til
De vakorganisatie naast de
bedrijfs- en beroepsstanden
Blijft
één ook
in de politiek
STANDPUNT TEGENOVER DE
ONCHRISTELIJKE STROMINGEN
(Vervolg van pag. 5)
Lidmaatschap van P.v.d.A. voor een
katholiek onverantwoord
N
MAANDAG 31 MEI 1954
PAGINA 6
19
ill I
BELANG VAN DE
VAKORGANISATIE IN DE P.B.O.
DE GEEST DIE LEVEND MAAKT
SAMENWERKING DER STANDEN
KATHOLIEK SOCIAAL
PROGRAM
POLITIEKE EENHEID
ANDERE TERREINEN
VERTROUWEN IN DE LEIDING
LIBERALISME
HUMANISME
BOND VOOR SEXUELE
HERVORMING
N.V.V. EN SOCIALISTISCHE
VERENIGINGEN
COMMUNISME EN
EENHEIDSVAKBEWEGING
SLOT
III I
Hierboven hebben Wij nog eens met
veel nadruk gewezen op de beteke
nis van de standsorganisaties en aan haar
in zekere zin het „primaat des geestes"
toegekend. Thans na hetgeen Wij nu
gezegd hebben over de publiekrechte
lijke bedrijfsorganisatie rijst het be
lang der katholieke vakverenigingen
voor ons op. Het is zoals Kardinaal de
Jong vroeger reeds aan de katholieke
werkgevers heeft geschreven hetgeen
uiteraard ook voor de werknemers geldt
„Maar hoe waardevol en door Ons
hooggewaardeerd het werk van de stands
organisatie is, toch is deze niet voldoen
de om de hervorming der maatschappij
tot stand te brengen welke door Pius XI
r.g op zo overtuigende wijz'e is geschetst
in zijn wereldzendbrief „Quadragesimo
anno".
Gold dit al in het stadium, waarin de
organisaties volgens het woord van Pius
XI „de weg moeten voorbereiden voor die
voortreffelijke organisaties, de bedrijfs-
en beroepsstanden" hoeveel meer is
het waar, nu deze bedrijfsorganisatie ver
wezenlijkt gaat warden. De vakorganisa
ties immers zijn de pijlers, waarop de pu
bliekrechtelijke organen van de verschil
lende bedrijfstakken in ons land worden
gebouwd. Zij zullen haar strijdkarakter
tot op zekere hoogte kunnen afleggen,
maar in plaats daarvan worden zij dan
constructieve elementen bij de sociaie op
bouw, Mochten Wij vroeger al niet nalaten
steeds weer te pleiten voor de op- en uit
bouw van eigen katholieke vakorganisa
ties, thans komt daar de dringende reden
bij dat de kracht en de oriëntatie van de
vakorganisatie de invloed van de katho
lieke sociale beweging in het nieuwe be
stel zowel quantitatief als qualitatief zal
bepalen.
Men iate zich hier niet door min of
meer oppervlakkige beschouwinggen mis
leiden. Er zijn katholieken, die het vol
doende achten, wanneer de standsorga-
nisaties de noodzakelijke vorming geven,
terwijl dan de toepassing op de concrete
vraagstukken veilig aan de katholieke le
den in neutraal verband zou kunnen wor
den overgelaten. Anderen menen zelfs, dat
het moeilijk valt in te zien. dat de levens
beschouwing, die volgens hen wél van in
vloed is bij het scheppen van juiste sociale
verhoudingen ook een rol speelt bij de be
slissingen in economische aangelegenhe
den. Ook zijn er katholieken, die nog vast
zitten in structuren, die ons tijdens de
oorlog onder de dwang van de omstan
digheden zijn opgedrongen.
Tegenover deze overwegingen moeten
Wij stellen:
Ten eerste, dat de standsorganisaties
wel de algemene vorming kunnen geven,
maar daarmee nog geen garantie kunnen
bieden, dat bij de concrete beslissingen de
ware beginselen worden toegepast, en dat
zij zeker niet door haar leden, als deze
als ongebundelde krachten moeten op
treden, de nodige kracht zullen kunnen
Uitoefenen.
Ten tweede, dat bij het nemen van
economische beslissingen wel degelijk ze
delijke normen en beginselen in het ge
ding komen, en dat, vooral als men denkt
aan het gehele complex van beslissingen
welke op de lange duur genomen worden,
zich gemakkelijk een tendens zal open
baren, welke ofwel christelijk, ofwel niet-
thristelijk, liberaal of socialistisch zal zijn.
Ten derde, dat ware saamhorigheid en
echte christelijke sociale gezindheid ons
er toe moeten brengen de dingen niet te
persoonlijk of te plaatselijk te bezien, zo
dat een gegroeide en misschien nuttige
samenwerking soms zal moeten wijken
voor de medewerking aan het gemeen
schappelijk ideaal, en zodat bijvoorbeeld
mensen uit het katholieke Zuiden zich
druk verkondigd, dat naast en in deze
hi rvorming der maatschappelijke Instel
lingen nodig was: vernieuwing van de
mens, vernieuwing der zeden, vernieuwing
van de christelijke levenshouding, dus in
nerlijke vernieuwing van de mens en
van de menselijke gemeenschap. Hier ligt
juist de zending van Gods Kerk, ook op
sociaal gebied, hier ligt ook een bijzon
dere taak voor de standsorganisatie.
De angstwekkende problemen van
onze tijd, waartussen het sociale vraag
stuk nog altijd als een basis-probleem
staat, dat uiteindelijk het atheïstisch
communisme heeft doen geboren wor
den, zijn tenslotte een zedelijk probleem
en de wrange vrucht van een zedelijk
tekort. Daarom moet het herstel op twee
pijlers worden gebouwd: het moet ener
zijds uitgaan van een levend geloof en
een groeiende liefde tot God. en ander
zijds neerkomen op méér liefde tot de
mensen en vorm krijgen in christelijke
solidariteit.
Geloof en liefde tot God! Het libera
lisme en individualisme zijn geboren uit
een verzwakt geloof en een verschrom
pelde of verkeerd begrepen liefde. Zij
zullen tenslotte slechts overwonnen kun
nen worden door een levend geloof en
een werkdadige liefde tot God. Het
marxistisch en communistisch streven
lijdt aan overschatting van het stoffe
lijke en het aardse, en ook deze kwaal
moet met Gods genade overwonnen
worden door een nieuw zicht op het god
delijke, Als de Godsliefde in onze harten
groeit, zullen van zelf vele obstakels
worden weggenomen, die anders het
maatschappelijk welzijn toch altijd blijven
belagen. Het egoïsme zal worden geremd;
bij de een zal de winzucht, bij de ander
de gemakzucht bestreden worden. Er kan
geen plaats meer zijn voor haat en klas
senstrijd, en in de liefde tot God zullen
de mensen elkaar als echte broeders en
zusters beschouwen en behandelen. Dan,
maar ook dan alleen, zal de christelijke
solidariteit kunnen opbloeien en over
winnen.
Christelijke solidariteit! Daarvan moe
ten wij katholieken een vóorbeeld zijn in
de wereld, vooral nu wij op de drempel
staan van een nieuwe maatschappij.
Klassentegenstellingen maken plaats
voor organische eenheid. Het blijkt steeds
duidelijker, dat de welvaart van de ene
stand een bron van grotere welstand
wordt voor de andere. Indien alle groe
peringen ontvangen wat haar toekomt
volgens het juiste evenwicht van de
sociale rechtvaardigheid, kan het maxi
mum van welstand in de maatschappij
worden bereikt. Het is nodig, dat alle
christenen en vooral alle katholieken oog
hebben voor de nieuwe ontwikkeling, en
dat zij leren zien, hoe door een chris
telijk sociaal bestel alle groeperingen
geleidelijk aan komen tot een mens
waardig bestaan. Het is ook nodig, dat
allen de hun toekomende plaats gaan
innemen, die niet meer voornamelijk be
paald wordt overeenkomstig het verwor
ven bezit, maar naar de functie, welke
zij bekleden en de arbeid die zij ver
richten. In deze christelijke solidariteit
worden sociale rechtvaardigheid en liefdé
verwerkelijkt, en gaat de opdracht van
God in vervulling: draagt elkanders
lasten.
Er is hier een wisselwerking tussen
instellingen en zeden. Rechtvaardigheid
en liefde moeten een nieuwe maatschap
pelijke orde opbouwen; dan zal de
nieuwe orde op Iiaar beurt ons helpen
om in de geest van Christus samen te
leven. Wanneer de individuen hun belang
nastreven in het kader van de groepe
ringen, waarop zij als van nature zijn
aangewezen, wanneer de maatschappe
lijke groeperingen haar streven naar wel
vaart bewust gaan plaatsen tegen de
achtergrond van het algemeen belang,
dan kan er in het sociaal-economisch
leven iets komen van de matiging, waar
ders, onze sociologen, economen en politici
een sociaal programma kunnen ontwer
pen, dat aangevoeld en begrepen wordt
als een eigentijdse vormgeving van ge
rechtigheid voor allen. Uiteraard zal een
dergelijk programma niet eens en voor
goed gefixeerd kunnen wor-cim; het zal
iets moeten hebben van het veranderlijke
en dynamische van de sociale rechtvaar
digheid, waarin zich weerspiegelt de ver
andering en ontwikkeling van de maat
schappij. Als daarbij waarachtig naar
gerechtigheid voor allen wordt gezocht,
en als dat verlangen naar gerechtigheid
op zijn beurt bezield wordt door de
„liefde der broederschap", door de liefde
van een levend en naar daden dringend
christendom, dan zal het een programma
zijn van brede allure; het zal iets hebben
van de christelijke „magnificentia", van
de ruimhartigheid en grootmoedigheid,
welke niet vraagt wat er strikt gebeuren
móét, maar eerder wat er gezarqeniijk
gebeuren kan. Want als wij het evangelie
werkelijk in de wereld willen brengen, dan
mag ons maatschappelijk programma niet
eng of schriel zijn; dan moeten allen voe
len, dat het een uiting is van de „blijde
boodschap", die wij van Christus ontvin
gen en die wij moeten uitdragen naar de
mensen; een boodschap, die enthousiast
kan maken en die de jeugd, welke de toe
komst draagt, kan bezielen.
Wij, uw Bisschoppen, moeten Ons hier
beperken tot het verkondigen van begin
selen en het stimuleren van daden. De
heilige Kerk heeft haar eigen zending.
Zij stelt zedelijke beginselen en normen,
ook ten aanzien van het sociaal-econo
misch handelen, maar zij moet de tech
nische en concrete regelingen overlaten
aan hen, die daartoe in het maatschappe
lijk beste] bevoegd en geroepen zijn. Zij
geeft, zoals Pius XX zejrie, „duidelijke
richtlijnen, die de zekere weg aanwijzen
om de gelukkige vooruitgang van de ge
meenschap te verzekeren", maar haar le
den moeten deze toepassen „volgens de
omstandigheden van plaats en tijd en
volkDit Is dus de bijzondere taak
van de leken en speciaal van de katholieke
sociale organisaties. In onderling beraad
en met een evenwichtige toepassing van
de beginselen moeten zij concrete gestalte
geven aan de sociale leer der Kerk. Het
mag niet blijven bij theoretische uiteen
zettingen over de leer der encyclieken,
die leer moet vruchtbaar gemaakt worden
voor de practijk van het maatschappelijk
leven. Katholiek en niet-katholiek moe
ten weten, hoe wij de maatschappij willen
opbouwen, en hoe wij allen in gerechtig
heid en liefde willen dienen.
meer solidair moeten voelen met hun ge-1 mee de christen aardse goederen moet
Joofsgenoten uit het Noorden en de stuw
kracht moeten vormen bij de oprichting
van nieuwe verbanden.
Tenslotte, dat al degenen, die buiten
katholiek verband staan in
ging niet de vormende invloed ondergaan,
die van een katholieke vakvereniging en
van de centrale organisatie, waarbij deze
is aangesloten, uitgaat. Deze vormende
invloed is nochtans een onmisbare voor
waarde voor het aankweken van de juiste
mentaliteit. Bovendien wordt, doordat
men zich niet aansluit bij de katholieke
organisatie, deze laatste en de betref
fende centrale organisatie verzwakt, en
daarmee wordt vanzelf ook de invloed
van het katholiek beginsel in de open
bare bedrijfslichamen zwakker.
De doorvoering van deze richtlijnen
kan in concrete gevallen wel eens moei
lijkheden met zich meebrengen. Waar een
centrale eenheidsorganisatie langs wegen
van geleidelijkheid is ontstaan, en min of
meer ongemerkt ook katholieke leden
door gebruikmaking van alle daartoe be
staande mogelijkheden heeft aangetrok
ken of behouden, daar kan het voor niet-
aangeslotenen al moeilijk zijn om hier een
eigen initiatief te nemen, maar voor de
aangeslotenen zelf zal het nog moeilijker
zijn, vooral wanneer zij in dat neutrale
"érband een leidende of representatieve
positie hebben verworven. Ook zullen er
dikwijls psychologische factoren en ge
voelsoverwegingen een remmende invloed
uitoefenen, waarbij naast een begrijpelijk
en sympathiek gevoel van eenmaal ge
groeide samenwerking ook een zekere
angst voor het verwijt van „hekjeszette
rij" zou kunnen werken. Zelfs kunnen er
objectieve bijzondere moeilijkheden ge
legen zijn in het aantal en de spreiding
der betrokkenen of in de gedifferen
tieerde economische belangen.
In zulke gevallen is er een echt
principiële levenshouding
zuiver te zien en over feitelijke
psychologische bezwaren heen te stap
pen. Waar er objectieve bezwaren zijn,
gelde, wat reeds vroeger gezegd werd in
het bovengenoemde schrijven van KarOi-
naal de Jong: „In onderling overleg dient
er dan te worden gestreefd naar^ een
doelmatige oplossing, mits PrinclP'e®'
vaststaat, dat de katholieke vakgenoten
hun eigen vakverband bezitten Wij ne°"
ben niets te verbergen ten aanzien van de
doeleinden en de motieven van ons stre
ven. Wij menen zelfs, dat een openlijke
uiteenzetting de niet confessioneel ge
oriënteerde ondernemers een beter in
zicht kan geven in de gunstige gevolgen
van dit streven voor de bloei van het ge
meenschapsleven.
Zo is onze diepe overtuiging. Wij
zijn zeer erkentelijk, dat zovelen zich
door deze gedachten laten leiden. Wij
willen hier Onze bijzondere waarde
ring uitspreken voor de ijver en
volharding, waarmee zo vele bestuurders,
functionarissen en kernleden werken aan
de doorvoering van deze gedachten. Wij
sporen allen aan deze lering en leiding
in haar harmonisch geheel te zien, en
zich op te heffen uit eigen en misschien
te zeer op eigen belang gerichte visie naar
het niveau van het algemeen welzijn en
van het grote katholieke sociale ideaal,
dat volgens Pius XI moet liggen „in de
lijn van het evangelie".
„Het is de geest, die levend maakt".
Wanneer de Pausen spraken over
maatschappelijke hervormingen, hebben
zij steeds opnieuw en met de grootste na-
nastreven. Zo kan ook tot uitdrukking
komen de evangelische onthechting, die
wij nooit moeten vergeten, en die in het
economisch leven beter mogelijk wordt,
dpUvakbewe' i aIs allen bezield zijn door dezelfde geest.
Er is in het sociaal-economisch leven van
de laatste eeuwen in menig opzicht een
teruggang geweest van zedelijke grond
gedachten. Hieraan zal onze beschaving
te gronde gaan, tenzij die teruggang
wordt gestuit. En dat kan, als door de
beoefening van christelijke rechtvaardig
heid en liefde, van christelijke matiging
en onthechting, de echte christelijke
solidariteit ontstaat, waarin „de liefde
der broederschap" tot uiting komt, die
wij zoals de Apostel zegt vóór alles
moeten bezitten.
Maar, dierbare gelovigen, het mag
niet bij woorden en leuzen blijven. De
enkeling zal zich broederlijk moeten aan
sluiten bij zijn stand- en vakgenoten, en
alle maatschappelijke groepen zullen zich
als levende en bij elkaar behorende gele
dingen van het éne maatschappelijke
organisme moeten gaan beschouwen. We
derzijds begrip en wederzijdse waardering
zullen moeten groeien, en betreurenswaar
dige tegenstellingen zullen moeten plaats
maken voor rustig overleg en broederlijke
samenwerking. De verschillende organi
saties moeten meer bewust gaan zien,
welke de bijdrage is, die ieder te leveren
heeft voor het gemeenschappelijk welzijn
Bij maatschappelijke organen gaat het im
mers niet alleen om het afwegen en orde
nen van wederzijdse belangen, maar
vooral ook om het dienen van het geheel.
Daarom heeft het Ons ook zo verheugd,
dat zich in de laatste tijd een gelukkige
ontwikkeling voordoet in het overleg der
katholieke standsorganisaties, en dat daar
toe een Raad van a Overleg tussen de
standsorganisaties is 'tot stand gekomen.
Wij zullen gaarne zien, dat de in de top
groeiende samenwerking wordt doorgezet
op diocesaan, regionaal en plaatselijk ni
veau, en dat de officiële samenwerking
meer voelbaar wordt in wederzijds begrip
en solidariteit. Tenslotte zou het goed zijn,
dat er ook in de verschillende bedrijfs
takken meer rechtstreeks contact kwam
tussen katholieke ondernemers en werk
nemers, en dat de spaarzame „open ge
sprekken", welke reeds plaats vonden, tot
een meer blijvende gewoonte werden. Zo
wordt de sociale samenwerking als tussen
christenen cn broeders ervaren; zo wordt
het overleg in de officiële organen ver
gemakkelijkt, en wordt voorkomen het
geen sommigen vreesden: dat de voort
gaande organisatie de maatschappelijke
groeperingen eerder zou verdelen dan
verenigen.
Voor een goede samenwerking en
een juiste doorvoering van onze sociale
gedachten is het zeker gewenst, dat de
katholieken spoedig komen tot de opstel
ling van een breed katholiek sociaal pro
gramma. Dat kan, wanneer de christelijke
solidariteit alle groeperingen bezielt, en
wanneer het besef levendig is, dat de rijk
dom van ons volk resulteert uit het wer
ken voor elkander. Een eerlijk zoeken om
ieder het zijne te geven zal dan zeker
ondanks moeilijkheden, de schone trucht
van een gemeenschappelijk sociaal pro
gramma voortbrengen. Vanuit de diepte
van een doorleefd christendom, voorge
licht en geleid door klare sociale gedach
ten, die buiten alle discussie staan of be'
horen te staan, moeten onze sociale lei
Nu Wij u dit alles zo openhartig
hebben voorgehouden, dierbare gelovigen
menen Wij ook niet te mogen zwijgen over
een middel, dat zeker niet gemist kan
worden, als wij onze maatschappelijke
idealen willen verwezenlijken, en dat is
de samenwerking op politiek terrein. Wij
beseffen heel goed, dat Wij hiermee een
delicaat onderwerp aan de orde stellen.
Wij houden voor ogen, dat bijzonder bij
het vormen van een practisch politiek
oordeel „rechtmatig verschil van inzicht"
mogelijk is, ook onder katholieken. Maar
van de andere kant hangen wereldbe
schouwing, levenshouding en politiek toch
ook innig samen. In ons land is dit alge
meen erkend, al wordt ten onrechte niet
altijd daaruit de conclusie getrokken, dat
de wereldbeschouwing, die aan de leden
der partij gemeenschappelijk is, ook voor
het te voeren beleid in belangrijke mate
medebepalend moet zijn- Waar in Neder
land de levensbeschouwing zo sterk mee
spreekt in het politieke streven een
gunstig verschijnsel, dat echter tot bij
zondere waakzaamheid maant, gezien de
geestelijke verdeeldheid van ons volk
zouden er voor het behoud van de hoogste
goederen en voor de doorvoering van onze
idealen grote gevaren dreigen- als wij op
politiek terrein zwak en verdeeld zouden
staan. Daarenboven mogen wij ons niet
tevreden stellen met het weren van geva
ren; wij moeten ook „volgens de omstan
digheden van plaats en tijd en volk" posi
tief meewerken aan de opbouw van een
rechtsorde en van een maatschappij,
waarin het christelijk ideaal mogelijk en
veilig is. Wij moeten rekening houden met
de verworvenheden, waarin wij ons ver
heugen en die wij niet op het spel mogen
zetten. Daarom zijn Wij overtuigd, dat ook
hier slechts eenheid de nodige kracht en
garantie geven kan.
Wij zijn dan ook in de laatste tijd dik
wijls bezorgd geweest, als Wij moesten er
varen, dat men blijkbaar nog al licht en
gemakkelijk disputeerde over onze politie
ke eenheid. Het heeft Ons Zelf diep ver
entrust, d£t men Onze stem op zo waar
dige wijze en op zo indrukwekkend mo
ment geuit hier en daar niet goed heeft
verstaan. Sommigen zijn zo ver gegaan*
dat zij het verband der eenheid hebben
verlaten. Wie onbevooroordeeld de ontwik
keling volgt, moet vrezen, dat onze poli
tieke kracht en invloed zullen gaan ver
brokkelen, als men zou blijven doorgaan
met op deze wijze de waarde van onze po
litieke eenheid te verkleinen. Het is te
vrezen, dat dit een ernstige terugslag zal
hebben op het sociale en culturele streven
der katholieken.
Bij alle respect, dat Wij hebben voor de
eigen politieke meningsvorming in be
paalde vraagstukken, wanneer deze ten
minste niet in strijd komt met het begin
sel of de zedelijke normen en niet te kort
doet aan de christelijke plicht blijven
W ij u dan ook in het belang van ons ka
tholiek openbaar leven, maar evenzeer in
het belang van ons volk- vermanen ge
lijk Wij dat bij monde van de Kardinaal-
Aartsbisschop reeds deden op het momem
van de viering van het herstel der hiërar
chie „Blijft één!". Ook hier, dierbare
gelovigen, dus ook in het politieke leven
zijn offerbereidheid en oprechte naasten
liefde nodig, wil het belang van de enke
ling ingevoegd worden in het belang van
de maatschappelijke groep waartoe hij be
hoort, en het belang van die groep in het
grote kader van het algemeen welzijn
Eenheid tussen mensen kost altijd offers
ook van eigen inzicht, maar de eenheid is
ook offers waard. Het is nodig, in deze
tijd daarvoor bijzondere offers te brengen
Er zou nog veel gezegd kunnen wor
den over andere, zeer belangrijke terrei
nen van het openbare leven. Wij denken
aan het sociaal-charitatieve leven, dat met
de dag in belangrijkheid toeneemt, en waar
de christelijke liefde vorm krijgt op mo
derne wijze: aan de geestelijke en lichame
lijke volksgezondheid, die tegenwoordig
bijzondere eisen stelt, maar ook grote mo
gelijkheden biedt voor christelijke activi
te;t. Wij vermelden het onderwijs en spe
ciaal de voltooiing van onze universiteit
de opvoeding, de jeugdbeweging en de
sport* niet alleen om haar eigen belang"
rijkheid, maar ook om degenen die verant
woording daarvoor dragen te herinneren
aan hun taak de jeugd in te leiden in het
openbare en sociale leven, zoals Wij het
boven hebben beschreven. Wij noemen.de
lectuur, de film, de radio en de televisie:
al deze middelen tot spreiding van christe
lijke cultuur zijn even belangrijk en Ons
even dierbaar als toen Wij de oprichting
van instituten ter bevordering van deze
cultuuruitingen goedkeurden Wij her
inneren tenslotte aan de katholieke pers
zowel om u aan te sporen deze en deze
alleen te steunen, alsook om de pers te
wijzen op haar taak, op principiële wijze
haar belangrijke christelijke zendingin
ons land te vervullen. Moge zij de grond
gedachten van dit mandement tot basis ne
men van haar voorlichting, van haar be
schouwing en bespreking van de wisselen
de feiten; moge zij vooral ijveren voor
de eenheid, die Wij zo nodig achten voor
het katholieke leven van Nederland.
Dierbare gelovigen, u hebt door heel
dit schrijven een zekere bezorgdheid om
de eenheid kunnen beluisteren. Wanneer
wij openhartig spreken, dan moeten Wij
bekennen, dat Wij in de laatste tijd hebben
gevreesd, dat de katholieke eenheid min
of meer gevaar zou lopen op politiek ge
bied en op den duur op maatschappelijk en
cultureel gebied. Wij veroorloven Ons
daarover een algemene opmerking te ma
ken welke hcht en verklaring geven kan
met betrekking tot de huidige verschijn
selen.
Onzes inziens doet zich hier een gezags-
en vertrouwenscrisis gelden. Uiteindelijk
komt deze wei voort uit factoren, die óp
zichzelf gelukkig en gunstig kunnen ge
noemd worden Een zekere mondigheid en
rijpheid ligt er aan ten grondslag. Er is
veel meer ontwikkeling bij ons volk. Men
wil de dingen zélf zien en beoordelen.
Onderwijs en pers, lectuur en radio bren
gen niet alleen problemen maar ook ken
nis bij. De mens leert mee zelf denken en
daardoor meer zich zelf zijn. Ook is er,
mede in verband met die hogere ontwik
keling, meer persoonlijke belangstelling
voor en medeleven met het openbare le
ven, niet in het minst met het openbare
kerkelijke leven. Nu de katholiek zich
steeds meer bewust gaat worden, dat hij
niet alleen passief lid is van Gods Kerk,
maar ook actief door een „actuosa partici-
patio", een volle en actieve deelname,
deel heeft aan een levende werkgemeen
schap in het Mystieke Lichaam van
Christus, is vanzelf zijn belangstelling an
ders en groter geworden. Maar daardoor
en wellicht ook door minder gunstige fac
toren, is tevens een geest van critiek ont
staan. Men overschat eigen mening en
eigen inzicht. Men loopt vooruit op het
oordeel van het door God gestelde gezag
in sommige Delangrijke zaken. Men blijkt
minder vertrouwen te stellen in de leiders.
Niet alleen in het maatschappelijke en
staatkundige, maar ook in het geestelijke.
En bij dit alles wordt niet altijd rekening
gehouden met de eisen van eerbied en
naastenliefde, en worden goede bedoelin
gen van eigen' leiders soms miskend. Als
Wij ons niet vergissen, wordt deze vrije,
al te critische houding tevens bevorderd
door de vrijmoedigheid waarmee en de
wijze waarop katholieke bladen en tijd
schriften soms tere en moeilijke kwesties
ter sprake brengen en behandelen, daarbij
een bepaalde tendens vertonend, het
oude en van katholieke zijde gegroeide als
minder goed, en het nieuwe en van
vreemde zijde komende als voortreffelijk
te waarderen
Hiermee is niet gezegd dierbare gelo
vigen, dat de katholieken vooral zij. die
ons volk leider, en voorlichten, niet fris
tegenover nieuwe problemen zouden mo
gen staan en niet als persoonlijkheden
met eigen overtuiging naar voren zouden
mogen komen. Integendeel, het is te ho
pen, dat eigen initiatief en eigen verant
woordelijkheid niet gaan lijden onder de
stille gedachte dat „de organisatie het wel
opknapt". Ook daarvoor bestaat een zeker
gevaar. Persoonlijkheidsvorming blijft al
tijd hoge eis en de organisaties zullen goed
doen zelf ook in die richting te werken,
ja zelfs daarin een van haar voornaamste
taken te zien. Wij hebben juist mensen
nodig met inzicht en overtuiging, met ka
rakter en zelfstandig idealisme. Steeds
echter moet men het volk voorlichten met
wijsheid en voorzichtigheid.
In heel ons schrijven, dierbare gelovigen
hebben Wij de taak van de katholieken in
het openbare leven gezien als consequen
tie van ons christelijk geloof. In het licht
van datzelfde geloof zullen wij ook de
stromingen, die buiten het Christendom
staan, dienen te beoordelen en de gevaren
er van moeten aanwijzen Het is een ge
nade en een zegen, als allen, herders en
volk, de waarde of het gevaar van zulke
stromingen tijdig weten te onderkennen.
Evenals in het verleden willen Wij ook
thans de nodige richtlijnen geven, opdat
ons katholieke volk veilig zijn houding zal
kunnen bepalen.
Het Liberahsme was een systeem of
wijze van denken en handelen, waarbij
God, godsdienst en zedelijkheid werden
overgelaten aan ieder persoonlijk, doch
uit het openbare leven en min of meer
ook uit het beroepsleven werden geweerd.
Na alles wat de Pausen en Bisschoppen
sinds bijna een eeuw zonder ophouden
hebben geleerd, zal het nu wel aan ieder
duidelijk zijn, dat het een dwaling en een
onrecht aan God is, als men het christen
dom terug wil dringen tot het particuliere
leven, op den duur zelfs tot het innerlijke
leven van de mens, om het tenslotte te
laten verworden tot een zaak van parti
culier religieus gevoel. De Bisschoppen
van Nederland hebben deze dwaling va
ker veroordeeld en Wij herhalen deze
veroordeling.
Het Liberalisme, zoals het zich voor
deed in de XlXe eeuw, is verbleekt en
grotendeels verdwenen uit het sociale en
politieke leven. Enerzijds heeft het gees
teskinderen voortgebracht als het Marxis
me, Communisme en Nationaal-Socialis-
me, alle voortgekomen uit de liberale
maatschappij-opvatting of althans uit
haar feitelijke gevolgen. Deze stelsels
hebben onze maatschappij aan de rand
van de afgrond gebracht en ze zouden
ons reddeloos in de afgrond hebben ge
stort. als gezonde krachten onder Gods
bescherming de fatale ontwikkeling niet
hadden voorkomen. Anderzijds leeft de
grondgedachte van het Liberalisme in
nieuwe, eigentijdse vormen voort. Hoe
wel deze in het algemeen een gunstige
wending te zien geven ten aanzien van
het christendom en het sociale leven,
wordt het christelijk beginsel niet aan
vaard als bepalende factor en als norm
voor het maatschappelijk en staatkundig
leven. Katholicisme en Liberalisme in
zijn huidige vorm blijven daarom onver
enigbaar.
Het Humanime, zoals het wordt
voorgestaan door het Humanistisch Ver
bond, gaat nog een stapje verder. Het
houdt principieel geen rekening met het
bestaan van een persoonlijke God, het ziet
van dat bestaan af, hetgeen practisch
neerkomt op de ontkenning van God.
Voorzover'het uitgaat van het gezond
verstand en onbewust steunt op christe
lijke tradities, kan het misschien tijdelijk
enig houvast bieden aan mensen die niet
méér hebben; tenslotte, en wellicht vrij
spoedig, zal het echter een ijdel pogen
blijken. Het relativeert immers goed en
kwaad, houdt geen of onvoldoende reke
ning met de erfzonde en 's mensen zwak
heid, en vooral, het construeert een ze
delijkheid zonder God: een pogen, even
ijdel als een wereld willen maken of in
stamd houden zonder haar eerste en diep
ste oorzaak. God. Van dit Humanisme
geldt hetgeen Jeremias zegt: „Mij hebben
ze durven verlaten, Mij de bron van
levende wateren: om zich .gebarsten put
ten te slaan, die geen water kunnen hou
den". De bedoelingen mogen anders
en wellicht beter zijn, in wezen is het een
herhaling van de torenbouw van Babel:
een maatschappij bouwen, niet op God
gericht, maar tot aan de hemel reikend;
God uit de hemel halen en de mens in
moderne zin tot afgod maken, althans tot
centrum van het heelal. De geschiedenis
herhaalt zich: een maatschappij opbou
wen zonder God heeft telkens geleid tot
een tragisch échec; in het licht van de
moderne verhoudingen vrezen Wij, dat
het tot een volkomen ondergang zou voe
ren. God is geduldig en goedertieren,
maar Hij laat zich niet verdringen, noch
publiek onttronen.
De wereld is pas ontsnapt aan een
moloch van atheïsme, die het mensdom en
ook ons bijna in zijn macht had; zij wor
stelt nog steeds met duistere machten,
die het christendom willen verdelgen.
Het moet ons met grote zorg vervullen,
dat velen zich nu principieel va r God
distantiëren en een „godsdienst zonuer
God" aannemen. Laat allen, die het ge
loof in God nog niet hebben verloren, dit
zien als een teken aan de wand. Laten zij
in nederigheid en rouwmoedigheid zich
afvragen, of zij door fouten of nalatighe
den aanleiding ertoe gegeven hebben,
dat zovelen het geloof in God hebben
verloren. Mogen alle christenen en in het
bijzonder de katholieken elkaar de hand
reiken om God de plaats te geven, die
Hem toekomt, als grondslag van het par
ticulier, maatschappelijk en staatkundig
leven van de mens.
Wij behoeven geen oordeel uit te
spreken over katholieken, die humanist
zouden zijn in bovengenoemde zin. Zij
hebben zichzelf al geoordeeld en de ban
den met de Kerk doorgesneden. Ons
christelijk „humanisme" is er een, dat zijn
begin en einde vindt in God, dat staat in
de zon van Gods openbaring en in het
teken van het Kruis. Ons „humanisme" is
geen tijdsverschijnsel van een godverge
ten wereld. Het heeft onder die naam
al vijf eeuwen lang de grootste steun
gehad van de katholieke Kerk, en is in
zijn grondgedachten zelfs even oud als
het christendom Het wil de mens beter
maken door hem goed christen te doen
zijn, en het wil de christen beter chris
ten maken door hem beter mens te doen
zijn. Het scheidt godsdienst en leven niet,
maar tracht het leven goed te doen zijn
door de godsdienst, en de godsdienst echt
door het leven.
Wij waarschuwen tegen elke onzekere
houding ten aanzien van bedoeld Huma
nisme zonder God. Wel hebben Wij be
grip voor mensen zonder geloof, die in
goede trouw enig licht zoeken in de duis
ternis van 't ongeloof; Wij kunnen waar
dering hebben voor een eerlijk pogen om
ongelovige mensen begrip voor natuur
lijke normen en waarden bij te brengen.
Wij maken er echter bezwaar tegen dat
een Humanistisch Verbond, dat God ver
werpt en zonder God een maatschappij
wil opbouwen, voor zichzelf een bevoor
rechte positie zou trachten te verwerven
voor de verzorging van buiten- en onker-
kelijken, voor wie allereerst de Kerk haar
roeping en zending te vervullen heeft.
Wij moeten bezwaar maken tegen iedere
gelijkstelling, in rechte en in feite van
de godsdienstige verzorging door de Kerk
en de verzorging door het Humanistisch
Verbond. En tot elke prijs moet verme-
den worden, dat de staat de schijn op zich
zou laden een feitelijke godloze verzor
ging te stimuleren.
Ook wanneer men aanneemt, dat het
Humanistisch Verbond eerlijk zoekt naar
natuurlijke geestelijke waarden en de
godsdienstloze mens tracht te winnen
voor traditionele zedelijke normen, waar
op onze westerse beschaving berust, men
kan toch niet de ogen sluiten voor bewe
gingen en activiteiten, die direct of in
direct, gewild of onbewust, met dit hu
manistisch stelsel samenhangen. Zo
werkt ten onzent de Bond voor Sexuclc
Hervorming, die in beginsel en in feite
tracht de christelijke moraal op funda
mentele en wezenlijke punten te door
breken, en die bepaaldelijk onze zeden
leer over het geslachtsleven en het huwe
lijk aantast. Deze doorbraak zou onher
roepelijk tot een geleidelijke en totale af
braak leiden, zo al niet direct onder in
vloed van deze Bond, dan toch zeker on
der de beïnvloeding van bewegingen en
acties, welke vroeg of laat door anderen
zouden worden ondernomen. Als Chris
tus, de hoeksteen, weggenomen wordt,
komt het hele gebouw tot verval. Als de
Heer van het leven niet meer meespreekt
bij de diepste functies en bij het leven
zelf, zal de dood triomferen.
Wij vleien Ons nog wel met de hoop,
dat geen katholiek bewust aan een zoda
nig streven steun verleent, maar Wij vre
zen toch met grond, dat sommigen ook
hier al, wellicht ten gevolge van de be
staande sexuele nood. in de strikken van
naturalisme en materialisme verward zijn
geraakt. Het moet vanzelfsprekend als
ongeoorloofd worden beschouwd bij der
gelijke instanties raad en steun te gaan
zoeken. Zelfs moet men uitermate cri-
tisch staan tegenover eventuele activi
teiten van de Bond, welke op zichzelf
misschien binnen het kader van het na
tuurlijk goede blijven, want er dreigt
toch altijd het gevaar, dat op deze wijze
onkruid onder de tarwe wordt gezaaid,
en dat langs schijnbaar nog goede wegen
de deur wordt open gemaakt naar onze
gezinnen, waar dan straks onchristelijke
practijken zouden kunnen worden aanbe
volen, Een christen wendt zich tot de
Kerk, als het ei om gaat de normen van
zijn zedelijk gedrag te leren kennen, en
hij zoekt ook zijn sexuele voorlichting bij
personen en instellingen, bij wie geloof
en moraal veilig zijn. Ook de Kerk' weet
van de bestaande, soms nijpende sexuele
nood, en zij tracht op allerlei manieren
hulp te bieden. Maar zij kan en mag dat
nooit doen door de var. God gestelde
wetten prijs te geven. Hoe meer echter
in de tegenwoordige maatschappij de pro
blemen van huwelijk en sexueel leven
naar voren komen, des te meer zal ook
van katholieke zijde er aan gewerkt moe
ten' worden om aan de mede-gelovigen in
deze nood de juiste weg te wijzen.
Toenemende onkerkelijkheid, gods-
dienstloosheid en als gevolg daarvan ver
zwakking cn verval van zedelijke normen
vrezen Wij ook van de socialistische vak
verenigingen en de socialistische pers en
radio. Want al tracht het Socialisme in
Nederland zich ook los te maken van het
loutere materialisme, de meeste socialis
ten komen in hun levensbeschouwing
niet verder dan het Humanisme of het
religieus Socialisme. Hoe het zij, men kan
gerust zeggen dat het Socialisme in ons
land nog ver af staat van het christen
dom. Men moet met alle grond vrezen,
dat het gros van de aangeslotenen bij so
cialistische verenigingen zonder posi
tieve christelijke godsdienst leeft. Te
genstanders van de christelijke invloed
op ons volk en promotoren van het Hu
manistisch Verbond en van de Bond voor
Sexuele Hervorming worden juist veelal
aangetroffen in de socialistische rijen.
Al nemen Wij gaarne aan, dat men zich
in socialistische kringen meer en meer
van de klassenstrijd wil distantiëren om
zich meer te richten op de materiële en
culturele verheffing van de arbeiders,
dan betekent dit nog geenszins, dat hun
streven naar samenwerking en sociale
rechtvaardigheid uit een zuiver beginsel
voortkomt. Hun streven blijft ook geheel
in de sfeer van het tijdelijke gelegen.
De ervaring van het verleden met een
schrikbarende ontkerstening in socialis
tische milieu's, doet Ons dan ook ernstig
vrezen voor het behoud van het christelijk
geloof en van de christelijke zeden bij hen.
die zich bij de socialistische gelederen
aansluiten; hei verleden spreekt hier on
miskenbare taal. Ook lopen zulke bij het
socialisme aangesloten leden het risico van
medeverantwoordelijkheid voor besluiten,
welke zij krachtens hun geweten kunnen
noch mógen aanvaarden. Overigens zijn
er allerminst voldoende redenen om zich
aan deze gevaren bloot te stellen en de
verantwoordelijkheid voor medewerking
te rechtvaardigen. Overal en op alle ter
reinen zijn er immers katholieke organisa
ties, waar de belangen veilig zijn en waar
de plaats is van katholieken voor de op
bouw van het maatschappelijk leven in
christelijke zin.
Op grond van het boven gezegde
moeten Wij besluiten, dat er enerzijds
geen reden is om zich aan te sluiten bij
de socialistische verenigingen, terwijl an
derzijds die aansluiting voor grote groepen
van arbeiders ernstige gevaren meebrengt
voor het behoud van hun godsdienstzin en
voor het christelijk karakter van onze sa
menleving. Ais Bisschoppen en geestelijke
herders moeten Wij trachten vooruit te
zien en waakzaam te blijven voor het be
houd van het godsdienstig leven van onze
gelovigen, niet in het minst van de Ons
dierbare katholieke arbeiders. Wij blijven
daarom van oordeel, dat het voor een
katholiek ongeoorloofd is lid te zijn van
socialistische verenigingen, zoals het NVV
en de daarbij aangesloten verenigingen, of
regelmatig socialistische vergaderingen te
bezoeken, regelmatig de socialistische pers
te lezen of^ regelmatig de VARA te be
luisteren. Wij handhaven de bepaling, dat
de heilige Sacramenten moeten geweigerd
worden en als hij zonder bekering
sterft, ook de kerkelijke begrafenis aan
de katholiek, van wie bekend is. dat hij
lid is van een socialistische vereniging, of
dat hij, zonder iid te zijn, toch geregeld
socialistische geschriften of bladen leest
of socialistische vergaderingen bijwoont.
Ten aanzien van het Communisme en
de Eenheidsvakbeweging handhaven Wij
Onze verklaringen van vroeger. Wij heb
ben trouwens de duidelijke en strenge uit
spraken van Zijne Heiligheid de Paus, dat
het voor de katholiek ongeoorloofd is lid
te worden van een communistische partij
of deze te begunstigen, en dat het onge
oorloofd is communistische geschriften of
bladen te lezen of te verspreiden. In beide
gevallen moeten de heilige Sacramenten
ivorde-i geweigerd. De heilige Vader noemt
het Communisme materialistisch en anti
christelijk. De communistische leiders, ook
al beweren zij met de mond niet tegen de
godsdienst te zijn, tonen zich door hun
leer en hun daden verbitterde tegenstan
ders van God, van het ware g loof en van
de Kerk van Christus. Wie de materialis
tische en anti-christelijke beginselen der
communisten zou belijden en vooral wie
deze zou verdedigen of verspreiden, moet
volgens de heilige Vader als afvallige wor
den beschouwd van het katholiek geloof en
getroffen door de kerkelijke ban.
Na al hetgeen wij u hebben gezegd,
op even opennartige als uitvoerige wijze,
over de houding van de katholieken in het
openbare leven, veronderstellen Wij, dat
gij als consequentie cn completering ook
een woord verwacht over het lidmaatschap
van de Partij van de Arbeid, te meer om
dat Wij ook duidelijk hebben gesproken
over onze eenheid op politiek gebied.
Bij alle reserve, welke Wij Ons, als Bis
schoppen, opleggen inzake het gebruik van
de politieke vrijheid, en Ons houdend bin
nen hét kader Onzer geestelijke zending,
mogen en moeten Wij ook hierover Onze
gedachten uiten.
Allereerst constateren Wij, dat door
sommigen verkeerde conclusies zijn ge
trokken uit het feit, dat Wij het lidmaat
schap nooit ongeoorloofd hebben ver
klaard. In het licht van Onze algemene
houding en van het belang dat Wij hech
ten aan de eenheid der Katholieken, moet
het voor een ieder duidelijk zijn, dat de
kerkelijke overheid ook op dit punt geens
zins zonder bezorgdheid leelt.
Ook moeten Wij tot Onze spijt vaststel
len, dat in dit opzicht door sommigen blijk
is gegeven van onvoldoende begrip voor
het gevaar, dat op deze wijze onze chris
telijke invloed op staatkundig gebied zeer
belangrijk zou worden verzwakt, en dat
daarmee ook onze positie in het sociale
leven op de duur geheel zou worden on
dermijnd. Zij, wie dit aangaat, moeten
zich de grote verantwoordelijkheid van
zulk een ernstig gevolg terdege bewust
maken, want als het zover niet gekomen
ding niet ®°°r' maar ondanks hun hon
In dc derde plaats verontrust Ons dit
lidmaatschap van katholieken ook nog op
zichzelf. Al verheugen Wij Ons er gaarne
over, dat deze Partij zich meer en meer
losmaakt van de eigenlijke postulaten van
het Marxisme en zich positief stelt tegen
over het Communisme; al zien Wij met
voldoening, dat ook in deze Parij bepaalde
natuurrechtelijke beginselen worden aan
vaard en dat zij in menig opzicht construc
tieve arbeid verricht in het belang van het
algemeen welzijn, niet het minst op sociaal
terrein; toch is er veel, zeer veel dat de
katholiek moet doen aarzelen en zelfs
moet doen terugschrikken voor daadwer
kelijke steun en medewerking. Voor een
katholiek ontbreekt hier de basis. Vol
waardige christelijke politiek kan niet be
staan zonder christelijk beginsel en ten
slotte ook niet zonder eendracht in
dat beginsel. In feite is het echter
zo. dat. deze Partij niet vanuit dat
christelijk beginsel werkt en dat ook niet
kan doen-, integendeel, feitelijk overheerst
in de Partij een levenshouding, die niet
wil weten van de beginselen en idealen,
welke voor de christen heilig zijn. Be
paalde aspecten van een houding, welke
sympathiek en voor een onderdeel van
onze eigen idealen gunstig mogen genoemd
worden, kunnen een samenwerking op het
sociale en staatkundige vlak rechtvaardi
gen, maar bieden nog geen v, aarborg, nu
en in de toekomst, voor een volwaardige
christelijke politiek. Trouwens, nu reeds is
van deze Partij direct of indirect aanzien
lijke invloed van ongodsdienstigheid uitge
gaan op het openbare leven, o.m. door de
steun die, in de openbare lichamen aan
de strevingen van het Humanistisch Ver
bond is verleend. Katholieken die toetre
den tot de Partij van de Arbeid, steunen
niet alleen deze Partij, maar banen ook
de weg tot een grotere aansluiting van ka
tholieken bij de socialistische vakvereni
gingen. de socialistische pers en radio,
waarmee deze part.j nauwe betrekkingen
onderhoudt en waaromtrent Wij Ons oor
deel hebben kenbaar gemaakt. Zij die ge
meend hebben id van die Partij te mogen
worden, doen dan ook goed persoonlijk in
geweten ernstig na te gaan, of zij de ver-
antwoordelijkneid van zulk 'n steun kun
nen dragen. Men kan nu eenmaal 'n partij
niet steunen en propageren zonder mede
verantwoordelijk te zijn voor wat die
partij in het staatkundig vlak doet, of in
direct in het maatschappelijk leven steunt
en bevordert.
Wij stellen qus vast:
Ten eerste, dat een doorbraak naar de
Partij van de Arbeid een even grote af
braak is van de eigen katholieke partij.
Ten tweede, dat de gevolgen van zulk
een doorbraak niet te overzien zijn, ook
en niet het minst ten aanzien van de
verwezenlijking van een katholiek so
ciaal programma, waarvan toch zo ont
zaglijk veel afhangt. Dit geldt te meer,
daar die doorbraak niet beperkt zal blij
ven tot de politieke partij, maar onge
twijfeld zal doorwerken naar de socialis
tische vakbeweging, de pers en andere
terreinen van het openbare leven. Ten
derde, dat deze Partij generlei basis of
garantie biedt voor echt christelijke po
litiek. N
Ten vierde, dat het lidmaatschap van
katholieken in deze Partij ernstige ver
antwoordelijkheid met zich brengt, ook
wegens de steun, welke deze Partij di
rect of indirict geeft aan onchristelijke
stromingen. Dierbare gelovigen, welke
subjectief goede bedoelingen enkele ka
tholieken ook mogen hebben bewogen
om aan de z.g. doorbraak mee te doen,
uw Bisschoppen zijn van mening dat dit
niet de weg is om de maatschappij in
christelijke geest op te bouwen en de
door Paus Pius XI zo noodzakelijk ge
achte hervorming der zeden door te voe
ren. Zij menen, dat het onverantwoord
is deze weg te gaan. En indien uw Bis
schoppen hier geen sanctie-maatregelen
treffen, dan doen zij dit enerzijds omdat
het hier een betrekkelijk kleine groep
betreft, die bovendien ook zonder sanc
ties duidelijk kan weten wat de Bis
schoppen bedoelen, en anderzijds uit een
bijzondere reserve, die zij willen in acht
nemen tegenover het gebruik van de po
litieke vrijheid, en uit grote bezorgdheid
voor het zielenheil van hen, die tot nog
toe aan Ons bisschoppelijk vermaan geen
gehoor hebben gegeven, en van wie Wij
hopen dat zij thans ons woord zuilen
willen verstaan. Wij vertrouwen, dat het
voor iedereen duidelijk zal zijn, wat de
Bisschoppen bedoelen en vragen.
Hebben Wij vruchtbaar werk ge-
daan met dit te schrijven, dierbare ge
lovigen? Zullen Onze leringen en richt
lijnen door u gevolgd en de daarin ver
vatte idealen door u verwezenlijkt wor
den? Wij vragen het aan God, tot wiens
eer Wij dit alles hebben geschreven.
Maar Wij zeggen u toch ook met alle na
druk, dat dit niet mogelijk zal zijn, tenzij
gij het zult trachten te doen in de kracht
van God. Christelijk leven is goddelijk
leven. Christelijke idealen kunnen alleen
in de kracht van Christus verwezenlijkt
worden. Hoe zouden wij zonder Hem een
christelijke maatschappij kunnen opbou-
vrfr? -en ,zlJn koningschap kunnen vesti
gen in dat brede, gecompliceerde maat
schappelijke leven, waar bovendien nog
zo veel tegenwerkende krachten dat ko
ningschap trachten af te breken?
Dit klemt te meer. omdat juist in dit
opzicht de hedendaagse toestand werke
lijk verontrustend genoemd moet wor
den. Het naturalisme en het materialis
me ondermijnen de grondslagen onzer
oude christelijke beschaving en zij dra
gen er de schuld van, dat ons christelijk
Europa steeds meer het karakter krijgt
van een heidense wereld. Ook hier zijn
verzwakt in het geloof, ja zelfs
openlijk onkerkelijk geworden. Ook hier
Kan men in sommige sferen van het
openbare leven haast het onderscheid
niet meer zien tussen christenen en niet-
christenen. En wat het ergste is, dierbare
gelovigen, ook hier maakt men zich vaak
rn'JS'nt?' mcn ..twee heren kan dienen"
j velen een levenshouding
vaü' ji ver staat van Gods geboden en
van dc leer van het Evangelie. Woorden,
leuzen en frazen zeggen tenslotte niets;
ook de beste organisaties heipen niet
wanneer wij niet leven uit God. Hier
moet God heipen. hier moeten gebed en
offer, Sacrificie en Sacrament, waarach
tig geloof en waarachtig leven uit het
geloof, de innerlijke kracht geven om
ons zelf en ons openbaar leven te kerste
nen.
En gij weet ook, dat juist dit herstel
Van het echt christelijke leven, juist dit
goddelijke leven in ons. door onze hei
lige Vader gesteld is als de verhoopte
vrucht van het Maria-jaar. God gaf ons
Maria als moeder. Zij die het licht dos
hemels volgen, zullen Jesus vinden
maar dan gelijk de Wijzen, „het Kindje
met zijn moeder Maria".
Dat de tijden donker zijn. moet u niet
te zeer verontrusten. Met de heilige
Augustinus zeggen Wij u: „Het zijn slech
te tijden, het zijn moeizame tijden zo
zeggen de mensen. Laat ons goed léven
en de tijden zijn goed; wij zijn de tijden
zoals wij zijn, zo zijn de tijden"
Dierbare gelovigen, „dit is'de over
winning. die de wereld overwint, ons
geloof!" Uw Bisschoppen. die God
stelde om de Kerk te besturen, zegenen u,
opdat gij sterk moogt zijn in dat geloof.
Gegeven te Utrecht 1 Mei van het
Manajaar 1954,
f i?HANNES KARDINAAL DE JONG.
Aartsbisschop van Utrecht
t DR B. J. ALFRINK,
Aartsbisschop-Coadjutor van Utrecht,
t DR J. H. G. LEMMENS,
Bisschop van Roermond
t J. P. HUIBERS,
Bisschop van Haarlem
t W. P. A. M. MUTSAERTS,
Bisschop van 's-Hertogenbosch
t J. W. M. BAETEN,
Bisschop van Breda
t DR J. M. J. A. HANSSEN,
Bisschop-Coadjutor van Roermond.