Ontving het „heilig paterke van Hasselt
de Heilige Priesterwijding
Verhuizingen
De C.H.U. over het Mandement
Om het lot van vele boeren
Meer rechten voor de pachters
De vredeskansen, en hoe die fe vergroten
b:
HONDERD JAAR GELEDEN
coors
Kindjeik ben geen waarzegger"....
De H-bom tussen oorlog en vrede
Gebr. NIJM AN n.v.
ROTTERDAM
Kamer debatteert over liet nieuwe ontwerp
ruilverkavelingswet
/f
II
J
ZATERDAG 12 JUNI 1954
PAGTNA 9
Heilige strijdbaarheid
Gehinderd door zijn faam
Overlijden en prows
COMMUNISTEN KREGEN
NOG GEEN PAS
Mening van de A R.
KINDERVERLAMMING
TREEDT WEER OP
PATER VAN DER VRANDE
NAAR NIEUW-GUINEA
Ruilverkaveling brengt winst
Door prof. dr ARTHUR COMPTON
GEMIDDELDE DAG
PRODUCTIE GESTEGEN
Index bedroeg in April 175
(v.m. 167)
Drie eisen
Preventieve werking der
mogelijke vernietiging
De economische vredes-
noodzaak
Samenbundeling van al
krachten
Rechten voor de pachter
Ontbrekende sluitstukken
AVRO REORGANISEERT
OMROEPBEDRIJF
?5
(Van onze Brusselse correspondent)
Toen op die 10e Juni van het jaar
1854 een groep diakens van het
Minderbroedersklooster van St.
Truiden naar Luik moest vertrekken
om daar uit de handen van Mgr de
Montpellier de H. Priesterwijding te
ontvangen, was de diaken frater
Valentinus Pacquay niet te vinden.
Toen men hem dan eindelijk bad
ontdekt, verklaarde de jonge
kloosterling dat hij deze grote dag,
waarop hij reeds vanaf zijn kinder
jaren had gewacht, met vreugde
maar ook met vrees had zien nade
ren. Niettegenstaande zijn vurig
verlangen naar het priesterschap
achtte hij zich, naar het voorbee'd
van zijn heilige Vader Franciseus,
onwaardig Gods bedienaar te zijn en
er was een formeel bevel van zijn
oversten toe nodig, om hem zich te
Luik tot priester te gaan laten
wijden.
Zeventien dagen later, werd hij naar
Hasselt gezonden, een der „goede steden"
van het vroegere graafschap Loon, waar
van de eerste parochie uit de Vile eeuw
dateert.
Gedurende een halve eeuw zou pater
Valentinus Pacquay daar een zó stichtend
leven leiden, dat het daarna niet lang
duurde, of hij werd daar niet anders meer
genoemd dan „het heilig paterke".
Er was in dat verblijf van een halve
eeuw maar éón enkele onderbreking, van
slechts één laar, toen pater Valentinus
naar Thielt werd gezonden om zich daar
aan de zielzorg te wijden. De mensen var
Hasselt vatten dat evenwel anders op. ia.
dwongen als het ware de pater provin
ciaal het „heilig paterke" naar hun stad
te laten terugkeren. Wat dan ook na
een korte afwezigheid van een twaalftal
maanden gebeurde.
Valentinus Pacquay werd de 17e No
vember 1828 uit boerenouders geboren
te Tongeren, België's oudste stad, nog
vol herinneringen aan de Romeinse be
zetting. Het is in haar beroemde fraaie
gotische Onze Lieve Vrouwkerk, dat hij
het H. Doopsel ontving.
Reeds zijn prille jeugd was geken
merkt door een grote vroomheid en een
opvallende neiging tot de biecht. Twee
maanden vóór zijn eerste H. Communie
ging hij elke dag te biechten.
Toch moet men niet denken, dat de
kleine Louis, zo was zijn doopnaam, een
zoet, braaf ventje van peperkoek was.
Integendeel. Hij had zelfs een heftig, op
vliegend karakter en een paar flinke
vuisten, die er af en toe geducht op los
sloegen! Dat gebeurde o.m. eens tijdens
ziin noviciaat te Thielt. Hij was er achter
gekomen, dat men hem daar „de heilige"
noemde en toen een zijner medebroeders
het ongeluk had hem dat in het gezicht
te zeggen, riep frater Pacquay woedend
uit; „Jij ook al!", en gaf zijn „heiligver-
klaarder" een zodanige opstopper op de
blond, dat het bloed hem over de kin
liep. Dat ziende viel Valentinus onmid
dellijk op de knieën en smeekte om
vergiffenis.
Zijn gehele leven lang, heeft hij te
gen zijn opvliegend temperament te strij
den gehad. Hij wist, dat dit zijn groot
ste gebrek was, en trachtte het om te
zetten in een stalen wilskracht voor
het bereiken van het goede.
Toch was het niet te verwonderen dat
zijn kloosterbroeders hem „de heilige"
noemden. Door zijn innig geestelijk
leven en zijn zware verstervingen deed
hij aan de heiligen Aloysius en Johannes
Berchmans denken. Voor deze laatste, uit
het nabijliggende Diest afkomstige heili
ge „Janneke van Dièst". noemde hij
hem koesterde hij een grote verering.
Zijn opvatting over het kloosterleven
legde pater Valentinus vast in deze,
haast fanatiek klinkende doch in wer
kelijk van diepe overtuiging doordrenkte
zin: „Wie naar het klooster gaat met een
ander doel dan heilig te worden, is gek,
is dwaas In den hoogsten graad".
Latere ordebroeders getuigden van
hem: „Hij verricht niets buitengewoons,
buitengewoon is alleen de gelijkmatige
inspanning waarmede hij het gewone
volkomen volbrengt".
Tegen de dag dat de communauteit
moest stemmen of de novicen tot de eer
ste geloften mochten worden toegelaten,
kreeg frater Valentinus een kwaadaar
dige huidziekte en men wilde hem de
toelating weigeren. Doch een stem
uit het kapittel waarschuwde: „Opgepast!
Onze medefrater Valentinus is van een
meer dan gewone deugd. Deze plot
selinge ziekte kon wel een list van de
duivel zijn!". Valentinus werd toegela
ten. Enkele dagen later was van de
ziekte geen spoor meer te zien.
Armoede, zuiverheid, versterving, ge
hoorzaamheid, ootmoedigheid, het wa
ren allemaal deugden waarin hij uit
blonk. Zij werden hem evenwel niet
Zo maar in de schoot geworpen. Hij
moest ze integendeel veroveren, in harde
strijd tegen zijn onstuimige natuur. Zijn
bedwongen hevigheid kwam van tijd tot
tijd wel eens tot uitbarsting, doch dat
herstelde hij dan steeds met zeer bewuste
daden van zelfbeschuldiging en -vernede
ring.
Neen zeemzoet was hij niet. Dat blijkt
ook uit zijn portretten. Wij hebben er
hier enkele voor ons liggen, waaronder
één naar 'n tekening van Jan Toorop, die
bet „heilig patêrke" ook nog in een alle-
Eorische uitbeelding heeft voorgesteld.
Allemaal laten zij een energieke, soms
grimmige mond zien en de uitdrukking
der ogen is eveneens eerder hard. bom-
biigen beweren, dat dit moet toegeschre
ven worden aan het feit, dat pater
Pacquay een hekel had aan het poseren.
Wij delen die opvatting niet, die er o.i.
Rechts goed is voor brave mensen, die
Zoals wij afgelopen Donderdag al
bij een artikel over Guido Gezelle
opmerkten, viel op die dag ook het
feit te herdenken, dat honderd jaar
geleden het heilig Paterke van
Hasselt tot priester wer 1 gewijd.
Daarom vandaag een artikel over
deze apostel van de biechtstoel, die
al tijdens zijn leven een faam van
heiligheid „genoot".
een „heilige" niet anders dan met inne
mende trekken willen zien. Dichter bij de
waarheid komen ons degenen voor die
constateren, dat Pacquay's „heiligheid"
biet van contemplatieve maar van strij
dende aard was. De apostel van de biecht
stoel, die hij heel zijn kloosterleven lang
geweest is. stond onafgebroken onder de
geweldige indruk van Gods heiligheid en
rechtvaardigheid.
Steeds heeft zijn faam van „heiligheid"
hem gehinderd. Tijdens een retraitepredi-
catie over de hel, riep hij zo verbolgen en
tragisch uit, dat de gelovigen ervan sid
derden: „Wie zal in 't diepste van de af
grond worden geworpen? Ik weet het.
't Is die zogenaamde heilige van Hasselt,
die schijn-heilige. die zijn oversten en
zijn medebroeders bedriegt!" En na een
kleine onderbreking: „Gelukkig, dat Onze
Lieve Vrouw er nog is, wier voorspraak
hij kan inroepen!"
Nog bij verschillende andere gelegen
heden vernederde hij zich, niet zelden op
humoristische wijze. Toen hij voor de
eerste maal tot gardiaan werd benoemd,
hoorde men hem zeggen: „Nu heeft ieder
een kans om overste te worden!" Bij zijn
aanstelling tot raadsman van de provin
ciaal, mompelde hij: „Het einde van de
wereld is nabij!" En aan een dame die
wilde weten wat dat eigenlijk was een
definitor, luidde zijn antwoord: „Och'zo'n
soort knecht.
Pater Valentinnus vond er een waar ge
noegen in, de nonnetjes in het ootje te
nemen die hem een zekere verering toe-
droegen Zo was hij eens met een leke-
broeder op bedelpartij. Zij belden aan in
een zusterklooster. „Van waar komt U,
pater?", vroeg de moeder-overste. „Van
Hasselt, kindje" (iedereen noemde hij
„kindje"). „Oh, van Hasselt, waar de
heilige pater Valentinus woont?" „Hei
lig? Niet heiliger dan ik!" „Mensen
van ons dorp zijn hem gaan raadplegen."
„Arme onnozelaars!"
Aan zijn reeds genoemde deugden kun
nen nog toegevoegd worden die van dee
moed, geduldig Ifjden, Gods- en naasten
liefde, zijn zielelijden en zijn apostolaat
door middel van de biechtstoel. Niet voor
niets stelt een zijner monumenten hem
voor met absolverende hand. Men schat,
dat hij meer dan honderdduizend uren,
een overgroot deel van zijn priesterleven,
in de biechtstoel heeft doorgebracht. „Wij
priesters moeten ons in de biechtstoel hei
ligen", zeide hij eens tot een ordebroeder.
Dat vele biechthoren vergde van hem
een grote physieke inspanning en soms
was hü daar zo vermoeid van dat, als de
laatste penitent de kerk had verlaten, de
koster hem slapend aantrof.
Deze dienaar Gods overleed in zijn
klooster te Hasselt op 1 Januari 1905. Drie
maanden tevoren had hij in het Clarissen
klooster tot een biechtelinge gezegd:
„Kindje, nu is het de laatste maal dat
ik hier kom". Het was rond diezelfde tijd,
dat hij een bidprentje in de brevier van
een jong geestelijke, zijn neef, stopte.
Later bleek, dat het prentje van pater
Valentinus daar op de dag van O.H. Be
snijdenis stak, de dag van zijn dood..
In het jaar 1922 werd een proces voor
zaligverklaring van het „heilig paterke
van Hasselt" ingeleid, dat vorig jaar in
de laatste fase is getreden.
Het stoffelijk overschot van pater Va
lentinus Pacquay, dat eerst op het kerk
hof van Hasselt werd begraven, waar een
monument daar thans nog aan herinnert,
rust nu in een kostbare sarcophaag van
marmer en brons, in de voor dit doel ge
bouwde grafkapel naast de kerk der Min
derbroeders te Hasselt.
Tal van mirakels worden aan zijn be
middeling toegeschreven.
Aan een jong meisje dat hem eens in
de biechtstoel kwam vragen, of zij al dan
niet zou trouwen, antwoordde pater
Pacquay: „Kindje, ik ben geen waarzeg
ger", en deed het deurtje dicht.
Neen. een waarzegger was hij aller
minst, want wel nooit zal hij hebben
voorzien, dat hij eens in een monumen
tale graftombe zou rusten en dat de eer
der altaren voor hem zou worden aan
gevraagd. Integendeel, want zijn eerste
en zijn laatste bekommernis is steeds het
ama nesciri et pro nihilo haberi van
Thomas a Kempis geweest: het onbe
kend blijven en voor niets aangezien
worden
(Advertentie)
IN STAD, BINNEN- EN
BUITENLAND
VOORHAVEN 7-11
Telefoon 35015 (4 lijnen)
Douaneformaliteiten
Huis-Hulsservice
Verzekering
Het Tweede-Kamerlid Wagenaar heeft
aan de minister-president en de minister
van Buitenlandse Zaken schriftelijk o.a.
de volgende vragen gesteld:
Is het de ministers bekend, dat door het
Tweede-Kamerlid P. de Groot en de se
cretaris van de Eenheidsvakcentrale B.
Brandsen vroegtijdig paspoorten zijn aan
gevraagd en dat deze tot op heden niet
zijn verstrekt?
Zijn de ministers bereid mede te delen
op welke gronden tot op dit ogenblik de
passen niet mochten worden afgegeven
en door welke instanties of personen de
opdracht is gegeven de passen niet te ver
strekken?
Zijn de ministers bereid ogenblikkelijk
opdracht te geven de gevraagde paspoor
ten te verstrekken.
Het Bisschoppelijk Mandement bespre
kend, vraagt de C.H. „Nederlander" zich
af, wat de Christ.-Historischen bij dit
alles zullen zeggen en doen? Haar ant
woord luidt:
„Het exclusivisme, dat in het mande
ment naar' voren komt, verwerpen we.
Overigens laten we ons niet sterk in be
roering brengen. Daartoe komen we
trouwens niet heel spoedig. Gezien de
historie en de gezindheid van de R.K.
Kerk was dit mandement te eniger tijd
te verwachten.
Wat zullen wij dan wel doen? Wij gaan
niet aan de Synode van de Herv. Kerk
vragen om daartegenover een soortgelijk
geschrift uit te vaardigen. Wij kunnen
niet beter doen dan voortgaan onze eigen
beginselen te verkondigen en vooral te
beleven".
De redactie van „Trouw", haar houding
mzake het Bisschoppelijke Mandement
tegen „N.R.C." en „Het Vrije Volk" ver
dedigend, stelt zich o.m. als volgt te weer:
Wij hebben twee artikelen over het
mandement geschreven.
In het eerste artikel hebben wij de
methode van procedure wat de N.R.C.
noemt „het systeem" zeer uitdrukkelijk
afgewezen.
Wij schreven: „Deze wijze van het
hanteren van de kerkelijke tucht en het
kerkelijk leergezag gaat voor de Kerken
der Reformatie 'e ver". En verder schre
ven wij, dat men aan Protestantse zijde
„een dergelijk geestelijk overwicht van
leiders van een Kerkelijk instituut op de
gelovigen niet aanvaardt" en dat dit
„terecht" als „gewetensdwang" zou wor
den gevoeld.
Nu moet het ons van het hart, dat wij
niet begrijpen als wij zo duidelijk en zo
met ronde woorden „het systeem" der
R.K. Kerk verwierpen, hoe men dat in de
N.R.C. dan zo maar plompverloren ver-
donkerenmaant en ons een gedachtengang
in de schoenen schuift die wij uitdrukke
lijk hebben verworpen.
Wij kunnen ons indenken, dat een lezer,
die ons eerste artikel niet gelezen heeft,
zo iets kan veronderstellen bij lezing
alleen van het tweede artikel, maar wij
mogen van journalisten van de N.R.C.
toch zeker verwachten, dat zij de beide
artikelen gelezen hebben, als zij met
critiek komen.
En dan vinden wij het woord „onbe
grijpelijk" het neutraalste en vriendelijk
ste woord, dat wij voor de handelwijze
van de N.R.C. kunnen bedenken.
Wanneer wij in ons tweede artikel de
wens uiten, dat de Kerken der Reformatie
een even duidelijk en even beslist geluid
zouden geven, dan heeft dat dus niet
betrekking op eventuele kerkelijke tucht,
noch op een aan de Kerken der Reformatie
vreemde immers Roomse wijze van
hanteren van het kerkelijk leergezag.
Dan heeft dat uitsluitend betrekking op
de getuigende roeping van de Kerk, die
naar onze overtuiging zich tegenover de
..doorbraak" in politiek en maatschappelijk
opzicht heeft te stellen".
In de week van 30 Mei tot 5 Juni zijn
in ons land twee gevallen van kinder
verlamming aangemeld, namelijk e—in de
Noordoostpolder en een in Amsterdam. Er
werden negen gevallen van paratyphus B
aangegeven, namelijk 3 in de stad Gronin
gen, I in Heerenveen. 1 in Assen, 1 in
Emmen, 1 in Brielle en 2 in Giessen.
Pater L. van de Vrande M.S.C., de eer
ste aalmoezenier, die met een Nederlands
Detachement Verenigde Naties naar Ko
rea trok en die voor zijn heldhaftig ge
drag werd onderscheiden met de Ameri
kaanse „Silver Star", zal in de loop van
Juli naar Nieuw-Guinea reizen. Hij zal
daar de zielszorg gaan uitoefenen onder
Nederlandse militairen.
's-GRAVENHAGE, 11 Juni 1954.
Zonder hoofdelijke stemming en nadat er nog over tal van amendementen
was gestemd heeft de Tweede Kamer hedenmiddag het wetsontwerp „Be
palingen betreffende de jacht" aangenomen, nadat de heer Egas (P.v.d.A.)
nog de niet zo heel „korte verklaring" had afgelegd, dat ondanks het feit,
dat de structuur van het wetsontwerp door amendering niet was gewij
zigd en dus de jagersbelangen een sterker accent hadden gekregen, hij toch
vóór zou stemmen, omdat de minister had toegezegd het vraagstuk van de
wildschappen in studie te zullen nemen.
Er moest dus eerst nog over enkele amendementen worden gestemd.
Het amendement van de heer Vondeling (P.v.d.A.) om aan de grondge
bruiker het primaire jachtrecht toe te kennen werd verworpen met 25 tegen
44 stemmen, Voor stemden alleen de P.v.d.A. en de heer Haken (comin).
Het amendement Van Koevorden om ook kinderen beneden achttien, zonen
van grondgebruikers, eieren te laten rapen van schadelijk gevogelte werd
aangenomen met 53 tegen 19 stemmen. Tegen stemden de V.V.D., behalve
dc heer Van Leeuwen en van de P.v.d.A. de dames mevr. Ploeg-Ploeg,
mevr. Heroma-Meyling en mej. Tendeloo en de heren Ruygers, Posthumus,
len Hagen, de Kadt, Berger, Peschar, Hofstra, Roemers, Van Lienden,
an der Goes van Naters en Vermeer.
In de sobere kloostercel van het heilig Paterke staat nog steeds
zijn harde brits.
Het amendement Vondeling (P.v.d.A.) om
de sehadevergoedingsregeling over te
hevelen naar het Jachtfonds en de bij
dragen uit de jachtacten groot genoeg te
doen zijn om de betalingen te dekken,
werd verworpen met 24 tegen 49 stemmen.
Voor alleen de P.v.d.A.
Het amendement Van Koeverden om de
rechter niet toe te staan reeds bij eerste
veroordeling de vergunning van de wild-
handelaar tot uitoefening van zijn beroep
te kunnen intrekken, werd verworpen bij
zitten en opstaan. Tenslotte was er een
amendement Bieuwenga (A.R.), dat in de
plaats was gekomen van het amendement
Van Koeverden, welke laatste boeren-
grondgebruikers met een grond van 10 ha
het jachtrecht wilde toestaan, waartegen
de minister zich fel had gekant. Het
amendement Bieuwenga, waarin geen
grootte van het jachtveld werd genoemd,
maar waarin deze vergunning toch ge
geven zou kunnen worden aan dergelijke
kleinere grondgebruikers, indien van hen
redelijkerwijze niet kan worden gevergd,
dat zij het genot van de jacht op die
gronden aan anderen afstaan, werd ver
worpen met 30 tegen 45 stemmen. De
stemming was verdeeld.
Daarna begon de Kamer aan het zeer
moeilijke en ingewikkelde wetsontwerp
de Ruilverkavelingswet.
neem
betimmeringen
verbouwingen
moderne stands
voor n modern
winlcelinierieur
VOORHAVEN 101 .IEL 34971 ROTTERDAM
Het economisch belang van ruilverkave
ling springt onmiddellijk in het oog
en verschillende afgevaardigden, zoals de
heren Engelbertink en Bieuwenga wezen
daar dan ook op als men bedenkt, dat
uit de ruilverkaveling 20 pet winst kan
worden verkregen. Op anderhalf millioen
ha, die uiteindelijk voor ruilverkaveling
in aanmerking komen betekent dit een
winst van 220.000 ha, dus evenzoveel als
de Zuiderzeepolders tezamen. Bovendien
geven deze verkavelingen een gespreide
bron van werk en er is veel minder
kapitaalinvestering voor nodig dan voor
de Zuiderzeepolders.
De aanleg echter van wegen en uitbrei
dingsplannen der gemeenten grepen steeds
dieper in de ruilverkaveling in. Vroeger
ging dit hoofdzakelijk door overleg, in
dien gemeenten of andere openbare
lichamen grond nodig hadden voor hun
plannen, welke grond in de verkaveling
was betrokken. Men kocht dan deze
grond meestal voor duur geld en kon men
niet tot overeenstemming komen, dan
volgde er een onteigeningsprocedure, die
de verkaveling lang ophield.
In het nieuwe ontwerp van deze wet is
dit nu aldus geregeld, dat de openbare
lichamen 5 pet van totaal te verkavelen
gebied kan worden toegewezen, wat de
heer Bieuwenga te veel vond, die 2 a 3
pet voldoende achtte, terwijl de heer De
Ruyter (C.H.) deze toewijzing alleeen in
de wet zou willen opnemen voor wegen
aanleg en uitbreidingsplannen.
De heer Engelbertink (K.V.P.) zette in
tussen uitvoerig uiteen, dat door deze
nieuwe wet versnippering wordt voor
komen en de boer boer op zijn gebied kan
olijven. Vroeger immers was de boer bij
onteigening buiten ruilverkaveling zijn
grond kwijt en stond hij daar met het geld
in zijn hand, maar soms zonder bedrijf,
nu in de nieuwe wet krijgt hij bij een
ruilverkaveling, waarbij de openbars
lichamen nu worden betrokken, zijn grond
voor het grootste deel terug. Nu komt het
voor, dat de boer toch een klein deel van
zijn grond kwijt raakt, omdat nu ook de
mogelijkheid bestaat van 5 pet van het te
verkavelen gebied voor een of ander
openbaar lichaam en enige percenten
onderbedeling, omdat bijvoorbeeld een
zeer klein deel van zijn grond aan de
overkant van een nieuwe weg of sloot
komt te liggen, zodat efficiënte bewer
king daar niet meer mogelijk is. In dat
geval krijgt hij daarvoor nu schadever
goeding niet alleen, maar deze nieuwe wet
opent ook de mogelijkheid de bedrijfs
schade van die grond vergoed te krijgen.
II (Slot)
blijkens gegevens van het C. B. S. is het
'gemene productie-indexcijfer voor de
,ndustrie in April gedaald tot 171, verge-
6ken met 178 in Maart. Daar het aantal
rk>eidsdagen in Maart echter 25 en in
gbnl 23 bedroeg, kon de index voor de
.^middelde dagproductie stijgen van 167
n Maart tot 175 in April,
vorig jaar April beliep de algemene
°ductie-index 158 (Mrt. 163) en de index
Voor
de gemiddelde dagproductie 161
U. 160).
ESTAAT er een redelijke hoop op
vrede? Mogen wfj hopen nog ooit
met eengerust hart te wonen in een
wereld waarin de naties waterstof
bommen vervaardigen of kunnen ver
vaardigen? M(jn antwoord is ja. Nooit
zjjn er meer redenen tot hoop geweest.
Ik geloof niet, dat de atoom- cf water
stofwapens kunnen of moeten worden
uitgesloten zonder tevens alle andere
oorlogswapens bij de zelfde conventie
te betrekken. Een eskader bommenwer
pers kan immers met de z.g. conven
tionele bommen evenveel verwoestingen
aanrichten als een atoombom. De
atoomwapens hebben evenals alle andere
oorlogswapens geen ander doel dan
militaire doelen te vernietigen; en niet
om burgers te doden.
Het belangrijkste militaire voordeel
van het gebruik van atoomwapens be
staat hierin dat aldus op grote afstand
van de militaire bases doeltreffend ge
opereerd kan worden. Degenen die dich
ter bij hun basis aan de oorlog deel
nemen kunnen met behulp van tanks,
van infanterie en van gewone bommen
even grote verwoestingen onder de
vijand aanrichten.
Het voornaamste nadeel van het ge
bruik van atoomwapens is gelegen in d«
omstandigheid, dat hun vernietigings
kracht zich over een zeer uitgebreid ge
bied uitstrekt. Zodoende kunnen z.e niet
gebruikt worden tegen vijandelijke
doelen van geringe afmeting of tegen
doelen in de nabijheid van door burgers
of door bevriende naties bewoonde ge-
bieden.
Overwegingen van deze aard moeten
als basis dienen voor reële ontwape-
nings-onderhandelingen.
Het is derhalve duidelijk, dat de mili
taire aanwending van de H.-bom heel
wat beperkter is dan die van de A-bom,
juist omdat de vernietigingskracht van
de H-bom groter is Doch als de oorlog
zich uit zou breiden zou het wel moei
lijk te motiveren zijn om het gebruik
van dp H-bom tegen bijv. een zich op
zee bevindend vijandelijk convooi te ver
bieden als men tegelijkertijd het vrije
gebruik van onderzeeërs tegen onge
wapende vrachtschepen zou toelaten.
Hoe dit ook zij, het bestaan van
wapens met zo grote vernietigingskracht
is op zich zelf reeds een gevaar en een
reden tot vrees. Hoe kunnen wij ei
ooit zeker van zijn dat een meedogen
loos dictator niet zijn wapens tot esn
massale vernietiging ontketent wanneer
de verhoudingen op een gegeven ogen
blik gespannen zijn? Hoe kunnen wij
verhinderen dat het gebruik van een
dergelijk wapen als 'n bedreiging achter
de hand wordt gehouden teneinde con
cessies of welke andere vorm van onder
werping dan ook af te dwingen?
O? deze vragen kunnen, naar ik ge
loof, drie antwoorden worden ge
geven, die tezamen genonen, af
doende zijn.
Het eerste antwoord is, dat een geldig
accoord tussen de grote mogendheden
tot stand moet worden gebracht, waarbij
zij zich verbinden om geen vijandelijk
heden tegenover elkaar te beginnen en
om niet deel te nemen aan een oorlog
die door een dezer mogendheden strij
dig met haar vitale belangen is ver
klaard. Zulk een accoord zou de oor
logen practisch beperken tot internatio
nale politie-acties voor zover deze tot
handhaving der orde tussen de Ver.
Staten nodig zijn. Binnen de grenzen
van dit accoord zou er voldoende ruimte
overblijven om methodische veranderin
gen onder internationaal toezicht tot
stand te brengen.
Het tweede antwoord luidt, dat, zolang
genoemde onderhandelingen gevoerd
worden, onmiddellijk reeds tot actie
moet worden overgegaan. Ik bedoel
hiermede, dat een land. dat zich be
dreigd voelt door het bestaan van zo'n
machtig^ vernietigings-wapen, ofwel
zelf tot 'n soortgelijke bewapening moet
overgaan ofwel zich verbinden moet m°t
i r 'and <3at deze wapens b:zit.
Dit betekent dus, dat in geval van agres
sie doeltreffende tegenmaatregelen ge
nomen zouden kunnen worden Een en
ander zou tot gevolg hebben,dat alle
verantwoordelijke regeringshoofden zich
wel drie maal zouden bedenken alvorens
een oorlog te ontketenen.
Het derde antwoord, tenslotte, houdt
in, dat de voorwaarden, die voor een
duurzame vrede nodig zijn, vervuld
dienen te worden. Zulk een vrede hangt
af van de interne .gezondheid" van
ieder der verschillende naties, van de
vriendschap en het begrip tussen de
naties onderling. Deze voorwaarden
kunnen door hierop gerichte opvoeding
geschapen worden. Men kan de burgers
van ieder land leren, dat hun welzijn
afhangt van de broederlijke samenwer
king tussen de verschillende bevolkings
lagen binnen de natie. Vervolgens kan
men hun erop wijzen, dat hun welvaart
en hun vooruitzichten voor de toekomst
verbeterd «worden door vriendschappe
lijke betrekkingen met de naburige vol
keren. En men kan zich bedienen van
bepaalde methodes om deze opvoeding
in de richting van vriendschappelijke
betrekkingen tussen de mensen waarlijk
vruchtbaar te maken.
ONZE politieke leiders zouden ten
snelste aan het werk moeten gaan
in de zin van het hierboven ge
geven eerste antwoord. Immers, onze
levenskansen zijn zonder zulk een ac
coord te gering, dan dat wij zulk een
toestand zouden mogen laten voort
bestaan. Totdat dit accoord tot stand
komt moet met bekwame spoed in de
zin van het tweede antwoord gehandei-.i
worden. In het derde antwoord is even
wel onze grootste hoop belichaamd, en
geheel onze opvoeding zou jn dit punt
moeten culmineren.
Zolang deze eenheid van zienswijze op
internationaal terrein niet bereikt wordt
zullen w(j in een wereld vol angst en
scherpe spanning leven. Dit behoeft
evenwel niet te betekenen dat het tol
een oorlog zal komen. Sinds meer dan
een eeuw reeds is geen enkele oorlog
gerechtvaardigd geweest in die zin, dat
zulke zware en zulke bij voorbaat zeker»
verliezen voor het welzijn van een land
niet meer als de prjjs voor de over
winning van dit betreffende land moch
ten worden aanvaard. Wjj mogen rede
lijkerwijze hopen, dat de landen die van
plan zijn hun hegemonie uit te breiden
andere methoden dan die van de oorlog
zullen zoeken, wanneer zjj zich eenmaal
rekenschap hebben gegeven van de prii'
van zulk een oorlog.
In de verantwoordelijke milieus heerst
alom de overtuiging, dat de oorlog, als
instrument van internationale politiek,
snel in onbruik zal raken, gezien de
steeds zwaarder wordende prijs van een
militaire overwinning. En juist de ver
nietigingskracht der moderne wapens is
een der hoofdfactoren waardoor de over
winning zo kostbaar gemaakt wordt.
EEN TWEEDE factor is de schade die
door een oorlog aan het goede ver
loop en aan de coördinatie onzer
economische inspanningen wordt toege
bracht. Aan deze overweging wordt met
name in de technisch geëvolueerde lan
den, die in staat zijn om atoomwapens te
fabriceren, steeds meer belang gehecht
in het kader van hun economische plani-
ficatie.
Het eerste gevolg van een oorlog is
immers dat hij een streep haalt door de
economische structuur van een land.
Gegeven ons actuele beschavingsniveau
maakt een oorlog op het ogenblik dus
méér dan ooit, en in steeds grotere mate,
het geciviliseerde samenleven onmoge
lijk. Hongersnood, ellende en epidemieën
brengen voor de mensheid rampen mede
die zelfs de verwoestingen van een oor
log in ernst overtreffen.
Groot-Brittannië is overwinnend uit
de eerste en de tweede wereldoorlog te
voorschijn getreden, doch hetgeen aan
dit land is overkomen is niet veel meer
dan de zwakke voorsmaak van datgene
wat het deel van ieder land zou worden
dat aan een derde wereldoorlog zou
deelnemen.
Daarom geloof ik, dat de vervaardiging
van de waterstofbom tevens de dwingen
de noodzaak heeft gesohapen om nu zo
spoedig mogelijk genoemd acoord tussen
de grote militaire mogendheden tot stand
te brengen.
Gezien de dramatische reacties in de
wereld op het nieuws omtrent de H-bom,
hebben wij redenen te meer om te gelo
ven, dat zulk accoord nu mogelijk moet
zijn.
IEDERE stap die wij, hangende deze
onderhandelingen, voorwaarts zullen
doen in de richting van een nauwer
samen-leven tussen de volkeren en tus
sen de diverse sociale groepen binnen de
naties, zal onze kansen op een duurzame
vrede verhogen. In deze zin moeten de
verdragen tot wederzijdse beveiliging
die steeds veelvuldiger gesloten worden,
een belangrijke politieke vooruitrang
worden genoemd. Het ligt voor de hand.
dat deze verdragen in dier voege zouden
dienen te worden uitgebreid, dat zij
tevens internationale conferenties over
atoom-vraagstukken insluiten.
Toch zal zulk een internationaal accoord
alléén nog geen voldoende waarborg
voor een duurzame vrede vormen. Vrede
zal eerst mogelijk zijn wanneer de mens
heid zal inzien welke de voorwaarden
voor een vrede zijn. Door opvoeding kan
men dit inzicht bijbrengen.
Onze religieuze instellingen zijn
machtige middelen om de mensen er
toe te brengen afgunst en haat te laten
varen en in plaats daarvan in een
geest van samenwerking aan het werk
te gaan ter verwezenlijking van hun
gemeen welzijn.
De taak van onze universiteiten zal
zijn om een analyse te maken der fac
toren die de kracht en het welvaren
van een volk bepalen, deze twee ele
menten die immers afhangen van het
belang dat in de practijk gehecht wordt
aan een intieme en enthousiaste sa
menwerking.
Mits de onderlinge rivaliteit en con
currentie binnen de perken blijven en
als enige doel het gemeenschappelijke I
welzijn hebben, zal tevens duidelijk
worden van hoe groot belang deze beide
stimulerende factoren zijn voor het wel
zijn. In de scholen moet onderwezen
worden hoe grote waarde gelegen is in
het samenkomen en naast elkaar be
staan van verschillende beschavingen,
als de waarborgen bestaan, dat iedere
agressie uitgesloten is.
Het team-werk, dat immers op een
ruim begrip der menselijke betrekkin
gen gebaseerd is, kan een even belang
rijk doel van de opvoeding worden als
de karaktervorming, de gezondheid of de
burgerzin.
Alle culturele krachten die de publieke
opinie vormen moeten worden gemobili
seerd: de pers, de radio, de televisie, de
vrouwen-verenigingen, de industriële en
sociale organisaties, de vakverenigingen,
ae politieke partijen. In de afgelopen
drie maanden heb ik samen met twee
collega's de sociale spanningen, die op
het ogenblik in Azië bestaan, bestudeerd
en nagegaan, welke remedies men hier
voor zou kunnen toepassen. De leiders
van elk der negen landen die wij hebben
bezocht hebben uiterst veel belangstel
ling betoond voor een concreet program
ma, dat opgesteld zou kunnen worden
om te komen tot opvoeding tot een waar
broederlijk verbond tussen de volkeren.
Zij zien in zulk verbond de basis van de
nationale kracht en veiligheid. In Noord-
Amerika en in Europa werkt men steeds
meer aan zulk een opvoeding, doch nog
niet voldoende in verband met de eisen
van onze tijd.
Daarin schuilt tenslotte, geloof ik onze
hoop voor het vestigen van een 'duur
zame vrede die onze vrijheid niet meer
vermag aan te tasten. De kansen liggen
binnen ons bereik. Zou er voor ons in
het huidige tijdsgewricht een belangrij
ker taak kunnen bestaan?
(Copyright Maasbode-pers
Mundi I.N.S.)
B. ENGELBERTINK
Eigendom een hundel
van rechten
Een ander belangrijk punt, dat de heer
Engelbertink uiteenzette, was de kwestie
van de pacht-
regeling. Tot
nu toe kon een
pachter bij 'n
overdracht van
eigendom een
voudig worden
uitgekocht, de
ze nieuwe wet
geeft nu de
pachter de
zelfde rechten
als de eige
naar op het
gepachte. Men
gaat hierbij uit
van het stand
punt dat
eigendom een
bundel van
rechten is, waarvan het eigendomsrecht
er een is, maar waarvan ook pachtrecht,
jachtrecht, visrecht en andere rechten
deel uitmaken. Deze rechten zijn meestal
rechten van de pachter, die nu in deze
wet volkomen parallel gaan lopen met de
rechten van de eigendom en ook worden
geregistreerd. Voor de sanering, welke de
ruilverkaveling beoogt, moeten in vele ge
vallen gronden worden toegevoegd, wat,
zoals de heer Engelbertink uiteenzette, op
vijf manieren in dit ontwerp wordt moge
lijk gemaakt. Op grond van art. 12 kan
men iemand vrijwillig uitkopen, op grond
van art. 115 lid II kan men behalve de
prijs voor de grond ook een bedrijfsschade-
uitkering geven, wat van het grootste
belang is voor boeren, die wel van hun
bedrijf weg willen, maar die dit niet kun
nen doen met de verkoopsprijs alleen.
Tegen de derde mogelijkheid, namelijk die
van onteigening van zeer kleine percelen
bijvoorbeeld van 3 tot 5 are, had de heer
Engelbertink enig bezwaar. Artikel 11
opent dan nog de mogelijkheid van ont-
I ginning van woeste grond ter sanering van
"een klein bedrijf en dan bestaat tenslotte
nog de mogelijkheid van onderbedeling
tot een grootte van 5 pet.
De heer Engelbertink zette voorts uit
een, dat er eigenlijk nog twee voorname
sluitstukken aan deze wet ontbreken. Eer
stens zou men buiten het te verkavelen
blok nóg een blok moeten hebben, waar
heen men een of meer bedrijven zou kun
nen overbrengen, die in het te verkavelen
blok niet passen, dan pas zou men vol
gens hem volledig kunnen saneren. Zulke
stukken grond zijn natuurlijk te vinden
m de nieuwe polders. Ten tweede ont
breekt aan deze wet de nazorg. De men
taliteit van de boer moet bij de nieuwe
methode passen. Als een oude boer op een
moderne boerderij, die door de ruilver
kaveling moderner is geworden, de oude
methoden blijft toepassen, gaat het voor
deel van de opbrengst toch weer verloren.
Er zou dus een nazorg moeten zijn: als
voorlichting en dergelijke. En dan is er
nog de versnelling van de procedure,
welke door dit wetsontwerp mogelijk
wordt gemaakt. Tot nu toe was het zo,
dat de verkaveling en de financiële rege
ling één procedure vormde. Was dus een
der betrokkenen het met de financiële ver
goeding niet eens en kwam de zaak voor
de rechter, die dienaangaande uitspraak
moest doen, dan werd ook de hele ver
kaveling belangrijk vertraagd, omdat men
ook wat de verkaveling zelf betreft, op de
uitspraak van de rechter moest wachten.
Nu wordt het plan van ruilverkaveling
verdeeld in twee gedeelten en wel een
plan van toedeling de feitelijke ver
kaveling dus en een lijst van geldelijke
verrekening. Heeft men nu bezwaren te
gen de geldelijke regeling, dan kan men
deze bezwaren indienen, maar de ruilver
kaveling als aparte procedure kan door
gaan en uitgevoerd worden.
De heer Den Hartog (V.V.D.) verwachtte
niet veel van deze procedure-versnelling,
terwijl de heer Bieuwenga (A.R.) weer
bezwaar had tegen de mogelijkheid, dat
de minister bij het ontbreken van over
eenstemming de ruilverkaveling zou kun
nen opleggen als het algemeen belang dit
noodzakelijk maakte, indien slechts een
kwart van de eigenaren of de grond zich
voor het verkavelingsplan zou verklaren.
Ook meende hij, dat de provinciale of
regionale landbouworganisaties in de
plaatselijke commissies zitting moeten
hebben. Hiertoe had hij reeds amende
menten ingediend. Ook wat de 5 pet toe
wijzing voor dé openbare lichamen be
treft, had de heer Bieuwenga een amen
dement ingediend, namelijk om dit terug
te brengen tot 3 pet.
Er waren reeds meer amendementen
ingediend en wel door de heren Droessen
(K.V.P.), Engelbertink (K.V.P.), De Ruy
ter (C.H.) en Egas (P.v.d.A.). Al deze
amendementen zullen de volgende week
bij de verdere behandeling en bij de
artikelen van de wet worden besproken.
Bij de aanvang der vergadering werd
besloten het wetsontwerp tot wijziging van
de Omzetbelasting cn het Soda-project
nog deze maand te behandelen.
F. S.
De A.V.R.O. heeft zijn omroepbedrijf
gereorganiseerd. Er is een nieuwe afdeling
organisatie van de programma's in het
leven geroepen, waarvan tot hoofd is be
noemd de heer T. van Gelder, tot nu toe
hoofd van de programma-administratie.
Hij is belast met de organisatorische en
zakelijke leiding van de programma's,
onder supervisie van de programmaleider
de heer H. de Wolf. Deze laatste is te
vens benoemd tot hoofd van de afdeling
gesproken woord ad interim. Aan hem
is toegevoegd als redacteur de heer J. van
Herpen, thans omroeper. Als literair me
dewerker aan deze afdeling is nog toege
voegd de heer Kellenaers Tot hoofd van
de programma-administratie is benoemd
de heer J. Collet.