Nederland kan in Rotterdam
zien
hoe
beelden ruimte kunnen scheppen
MOSTRA
9'54
N ij hof f herlezen
o.
Rode preekstoel, gouden altaar
M
-
Mediterraanse traditie in hedendaagse vorm
IN ROTTERDAM
Bij Eerste Deel van zijn
Verzameld IVerk
Een monument in onze letterkunde
veel te leren
SieSwWerf Z,6lf nog zeer veel - 20
Kei^ der Italianen
De enige Romein
Klassiek
Manz
zu
Alchimist
Gecompliceerd
Volmaakt even
wicht tussen vorm
en inhoud
Hogere werkelijkheid
Uit de vorm spreken
ZATERDAG 3 JULI 1934
PAG IIS A 5
j
Practijh
r.
I
O
TA OOR bij ons in Nederland een zevental prominente en
onderling bovendien sterk 'verschillend geaarde beden-
daagse Italiaanse beeldhouwers te introduceren, heeft
de Rotterdamse Kunstkring een buitengewoon belang
wekkende daad gesteld. In ons land is de beeldhouwkunst
aan een verkwikkende heropleving toe, die ook een opleving
van de publieke belangstelling heeft weten te verwekken.
Tentoonstellingen van nationale sculptuur in parken,
plantsoenen en ook nog wel eens in kunstzalen en musea
zijn daarvan echte levenstekenen, die aan bet eerste
enthousiasme niet bezweken zijn. De hoop kwam er mee tot
leven,, dat de zin voor sculptuur en baar ruimte-scheppende
betekenis in parken, op pleinen, ten bate van architectuur
en in het algemeen zelfs van een gezonde levenslust van
alle mensen in het bijzonder de stedeling nog eens
bekwaam zal worden om de beeldhouwkunst te integreren
in het werkelijke leven, een bekwaamheid gelijk bijvoorbeeld
en met name de Italianen altijd hebben betoond en waarvan
in het oude Europa geen enkel volk zo volkomen gespeend
lijkt als het Nederlandse.
j geen beter woord voor en bedoel
er niets afkeurends mee, iets tus
sen „rins" en „zuur" en iets dat
geen van beide is.
Mascherini is een autodidact, die ken
nelijk invloed ondergaat van Marini. en
evenals deze van Chinese Tang beeldjes
en Aegyptische sculpturen. Maar in zijn
mensbeeld herkent men ook dat van
Griekse vazenschilders. het „Braquesche"
mensbeeld dus, want ook Mascherini is
door het Cubisme heengegaan. Zijn volu
men zijn ongemeen kernig, gebalde ruim
te-kernen en die geschoren; Mascherini
„scheert" de ruimte Ook in zijn werk
komen de beste tradities van Italië weer
tot leven, hij is een zeer kundig vakman
en daarbij ook oorspronkelijk, gelijk zijn
„narcissus" kan getuigen en zijn „lachend"
naakt waarin een traditionele torsie vol
komen nieuw en oorspronkelijk plastisch
geïntegreerd wordt.
Modernistischer, vrijer en expressionis-
tischer is Minguzzi soms lichtelijk Picas-
sesk en met niets van terribilita! Hij be
nadert de natuur vanuit hetzelfde stand
punt als Moore de vrouw en de stoel
waarin zij zit is één. niet twee, het gaat
erom organische vormen te scheppen ge
lijk de natuur doet, en even souverein als
zij maar hij heeft er minder behoefte
aan zijn recht tot souvereiniteit te ver
absoluteren. Hij heeft dan ook een mag
nifieke haan gemaakt, spannend tan
leven, yitaal-plastisch, fèl als het kraaien
van zo'n dier zelf. Ook een opmerkelijke
Bij de foto's: Links „Meisjesmasker" van Calvani
rechts schets voor Manzü's „srote kardinaal".
In dit opzicht heeft dan ook niet al-
hp'!°ns volk> maar hebben ook onze
In de w; ler?n ln het buitenland,
gerust hM k I 6 mag men dan ook
fang dat ibt Zien van het be"
Posities vr, i 'na sculptuur-ex-
ben beie«M W1J di° in Sonsbeek heb-
ons land h n°g verwachten, voor
tuurlfik nfot fd"' Zjj z«n daa^toe na
dat onze Widl nde: het bliift "°dig
worden «tod'dhouwers jn staat gesteld
te hp7n ,i n a*s Florence en Home
hi ïen',T te 2ien wa4 het in
ruimte ia l betekent: met beelden
beeld te adelenf611 met rUimte een
sitiesln ejgLu landvo v.™ die CXp0"
zakelijke leerschool n°od"
mors zelf Wy hebben im-
houwkunst-tSfeg beeld"
werkelijk belangrijke idif emge
generatie die wijhrtben Ifhl10uwers"
van renaissancisten _j\g b d een
eigen cultuur nog van geringe bete^
zp voornamelijk
het buitenland heeft gewerkt- f in
erVenfcht eAUgSbfg aUeen reeds is
er welhcht evenveel werk van te vin
den als m ons gehele vaderland).
Voorzeker spreekt men een diepe
l^roDWd dU "L dC paradox> dat onze
intern^ beeldhouwkunst nooit
internationaal betekenis kan krijgen
als zij niet werkelijk nationaal wordt.'
Maar men moet toegeven dat wat zij
nationaal zal dienen te maken, slechts
in den vreemde voor haar te vinden is.
En dan vooral in het land dat bogen
mag op zulk een oude, roemrijke en
continue sculptuur-traditie als Italië
bezit en die zelf verzadigd is van het
h"df'c en edelste wat de Europese
geven °UWkUnst aanscl,ijn had ge-
D*V.^°SJira. '54'' c'ie de Rotterdamsche
kunstkring in zijn eigen zalen en
m,,.-.1'1 "et Park achter het Boymans
de gearrangeerd heeft, is dus op
bod m p'aab> een weldaad aan onze
vcrzwilUWerS-, Waarmee bepaald niet
ovpHoq M1 JW1, ziin de hoop. dat ook de
Waarlerelf ders haai' zullen wetcn te
nij'il k®bben hier te lande al eerder ken-
rini vr„aa 4 lne4 werken van Marino Ma-
Vertpsrr.^ zal men nu Rotterdam niet
voor 1 gd vinden, want er staat,
exDositfa naas4e .toekomst een uitvoerige
hct Museum11 iiljn werk op stapel voor
grootste WlHU°ymans- Hij is ecn der
ItaUaanse M,,w°U^ers uit het huidige
°°k met p a!e reveil, welks faam
de huidigp ™en al® Manzü en Mascherini
reeds C0ll ;®*posltie vanuit Middelsheim
Vo^rgegaan r geleden naar ons land is
ren RaUaa^1 dammer Carasso, zelf gebo-
houwer die 0wellicht de beste beeld-
zyp.'buiding tot a" rbk is- wijst er in
leveil overigen_ de catalogus op, dat dit
g®kaaieil dan die U er. Plotseling is op-
eivoor. Hij noemt +Vurige belangstelling
storven Medarl^Rtereeht de in >28 ge-
rwo t? eeldhouwe,?SS° een der belang-
Deze Rosso, die beJ,s- van de 19e eeuw
z.ola en Rodin ^rend was met Degas,
sionist in de scuiptu de eerste impres-
ZlC u ee/d Vaa hct beroemde
zijn geheel eigen mani,5 stgenoe™de is
doen „pakken" op om het licht te
tegenstellingen. Men vraagt zich ver
baasd af, waar in deze figuur de kunst
begint of beginnen kon. Dit ranke,
bijna ademendzachte vrouwenlichaam,
verscholen in de ruime vouwen ener
kimono, is zo waar, zo echt, dat het eer
het leven zelf is dan zijn beeldgewor-
den begrip. Maar bloeiender dan de
naaktheid van dit lichaam zelve zou
vermogen, schijnt haar bedekking de
fijnheid van beenderen en weefsel
waaruit het gewassen is, en het rijzen
en dalen van de ademtocht waaruit het
leeft te openbaren. En gelijk het schuilt
■in dit langvouwig kleed, zo is dit li
chaam langoureus verzonken in mij
mering en bijna-sluimer en kon niets
het „eeuwige raadsel" der vrouwelijk
heid in deze figuur dieper openbaren.
Een zelfde plastische intrigue, met de
zelfde onnaspeurlijke „middelen tot stand
gekomen, is mij de „Liggende vrouw",
volmaakter nog, minder aanwijsbaar im
pressionistisch in de oppervlak-behan
deling, universeler en al-tijdser. De „Gro
te Kardinaal'' is bijzonder knap als staal
van contourbeheersing en magistrale ver
eenvoudiging van een zeer moeilijke, ge
compliceerde vorm; zijn meesterlijke
greep daarop vertoont reeds de kleine
schets in de vitrine aan de Witte de With-
straat, ook die mengeling van prinselijke
eerbiedwekkendheid met de humor van
een nuchtere observatie. Nog sterker dan
de zittende is het iets kleinere beeld van-
de staande kardinaal.
Het schoonste wonder van Manzü's in
zending en met enige vrouwenkoppen
van Greco naar ik meen het schoonste
werk ter expositie is de „Danseres" met
u,c' ,el "jkende haarvlecht. Uit
lichaam S b"antel-gespannen meisjes
lichaam en haar raadselachtige lach
bloeit een latijnse lente los en snelt het
„vervoerd raffinement" langs alle strak
gepeesde spieren en elke golving door
tors en leden als een vlam omhoog.
Ook de „figuurstudie" uit '53 is een on
vergetelijk beeld, alle adel der Grieken is
weergekeerd en verjongd in dat magni
fiek als donker-zwellend marmer bewerk
te brons.
Emilio Greco is in het gezelschap de
enige Romein. Wat hij in de stand en
de uitdrukking van een simpel vrou
wenkopje aan bewogenheid weet te geven
is zo zeldzaam dat ik het met niets zou
weten te vergelijken. In zijn prachtig plas
tisch spel van asymmetrisch balancerende
massa's en hun zeldzaam-bezicld opper
vlak, bereikt hU een gaafheid en zulk een
elegisch evenwicht als slechts de hoogste
cultuur vermag te bereiken. In enkele
dier beeldjes zijn de gelaten bevlogen
van een zo diepe, zo zuivere en schaduw
loze en toch zo zeer stille glimlach, dat
zij gcwichteloos in lichte ruimte schijnen
op te gaan als zuivere spiritualiteit. Een
superieur beeld is ook zijn „mannenkop",
dédaigneus van expressie, zeer bezield,
prachtig van materie en edel-gckozen vo
lume: ecn kleine, zich op-werpende we
reld die men nooit vergeet.
Hem enigszins verwant in zeer fijn stil
leven is Calvani, maar droever, vol fijne
melancholie. Er is veel tedere poëzie in
zijn levensware portretten en „maskers" en
soms eenzelfde diepe glimlach als bij
Greco, schaduwloos en vol van een diep
mysterie.
Een zeer opmerkelijk portrettist is Lo
renzo Pepe. Die kleine, groenig gepa-
tineerd-bronzen kopjes zijn plastisch uit-
geronnen reportages van menselijkheid,
van zorgelijkheden, van volksheid en
kleinheid, van goedheid en van lijden
nergens groots, maar ook nooit lelijk of
onbelangrijk, en meest met iets zurigs,
iets zuringachtigs in de smaak, ik weet er
kat met een taling-achtig plat lijf, dassig.
een lange spatelstaart stijf recht achteruit
gestoken en een bizarre gat-oogkop. En
een vierkante uil in terracotta welker op
pervlak op mozaïek en schildpadleer ge
lijkt, een uil die een en al schrille knip
oog is.
Acrobaten in trapeze en springtouw,
parterre-acrobaten en figuren van mens
of dier temidden van stakig riet sis een
gevangenis of een moordend gevecht.
Al de nu besproken beeldhouwers, be
halve de Romein Greco en de Parijzenaar
Lardera. wonen in Milaan. Evenals Ma
rini en Manzu, zijn ook Pepe en Minguzzi
leraar aan de Accademia di Belle Arti
aan het Brera te Milaan; de leerlingen
van dat instituut zijn te benijden. Wat valt
er nog al niet te verwachten uit die stad.
En uit het overige Italië, waarvan wij
hier nog vrijwel niets weten: Turijn, Ge
nua, Venetië, Florence en Rome. En wat
deze exposanten betreft: wij zien hier
slechts hun bronzen en terracotta's, maar
weten nog niets van hun gehakte beelden,
en die zouden zeer wel nog andere ver
rassingen kunnen te bieden hebben.
K. S.
NDER de dichters, wier Ver
zamelde Werken na de oorlog zijn
uitgegeven, verdient misschien nie
mand deze eer met zoveel recht als
Martinus Nijhoff. De fraaie dun-
druk-cditie van zijn poezie, die
dezer dagen als eerste deel van een
driedelige Opera Omnia het licht
zag, bcsehouwc men dan ook als
een noodzakelijke hommage aan
een groot auteur. Want Nijhoff's
werk, waarvan te zijner tijd de twee
volgende delen, gewijd aan proza
en vertalingen, nog opmerkelijke
facetten zullen openbaren, betekent
in onze letterkunde een monument,
zoals de critieken van Busken Hurt
een monument vormen of de
romans van Couperus.
Originele restauratie in Overschie
gaande invloed
noemt ook Arturo Marte?'Dc inleider
nationale traditie verniea dr '47b die de
weer onder te dompelen inbfe »d°or haar
lijke bron", en haar tegepS? °°.rspronke-
vestigen in een waarlijk Grti.id te be-
daagse vorm. Juist hierin iiHteuvS'e. heden-
name betekenis van het mét- de voor
huidige exposanten. Op elk ^d^l der
Manzü, van Mascherini, Greco ofCr-d van
en zelfs op de plaatijzeren ah„ Vani
men van Lardera volstaat een acüs-
biik om hun mediterrane herkr,^
omAekken- en even weinig is voldmJ Je
te herkennen dat zij van onze <3°
v°rmen
van diep-
tijd zijn.
eigen
1SSCHIEN
geldt alleen dit laatste
met voor Manzü, hij zou soms oö
het eerste gezicht eer een negen
tiende eeuwer kunnen zijn. Maar tok
hl], de „kundigste" van alle, wars van
elk modernisme, van al het experiment
'tele, in zijn schijnbare probleemloos
heid bij wijlen zelfs irriterend-knap
in de toppen van zijn vingers van
een onnavolgbaar aristocratisch gran-
Q-ezza, tegelijkertijd koel en fijn-beze-
nuwd, ongenaakbaar en vol dromende
gomering, hartstochtloos en vol f\jn
or"""' .°°'c ''ij is toch volkomen van
tin~e tijd, want in laatste instan-
UHl hij enkel „waar" zijn.
xittZl 1"Vortret van een dame', gerekt
nl 'n haar bronzen schelp, toont
Scheel v,er^Effende bekwaamheden en
bet raadsel van zijn intrinsieke
Aan de Delftweg in Overschie staat
een der kleinste kerken van Rot
terdam. Zij dateert, gelijk op de
gevel staat vermeld, uit 1830. Uit de
periode dus der z.g. Waterstaatskerk-
ken, de kerken die door bemoeienis
van de overheid tot stand kwamen.
Behalve een der kleinste, is zij ook
de meest pittoresk gelegen kerk in de
kom van Rotterdam. Tussen de dorps
huizen van de Delftweg staat die klei
ne vierkante gevel met de entree van
een Grieks tempeltje en boven op het
frontale blok het vreemde gele toren
tje, dat aan een plattelands raadhuis
doet denken. Deze kerk aan de krom
ming van de Scliie, dicht bij een lan
delijk bruggetje, heeft sfeer. Het zou
onvergeeflijk zijn geweest wanneer
zij slachtoffer zou zijn geworden van
de slopershamer.
Daartoe bestond enige jaren gele
den werkelijk gevaar, toen de nieuwe
kerk van Overschie de voltooiing na
derde en men overwoog de parochie
kerk naar het nieuwe gebouw te ver
plaatsen. Gelukkig heeft men het be
sluit tot sloping niet genomen. De St.
Petrus Banden kerk aan de Delftweg
bleef voortbestaan, wel wat vervallen
hier en daar en schreeuwend om res
tauratie, maar voor de parochie en
voor Rotterdam gered.
De nieuwe herder, pastoor van
Houten, heeft oog voor het bijzondere
van zijn kerk. Sinds zijn benoeming
in 1953 loopt hij rond met restauratie
plannen en dezer dagen hebben deze
plannen vaste vorm gekregen.
Samenwerking
Zij zijn ontstaan uit een sarnenwer-
king tussen de pastoor, de bisschop
pelijke architect-inspecteur Th. Hoen
ders en de kunstschilder Frans Brak-
kee. De bedoeling van deze samen
werking is het interieur van de kerk
tot een gave eenheid om te scheppgn.
Dat is niet zo eenvoudig. Want een-
heid wil zeggen stijl. En welke stijl
Past het best bij de restauratie van
een Waterstaatskerk?
Theorie
Daarover heeft de heer Brakkee een
eigen theorie ontworpen. De bouwers
van de waterstaatskerken, zo rede-
]eert hij moeten in hun jonge aca-
bemiedagen nog de nabloei van de
,":r°k beleefd hebben. Zij zijn opge-
,c? door leraren die de constructie-
c ails en de ruimteverhoudingen var:
e barok nog in de vingers hadden,
bn wie in de kleine zaalkerk van
overschie de rondboogramen en de
koepe lende cassettezoldering, de bogen
en zuilen van altaarnis en koor be
schouwt, ontdekt daarvan de sporen
Voor ivie het zien wil bleef hier iets
bewaard van de bouwwijze der ba
rok. Zonder dat men natuurlijk van
zuiver barok kan spreken met
Salzburg heeft het in zijn grondvorm
kurkdroge bouwsel werkelijk niets
gemeen zijn er genoeg barok-ele-
menten aanwezig om daarop de res
tauratieplannen te richten. Dit nu
heeft men gedaan. De plannen zijn
bestudeerd en goedgekeurd en eerst
daags zal de
hebben.
aanbesteding plaats-
Want alvorens de schilder zijn werk
aanvangt om de koele, rationalistische
vergaderruimte, die zulk een water
staatskerk in wezen is, te herscheppen
in een barokke feestzaal, gaat de ar
chitect enkele vitale delen van de
kerk onder handen nemen. Zo zal een
nieuwe betonnen vloer in de kerk ge
legd worden, het priesterkoor zal een
noodzakelijke revisie ondergaan, aan
dc evangeliezijde van het altaar zal
een doopkapel worden gebouwd en
aan de andere zijde gaat men de sa
cristie uitbreiden.
Daarna krijgt de kunstenaar het
woord. Zijn plan, dat in zijn geheel
werd goedgekeurd, komt in grote
trekken hier op neer. De wanden en
de gebogen casettezoldering zullen
geheel geschilderd worden in vier va
riaties van wit, zoals rosig-wit en
ivoorkleur. Hierdoor wordt een fees
telijke helderheid in de ruimte ver
kregen, die nog meer in de barokke'
sfeer wordt gebracht door de boog
ramen die drie aan drie de zijwanden
onderbreken. Het glas in lood name-1 7
lijk, dat nu in deze ramen zit, zalkeukendingen Nghoff zoal in verzen te
plaats maken voor ecn blanke glas-j ^Eek^mnziju viooiste gedichten „Het
soort, verdeeld door loodstrippen dieen w begint, met dc bijzonder
in de bovenboog zullen uitstralen ge- j nuchtere regel Jk zou een dag uit
lijk de ramen in de barokpaleizen van vissen". In ,]A.water" komen beelden
Het moge gevaren inhouden een
schrijver aldus, kort na zijn dood en
zonder de noodzakelijke afstand te heb
ben kunnen nemen, onder de klassieken
te scharen; niemand behoeft hiervoor
evenwel, waar het Nijhoff geldt, terug
te schrikken. Want wanneer klassiek
heet wat een volmaakt evenwicht be
reikt tussen inhoud en vorm, dan mag
de dichtkunst van Nijhoff met recht
klassiek worden genoemd. Bovendien
vertoont zijn poëzie een rijpheid die het
als het ware overbodig maakt „afstand
te nemen". Dit heeft Nijhoff namelijk
zelf gedaan, toen hij zijn gedichten
vorm gaf.
Inderdaad zijn er weinig kunstenaars
ten opzichte van hun scheppingen zo
uitermate streng geweest als Nijhoff
was. Gewapend met een bewonderens-
waardige dosis zelfcritiek proefde en
keurde hij zijn verzen onbarmhartiger
dan zijn venijnigste criticus het kan
hebben gedaan, slijpend, schavend en
hervormend, de taal dwingend en bcv
teugelend tot zij precies registreerde
wat hü dacht en voelde. Nooit stelde hij
zich tevreden met een vlot woordenspel
of met vage lyriek.
BIJ het herlezen van Nijhoff's poë
zie ziet men het beeld, van een
werker in het laboratorium, een
alchimist van de taal, voortdurend voor
zich. Hij slijpt de ruwe taal-matcrie in
flonkeringen en manipuleert met de
verhitte retorten van zijn gedachten.
Het eindresultaat van zijn arbeid, is
puur goud, maar de grondstoffen zijn
zo simpel en alledaags als glas, hout of
water. Lees een willekeurig gedicht uit
„De wandelaar" of uit „Vormen", lees
„Awater" of „het uur U" en telkens zal
het U opvallen hoe eenvoudig het alle
maal klinkt, wat voor huis- tuin. en
moeilijk, ik kan ze tellen in ons land
maar een dichter spréékt eerst als hij
uit die vorm spreekt. Dat een dichter
dicht is zijn innerlijke aangeboren ge
aardheid. maar dat hij spreekt is het
wonder"
Met. alle krachten der inventie de
klare vorm te vinden is een grote kunst,
maar deze dichtvorm volmaakt ade
quaat te doen zijn aan de inhoud, zie,
dat voorrecht schenken de muzen
slechts aan zeer weinigen. Tot die wei
nigen behoorde Martinus Njjhoff, en
wanneer men zoekt naar de „sleutel"
tot zijn poëzie en zijn persoonlijkheid,
dan zou men meer op deze zo zeldzame
verworvenheid dienen te letten dan ge
woonlijk geschiedt.
Voor het benaderen van Nijhoff's per
soonlijkheid doen zich namelijk vele
raadselen voor. Is hij een Memlinc of
een Pierrot, een Florentijnse prins of
een Protselaos, een Kind of een soldaat,
Christofoor of Satyr? Of de apostel
Christi die hij in zijn lekenspelen bij het
Kerst-, Paas- en Pinksterfeest schijnt
te zijn? A] deze mogelijkheden verwar
ren de lezer van Nijhoff's verzamelde
gedichten. Nijhoff is ongetwijfeld een
mens geweest met een gecompliceerde
geestesstructuur. Enerzijds gedreven
naar de aardse werkelijkheid, wil hij
haar anderzijds ontvluchten. Deze bot
sing van natuurdrift en christelijk Ver
langen is zijn voornaamste karakte
ristiek.
Maar wie zich de uitspraak herinnert
die hierboven werd geciteerd, kan de
tegenstellingen wellicht tot een eenheid
componeren.
Alle verschijningsvormen waarmee de
dichter zich als het ware vereenzelvigt
moeten dan gezien worden als tijdelijke
vermommingen, nodig om op de enig
juiste manier te kunnen „spreken uit de
vorm". De hunkeraar naar vroegere
eeuwen, de soldaat, do clown, het kind.
de bijbclverteller, het zijn allemaal
slechts facetten van 's dichters gedach-
tenwercid. Maar hij heeft telkens op
nieuw zo intens vorm en inhoud ver
enigd, zo duidelijk „gesproken uit de
vorm" dat men telkens opnieuw meent
niet een facet, maar het hele wezen van
de dichter voor zich te zien. Zo bedreigt
juist het hoogste kunnen van NUhoff's
dichterschap zijn doorgrondelijkheid als
mens. Dat is dc paradoxale les waar
mee de herlezing van deze sublieme
poëzie ons verrast.
N.a.v. Martinus Nijhoff, Verzameld
Werk, deel I. Uitg Daamen, v.
Oorschot.
Salzburg. Ook de huidige verlichting
verdwijnt. Daarvoor in de plaats ko
men sterke plafondlampen, wederom
bedoeld om het interieur zo ruim en
helder mogelijk te maken. De uit hout
gesneden staties, die ingelijst aan de
wanden hangen, worden van hun lijst
ontdaan, terwijl het houtrelief de
zelfde kleur krijgt als de wand.
Accenten
In deze heldere, lichte ruimte ko
men de sterke accenten op de belang
rijkste plaatsen. Voor de hoge ge
beeldhouwde preekstoel ontwierp
Frans Brakkee een kleur van fijn
steenrood waarover in de diepste re-
voor van een kapperszaak en van een
café, zo prozaïsch als deze:
„De kellner kent me. Hij weet
wat ik voel
Hij heeft mijn tafeltje al
tweemaal gepoetst".
Het zijn slechts enkele voorbeelden.
Zij zijn met vele anderen te vermeer
deren, die aantonen dat. Nijhoff de
meest alledaagse werkelijkheid onder
werp heeft gemaakt voor poëzie.
Maar dan begint de magie van zijn
taalvirtuositeit. Uit die zeer concrete
mededelingen, in de gewoonste woorden
neergeschreven, groeit een waarachtig
ii„s een g.acie v.„ goude.of word,
aangebracht. Het altaar, thans wit ge- ]adenheid, er komt ziel in schijnbaar
verfd, zal geheel met bladgoud wor- ]ege stopwoorden. Een merkwaardig
den bedekt. Achter het altaar zal de voorbeeld hiervan levert de slotregel in
huidige lichtbron niet gehandhaafd
blijven. In de geest van de barok
kerken blijvend, projecteerde Brak
kee een groot schilderij van 2 bij 3Vz
m op de plaats waar zich nu het ge
brandschilderd raam bevindt. Door
lat het schilderij iets van het raam af
jal worden gehangen, speelt het licht
/an achter om het schilderstuk dat
ïatuurlijk voor de St. Petrus Banden-
:erk geen andere voorstelling zal be-
'atten dan de ontvluchting van de
ipostel Petrus uit de gevangenis. Met
/itrage-gordijnen hoopt de schilder
iet lichteffect rond dit schilderij nog
e verhogen.
Wanneer men zich bij dit alles nog
iet houtwerk van het koor in een
dele toon van groengrijs voorstelt en
iet bankencomplex in donker beige,
lan heeft men een kleine indruk hoe
iver een half jaar de oude kerk van
Overschie tot nieuw leven zal zijn ge
tracht. Het is een nog niet eerder be-
n-oefd experiment, maar een experi-
nent dat o.i- weinig risico en zeer
'eel kans van slagen heeft. Wij gun-
ïen de voortvarende pastoor en zijn
wee adviseurs het succes, een bijna
gesloopte kerk tot het feestelijkste
de prachtige eindstrofe van „Het uur
U":
„Hoe mooi anders, ach, hoe mooi
Zjjn bloesems en bladertooi
Hoe mooi? De hemel weet hoe.
Maar dat is tot daaraan toe".
Hij betekent eigenlijk niets, die laat
ste regel. Maar juist op deze plaats
gaan de klanken van de vaak gehoorde
dooddoener vibreren. Men voelt dat de
dichter deze formule van de straat een
intense betekenis gaf, dat hij met deze
haast banale verzuchting wellicht zijn
eigen mysterie belijdt; hier breekt het
uitzicht op het derde land. het christe
lijk heimwee, dat in zijn werk telkens
fungeert als de tegenpool van het exact
werkelijke, een ogenblik door. Het besef
van een hogere werkelijkheid achter de
waargenomen realiteit is hier wel op
even simpele als indringende manier tot
de lezer gebracht.
DIT nu is hetgeen Nijhoff in een
studie over Boulens noemde „uit de
dichtervorm spreken". Men vindt
het gehele citaat in het artikel dat Jan
van Nijlen schreef voor het boekje
„Martinus Nijhoff', tegelijkertijd met de
verzamelde gedichten door de uitgevers
gepubliceerd. „Nu is iemand een dich
ter" zo luidt Nijhoff's hier bedoelde
T> j. J i f,yj I Ui Li L IlilL»!.!. a JIIV-l IttUUtiUC
bedebms van Rotteidam te mogenopmerking „zodra hij den dichtervorm
omtoveren.
1 meester is. ik verzeker u, dat is heei