til De vakorganisatie naast de bedrijfs- en beroepsstanden Blijft één ook in de politiek STANDPUNT TEGENOVER DE ONCHRISTELIJKE STROMINGEN (Vervolg van pag. 5) Lidmaatschap van P.v.d.A. voor een katholiek onverantwoord N MAANDAG 31 MEI 1954 PAGINA 6 19 ill I BELANG VAN DE VAKORGANISATIE IN DE P.B.O. DE GEEST DIE LEVEND MAAKT SAMENWERKING DER STANDEN KATHOLIEK SOCIAAL PROGRAM POLITIEKE EENHEID ANDERE TERREINEN VERTROUWEN IN DE LEIDING LIBERALISME HUMANISME BOND VOOR SEXUELE HERVORMING N.V.V. EN SOCIALISTISCHE VERENIGINGEN COMMUNISME EN EENHEIDSVAKBEWEGING SLOT III I Hierboven hebben Wij nog eens met veel nadruk gewezen op de beteke nis van de standsorganisaties en aan haar in zekere zin het „primaat des geestes" toegekend. Thans na hetgeen Wij nu gezegd hebben over de publiekrechte lijke bedrijfsorganisatie rijst het be lang der katholieke vakverenigingen voor ons op. Het is zoals Kardinaal de Jong vroeger reeds aan de katholieke werkgevers heeft geschreven hetgeen uiteraard ook voor de werknemers geldt „Maar hoe waardevol en door Ons hooggewaardeerd het werk van de stands organisatie is, toch is deze niet voldoen de om de hervorming der maatschappij tot stand te brengen welke door Pius XI r.g op zo overtuigende wijz'e is geschetst in zijn wereldzendbrief „Quadragesimo anno". Gold dit al in het stadium, waarin de organisaties volgens het woord van Pius XI „de weg moeten voorbereiden voor die voortreffelijke organisaties, de bedrijfs- en beroepsstanden" hoeveel meer is het waar, nu deze bedrijfsorganisatie ver wezenlijkt gaat warden. De vakorganisa ties immers zijn de pijlers, waarop de pu bliekrechtelijke organen van de verschil lende bedrijfstakken in ons land worden gebouwd. Zij zullen haar strijdkarakter tot op zekere hoogte kunnen afleggen, maar in plaats daarvan worden zij dan constructieve elementen bij de sociaie op bouw, Mochten Wij vroeger al niet nalaten steeds weer te pleiten voor de op- en uit bouw van eigen katholieke vakorganisa ties, thans komt daar de dringende reden bij dat de kracht en de oriëntatie van de vakorganisatie de invloed van de katho lieke sociale beweging in het nieuwe be stel zowel quantitatief als qualitatief zal bepalen. Men iate zich hier niet door min of meer oppervlakkige beschouwinggen mis leiden. Er zijn katholieken, die het vol doende achten, wanneer de standsorga- nisaties de noodzakelijke vorming geven, terwijl dan de toepassing op de concrete vraagstukken veilig aan de katholieke le den in neutraal verband zou kunnen wor den overgelaten. Anderen menen zelfs, dat het moeilijk valt in te zien. dat de levens beschouwing, die volgens hen wél van in vloed is bij het scheppen van juiste sociale verhoudingen ook een rol speelt bij de be slissingen in economische aangelegenhe den. Ook zijn er katholieken, die nog vast zitten in structuren, die ons tijdens de oorlog onder de dwang van de omstan digheden zijn opgedrongen. Tegenover deze overwegingen moeten Wij stellen: Ten eerste, dat de standsorganisaties wel de algemene vorming kunnen geven, maar daarmee nog geen garantie kunnen bieden, dat bij de concrete beslissingen de ware beginselen worden toegepast, en dat zij zeker niet door haar leden, als deze als ongebundelde krachten moeten op treden, de nodige kracht zullen kunnen Uitoefenen. Ten tweede, dat bij het nemen van economische beslissingen wel degelijk ze delijke normen en beginselen in het ge ding komen, en dat, vooral als men denkt aan het gehele complex van beslissingen welke op de lange duur genomen worden, zich gemakkelijk een tendens zal open baren, welke ofwel christelijk, ofwel niet- thristelijk, liberaal of socialistisch zal zijn. Ten derde, dat ware saamhorigheid en echte christelijke sociale gezindheid ons er toe moeten brengen de dingen niet te persoonlijk of te plaatselijk te bezien, zo dat een gegroeide en misschien nuttige samenwerking soms zal moeten wijken voor de medewerking aan het gemeen schappelijk ideaal, en zodat bijvoorbeeld mensen uit het katholieke Zuiden zich druk verkondigd, dat naast en in deze hi rvorming der maatschappelijke Instel lingen nodig was: vernieuwing van de mens, vernieuwing der zeden, vernieuwing van de christelijke levenshouding, dus in nerlijke vernieuwing van de mens en van de menselijke gemeenschap. Hier ligt juist de zending van Gods Kerk, ook op sociaal gebied, hier ligt ook een bijzon dere taak voor de standsorganisatie. De angstwekkende problemen van onze tijd, waartussen het sociale vraag stuk nog altijd als een basis-probleem staat, dat uiteindelijk het atheïstisch communisme heeft doen geboren wor den, zijn tenslotte een zedelijk probleem en de wrange vrucht van een zedelijk tekort. Daarom moet het herstel op twee pijlers worden gebouwd: het moet ener zijds uitgaan van een levend geloof en een groeiende liefde tot God. en ander zijds neerkomen op méér liefde tot de mensen en vorm krijgen in christelijke solidariteit. Geloof en liefde tot God! Het libera lisme en individualisme zijn geboren uit een verzwakt geloof en een verschrom pelde of verkeerd begrepen liefde. Zij zullen tenslotte slechts overwonnen kun nen worden door een levend geloof en een werkdadige liefde tot God. Het marxistisch en communistisch streven lijdt aan overschatting van het stoffe lijke en het aardse, en ook deze kwaal moet met Gods genade overwonnen worden door een nieuw zicht op het god delijke, Als de Godsliefde in onze harten groeit, zullen van zelf vele obstakels worden weggenomen, die anders het maatschappelijk welzijn toch altijd blijven belagen. Het egoïsme zal worden geremd; bij de een zal de winzucht, bij de ander de gemakzucht bestreden worden. Er kan geen plaats meer zijn voor haat en klas senstrijd, en in de liefde tot God zullen de mensen elkaar als echte broeders en zusters beschouwen en behandelen. Dan, maar ook dan alleen, zal de christelijke solidariteit kunnen opbloeien en over winnen. Christelijke solidariteit! Daarvan moe ten wij katholieken een vóorbeeld zijn in de wereld, vooral nu wij op de drempel staan van een nieuwe maatschappij. Klassentegenstellingen maken plaats voor organische eenheid. Het blijkt steeds duidelijker, dat de welvaart van de ene stand een bron van grotere welstand wordt voor de andere. Indien alle groe peringen ontvangen wat haar toekomt volgens het juiste evenwicht van de sociale rechtvaardigheid, kan het maxi mum van welstand in de maatschappij worden bereikt. Het is nodig, dat alle christenen en vooral alle katholieken oog hebben voor de nieuwe ontwikkeling, en dat zij leren zien, hoe door een chris telijk sociaal bestel alle groeperingen geleidelijk aan komen tot een mens waardig bestaan. Het is ook nodig, dat allen de hun toekomende plaats gaan innemen, die niet meer voornamelijk be paald wordt overeenkomstig het verwor ven bezit, maar naar de functie, welke zij bekleden en de arbeid die zij ver richten. In deze christelijke solidariteit worden sociale rechtvaardigheid en liefdé verwerkelijkt, en gaat de opdracht van God in vervulling: draagt elkanders lasten. Er is hier een wisselwerking tussen instellingen en zeden. Rechtvaardigheid en liefde moeten een nieuwe maatschap pelijke orde opbouwen; dan zal de nieuwe orde op Iiaar beurt ons helpen om in de geest van Christus samen te leven. Wanneer de individuen hun belang nastreven in het kader van de groepe ringen, waarop zij als van nature zijn aangewezen, wanneer de maatschappe lijke groeperingen haar streven naar wel vaart bewust gaan plaatsen tegen de achtergrond van het algemeen belang, dan kan er in het sociaal-economisch leven iets komen van de matiging, waar ders, onze sociologen, economen en politici een sociaal programma kunnen ontwer pen, dat aangevoeld en begrepen wordt als een eigentijdse vormgeving van ge rechtigheid voor allen. Uiteraard zal een dergelijk programma niet eens en voor goed gefixeerd kunnen wor-cim; het zal iets moeten hebben van het veranderlijke en dynamische van de sociale rechtvaar digheid, waarin zich weerspiegelt de ver andering en ontwikkeling van de maat schappij. Als daarbij waarachtig naar gerechtigheid voor allen wordt gezocht, en als dat verlangen naar gerechtigheid op zijn beurt bezield wordt door de „liefde der broederschap", door de liefde van een levend en naar daden dringend christendom, dan zal het een programma zijn van brede allure; het zal iets hebben van de christelijke „magnificentia", van de ruimhartigheid en grootmoedigheid, welke niet vraagt wat er strikt gebeuren móét, maar eerder wat er gezarqeniijk gebeuren kan. Want als wij het evangelie werkelijk in de wereld willen brengen, dan mag ons maatschappelijk programma niet eng of schriel zijn; dan moeten allen voe len, dat het een uiting is van de „blijde boodschap", die wij van Christus ontvin gen en die wij moeten uitdragen naar de mensen; een boodschap, die enthousiast kan maken en die de jeugd, welke de toe komst draagt, kan bezielen. Wij, uw Bisschoppen, moeten Ons hier beperken tot het verkondigen van begin selen en het stimuleren van daden. De heilige Kerk heeft haar eigen zending. Zij stelt zedelijke beginselen en normen, ook ten aanzien van het sociaal-econo misch handelen, maar zij moet de tech nische en concrete regelingen overlaten aan hen, die daartoe in het maatschappe lijk beste] bevoegd en geroepen zijn. Zij geeft, zoals Pius XX zejrie, „duidelijke richtlijnen, die de zekere weg aanwijzen om de gelukkige vooruitgang van de ge meenschap te verzekeren", maar haar le den moeten deze toepassen „volgens de omstandigheden van plaats en tijd en volkDit Is dus de bijzondere taak van de leken en speciaal van de katholieke sociale organisaties. In onderling beraad en met een evenwichtige toepassing van de beginselen moeten zij concrete gestalte geven aan de sociale leer der Kerk. Het mag niet blijven bij theoretische uiteen zettingen over de leer der encyclieken, die leer moet vruchtbaar gemaakt worden voor de practijk van het maatschappelijk leven. Katholiek en niet-katholiek moe ten weten, hoe wij de maatschappij willen opbouwen, en hoe wij allen in gerechtig heid en liefde willen dienen. meer solidair moeten voelen met hun ge-1 mee de christen aardse goederen moet Joofsgenoten uit het Noorden en de stuw kracht moeten vormen bij de oprichting van nieuwe verbanden. Tenslotte, dat al degenen, die buiten katholiek verband staan in ging niet de vormende invloed ondergaan, die van een katholieke vakvereniging en van de centrale organisatie, waarbij deze is aangesloten, uitgaat. Deze vormende invloed is nochtans een onmisbare voor waarde voor het aankweken van de juiste mentaliteit. Bovendien wordt, doordat men zich niet aansluit bij de katholieke organisatie, deze laatste en de betref fende centrale organisatie verzwakt, en daarmee wordt vanzelf ook de invloed van het katholiek beginsel in de open bare bedrijfslichamen zwakker. De doorvoering van deze richtlijnen kan in concrete gevallen wel eens moei lijkheden met zich meebrengen. Waar een centrale eenheidsorganisatie langs wegen van geleidelijkheid is ontstaan, en min of meer ongemerkt ook katholieke leden door gebruikmaking van alle daartoe be staande mogelijkheden heeft aangetrok ken of behouden, daar kan het voor niet- aangeslotenen al moeilijk zijn om hier een eigen initiatief te nemen, maar voor de aangeslotenen zelf zal het nog moeilijker zijn, vooral wanneer zij in dat neutrale "érband een leidende of representatieve positie hebben verworven. Ook zullen er dikwijls psychologische factoren en ge voelsoverwegingen een remmende invloed uitoefenen, waarbij naast een begrijpelijk en sympathiek gevoel van eenmaal ge groeide samenwerking ook een zekere angst voor het verwijt van „hekjeszette rij" zou kunnen werken. Zelfs kunnen er objectieve bijzondere moeilijkheden ge legen zijn in het aantal en de spreiding der betrokkenen of in de gedifferen tieerde economische belangen. In zulke gevallen is er een echt principiële levenshouding zuiver te zien en over feitelijke psychologische bezwaren heen te stap pen. Waar er objectieve bezwaren zijn, gelde, wat reeds vroeger gezegd werd in het bovengenoemde schrijven van KarOi- naal de Jong: „In onderling overleg dient er dan te worden gestreefd naar^ een doelmatige oplossing, mits PrinclP'e®' vaststaat, dat de katholieke vakgenoten hun eigen vakverband bezitten Wij ne°" ben niets te verbergen ten aanzien van de doeleinden en de motieven van ons stre ven. Wij menen zelfs, dat een openlijke uiteenzetting de niet confessioneel ge oriënteerde ondernemers een beter in zicht kan geven in de gunstige gevolgen van dit streven voor de bloei van het ge meenschapsleven. Zo is onze diepe overtuiging. Wij zijn zeer erkentelijk, dat zovelen zich door deze gedachten laten leiden. Wij willen hier Onze bijzondere waarde ring uitspreken voor de ijver en volharding, waarmee zo vele bestuurders, functionarissen en kernleden werken aan de doorvoering van deze gedachten. Wij sporen allen aan deze lering en leiding in haar harmonisch geheel te zien, en zich op te heffen uit eigen en misschien te zeer op eigen belang gerichte visie naar het niveau van het algemeen welzijn en van het grote katholieke sociale ideaal, dat volgens Pius XI moet liggen „in de lijn van het evangelie". „Het is de geest, die levend maakt". Wanneer de Pausen spraken over maatschappelijke hervormingen, hebben zij steeds opnieuw en met de grootste na- nastreven. Zo kan ook tot uitdrukking komen de evangelische onthechting, die wij nooit moeten vergeten, en die in het economisch leven beter mogelijk wordt, dpUvakbewe' i aIs allen bezield zijn door dezelfde geest. Er is in het sociaal-economisch leven van de laatste eeuwen in menig opzicht een teruggang geweest van zedelijke grond gedachten. Hieraan zal onze beschaving te gronde gaan, tenzij die teruggang wordt gestuit. En dat kan, als door de beoefening van christelijke rechtvaardig heid en liefde, van christelijke matiging en onthechting, de echte christelijke solidariteit ontstaat, waarin „de liefde der broederschap" tot uiting komt, die wij zoals de Apostel zegt vóór alles moeten bezitten. Maar, dierbare gelovigen, het mag niet bij woorden en leuzen blijven. De enkeling zal zich broederlijk moeten aan sluiten bij zijn stand- en vakgenoten, en alle maatschappelijke groepen zullen zich als levende en bij elkaar behorende gele dingen van het éne maatschappelijke organisme moeten gaan beschouwen. We derzijds begrip en wederzijdse waardering zullen moeten groeien, en betreurenswaar dige tegenstellingen zullen moeten plaats maken voor rustig overleg en broederlijke samenwerking. De verschillende organi saties moeten meer bewust gaan zien, welke de bijdrage is, die ieder te leveren heeft voor het gemeenschappelijk welzijn Bij maatschappelijke organen gaat het im mers niet alleen om het afwegen en orde nen van wederzijdse belangen, maar vooral ook om het dienen van het geheel. Daarom heeft het Ons ook zo verheugd, dat zich in de laatste tijd een gelukkige ontwikkeling voordoet in het overleg der katholieke standsorganisaties, en dat daar toe een Raad van a Overleg tussen de standsorganisaties is 'tot stand gekomen. Wij zullen gaarne zien, dat de in de top groeiende samenwerking wordt doorgezet op diocesaan, regionaal en plaatselijk ni veau, en dat de officiële samenwerking meer voelbaar wordt in wederzijds begrip en solidariteit. Tenslotte zou het goed zijn, dat er ook in de verschillende bedrijfs takken meer rechtstreeks contact kwam tussen katholieke ondernemers en werk nemers, en dat de spaarzame „open ge sprekken", welke reeds plaats vonden, tot een meer blijvende gewoonte werden. Zo wordt de sociale samenwerking als tussen christenen cn broeders ervaren; zo wordt het overleg in de officiële organen ver gemakkelijkt, en wordt voorkomen het geen sommigen vreesden: dat de voort gaande organisatie de maatschappelijke groeperingen eerder zou verdelen dan verenigen. Voor een goede samenwerking en een juiste doorvoering van onze sociale gedachten is het zeker gewenst, dat de katholieken spoedig komen tot de opstel ling van een breed katholiek sociaal pro gramma. Dat kan, wanneer de christelijke solidariteit alle groeperingen bezielt, en wanneer het besef levendig is, dat de rijk dom van ons volk resulteert uit het wer ken voor elkander. Een eerlijk zoeken om ieder het zijne te geven zal dan zeker ondanks moeilijkheden, de schone trucht van een gemeenschappelijk sociaal pro gramma voortbrengen. Vanuit de diepte van een doorleefd christendom, voorge licht en geleid door klare sociale gedach ten, die buiten alle discussie staan of be' horen te staan, moeten onze sociale lei Nu Wij u dit alles zo openhartig hebben voorgehouden, dierbare gelovigen menen Wij ook niet te mogen zwijgen over een middel, dat zeker niet gemist kan worden, als wij onze maatschappelijke idealen willen verwezenlijken, en dat is de samenwerking op politiek terrein. Wij beseffen heel goed, dat Wij hiermee een delicaat onderwerp aan de orde stellen. Wij houden voor ogen, dat bijzonder bij het vormen van een practisch politiek oordeel „rechtmatig verschil van inzicht" mogelijk is, ook onder katholieken. Maar van de andere kant hangen wereldbe schouwing, levenshouding en politiek toch ook innig samen. In ons land is dit alge meen erkend, al wordt ten onrechte niet altijd daaruit de conclusie getrokken, dat de wereldbeschouwing, die aan de leden der partij gemeenschappelijk is, ook voor het te voeren beleid in belangrijke mate medebepalend moet zijn- Waar in Neder land de levensbeschouwing zo sterk mee spreekt in het politieke streven een gunstig verschijnsel, dat echter tot bij zondere waakzaamheid maant, gezien de geestelijke verdeeldheid van ons volk zouden er voor het behoud van de hoogste goederen en voor de doorvoering van onze idealen grote gevaren dreigen- als wij op politiek terrein zwak en verdeeld zouden staan. Daarenboven mogen wij ons niet tevreden stellen met het weren van geva ren; wij moeten ook „volgens de omstan digheden van plaats en tijd en volk" posi tief meewerken aan de opbouw van een rechtsorde en van een maatschappij, waarin het christelijk ideaal mogelijk en veilig is. Wij moeten rekening houden met de verworvenheden, waarin wij ons ver heugen en die wij niet op het spel mogen zetten. Daarom zijn Wij overtuigd, dat ook hier slechts eenheid de nodige kracht en garantie geven kan. Wij zijn dan ook in de laatste tijd dik wijls bezorgd geweest, als Wij moesten er varen, dat men blijkbaar nog al licht en gemakkelijk disputeerde over onze politie ke eenheid. Het heeft Ons Zelf diep ver entrust, d£t men Onze stem op zo waar dige wijze en op zo indrukwekkend mo ment geuit hier en daar niet goed heeft verstaan. Sommigen zijn zo ver gegaan* dat zij het verband der eenheid hebben verlaten. Wie onbevooroordeeld de ontwik keling volgt, moet vrezen, dat onze poli tieke kracht en invloed zullen gaan ver brokkelen, als men zou blijven doorgaan met op deze wijze de waarde van onze po litieke eenheid te verkleinen. Het is te vrezen, dat dit een ernstige terugslag zal hebben op het sociale en culturele streven der katholieken. Bij alle respect, dat Wij hebben voor de eigen politieke meningsvorming in be paalde vraagstukken, wanneer deze ten minste niet in strijd komt met het begin sel of de zedelijke normen en niet te kort doet aan de christelijke plicht blijven W ij u dan ook in het belang van ons ka tholiek openbaar leven, maar evenzeer in het belang van ons volk- vermanen ge lijk Wij dat bij monde van de Kardinaal- Aartsbisschop reeds deden op het momem van de viering van het herstel der hiërar chie „Blijft één!". Ook hier, dierbare gelovigen, dus ook in het politieke leven zijn offerbereidheid en oprechte naasten liefde nodig, wil het belang van de enke ling ingevoegd worden in het belang van de maatschappelijke groep waartoe hij be hoort, en het belang van die groep in het grote kader van het algemeen welzijn Eenheid tussen mensen kost altijd offers ook van eigen inzicht, maar de eenheid is ook offers waard. Het is nodig, in deze tijd daarvoor bijzondere offers te brengen Er zou nog veel gezegd kunnen wor den over andere, zeer belangrijke terrei nen van het openbare leven. Wij denken aan het sociaal-charitatieve leven, dat met de dag in belangrijkheid toeneemt, en waar de christelijke liefde vorm krijgt op mo derne wijze: aan de geestelijke en lichame lijke volksgezondheid, die tegenwoordig bijzondere eisen stelt, maar ook grote mo gelijkheden biedt voor christelijke activi te;t. Wij vermelden het onderwijs en spe ciaal de voltooiing van onze universiteit de opvoeding, de jeugdbeweging en de sport* niet alleen om haar eigen belang" rijkheid, maar ook om degenen die verant woording daarvoor dragen te herinneren aan hun taak de jeugd in te leiden in het openbare en sociale leven, zoals Wij het boven hebben beschreven. Wij noemen.de lectuur, de film, de radio en de televisie: al deze middelen tot spreiding van christe lijke cultuur zijn even belangrijk en Ons even dierbaar als toen Wij de oprichting van instituten ter bevordering van deze cultuuruitingen goedkeurden Wij her inneren tenslotte aan de katholieke pers zowel om u aan te sporen deze en deze alleen te steunen, alsook om de pers te wijzen op haar taak, op principiële wijze haar belangrijke christelijke zendingin ons land te vervullen. Moge zij de grond gedachten van dit mandement tot basis ne men van haar voorlichting, van haar be schouwing en bespreking van de wisselen de feiten; moge zij vooral ijveren voor de eenheid, die Wij zo nodig achten voor het katholieke leven van Nederland. Dierbare gelovigen, u hebt door heel dit schrijven een zekere bezorgdheid om de eenheid kunnen beluisteren. Wanneer wij openhartig spreken, dan moeten Wij bekennen, dat Wij in de laatste tijd hebben gevreesd, dat de katholieke eenheid min of meer gevaar zou lopen op politiek ge bied en op den duur op maatschappelijk en cultureel gebied. Wij veroorloven Ons daarover een algemene opmerking te ma ken welke hcht en verklaring geven kan met betrekking tot de huidige verschijn selen. Onzes inziens doet zich hier een gezags- en vertrouwenscrisis gelden. Uiteindelijk komt deze wei voort uit factoren, die óp zichzelf gelukkig en gunstig kunnen ge noemd worden Een zekere mondigheid en rijpheid ligt er aan ten grondslag. Er is veel meer ontwikkeling bij ons volk. Men wil de dingen zélf zien en beoordelen. Onderwijs en pers, lectuur en radio bren gen niet alleen problemen maar ook ken nis bij. De mens leert mee zelf denken en daardoor meer zich zelf zijn. Ook is er, mede in verband met die hogere ontwik keling, meer persoonlijke belangstelling voor en medeleven met het openbare le ven, niet in het minst met het openbare kerkelijke leven. Nu de katholiek zich steeds meer bewust gaat worden, dat hij niet alleen passief lid is van Gods Kerk, maar ook actief door een „actuosa partici- patio", een volle en actieve deelname, deel heeft aan een levende werkgemeen schap in het Mystieke Lichaam van Christus, is vanzelf zijn belangstelling an ders en groter geworden. Maar daardoor en wellicht ook door minder gunstige fac toren, is tevens een geest van critiek ont staan. Men overschat eigen mening en eigen inzicht. Men loopt vooruit op het oordeel van het door God gestelde gezag in sommige Delangrijke zaken. Men blijkt minder vertrouwen te stellen in de leiders. Niet alleen in het maatschappelijke en staatkundige, maar ook in het geestelijke. En bij dit alles wordt niet altijd rekening gehouden met de eisen van eerbied en naastenliefde, en worden goede bedoelin gen van eigen' leiders soms miskend. Als Wij ons niet vergissen, wordt deze vrije, al te critische houding tevens bevorderd door de vrijmoedigheid waarmee en de wijze waarop katholieke bladen en tijd schriften soms tere en moeilijke kwesties ter sprake brengen en behandelen, daarbij een bepaalde tendens vertonend, het oude en van katholieke zijde gegroeide als minder goed, en het nieuwe en van vreemde zijde komende als voortreffelijk te waarderen Hiermee is niet gezegd dierbare gelo vigen, dat de katholieken vooral zij. die ons volk leider, en voorlichten, niet fris tegenover nieuwe problemen zouden mo gen staan en niet als persoonlijkheden met eigen overtuiging naar voren zouden mogen komen. Integendeel, het is te ho pen, dat eigen initiatief en eigen verant woordelijkheid niet gaan lijden onder de stille gedachte dat „de organisatie het wel opknapt". Ook daarvoor bestaat een zeker gevaar. Persoonlijkheidsvorming blijft al tijd hoge eis en de organisaties zullen goed doen zelf ook in die richting te werken, ja zelfs daarin een van haar voornaamste taken te zien. Wij hebben juist mensen nodig met inzicht en overtuiging, met ka rakter en zelfstandig idealisme. Steeds echter moet men het volk voorlichten met wijsheid en voorzichtigheid. In heel ons schrijven, dierbare gelovigen hebben Wij de taak van de katholieken in het openbare leven gezien als consequen tie van ons christelijk geloof. In het licht van datzelfde geloof zullen wij ook de stromingen, die buiten het Christendom staan, dienen te beoordelen en de gevaren er van moeten aanwijzen Het is een ge nade en een zegen, als allen, herders en volk, de waarde of het gevaar van zulke stromingen tijdig weten te onderkennen. Evenals in het verleden willen Wij ook thans de nodige richtlijnen geven, opdat ons katholieke volk veilig zijn houding zal kunnen bepalen. Het Liberahsme was een systeem of wijze van denken en handelen, waarbij God, godsdienst en zedelijkheid werden overgelaten aan ieder persoonlijk, doch uit het openbare leven en min of meer ook uit het beroepsleven werden geweerd. Na alles wat de Pausen en Bisschoppen sinds bijna een eeuw zonder ophouden hebben geleerd, zal het nu wel aan ieder duidelijk zijn, dat het een dwaling en een onrecht aan God is, als men het christen dom terug wil dringen tot het particuliere leven, op den duur zelfs tot het innerlijke leven van de mens, om het tenslotte te laten verworden tot een zaak van parti culier religieus gevoel. De Bisschoppen van Nederland hebben deze dwaling va ker veroordeeld en Wij herhalen deze veroordeling. Het Liberalisme, zoals het zich voor deed in de XlXe eeuw, is verbleekt en grotendeels verdwenen uit het sociale en politieke leven. Enerzijds heeft het gees teskinderen voortgebracht als het Marxis me, Communisme en Nationaal-Socialis- me, alle voortgekomen uit de liberale maatschappij-opvatting of althans uit haar feitelijke gevolgen. Deze stelsels hebben onze maatschappij aan de rand van de afgrond gebracht en ze zouden ons reddeloos in de afgrond hebben ge stort. als gezonde krachten onder Gods bescherming de fatale ontwikkeling niet hadden voorkomen. Anderzijds leeft de grondgedachte van het Liberalisme in nieuwe, eigentijdse vormen voort. Hoe wel deze in het algemeen een gunstige wending te zien geven ten aanzien van het christendom en het sociale leven, wordt het christelijk beginsel niet aan vaard als bepalende factor en als norm voor het maatschappelijk en staatkundig leven. Katholicisme en Liberalisme in zijn huidige vorm blijven daarom onver enigbaar. Het Humanime, zoals het wordt voorgestaan door het Humanistisch Ver bond, gaat nog een stapje verder. Het houdt principieel geen rekening met het bestaan van een persoonlijke God, het ziet van dat bestaan af, hetgeen practisch neerkomt op de ontkenning van God. Voorzover'het uitgaat van het gezond verstand en onbewust steunt op christe lijke tradities, kan het misschien tijdelijk enig houvast bieden aan mensen die niet méér hebben; tenslotte, en wellicht vrij spoedig, zal het echter een ijdel pogen blijken. Het relativeert immers goed en kwaad, houdt geen of onvoldoende reke ning met de erfzonde en 's mensen zwak heid, en vooral, het construeert een ze delijkheid zonder God: een pogen, even ijdel als een wereld willen maken of in stamd houden zonder haar eerste en diep ste oorzaak. God. Van dit Humanisme geldt hetgeen Jeremias zegt: „Mij hebben ze durven verlaten, Mij de bron van levende wateren: om zich .gebarsten put ten te slaan, die geen water kunnen hou den". De bedoelingen mogen anders en wellicht beter zijn, in wezen is het een herhaling van de torenbouw van Babel: een maatschappij bouwen, niet op God gericht, maar tot aan de hemel reikend; God uit de hemel halen en de mens in moderne zin tot afgod maken, althans tot centrum van het heelal. De geschiedenis herhaalt zich: een maatschappij opbou wen zonder God heeft telkens geleid tot een tragisch échec; in het licht van de moderne verhoudingen vrezen Wij, dat het tot een volkomen ondergang zou voe ren. God is geduldig en goedertieren, maar Hij laat zich niet verdringen, noch publiek onttronen. De wereld is pas ontsnapt aan een moloch van atheïsme, die het mensdom en ook ons bijna in zijn macht had; zij wor stelt nog steeds met duistere machten, die het christendom willen verdelgen. Het moet ons met grote zorg vervullen, dat velen zich nu principieel va r God distantiëren en een „godsdienst zonuer God" aannemen. Laat allen, die het ge loof in God nog niet hebben verloren, dit zien als een teken aan de wand. Laten zij in nederigheid en rouwmoedigheid zich afvragen, of zij door fouten of nalatighe den aanleiding ertoe gegeven hebben, dat zovelen het geloof in God hebben verloren. Mogen alle christenen en in het bijzonder de katholieken elkaar de hand reiken om God de plaats te geven, die Hem toekomt, als grondslag van het par ticulier, maatschappelijk en staatkundig leven van de mens. Wij behoeven geen oordeel uit te spreken over katholieken, die humanist zouden zijn in bovengenoemde zin. Zij hebben zichzelf al geoordeeld en de ban den met de Kerk doorgesneden. Ons christelijk „humanisme" is er een, dat zijn begin en einde vindt in God, dat staat in de zon van Gods openbaring en in het teken van het Kruis. Ons „humanisme" is geen tijdsverschijnsel van een godverge ten wereld. Het heeft onder die naam al vijf eeuwen lang de grootste steun gehad van de katholieke Kerk, en is in zijn grondgedachten zelfs even oud als het christendom Het wil de mens beter maken door hem goed christen te doen zijn, en het wil de christen beter chris ten maken door hem beter mens te doen zijn. Het scheidt godsdienst en leven niet, maar tracht het leven goed te doen zijn door de godsdienst, en de godsdienst echt door het leven. Wij waarschuwen tegen elke onzekere houding ten aanzien van bedoeld Huma nisme zonder God. Wel hebben Wij be grip voor mensen zonder geloof, die in goede trouw enig licht zoeken in de duis ternis van 't ongeloof; Wij kunnen waar dering hebben voor een eerlijk pogen om ongelovige mensen begrip voor natuur lijke normen en waarden bij te brengen. Wij maken er echter bezwaar tegen dat een Humanistisch Verbond, dat God ver werpt en zonder God een maatschappij wil opbouwen, voor zichzelf een bevoor rechte positie zou trachten te verwerven voor de verzorging van buiten- en onker- kelijken, voor wie allereerst de Kerk haar roeping en zending te vervullen heeft. Wij moeten bezwaar maken tegen iedere gelijkstelling, in rechte en in feite van de godsdienstige verzorging door de Kerk en de verzorging door het Humanistisch Verbond. En tot elke prijs moet verme- den worden, dat de staat de schijn op zich zou laden een feitelijke godloze verzor ging te stimuleren. Ook wanneer men aanneemt, dat het Humanistisch Verbond eerlijk zoekt naar natuurlijke geestelijke waarden en de godsdienstloze mens tracht te winnen voor traditionele zedelijke normen, waar op onze westerse beschaving berust, men kan toch niet de ogen sluiten voor bewe gingen en activiteiten, die direct of in direct, gewild of onbewust, met dit hu manistisch stelsel samenhangen. Zo werkt ten onzent de Bond voor Sexuclc Hervorming, die in beginsel en in feite tracht de christelijke moraal op funda mentele en wezenlijke punten te door breken, en die bepaaldelijk onze zeden leer over het geslachtsleven en het huwe lijk aantast. Deze doorbraak zou onher roepelijk tot een geleidelijke en totale af braak leiden, zo al niet direct onder in vloed van deze Bond, dan toch zeker on der de beïnvloeding van bewegingen en acties, welke vroeg of laat door anderen zouden worden ondernomen. Als Chris tus, de hoeksteen, weggenomen wordt, komt het hele gebouw tot verval. Als de Heer van het leven niet meer meespreekt bij de diepste functies en bij het leven zelf, zal de dood triomferen. Wij vleien Ons nog wel met de hoop, dat geen katholiek bewust aan een zoda nig streven steun verleent, maar Wij vre zen toch met grond, dat sommigen ook hier al, wellicht ten gevolge van de be staande sexuele nood. in de strikken van naturalisme en materialisme verward zijn geraakt. Het moet vanzelfsprekend als ongeoorloofd worden beschouwd bij der gelijke instanties raad en steun te gaan zoeken. Zelfs moet men uitermate cri- tisch staan tegenover eventuele activi teiten van de Bond, welke op zichzelf misschien binnen het kader van het na tuurlijk goede blijven, want er dreigt toch altijd het gevaar, dat op deze wijze onkruid onder de tarwe wordt gezaaid, en dat langs schijnbaar nog goede wegen de deur wordt open gemaakt naar onze gezinnen, waar dan straks onchristelijke practijken zouden kunnen worden aanbe volen, Een christen wendt zich tot de Kerk, als het ei om gaat de normen van zijn zedelijk gedrag te leren kennen, en hij zoekt ook zijn sexuele voorlichting bij personen en instellingen, bij wie geloof en moraal veilig zijn. Ook de Kerk' weet van de bestaande, soms nijpende sexuele nood, en zij tracht op allerlei manieren hulp te bieden. Maar zij kan en mag dat nooit doen door de var. God gestelde wetten prijs te geven. Hoe meer echter in de tegenwoordige maatschappij de pro blemen van huwelijk en sexueel leven naar voren komen, des te meer zal ook van katholieke zijde er aan gewerkt moe ten' worden om aan de mede-gelovigen in deze nood de juiste weg te wijzen. Toenemende onkerkelijkheid, gods- dienstloosheid en als gevolg daarvan ver zwakking cn verval van zedelijke normen vrezen Wij ook van de socialistische vak verenigingen en de socialistische pers en radio. Want al tracht het Socialisme in Nederland zich ook los te maken van het loutere materialisme, de meeste socialis ten komen in hun levensbeschouwing niet verder dan het Humanisme of het religieus Socialisme. Hoe het zij, men kan gerust zeggen dat het Socialisme in ons land nog ver af staat van het christen dom. Men moet met alle grond vrezen, dat het gros van de aangeslotenen bij so cialistische verenigingen zonder posi tieve christelijke godsdienst leeft. Te genstanders van de christelijke invloed op ons volk en promotoren van het Hu manistisch Verbond en van de Bond voor Sexuele Hervorming worden juist veelal aangetroffen in de socialistische rijen. Al nemen Wij gaarne aan, dat men zich in socialistische kringen meer en meer van de klassenstrijd wil distantiëren om zich meer te richten op de materiële en culturele verheffing van de arbeiders, dan betekent dit nog geenszins, dat hun streven naar samenwerking en sociale rechtvaardigheid uit een zuiver beginsel voortkomt. Hun streven blijft ook geheel in de sfeer van het tijdelijke gelegen. De ervaring van het verleden met een schrikbarende ontkerstening in socialis tische milieu's, doet Ons dan ook ernstig vrezen voor het behoud van het christelijk geloof en van de christelijke zeden bij hen. die zich bij de socialistische gelederen aansluiten; hei verleden spreekt hier on miskenbare taal. Ook lopen zulke bij het socialisme aangesloten leden het risico van medeverantwoordelijkheid voor besluiten, welke zij krachtens hun geweten kunnen noch mógen aanvaarden. Overigens zijn er allerminst voldoende redenen om zich aan deze gevaren bloot te stellen en de verantwoordelijkheid voor medewerking te rechtvaardigen. Overal en op alle ter reinen zijn er immers katholieke organisa ties, waar de belangen veilig zijn en waar de plaats is van katholieken voor de op bouw van het maatschappelijk leven in christelijke zin. Op grond van het boven gezegde moeten Wij besluiten, dat er enerzijds geen reden is om zich aan te sluiten bij de socialistische verenigingen, terwijl an derzijds die aansluiting voor grote groepen van arbeiders ernstige gevaren meebrengt voor het behoud van hun godsdienstzin en voor het christelijk karakter van onze sa menleving. Ais Bisschoppen en geestelijke herders moeten Wij trachten vooruit te zien en waakzaam te blijven voor het be houd van het godsdienstig leven van onze gelovigen, niet in het minst van de Ons dierbare katholieke arbeiders. Wij blijven daarom van oordeel, dat het voor een katholiek ongeoorloofd is lid te zijn van socialistische verenigingen, zoals het NVV en de daarbij aangesloten verenigingen, of regelmatig socialistische vergaderingen te bezoeken, regelmatig de socialistische pers te lezen of^ regelmatig de VARA te be luisteren. Wij handhaven de bepaling, dat de heilige Sacramenten moeten geweigerd worden en als hij zonder bekering sterft, ook de kerkelijke begrafenis aan de katholiek, van wie bekend is. dat hij lid is van een socialistische vereniging, of dat hij, zonder iid te zijn, toch geregeld socialistische geschriften of bladen leest of socialistische vergaderingen bijwoont. Ten aanzien van het Communisme en de Eenheidsvakbeweging handhaven Wij Onze verklaringen van vroeger. Wij heb ben trouwens de duidelijke en strenge uit spraken van Zijne Heiligheid de Paus, dat het voor de katholiek ongeoorloofd is lid te worden van een communistische partij of deze te begunstigen, en dat het onge oorloofd is communistische geschriften of bladen te lezen of te verspreiden. In beide gevallen moeten de heilige Sacramenten ivorde-i geweigerd. De heilige Vader noemt het Communisme materialistisch en anti christelijk. De communistische leiders, ook al beweren zij met de mond niet tegen de godsdienst te zijn, tonen zich door hun leer en hun daden verbitterde tegenstan ders van God, van het ware g loof en van de Kerk van Christus. Wie de materialis tische en anti-christelijke beginselen der communisten zou belijden en vooral wie deze zou verdedigen of verspreiden, moet volgens de heilige Vader als afvallige wor den beschouwd van het katholiek geloof en getroffen door de kerkelijke ban. Na al hetgeen wij u hebben gezegd, op even opennartige als uitvoerige wijze, over de houding van de katholieken in het openbare leven, veronderstellen Wij, dat gij als consequentie cn completering ook een woord verwacht over het lidmaatschap van de Partij van de Arbeid, te meer om dat Wij ook duidelijk hebben gesproken over onze eenheid op politiek gebied. Bij alle reserve, welke Wij Ons, als Bis schoppen, opleggen inzake het gebruik van de politieke vrijheid, en Ons houdend bin nen hét kader Onzer geestelijke zending, mogen en moeten Wij ook hierover Onze gedachten uiten. Allereerst constateren Wij, dat door sommigen verkeerde conclusies zijn ge trokken uit het feit, dat Wij het lidmaat schap nooit ongeoorloofd hebben ver klaard. In het licht van Onze algemene houding en van het belang dat Wij hech ten aan de eenheid der Katholieken, moet het voor een ieder duidelijk zijn, dat de kerkelijke overheid ook op dit punt geens zins zonder bezorgdheid leelt. Ook moeten Wij tot Onze spijt vaststel len, dat in dit opzicht door sommigen blijk is gegeven van onvoldoende begrip voor het gevaar, dat op deze wijze onze chris telijke invloed op staatkundig gebied zeer belangrijk zou worden verzwakt, en dat daarmee ook onze positie in het sociale leven op de duur geheel zou worden on dermijnd. Zij, wie dit aangaat, moeten zich de grote verantwoordelijkheid van zulk een ernstig gevolg terdege bewust maken, want als het zover niet gekomen ding niet ®°°r' maar ondanks hun hon In dc derde plaats verontrust Ons dit lidmaatschap van katholieken ook nog op zichzelf. Al verheugen Wij Ons er gaarne over, dat deze Partij zich meer en meer losmaakt van de eigenlijke postulaten van het Marxisme en zich positief stelt tegen over het Communisme; al zien Wij met voldoening, dat ook in deze Parij bepaalde natuurrechtelijke beginselen worden aan vaard en dat zij in menig opzicht construc tieve arbeid verricht in het belang van het algemeen welzijn, niet het minst op sociaal terrein; toch is er veel, zeer veel dat de katholiek moet doen aarzelen en zelfs moet doen terugschrikken voor daadwer kelijke steun en medewerking. Voor een katholiek ontbreekt hier de basis. Vol waardige christelijke politiek kan niet be staan zonder christelijk beginsel en ten slotte ook niet zonder eendracht in dat beginsel. In feite is het echter zo. dat. deze Partij niet vanuit dat christelijk beginsel werkt en dat ook niet kan doen-, integendeel, feitelijk overheerst in de Partij een levenshouding, die niet wil weten van de beginselen en idealen, welke voor de christen heilig zijn. Be paalde aspecten van een houding, welke sympathiek en voor een onderdeel van onze eigen idealen gunstig mogen genoemd worden, kunnen een samenwerking op het sociale en staatkundige vlak rechtvaardi gen, maar bieden nog geen v, aarborg, nu en in de toekomst, voor een volwaardige christelijke politiek. Trouwens, nu reeds is van deze Partij direct of indirect aanzien lijke invloed van ongodsdienstigheid uitge gaan op het openbare leven, o.m. door de steun die, in de openbare lichamen aan de strevingen van het Humanistisch Ver bond is verleend. Katholieken die toetre den tot de Partij van de Arbeid, steunen niet alleen deze Partij, maar banen ook de weg tot een grotere aansluiting van ka tholieken bij de socialistische vakvereni gingen. de socialistische pers en radio, waarmee deze part.j nauwe betrekkingen onderhoudt en waaromtrent Wij Ons oor deel hebben kenbaar gemaakt. Zij die ge meend hebben id van die Partij te mogen worden, doen dan ook goed persoonlijk in geweten ernstig na te gaan, of zij de ver- antwoordelijkneid van zulk 'n steun kun nen dragen. Men kan nu eenmaal 'n partij niet steunen en propageren zonder mede verantwoordelijk te zijn voor wat die partij in het staatkundig vlak doet, of in direct in het maatschappelijk leven steunt en bevordert. Wij stellen qus vast: Ten eerste, dat een doorbraak naar de Partij van de Arbeid een even grote af braak is van de eigen katholieke partij. Ten tweede, dat de gevolgen van zulk een doorbraak niet te overzien zijn, ook en niet het minst ten aanzien van de verwezenlijking van een katholiek so ciaal programma, waarvan toch zo ont zaglijk veel afhangt. Dit geldt te meer, daar die doorbraak niet beperkt zal blij ven tot de politieke partij, maar onge twijfeld zal doorwerken naar de socialis tische vakbeweging, de pers en andere terreinen van het openbare leven. Ten derde, dat deze Partij generlei basis of garantie biedt voor echt christelijke po litiek. N Ten vierde, dat het lidmaatschap van katholieken in deze Partij ernstige ver antwoordelijkheid met zich brengt, ook wegens de steun, welke deze Partij di rect of indirict geeft aan onchristelijke stromingen. Dierbare gelovigen, welke subjectief goede bedoelingen enkele ka tholieken ook mogen hebben bewogen om aan de z.g. doorbraak mee te doen, uw Bisschoppen zijn van mening dat dit niet de weg is om de maatschappij in christelijke geest op te bouwen en de door Paus Pius XI zo noodzakelijk ge achte hervorming der zeden door te voe ren. Zij menen, dat het onverantwoord is deze weg te gaan. En indien uw Bis schoppen hier geen sanctie-maatregelen treffen, dan doen zij dit enerzijds omdat het hier een betrekkelijk kleine groep betreft, die bovendien ook zonder sanc ties duidelijk kan weten wat de Bis schoppen bedoelen, en anderzijds uit een bijzondere reserve, die zij willen in acht nemen tegenover het gebruik van de po litieke vrijheid, en uit grote bezorgdheid voor het zielenheil van hen, die tot nog toe aan Ons bisschoppelijk vermaan geen gehoor hebben gegeven, en van wie Wij hopen dat zij thans ons woord zuilen willen verstaan. Wij vertrouwen, dat het voor iedereen duidelijk zal zijn, wat de Bisschoppen bedoelen en vragen. Hebben Wij vruchtbaar werk ge- daan met dit te schrijven, dierbare ge lovigen? Zullen Onze leringen en richt lijnen door u gevolgd en de daarin ver vatte idealen door u verwezenlijkt wor den? Wij vragen het aan God, tot wiens eer Wij dit alles hebben geschreven. Maar Wij zeggen u toch ook met alle na druk, dat dit niet mogelijk zal zijn, tenzij gij het zult trachten te doen in de kracht van God. Christelijk leven is goddelijk leven. Christelijke idealen kunnen alleen in de kracht van Christus verwezenlijkt worden. Hoe zouden wij zonder Hem een christelijke maatschappij kunnen opbou- vrfr? -en ,zlJn koningschap kunnen vesti gen in dat brede, gecompliceerde maat schappelijke leven, waar bovendien nog zo veel tegenwerkende krachten dat ko ningschap trachten af te breken? Dit klemt te meer. omdat juist in dit opzicht de hedendaagse toestand werke lijk verontrustend genoemd moet wor den. Het naturalisme en het materialis me ondermijnen de grondslagen onzer oude christelijke beschaving en zij dra gen er de schuld van, dat ons christelijk Europa steeds meer het karakter krijgt van een heidense wereld. Ook hier zijn verzwakt in het geloof, ja zelfs openlijk onkerkelijk geworden. Ook hier Kan men in sommige sferen van het openbare leven haast het onderscheid niet meer zien tussen christenen en niet- christenen. En wat het ergste is, dierbare gelovigen, ook hier maakt men zich vaak rn'JS'nt?' mcn ..twee heren kan dienen" j velen een levenshouding vaü' ji ver staat van Gods geboden en van dc leer van het Evangelie. Woorden, leuzen en frazen zeggen tenslotte niets; ook de beste organisaties heipen niet wanneer wij niet leven uit God. Hier moet God heipen. hier moeten gebed en offer, Sacrificie en Sacrament, waarach tig geloof en waarachtig leven uit het geloof, de innerlijke kracht geven om ons zelf en ons openbaar leven te kerste nen. En gij weet ook, dat juist dit herstel Van het echt christelijke leven, juist dit goddelijke leven in ons. door onze hei lige Vader gesteld is als de verhoopte vrucht van het Maria-jaar. God gaf ons Maria als moeder. Zij die het licht dos hemels volgen, zullen Jesus vinden maar dan gelijk de Wijzen, „het Kindje met zijn moeder Maria". Dat de tijden donker zijn. moet u niet te zeer verontrusten. Met de heilige Augustinus zeggen Wij u: „Het zijn slech te tijden, het zijn moeizame tijden zo zeggen de mensen. Laat ons goed léven en de tijden zijn goed; wij zijn de tijden zoals wij zijn, zo zijn de tijden" Dierbare gelovigen, „dit is'de over winning. die de wereld overwint, ons geloof!" Uw Bisschoppen. die God stelde om de Kerk te besturen, zegenen u, opdat gij sterk moogt zijn in dat geloof. Gegeven te Utrecht 1 Mei van het Manajaar 1954, f i?HANNES KARDINAAL DE JONG. Aartsbisschop van Utrecht t DR B. J. ALFRINK, Aartsbisschop-Coadjutor van Utrecht, t DR J. H. G. LEMMENS, Bisschop van Roermond t J. P. HUIBERS, Bisschop van Haarlem t W. P. A. M. MUTSAERTS, Bisschop van 's-Hertogenbosch t J. W. M. BAETEN, Bisschop van Breda t DR J. M. J. A. HANSSEN, Bisschop-Coadjutor van Roermond.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 6