Ontving het „heilig paterke van Hasselt de Heilige Priesterwijding Verhuizingen De C.H.U. over het Mandement Om het lot van vele boeren Meer rechten voor de pachters De vredeskansen, en hoe die fe vergroten b: HONDERD JAAR GELEDEN coors Kindjeik ben geen waarzegger".... De H-bom tussen oorlog en vrede Gebr. NIJM AN n.v. ROTTERDAM Kamer debatteert over liet nieuwe ontwerp ruilverkavelingswet /f II J ZATERDAG 12 JUNI 1954 PAGTNA 9 Heilige strijdbaarheid Gehinderd door zijn faam Overlijden en prows COMMUNISTEN KREGEN NOG GEEN PAS Mening van de A R. KINDERVERLAMMING TREEDT WEER OP PATER VAN DER VRANDE NAAR NIEUW-GUINEA Ruilverkaveling brengt winst Door prof. dr ARTHUR COMPTON GEMIDDELDE DAG PRODUCTIE GESTEGEN Index bedroeg in April 175 (v.m. 167) Drie eisen Preventieve werking der mogelijke vernietiging De economische vredes- noodzaak Samenbundeling van al krachten Rechten voor de pachter Ontbrekende sluitstukken AVRO REORGANISEERT OMROEPBEDRIJF ?5 (Van onze Brusselse correspondent) Toen op die 10e Juni van het jaar 1854 een groep diakens van het Minderbroedersklooster van St. Truiden naar Luik moest vertrekken om daar uit de handen van Mgr de Montpellier de H. Priesterwijding te ontvangen, was de diaken frater Valentinus Pacquay niet te vinden. Toen men hem dan eindelijk bad ontdekt, verklaarde de jonge kloosterling dat hij deze grote dag, waarop hij reeds vanaf zijn kinder jaren had gewacht, met vreugde maar ook met vrees had zien nade ren. Niettegenstaande zijn vurig verlangen naar het priesterschap achtte hij zich, naar het voorbee'd van zijn heilige Vader Franciseus, onwaardig Gods bedienaar te zijn en er was een formeel bevel van zijn oversten toe nodig, om hem zich te Luik tot priester te gaan laten wijden. Zeventien dagen later, werd hij naar Hasselt gezonden, een der „goede steden" van het vroegere graafschap Loon, waar van de eerste parochie uit de Vile eeuw dateert. Gedurende een halve eeuw zou pater Valentinus Pacquay daar een zó stichtend leven leiden, dat het daarna niet lang duurde, of hij werd daar niet anders meer genoemd dan „het heilig paterke". Er was in dat verblijf van een halve eeuw maar éón enkele onderbreking, van slechts één laar, toen pater Valentinus naar Thielt werd gezonden om zich daar aan de zielzorg te wijden. De mensen var Hasselt vatten dat evenwel anders op. ia. dwongen als het ware de pater provin ciaal het „heilig paterke" naar hun stad te laten terugkeren. Wat dan ook na een korte afwezigheid van een twaalftal maanden gebeurde. Valentinus Pacquay werd de 17e No vember 1828 uit boerenouders geboren te Tongeren, België's oudste stad, nog vol herinneringen aan de Romeinse be zetting. Het is in haar beroemde fraaie gotische Onze Lieve Vrouwkerk, dat hij het H. Doopsel ontving. Reeds zijn prille jeugd was geken merkt door een grote vroomheid en een opvallende neiging tot de biecht. Twee maanden vóór zijn eerste H. Communie ging hij elke dag te biechten. Toch moet men niet denken, dat de kleine Louis, zo was zijn doopnaam, een zoet, braaf ventje van peperkoek was. Integendeel. Hij had zelfs een heftig, op vliegend karakter en een paar flinke vuisten, die er af en toe geducht op los sloegen! Dat gebeurde o.m. eens tijdens ziin noviciaat te Thielt. Hij was er achter gekomen, dat men hem daar „de heilige" noemde en toen een zijner medebroeders het ongeluk had hem dat in het gezicht te zeggen, riep frater Pacquay woedend uit; „Jij ook al!", en gaf zijn „heiligver- klaarder" een zodanige opstopper op de blond, dat het bloed hem over de kin liep. Dat ziende viel Valentinus onmid dellijk op de knieën en smeekte om vergiffenis. Zijn gehele leven lang, heeft hij te gen zijn opvliegend temperament te strij den gehad. Hij wist, dat dit zijn groot ste gebrek was, en trachtte het om te zetten in een stalen wilskracht voor het bereiken van het goede. Toch was het niet te verwonderen dat zijn kloosterbroeders hem „de heilige" noemden. Door zijn innig geestelijk leven en zijn zware verstervingen deed hij aan de heiligen Aloysius en Johannes Berchmans denken. Voor deze laatste, uit het nabijliggende Diest afkomstige heili ge „Janneke van Dièst". noemde hij hem koesterde hij een grote verering. Zijn opvatting over het kloosterleven legde pater Valentinus vast in deze, haast fanatiek klinkende doch in wer kelijk van diepe overtuiging doordrenkte zin: „Wie naar het klooster gaat met een ander doel dan heilig te worden, is gek, is dwaas In den hoogsten graad". Latere ordebroeders getuigden van hem: „Hij verricht niets buitengewoons, buitengewoon is alleen de gelijkmatige inspanning waarmede hij het gewone volkomen volbrengt". Tegen de dag dat de communauteit moest stemmen of de novicen tot de eer ste geloften mochten worden toegelaten, kreeg frater Valentinus een kwaadaar dige huidziekte en men wilde hem de toelating weigeren. Doch een stem uit het kapittel waarschuwde: „Opgepast! Onze medefrater Valentinus is van een meer dan gewone deugd. Deze plot selinge ziekte kon wel een list van de duivel zijn!". Valentinus werd toegela ten. Enkele dagen later was van de ziekte geen spoor meer te zien. Armoede, zuiverheid, versterving, ge hoorzaamheid, ootmoedigheid, het wa ren allemaal deugden waarin hij uit blonk. Zij werden hem evenwel niet Zo maar in de schoot geworpen. Hij moest ze integendeel veroveren, in harde strijd tegen zijn onstuimige natuur. Zijn bedwongen hevigheid kwam van tijd tot tijd wel eens tot uitbarsting, doch dat herstelde hij dan steeds met zeer bewuste daden van zelfbeschuldiging en -vernede ring. Neen zeemzoet was hij niet. Dat blijkt ook uit zijn portretten. Wij hebben er hier enkele voor ons liggen, waaronder één naar 'n tekening van Jan Toorop, die bet „heilig patêrke" ook nog in een alle- Eorische uitbeelding heeft voorgesteld. Allemaal laten zij een energieke, soms grimmige mond zien en de uitdrukking der ogen is eveneens eerder hard. bom- biigen beweren, dat dit moet toegeschre ven worden aan het feit, dat pater Pacquay een hekel had aan het poseren. Wij delen die opvatting niet, die er o.i. Rechts goed is voor brave mensen, die Zoals wij afgelopen Donderdag al bij een artikel over Guido Gezelle opmerkten, viel op die dag ook het feit te herdenken, dat honderd jaar geleden het heilig Paterke van Hasselt tot priester wer 1 gewijd. Daarom vandaag een artikel over deze apostel van de biechtstoel, die al tijdens zijn leven een faam van heiligheid „genoot". een „heilige" niet anders dan met inne mende trekken willen zien. Dichter bij de waarheid komen ons degenen voor die constateren, dat Pacquay's „heiligheid" biet van contemplatieve maar van strij dende aard was. De apostel van de biecht stoel, die hij heel zijn kloosterleven lang geweest is. stond onafgebroken onder de geweldige indruk van Gods heiligheid en rechtvaardigheid. Steeds heeft zijn faam van „heiligheid" hem gehinderd. Tijdens een retraitepredi- catie over de hel, riep hij zo verbolgen en tragisch uit, dat de gelovigen ervan sid derden: „Wie zal in 't diepste van de af grond worden geworpen? Ik weet het. 't Is die zogenaamde heilige van Hasselt, die schijn-heilige. die zijn oversten en zijn medebroeders bedriegt!" En na een kleine onderbreking: „Gelukkig, dat Onze Lieve Vrouw er nog is, wier voorspraak hij kan inroepen!" Nog bij verschillende andere gelegen heden vernederde hij zich, niet zelden op humoristische wijze. Toen hij voor de eerste maal tot gardiaan werd benoemd, hoorde men hem zeggen: „Nu heeft ieder een kans om overste te worden!" Bij zijn aanstelling tot raadsman van de provin ciaal, mompelde hij: „Het einde van de wereld is nabij!" En aan een dame die wilde weten wat dat eigenlijk was een definitor, luidde zijn antwoord: „Och'zo'n soort knecht. Pater Valentinnus vond er een waar ge noegen in, de nonnetjes in het ootje te nemen die hem een zekere verering toe- droegen Zo was hij eens met een leke- broeder op bedelpartij. Zij belden aan in een zusterklooster. „Van waar komt U, pater?", vroeg de moeder-overste. „Van Hasselt, kindje" (iedereen noemde hij „kindje"). „Oh, van Hasselt, waar de heilige pater Valentinus woont?" „Hei lig? Niet heiliger dan ik!" „Mensen van ons dorp zijn hem gaan raadplegen." „Arme onnozelaars!" Aan zijn reeds genoemde deugden kun nen nog toegevoegd worden die van dee moed, geduldig Ifjden, Gods- en naasten liefde, zijn zielelijden en zijn apostolaat door middel van de biechtstoel. Niet voor niets stelt een zijner monumenten hem voor met absolverende hand. Men schat, dat hij meer dan honderdduizend uren, een overgroot deel van zijn priesterleven, in de biechtstoel heeft doorgebracht. „Wij priesters moeten ons in de biechtstoel hei ligen", zeide hij eens tot een ordebroeder. Dat vele biechthoren vergde van hem een grote physieke inspanning en soms was hü daar zo vermoeid van dat, als de laatste penitent de kerk had verlaten, de koster hem slapend aantrof. Deze dienaar Gods overleed in zijn klooster te Hasselt op 1 Januari 1905. Drie maanden tevoren had hij in het Clarissen klooster tot een biechtelinge gezegd: „Kindje, nu is het de laatste maal dat ik hier kom". Het was rond diezelfde tijd, dat hij een bidprentje in de brevier van een jong geestelijke, zijn neef, stopte. Later bleek, dat het prentje van pater Valentinus daar op de dag van O.H. Be snijdenis stak, de dag van zijn dood.. In het jaar 1922 werd een proces voor zaligverklaring van het „heilig paterke van Hasselt" ingeleid, dat vorig jaar in de laatste fase is getreden. Het stoffelijk overschot van pater Va lentinus Pacquay, dat eerst op het kerk hof van Hasselt werd begraven, waar een monument daar thans nog aan herinnert, rust nu in een kostbare sarcophaag van marmer en brons, in de voor dit doel ge bouwde grafkapel naast de kerk der Min derbroeders te Hasselt. Tal van mirakels worden aan zijn be middeling toegeschreven. Aan een jong meisje dat hem eens in de biechtstoel kwam vragen, of zij al dan niet zou trouwen, antwoordde pater Pacquay: „Kindje, ik ben geen waarzeg ger", en deed het deurtje dicht. Neen. een waarzegger was hij aller minst, want wel nooit zal hij hebben voorzien, dat hij eens in een monumen tale graftombe zou rusten en dat de eer der altaren voor hem zou worden aan gevraagd. Integendeel, want zijn eerste en zijn laatste bekommernis is steeds het ama nesciri et pro nihilo haberi van Thomas a Kempis geweest: het onbe kend blijven en voor niets aangezien worden (Advertentie) IN STAD, BINNEN- EN BUITENLAND VOORHAVEN 7-11 Telefoon 35015 (4 lijnen) Douaneformaliteiten Huis-Hulsservice Verzekering Het Tweede-Kamerlid Wagenaar heeft aan de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken schriftelijk o.a. de volgende vragen gesteld: Is het de ministers bekend, dat door het Tweede-Kamerlid P. de Groot en de se cretaris van de Eenheidsvakcentrale B. Brandsen vroegtijdig paspoorten zijn aan gevraagd en dat deze tot op heden niet zijn verstrekt? Zijn de ministers bereid mede te delen op welke gronden tot op dit ogenblik de passen niet mochten worden afgegeven en door welke instanties of personen de opdracht is gegeven de passen niet te ver strekken? Zijn de ministers bereid ogenblikkelijk opdracht te geven de gevraagde paspoor ten te verstrekken. Het Bisschoppelijk Mandement bespre kend, vraagt de C.H. „Nederlander" zich af, wat de Christ.-Historischen bij dit alles zullen zeggen en doen? Haar ant woord luidt: „Het exclusivisme, dat in het mande ment naar' voren komt, verwerpen we. Overigens laten we ons niet sterk in be roering brengen. Daartoe komen we trouwens niet heel spoedig. Gezien de historie en de gezindheid van de R.K. Kerk was dit mandement te eniger tijd te verwachten. Wat zullen wij dan wel doen? Wij gaan niet aan de Synode van de Herv. Kerk vragen om daartegenover een soortgelijk geschrift uit te vaardigen. Wij kunnen niet beter doen dan voortgaan onze eigen beginselen te verkondigen en vooral te beleven". De redactie van „Trouw", haar houding mzake het Bisschoppelijke Mandement tegen „N.R.C." en „Het Vrije Volk" ver dedigend, stelt zich o.m. als volgt te weer: Wij hebben twee artikelen over het mandement geschreven. In het eerste artikel hebben wij de methode van procedure wat de N.R.C. noemt „het systeem" zeer uitdrukkelijk afgewezen. Wij schreven: „Deze wijze van het hanteren van de kerkelijke tucht en het kerkelijk leergezag gaat voor de Kerken der Reformatie 'e ver". En verder schre ven wij, dat men aan Protestantse zijde „een dergelijk geestelijk overwicht van leiders van een Kerkelijk instituut op de gelovigen niet aanvaardt" en dat dit „terecht" als „gewetensdwang" zou wor den gevoeld. Nu moet het ons van het hart, dat wij niet begrijpen als wij zo duidelijk en zo met ronde woorden „het systeem" der R.K. Kerk verwierpen, hoe men dat in de N.R.C. dan zo maar plompverloren ver- donkerenmaant en ons een gedachtengang in de schoenen schuift die wij uitdrukke lijk hebben verworpen. Wij kunnen ons indenken, dat een lezer, die ons eerste artikel niet gelezen heeft, zo iets kan veronderstellen bij lezing alleen van het tweede artikel, maar wij mogen van journalisten van de N.R.C. toch zeker verwachten, dat zij de beide artikelen gelezen hebben, als zij met critiek komen. En dan vinden wij het woord „onbe grijpelijk" het neutraalste en vriendelijk ste woord, dat wij voor de handelwijze van de N.R.C. kunnen bedenken. Wanneer wij in ons tweede artikel de wens uiten, dat de Kerken der Reformatie een even duidelijk en even beslist geluid zouden geven, dan heeft dat dus niet betrekking op eventuele kerkelijke tucht, noch op een aan de Kerken der Reformatie vreemde immers Roomse wijze van hanteren van het kerkelijk leergezag. Dan heeft dat uitsluitend betrekking op de getuigende roeping van de Kerk, die naar onze overtuiging zich tegenover de ..doorbraak" in politiek en maatschappelijk opzicht heeft te stellen". In de week van 30 Mei tot 5 Juni zijn in ons land twee gevallen van kinder verlamming aangemeld, namelijk e—in de Noordoostpolder en een in Amsterdam. Er werden negen gevallen van paratyphus B aangegeven, namelijk 3 in de stad Gronin gen, I in Heerenveen. 1 in Assen, 1 in Emmen, 1 in Brielle en 2 in Giessen. Pater L. van de Vrande M.S.C., de eer ste aalmoezenier, die met een Nederlands Detachement Verenigde Naties naar Ko rea trok en die voor zijn heldhaftig ge drag werd onderscheiden met de Ameri kaanse „Silver Star", zal in de loop van Juli naar Nieuw-Guinea reizen. Hij zal daar de zielszorg gaan uitoefenen onder Nederlandse militairen. 's-GRAVENHAGE, 11 Juni 1954. Zonder hoofdelijke stemming en nadat er nog over tal van amendementen was gestemd heeft de Tweede Kamer hedenmiddag het wetsontwerp „Be palingen betreffende de jacht" aangenomen, nadat de heer Egas (P.v.d.A.) nog de niet zo heel „korte verklaring" had afgelegd, dat ondanks het feit, dat de structuur van het wetsontwerp door amendering niet was gewij zigd en dus de jagersbelangen een sterker accent hadden gekregen, hij toch vóór zou stemmen, omdat de minister had toegezegd het vraagstuk van de wildschappen in studie te zullen nemen. Er moest dus eerst nog over enkele amendementen worden gestemd. Het amendement van de heer Vondeling (P.v.d.A.) om aan de grondge bruiker het primaire jachtrecht toe te kennen werd verworpen met 25 tegen 44 stemmen, Voor stemden alleen de P.v.d.A. en de heer Haken (comin). Het amendement Van Koevorden om ook kinderen beneden achttien, zonen van grondgebruikers, eieren te laten rapen van schadelijk gevogelte werd aangenomen met 53 tegen 19 stemmen. Tegen stemden de V.V.D., behalve dc heer Van Leeuwen en van de P.v.d.A. de dames mevr. Ploeg-Ploeg, mevr. Heroma-Meyling en mej. Tendeloo en de heren Ruygers, Posthumus, len Hagen, de Kadt, Berger, Peschar, Hofstra, Roemers, Van Lienden, an der Goes van Naters en Vermeer. In de sobere kloostercel van het heilig Paterke staat nog steeds zijn harde brits. Het amendement Vondeling (P.v.d.A.) om de sehadevergoedingsregeling over te hevelen naar het Jachtfonds en de bij dragen uit de jachtacten groot genoeg te doen zijn om de betalingen te dekken, werd verworpen met 24 tegen 49 stemmen. Voor alleen de P.v.d.A. Het amendement Van Koeverden om de rechter niet toe te staan reeds bij eerste veroordeling de vergunning van de wild- handelaar tot uitoefening van zijn beroep te kunnen intrekken, werd verworpen bij zitten en opstaan. Tenslotte was er een amendement Bieuwenga (A.R.), dat in de plaats was gekomen van het amendement Van Koeverden, welke laatste boeren- grondgebruikers met een grond van 10 ha het jachtrecht wilde toestaan, waartegen de minister zich fel had gekant. Het amendement Bieuwenga, waarin geen grootte van het jachtveld werd genoemd, maar waarin deze vergunning toch ge geven zou kunnen worden aan dergelijke kleinere grondgebruikers, indien van hen redelijkerwijze niet kan worden gevergd, dat zij het genot van de jacht op die gronden aan anderen afstaan, werd ver worpen met 30 tegen 45 stemmen. De stemming was verdeeld. Daarna begon de Kamer aan het zeer moeilijke en ingewikkelde wetsontwerp de Ruilverkavelingswet. neem betimmeringen verbouwingen moderne stands voor n modern winlcelinierieur VOORHAVEN 101 .IEL 34971 ROTTERDAM Het economisch belang van ruilverkave ling springt onmiddellijk in het oog en verschillende afgevaardigden, zoals de heren Engelbertink en Bieuwenga wezen daar dan ook op als men bedenkt, dat uit de ruilverkaveling 20 pet winst kan worden verkregen. Op anderhalf millioen ha, die uiteindelijk voor ruilverkaveling in aanmerking komen betekent dit een winst van 220.000 ha, dus evenzoveel als de Zuiderzeepolders tezamen. Bovendien geven deze verkavelingen een gespreide bron van werk en er is veel minder kapitaalinvestering voor nodig dan voor de Zuiderzeepolders. De aanleg echter van wegen en uitbrei dingsplannen der gemeenten grepen steeds dieper in de ruilverkaveling in. Vroeger ging dit hoofdzakelijk door overleg, in dien gemeenten of andere openbare lichamen grond nodig hadden voor hun plannen, welke grond in de verkaveling was betrokken. Men kocht dan deze grond meestal voor duur geld en kon men niet tot overeenstemming komen, dan volgde er een onteigeningsprocedure, die de verkaveling lang ophield. In het nieuwe ontwerp van deze wet is dit nu aldus geregeld, dat de openbare lichamen 5 pet van totaal te verkavelen gebied kan worden toegewezen, wat de heer Bieuwenga te veel vond, die 2 a 3 pet voldoende achtte, terwijl de heer De Ruyter (C.H.) deze toewijzing alleeen in de wet zou willen opnemen voor wegen aanleg en uitbreidingsplannen. De heer Engelbertink (K.V.P.) zette in tussen uitvoerig uiteen, dat door deze nieuwe wet versnippering wordt voor komen en de boer boer op zijn gebied kan olijven. Vroeger immers was de boer bij onteigening buiten ruilverkaveling zijn grond kwijt en stond hij daar met het geld in zijn hand, maar soms zonder bedrijf, nu in de nieuwe wet krijgt hij bij een ruilverkaveling, waarbij de openbars lichamen nu worden betrokken, zijn grond voor het grootste deel terug. Nu komt het voor, dat de boer toch een klein deel van zijn grond kwijt raakt, omdat nu ook de mogelijkheid bestaat van 5 pet van het te verkavelen gebied voor een of ander openbaar lichaam en enige percenten onderbedeling, omdat bijvoorbeeld een zeer klein deel van zijn grond aan de overkant van een nieuwe weg of sloot komt te liggen, zodat efficiënte bewer king daar niet meer mogelijk is. In dat geval krijgt hij daarvoor nu schadever goeding niet alleen, maar deze nieuwe wet opent ook de mogelijkheid de bedrijfs schade van die grond vergoed te krijgen. II (Slot) blijkens gegevens van het C. B. S. is het 'gemene productie-indexcijfer voor de ,ndustrie in April gedaald tot 171, verge- 6ken met 178 in Maart. Daar het aantal rk>eidsdagen in Maart echter 25 en in gbnl 23 bedroeg, kon de index voor de .^middelde dagproductie stijgen van 167 n Maart tot 175 in April, vorig jaar April beliep de algemene °ductie-index 158 (Mrt. 163) en de index Voor de gemiddelde dagproductie 161 U. 160). ESTAAT er een redelijke hoop op vrede? Mogen wfj hopen nog ooit met eengerust hart te wonen in een wereld waarin de naties waterstof bommen vervaardigen of kunnen ver vaardigen? M(jn antwoord is ja. Nooit zjjn er meer redenen tot hoop geweest. Ik geloof niet, dat de atoom- cf water stofwapens kunnen of moeten worden uitgesloten zonder tevens alle andere oorlogswapens bij de zelfde conventie te betrekken. Een eskader bommenwer pers kan immers met de z.g. conven tionele bommen evenveel verwoestingen aanrichten als een atoombom. De atoomwapens hebben evenals alle andere oorlogswapens geen ander doel dan militaire doelen te vernietigen; en niet om burgers te doden. Het belangrijkste militaire voordeel van het gebruik van atoomwapens be staat hierin dat aldus op grote afstand van de militaire bases doeltreffend ge opereerd kan worden. Degenen die dich ter bij hun basis aan de oorlog deel nemen kunnen met behulp van tanks, van infanterie en van gewone bommen even grote verwoestingen onder de vijand aanrichten. Het voornaamste nadeel van het ge bruik van atoomwapens is gelegen in d« omstandigheid, dat hun vernietigings kracht zich over een zeer uitgebreid ge bied uitstrekt. Zodoende kunnen z.e niet gebruikt worden tegen vijandelijke doelen van geringe afmeting of tegen doelen in de nabijheid van door burgers of door bevriende naties bewoonde ge- bieden. Overwegingen van deze aard moeten als basis dienen voor reële ontwape- nings-onderhandelingen. Het is derhalve duidelijk, dat de mili taire aanwending van de H.-bom heel wat beperkter is dan die van de A-bom, juist omdat de vernietigingskracht van de H-bom groter is Doch als de oorlog zich uit zou breiden zou het wel moei lijk te motiveren zijn om het gebruik van dp H-bom tegen bijv. een zich op zee bevindend vijandelijk convooi te ver bieden als men tegelijkertijd het vrije gebruik van onderzeeërs tegen onge wapende vrachtschepen zou toelaten. Hoe dit ook zij, het bestaan van wapens met zo grote vernietigingskracht is op zich zelf reeds een gevaar en een reden tot vrees. Hoe kunnen wij ei ooit zeker van zijn dat een meedogen loos dictator niet zijn wapens tot esn massale vernietiging ontketent wanneer de verhoudingen op een gegeven ogen blik gespannen zijn? Hoe kunnen wij verhinderen dat het gebruik van een dergelijk wapen als 'n bedreiging achter de hand wordt gehouden teneinde con cessies of welke andere vorm van onder werping dan ook af te dwingen? O? deze vragen kunnen, naar ik ge loof, drie antwoorden worden ge geven, die tezamen genonen, af doende zijn. Het eerste antwoord is, dat een geldig accoord tussen de grote mogendheden tot stand moet worden gebracht, waarbij zij zich verbinden om geen vijandelijk heden tegenover elkaar te beginnen en om niet deel te nemen aan een oorlog die door een dezer mogendheden strij dig met haar vitale belangen is ver klaard. Zulk een accoord zou de oor logen practisch beperken tot internatio nale politie-acties voor zover deze tot handhaving der orde tussen de Ver. Staten nodig zijn. Binnen de grenzen van dit accoord zou er voldoende ruimte overblijven om methodische veranderin gen onder internationaal toezicht tot stand te brengen. Het tweede antwoord luidt, dat, zolang genoemde onderhandelingen gevoerd worden, onmiddellijk reeds tot actie moet worden overgegaan. Ik bedoel hiermede, dat een land. dat zich be dreigd voelt door het bestaan van zo'n machtig^ vernietigings-wapen, ofwel zelf tot 'n soortgelijke bewapening moet overgaan ofwel zich verbinden moet m°t i r 'and <3at deze wapens b:zit. Dit betekent dus, dat in geval van agres sie doeltreffende tegenmaatregelen ge nomen zouden kunnen worden Een en ander zou tot gevolg hebben,dat alle verantwoordelijke regeringshoofden zich wel drie maal zouden bedenken alvorens een oorlog te ontketenen. Het derde antwoord, tenslotte, houdt in, dat de voorwaarden, die voor een duurzame vrede nodig zijn, vervuld dienen te worden. Zulk een vrede hangt af van de interne .gezondheid" van ieder der verschillende naties, van de vriendschap en het begrip tussen de naties onderling. Deze voorwaarden kunnen door hierop gerichte opvoeding geschapen worden. Men kan de burgers van ieder land leren, dat hun welzijn afhangt van de broederlijke samenwer king tussen de verschillende bevolkings lagen binnen de natie. Vervolgens kan men hun erop wijzen, dat hun welvaart en hun vooruitzichten voor de toekomst verbeterd «worden door vriendschappe lijke betrekkingen met de naburige vol keren. En men kan zich bedienen van bepaalde methodes om deze opvoeding in de richting van vriendschappelijke betrekkingen tussen de mensen waarlijk vruchtbaar te maken. ONZE politieke leiders zouden ten snelste aan het werk moeten gaan in de zin van het hierboven ge geven eerste antwoord. Immers, onze levenskansen zijn zonder zulk een ac coord te gering, dan dat wij zulk een toestand zouden mogen laten voort bestaan. Totdat dit accoord tot stand komt moet met bekwame spoed in de zin van het tweede antwoord gehandei-.i worden. In het derde antwoord is even wel onze grootste hoop belichaamd, en geheel onze opvoeding zou jn dit punt moeten culmineren. Zolang deze eenheid van zienswijze op internationaal terrein niet bereikt wordt zullen w(j in een wereld vol angst en scherpe spanning leven. Dit behoeft evenwel niet te betekenen dat het tol een oorlog zal komen. Sinds meer dan een eeuw reeds is geen enkele oorlog gerechtvaardigd geweest in die zin, dat zulke zware en zulke bij voorbaat zeker» verliezen voor het welzijn van een land niet meer als de prjjs voor de over winning van dit betreffende land moch ten worden aanvaard. Wjj mogen rede lijkerwijze hopen, dat de landen die van plan zijn hun hegemonie uit te breiden andere methoden dan die van de oorlog zullen zoeken, wanneer zjj zich eenmaal rekenschap hebben gegeven van de prii' van zulk een oorlog. In de verantwoordelijke milieus heerst alom de overtuiging, dat de oorlog, als instrument van internationale politiek, snel in onbruik zal raken, gezien de steeds zwaarder wordende prijs van een militaire overwinning. En juist de ver nietigingskracht der moderne wapens is een der hoofdfactoren waardoor de over winning zo kostbaar gemaakt wordt. EEN TWEEDE factor is de schade die door een oorlog aan het goede ver loop en aan de coördinatie onzer economische inspanningen wordt toege bracht. Aan deze overweging wordt met name in de technisch geëvolueerde lan den, die in staat zijn om atoomwapens te fabriceren, steeds meer belang gehecht in het kader van hun economische plani- ficatie. Het eerste gevolg van een oorlog is immers dat hij een streep haalt door de economische structuur van een land. Gegeven ons actuele beschavingsniveau maakt een oorlog op het ogenblik dus méér dan ooit, en in steeds grotere mate, het geciviliseerde samenleven onmoge lijk. Hongersnood, ellende en epidemieën brengen voor de mensheid rampen mede die zelfs de verwoestingen van een oor log in ernst overtreffen. Groot-Brittannië is overwinnend uit de eerste en de tweede wereldoorlog te voorschijn getreden, doch hetgeen aan dit land is overkomen is niet veel meer dan de zwakke voorsmaak van datgene wat het deel van ieder land zou worden dat aan een derde wereldoorlog zou deelnemen. Daarom geloof ik, dat de vervaardiging van de waterstofbom tevens de dwingen de noodzaak heeft gesohapen om nu zo spoedig mogelijk genoemd acoord tussen de grote militaire mogendheden tot stand te brengen. Gezien de dramatische reacties in de wereld op het nieuws omtrent de H-bom, hebben wij redenen te meer om te gelo ven, dat zulk accoord nu mogelijk moet zijn. IEDERE stap die wij, hangende deze onderhandelingen, voorwaarts zullen doen in de richting van een nauwer samen-leven tussen de volkeren en tus sen de diverse sociale groepen binnen de naties, zal onze kansen op een duurzame vrede verhogen. In deze zin moeten de verdragen tot wederzijdse beveiliging die steeds veelvuldiger gesloten worden, een belangrijke politieke vooruitrang worden genoemd. Het ligt voor de hand. dat deze verdragen in dier voege zouden dienen te worden uitgebreid, dat zij tevens internationale conferenties over atoom-vraagstukken insluiten. Toch zal zulk een internationaal accoord alléén nog geen voldoende waarborg voor een duurzame vrede vormen. Vrede zal eerst mogelijk zijn wanneer de mens heid zal inzien welke de voorwaarden voor een vrede zijn. Door opvoeding kan men dit inzicht bijbrengen. Onze religieuze instellingen zijn machtige middelen om de mensen er toe te brengen afgunst en haat te laten varen en in plaats daarvan in een geest van samenwerking aan het werk te gaan ter verwezenlijking van hun gemeen welzijn. De taak van onze universiteiten zal zijn om een analyse te maken der fac toren die de kracht en het welvaren van een volk bepalen, deze twee ele menten die immers afhangen van het belang dat in de practijk gehecht wordt aan een intieme en enthousiaste sa menwerking. Mits de onderlinge rivaliteit en con currentie binnen de perken blijven en als enige doel het gemeenschappelijke I welzijn hebben, zal tevens duidelijk worden van hoe groot belang deze beide stimulerende factoren zijn voor het wel zijn. In de scholen moet onderwezen worden hoe grote waarde gelegen is in het samenkomen en naast elkaar be staan van verschillende beschavingen, als de waarborgen bestaan, dat iedere agressie uitgesloten is. Het team-werk, dat immers op een ruim begrip der menselijke betrekkin gen gebaseerd is, kan een even belang rijk doel van de opvoeding worden als de karaktervorming, de gezondheid of de burgerzin. Alle culturele krachten die de publieke opinie vormen moeten worden gemobili seerd: de pers, de radio, de televisie, de vrouwen-verenigingen, de industriële en sociale organisaties, de vakverenigingen, ae politieke partijen. In de afgelopen drie maanden heb ik samen met twee collega's de sociale spanningen, die op het ogenblik in Azië bestaan, bestudeerd en nagegaan, welke remedies men hier voor zou kunnen toepassen. De leiders van elk der negen landen die wij hebben bezocht hebben uiterst veel belangstel ling betoond voor een concreet program ma, dat opgesteld zou kunnen worden om te komen tot opvoeding tot een waar broederlijk verbond tussen de volkeren. Zij zien in zulk verbond de basis van de nationale kracht en veiligheid. In Noord- Amerika en in Europa werkt men steeds meer aan zulk een opvoeding, doch nog niet voldoende in verband met de eisen van onze tijd. Daarin schuilt tenslotte, geloof ik onze hoop voor het vestigen van een 'duur zame vrede die onze vrijheid niet meer vermag aan te tasten. De kansen liggen binnen ons bereik. Zou er voor ons in het huidige tijdsgewricht een belangrij ker taak kunnen bestaan? (Copyright Maasbode-pers Mundi I.N.S.) B. ENGELBERTINK Eigendom een hundel van rechten Een ander belangrijk punt, dat de heer Engelbertink uiteenzette, was de kwestie van de pacht- regeling. Tot nu toe kon een pachter bij 'n overdracht van eigendom een voudig worden uitgekocht, de ze nieuwe wet geeft nu de pachter de zelfde rechten als de eige naar op het gepachte. Men gaat hierbij uit van het stand punt dat eigendom een bundel van rechten is, waarvan het eigendomsrecht er een is, maar waarvan ook pachtrecht, jachtrecht, visrecht en andere rechten deel uitmaken. Deze rechten zijn meestal rechten van de pachter, die nu in deze wet volkomen parallel gaan lopen met de rechten van de eigendom en ook worden geregistreerd. Voor de sanering, welke de ruilverkaveling beoogt, moeten in vele ge vallen gronden worden toegevoegd, wat, zoals de heer Engelbertink uiteenzette, op vijf manieren in dit ontwerp wordt moge lijk gemaakt. Op grond van art. 12 kan men iemand vrijwillig uitkopen, op grond van art. 115 lid II kan men behalve de prijs voor de grond ook een bedrijfsschade- uitkering geven, wat van het grootste belang is voor boeren, die wel van hun bedrijf weg willen, maar die dit niet kun nen doen met de verkoopsprijs alleen. Tegen de derde mogelijkheid, namelijk die van onteigening van zeer kleine percelen bijvoorbeeld van 3 tot 5 are, had de heer Engelbertink enig bezwaar. Artikel 11 opent dan nog de mogelijkheid van ont- I ginning van woeste grond ter sanering van "een klein bedrijf en dan bestaat tenslotte nog de mogelijkheid van onderbedeling tot een grootte van 5 pet. De heer Engelbertink zette voorts uit een, dat er eigenlijk nog twee voorname sluitstukken aan deze wet ontbreken. Eer stens zou men buiten het te verkavelen blok nóg een blok moeten hebben, waar heen men een of meer bedrijven zou kun nen overbrengen, die in het te verkavelen blok niet passen, dan pas zou men vol gens hem volledig kunnen saneren. Zulke stukken grond zijn natuurlijk te vinden m de nieuwe polders. Ten tweede ont breekt aan deze wet de nazorg. De men taliteit van de boer moet bij de nieuwe methode passen. Als een oude boer op een moderne boerderij, die door de ruilver kaveling moderner is geworden, de oude methoden blijft toepassen, gaat het voor deel van de opbrengst toch weer verloren. Er zou dus een nazorg moeten zijn: als voorlichting en dergelijke. En dan is er nog de versnelling van de procedure, welke door dit wetsontwerp mogelijk wordt gemaakt. Tot nu toe was het zo, dat de verkaveling en de financiële rege ling één procedure vormde. Was dus een der betrokkenen het met de financiële ver goeding niet eens en kwam de zaak voor de rechter, die dienaangaande uitspraak moest doen, dan werd ook de hele ver kaveling belangrijk vertraagd, omdat men ook wat de verkaveling zelf betreft, op de uitspraak van de rechter moest wachten. Nu wordt het plan van ruilverkaveling verdeeld in twee gedeelten en wel een plan van toedeling de feitelijke ver kaveling dus en een lijst van geldelijke verrekening. Heeft men nu bezwaren te gen de geldelijke regeling, dan kan men deze bezwaren indienen, maar de ruilver kaveling als aparte procedure kan door gaan en uitgevoerd worden. De heer Den Hartog (V.V.D.) verwachtte niet veel van deze procedure-versnelling, terwijl de heer Bieuwenga (A.R.) weer bezwaar had tegen de mogelijkheid, dat de minister bij het ontbreken van over eenstemming de ruilverkaveling zou kun nen opleggen als het algemeen belang dit noodzakelijk maakte, indien slechts een kwart van de eigenaren of de grond zich voor het verkavelingsplan zou verklaren. Ook meende hij, dat de provinciale of regionale landbouworganisaties in de plaatselijke commissies zitting moeten hebben. Hiertoe had hij reeds amende menten ingediend. Ook wat de 5 pet toe wijzing voor dé openbare lichamen be treft, had de heer Bieuwenga een amen dement ingediend, namelijk om dit terug te brengen tot 3 pet. Er waren reeds meer amendementen ingediend en wel door de heren Droessen (K.V.P.), Engelbertink (K.V.P.), De Ruy ter (C.H.) en Egas (P.v.d.A.). Al deze amendementen zullen de volgende week bij de verdere behandeling en bij de artikelen van de wet worden besproken. Bij de aanvang der vergadering werd besloten het wetsontwerp tot wijziging van de Omzetbelasting cn het Soda-project nog deze maand te behandelen. F. S. De A.V.R.O. heeft zijn omroepbedrijf gereorganiseerd. Er is een nieuwe afdeling organisatie van de programma's in het leven geroepen, waarvan tot hoofd is be noemd de heer T. van Gelder, tot nu toe hoofd van de programma-administratie. Hij is belast met de organisatorische en zakelijke leiding van de programma's, onder supervisie van de programmaleider de heer H. de Wolf. Deze laatste is te vens benoemd tot hoofd van de afdeling gesproken woord ad interim. Aan hem is toegevoegd als redacteur de heer J. van Herpen, thans omroeper. Als literair me dewerker aan deze afdeling is nog toege voegd de heer Kellenaers Tot hoofd van de programma-administratie is benoemd de heer J. Collet.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 9