DE MUZIEK DIE WENEN
TOT WENEN MAAKT
Hindemith mei alpinomuisje
Romantiek in Rotterdam
PvpA wiUwtt:
IhckkdsihwiMl
WIENER
FESTWOCHEN
ProfJos ten Horn
zestig jaar
Slechts één noviteit op het
Holland-Festival
Do you know what
„bitte" means?
Moeilijke keus
Waar was Haydn's
hoofd?
Rare avonturen
van Haydn's
schedel
Net een postkoets!
Nederlandse zangers
Monteverdi's „Orfeo"
P&illPf
c (ittUiof/ck. *4 fat wmbtL/rfi (hh-w
ZATERDAG 12 JUNI 1954 PAGINA 5
H L HINDE HITII
Dresden s „Psalm 84
5&0 a
TERWIJL het regent in alle Oos
tenrijkse berggebieden, terwijl in
Stiermarken een noodtoestand
heerst en reddingsploegen dag en
nacht vechten tegen overstromingen,
schijnt in Wenen de zon, bloeien de
kastanjes op de Prater en vermeien
^icb tienduizenden goedgeluimde ste
delingen in „Gartenwirtschaften" met
®chrammelklanken, worstjes, en niet
*e tellen potten bier. Welvarend zijn
2e niet, en de oud-befaamde, onmis
kenbare Weense chic beperkt zibh
Voornamelijk tot de dure etalages in
Graven en Karntner Strasse. Maar de
goede Wener aanvaardt zijn zorgen
zoals hij ook de troebelen van zijn
viervoudige bezetting aanvaardt,
goedmoedig, en met humoren,
als men wat verder kijkt, ook met ge
loof. Als 's avonds de kantoren sluiten
beieren alle klokken en lopen alle
kerken vol met avondmisgangers. In
he Stephansdom, de zwaargehavende,
hiet steun van heel de wereld weer
opgelapte Stephansdom, is het H.
Vormsel toegediend, en van Schoen-
brunn tot Grinzing rijden de vorme-
kngetjes rond in „Firmungsauto s en
"Firmungsfiakerls" die met namaak-
bloemen, namaakvlinders en lucht
ballonnen tot het wanstaltige toe zijn
Versierd. Ze eten ijs in opgesmukte
kleren en behalve de vers-ingestorte
Heilige Geest zitten ze weer allemaal
trouw in het lof, en op welk uur van
den dag men ook een grote of een
kleine kerk betreedt, telkens staat
versteld van de velen, die er ko-
^en bidden.
Zulks neemt niet weg dat Wenen
een socialistisch getinte stad is. Men
schijnt aan de Donau een rode Maria-
vereerder te kunnen zijn, zogoed als
men midden in zijn rode hart heim
wee voelt naar de glorie van de oude
keizertijd. Men kan ijsjes eten op de
stoep van de Hofbrug en zitten
breien op de Gloriette van Schoen-
brunn, natuurlijk, want de tyrannic
is voorbijMaar niet zodra komt
de glinsterende almacht van wijlen
de ,,K. und K." Donaustaat ter sprake
°f alle stemmen beven van ontroe
ring. Vóór de luisterende vreemde
ling het weet is hij verheven tot Pro
fessor, tot Exzellenz, en de „G'nadige
Erau" wordt de hand gekust, en om
ben heen gonst het oude ceremonieel
Vol klassieke plichtplegingen en een
eindeloos herhaald: hitte, bitte, in alle
toonaarden,Do you know what
„bitte" means?" vroeg ons een oude
Amerikaanse wanhopig: ze hoorde de
hele dag niet anders om zich heen en
vatte maar niet wat er mee bedoeld
werd
- N temidden van die kastanjes en
lp die wortsjes en heel het bekooi -
v lijk maar weinig energiek teren
een vergaan verledenklinkt en
Qpnst de muziek die Wenen pas tot
Wenen maakt en uit alle delen van
Europa muziekliefhebbers en recen
senten tot zich trekt als bijen naar
een boekweitveld. De „Wiener Sai-
s°nbiedt nu voor de vierde maal
een Juni-maand vol festiviteiten, en
dag in dag uit valt er zoveel te be
luisteren dat men moeite heeft om
zijn keus te maken. Beethoven-sere
nades op de Pfarrplatz in Heiligen-
stadt. complete Schubertiades in
Schuberts geboortehuis, openlucht-
Figaro's in het slotpark van Schoen-
órunn. En tussendoor, nietwaar/wilt
8e als muzikant toch ook de wonin
gen pan Haydn en Mozart en Brahms
bekijken en tramt ge U een ongeluk
naar het Zentral-friedhof waar zo-
veel grote mannen der muziekhistorie
bijeen liggen.
Het is eigenlijk een jolige boel
dat enorme stadskerkhof.
dam* op u.u.1,
ffen bereikt het langs een straat die
^lometers lang alleen met steenhou-
F'ei's, hoveniers en zogezeide Gra-
'er-Schmücker" bevolkt is, maar
F luk tegenover de poort staan een
?'°eg en een ijstent. En terwijl er
?lnds aanhoudend opgewekte doods-
i°kjes klingelen en de ene kist na
c:e andere ten grave gedragen wordt,
0t men hiér zijn smart met „Knö-
j~fl" en „Schnitzel" en spoelt een
'■''oom bier de begraaf-uitdrukking
j e0 van de goedmoedige gezichten
°uen de zwarte dasjes.
v zussen het groen vindt ge de gra-
bijeen van Beethoven en Scliu-
}^r'> van Brahms en zijn vriend Jo-
jr'nn Strauss, van Hugo Wolf en
yPPé en Millöcker en tal van min-
dpr<L ®°den. Mozart kreeg er een ge-
„p"ksteen, maar hijzelf is zoek, zoals
yeettja, en Haydn ligt er ook
Met het overschot van Jozef Haydn
was er iets mis, moet ge weten. Toen
de oude man in 1809 gestorven was
had men hem simpelweg begraven op
zijn parochiekerkhof, maar toon zijn
voormalige broodheren, de Esterha-
zy's, hem elf jaar later in Eisenstadt,
hun residentie, een eregraf wilden
bereiden, toenhet klinkt cru,
maar toen was zijn hoofd er niet bij...
Een frenetieke schedel-meter had het
vlak na de eerste begrafenis in een
duistere nacht gestolen om te onder
zoeken waar Havdn's muziekcentrum
gezeten had. En zó trots was hij op
zijn luguber bezit dat hij ook in 1820
Haydn's hoofd niet aan de veront
waardigde Esterhazy's uitleverde. Hij
presenteerde hun een valse, n dood-
gewone schedel, een schedel zonder
muziekcentrum, een schedel die nooit
symphonieën en kwartetten geconci
pieerd had, en die niettemin plech-
tiglijk in het Eisenstadtse mausoleum
werd bijgezet. De echte schedel
intussen ging van hand tot hand,
raakte pas tegen het eind van de
eeuw in het bezit van de Wiener Mu-
sikfreunde, die er goede zaken mee
wilden doen en hem aan de Esterha-
nationale exprestreinen wellicht
behoorlijk geregeld. En waarschijn
lijk zal er ook nooit iets kloppen of
op tijd zijn, omdat niemand het erg
vindt. De trein die ons naar Eisen
stadt bracht een „extra-trein" nog
wel had ruim twee uur nodig om
de vereiste vijftig kilometer af te leg
gen en telkens als hij weer eens stil
stond juichten de reizigers vertederd:
„Wie im Biedermayer! Net een post
koets! Zó heeft Haydn het nu ook ge
daan.
Boven Haydns graf in de Bergkir-
che voerden Weense musici de Nel-
son-Messe uit, terwijl een Weense
O wars over het dak van Haydns grafkerk loopt een kruisweg omhoog tot
de koepel vanwaar men over de puszta's ziet.
zy-nazaten te koop boden voor 30.000
Schilling Een hoofd kan raar rollen,
niet waar? En wie garandeert ons dat
de thans vereerde schedel werkelijk
nog dezelfde is, die 145 jaar geleden
boosaardig van Haydns romp gesehei
den werd? Het zijn.neuspolypen,
die pleiten voor de authenticiteit,
doch, zegt u zelf, aan dat euvel heb
ben méér mensen geleden.
Hoe dan ook, ten lange, lange leste
is de schedel in kwestie met Haydns
overig gebeente verenigd. Zonder
30.000 Schilling, maar mèt het geleide
van bondspresident Körner, van kar
dinaal Innitzer en tal van andere
autoriteiten. Op Pinksterzaterdag
1954 heeft hij zijn allerlaatste tocht
volbracht, het vergeten Burgenland
in waar het Esterhazy-stadje Eisen
stadt tegen het Leithagebergte ligt.
Dat ging gepaard met allerhande mu
ziekmanifestaties en in dat zog kwam
ook uw recensent in Eisenstadt te
recht. Vraag niet hoe, lezer, want als
ik u over de treinen en treintjes cn
alle verdere publieke organisaties van
dit land vertel moet ik uw sympathie
voor Oostenrijk ernstig schaden. Niets
klopt er, niets is er ooit op tijd, mets
is er met uitzondering van inter-
Schola het Gregoriaanse Pinksterpro-
prium verzorgde. Het een zowel als
liet ander was voortreffelijk ja,
want wat er wél klopt in Oostenrijk,
is de muziek. Even overtuigend en
blijmoedig klonken 's middags de
„Jahreszeiten" door de Haydn-zaal
van liet oude Esterhazy-slot. En tus
sen de bedrijven wandelden wij door
het stille lietc dorp en klommen op
de toren om achter het onzichtbare
gordijn Hongarije te zien liggen.
We hoorden de boeren praten en het
was geen Duits, maar Hongaars en
Kroatisch. De jeugd voerde volksdan
sen uit en het waren de kleurige
drachten van de Balkan en de pus-
sta's die ze droegen, en de sloveni-
sche „Tamburitzers" gusli's die
ze betokkelden. Zodat wc terug reden
naar Wenen, peinzend over de harde
rococo-schedel van Haydn, die een
leven lang in deze landen kon vertoe
ven zonder één motief van die koste
lijke volkskunst binnen te laten in
zijn hoofse muziekwereld
DIE schedelaffaire is zeker het
meest romantische dat de Fest-
wochen te bieden hebben, maar
het belangrijkste is hij, muzikaal ge
sproken, niet. Belangrijker is stellig
de vertolking van de kernstukken
uit Alban Bergs oeuvre, en van nieu
we werken van Egk, Orff, Hindemith.
Belangrijk althans voor Neder
lands representatie is de Messias-
uitvoering die de „Stem des Volks"
hier komt geven met Nederlandse
solisten onder leiding van Antoon
Krelage. En in een ander opzicht zijn
juist ook voor ons Nederlanders de
opvoeringen van de Staatsopera be
langrijk. Hun eigen verwoeste ge
bouw is nog steeds niet gereed het
ontbreekt aan de nodige contanten
zodat ze zich behelpen met andere
toneel- en concertzalen. We zagen
bijv. Mozarts „Entführung aus dem
Serail" in de Redoutenzaal van dé
Hofburg, een charmante, acoustisch-
uitstekende, maar kleine en voor het
toneel ongeschikte ruimte. Met een
geïmproviseerd gordijntje, een mini
mum aan decor en bijeengeraapte af
leggertjes van costuums, kwam daar
een creatie tot stand die van begin tot
eind fascineerde dank zij de volmaak
te zang- en acteerkunst van de solis
ten (met name van Emmy Loose en
Peter Klein) en de straffe pittige lei
ding van Rudolf Moralt.
Men moet natuurlijk in het oog
houden dat het Weense publiek op
opera-gebied „nourri dans le Sérail"
is (om het in dit verband nu eens
toepasselijk te zeggen) en minder
visuele hulpmiddelen nodig heeft om
van Mozart te genieten dan het Ne
derlandse. Maar toch blijft de conclu
sie gewettigd, dat er posten zijn,
waarop een noodlijdend instituut ook
ten onzent aardig kan bezuinigen
Volgens velen met inbegrip van
ondergetekende viel het hoogte
punt van de „Wiener Saison" op de
uitvoering van Monteverdi's „Orfeo"
uit 1607 in de bewerking van Paul
Hindemith. Pardon, bewerking is het
verkeerde woord, zoals Hindemith op
de persconferentie, en later nog eens
vóór het concert, verklaarde. Plij
heeft juist niet bewerkt, veel minder
dan Orff en d'Indy en anderen voor
hem deden. Hij heeft de Orfeo hele
maal gelaten zoals hij was, en het or
kest strikt samengesteld volgens de
partituur, met gamba's, en chitaroni
(lage luiten) en een piccolo-blok
fluit, en fluitorgels en een regaal.
Enkel op de slecht-aansprekende
houten Zinken konden de moderne
blazers zich niet afdoende meer be
kwamen, zodat die door Engelse
hoorns vervangen moesten worden.
Het hele orkest klonk merkwaardig
bleek en hees, maar had een aparte
charme.
Van de solisten was eigenlijk al
leen de titelheld geheel tegen zijn rol
opgewassen, de Napolitaan Gino Si-
himberghi, al was zijn geluid wat te
zinnelijk en te Gigli-achtig voor Or-
feo's abstracte weduwnaarssmart. De
anderen hadden stuk voor stuk met
intonatie-moeilijkheden ie kampen,
die bij Monteverdi's recitatief inder
daad niet gering zijn. Maar het gran
dioze van de opvoeding zat hem in
het totale beeld, het voortreffelijke
grisaille-decor dat trouw naar 17e-
eeuws model was vervaardigd en het
orkestpodium van de Konzerthaussaal
herschiep in een baroktoneel waarop
„la Musica" hoffelijk haar proloog
zong, en herders en herderinnen dan
sten en huppelden met onnavolgbare
gratie, stijl en eenvoud. Zó ongeveer
moet het geweest zijn, ook in Man
tua, 359 jaar geleden, en de hele
stampvoile toeschouwerszaal loeide
van geestdrift.
En als ge dan de volgende dag
door de binnenstad dwaalt, kan het
gebeuren dat ge midden in de drukte
Paul Pjindemith ontmoet, met een
verregend alpino'tje op, de handen
in de zakken van zijn uit de plooi ge
zakt colbertje, door ieder herkend en
door niemand lastig gevallen....
Zoiets kan alleen in Wenen.
HELENE NOLTHENIUS
PROFESSOR jos jen Horn, de schil
der on Klazenicr, vindt het niet
prettig dat h\j op zijn verjaardag
15 Juni a.s. het zesde kruisje krjjgt.
Hjj voelt zich jong, deze docent van de
Jan van Eyck-Academie en dat is hij
ook. Zijn haren wj{ geworden maar
zijn hart is vitaal gebleven. En zijn
ideeën?
Die zijn niet minder oorspronkelijk
dan in de vroegste periode van zjjn ar
tistieke loopbaan, toen h(j op het ate
lier van Cuypers te Roermond werkte.
Met grote architecten als Berlage cn
Oud heeft hij daar een schat van vak
kennis cn Practische ondervinding op
gedaan. waarvoor hij altijd dankbaar
is gebleven. Destijds behoorde hij tot de
generatie die zich reeds afwendde van
de gangbare richting, waarvan de glas-
vensters in menige neo-gothieke kerk
de weinig beduidende restanten vormen.
Jeugdig van geest is hij gebleven, vol
idealisme voor zijn kunst en bezeten
door een fenomenale werklust.
„Voo'r dit vak moet je alles over heb
ben verklaart prof. ten Horn. „Je
moet er zo in opgaan, dat je het soms
boven je gezinsleven stelt. Wie tot dit
offer niet bereid is doet verstandig er
maar niet aan te beginnen want 't zal on
herroepelijk op een fatale mislukking
uitlopen. Van de felste Xantippe ont
vangt een man misschien nog wel eens
een goed woord, maar wie met de Muze
trouwt behoeft zelfs daarop niet te re
kenen. Deze veeleisende godin is nooit
over je werk tevreden. En inderdaad:
het kan altijd beter".
Aanvankelijk heeft prof. ten
Horn veel geschilderd. Vooral in
kerken van Brabant, Twente en de
Achterhoek. Sinds hij enige belangrijke
opdïachten voor gebrandschilderde ra
men ontving heeft de glazenierskunst
hem niet meer los gelaten. Vanaf het
jaar 1950 doceert hij dit vak aan de Jan
van Eyck-Academie. Vanuit Utrecht,
waar hij zich gevestigd heeft sedert het
bombardement op Arnhem hem op
enige kartons na van al zijn bezit
tingen beroofde, reist hij wekelijks naar
Maastricht.
„Momenteel geef ik daar aan zeven
leerlingen les. Die jonge mensen ver
trouwen zich geheel en al aan mjj toe.
Hun overgave doet mij mijn verant
woordelijkheid sterker en dieper bewust
zijn. Er is een band tussen ons ont
staan."
„Mogen zij zich overeenkomstig hun
aard en aanleg vrij ontwikkelen?" „Dit
is mijn grootste zorg: de vorming van
hun artistieke persoonlijkheid. Tijdens
hun studiejaren moeten zij niet aan de
leiband van bepaalde glazeniersfiguren
lopen al zijn die ook beroemd als Henri
Jonas, Dirk en Wouter Crabebh of de
onvolprezen meesters van de kathedraal
van Chartres. Doen ze dat tóch dan
hebben ze weer eens zoveel jaren nodig
om zich zelf van deze wezensvreemde
invloeden je bevrijden.
Op de Academie tracht ik hen tot
zelfstandige kunstenaars op te voeden,
die zich een persoonlijke stijl eigen ma
ken; niet abstract, want dat is alle
kunst en ook niet surrealistisch of iets
dergelijks. De artistieke aanleg moet in
je zitten, dan komt het kunstwerk van
zelf tot stand.
We wgndelen samen door de lokalen
van zijn afdeling, die feitelijk veel te
klein is. Niettemin zijn daar alle tech
nische benodigdheden aanwezig, tot en
met een electrdsche oven toe, waarin het
glas op een temperatuur van 630
640 0 C gaar wordt gestookt. Aan de
werktafels zijn de leerlingen druk in de
weer; een van de jongens staat door een
bruin stuk antiek glas te luren om de
juiste teint te ontdekken; een meisje
snijdt diverse vormen uit een ruit, an
deren zitten gebogen boven de beschil
derde kartons of voegen gekleurde
scherven, in het stramien van grauwe
loodbanden tot een schone compositie
tezamen.
In de catalogus voor Pieter Scheen's
tentoonstelling in de Rotterdamse Kunst
kring (tot 20 Juni) zijn 99 nummers ver
meid. Het hierboven gereproduceerde
schilderij van de Rotterdammer Charles
Rochussen is daar niet bij. Het vormt,
als no 100, de laatste aanvulling van
deze brillante expositie, de meest om
vangrijke welke Pieter Scheen nog ge
houden heeft. Intussen zou het jammer
zijn wanneer iemand deze Rochussen, niet
vermeld in de catalogus, over het hoofd
zag. Want in dit parktafereel geeft Ro
chussen een meesterstukje van stem
mingskunst. Tegen de achtergrond die in
een rose mist vervaagt, tekenen de wan
delende groepjes zich helder af en juist
in dit contrast tussen de wazige ruimte
en de krachtiger geschilderde figuren
wordt de sfeer van het park benaderd.
Er is in dit werk een schilderkunstig
raffinement dat men in de hedendaag
se abstracten, hoe knap in kleur- en
compositiegevoel zij ook mogen zijn,
niet meer aantreft.
Bij de besten uit de 19e eeuw, zoals
deze expositie ze toont, vindt men iets
terug van wat de gouden eeuw groot
maakte, maar „vertaald" in de taal
van de eigen tijd, die de fijnzinnige uit
beelding van een innerlijk doorvoelde
werkelijkheid als hoogste doel stelde.
Men ziet op deze expositie van Scheen
weer tal van voortreffelijke stukken uit
de 19e-eeuwse schilderkunst. Opmer
kelijk zijn een zevental tot dusver wei
nig bekende werken van Jan Weissen-
STAAT het onderricht in de reli
gieuze kunst op de voorgrond?"
„Spreekt U liever van kerkelijke
kunst", corrigeeert hij onze vraag. „In
wezen is alle kunst religieus, ook de
profane, want zij is een afstraling van
de schoonheid van de Schepper en voert
tot God. Daarom moeten mijn leerlin
gen zich op alle gebieden van het vak
zo breed mogelijk ontwikkelen. Volgens
mij is dit de enig juiste opleidingsme-^
tliode op een academie, die natuurlijk
geen school is in de gewone zin van het
woord. De artisten, die niet te sterk
gebonden mogen zijn, genieten hier de
nodige vrijheid. Wel moeten zij flink
leren aanpakken.
Zijn leven lang heeft professor ten
Horn rustig en ongestoord mogen wer
ken. In de stille van het atelier is zijn
kunst gaandeweg tot volle wasdom ge
komen. Onlangs heeft hij een aantal ra
men voor Meerssen's ranke H. Sacra
mentsbasiliek voltooid en thans ont
werpt hij glasvensters voor het pries
terkoor van de dekenale kerk van Horst.
GEEN DURF EN BEZIELING!
DE betekenis van het Holland-
Festival 1954 t.o.v. de heden
daagse muziek is minimaal. Ge
woonlijk ontleent een Festival,
stevig gesubsidieerd als het hier
is en rijkelijk van uitvoerende
middelen voorzien zijn betekenis
aan de gelukkige omstandigheid
dat men hier muziek- of toneel
werken kan uitvoeren die onder
normale omstandigheden moeilijk
ten gehore gebracht kunnen wor
den. Zo zagen wij de laatste twee
jaar een uitzonderlijke belangstel
ling voor het oeuvre van Igor
Strawinsky, later gevolgd door
oudere corypheeën als Honegger,
Bartok en de Falla. Bepaald over
tuigend waren deze uitvoeringen
overigens niet als men bedenkt dat
de gemiddelde leeftijd dezer uit
gevoerde „eigentijdse" muziek
twintig jaar bedroeg en voorts dat
deze twintig tot veertigjarige le
vensduur nog niet voldoende was
geweest om ze bij één onzer negen
of tien Nederlandse orkesten te
doen spelen.
Er was dus wel sprake van eni
ge achterstand en het was in ieder
geval verblijdend dat er een zo
mermaand aanbrak waarin de
winterslaap van liet gewone con
certseizoen met wat nieuw leven
werd bezield.
Doch de dommel gaat ook nu
voort. De Ned. Opera komt met
een „première" (Aus einem To-
tenhaus) van bijkans een halve
eeuw oud en geeft een reprise van
Verdi's Otello; het Radio Phil. Or
kest komt met een werk uit 1868:
het Deutsches Requiem van
Brahms; het Concertgebouworkest
heeft de Zwitserse dirigent An-
sermet nodig om Honegger's
Tweede Symphonie te doen horen;
het B.B.C. Orkest blijft zijn eigen
traditie getrouw met de Zesde
Symphonie van Vaughan Wil
liams; het Residentie Orkest doet
bij de opening van het Festival in
het Kurhaus niets anders dan be
kende. repertoirestukken uit de
loop van het seizoen herhalen. Het
Toonkunstkoor uit Den Haag komt
met de min of meer vermolmde
muziek van Cherubini's Requiem,
terwijl de Amsterdamse zusterver
eniging met Die Schöpfung van
Haydn nogmaals da blik naar een
anderhalve eeuw geleden doet
wenden.
Neen, vaart, durf of jonge be
zieling kenmerken het Holland-
Festival 1954 niet. De geschiedenis
die zich steeds weer herhaalt in
ons muziekleven is deze, dat de
Nederlandse dirigenten en solisten
veelal van hun buitenlandse col
lega's kunnen leren hoe men de
eigen kunst zelfs in den vreemde
propageert.
HET enige eigen geluid dat we
in het Festival zullen horen
is de Psalm 84 van Sem Dresden
door het Concertgebouw Orkest en
Koor van de Ned. Radio Unie o.l.v.
Ed. v. Beinum.
Dat een onzer meest vooruitstre
vende muziekscheppers zich tot
psalmteksten voelt aangetrokken
is in het kader der hedendaagse
muziek geen ongewoon verschijn
sel. Sinds het heugelijke moment
waarop Strawinsky een zijner ge
niale vondsten deed met de Sym
phonie de Psaumes zijn de ogen
van velen opengegaan voor de la
pidaire kracht der psalmverzen.
De auteur van Jerusalem ver
woest heeft zich trouwens reeds
eerder tot religieuze bezinning
aangetrokken gevoeld. Zijn voor
afgaande werk richtte zich im
mers op episoden uit het leven
van de H. Antonius.
DE 84ste psalm die Dresden voor
koor, soli en orkest compo
neerde en die a.s. Donderdag (17
Juni) alleen te Amsterdam (in
eerste uitvoering) wordt gegeven,
heeft betrekking op het einde der
Babylonische gevangenschap. De
psalmist smeekt God het land weer
tot welvaart te brengen cn het aan
de bloei en welvaart van de Mes
siaanse tijd deelachtig te maken.
De 28 regels waaruit psalm 84
(resp. 85) bestaat hebben het aan
zijn gegeven aan een tweeledige
bouw van het werk. Het eerste
deel omvat 14 regels met de ver
borgen betekenis: „Dank. Heer,
voor de bevrijding!" „Voltooi,
Heer, de verlossing!" Het tweede
omvat de kerngedachte: „Gij zult
ons zegenen, Heer."
Na een korte, donkere, getim-
breerde, moeizaam voortschrij
dende inleiding van hel orkest
schrijnende herinnering aan jaren
van verdrukking breken de
eerste lichtschijnsels door en
wordt de bevrijding bezongen.
Op het eind wordt een sfeer van
verwachting en ongeschokt ver
trouwen gesuggereerd en sluit dit
eerste deel met een kort naspel.
#-ƒ ET tweede deel, waarin aan
de beide solostemmen, so
praan en tenor een vrij belangrijk
aandeel wordt gegeven, is nogal
gecompliceerd van bouw. Men
hoort o.m. een regelmatig ge
bouwde liedvorm die in het ver
dere verloop, bij wijze van impro
visatie, allerlei melodisch-rhyth-
mische vervormingen ondergaat.
De beide slotregels: „Gerechtig
heid zal vóór Hem uitgaan en heil
Zijn schreden volgen," zijn breed
uitgewerkt. Sopraan- en tenor
solist intoneren plechtig en ern
stig het tekstueel gegeven. Het
koor beperkt zich aanvankelijk
tot hel uitroepen, bijna uit
schreeuwen van een scherp gepro
fileerd: „Gerechtigheid."
De beweging verhevigt zich op
het eind. Korte maten worden sa
mengevoegd tot groter eenheden,
en het geheel eindigt in een stra
lend majeur, als symbool van
hoopvolle verwachting van tijden
vol zegen en blijdschap.
M. M.
bruch waaronder de monumentale ..St.
Laurenskerk te Rotterdam", een stuk dat
op zichzelf al een gang naar de Kunst
kring waard is.
Ook Bosboom is op de expositie met
uitstekende en nog niet eerder geziene
werken vertegenwoordigd. Men lette op
het kleine paneel no 7, prachtig van toon
en wat vlakindeling betreft een „abstract"
werk avant la lettre, en men verzuime
niet in de bovenzaal de schetsbladen te
zien die de ongelooflijke vastheid van
hand demonstreren waarmee Bosboom
de vormen en de ornamentiek van het
kerkinterieur schetste.
Weissenbruch en Bosboom zijn slechts
twee namen van een lange reeks die alle
de moeite van een zorgvuldige beschou
wing waard zijn. Een klein Bakker-
Korff-je, geestig twee oude vrouwtjes
typerend of een met sterk lichteffect ge
schilderd bosgezicht van de literator
schilder J. J. Cremers, stadsgezichten van
Springer, Klinkenberg en Eversen of een
stadsgezicht in sombere tonen van W. B.
Tholen. Of een drietal fraaie werken van
Scheen's herontdekking. W. J. J. Nuyen
waaronder vooral het kerkje in Bretagne
het grote talent van deze jonggestorven
romanticus toont. Van belang zijn ook
Schelfhout's wintergezicht no 72, ten
Kate's interieurs, het zeer grote zee-stuk
van Mesdag en het technisch verbluffend
knappe paardenstuk van W, Verschuur.
Verlaat tenslotte de expositie niet voor
dat gij de grote B.C. Koekkoek, het ri
vierlandschap gezien hebt dat met zijn
als het ware op drie plans in de ruimte
gesitueerde vergezicht de mogelijkheden
van het uitbeelden van het landschap tot
de grootste hoogte opvoert.
liet.
Waar Jozej Haydn rondging in hof-livrei.