijk integraal cn Christelijk humanisme" wil noemen, beduidt hiermee in ieder geval een. zaak dte heilig en noodzakelijk is. Ook schone orhiin is hier verderfelijk Hierna volgen twee citaten uit, hetgeen de H. Vader te dezer zake in 1941 en 1947 heeft gesproken. Na een 'beschouwing gewijd te hebben aan het humanisme van het kruis, waar bij er op gewezen wordt, dat onze hou- ding tegenover het ieven en onze taak in de wereld gezien moeten worden in het licht van de verhouding van het natuur lijke en bovennatuurlijke in de toestand, waarin de mens na de erfzonde verkeert en de misvattingen ten deze te hebben belicht, gaat het Mandement in op de ver houding tussen persoonlijkheid en orga nisatie. Geconstateerd wordt, dat wij Christus allereerst in de wereld moeten brengen door persoonlijke heiliging en persoonlijk getuigenis. De bisschoppen to nen zich in verband hiermede verheugd over het alom aanwezige streven naar meer persoonlijke vorming en beleving van hel Evangelie. Zij zeggen van harte steun toe aan iedere poging, die onder lei ding der kerkelijke Overheid in deze richting werkt. Niemand, aldus de Bisschoppen, kan echter voorbij aan het feit, dat de Hens een sociaal wezen is. en dat ln zijn sociale aanleg dc mogelijkheid persoonlijkneld. Zelfs voor zijn persoon lijke heiliging, maar vooral voor het apos tolaat, kan de mens dan ook niet buiten maatschappelijke vormen. De Paus zegt daarover: „Ook het organiseren behoort tot het apostolaat van de Kerk. Christus zelf heeft i-aar een duidelijk omschreven "orm ge geven „Van de eerste tijden van haar geschiedenis af hebben de gelovigen zich dan ook, met het „uedvinden van hun Bis schoppen, verbonden in bijzondere vereni gingen, die betrekking hebben op de meest verscheidene uitingen van het leven. En de heilige Stoel heeft nooit opgehouden ze goed te keuren en te prijzen". De geschiedenis van de Kerk en van het katholieke leven Iaat zien. dat bloei tijden van godsdienstig leven meestal samengingen met de opbloei van allerlei aposlolische en caritatieve activiteiten in daartoe geëigende verenigingen en instel lingen. Het is dan ook niet toevallig, dat de doorvoering van de veelvuldige heilige Communie en de daaruit gevolgde opbloei van het geestelijk leven, in ons vaderland evenwijdig liep met het uitgroeien van apostolische werkzaamheid in hel katno- liek organisatieleven. Op wereldlijk terrein gelden daar voor in ons land bijzondere redenen, die nog steeds aanwezig zijn, deels minder maar deels ook meer klemmend dan in het verleden. Op initiatief van vooruit ziende en apostolische leken, daarbij ge steund en geleid door priesters, zijn onder volle goedkeuring van de Bisschoppen verenigingen tot sta'nd gekomen, om de c meest bedreigde klassen tot hogere wel- Jul' in stand te brengen en ze tevens te vrij waren voor de grote gevaren, die dreig den van de kant van neutrale of onchris telijke verenigingen. Waar men deze weg tijdig en doelbewust is opgegaan, zijn de katholieken niet vervreemd van de Kerk maar veelal zelfs actief geworden in het katholieke leven in tegenstelling met elders, waar de gevaren niet tijdig konden worden gekeerd. Niemand kan het risico aanvaarden, zo brede lagen van het ka tholieke volk over te laten aan de vele stromingen, die er op uit zijn ze voor haar doeleinden te winnen. Het doel van deze katholieke vereni gingen is trouwens niet alleen geweest de zwakkeren en zwaksten vooruit te helpen en hen te bewaren in het heilig geloof. Van het begin af aan heeft de leiders voor de geest gestaan, de leden te vormen in de christelijke leer en de katholieke be ginselen, en hun krachten te bundelen ter doorvoering van een hervorming van de maatschappij „in de geest van het evan gelie", zoals Pius XI zegt in de aanhef van „Quadragesimo anno". Nu deze verenigin gen zijn uitgegroeid volgens de bedoelin gen van de oprichters, en zelfs sterker dan zij hadden durven verwachten, is er geen reden, er minder belangstelling voor te tonen; inteeendeel, wie goed ziet, zal juist nu de tijd gekomen achten om de volle vruchten te plukken van de arbeid en de offers van het verleden, om de maat schappij zo goed mogelijk uit te bouwen in christelijke zin en zo op de beste wijze de ware belangen van het volk te dienen. Het ligt zelfs in de lijn van de ontwik keling, dat de groei van de maatschappij leidt tot een rijkere en meer gedifferen tieerde organisatie. Niet alleen het veran derde inzicht, maar ook de natuurlijke drang van de omstandigheden en een ho gere ontwikkeling leiden tot dc organische opbouw van de maatschappij, welke door de sociale leer van de Kerk is gepropa geerd. Steeds meer levensgebieden wor den in het geordend maatschappelijk leven opgenomen; steeds meer worden de be langhebbenden door de overheid betrok ken in het overleg op hoger en lager niveau, en zelfs met openbaar gezag be kleed. Wanneer wij de regeliqg en orde ning van deze levensgebieden niet willen overlaten aan de burgerlijke overheid alleen, dan zal het maatschappelijk leven naar voren moeten treden en hoe kan dat anders dan georganiseerd en als wij in ons levensbeschouwelijk verdeelde land de katholieke opvattingen willen doen gelden, dan kan dit in het algemeen in een geordende maatschappij moeilijk anders dan organisatoriseh. Wij menen dan ook op ons land te moeten toepassen, wat Paus Pius XII schreef aan de Zwitserse Bisschoppen: „Al kan weliswaar een overmatig orga niseren, vooral op godsdienstig gebied, schadelijk werken, toch is er omgekeerd een gemakzuchtige organisatiemoeheid, onze dagen beslist niet op haar plaats is". De grote «ringen gebeuren in de zichzelf besturende wereld van vandaag in grote verbanden. Wij zouden het als een mis vatting en een minder gelukkige reactie zien, als de drang naar meer persoonlijk heid een nadelige terugslag zou hebben op het katholiek organisatieleven. Wan neer wij meer in de diepte illen werken, moeten wij t h de uiterlijke gelederen niet verzwakken. Wel moet men goed be denken, dat er in het kerkelijk en maat schappelijk leven groei en ontwikkeling moet zijn, en dat vormen en methoden van apostolaat telkens weer gecorrigeerd moe ten worden, gelijk een boom op gezette tijden gesnoeid moet worden. Critisch onderzoek en correctie zijn daarom ge zond, mits gedragen door begrip en waar dering, en met zuiver gevoel voor leiding, welke de kerkelijke overheid in deze geeft. Ook moet ons apostolaat en onze actie op alle terreinen nieuw élan putten uit bezinning op onze christelijke idealen. tijd, dat de schriftuurlijke qualificatie van de Christen weer allerwegen naar voren komt: „een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilige natie". De problemen van de priester zijn de problemen van de leek geworden. Al kan meningsverschil en spanning hier ook teken zijn van bezinning en vi taliteit, toch zal de goede zaak alleen ge diend kunnen worden als beiden elkaar vinden, en als de verhoudingen blijven binnen de door God gestelde orde. Wij menen dat deze in onze katholieke vere nigingen, waar de priester „adviseur" heet, maar feitelijk de vriend en de be zieler is van de lekenleiding, een harmo nische oplossing heeft gevonden. Ook constateren Wij met voldoening, dat er door onze Katholieke Actie, zowel lande lijk als diocesaan en plaatselijk, gespreks- centra zijn tot stand gekomen, waarin priester en leek, met instemming van de Bisschoppen problemen en belangen, die de Kerk raken, tezamen behandelen. Het hoeft ons niet te verwonderen, dat dit nieuwe bewustzijn van de leek aangaande zijn plaats in de Kerk en deze daadwerkelijke belangstelling in het wel en wee van de Kerk, nog niet overal even soepel verloopt, en men moet een zeker gevoel van spanning niet als een soort tegenstelling of vijand schap willen verstaan. Nieuwe vormen vragen tijd voor wederkerig begrip en voor aanpassing, maar men moet wel van beide zijden met goede wil en met grote liefde voor het gemeenschappelijk ideaal bezield zijn. Enerzijds zullen onze pries ters nog meer moeten gaan beseffen, dat de leken er niet alleen zijn als voorwerp van zielzorg, maar ook actief moeten deelnemen aan liturgie, apostolaat en Katholieke Actie, gelijk zij dat al zo lang en zo goed op sociaal terrein hebben ge daan, en dat zij als volwassen leden van de heilige Kerk wensen mee te spreken bij de opbouw van het Mystieke Lichaam, waartoe zij bewust willen behoren. Maar anderzijds zullen de leken de geheel eigen functie en de waardigheid van de priester nu met des te meer geloof en eerbied moeten erkennen en aanvaarden, opdat zodoende door een harmonische verbin ding van volgzaamheid en samenwerking die eenheid moge gevormd worden, waar in alle leden van het Mystieke Lichaam van Christus samen „strijden met Chris tus op aarde". Er moet altijd ruimte blijven voor vrijheid en initiatief, als er tegelijker tijd maar voldoende eenheid is in be ginsel en ideaal, om tenslotte zoveel mo gelijk één te zijn in plan en methode. Het eerste is een bewijs van de vitaliteit van 'n beweging of vereniging, en voor waarde om bij te blijven en vooruit te komen; de eenheid is echter noodzake lijk om te slagen. Wanneer katholieken onder elkander verschillen, leidt dit ge makkelijk tot onenigheid en twist. Maar wanneer leiders twisten, hoe zal dat als de maat wordt overschreden en de zin voor eenheid niet bewaard blijft geen nadelige invloed hebben op de volgzaamheid van de eenvoudige katho lieken, en hoe bevreemdend zal het wer ken op mensen die staan buiten ons ge loof? Ook hier horen wij wederom de Waarschuwende stem van onze waak zame Opperherder: „Weest één.... Laat niet toe, dat de demon der verdeeldheid en der twee dracht bij u binnendringt en zo de band van eenheid met andere groeperingen die even noodzakelijk zijn, losser maakt. Zo was het reeds in vroeger tijden maar zo is het bijzonder nunu het huis in vlammen dreigt op te gaan, nu van alle kanten hevige aanvallen worden ge daan. nu het moedig en geordend op- ^?eefrnV?n katholieke krachten op alle fronten dringend noodzakelijk is". ®enen Wij, dierbare gelovigen, dat bij alle zoeken naar nieuwe vormen, bij alle aanpassing aan nieuwe noden' en situaties, bij alle respect voor elkanders mening waarbij vooral verdachtma kingen moeten vermeden worden toch altijd het grote goed der eenheid gesauveerd moet worden, en vooral ook met eerbied en volgzaamheid gewerkt moet worden in de richting welke het door God gestelde gezag aangeeft. Wanneer wij overtuigd zijn van de rijkdommen van onze levensbeschou wing van de broederschap, die ons m Christus verbindt, cn van de zending, die wij te vervullen hebben in de_ we reld. zullen wij naar deze overtuiging ook onze houding bepalen tegenover net werken en streven van andersdenken den. Wij kunnen met één woord zeggen, „de huisgenoten des geloofs" moeten zichzelf zijn en één met elkander, maar zij moeten tevens open staan voor sa menwerking met allen, die werken voor 4 wdlzi.in der menselijke gemeenschap. Wij willen en moeten onszelf zijn en daarom zullen wij altijd zo goed moge lijk onze eenheid moeten bewaren. Zon der deze eenheid lopen wij in de eerste plaats gevaar speelbal te worden van de bedoelingen cn strevingen van anderen. Ook zouden wij niet in staat zijn, even tuele gevaren en wanneer zijn die er niet? voor het welzijn der gemeen schap en der Kerk te keren. Maar voor al, zonder hechte eenheid zijn wij zeker niet in staat waardevolle bijdragen te leveren voor de christelijke opbouw dei- maatschappij. Daardoor zouden juist wij, die van God de grote gave kregen van het ware geloof en de roeping om als broeders samen te werken, op den duur als losse stenen uiteenvallen, terwijl wij zulk een hechte steun moeten en kunnen zijn ook voor het tijdelijk welzijn der gemeenschap. Waar dc katholieken hun eenheid missen, daar is de heilige Kerk haast altijd weer in de verdrukking ge raakt, en wat niet minder te betreu ren valt daar hebben zij zo weinig constructief kunnen meewerken aan het welzijn der mensen in de openbare sfeer van het leven. Het heeft Ons dc laatste jaren dan ook "gt tót de hogere ontwikkeling van zijn I ten zeerste verontrust, dierbare gelovigen, dat er in ons land katholieken zijn, die schijnbaar zó van doorbraakgedachten vervuld zijn, dat zij voor dc eenheid der katholieken weinig of geen oog meer lijken te hebben Van de andere kant willen en moeten wij ook van harte samenwerken met allen, die waarlijk het goede van de gemeenschap beogen. Niet dus de afzij digheid of het isolement is ons ideaal, maar wel kracht door eenheid, welke kracht wij dan gaarne met alle andere positief gerichte strevingen willen ver binden voor het heil van de gemeen schap. Wij zoeken onze eenheid niet al leen om het kwade te bestrijden, maar vooral ook om het goede mee op te bouwen, en daarom staan wij gaarne open voor al het goede, dat in het stre ven van onze medemensen gelegen is. Ja zelfs, hoe hechter onze eenheid is, des te meer mogen en kunnen wij openstaan voor samenwerking. Het is aan onze tijd eigen, meer in openheid te leven en royaler verbanden te leggen tussen ons en andoren. Er heb ben al veelvuldige ontmoetingen plaats en er is al samenwerking op velerlei gebied. Zowel in strikte als in brede zin wordt een oecumenische houding merk baar, Wanneer deze contacten opgeno men worden door leidende en in eigen kring goed gevormde figuren, en wan neer wij daarbij één en sterk blijven onder elkander, zal ieder rechtgeaarde en apostolische katholiek zich hierover verheugen, uw Bisschoppen wel in de eerste plaats. Zij hebben alle oog voor deze nieuwe ontwikkeling; zij zien naast de kracht ook zeer wel de beperking, die in afgeslotenheid en exclusieve bundeling is gelegen. Zij moeten echter allereerst het oog hebben op het geheel, omdat zij de verantwoordelijkheid dragen voor het geestelijk en eeuwig heil van allen. Openheid en verruiming mogen geen afbreuk doen aan de hechtheid van de fundamenten en de muren welke het katholieke bestel in het openbare leven schragen. Daarom is de grote richtlijn die Wij u geven: één in eigen verband en van daaruit samenwerking met anderen, met behoud van eigen zelfstandigheid' Niet in nivellering ligt het welzijn vati ons volk, maar wel in samenwerking van alle positief gerichte krachten, ieder ons volk dienend volgens eigen overtuiging Wie dit overweegt zal gemakkelijk twee conclusies met Ons kunnen trekken. Van de ene kant volgt hieruit immers, dat wij katholieken in 't openbare leven eerderen gemakkelijker zij het als eenheid aan de zijde gaan staan van die mede mensen, die ook in Christus geloven en met ons een christelijke maatschappij willen opbouwen, waarin de verheerlij king van God en het eeuwige heil der mensen als eerste norm van al het men selijk handelen, cn streven aanvaard wordt Van de andere kant zal men echter moeten begrijpen, dat de maat schappelijke consequenties die wij uit het evangelie moeten trekken, ons ook doen openstaan voor sociale strevingen van andere zijde, zolang deze in de lijn liggen van hetgeen de menselijke natuur en de sociale structuur van de gemeen schap vragen. Alleen moeten wij bij deze laatste samenwerking met des te meer waakzaamheid aan onze hogere beginse len en met des te meer kracht aan onze eenheid vasthouden. Wij mogen hier nog wijzen op een ge lukkige foctor in de huidige ontwikkeling die echter door zijn betrekkelijke nieuw- j en door zijn aard, met beleid en goed begrip behandeld zal moeten wor den: de verhouding tussen priester en leek. r Met vreugde constateren Wij. dat zo tali ijko leken op zovele terreinen als echte apostelen werkzaam zijn De leken zijn hierdoor dichter bij de priesters ge komen en de priesters op hun beurt nog meer onder het volk. Het typeert onze De tijdsomstandigheden vragen dier bare gelovigen, dat Wij, in het licht van bovenstaande waarheden en aansluitend aan de gegeven richtlijnen, nader ingaan op de houding van de katholieken in ons land in dat deel van het openbare leven, dat in meer bijzondere zin het sociale leven genoemd wordt. Op maatschappelijk terrein zien wij ons op het ogenblik voor een grootse en ver antwoordelijke taak geplaatst; wij voelen ons gelukkig, dat wij, na al het goede dat op sociaal gebied tot stand gekomen is, nu ook meer positief en concreet kunnen gaan bouwen aan een beter, een meer geordend en vooral ook in christelijk op zicht volmaakter maatschappelijk bestel. Voorop zij nog eens gesteld, wat de Pausen zonder ophouden hebben verkon digd, dat zonder de aanvaarding van de christelijke grondslagen en zonder de doorvoering van de christelijke beginse len geen duurzame maatschappelijke orde en waarachtig welzijn mogelijk is. „Want Christus alleen is de enige „hoeksteen", waarop en de burgerlijke maatschappij en de enkeling veilig stand kunnen houden I-Iet zijn deze gedachten geweest, die onze voorouders, op aansporing van Pau sen en bisschoppen, brachten tot de stich ting van katholieke sociale organisaties, eerst van arbeiders en landbouwers, later van middenstanders en werkgevers, van alle maatschappelijke schakeringen. De trouw aan het christelijk beginsel en de volgzaamheid tegenover Pausen en bis schoppen, vaak beleefd met opoffering van eigen belang en inzicht heeft rijke vruch ten voortgebracht, zowel voor het christe lijk leven als voor het tijdelijk welzijn van ons volk. Onze katholieke sociale beweging heeft van haar oorsprong af in de voorste linies gestaan; ze is een stuwkracht geworden bij het scheppen van gezonde maatschappe lijke toestanden; ze heeft onze arbeiders behoed tegen grote gevaren; ze heeft de werkgevers geïnspireerd tot een christe- lijk-sociale houding; ze heeft in alle stan den en rangen rijke vruchten voortge bracht voor het godsdienstig leven en de christelijke levenshouding der katholieken. Ze heeft bewezen, dat ook bij een snelle industrialisatie het volk kan worden be hoed tegen materialisme en proletarisme. Onze katholieke organisaties hebben ten slotte de geesten rijp gemaakt en de weg bereid voor de komende maatschappelijke orde, juist zoals Pius XI dat bedoelde in de encycliek over het communisme: „Organisaties van arbeiders, landbou wers, technici, werkgevers, studerenden en dergelijke, bestaande uit mannen en vrouwen, die leven in dezelfde culturele omstandigheden en als het ware door de natuur zelf in homogene groeperingen zijn samengebracht. Volgens Onze mening zijn deze organisaties van groot belang, zowel om de ordening van de maatschappij tot stand te brengen welke Wij bedoelden in „Quadragesimo anno", alsook om het ko ningschap van Christus op alle gebieden van cultuur en arbeid te verbreiden". Er valt de laatste jaren een zekere reserve te constateren, weike bij sommi gen overgaat in onverholen critiek op de (maatschappelijke organisaties. Hier zijn het veelal buitenstaanders, die sterk leven uit de persoonlijkheidsgedachte en vrezen, dat het georganiseerde leven te veel de verzorging van de mensen aan zich zal trekken, ten nadele van persoonlijke werkzaamheid en verantwoordelijkheid. Zij menen, dat de maatschappelijke groe peringen zich in haar eigen organisaties opsluiten en zo de sociale tegenstellingen eerder accentueren dan ze harmonisch oplossen. Zelfs achten zij de in bepaalde opzichten sterkere maar numeriek uiter aard zwakkere leden van de maatschappij bedreigd door de georganiseerde machten van massale groeperingen. Wij kunnen begrijpen, dat zulke gedach ten opkomen; ze zijn niet geheel zonder grond. Maar het zijn als men het geheel overziet schaduwzijden van Iets wat nodig is, of mogelijke gevaren, die op soe pele wijze moeten worden voorkomen. Het gaat in wezen om een juiste verhouding van individu en gemeenschap, een pro bleem dat in iedere tijd een evenwichtige oplossing moet vinden. Katholieken mogen niet vergeten, dat de sociale leer van de Kerk fei heeft moeten ageren tegen het individualisme, dat zo noodlottige gevol gen heeft gehad voor het sociale en reli gieuze leven van velen: zij beeft steeds geijverd voor een organische maatschap pij-opvatting. Het moderne leven brengt met zich mee, dat steeds grotere groepen ae wisselvalligheden van het gecompli ceerde leven slecht aan kunnen door sa menwerking en solidariteit, en dat die groeperingen op haar beurt de weg naar eikaar moeten vinden. De internationale samenwerking, gericht op hogere welstand en het ondervangen van risico's voor zo veel mogelijk mensen, is daarvan een toepassing op het hoogste niveau Het element van de gemeenschap als het be wust beleefd wordt en niet slechts passief ondergaan, een uiting van menselijke waardigheid en persoonlijkheid wordt in een hoger ontwikkelde maatschappij sterker geaccentueerd. Maar ook in een sterk ontwikkeld maat schappelijk leven is er plaats voor krach tige persoonlijkheden die leiding geven en als de maatschappij goed geordend is en juist wordt beleefd, voor véle leidende personen op hoger en lager niveau. Lei dend zijn, zoals een persoonlijkheid met talent behoort te zijn, betekent dan, dat men zich niet opsluit in een bevoorrecht isolement, maar dat men de gemeenschap dient en daaraan zijn voorrechten ontleent, en wel de gemeenschap zoals ze telkens wordt, en niet zoals ze was in het ver leden. Het kan niet de taak van de Kerk zijn voorbijgaande verhoudingen in stand te houden; dit is voor haar eerder een ge vaar en een constante bekoring. Hóar taak is het, nieuw opkomende verhoudingen te kerstenen. Sommigen, die de maatschappelijke ontwikkeling meer vanuit theologisch standpunt bezien, vrezen dat de veelzijdi ge en sterk georganiseerde werkzaamheid der katholieken in het tijdelijke, de indruk zou kunnen wekken van een streven naar invloed en macht in de wereld. Men vreest dat de Kerk te sterk gebonden wordt aan de wereld en dat haar geestelijke zending wordt omsluierd voor degenen die buiten ons heilig geloof staan. De juiste verhouding van het geestelijke tot het tijdelijke is een van de hoogste beleidsvragen weike niet kan en mag worden opgelost door zich terug te trekken in het geestelijke, hoezeer er ook gevaren verbonden kunnen zijn aan het zich bezig houden met het tijdelijke. De Kerk heeft tot taak het evangelie te verkondigen voor onze tijd en onze verhoudingen; zij moet het christen dom tot zuurdesem maken voor onze hui dige maatschappij. De geestelijke taak van de Kerk moet verwerkelijkt worden in het volle leven en kan even goed geschaad worden door -sublimering als door mate rialisering. De Kerk zal de ziel der mensen niet. kunnen winnen, als ze de mens zou verliezen. Uitgaande van het onderscheid tussen Kerk en staat, kennen wij naast de taak van de Kerk de eigen verantwoordelijk heid van de katholieken op wereldlijk ter rein: het christendom door te voeren en gestalte te geven, en zo mee te werken aan het koningschap van Christus in de wereld van heden. De katholieke leken die in deze functie naar voren treden, en met name ook de leiders van de sociale orga nisaties, zullen niet mogen vergeten dat de aandacht op hen gevestigd is en dat men zich naar het optreden van de katholieke Organisaties onwillekeurig een beeld vormt van de katholieke Kerk. Zij moeten daar om doordrongen zijn van een echt christe lijke bezieling en er op bedacht, dat hun activiteiten en idealen niet te zeer omge bogen worden naar het tijdelijke, zodat men geen verschil meer zou kunnen zien tussen christelijke en niet-christelijke so ciale werkers. Dergelijke problemen zijn de laatste jaren de ondergrond van soms bewogen discussies geweest. In een maatschappij die leeft, werkt en denkt, moeten zij ge steld worden en opgelost in een eerlijk zoeken naar waarheid, gerechtigheid en liefde voor allen. Wij vragen Ons echter af, of deze vra gen steeds met voldoende beleid en ken nis van zaken worden behandeld, en of er niet te gemakkelijk gedisputeerd wordt over de katholieke maatschappelijke or ganisaties en de eenheid in het maatschap pelijk leven. Wij zijn bezorgd, dat er soms achter dit verschijnsel in de diepste grond een zekere onverschilligheid en lauwheid schuil gaat. Wij krijgen wel eens de indruk, dat het oordeel beïnvloed wordt door bepaalde vooringenomenheid ten aanzien van het maatschappelijk le ven. Waar deze discussie en critiek voort komen uit apostolische bewogenheid dit is zeker óók het geval daar zal ze ge dragen moeten worden door kennis van de feitelijke verhoudingen, waardering voor het werk van anderen en begrip voor de grote directieven, die Pausen en Bisschop pen hebben gegeven. Er zijn er die schij nen te oordelen over het maatschappelijk leven zonder te bevroeden welke brede, krachtige stromen van geestelijke en so ciale invloed de katholieke organisaties vormen. Wie uit ervaring weet van sociale scholen, cursussen, studieclubs en kern- werk, van vakkundige en levensbeschou welijke vorming, van retraitewerk, vacan- tiewerk en zovele andere vormen van geestelijke, culturele en sociale verheffing van ons volk, kan niet spreken en schrij ven zoals wel eens gebeurde. Uw Bisschop pen, die door zending en functie geroepen zijn tot leiding van het apostolaat in zijn geheel, zien met grote waardering het werk van zovele harde werkers en zij bidden God, dat dit uitgebreide en vrucht bare apparaat van sociale actie en gees telijk apostolaat niet verloren moge gaan. Wij vragen echter de leiders, dat zij zich blijven bezinnen op en zoeken naar nieuwe vormen en methoden, om het werk van de sociale organisaties steeds meer vruchtbaar te maken en telkens weer aan gepast aan de noden en de instelling van de tijd. Wij denken hier bepaaldelijk aan de Credo-Pugnoclubs van de katholieke arbeiders en de studiekringen van de ka tholieke werkgevers, aan kern- en kader vorming, zoals deze gaandeweg in alle organisaties tot stand gekomen zijn. Daar in wordt terecht de weg gezien om de ka tholieke sociale beweging qualitatief en quantitatief hoger op te voeren. Dit is te meer nodig, omdat de apostoli sche activiteit in de huidige situatie ook anders georiënteerd moet worden. Ging het vroeger primair om een dam op te werpen tegen gevaren van buiten, thans .moet het apostolaat ook missionnerend werken in eigen kring. Het is u Immers wel bekend, dierbare gelovigen, dat er een fataal proces van ontkerkelijking aan de gang is en dat bepaaldelijk in de steden en centra van industrie reeds zeer velen door de zuigkracht van dit a-religieuze verschijnsel zijn ten onder gegaan. Daar om hebben wij in alle geledingen aposte len nodig, mannen en vrouwen, jongens en meisjes, die goed onderlegd zijn en die zich apostolisch verantwoordelijk voelen voor hun stand- en vakgenoten. God heeft met alleen tot de priesters gezegd dat ?ii „het licht der wereld" en T.het zou' der aarde" moeten zijn. Willen wij de werk milieu s kerstenen, willen wij de sluime rende en lauwe leden van Gods Kerk be- dan zal ,er va de echt katholieke organisaties op de verschillende terreinen „e,we,?e e kraéht moeten uitgaan; en dat zal alleen mogelijk zijn, als ze kernen bevatten, die bereid en in staat zijn om Gindag uit met geduld en toewijding °P ue bres te staan, niet alleen meer om vijandige tegenwerpingen te weerleggen, maar vooral om onverschilligen moed en ijver in te spreken, en de verzwakten in het geloof door het wapen van het gebed en het apostolisch woord tegen ondergang te behoeden. Vóór alles is het zaak aan de zwakkere broeders de ware zin en betekenis van de christelijke levenswijze te laten „zien" en aan de andersdenkenden het zicht op de in geloof en liefde werkzame Kerk mo gelijk te maken. Hoewel in de organisatie gevormd en door haar geruggesteund, blijve de echte Apostel een persoonlijk heid, die uit eigen overtuiging en met eigen kracht optreedt, die zich weet aan te passen aan de concrete en wisselende omstandigheden, en die zijn geestelijk en sociaal apostolaat met tact en durf uit oefent op persoonlijke wijze. Er dient echter op gewezen te wor den, dat de betekenis en invloed van een katholieke sociale organisatie niet enkel moeten gemeten worden naar de getallen van hen die direct apostolisch werkzaam zijn, en zelfs niet naar de getallen van hen die de vergaderingen regelmatig be zoeken. Er wordt zo gemakkelijk en ge ringschattend gesproken over zogenaamde passieve en papieren leden. Ook het lid maatschap op zich kan reeds een bekente nis zijn tot het katholieke beginsel, waar voor men bereid is een offer te brengen. Ook die leden zijn en voelen zich verbon den met de katholieke gemeenschap, en zijn beschermd tegen gevaren, die hen in ander organisatorisch verband zouden be dreigen. Zij ontvangen hun voorlichting in katholieke vakbladen en kranten, en stel len zich open voor de velerlei invloeden ten goede, welke van onze organisaties uitgaan; zij profiteren van de vele activi teiten en voorzieningen, welke door onze sociale organisaties op loffelijke wijze worden tot stand gebracht. Sociale organi saties dienen immers ook de tijdelijke be langen sociale en economische van de leden. Wanneer men de aangesloten leden vergelijkt met andere katholieken, die ofwel niet georganiseerd zijn, ofwel zich aansluiten bij organisaties waarin zij niet thuishoren, dan geldt toch nog altijd van de eersten, dat zij hun belangen die nen binnen het kader, waarin de juiste beginselen gehuldigd worden, dat zij zich daarbij openstellen voor geestelijke, cul turele en sociale beïnvloeding, en althans door hun lidmaatschap samenwerken met het geheel voor een juiste regeling van de sociale verhoudingen. Vanzelfsprekend blijft het Onze vurige wens, dat zoveel mogelijk leden actief en apostolisch wer ken naar vermogen en omstandigheden, maar evenzeer blijven Wij er op aandrin gen, dat alle katholieken lid worden van de voor hen bestaande organisaties. Onze priesters wijzen Wij er op, dat hun activiteit moet worden afgestemd op fle nieuwe tijd. Het is veelal niet meer nodig, dat zij hun kracht besteden om de organisaties mee op te bouwen. Thans is het de tijd, dat zij met volle priesterlijke toewijding moeten trachten de leden te maken tot moderne christenen en aposte len. Zij moeten hun leren het evangelie als de blijde boodschap te verstaan, hen bezielen om het vorm te geven in 't maat schappelijk leven en hun laten zien, hoe zij concreet kunnen meewerken aan de kerstening van het werkmilieu. Dit werk moet voor de priesters een vreugde en vol doening zijn. Het is moeilijker dan voor heen, omdat de meer sterken, gegroeid in het geestelijk leven, meer en hoger gees telijk voedsel vragen, en omdat de zwak keren door groeiende lusteloosheid en na turalisme er misschien minder vatbaar voor zijn. Het is 'n echt priesterlijk werk. Inplaats van misschien te veel' ontvan kelijk te zijn voor oppervlakkige critiek en deze over te nemen, moeten zij juist nu met alle kracht doorgaan met het vor men van apostelen, het stichten va- ker nen, het leggen van persoonlijke contac ten op bijeenkomsten en bij huisbezoek, en vooral met het opsporen van de in de doornen verdwaalde schapen. Van bijzon dere betekenis is de vorming van de chris telijke persoonlijkheid tot de mannenmaat van de volmaakte Christus, zoals St. Pau- lus zegt: „Dan zullen wij geen onmondige kinderen meer zijn, die heen en weer ge slingerd worden en voortgestuwd door elke windvlaag van lering, door het bedrog der mensen, door sluwe verleiding en dwaling. Maar wij zullen t e waarheid bewaren in liefde en zo in ieder opzicht opgroeien voor Hem, voor Christus, die het hoofd is". Doordat onze voorgangers in het apostolaat tijdig hun taak hebben begre pen, is het volk hier in het algemeen niet vervreemd van de priesters. Wij hebben gezien, hoe elders de priesters in een bijna wanhopige poging door „pries ter-arbeider" te worden getracht heb ben weer contact te leggen tussen de Kerk en de arbeiders. Wij hopen, dat hier zo iets nooit nodig zal worden Maar dan moeten de priesters ook voortgaan „alles voor allen" te zijn, en bijzonder meeleven met degenen die mét hen apostelen willen zijn Op deze wijze gaat het pries terschap bij uitstek op harmonische wijze samen met het „koninklijk priesterschap" van de leken. Het zal bekend zijn. dat er mo menteel een diepgaand onderzoek gaande is betreffende de vraag, of er wijziging gebracht moet worden in de structuur of de onderlinge verhouding van onze sociale organisaties. Wij zullen de defi nitieve resultaten van het onderzoek met bijzondere aandacht opnemen en ze Ons voor verdere leiding ten nutte maken. Het is niet Onze bedoeling op dit onder zoek vooruit te lopen. Wij willen slechts in dit mandement enkele fundamentele gedachten naar voren brengen. Wij zijn bij de opbouw an de katho lieke sociale beweging steeds uitgegaan van het mandement van 26 September 1916. Men zou de verhouding tussen stands- en vakorganisaties, zoals ze daar bepaald is. slechts veranderd willen zien, als daarvoor dwingende redenen aanwe zig zijn. Ii die verhouding komt tot uit drukking het primaat van het geestelijke, het persoonlijke en het sociale in de ka tholieke sociale beweging. Als de gedach ten en de taak -'an de standsorganisatie zou overgebracht worden naar de vak organisatie. dan valt te vrezen, dat het geestelijke vaker zal moeten wijken voor het tijdelijke, dat de bezielende en vor mende invloed onwillekeurig gaat lijden door een sterkere beklemtoning van het stoffelijke, dat datgene wat bindt gelei delijk aan overheerst wordt door dat wat verdeelt. Een loutere vakcentrale, die de functies der standsorganisaties zou over nemen, ook al zouden daaraan be paalde voordelen verbonden zijn zou feitelijk de economische en tijdelijke be langen zó kunnen vooropstellen, dat' de eigenlijke taak de. standsorganisaties wezenlijk zou lijden. Men kan zich afvra gen, of de diocesane standsorganisaties steeds op haar juiste waarde worden ge schat en of zij overal de toewijding heb ben ervaren die haar toekomt krachtens haar eerste doelstelling; de kerstening van het wereldlijk terrein. Wij staan tegenover dergelijke ingrijpende hervor mingen dan ook gereserveerd. Daardoor zou de hiërarchie der waarden verscho ven kunnen worden; wellicht zou zelfs de goede verstandhouding tussen de gele dingen gaan lijden en zou de sociale vrede op een minder diepe en minder geestelijke grondslag komen te liggen. Hiermee is niet gezegd, dat Wij geen oog zouden hebben voor ontwikkeling en aanpassing aan de nieuwe tijd. Als de vakorganisatie meer werfkracht heeft en directer en dieper kan doordringen in het sociaal-economische leven, in ver band ook met het nieuwe maatschap pelijke bestel, dan zou men zoals ge deeltelijk reeds is gebeurd de struc tuur van de stands- en vakorganisaties nauwer aan elkaar kunnen doen aanslui ten. Ook zouden zij plaatselijk en regio naal elkander kunnen betrekken bij de uitoefening van elkanders taak. De vak organisatie, die immers ook behartiging van godsdienstige en zedelijke belangen tot doel heeft, zou nog meer haar kracht kunnen inzetten voor of haar medewer king kunnen verlenen bij de kerstening van ljeroep en bedrijf. Dan blijft de hiër archie van de waarden het best bewaard; dan blijft het primaat van het geestelijke beter gehandhaafd; dan komt het vor mende en bindende element beter tot zijn recht, en blijven wij In een spoor, dat waarlijk beproefd kan worden en waarin wij tot nu toe zoveel hebben kunnen doen. Ook menen Wij iets te moeten zeg gen over de nieuwe opbouw van de maatschappij welke zich gaat voltrekken, en waarin wij katholieken krachtens onze sociale roeping zulk een belangrijke taak te vervullen hebben. De gedachte van de corporatieve orga nisatie van de maatschappij behoort tot het oudste erfgoed van de christelijke sociale actie. Men duidt deze gedachte, wat het bedrijfsleven betreft, in ons land aan met de naam „publiekrechte lijke bedrijfsorganisatie". Hierin mogen wij, zo God wil en als allen willen mede werken. de verwezenlijking zien van het christelijk sociaal program, zoals dat door Paus Pius XI in zijn encycliek „Quadra gesimo anno" Is neergelegd. De publiek rechtelijke bedrijfsorganisatie wil immers een maatschappelijke structuur opbou wen, die zoals dé Paus het uitdrukt in overeenstemming moet worden geacht met de beginselen van een gezonde wijs begeerte en de verheven leer van het evangelie. Zij wil de op de klassen ge bouwde maatschappij vervangen door een maatschappij der beroepsstanden. Daardoor zal zij een einde maken aan de onnatuurlijke tegenstelling tussen de twee klassen van werkgevers en werk nemers, die zich als gevolg van de strijd op de arbeidsmarkt als twee tegengestelde fronten hebben gegroepeerd. De Paus zegt hierover: De nieuwe sociaal-economische orde gaat uit van het feit, dat allen die werk zaam zijn in een bepaalde bedrijfstak in welke functie zij ook werkzaam zijn,' op welke trap van de maatschappelijke 'lad der zij zich ook bevinden, een natuurlijke belangengemeenschap vormen. Zij huldigt het beginsel, dat allen die behoren tot een bepaald beroep of bedrijf, hetzij als werk gever hetzij als werknemer, bij elkaar behoren, omdat zij tenslotte slechts één doel hebben, waarvoor zij eendrachtig moeten samenwerken: dat onderdeel van ae gemeenschappelijke welvaart, dat aan net beroep of bedrijf is toevertrouwd. Zo wil deze bedrijfsorganisatie vorm geven aan de gedachte van de christelijke saamhorigheid. Zij wil samenwerking brengen inplaats van klassenstrijd. Zij wil verenigen, niet om tegen anderen te strijden, maar om met allen eendrach tig samen te werken. In deze nieuwe orde. welke voort komt uit cn gericht is op het gemeen schappelijk welzijn van allen, wordt ook het belang der ondernemers gediend, met name door een gezonde ordening der eco nomie. Een juiste ordening van het eco nomisch leven kan niet het resultaat zijn van ongebonden concurrentiestrijd en egoïsme, noch van een economische dicta tuur van weinigen of van groepsegoïsme. Daartoe is nodig, dat een rechtsorde ge schapen wordt, die haar regelend beginsel vindt in de bekommernis voor het ge meenschappelijk welzijn, het geordend welzijn van allen, zoals dit wordt voor geschreven door de zedelijke normen van de sociale rechtvaardigheid en van de sociale liefde. Vooral de werknemers zullen in deze nieuwe maatschappelijke orde kunnen ko men tot een rechtspositie, welke hun toe stand van afhankelijkheid, waarin zij zich in het bedrijfsleven nog vaak bevinden, zal doen overgaan in een toestand van gelijkwaardig lidmaatschap van de be- drijfsgemeenschap. Zij zullen als groep volwaardig kunnen meespreken en mede de verantwoordelijkheid dragen voor het welzijn der bedrijfstakken en van het ge hele economische leven. In deze nieuwe orde zullen zowel de in dividuen als de gemeenschappen prin cipieel tot hun recht komen. De publiek rechtelijke bedrijfsorganisatie is immers gebouwd op het grote beginsel der sociale wijsbegeerte, waaraan niet te tornen valt en dat onwrikbaar vaststaat: wat de in dividuen uit eigen kracht en op eigen initiatief kunnen tot stand brengen, mag hun niet ontnomen en in handen van de gemeenschap gesteld worden. Maar het is niet minder onjuist en een ernstig na deel, ja een verstoring van de natuur lijke orde, datgene wat door kleine ge meenschappen van ondergeschikte rang kan verricht en tot stand gebracht wor- den, te verwijzen naar een grote gemeen schap van hogere orde. Autonome maat schappelijke organen, die geleid worden door de bedrijfsgenoten zelf. zullen niet atteen in sociale, maar op den duur ook in economische aangelegenheden bindende regelingen kunnen treffen, maar dan altijd met als leidend beginsel voor ogen: het dienen van het gemeenschappelijk welzijn voor allen. Het is gemakkelijk te zien, welk een gelukkig perspectief voor een rechtvaar dige maatschappelijke orde zich hier opent. Kan het ons dan verwonderen, dat Paus Pius XII al zo vaak op deze cor poratieve ordening heeft gewezen als Uit gangspunt voor het aanbrengen van maat schappelijke hervormingen? Met klem stelt hij dit christelijk ideaal tegenover een structuurhervorming, zoals die in sommige landen werd ingegeven door he; socialistisch streven naar socialisatie van de economie of door het streven van socialistische vakbondsleiders om aan de vakbonden een beslissingsrecht hunner zijds toe te kennen, ook in de economische aangelegenheden van de afzonderlijke on dernemingen. In Nederland is wel de juiste weg ge kozen. Geleid dooi gezonde beginselen van de natu'wlijke zedenleer, voorgelicht door het hoogste gezag in Gods Kerk, mogen en moeten wij op deze weg voort gaan zonder aarzeling. Het grondplan is gereed: het begin van verwezenlijking is er. Thans is het woord aan de werk gevers en werknemers om bedoelde organen op^ te bouwen. Hun taak is ver antwoordelijk, maar mooi. Er zijn pio niers en voortrekkers nodig, is gezegd, en Wij stemmen hiermee van harte in. Dat moeten onze katholieken sociale organi saties zijn, zowel van ondernemers als werknemers. Het moet een rijpe vrucht worden van oprechte sociale gezindheid en van waarachtige christelijke solidari teit. Daarom willen Wij hier nog eens herhalen, wat Wij gezegd hebben in Ons herderlijk schrijven van vijf jaar gele den: „Dit is de grote sociale aangele genheid van de komende jaren. Naarma te iemand grotere invloed heeft in het politieke of sociaal-economische leven, des te groter is zijn verantwoordelijk heid, om met voorbijzien van persoon lijke belangen mee te werken aan dit algemeen belang; het is een verantwoor delijkheid tegenover ons volk, tegen over de geschiedenis, inderdaad een ver antwoordelijkheid tegenover God". r

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 5