DE MUZIEK DIE WENEN TOT WENEN MAAKT Hindemith mei alpinomuisje Romantiek in Rotterdam PvpA wiUwtt: IhckkdsihwiMl WIENER FESTWOCHEN ProfJos ten Horn zestig jaar Slechts één noviteit op het Holland-Festival Do you know what „bitte" means? Moeilijke keus Waar was Haydn's hoofd? Rare avonturen van Haydn's schedel Net een postkoets! Nederlandse zangers Monteverdi's „Orfeo" P&illPf c (ittUiof/ck. *4 fat wmbtL/rfi (hh-w ZATERDAG 12 JUNI 1954 PAGINA 5 H L HINDE HITII Dresden s „Psalm 84 5&0 a TERWIJL het regent in alle Oos tenrijkse berggebieden, terwijl in Stiermarken een noodtoestand heerst en reddingsploegen dag en nacht vechten tegen overstromingen, schijnt in Wenen de zon, bloeien de kastanjes op de Prater en vermeien ^icb tienduizenden goedgeluimde ste delingen in „Gartenwirtschaften" met ®chrammelklanken, worstjes, en niet *e tellen potten bier. Welvarend zijn 2e niet, en de oud-befaamde, onmis kenbare Weense chic beperkt zibh Voornamelijk tot de dure etalages in Graven en Karntner Strasse. Maar de goede Wener aanvaardt zijn zorgen zoals hij ook de troebelen van zijn viervoudige bezetting aanvaardt, goedmoedig, en met humoren, als men wat verder kijkt, ook met ge loof. Als 's avonds de kantoren sluiten beieren alle klokken en lopen alle kerken vol met avondmisgangers. In he Stephansdom, de zwaargehavende, hiet steun van heel de wereld weer opgelapte Stephansdom, is het H. Vormsel toegediend, en van Schoen- brunn tot Grinzing rijden de vorme- kngetjes rond in „Firmungsauto s en "Firmungsfiakerls" die met namaak- bloemen, namaakvlinders en lucht ballonnen tot het wanstaltige toe zijn Versierd. Ze eten ijs in opgesmukte kleren en behalve de vers-ingestorte Heilige Geest zitten ze weer allemaal trouw in het lof, en op welk uur van den dag men ook een grote of een kleine kerk betreedt, telkens staat versteld van de velen, die er ko- ^en bidden. Zulks neemt niet weg dat Wenen een socialistisch getinte stad is. Men schijnt aan de Donau een rode Maria- vereerder te kunnen zijn, zogoed als men midden in zijn rode hart heim wee voelt naar de glorie van de oude keizertijd. Men kan ijsjes eten op de stoep van de Hofbrug en zitten breien op de Gloriette van Schoen- brunn, natuurlijk, want de tyrannic is voorbijMaar niet zodra komt de glinsterende almacht van wijlen de ,,K. und K." Donaustaat ter sprake °f alle stemmen beven van ontroe ring. Vóór de luisterende vreemde ling het weet is hij verheven tot Pro fessor, tot Exzellenz, en de „G'nadige Erau" wordt de hand gekust, en om ben heen gonst het oude ceremonieel Vol klassieke plichtplegingen en een eindeloos herhaald: hitte, bitte, in alle toonaarden,Do you know what „bitte" means?" vroeg ons een oude Amerikaanse wanhopig: ze hoorde de hele dag niet anders om zich heen en vatte maar niet wat er mee bedoeld werd - N temidden van die kastanjes en lp die wortsjes en heel het bekooi - v lijk maar weinig energiek teren een vergaan verledenklinkt en Qpnst de muziek die Wenen pas tot Wenen maakt en uit alle delen van Europa muziekliefhebbers en recen senten tot zich trekt als bijen naar een boekweitveld. De „Wiener Sai- s°nbiedt nu voor de vierde maal een Juni-maand vol festiviteiten, en dag in dag uit valt er zoveel te be luisteren dat men moeite heeft om zijn keus te maken. Beethoven-sere nades op de Pfarrplatz in Heiligen- stadt. complete Schubertiades in Schuberts geboortehuis, openlucht- Figaro's in het slotpark van Schoen- órunn. En tussendoor, nietwaar/wilt 8e als muzikant toch ook de wonin gen pan Haydn en Mozart en Brahms bekijken en tramt ge U een ongeluk naar het Zentral-friedhof waar zo- veel grote mannen der muziekhistorie bijeen liggen. Het is eigenlijk een jolige boel dat enorme stadskerkhof. dam* op u.u.1, ffen bereikt het langs een straat die ^lometers lang alleen met steenhou- F'ei's, hoveniers en zogezeide Gra- 'er-Schmücker" bevolkt is, maar F luk tegenover de poort staan een ?'°eg en een ijstent. En terwijl er ?lnds aanhoudend opgewekte doods- i°kjes klingelen en de ene kist na c:e andere ten grave gedragen wordt, 0t men hiér zijn smart met „Knö- j~fl" en „Schnitzel" en spoelt een '■''oom bier de begraaf-uitdrukking j e0 van de goedmoedige gezichten °uen de zwarte dasjes. v zussen het groen vindt ge de gra- bijeen van Beethoven en Scliu- }^r'> van Brahms en zijn vriend Jo- jr'nn Strauss, van Hugo Wolf en yPPé en Millöcker en tal van min- dpr<L ®°den. Mozart kreeg er een ge- „p"ksteen, maar hijzelf is zoek, zoals yeettja, en Haydn ligt er ook Met het overschot van Jozef Haydn was er iets mis, moet ge weten. Toen de oude man in 1809 gestorven was had men hem simpelweg begraven op zijn parochiekerkhof, maar toon zijn voormalige broodheren, de Esterha- zy's, hem elf jaar later in Eisenstadt, hun residentie, een eregraf wilden bereiden, toenhet klinkt cru, maar toen was zijn hoofd er niet bij... Een frenetieke schedel-meter had het vlak na de eerste begrafenis in een duistere nacht gestolen om te onder zoeken waar Havdn's muziekcentrum gezeten had. En zó trots was hij op zijn luguber bezit dat hij ook in 1820 Haydn's hoofd niet aan de veront waardigde Esterhazy's uitleverde. Hij presenteerde hun een valse, n dood- gewone schedel, een schedel zonder muziekcentrum, een schedel die nooit symphonieën en kwartetten geconci pieerd had, en die niettemin plech- tiglijk in het Eisenstadtse mausoleum werd bijgezet. De echte schedel intussen ging van hand tot hand, raakte pas tegen het eind van de eeuw in het bezit van de Wiener Mu- sikfreunde, die er goede zaken mee wilden doen en hem aan de Esterha- nationale exprestreinen wellicht behoorlijk geregeld. En waarschijn lijk zal er ook nooit iets kloppen of op tijd zijn, omdat niemand het erg vindt. De trein die ons naar Eisen stadt bracht een „extra-trein" nog wel had ruim twee uur nodig om de vereiste vijftig kilometer af te leg gen en telkens als hij weer eens stil stond juichten de reizigers vertederd: „Wie im Biedermayer! Net een post koets! Zó heeft Haydn het nu ook ge daan. Boven Haydns graf in de Bergkir- che voerden Weense musici de Nel- son-Messe uit, terwijl een Weense O wars over het dak van Haydns grafkerk loopt een kruisweg omhoog tot de koepel vanwaar men over de puszta's ziet. zy-nazaten te koop boden voor 30.000 Schilling Een hoofd kan raar rollen, niet waar? En wie garandeert ons dat de thans vereerde schedel werkelijk nog dezelfde is, die 145 jaar geleden boosaardig van Haydns romp gesehei den werd? Het zijn.neuspolypen, die pleiten voor de authenticiteit, doch, zegt u zelf, aan dat euvel heb ben méér mensen geleden. Hoe dan ook, ten lange, lange leste is de schedel in kwestie met Haydns overig gebeente verenigd. Zonder 30.000 Schilling, maar mèt het geleide van bondspresident Körner, van kar dinaal Innitzer en tal van andere autoriteiten. Op Pinksterzaterdag 1954 heeft hij zijn allerlaatste tocht volbracht, het vergeten Burgenland in waar het Esterhazy-stadje Eisen stadt tegen het Leithagebergte ligt. Dat ging gepaard met allerhande mu ziekmanifestaties en in dat zog kwam ook uw recensent in Eisenstadt te recht. Vraag niet hoe, lezer, want als ik u over de treinen en treintjes cn alle verdere publieke organisaties van dit land vertel moet ik uw sympathie voor Oostenrijk ernstig schaden. Niets klopt er, niets is er ooit op tijd, mets is er met uitzondering van inter- Schola het Gregoriaanse Pinksterpro- prium verzorgde. Het een zowel als liet ander was voortreffelijk ja, want wat er wél klopt in Oostenrijk, is de muziek. Even overtuigend en blijmoedig klonken 's middags de „Jahreszeiten" door de Haydn-zaal van liet oude Esterhazy-slot. En tus sen de bedrijven wandelden wij door het stille lietc dorp en klommen op de toren om achter het onzichtbare gordijn Hongarije te zien liggen. We hoorden de boeren praten en het was geen Duits, maar Hongaars en Kroatisch. De jeugd voerde volksdan sen uit en het waren de kleurige drachten van de Balkan en de pus- sta's die ze droegen, en de sloveni- sche „Tamburitzers" gusli's die ze betokkelden. Zodat wc terug reden naar Wenen, peinzend over de harde rococo-schedel van Haydn, die een leven lang in deze landen kon vertoe ven zonder één motief van die koste lijke volkskunst binnen te laten in zijn hoofse muziekwereld DIE schedelaffaire is zeker het meest romantische dat de Fest- wochen te bieden hebben, maar het belangrijkste is hij, muzikaal ge sproken, niet. Belangrijker is stellig de vertolking van de kernstukken uit Alban Bergs oeuvre, en van nieu we werken van Egk, Orff, Hindemith. Belangrijk althans voor Neder lands representatie is de Messias- uitvoering die de „Stem des Volks" hier komt geven met Nederlandse solisten onder leiding van Antoon Krelage. En in een ander opzicht zijn juist ook voor ons Nederlanders de opvoeringen van de Staatsopera be langrijk. Hun eigen verwoeste ge bouw is nog steeds niet gereed het ontbreekt aan de nodige contanten zodat ze zich behelpen met andere toneel- en concertzalen. We zagen bijv. Mozarts „Entführung aus dem Serail" in de Redoutenzaal van dé Hofburg, een charmante, acoustisch- uitstekende, maar kleine en voor het toneel ongeschikte ruimte. Met een geïmproviseerd gordijntje, een mini mum aan decor en bijeengeraapte af leggertjes van costuums, kwam daar een creatie tot stand die van begin tot eind fascineerde dank zij de volmaak te zang- en acteerkunst van de solis ten (met name van Emmy Loose en Peter Klein) en de straffe pittige lei ding van Rudolf Moralt. Men moet natuurlijk in het oog houden dat het Weense publiek op opera-gebied „nourri dans le Sérail" is (om het in dit verband nu eens toepasselijk te zeggen) en minder visuele hulpmiddelen nodig heeft om van Mozart te genieten dan het Ne derlandse. Maar toch blijft de conclu sie gewettigd, dat er posten zijn, waarop een noodlijdend instituut ook ten onzent aardig kan bezuinigen Volgens velen met inbegrip van ondergetekende viel het hoogte punt van de „Wiener Saison" op de uitvoering van Monteverdi's „Orfeo" uit 1607 in de bewerking van Paul Hindemith. Pardon, bewerking is het verkeerde woord, zoals Hindemith op de persconferentie, en later nog eens vóór het concert, verklaarde. Plij heeft juist niet bewerkt, veel minder dan Orff en d'Indy en anderen voor hem deden. Hij heeft de Orfeo hele maal gelaten zoals hij was, en het or kest strikt samengesteld volgens de partituur, met gamba's, en chitaroni (lage luiten) en een piccolo-blok fluit, en fluitorgels en een regaal. Enkel op de slecht-aansprekende houten Zinken konden de moderne blazers zich niet afdoende meer be kwamen, zodat die door Engelse hoorns vervangen moesten worden. Het hele orkest klonk merkwaardig bleek en hees, maar had een aparte charme. Van de solisten was eigenlijk al leen de titelheld geheel tegen zijn rol opgewassen, de Napolitaan Gino Si- himberghi, al was zijn geluid wat te zinnelijk en te Gigli-achtig voor Or- feo's abstracte weduwnaarssmart. De anderen hadden stuk voor stuk met intonatie-moeilijkheden ie kampen, die bij Monteverdi's recitatief inder daad niet gering zijn. Maar het gran dioze van de opvoeding zat hem in het totale beeld, het voortreffelijke grisaille-decor dat trouw naar 17e- eeuws model was vervaardigd en het orkestpodium van de Konzerthaussaal herschiep in een baroktoneel waarop „la Musica" hoffelijk haar proloog zong, en herders en herderinnen dan sten en huppelden met onnavolgbare gratie, stijl en eenvoud. Zó ongeveer moet het geweest zijn, ook in Man tua, 359 jaar geleden, en de hele stampvoile toeschouwerszaal loeide van geestdrift. En als ge dan de volgende dag door de binnenstad dwaalt, kan het gebeuren dat ge midden in de drukte Paul Pjindemith ontmoet, met een verregend alpino'tje op, de handen in de zakken van zijn uit de plooi ge zakt colbertje, door ieder herkend en door niemand lastig gevallen.... Zoiets kan alleen in Wenen. HELENE NOLTHENIUS PROFESSOR jos jen Horn, de schil der on Klazenicr, vindt het niet prettig dat h\j op zijn verjaardag 15 Juni a.s. het zesde kruisje krjjgt. Hjj voelt zich jong, deze docent van de Jan van Eyck-Academie en dat is hij ook. Zijn haren wj{ geworden maar zijn hart is vitaal gebleven. En zijn ideeën? Die zijn niet minder oorspronkelijk dan in de vroegste periode van zjjn ar tistieke loopbaan, toen h(j op het ate lier van Cuypers te Roermond werkte. Met grote architecten als Berlage cn Oud heeft hij daar een schat van vak kennis cn Practische ondervinding op gedaan. waarvoor hij altijd dankbaar is gebleven. Destijds behoorde hij tot de generatie die zich reeds afwendde van de gangbare richting, waarvan de glas- vensters in menige neo-gothieke kerk de weinig beduidende restanten vormen. Jeugdig van geest is hij gebleven, vol idealisme voor zijn kunst en bezeten door een fenomenale werklust. „Voo'r dit vak moet je alles over heb ben verklaart prof. ten Horn. „Je moet er zo in opgaan, dat je het soms boven je gezinsleven stelt. Wie tot dit offer niet bereid is doet verstandig er maar niet aan te beginnen want 't zal on herroepelijk op een fatale mislukking uitlopen. Van de felste Xantippe ont vangt een man misschien nog wel eens een goed woord, maar wie met de Muze trouwt behoeft zelfs daarop niet te re kenen. Deze veeleisende godin is nooit over je werk tevreden. En inderdaad: het kan altijd beter". Aanvankelijk heeft prof. ten Horn veel geschilderd. Vooral in kerken van Brabant, Twente en de Achterhoek. Sinds hij enige belangrijke opdïachten voor gebrandschilderde ra men ontving heeft de glazenierskunst hem niet meer los gelaten. Vanaf het jaar 1950 doceert hij dit vak aan de Jan van Eyck-Academie. Vanuit Utrecht, waar hij zich gevestigd heeft sedert het bombardement op Arnhem hem op enige kartons na van al zijn bezit tingen beroofde, reist hij wekelijks naar Maastricht. „Momenteel geef ik daar aan zeven leerlingen les. Die jonge mensen ver trouwen zich geheel en al aan mjj toe. Hun overgave doet mij mijn verant woordelijkheid sterker en dieper bewust zijn. Er is een band tussen ons ont staan." „Mogen zij zich overeenkomstig hun aard en aanleg vrij ontwikkelen?" „Dit is mijn grootste zorg: de vorming van hun artistieke persoonlijkheid. Tijdens hun studiejaren moeten zij niet aan de leiband van bepaalde glazeniersfiguren lopen al zijn die ook beroemd als Henri Jonas, Dirk en Wouter Crabebh of de onvolprezen meesters van de kathedraal van Chartres. Doen ze dat tóch dan hebben ze weer eens zoveel jaren nodig om zich zelf van deze wezensvreemde invloeden je bevrijden. Op de Academie tracht ik hen tot zelfstandige kunstenaars op te voeden, die zich een persoonlijke stijl eigen ma ken; niet abstract, want dat is alle kunst en ook niet surrealistisch of iets dergelijks. De artistieke aanleg moet in je zitten, dan komt het kunstwerk van zelf tot stand. We wgndelen samen door de lokalen van zijn afdeling, die feitelijk veel te klein is. Niettemin zijn daar alle tech nische benodigdheden aanwezig, tot en met een electrdsche oven toe, waarin het glas op een temperatuur van 630 640 0 C gaar wordt gestookt. Aan de werktafels zijn de leerlingen druk in de weer; een van de jongens staat door een bruin stuk antiek glas te luren om de juiste teint te ontdekken; een meisje snijdt diverse vormen uit een ruit, an deren zitten gebogen boven de beschil derde kartons of voegen gekleurde scherven, in het stramien van grauwe loodbanden tot een schone compositie tezamen. In de catalogus voor Pieter Scheen's tentoonstelling in de Rotterdamse Kunst kring (tot 20 Juni) zijn 99 nummers ver meid. Het hierboven gereproduceerde schilderij van de Rotterdammer Charles Rochussen is daar niet bij. Het vormt, als no 100, de laatste aanvulling van deze brillante expositie, de meest om vangrijke welke Pieter Scheen nog ge houden heeft. Intussen zou het jammer zijn wanneer iemand deze Rochussen, niet vermeld in de catalogus, over het hoofd zag. Want in dit parktafereel geeft Ro chussen een meesterstukje van stem mingskunst. Tegen de achtergrond die in een rose mist vervaagt, tekenen de wan delende groepjes zich helder af en juist in dit contrast tussen de wazige ruimte en de krachtiger geschilderde figuren wordt de sfeer van het park benaderd. Er is in dit werk een schilderkunstig raffinement dat men in de hedendaag se abstracten, hoe knap in kleur- en compositiegevoel zij ook mogen zijn, niet meer aantreft. Bij de besten uit de 19e eeuw, zoals deze expositie ze toont, vindt men iets terug van wat de gouden eeuw groot maakte, maar „vertaald" in de taal van de eigen tijd, die de fijnzinnige uit beelding van een innerlijk doorvoelde werkelijkheid als hoogste doel stelde. Men ziet op deze expositie van Scheen weer tal van voortreffelijke stukken uit de 19e-eeuwse schilderkunst. Opmer kelijk zijn een zevental tot dusver wei nig bekende werken van Jan Weissen- STAAT het onderricht in de reli gieuze kunst op de voorgrond?" „Spreekt U liever van kerkelijke kunst", corrigeeert hij onze vraag. „In wezen is alle kunst religieus, ook de profane, want zij is een afstraling van de schoonheid van de Schepper en voert tot God. Daarom moeten mijn leerlin gen zich op alle gebieden van het vak zo breed mogelijk ontwikkelen. Volgens mij is dit de enig juiste opleidingsme-^ tliode op een academie, die natuurlijk geen school is in de gewone zin van het woord. De artisten, die niet te sterk gebonden mogen zijn, genieten hier de nodige vrijheid. Wel moeten zij flink leren aanpakken. Zijn leven lang heeft professor ten Horn rustig en ongestoord mogen wer ken. In de stille van het atelier is zijn kunst gaandeweg tot volle wasdom ge komen. Onlangs heeft hij een aantal ra men voor Meerssen's ranke H. Sacra mentsbasiliek voltooid en thans ont werpt hij glasvensters voor het pries terkoor van de dekenale kerk van Horst. GEEN DURF EN BEZIELING! DE betekenis van het Holland- Festival 1954 t.o.v. de heden daagse muziek is minimaal. Ge woonlijk ontleent een Festival, stevig gesubsidieerd als het hier is en rijkelijk van uitvoerende middelen voorzien zijn betekenis aan de gelukkige omstandigheid dat men hier muziek- of toneel werken kan uitvoeren die onder normale omstandigheden moeilijk ten gehore gebracht kunnen wor den. Zo zagen wij de laatste twee jaar een uitzonderlijke belangstel ling voor het oeuvre van Igor Strawinsky, later gevolgd door oudere corypheeën als Honegger, Bartok en de Falla. Bepaald over tuigend waren deze uitvoeringen overigens niet als men bedenkt dat de gemiddelde leeftijd dezer uit gevoerde „eigentijdse" muziek twintig jaar bedroeg en voorts dat deze twintig tot veertigjarige le vensduur nog niet voldoende was geweest om ze bij één onzer negen of tien Nederlandse orkesten te doen spelen. Er was dus wel sprake van eni ge achterstand en het was in ieder geval verblijdend dat er een zo mermaand aanbrak waarin de winterslaap van liet gewone con certseizoen met wat nieuw leven werd bezield. Doch de dommel gaat ook nu voort. De Ned. Opera komt met een „première" (Aus einem To- tenhaus) van bijkans een halve eeuw oud en geeft een reprise van Verdi's Otello; het Radio Phil. Or kest komt met een werk uit 1868: het Deutsches Requiem van Brahms; het Concertgebouworkest heeft de Zwitserse dirigent An- sermet nodig om Honegger's Tweede Symphonie te doen horen; het B.B.C. Orkest blijft zijn eigen traditie getrouw met de Zesde Symphonie van Vaughan Wil liams; het Residentie Orkest doet bij de opening van het Festival in het Kurhaus niets anders dan be kende. repertoirestukken uit de loop van het seizoen herhalen. Het Toonkunstkoor uit Den Haag komt met de min of meer vermolmde muziek van Cherubini's Requiem, terwijl de Amsterdamse zusterver eniging met Die Schöpfung van Haydn nogmaals da blik naar een anderhalve eeuw geleden doet wenden. Neen, vaart, durf of jonge be zieling kenmerken het Holland- Festival 1954 niet. De geschiedenis die zich steeds weer herhaalt in ons muziekleven is deze, dat de Nederlandse dirigenten en solisten veelal van hun buitenlandse col lega's kunnen leren hoe men de eigen kunst zelfs in den vreemde propageert. HET enige eigen geluid dat we in het Festival zullen horen is de Psalm 84 van Sem Dresden door het Concertgebouw Orkest en Koor van de Ned. Radio Unie o.l.v. Ed. v. Beinum. Dat een onzer meest vooruitstre vende muziekscheppers zich tot psalmteksten voelt aangetrokken is in het kader der hedendaagse muziek geen ongewoon verschijn sel. Sinds het heugelijke moment waarop Strawinsky een zijner ge niale vondsten deed met de Sym phonie de Psaumes zijn de ogen van velen opengegaan voor de la pidaire kracht der psalmverzen. De auteur van Jerusalem ver woest heeft zich trouwens reeds eerder tot religieuze bezinning aangetrokken gevoeld. Zijn voor afgaande werk richtte zich im mers op episoden uit het leven van de H. Antonius. DE 84ste psalm die Dresden voor koor, soli en orkest compo neerde en die a.s. Donderdag (17 Juni) alleen te Amsterdam (in eerste uitvoering) wordt gegeven, heeft betrekking op het einde der Babylonische gevangenschap. De psalmist smeekt God het land weer tot welvaart te brengen cn het aan de bloei en welvaart van de Mes siaanse tijd deelachtig te maken. De 28 regels waaruit psalm 84 (resp. 85) bestaat hebben het aan zijn gegeven aan een tweeledige bouw van het werk. Het eerste deel omvat 14 regels met de ver borgen betekenis: „Dank. Heer, voor de bevrijding!" „Voltooi, Heer, de verlossing!" Het tweede omvat de kerngedachte: „Gij zult ons zegenen, Heer." Na een korte, donkere, getim- breerde, moeizaam voortschrij dende inleiding van hel orkest schrijnende herinnering aan jaren van verdrukking breken de eerste lichtschijnsels door en wordt de bevrijding bezongen. Op het eind wordt een sfeer van verwachting en ongeschokt ver trouwen gesuggereerd en sluit dit eerste deel met een kort naspel. #-ƒ ET tweede deel, waarin aan de beide solostemmen, so praan en tenor een vrij belangrijk aandeel wordt gegeven, is nogal gecompliceerd van bouw. Men hoort o.m. een regelmatig ge bouwde liedvorm die in het ver dere verloop, bij wijze van impro visatie, allerlei melodisch-rhyth- mische vervormingen ondergaat. De beide slotregels: „Gerechtig heid zal vóór Hem uitgaan en heil Zijn schreden volgen," zijn breed uitgewerkt. Sopraan- en tenor solist intoneren plechtig en ern stig het tekstueel gegeven. Het koor beperkt zich aanvankelijk tot hel uitroepen, bijna uit schreeuwen van een scherp gepro fileerd: „Gerechtigheid." De beweging verhevigt zich op het eind. Korte maten worden sa mengevoegd tot groter eenheden, en het geheel eindigt in een stra lend majeur, als symbool van hoopvolle verwachting van tijden vol zegen en blijdschap. M. M. bruch waaronder de monumentale ..St. Laurenskerk te Rotterdam", een stuk dat op zichzelf al een gang naar de Kunst kring waard is. Ook Bosboom is op de expositie met uitstekende en nog niet eerder geziene werken vertegenwoordigd. Men lette op het kleine paneel no 7, prachtig van toon en wat vlakindeling betreft een „abstract" werk avant la lettre, en men verzuime niet in de bovenzaal de schetsbladen te zien die de ongelooflijke vastheid van hand demonstreren waarmee Bosboom de vormen en de ornamentiek van het kerkinterieur schetste. Weissenbruch en Bosboom zijn slechts twee namen van een lange reeks die alle de moeite van een zorgvuldige beschou wing waard zijn. Een klein Bakker- Korff-je, geestig twee oude vrouwtjes typerend of een met sterk lichteffect ge schilderd bosgezicht van de literator schilder J. J. Cremers, stadsgezichten van Springer, Klinkenberg en Eversen of een stadsgezicht in sombere tonen van W. B. Tholen. Of een drietal fraaie werken van Scheen's herontdekking. W. J. J. Nuyen waaronder vooral het kerkje in Bretagne het grote talent van deze jonggestorven romanticus toont. Van belang zijn ook Schelfhout's wintergezicht no 72, ten Kate's interieurs, het zeer grote zee-stuk van Mesdag en het technisch verbluffend knappe paardenstuk van W, Verschuur. Verlaat tenslotte de expositie niet voor dat gij de grote B.C. Koekkoek, het ri vierlandschap gezien hebt dat met zijn als het ware op drie plans in de ruimte gesitueerde vergezicht de mogelijkheden van het uitbeelden van het landschap tot de grootste hoogte opvoert. liet. Waar Jozej Haydn rondging in hof-livrei.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 5