Nederland kan in Rotterdam zien hoe beelden ruimte kunnen scheppen MOSTRA 9'54 N ij hof f herlezen o. Rode preekstoel, gouden altaar M - Mediterraanse traditie in hedendaagse vorm IN ROTTERDAM Bij Eerste Deel van zijn Verzameld IVerk Een monument in onze letterkunde veel te leren SieSwWerf Z,6lf nog zeer veel - 20 Kei^ der Italianen De enige Romein Klassiek Manz zu Alchimist Gecompliceerd Volmaakt even wicht tussen vorm en inhoud Hogere werkelijkheid Uit de vorm spreken ZATERDAG 3 JULI 1934 PAG IIS A 5 j Practijh r. I O TA OOR bij ons in Nederland een zevental prominente en onderling bovendien sterk 'verschillend geaarde beden- daagse Italiaanse beeldhouwers te introduceren, heeft de Rotterdamse Kunstkring een buitengewoon belang wekkende daad gesteld. In ons land is de beeldhouwkunst aan een verkwikkende heropleving toe, die ook een opleving van de publieke belangstelling heeft weten te verwekken. Tentoonstellingen van nationale sculptuur in parken, plantsoenen en ook nog wel eens in kunstzalen en musea zijn daarvan echte levenstekenen, die aan bet eerste enthousiasme niet bezweken zijn. De hoop kwam er mee tot leven,, dat de zin voor sculptuur en baar ruimte-scheppende betekenis in parken, op pleinen, ten bate van architectuur en in het algemeen zelfs van een gezonde levenslust van alle mensen in het bijzonder de stedeling nog eens bekwaam zal worden om de beeldhouwkunst te integreren in het werkelijke leven, een bekwaamheid gelijk bijvoorbeeld en met name de Italianen altijd hebben betoond en waarvan in het oude Europa geen enkel volk zo volkomen gespeend lijkt als het Nederlandse. j geen beter woord voor en bedoel er niets afkeurends mee, iets tus sen „rins" en „zuur" en iets dat geen van beide is. Mascherini is een autodidact, die ken nelijk invloed ondergaat van Marini. en evenals deze van Chinese Tang beeldjes en Aegyptische sculpturen. Maar in zijn mensbeeld herkent men ook dat van Griekse vazenschilders. het „Braquesche" mensbeeld dus, want ook Mascherini is door het Cubisme heengegaan. Zijn volu men zijn ongemeen kernig, gebalde ruim te-kernen en die geschoren; Mascherini „scheert" de ruimte Ook in zijn werk komen de beste tradities van Italië weer tot leven, hij is een zeer kundig vakman en daarbij ook oorspronkelijk, gelijk zijn „narcissus" kan getuigen en zijn „lachend" naakt waarin een traditionele torsie vol komen nieuw en oorspronkelijk plastisch geïntegreerd wordt. Modernistischer, vrijer en expressionis- tischer is Minguzzi soms lichtelijk Picas- sesk en met niets van terribilita! Hij be nadert de natuur vanuit hetzelfde stand punt als Moore de vrouw en de stoel waarin zij zit is één. niet twee, het gaat erom organische vormen te scheppen ge lijk de natuur doet, en even souverein als zij maar hij heeft er minder behoefte aan zijn recht tot souvereiniteit te ver absoluteren. Hij heeft dan ook een mag nifieke haan gemaakt, spannend tan leven, yitaal-plastisch, fèl als het kraaien van zo'n dier zelf. Ook een opmerkelijke Bij de foto's: Links „Meisjesmasker" van Calvani rechts schets voor Manzü's „srote kardinaal". In dit opzicht heeft dan ook niet al- hp'!°ns volk> maar hebben ook onze In de w; ler?n ln het buitenland, gerust hM k I 6 mag men dan ook fang dat ibt Zien van het be" Posities vr, i 'na sculptuur-ex- ben beie«M W1J di° in Sonsbeek heb- ons land h n°g verwachten, voor tuurlfik nfot fd"' Zjj z«n daa^toe na dat onze Widl nde: het bliift "°dig worden «tod'dhouwers jn staat gesteld te hp7n ,i n a*s Florence en Home hi ïen',T te 2ien wa4 het in ruimte ia l betekent: met beelden beeld te adelenf611 met rUimte een sitiesln ejgLu landvo v.™ die CXp0" zakelijke leerschool n°od" mors zelf Wy hebben im- houwkunst-tSfeg beeld" werkelijk belangrijke idif emge generatie die wijhrtben Ifhl10uwers" van renaissancisten _j\g b d een eigen cultuur nog van geringe bete^ zp voornamelijk het buitenland heeft gewerkt- f in erVenfcht eAUgSbfg aUeen reeds is er welhcht evenveel werk van te vin den als m ons gehele vaderland). Voorzeker spreekt men een diepe l^roDWd dU "L dC paradox> dat onze intern^ beeldhouwkunst nooit internationaal betekenis kan krijgen als zij niet werkelijk nationaal wordt.' Maar men moet toegeven dat wat zij nationaal zal dienen te maken, slechts in den vreemde voor haar te vinden is. En dan vooral in het land dat bogen mag op zulk een oude, roemrijke en continue sculptuur-traditie als Italië bezit en die zelf verzadigd is van het h"df'c en edelste wat de Europese geven °UWkUnst aanscl,ijn had ge- D*V.^°SJira. '54'' c'ie de Rotterdamsche kunstkring in zijn eigen zalen en m,,.-.1'1 "et Park achter het Boymans de gearrangeerd heeft, is dus op bod m p'aab> een weldaad aan onze vcrzwilUWerS-, Waarmee bepaald niet ovpHoq M1 JW1, ziin de hoop. dat ook de Waarlerelf ders haai' zullen wetcn te nij'il k®bben hier te lande al eerder ken- rini vr„aa 4 lne4 werken van Marino Ma- Vertpsrr.^ zal men nu Rotterdam niet voor 1 gd vinden, want er staat, exDositfa naas4e .toekomst een uitvoerige hct Museum11 iiljn werk op stapel voor grootste WlHU°ymans- Hij is ecn der ItaUaanse M,,w°U^ers uit het huidige °°k met p a!e reveil, welks faam de huidigp ™en al® Manzü en Mascherini reeds C0ll ;®*posltie vanuit Middelsheim Vo^rgegaan r geleden naar ons land is ren RaUaa^1 dammer Carasso, zelf gebo- houwer die 0wellicht de beste beeld- zyp.'buiding tot a" rbk is- wijst er in leveil overigen_ de catalogus op, dat dit g®kaaieil dan die U er. Plotseling is op- eivoor. Hij noemt +Vurige belangstelling storven Medarl^Rtereeht de in >28 ge- rwo t? eeldhouwe,?SS° een der belang- Deze Rosso, die beJ,s- van de 19e eeuw z.ola en Rodin ^rend was met Degas, sionist in de scuiptu de eerste impres- ZlC u ee/d Vaa hct beroemde zijn geheel eigen mani,5 stgenoe™de is doen „pakken" op om het licht te tegenstellingen. Men vraagt zich ver baasd af, waar in deze figuur de kunst begint of beginnen kon. Dit ranke, bijna ademendzachte vrouwenlichaam, verscholen in de ruime vouwen ener kimono, is zo waar, zo echt, dat het eer het leven zelf is dan zijn beeldgewor- den begrip. Maar bloeiender dan de naaktheid van dit lichaam zelve zou vermogen, schijnt haar bedekking de fijnheid van beenderen en weefsel waaruit het gewassen is, en het rijzen en dalen van de ademtocht waaruit het leeft te openbaren. En gelijk het schuilt ■in dit langvouwig kleed, zo is dit li chaam langoureus verzonken in mij mering en bijna-sluimer en kon niets het „eeuwige raadsel" der vrouwelijk heid in deze figuur dieper openbaren. Een zelfde plastische intrigue, met de zelfde onnaspeurlijke „middelen tot stand gekomen, is mij de „Liggende vrouw", volmaakter nog, minder aanwijsbaar im pressionistisch in de oppervlak-behan deling, universeler en al-tijdser. De „Gro te Kardinaal'' is bijzonder knap als staal van contourbeheersing en magistrale ver eenvoudiging van een zeer moeilijke, ge compliceerde vorm; zijn meesterlijke greep daarop vertoont reeds de kleine schets in de vitrine aan de Witte de With- straat, ook die mengeling van prinselijke eerbiedwekkendheid met de humor van een nuchtere observatie. Nog sterker dan de zittende is het iets kleinere beeld van- de staande kardinaal. Het schoonste wonder van Manzü's in zending en met enige vrouwenkoppen van Greco naar ik meen het schoonste werk ter expositie is de „Danseres" met u,c' ,el "jkende haarvlecht. Uit lichaam S b"antel-gespannen meisjes lichaam en haar raadselachtige lach bloeit een latijnse lente los en snelt het „vervoerd raffinement" langs alle strak gepeesde spieren en elke golving door tors en leden als een vlam omhoog. Ook de „figuurstudie" uit '53 is een on vergetelijk beeld, alle adel der Grieken is weergekeerd en verjongd in dat magni fiek als donker-zwellend marmer bewerk te brons. Emilio Greco is in het gezelschap de enige Romein. Wat hij in de stand en de uitdrukking van een simpel vrou wenkopje aan bewogenheid weet te geven is zo zeldzaam dat ik het met niets zou weten te vergelijken. In zijn prachtig plas tisch spel van asymmetrisch balancerende massa's en hun zeldzaam-bezicld opper vlak, bereikt hU een gaafheid en zulk een elegisch evenwicht als slechts de hoogste cultuur vermag te bereiken. In enkele dier beeldjes zijn de gelaten bevlogen van een zo diepe, zo zuivere en schaduw loze en toch zo zeer stille glimlach, dat zij gcwichteloos in lichte ruimte schijnen op te gaan als zuivere spiritualiteit. Een superieur beeld is ook zijn „mannenkop", dédaigneus van expressie, zeer bezield, prachtig van materie en edel-gckozen vo lume: ecn kleine, zich op-werpende we reld die men nooit vergeet. Hem enigszins verwant in zeer fijn stil leven is Calvani, maar droever, vol fijne melancholie. Er is veel tedere poëzie in zijn levensware portretten en „maskers" en soms eenzelfde diepe glimlach als bij Greco, schaduwloos en vol van een diep mysterie. Een zeer opmerkelijk portrettist is Lo renzo Pepe. Die kleine, groenig gepa- tineerd-bronzen kopjes zijn plastisch uit- geronnen reportages van menselijkheid, van zorgelijkheden, van volksheid en kleinheid, van goedheid en van lijden nergens groots, maar ook nooit lelijk of onbelangrijk, en meest met iets zurigs, iets zuringachtigs in de smaak, ik weet er kat met een taling-achtig plat lijf, dassig. een lange spatelstaart stijf recht achteruit gestoken en een bizarre gat-oogkop. En een vierkante uil in terracotta welker op pervlak op mozaïek en schildpadleer ge lijkt, een uil die een en al schrille knip oog is. Acrobaten in trapeze en springtouw, parterre-acrobaten en figuren van mens of dier temidden van stakig riet sis een gevangenis of een moordend gevecht. Al de nu besproken beeldhouwers, be halve de Romein Greco en de Parijzenaar Lardera. wonen in Milaan. Evenals Ma rini en Manzu, zijn ook Pepe en Minguzzi leraar aan de Accademia di Belle Arti aan het Brera te Milaan; de leerlingen van dat instituut zijn te benijden. Wat valt er nog al niet te verwachten uit die stad. En uit het overige Italië, waarvan wij hier nog vrijwel niets weten: Turijn, Ge nua, Venetië, Florence en Rome. En wat deze exposanten betreft: wij zien hier slechts hun bronzen en terracotta's, maar weten nog niets van hun gehakte beelden, en die zouden zeer wel nog andere ver rassingen kunnen te bieden hebben. K. S. NDER de dichters, wier Ver zamelde Werken na de oorlog zijn uitgegeven, verdient misschien nie mand deze eer met zoveel recht als Martinus Nijhoff. De fraaie dun- druk-cditie van zijn poezie, die dezer dagen als eerste deel van een driedelige Opera Omnia het licht zag, bcsehouwc men dan ook als een noodzakelijke hommage aan een groot auteur. Want Nijhoff's werk, waarvan te zijner tijd de twee volgende delen, gewijd aan proza en vertalingen, nog opmerkelijke facetten zullen openbaren, betekent in onze letterkunde een monument, zoals de critieken van Busken Hurt een monument vormen of de romans van Couperus. Originele restauratie in Overschie gaande invloed noemt ook Arturo Marte?'Dc inleider nationale traditie verniea dr '47b die de weer onder te dompelen inbfe »d°or haar lijke bron", en haar tegepS? °°.rspronke- vestigen in een waarlijk Grti.id te be- daagse vorm. Juist hierin iiHteuvS'e. heden- name betekenis van het mét- de voor huidige exposanten. Op elk ^d^l der Manzü, van Mascherini, Greco ofCr-d van en zelfs op de plaatijzeren ah„ Vani men van Lardera volstaat een acüs- biik om hun mediterrane herkr,^ omAekken- en even weinig is voldmJ Je te herkennen dat zij van onze <3° v°rmen van diep- tijd zijn. eigen 1SSCHIEN geldt alleen dit laatste met voor Manzü, hij zou soms oö het eerste gezicht eer een negen tiende eeuwer kunnen zijn. Maar tok hl], de „kundigste" van alle, wars van elk modernisme, van al het experiment 'tele, in zijn schijnbare probleemloos heid bij wijlen zelfs irriterend-knap in de toppen van zijn vingers van een onnavolgbaar aristocratisch gran- Q-ezza, tegelijkertijd koel en fijn-beze- nuwd, ongenaakbaar en vol dromende gomering, hartstochtloos en vol f\jn or"""' .°°'c ''ij is toch volkomen van tin~e tijd, want in laatste instan- UHl hij enkel „waar" zijn. xittZl 1"Vortret van een dame', gerekt nl 'n haar bronzen schelp, toont Scheel v,er^Effende bekwaamheden en bet raadsel van zijn intrinsieke Aan de Delftweg in Overschie staat een der kleinste kerken van Rot terdam. Zij dateert, gelijk op de gevel staat vermeld, uit 1830. Uit de periode dus der z.g. Waterstaatskerk- ken, de kerken die door bemoeienis van de overheid tot stand kwamen. Behalve een der kleinste, is zij ook de meest pittoresk gelegen kerk in de kom van Rotterdam. Tussen de dorps huizen van de Delftweg staat die klei ne vierkante gevel met de entree van een Grieks tempeltje en boven op het frontale blok het vreemde gele toren tje, dat aan een plattelands raadhuis doet denken. Deze kerk aan de krom ming van de Scliie, dicht bij een lan delijk bruggetje, heeft sfeer. Het zou onvergeeflijk zijn geweest wanneer zij slachtoffer zou zijn geworden van de slopershamer. Daartoe bestond enige jaren gele den werkelijk gevaar, toen de nieuwe kerk van Overschie de voltooiing na derde en men overwoog de parochie kerk naar het nieuwe gebouw te ver plaatsen. Gelukkig heeft men het be sluit tot sloping niet genomen. De St. Petrus Banden kerk aan de Delftweg bleef voortbestaan, wel wat vervallen hier en daar en schreeuwend om res tauratie, maar voor de parochie en voor Rotterdam gered. De nieuwe herder, pastoor van Houten, heeft oog voor het bijzondere van zijn kerk. Sinds zijn benoeming in 1953 loopt hij rond met restauratie plannen en dezer dagen hebben deze plannen vaste vorm gekregen. Samenwerking Zij zijn ontstaan uit een sarnenwer- king tussen de pastoor, de bisschop pelijke architect-inspecteur Th. Hoen ders en de kunstschilder Frans Brak- kee. De bedoeling van deze samen werking is het interieur van de kerk tot een gave eenheid om te scheppgn. Dat is niet zo eenvoudig. Want een- heid wil zeggen stijl. En welke stijl Past het best bij de restauratie van een Waterstaatskerk? Theorie Daarover heeft de heer Brakkee een eigen theorie ontworpen. De bouwers van de waterstaatskerken, zo rede- ]eert hij moeten in hun jonge aca- bemiedagen nog de nabloei van de ,":r°k beleefd hebben. Zij zijn opge- ,c? door leraren die de constructie- c ails en de ruimteverhoudingen var: e barok nog in de vingers hadden, bn wie in de kleine zaalkerk van overschie de rondboogramen en de koepe lende cassettezoldering, de bogen en zuilen van altaarnis en koor be schouwt, ontdekt daarvan de sporen Voor ivie het zien wil bleef hier iets bewaard van de bouwwijze der ba rok. Zonder dat men natuurlijk van zuiver barok kan spreken met Salzburg heeft het in zijn grondvorm kurkdroge bouwsel werkelijk niets gemeen zijn er genoeg barok-ele- menten aanwezig om daarop de res tauratieplannen te richten. Dit nu heeft men gedaan. De plannen zijn bestudeerd en goedgekeurd en eerst daags zal de hebben. aanbesteding plaats- Want alvorens de schilder zijn werk aanvangt om de koele, rationalistische vergaderruimte, die zulk een water staatskerk in wezen is, te herscheppen in een barokke feestzaal, gaat de ar chitect enkele vitale delen van de kerk onder handen nemen. Zo zal een nieuwe betonnen vloer in de kerk ge legd worden, het priesterkoor zal een noodzakelijke revisie ondergaan, aan dc evangeliezijde van het altaar zal een doopkapel worden gebouwd en aan de andere zijde gaat men de sa cristie uitbreiden. Daarna krijgt de kunstenaar het woord. Zijn plan, dat in zijn geheel werd goedgekeurd, komt in grote trekken hier op neer. De wanden en de gebogen casettezoldering zullen geheel geschilderd worden in vier va riaties van wit, zoals rosig-wit en ivoorkleur. Hierdoor wordt een fees telijke helderheid in de ruimte ver kregen, die nog meer in de barokke' sfeer wordt gebracht door de boog ramen die drie aan drie de zijwanden onderbreken. Het glas in lood name-1 7 lijk, dat nu in deze ramen zit, zalkeukendingen Nghoff zoal in verzen te plaats maken voor ecn blanke glas-j ^Eek^mnziju viooiste gedichten „Het soort, verdeeld door loodstrippen dieen w begint, met dc bijzonder in de bovenboog zullen uitstralen ge- j nuchtere regel Jk zou een dag uit lijk de ramen in de barokpaleizen van vissen". In ,]A.water" komen beelden Het moge gevaren inhouden een schrijver aldus, kort na zijn dood en zonder de noodzakelijke afstand te heb ben kunnen nemen, onder de klassieken te scharen; niemand behoeft hiervoor evenwel, waar het Nijhoff geldt, terug te schrikken. Want wanneer klassiek heet wat een volmaakt evenwicht be reikt tussen inhoud en vorm, dan mag de dichtkunst van Nijhoff met recht klassiek worden genoemd. Bovendien vertoont zijn poëzie een rijpheid die het als het ware overbodig maakt „afstand te nemen". Dit heeft Nijhoff namelijk zelf gedaan, toen hij zijn gedichten vorm gaf. Inderdaad zijn er weinig kunstenaars ten opzichte van hun scheppingen zo uitermate streng geweest als Nijhoff was. Gewapend met een bewonderens- waardige dosis zelfcritiek proefde en keurde hij zijn verzen onbarmhartiger dan zijn venijnigste criticus het kan hebben gedaan, slijpend, schavend en hervormend, de taal dwingend en bcv teugelend tot zij precies registreerde wat hü dacht en voelde. Nooit stelde hij zich tevreden met een vlot woordenspel of met vage lyriek. BIJ het herlezen van Nijhoff's poë zie ziet men het beeld, van een werker in het laboratorium, een alchimist van de taal, voortdurend voor zich. Hij slijpt de ruwe taal-matcrie in flonkeringen en manipuleert met de verhitte retorten van zijn gedachten. Het eindresultaat van zijn arbeid, is puur goud, maar de grondstoffen zijn zo simpel en alledaags als glas, hout of water. Lees een willekeurig gedicht uit „De wandelaar" of uit „Vormen", lees „Awater" of „het uur U" en telkens zal het U opvallen hoe eenvoudig het alle maal klinkt, wat voor huis- tuin. en moeilijk, ik kan ze tellen in ons land maar een dichter spréékt eerst als hij uit die vorm spreekt. Dat een dichter dicht is zijn innerlijke aangeboren ge aardheid. maar dat hij spreekt is het wonder" Met. alle krachten der inventie de klare vorm te vinden is een grote kunst, maar deze dichtvorm volmaakt ade quaat te doen zijn aan de inhoud, zie, dat voorrecht schenken de muzen slechts aan zeer weinigen. Tot die wei nigen behoorde Martinus Njjhoff, en wanneer men zoekt naar de „sleutel" tot zijn poëzie en zijn persoonlijkheid, dan zou men meer op deze zo zeldzame verworvenheid dienen te letten dan ge woonlijk geschiedt. Voor het benaderen van Nijhoff's per soonlijkheid doen zich namelijk vele raadselen voor. Is hij een Memlinc of een Pierrot, een Florentijnse prins of een Protselaos, een Kind of een soldaat, Christofoor of Satyr? Of de apostel Christi die hij in zijn lekenspelen bij het Kerst-, Paas- en Pinksterfeest schijnt te zijn? A] deze mogelijkheden verwar ren de lezer van Nijhoff's verzamelde gedichten. Nijhoff is ongetwijfeld een mens geweest met een gecompliceerde geestesstructuur. Enerzijds gedreven naar de aardse werkelijkheid, wil hij haar anderzijds ontvluchten. Deze bot sing van natuurdrift en christelijk Ver langen is zijn voornaamste karakte ristiek. Maar wie zich de uitspraak herinnert die hierboven werd geciteerd, kan de tegenstellingen wellicht tot een eenheid componeren. Alle verschijningsvormen waarmee de dichter zich als het ware vereenzelvigt moeten dan gezien worden als tijdelijke vermommingen, nodig om op de enig juiste manier te kunnen „spreken uit de vorm". De hunkeraar naar vroegere eeuwen, de soldaat, do clown, het kind. de bijbclverteller, het zijn allemaal slechts facetten van 's dichters gedach- tenwercid. Maar hij heeft telkens op nieuw zo intens vorm en inhoud ver enigd, zo duidelijk „gesproken uit de vorm" dat men telkens opnieuw meent niet een facet, maar het hele wezen van de dichter voor zich te zien. Zo bedreigt juist het hoogste kunnen van NUhoff's dichterschap zijn doorgrondelijkheid als mens. Dat is dc paradoxale les waar mee de herlezing van deze sublieme poëzie ons verrast. N.a.v. Martinus Nijhoff, Verzameld Werk, deel I. Uitg Daamen, v. Oorschot. Salzburg. Ook de huidige verlichting verdwijnt. Daarvoor in de plaats ko men sterke plafondlampen, wederom bedoeld om het interieur zo ruim en helder mogelijk te maken. De uit hout gesneden staties, die ingelijst aan de wanden hangen, worden van hun lijst ontdaan, terwijl het houtrelief de zelfde kleur krijgt als de wand. Accenten In deze heldere, lichte ruimte ko men de sterke accenten op de belang rijkste plaatsen. Voor de hoge ge beeldhouwde preekstoel ontwierp Frans Brakkee een kleur van fijn steenrood waarover in de diepste re- voor van een kapperszaak en van een café, zo prozaïsch als deze: „De kellner kent me. Hij weet wat ik voel Hij heeft mijn tafeltje al tweemaal gepoetst". Het zijn slechts enkele voorbeelden. Zij zijn met vele anderen te vermeer deren, die aantonen dat. Nijhoff de meest alledaagse werkelijkheid onder werp heeft gemaakt voor poëzie. Maar dan begint de magie van zijn taalvirtuositeit. Uit die zeer concrete mededelingen, in de gewoonste woorden neergeschreven, groeit een waarachtig ii„s een g.acie v.„ goude.of word, aangebracht. Het altaar, thans wit ge- ]adenheid, er komt ziel in schijnbaar verfd, zal geheel met bladgoud wor- ]ege stopwoorden. Een merkwaardig den bedekt. Achter het altaar zal de voorbeeld hiervan levert de slotregel in huidige lichtbron niet gehandhaafd blijven. In de geest van de barok kerken blijvend, projecteerde Brak kee een groot schilderij van 2 bij 3Vz m op de plaats waar zich nu het ge brandschilderd raam bevindt. Door lat het schilderij iets van het raam af jal worden gehangen, speelt het licht /an achter om het schilderstuk dat ïatuurlijk voor de St. Petrus Banden- :erk geen andere voorstelling zal be- 'atten dan de ontvluchting van de ipostel Petrus uit de gevangenis. Met /itrage-gordijnen hoopt de schilder iet lichteffect rond dit schilderij nog e verhogen. Wanneer men zich bij dit alles nog iet houtwerk van het koor in een dele toon van groengrijs voorstelt en iet bankencomplex in donker beige, lan heeft men een kleine indruk hoe iver een half jaar de oude kerk van Overschie tot nieuw leven zal zijn ge tracht. Het is een nog niet eerder be- n-oefd experiment, maar een experi- nent dat o.i- weinig risico en zeer 'eel kans van slagen heeft. Wij gun- ïen de voortvarende pastoor en zijn wee adviseurs het succes, een bijna gesloopte kerk tot het feestelijkste de prachtige eindstrofe van „Het uur U": „Hoe mooi anders, ach, hoe mooi Zjjn bloesems en bladertooi Hoe mooi? De hemel weet hoe. Maar dat is tot daaraan toe". Hij betekent eigenlijk niets, die laat ste regel. Maar juist op deze plaats gaan de klanken van de vaak gehoorde dooddoener vibreren. Men voelt dat de dichter deze formule van de straat een intense betekenis gaf, dat hij met deze haast banale verzuchting wellicht zijn eigen mysterie belijdt; hier breekt het uitzicht op het derde land. het christe lijk heimwee, dat in zijn werk telkens fungeert als de tegenpool van het exact werkelijke, een ogenblik door. Het besef van een hogere werkelijkheid achter de waargenomen realiteit is hier wel op even simpele als indringende manier tot de lezer gebracht. DIT nu is hetgeen Nijhoff in een studie over Boulens noemde „uit de dichtervorm spreken". Men vindt het gehele citaat in het artikel dat Jan van Nijlen schreef voor het boekje „Martinus Nijhoff', tegelijkertijd met de verzamelde gedichten door de uitgevers gepubliceerd. „Nu is iemand een dich ter" zo luidt Nijhoff's hier bedoelde T> j. J i f,yj I Ui Li L IlilL»!.!. a JIIV-l IttUUtiUC bedebms van Rotteidam te mogenopmerking „zodra hij den dichtervorm omtoveren. 1 meester is. ik verzeker u, dat is heei

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 5