Mandement va n
Episcopaat
Dringende noodzaak van de
katholieke eenheid
5
9
GROOTSE TAAK OP SOCIAAL
TERREIN
DE NIEUWE OPBOUW VAN DE
MAATSCHAPPIJ
fcim1
0$
f
MAANDAG 31 MEI 1954
PAGINA 5
INLEIDING
GEEN VALS SPIRITUALISME
EN
PERSOONLIJKHEID
ORGANISATIE
VRIJHEID EN EENHEID
OPENHEID EN GESLOTENHEID
DE „DOORBRAAK"
PRIESTER EN LEEK
DE KATHOLIEKE SOCIALE
ORGANISATIES
KERNVORMING EN
PERSOONLIJKHEIDSVORMING
WAARDE VAN HET
LIDMAATSCHAP
AANSPORING TOT DE
PRIESTERS
VERHOUDING STANDS- EN
VAKORGANISATIES
PUBLIEKRECHTELIJKE
BEDRIJFSORGANISATIE
j|i' t
0
De katholiek in het openbare
—mm *- T-TVirsnft nn<3 nipt t.p vprwnndprt
leven van deze tijd
Na een korte beschouwing gewijd te
hebben aan de tijd, waarin wij leven, be
sluit het Episcopaat de inleiding op zijn
nieuwe Mandement ,net de volgende
woorden
In deze tijd van ontwikkeling voelen
Wij Ons gesteld voor het probleem in
welke consequentie het vruchtbare be
leid van Onze voorgangers moet wor
den gehandhaafd, wanneer men daarbij
bezinning op en aanpassing aan de nieu
we mens volledig tot gelding wil doen
komen. Dit bracht Ons er toe om na het
licht van de heilige Geest te hebben af
gesmeekt en na veel beraad, het katho
lieke volk van Nederland een amende
ment voor te leggen over De katholiek
in het openbare leven van deze tijd Wij
vertrouwen op de geest van geloof,
waarmee gij, evenals uw voorouders, de
lering en leiding van uw Herders steeds
in religieuze eerbied en grote volgzaam
heid pleegt op te nemen, niet alleen ten
aanzien van waarheden welke Wij u op
gez'ag van God en zijn Kerk voorhouden,
maar ook in zaken van practisch beleid,
waarin Wij als uw door God gestelde
Herders leiding moeten uitgeven.
Het Mandement bestaat drie delen. Het
eerste deel heeft een doctrinair karakter.
Het toont aan, dat de katholiek niet vol
staan kan met alleen zelf als een goed
christen te leven. De christelijke levens
beschouwing omvat en doordringt heel
ons leven. Hieruit volgt noodzakelijk, dat
ook de menselijke samenleving een chris
telijke signatuur zal moeten dragen en dat
iedere christen ertoe zal moeten mede
werken, dat het publieke leven een chris
telijke klimaat vertoont.
Ook van het openbare leven, aldus let
terlijk het Mandement, is Christus verlos
ser en koning! In de theocentnsche le-
vensstïjl van de middeleeuwen was de
mens wellicht even zwak als nu, maar het
levenskader, zoals het bepaald werd
door de christelijke leer en de chris
telijke instellingen, was op God gericht
en hielp de mens voor God te leven.
Ook in deze meer anthropocentrische
tijd zal een harmonie verwerkelijkt
moeten worden, waarin het geschape
ne zijn plaats weet ten opzichte van het
enig absolute, waarin de profane waar
den geïntegreerd worden in het chris
telijk perspectief. Dan zal ook het open
bare leven weer strekken tot verheer
lijking van God en tevens de sleer
scheppen, waarin de enkeling zowel z j
tijdelijk als zijn eeuwig welzijn kan
nastreven en bewerken.
Op maatschappelijk 8e^!ed moet
alle scheiding Lussen godsdienst en leven
verworpen worden. Wel bestrijken Kerk
en staat een eigen gebied; zij hebben bei
den een eigen doel en een daaraan be
antwoordende eigen autonomie. Maar
daarom zijn beide levensgebieden geens
zins te scheiden. Bij alle werkelijk
onderscheid tussen Kerk en burger
lijke maatschappij blijft het leven cén,
en mag dat leven ook het openbare
niet losgemaakt worden van God en
godsdienst. Daarom moeten Kerk en staat
ook samenwerken, en er moet geestelijke
harmonie bestaan tussen ons persoonlijk
en ons maatschappelijke leven.
Hier ligt onze taak om mee te
werken aan de opbouw van een chris
telijke maatschappij, en daardoor aan
de bloei en de uitbreiding van het
Godsrijk op aarde. Reeds als mens zijn
wij daartoe verplicht krachtens onze so
ciale menselijke natuur; als christen moe
ten wij dat neg veel meer, „omdat wij
ledematen van elkander zijn" en vóór
alles de liefde der broederschap moeten
bezitten. Wij kunnen geen goede mensen
en geen goede christenen zijn, als wij geen
goede médemensen en geen echt christe
lijke leden van de menselijke gemeenschap
zijn. Sociale rechtvaardigheid en liefde
zijn deugden welke even goed uit het
kindschap Gods voortvloeien, als onze per
soonlijke rechtvaardigheid en onze per
soonlijke liefde tot God. Gelijk een kind
geen goed en trouw kind kan zijn van zijn
ouders, wanneer het tevens geen goed en
trouw medelid wil zijn van het hele gezin,
zo kan de mens ook geen goed kind van de
Vader in de hemel zijn, als hij tevens niet
waarachtig breeder en zuster wil zijn in
het "rote gezin der menselijke gemeen
schap? zowel van de maatschappij als van
de Kerk.
Wie dit beseft dierbare gelovig®"' *al
in zijn leven en optreden twee extreme
die beide een dwaling bevatten, verm j-
den; hij zal niet ,,in de wereld en van ae
wereld" willen zijn, gelijk tegenwoordig
zovelen schijnen te menen, maar hij zal
evenmin een houding aannemen, welke
Paus Pius XII een „vals spiritualisme"
heeft genoemd volgens hetwelk de ware
katholiek zich zou moeten afhouden van
de zaken van de wereld. Er is een
„wereld'1 die wij moeten vluchten, maar
er is ook een wereld die wij moeten ker
stenen! Met onze heilige Vader wijzen Wij
u dan ook met alle nadruk op de „heilige
verantwoordelijkheid", die de christenen
hebben in het maatschappelijk leven, en
met. hem noemen Wij de mentaliteit, vol
gens welke de christenen zich zouden
moeten distanciëren van de vraagstukken
van do wereld d.i. van de levende en tob
bende mensheid een ,va1s spiritualisme".
Uit. het evangelie moeten ook volledige
maatschappelijke consequenties getrokken
worden en wie dit „een waarlijk integraal
cn Christelijk humanisme" wil noemen,
beduidt hiermee in ieder geval een. zaak
dte heilig en noodzakelijk is. Ook schone
orhiin is hier verderfelijk
Hierna volgen twee citaten uit, hetgeen
de H. Vader te dezer zake in 1941 en 1947
heeft gesproken.
Na een 'beschouwing gewijd te hebben
aan het humanisme van het kruis, waar
bij er op gewezen wordt, dat onze hou-
ding tegenover het ieven en onze taak in
de wereld gezien moeten worden in het
licht van de verhouding van het natuur
lijke en bovennatuurlijke in de toestand,
waarin de mens na de erfzonde verkeert
en de misvattingen ten deze te hebben
belicht, gaat het Mandement in op de ver
houding tussen persoonlijkheid en orga
nisatie. Geconstateerd wordt, dat wij
Christus allereerst in de wereld moeten
brengen door persoonlijke heiliging en
persoonlijk getuigenis. De bisschoppen to
nen zich in verband hiermede verheugd
over het alom aanwezige streven naar
meer persoonlijke vorming en beleving
van hel Evangelie. Zij zeggen van harte
steun toe aan iedere poging, die onder lei
ding der kerkelijke Overheid in deze
richting werkt.
Niemand, aldus de Bisschoppen, kan
echter voorbij aan het feit, dat de
Hens een sociaal wezen is. en dat
ln zijn sociale aanleg dc mogelijkheid
persoonlijkneld. Zelfs voor zijn persoon
lijke heiliging, maar vooral voor het apos
tolaat, kan de mens dan ook niet buiten
maatschappelijke vormen. De Paus zegt
daarover:
„Ook het organiseren behoort tot het
apostolaat van de Kerk. Christus zelf heeft
i-aar een duidelijk omschreven "orm ge
geven „Van de eerste tijden van haar
geschiedenis af hebben de gelovigen zich
dan ook, met het „uedvinden van hun Bis
schoppen, verbonden in bijzondere vereni
gingen, die betrekking hebben op de meest
verscheidene uitingen van het leven. En
de heilige Stoel heeft nooit opgehouden
ze goed te keuren en te prijzen".
De geschiedenis van de Kerk en van
het katholieke leven Iaat zien. dat bloei
tijden van godsdienstig leven meestal
samengingen met de opbloei van allerlei
aposlolische en caritatieve activiteiten in
daartoe geëigende verenigingen en instel
lingen. Het is dan ook niet toevallig, dat
de doorvoering van de veelvuldige heilige
Communie en de daaruit gevolgde opbloei
van het geestelijk leven, in ons vaderland
evenwijdig liep met het uitgroeien van
apostolische werkzaamheid in hel katno-
liek organisatieleven.
Op wereldlijk terrein gelden daar
voor in ons land bijzondere redenen, die
nog steeds aanwezig zijn, deels minder
maar deels ook meer klemmend dan in
het verleden. Op initiatief van vooruit
ziende en apostolische leken, daarbij ge
steund en geleid door priesters, zijn onder
volle goedkeuring van de Bisschoppen
verenigingen tot sta'nd gekomen, om de c
meest bedreigde klassen tot hogere wel- Jul' in
stand te brengen en ze tevens te vrij
waren voor de grote gevaren, die dreig
den van de kant van neutrale of onchris
telijke verenigingen. Waar men deze weg
tijdig en doelbewust is opgegaan, zijn de
katholieken niet vervreemd van de Kerk
maar veelal zelfs actief geworden in het
katholieke leven in tegenstelling met
elders, waar de gevaren niet tijdig konden
worden gekeerd. Niemand kan het risico
aanvaarden, zo brede lagen van het ka
tholieke volk over te laten aan de vele
stromingen, die er op uit zijn ze voor haar
doeleinden te winnen.
Het doel van deze katholieke vereni
gingen is trouwens niet alleen geweest de
zwakkeren en zwaksten vooruit te helpen
en hen te bewaren in het heilig geloof.
Van het begin af aan heeft de leiders voor
de geest gestaan, de leden te vormen in
de christelijke leer en de katholieke be
ginselen, en hun krachten te bundelen ter
doorvoering van een hervorming van de
maatschappij „in de geest van het evan
gelie", zoals Pius XI zegt in de aanhef van
„Quadragesimo anno". Nu deze verenigin
gen zijn uitgegroeid volgens de bedoelin
gen van de oprichters, en zelfs sterker dan
zij hadden durven verwachten, is er geen
reden, er minder belangstelling voor te
tonen; inteeendeel, wie goed ziet, zal juist
nu de tijd gekomen achten om de volle
vruchten te plukken van de arbeid en de
offers van het verleden, om de maat
schappij zo goed mogelijk uit te bouwen
in christelijke zin en zo op de beste wijze
de ware belangen van het volk te dienen.
Het ligt zelfs in de lijn van de ontwik
keling, dat de groei van de maatschappij
leidt tot een rijkere en meer gedifferen
tieerde organisatie. Niet alleen het veran
derde inzicht, maar ook de natuurlijke
drang van de omstandigheden en een ho
gere ontwikkeling leiden tot dc organische
opbouw van de maatschappij, welke door
de sociale leer van de Kerk is gepropa
geerd. Steeds meer levensgebieden wor
den in het geordend maatschappelijk leven
opgenomen; steeds meer worden de be
langhebbenden door de overheid betrok
ken in het overleg op hoger en lager
niveau, en zelfs met openbaar gezag be
kleed. Wanneer wij de regeliqg en orde
ning van deze levensgebieden niet willen
overlaten aan de burgerlijke overheid
alleen, dan zal het maatschappelijk leven
naar voren moeten treden en hoe kan
dat anders dan georganiseerd en als
wij in ons levensbeschouwelijk verdeelde
land de katholieke opvattingen willen doen
gelden, dan kan dit in het algemeen in een
geordende maatschappij moeilijk anders
dan organisatoriseh.
Wij menen dan ook op ons land te
moeten toepassen, wat Paus Pius XII
schreef aan de Zwitserse Bisschoppen:
„Al kan weliswaar een overmatig orga
niseren, vooral op godsdienstig gebied,
schadelijk werken, toch is er omgekeerd
een gemakzuchtige organisatiemoeheid,
onze dagen beslist niet op haar
plaats is".
De grote «ringen gebeuren in de zichzelf
besturende wereld van vandaag in grote
verbanden. Wij zouden het als een mis
vatting en een minder gelukkige reactie
zien, als de drang naar meer persoonlijk
heid een nadelige terugslag zou hebben
op het katholiek organisatieleven. Wan
neer wij meer in de diepte illen werken,
moeten wij t h de uiterlijke gelederen
niet verzwakken. Wel moet men goed be
denken, dat er in het kerkelijk en maat
schappelijk leven groei en ontwikkeling
moet zijn, en dat vormen en methoden van
apostolaat telkens weer gecorrigeerd moe
ten worden, gelijk een boom op gezette
tijden gesnoeid moet worden. Critisch
onderzoek en correctie zijn daarom ge
zond, mits gedragen door begrip en waar
dering, en met zuiver gevoel voor leiding,
welke de kerkelijke overheid in deze
geeft.
Ook moet ons apostolaat en onze actie
op alle terreinen nieuw élan putten uit
bezinning op onze christelijke idealen.
tijd, dat de schriftuurlijke qualificatie
van de Christen weer allerwegen naar
voren komt: „een uitverkoren geslacht,
een koninklijk priesterdom, een heilige
natie". De problemen van de priester
zijn de problemen van de leek geworden.
Al kan meningsverschil en spanning
hier ook teken zijn van bezinning en vi
taliteit, toch zal de goede zaak alleen ge
diend kunnen worden als beiden elkaar
vinden, en als de verhoudingen blijven
binnen de door God gestelde orde. Wij
menen dat deze in onze katholieke vere
nigingen, waar de priester „adviseur"
heet, maar feitelijk de vriend en de be
zieler is van de lekenleiding, een harmo
nische oplossing heeft gevonden. Ook
constateren Wij met voldoening, dat er
door onze Katholieke Actie, zowel lande
lijk als diocesaan en plaatselijk, gespreks-
centra zijn tot stand gekomen, waarin
priester en leek, met instemming van
de Bisschoppen problemen en belangen,
die de Kerk raken, tezamen behandelen.
Het hoeft ons niet te verwonderen,
dat dit nieuwe bewustzijn van de leek
aangaande zijn plaats in de Kerk en
deze daadwerkelijke belangstelling in
het wel en wee van de Kerk, nog niet
overal even soepel verloopt, en men
moet een zeker gevoel van spanning
niet als een soort tegenstelling of vijand
schap willen verstaan. Nieuwe vormen
vragen tijd voor wederkerig begrip en
voor aanpassing, maar men moet wel van
beide zijden met goede wil en met grote
liefde voor het gemeenschappelijk ideaal
bezield zijn. Enerzijds zullen onze pries
ters nog meer moeten gaan beseffen, dat
de leken er niet alleen zijn als voorwerp
van zielzorg, maar ook actief moeten
deelnemen aan liturgie, apostolaat en
Katholieke Actie, gelijk zij dat al zo lang
en zo goed op sociaal terrein hebben ge
daan, en dat zij als volwassen leden van
de heilige Kerk wensen mee te spreken
bij de opbouw van het Mystieke Lichaam,
waartoe zij bewust willen behoren. Maar
anderzijds zullen de leken de geheel eigen
functie en de waardigheid van de priester
nu met des te meer geloof en eerbied
moeten erkennen en aanvaarden, opdat
zodoende door een harmonische verbin
ding van volgzaamheid en samenwerking
die eenheid moge gevormd worden, waar
in alle leden van het Mystieke Lichaam
van Christus samen „strijden met Chris
tus op aarde".
Er moet altijd ruimte blijven voor
vrijheid en initiatief, als er tegelijker
tijd maar voldoende eenheid is in be
ginsel en ideaal, om tenslotte zoveel mo
gelijk één te zijn in plan en methode.
Het eerste is een bewijs van de vitaliteit
van 'n beweging of vereniging, en voor
waarde om bij te blijven en vooruit te
komen; de eenheid is echter noodzake
lijk om te slagen. Wanneer katholieken
onder elkander verschillen, leidt dit ge
makkelijk tot onenigheid en twist. Maar
wanneer leiders twisten, hoe zal dat
als de maat wordt overschreden en de
zin voor eenheid niet bewaard blijft
geen nadelige invloed hebben op de
volgzaamheid van de eenvoudige katho
lieken, en hoe bevreemdend zal het wer
ken op mensen die staan buiten ons ge
loof? Ook hier horen wij wederom de
Waarschuwende stem van onze waak
zame Opperherder:
„Weest één.... Laat niet toe, dat de
demon der verdeeldheid en der twee
dracht bij u binnendringt en zo de band
van eenheid met andere groeperingen
die even noodzakelijk zijn, losser maakt.
Zo was het reeds in vroeger tijden maar
zo is het bijzonder nunu het huis
in vlammen dreigt op te gaan, nu van
alle kanten hevige aanvallen worden ge
daan. nu het moedig en geordend op-
^?eefrnV?n katholieke krachten op
alle fronten dringend noodzakelijk is".
®enen Wij, dierbare gelovigen, dat
bij alle zoeken naar nieuwe vormen, bij
alle aanpassing aan nieuwe noden' en
situaties, bij alle respect voor elkanders
mening waarbij vooral verdachtma
kingen moeten vermeden worden
toch altijd het grote goed der eenheid
gesauveerd moet worden, en vooral ook
met eerbied en volgzaamheid gewerkt
moet worden in de richting welke het
door God gestelde gezag aangeeft.
Wanneer wij overtuigd zijn van de
rijkdommen van onze levensbeschou
wing van de broederschap, die ons m
Christus verbindt, cn van de zending,
die wij te vervullen hebben in de_ we
reld. zullen wij naar deze overtuiging
ook onze houding bepalen tegenover net
werken en streven van andersdenken
den. Wij kunnen met één woord zeggen,
„de huisgenoten des geloofs" moeten
zichzelf zijn en één met elkander, maar
zij moeten tevens open staan voor sa
menwerking met allen, die werken voor
4 wdlzi.in der menselijke gemeenschap.
Wij willen en moeten onszelf zijn en
daarom zullen wij altijd zo goed moge
lijk onze eenheid moeten bewaren. Zon
der deze eenheid lopen wij in de eerste
plaats gevaar speelbal te worden van de
bedoelingen cn strevingen van anderen.
Ook zouden wij niet in staat zijn, even
tuele gevaren en wanneer zijn die er
niet? voor het welzijn der gemeen
schap en der Kerk te keren. Maar voor
al, zonder hechte eenheid zijn wij zeker
niet in staat waardevolle bijdragen te
leveren voor de christelijke opbouw dei-
maatschappij. Daardoor zouden juist wij,
die van God de grote gave kregen van
het ware geloof en de roeping om als
broeders samen te werken, op den duur
als losse stenen uiteenvallen, terwijl wij
zulk een hechte steun moeten en kunnen
zijn ook voor het tijdelijk welzijn der
gemeenschap. Waar dc katholieken hun
eenheid missen, daar is de heilige Kerk
haast altijd weer in de verdrukking ge
raakt, en wat niet minder te betreu
ren valt daar hebben zij zo weinig
constructief kunnen meewerken aan het
welzijn der mensen in de openbare sfeer
van het leven.
Het heeft Ons dc laatste jaren dan ook
"gt tót de hogere ontwikkeling van zijn I ten zeerste verontrust, dierbare gelovigen,
dat er in ons land katholieken zijn, die
schijnbaar zó van doorbraakgedachten
vervuld zijn, dat zij voor dc eenheid der
katholieken weinig of geen oog meer
lijken te hebben
Van de andere kant willen en
moeten wij ook van harte samenwerken
met allen, die waarlijk het goede van de
gemeenschap beogen. Niet dus de afzij
digheid of het isolement is ons ideaal,
maar wel kracht door eenheid, welke
kracht wij dan gaarne met alle andere
positief gerichte strevingen willen ver
binden voor het heil van de gemeen
schap. Wij zoeken onze eenheid niet al
leen om het kwade te bestrijden, maar
vooral ook om het goede mee op te
bouwen, en daarom staan wij gaarne
open voor al het goede, dat in het stre
ven van onze medemensen gelegen is. Ja
zelfs, hoe hechter onze eenheid is, des
te meer mogen en kunnen wij openstaan
voor samenwerking.
Het is aan onze tijd eigen, meer in
openheid te leven en royaler verbanden
te leggen tussen ons en andoren. Er heb
ben al veelvuldige ontmoetingen plaats
en er is al samenwerking op velerlei
gebied. Zowel in strikte als in brede zin
wordt een oecumenische houding merk
baar, Wanneer deze contacten opgeno
men worden door leidende en in eigen
kring goed gevormde figuren, en wan
neer wij daarbij één en sterk blijven
onder elkander, zal ieder rechtgeaarde
en apostolische katholiek zich hierover
verheugen, uw Bisschoppen wel in de
eerste plaats. Zij hebben alle oog voor
deze nieuwe ontwikkeling; zij zien naast
de kracht ook zeer wel de beperking, die
in afgeslotenheid en exclusieve bundeling
is gelegen. Zij moeten echter allereerst
het oog hebben op het geheel, omdat zij
de verantwoordelijkheid dragen voor
het geestelijk en eeuwig heil van allen.
Openheid en verruiming mogen geen
afbreuk doen aan de hechtheid van de
fundamenten en de muren welke het
katholieke bestel in het openbare leven
schragen. Daarom is de grote richtlijn
die Wij u geven: één in eigen verband en
van daaruit samenwerking met anderen,
met behoud van eigen zelfstandigheid'
Niet in nivellering ligt het welzijn vati
ons volk, maar wel in samenwerking van
alle positief gerichte krachten, ieder ons
volk dienend volgens eigen overtuiging
Wie dit overweegt zal gemakkelijk twee
conclusies met Ons kunnen trekken. Van
de ene kant volgt hieruit immers, dat wij
katholieken in 't openbare leven eerderen
gemakkelijker zij het als eenheid
aan de zijde gaan staan van die mede
mensen, die ook in Christus geloven en
met ons een christelijke maatschappij
willen opbouwen, waarin de verheerlij
king van God en het eeuwige heil der
mensen als eerste norm van al het men
selijk handelen, cn streven aanvaard
wordt Van de andere kant zal men
echter moeten begrijpen, dat de maat
schappelijke consequenties die wij uit
het evangelie moeten trekken, ons ook
doen openstaan voor sociale strevingen
van andere zijde, zolang deze in de lijn
liggen van hetgeen de menselijke natuur
en de sociale structuur van de gemeen
schap vragen. Alleen moeten wij bij deze
laatste samenwerking met des te meer
waakzaamheid aan onze hogere beginse
len en met des te meer kracht aan onze
eenheid vasthouden.
Wij mogen hier nog wijzen op een ge
lukkige foctor in de huidige ontwikkeling
die echter door zijn betrekkelijke nieuw-
j en door zijn aard, met beleid en
goed begrip behandeld zal moeten wor
den: de verhouding tussen priester en
leek. r
Met vreugde constateren Wij. dat zo
tali ijko leken op zovele terreinen als
echte apostelen werkzaam zijn De leken
zijn hierdoor dichter bij de priesters ge
komen en de priesters op hun beurt nog
meer onder het volk. Het typeert onze
De tijdsomstandigheden vragen dier
bare gelovigen, dat Wij, in het licht van
bovenstaande waarheden en aansluitend
aan de gegeven richtlijnen, nader ingaan
op de houding van de katholieken in ons
land in dat deel van het openbare leven,
dat in meer bijzondere zin het sociale
leven genoemd wordt.
Op maatschappelijk terrein zien wij ons
op het ogenblik voor een grootse en ver
antwoordelijke taak geplaatst; wij voelen
ons gelukkig, dat wij, na al het goede dat
op sociaal gebied tot stand gekomen is,
nu ook meer positief en concreet kunnen
gaan bouwen aan een beter, een meer
geordend en vooral ook in christelijk op
zicht volmaakter maatschappelijk bestel.
Voorop zij nog eens gesteld, wat de
Pausen zonder ophouden hebben verkon
digd, dat zonder de aanvaarding van de
christelijke grondslagen en zonder de
doorvoering van de christelijke beginse
len geen duurzame maatschappelijke orde
en waarachtig welzijn mogelijk is. „Want
Christus alleen is de enige „hoeksteen",
waarop en de burgerlijke maatschappij
en de enkeling veilig stand kunnen
houden
I-Iet zijn deze gedachten geweest, die
onze voorouders, op aansporing van Pau
sen en bisschoppen, brachten tot de stich
ting van katholieke sociale organisaties,
eerst van arbeiders en landbouwers, later
van middenstanders en werkgevers, van
alle maatschappelijke schakeringen. De
trouw aan het christelijk beginsel en de
volgzaamheid tegenover Pausen en bis
schoppen, vaak beleefd met opoffering van
eigen belang en inzicht heeft rijke vruch
ten voortgebracht, zowel voor het christe
lijk leven als voor het tijdelijk welzijn van
ons volk.
Onze katholieke sociale beweging heeft
van haar oorsprong af in de voorste linies
gestaan; ze is een stuwkracht geworden bij
het scheppen van gezonde maatschappe
lijke toestanden; ze heeft onze arbeiders
behoed tegen grote gevaren; ze heeft de
werkgevers geïnspireerd tot een christe-
lijk-sociale houding; ze heeft in alle stan
den en rangen rijke vruchten voortge
bracht voor het godsdienstig leven en de
christelijke levenshouding der katholieken.
Ze heeft bewezen, dat ook bij een snelle
industrialisatie het volk kan worden be
hoed tegen materialisme en proletarisme.
Onze katholieke organisaties hebben ten
slotte de geesten rijp gemaakt en de weg
bereid voor de komende maatschappelijke
orde, juist zoals Pius XI dat bedoelde in
de encycliek over het communisme:
„Organisaties van arbeiders, landbou
wers, technici, werkgevers, studerenden
en dergelijke, bestaande uit mannen en
vrouwen, die leven in dezelfde culturele
omstandigheden en als het ware door de
natuur zelf in homogene groeperingen zijn
samengebracht. Volgens Onze mening zijn
deze organisaties van groot belang, zowel
om de ordening van de maatschappij tot
stand te brengen welke Wij bedoelden in
„Quadragesimo anno", alsook om het ko
ningschap van Christus op alle gebieden
van cultuur en arbeid te verbreiden".
Er valt de laatste jaren een zekere
reserve te constateren, weike bij sommi
gen overgaat in onverholen critiek op de
(maatschappelijke organisaties. Hier zijn
het veelal buitenstaanders, die sterk leven
uit de persoonlijkheidsgedachte en vrezen,
dat het georganiseerde leven te veel de
verzorging van de mensen aan zich zal
trekken, ten nadele van persoonlijke
werkzaamheid en verantwoordelijkheid.
Zij menen, dat de maatschappelijke groe
peringen zich in haar eigen organisaties
opsluiten en zo de sociale tegenstellingen
eerder accentueren dan ze harmonisch
oplossen. Zelfs achten zij de in bepaalde
opzichten sterkere maar numeriek uiter
aard zwakkere leden van de maatschappij
bedreigd door de georganiseerde machten
van massale groeperingen.
Wij kunnen begrijpen, dat zulke gedach
ten opkomen; ze zijn niet geheel zonder
grond. Maar het zijn als men het geheel
overziet schaduwzijden van Iets wat
nodig is, of mogelijke gevaren, die op soe
pele wijze moeten worden voorkomen. Het
gaat in wezen om een juiste verhouding
van individu en gemeenschap, een pro
bleem dat in iedere tijd een evenwichtige
oplossing moet vinden. Katholieken mogen
niet vergeten, dat de sociale leer van de
Kerk fei heeft moeten ageren tegen het
individualisme, dat zo noodlottige gevol
gen heeft gehad voor het sociale en reli
gieuze leven van velen: zij beeft steeds
geijverd voor een organische maatschap
pij-opvatting. Het moderne leven brengt
met zich mee, dat steeds grotere groepen
ae wisselvalligheden van het gecompli
ceerde leven slecht aan kunnen door sa
menwerking en solidariteit, en dat die
groeperingen op haar beurt de weg naar
eikaar moeten vinden. De internationale
samenwerking, gericht op hogere welstand
en het ondervangen van risico's voor zo
veel mogelijk mensen, is daarvan een
toepassing op het hoogste niveau Het
element van de gemeenschap als het be
wust beleefd wordt en niet slechts passief
ondergaan, een uiting van menselijke
waardigheid en persoonlijkheid wordt
in een hoger ontwikkelde maatschappij
sterker geaccentueerd.
Maar ook in een sterk ontwikkeld maat
schappelijk leven is er plaats voor krach
tige persoonlijkheden die leiding geven en
als de maatschappij goed geordend is en
juist wordt beleefd, voor véle leidende
personen op hoger en lager niveau. Lei
dend zijn, zoals een persoonlijkheid met
talent behoort te zijn, betekent dan, dat
men zich niet opsluit in een bevoorrecht
isolement, maar dat men de gemeenschap
dient en daaraan zijn voorrechten ontleent,
en wel de gemeenschap zoals ze telkens
wordt, en niet zoals ze was in het ver
leden. Het kan niet de taak van de Kerk
zijn voorbijgaande verhoudingen in stand
te houden; dit is voor haar eerder een ge
vaar en een constante bekoring. Hóar taak
is het, nieuw opkomende verhoudingen te
kerstenen.
Sommigen, die de maatschappelijke
ontwikkeling meer vanuit theologisch
standpunt bezien, vrezen dat de veelzijdi
ge en sterk georganiseerde werkzaamheid
der katholieken in het tijdelijke, de indruk
zou kunnen wekken van een streven naar
invloed en macht in de wereld. Men vreest
dat de Kerk te sterk gebonden wordt aan
de wereld en dat haar geestelijke zending
wordt omsluierd voor degenen die buiten
ons heilig geloof staan.
De juiste verhouding van het geestelijke
tot het tijdelijke is een van de hoogste
beleidsvragen weike niet kan en mag
worden opgelost door zich terug te
trekken in het geestelijke, hoezeer
er ook gevaren verbonden kunnen zijn
aan het zich bezig houden met het
tijdelijke. De Kerk heeft tot taak het
evangelie te verkondigen voor onze tijd en
onze verhoudingen; zij moet het christen
dom tot zuurdesem maken voor onze hui
dige maatschappij. De geestelijke taak van
de Kerk moet verwerkelijkt worden in het
volle leven en kan even goed geschaad
worden door -sublimering als door mate
rialisering. De Kerk zal de ziel der mensen
niet. kunnen winnen, als ze de mens zou
verliezen.
Uitgaande van het onderscheid tussen
Kerk en staat, kennen wij naast de taak
van de Kerk de eigen verantwoordelijk
heid van de katholieken op wereldlijk ter
rein: het christendom door te voeren en
gestalte te geven, en zo mee te werken
aan het koningschap van Christus in de
wereld van heden. De katholieke leken die
in deze functie naar voren treden, en met
name ook de leiders van de sociale orga
nisaties, zullen niet mogen vergeten dat de
aandacht op hen gevestigd is en dat men
zich naar het optreden van de katholieke
Organisaties onwillekeurig een beeld vormt
van de katholieke Kerk. Zij moeten daar
om doordrongen zijn van een echt christe
lijke bezieling en er op bedacht, dat hun
activiteiten en idealen niet te zeer omge
bogen worden naar het tijdelijke, zodat
men geen verschil meer zou kunnen zien
tussen christelijke en niet-christelijke so
ciale werkers.
Dergelijke problemen zijn de laatste
jaren de ondergrond van soms bewogen
discussies geweest. In een maatschappij
die leeft, werkt en denkt, moeten zij ge
steld worden en opgelost in een eerlijk
zoeken naar waarheid, gerechtigheid en
liefde voor allen.
Wij vragen Ons echter af, of deze vra
gen steeds met voldoende beleid en ken
nis van zaken worden behandeld, en of er
niet te gemakkelijk gedisputeerd wordt
over de katholieke maatschappelijke or
ganisaties en de eenheid in het maatschap
pelijk leven. Wij zijn bezorgd, dat er
soms achter dit verschijnsel in de diepste
grond een zekere onverschilligheid en
lauwheid schuil gaat. Wij krijgen wel eens
de indruk, dat het oordeel beïnvloed
wordt door bepaalde vooringenomenheid
ten aanzien van het maatschappelijk le
ven. Waar deze discussie en critiek voort
komen uit apostolische bewogenheid dit
is zeker óók het geval daar zal ze ge
dragen moeten worden door kennis van de
feitelijke verhoudingen, waardering voor
het werk van anderen en begrip voor de
grote directieven, die Pausen en Bisschop
pen hebben gegeven. Er zijn er die schij
nen te oordelen over het maatschappelijk
leven zonder te bevroeden welke brede,
krachtige stromen van geestelijke en so
ciale invloed de katholieke organisaties
vormen. Wie uit ervaring weet van sociale
scholen, cursussen, studieclubs en kern-
werk, van vakkundige en levensbeschou
welijke vorming, van retraitewerk, vacan-
tiewerk en zovele andere vormen van
geestelijke, culturele en sociale verheffing
van ons volk, kan niet spreken en schrij
ven zoals wel eens gebeurde. Uw Bisschop
pen, die door zending en functie geroepen
zijn tot leiding van het apostolaat in zijn
geheel, zien met grote waardering het
werk van zovele harde werkers en zij
bidden God, dat dit uitgebreide en vrucht
bare apparaat van sociale actie en gees
telijk apostolaat niet verloren moge gaan.
Wij vragen echter de leiders, dat zij
zich blijven bezinnen op en zoeken naar
nieuwe vormen en methoden, om het werk
van de sociale organisaties steeds meer
vruchtbaar te maken en telkens weer aan
gepast aan de noden en de instelling van
de tijd. Wij denken hier bepaaldelijk aan
de Credo-Pugnoclubs van de katholieke
arbeiders en de studiekringen van de ka
tholieke werkgevers, aan kern- en kader
vorming, zoals deze gaandeweg in alle
organisaties tot stand gekomen zijn. Daar
in wordt terecht de weg gezien om de ka
tholieke sociale beweging qualitatief en
quantitatief hoger op te voeren.
Dit is te meer nodig, omdat de apostoli
sche activiteit in de huidige situatie ook
anders georiënteerd moet worden. Ging
het vroeger primair om een dam op te
werpen tegen gevaren van buiten, thans
.moet het apostolaat ook missionnerend
werken in eigen kring. Het is u Immers
wel bekend, dierbare gelovigen, dat er een
fataal proces van ontkerkelijking aan de
gang is en dat bepaaldelijk in de steden
en centra van industrie reeds zeer velen
door de zuigkracht van dit a-religieuze
verschijnsel zijn ten onder gegaan. Daar
om hebben wij in alle geledingen aposte
len nodig, mannen en vrouwen, jongens en
meisjes, die goed onderlegd zijn en die
zich apostolisch verantwoordelijk voelen
voor hun stand- en vakgenoten. God heeft
met alleen tot de priesters gezegd dat ?ii
„het licht der wereld" en T.het zou' der
aarde" moeten zijn. Willen wij de werk
milieu s kerstenen, willen wij de sluime
rende en lauwe leden van Gods Kerk be-
dan zal ,er va de echt katholieke
organisaties op de verschillende terreinen
„e,we,?e e kraéht moeten uitgaan; en
dat zal alleen mogelijk zijn, als ze kernen
bevatten, die bereid en in staat zijn om
Gindag uit met geduld en toewijding
°P ue bres te staan, niet alleen meer om
vijandige tegenwerpingen te weerleggen,
maar vooral om onverschilligen moed en
ijver in te spreken, en de verzwakten in
het geloof door het wapen van het gebed
en het apostolisch woord tegen ondergang
te behoeden.
Vóór alles is het zaak aan de zwakkere
broeders de ware zin en betekenis van de
christelijke levenswijze te laten „zien" en
aan de andersdenkenden het zicht op de
in geloof en liefde werkzame Kerk mo
gelijk te maken. Hoewel in de organisatie
gevormd en door haar geruggesteund,
blijve de echte Apostel een persoonlijk
heid, die uit eigen overtuiging en met
eigen kracht optreedt, die zich weet aan
te passen aan de concrete en wisselende
omstandigheden, en die zijn geestelijk en
sociaal apostolaat met tact en durf uit
oefent op persoonlijke wijze.
Er dient echter op gewezen te wor
den, dat de betekenis en invloed van een
katholieke sociale organisatie niet enkel
moeten gemeten worden naar de getallen
van hen die direct apostolisch werkzaam
zijn, en zelfs niet naar de getallen van
hen die de vergaderingen regelmatig be
zoeken. Er wordt zo gemakkelijk en ge
ringschattend gesproken over zogenaamde
passieve en papieren leden. Ook het lid
maatschap op zich kan reeds een bekente
nis zijn tot het katholieke beginsel, waar
voor men bereid is een offer te brengen.
Ook die leden zijn en voelen zich verbon
den met de katholieke gemeenschap, en
zijn beschermd tegen gevaren, die hen in
ander organisatorisch verband zouden be
dreigen. Zij ontvangen hun voorlichting in
katholieke vakbladen en kranten, en stel
len zich open voor de velerlei invloeden
ten goede, welke van onze organisaties
uitgaan; zij profiteren van de vele activi
teiten en voorzieningen, welke door onze
sociale organisaties op loffelijke wijze
worden tot stand gebracht. Sociale organi
saties dienen immers ook de tijdelijke be
langen sociale en economische van
de leden. Wanneer men de aangesloten
leden vergelijkt met andere katholieken,
die ofwel niet georganiseerd zijn, ofwel
zich aansluiten bij organisaties waarin zij
niet thuishoren, dan geldt toch nog altijd
van de eersten, dat zij hun belangen die
nen binnen het kader, waarin de juiste
beginselen gehuldigd worden, dat zij zich
daarbij openstellen voor geestelijke, cul
turele en sociale beïnvloeding, en althans
door hun lidmaatschap samenwerken met
het geheel voor een juiste regeling van de
sociale verhoudingen. Vanzelfsprekend
blijft het Onze vurige wens, dat zoveel
mogelijk leden actief en apostolisch wer
ken naar vermogen en omstandigheden,
maar evenzeer blijven Wij er op aandrin
gen, dat alle katholieken lid worden van
de voor hen bestaande organisaties.
Onze priesters wijzen Wij er op, dat
hun activiteit moet worden afgestemd op
fle nieuwe tijd. Het is veelal niet meer
nodig, dat zij hun kracht besteden om de
organisaties mee op te bouwen. Thans is
het de tijd, dat zij met volle priesterlijke
toewijding moeten trachten de leden te
maken tot moderne christenen en aposte
len. Zij moeten hun leren het evangelie
als de blijde boodschap te verstaan, hen
bezielen om het vorm te geven in 't maat
schappelijk leven en hun laten zien, hoe
zij concreet kunnen meewerken aan de
kerstening van het werkmilieu. Dit werk
moet voor de priesters een vreugde en vol
doening zijn. Het is moeilijker dan voor
heen, omdat de meer sterken, gegroeid in
het geestelijk leven, meer en hoger gees
telijk voedsel vragen, en omdat de zwak
keren door groeiende lusteloosheid en na
turalisme er misschien minder vatbaar
voor zijn. Het is 'n echt priesterlijk werk.
Inplaats van misschien te veel' ontvan
kelijk te zijn voor oppervlakkige critiek
en deze over te nemen, moeten zij juist
nu met alle kracht doorgaan met het vor
men van apostelen, het stichten va- ker
nen, het leggen van persoonlijke contac
ten op bijeenkomsten en bij huisbezoek,
en vooral met het opsporen van de in de
doornen verdwaalde schapen. Van bijzon
dere betekenis is de vorming van de chris
telijke persoonlijkheid tot de mannenmaat
van de volmaakte Christus, zoals St. Pau-
lus zegt: „Dan zullen wij geen onmondige
kinderen meer zijn, die heen en weer ge
slingerd worden en voortgestuwd door
elke windvlaag van lering, door het bedrog
der mensen, door sluwe verleiding en
dwaling.
Maar wij zullen t e waarheid bewaren
in liefde en zo in ieder opzicht opgroeien
voor Hem, voor Christus, die het hoofd
is".
Doordat onze voorgangers in het
apostolaat tijdig hun taak hebben begre
pen, is het volk hier in het algemeen niet
vervreemd van de priesters. Wij hebben
gezien, hoe elders de priesters in een
bijna wanhopige poging door „pries
ter-arbeider" te worden getracht heb
ben weer contact te leggen tussen de
Kerk en de arbeiders. Wij hopen, dat hier
zo iets nooit nodig zal worden Maar dan
moeten de priesters ook voortgaan „alles
voor allen" te zijn, en bijzonder meeleven
met degenen die mét hen apostelen
willen zijn Op deze wijze gaat het pries
terschap bij uitstek op harmonische wijze
samen met het „koninklijk priesterschap"
van de leken.
Het zal bekend zijn. dat er mo
menteel een diepgaand onderzoek gaande
is betreffende de vraag, of er wijziging
gebracht moet worden in de structuur
of de onderlinge verhouding van onze
sociale organisaties. Wij zullen de defi
nitieve resultaten van het onderzoek met
bijzondere aandacht opnemen en ze Ons
voor verdere leiding ten nutte maken.
Het is niet Onze bedoeling op dit onder
zoek vooruit te lopen. Wij willen slechts
in dit mandement enkele fundamentele
gedachten naar voren brengen.
Wij zijn bij de opbouw an de katho
lieke sociale beweging steeds uitgegaan
van het mandement van 26 September
1916. Men zou de verhouding tussen
stands- en vakorganisaties, zoals ze daar
bepaald is. slechts veranderd willen zien,
als daarvoor dwingende redenen aanwe
zig zijn. Ii die verhouding komt tot uit
drukking het primaat van het geestelijke,
het persoonlijke en het sociale in de ka
tholieke sociale beweging. Als de gedach
ten en de taak -'an de standsorganisatie
zou overgebracht worden naar de vak
organisatie. dan valt te vrezen, dat het
geestelijke vaker zal moeten wijken voor
het tijdelijke, dat de bezielende en vor
mende invloed onwillekeurig gaat lijden
door een sterkere beklemtoning van het
stoffelijke, dat datgene wat bindt gelei
delijk aan overheerst wordt door dat wat
verdeelt. Een loutere vakcentrale, die de
functies der standsorganisaties zou over
nemen, ook al zouden daaraan be
paalde voordelen verbonden zijn zou
feitelijk de economische en tijdelijke be
langen zó kunnen vooropstellen, dat' de
eigenlijke taak de. standsorganisaties
wezenlijk zou lijden. Men kan zich afvra
gen, of de diocesane standsorganisaties
steeds op haar juiste waarde worden ge
schat en of zij overal de toewijding heb
ben ervaren die haar toekomt krachtens
haar eerste doelstelling; de kerstening
van het wereldlijk terrein. Wij staan
tegenover dergelijke ingrijpende hervor
mingen dan ook gereserveerd. Daardoor
zou de hiërarchie der waarden verscho
ven kunnen worden; wellicht zou zelfs de
goede verstandhouding tussen de gele
dingen gaan lijden en zou de sociale
vrede op een minder diepe en minder
geestelijke grondslag komen te liggen.
Hiermee is niet gezegd, dat Wij geen
oog zouden hebben voor ontwikkeling en
aanpassing aan de nieuwe tijd. Als de
vakorganisatie meer werfkracht heeft en
directer en dieper kan doordringen in
het sociaal-economische leven, in ver
band ook met het nieuwe maatschap
pelijke bestel, dan zou men zoals ge
deeltelijk reeds is gebeurd de struc
tuur van de stands- en vakorganisaties
nauwer aan elkaar kunnen doen aanslui
ten. Ook zouden zij plaatselijk en regio
naal elkander kunnen betrekken bij de
uitoefening van elkanders taak. De vak
organisatie, die immers ook behartiging
van godsdienstige en zedelijke belangen
tot doel heeft, zou nog meer haar kracht
kunnen inzetten voor of haar medewer
king kunnen verlenen bij de kerstening
van ljeroep en bedrijf. Dan blijft de hiër
archie van de waarden het best bewaard;
dan blijft het primaat van het geestelijke
beter gehandhaafd; dan komt het vor
mende en bindende element beter tot zijn
recht, en blijven wij In een spoor, dat
waarlijk beproefd kan worden en waarin
wij tot nu toe zoveel hebben kunnen
doen.
Ook menen Wij iets te moeten zeg
gen over de nieuwe opbouw van de
maatschappij welke zich gaat voltrekken,
en waarin wij katholieken krachtens onze
sociale roeping zulk een belangrijke taak
te vervullen hebben.
De gedachte van de corporatieve orga
nisatie van de maatschappij behoort tot
het oudste erfgoed van de christelijke
sociale actie. Men duidt deze gedachte,
wat het bedrijfsleven betreft, in ons
land aan met de naam „publiekrechte
lijke bedrijfsorganisatie". Hierin mogen
wij, zo God wil en als allen willen mede
werken. de verwezenlijking zien van het
christelijk sociaal program, zoals dat door
Paus Pius XI in zijn encycliek „Quadra
gesimo anno" Is neergelegd. De publiek
rechtelijke bedrijfsorganisatie wil immers
een maatschappelijke structuur opbou
wen, die zoals dé Paus het uitdrukt
in overeenstemming moet worden geacht
met de beginselen van een gezonde wijs
begeerte en de verheven leer van het
evangelie. Zij wil de op de klassen ge
bouwde maatschappij vervangen door een
maatschappij der beroepsstanden.
Daardoor zal zij een einde maken aan
de onnatuurlijke tegenstelling tussen de
twee klassen van werkgevers en werk
nemers, die zich als gevolg van de strijd
op de arbeidsmarkt als twee tegengestelde
fronten hebben gegroepeerd. De Paus zegt
hierover:
De nieuwe sociaal-economische orde
gaat uit van het feit, dat allen die werk
zaam zijn in een bepaalde bedrijfstak in
welke functie zij ook werkzaam zijn,' op
welke trap van de maatschappelijke 'lad
der zij zich ook bevinden, een natuurlijke
belangengemeenschap vormen. Zij huldigt
het beginsel, dat allen die behoren tot een
bepaald beroep of bedrijf, hetzij als werk
gever hetzij als werknemer, bij elkaar
behoren, omdat zij tenslotte slechts één
doel hebben, waarvoor zij eendrachtig
moeten samenwerken: dat onderdeel van
ae gemeenschappelijke welvaart, dat aan
net beroep of bedrijf is toevertrouwd.
Zo wil deze bedrijfsorganisatie vorm
geven aan de gedachte van de christelijke
saamhorigheid. Zij wil samenwerking
brengen inplaats van klassenstrijd. Zij
wil verenigen, niet om tegen anderen
te strijden, maar om met allen eendrach
tig samen te werken.
In deze nieuwe orde. welke voort
komt uit cn gericht is op het gemeen
schappelijk welzijn van allen, wordt ook
het belang der ondernemers gediend, met
name door een gezonde ordening der eco
nomie. Een juiste ordening van het eco
nomisch leven kan niet het resultaat zijn
van ongebonden concurrentiestrijd en
egoïsme, noch van een economische dicta
tuur van weinigen of van groepsegoïsme.
Daartoe is nodig, dat een rechtsorde ge
schapen wordt, die haar regelend beginsel
vindt in de bekommernis voor het ge
meenschappelijk welzijn, het geordend
welzijn van allen, zoals dit wordt voor
geschreven door de zedelijke normen van
de sociale rechtvaardigheid en van de
sociale liefde.
Vooral de werknemers zullen in deze
nieuwe maatschappelijke orde kunnen ko
men tot een rechtspositie, welke hun toe
stand van afhankelijkheid, waarin zij zich
in het bedrijfsleven nog vaak bevinden,
zal doen overgaan in een toestand van
gelijkwaardig lidmaatschap van de be-
drijfsgemeenschap. Zij zullen als groep
volwaardig kunnen meespreken en mede
de verantwoordelijkheid dragen voor het
welzijn der bedrijfstakken en van het ge
hele economische leven.
In deze nieuwe orde zullen zowel de in
dividuen als de gemeenschappen prin
cipieel tot hun recht komen. De publiek
rechtelijke bedrijfsorganisatie is immers
gebouwd op het grote beginsel der sociale
wijsbegeerte, waaraan niet te tornen valt
en dat onwrikbaar vaststaat: wat de in
dividuen uit eigen kracht en op eigen
initiatief kunnen tot stand brengen, mag
hun niet ontnomen en in handen van de
gemeenschap gesteld worden. Maar het
is niet minder onjuist en een ernstig na
deel, ja een verstoring van de natuur
lijke orde, datgene wat door kleine ge
meenschappen van ondergeschikte rang
kan verricht en tot stand gebracht wor-
den, te verwijzen naar een grote gemeen
schap van hogere orde. Autonome maat
schappelijke organen, die geleid worden
door de bedrijfsgenoten zelf. zullen niet
atteen in sociale, maar op den duur ook in
economische aangelegenheden bindende
regelingen kunnen treffen, maar dan altijd
met als leidend beginsel voor ogen: het
dienen van het gemeenschappelijk welzijn
voor allen.
Het is gemakkelijk te zien, welk een
gelukkig perspectief voor een rechtvaar
dige maatschappelijke orde zich hier
opent. Kan het ons dan verwonderen, dat
Paus Pius XII al zo vaak op deze cor
poratieve ordening heeft gewezen als Uit
gangspunt voor het aanbrengen van maat
schappelijke hervormingen? Met klem
stelt hij dit christelijk ideaal tegenover
een structuurhervorming, zoals die in
sommige landen werd ingegeven door he;
socialistisch streven naar socialisatie van
de economie of door het streven van
socialistische vakbondsleiders om aan de
vakbonden een beslissingsrecht hunner
zijds toe te kennen, ook in de economische
aangelegenheden van de afzonderlijke on
dernemingen.
In Nederland is wel de juiste weg ge
kozen. Geleid dooi gezonde beginselen
van de natu'wlijke zedenleer, voorgelicht
door het hoogste gezag in Gods Kerk,
mogen en moeten wij op deze weg voort
gaan zonder aarzeling. Het grondplan
is gereed: het begin van verwezenlijking
is er. Thans is het woord aan de werk
gevers en werknemers om bedoelde
organen op^ te bouwen. Hun taak is ver
antwoordelijk, maar mooi. Er zijn pio
niers en voortrekkers nodig, is gezegd, en
Wij stemmen hiermee van harte in. Dat
moeten onze katholieken sociale organi
saties zijn, zowel van ondernemers als
werknemers. Het moet een rijpe vrucht
worden van oprechte sociale gezindheid
en van waarachtige christelijke solidari
teit. Daarom willen Wij hier nog eens
herhalen, wat Wij gezegd hebben in Ons
herderlijk schrijven van vijf jaar gele
den: „Dit is de grote sociale aangele
genheid van de komende jaren. Naarma
te iemand grotere invloed heeft in het
politieke of sociaal-economische leven,
des te groter is zijn verantwoordelijk
heid, om met voorbijzien van persoon
lijke belangen mee te werken aan dit
algemeen belang; het is een verantwoor
delijkheid tegenover ons volk, tegen
over de geschiedenis, inderdaad een ver
antwoordelijkheid tegenover God".
r