s»
ïi
GOD
en
het GEWETEN
GOD en de vrije wil
Geen geweld, geen bloedige strijd
GOD OF AFGOD
Ons aandeel in Zijn plan
Loflied op God
Noodkreet (II)
HONDENPRAAT
D
H
lü -
PSALM 97
ZATERDAG 3 JULI 1954
PAGINA 7
iH
1
I
*p
he*
-W\v
Jahwe is koning! Laat de aarde jubelen.
De ontelbare eilanden juichen
Donkere wolken pakken zich om Hem heen,
Recht en gerechtigheid schragen zijn troon.
Vuur gaat voor zijn aangezicht uit,
En het vlamt om zijn schreden.
Zijn bliksems verlichten de wereld,
De aarde ziet het en beeft!
De bergen smelten als was voor het aanschijn
van Jahwe,
Voor de Heer van de volheid der aarde;
De hemelen kondigen zijn gerechtigheid aan.
Alle volkeren aanschouwen zijn glorie.
Alle beeldenaanbidders worden te schande,
Die zich op hun goden beroemen
En diep in het stof werpen alle afgoden
Zich voor Hem neer.
Sion hoort het vol vreugde,
Juda's dochteren juichen, Jahwe, om uw gericht;
Want Gij zijt de Allerhoogste op heel de aarde,
O, Jahwe,
Hoog boven alle volkeren verheven
Jahwe heeft lief
Die de ongerechtigen haat;
Hij behoedt het leven van zijn getrouwen,
En redt ze uit de handen der bozen.
Een licht straalt over de rechtvaardigen uit,
En blijdschap over de oprechten van hart;
De vromen zullen zich in Jahwe verheugen,
En loven zijn heilige Naam!
II
'ÏT 1
S-SggA 4 #s
\V.::»:
<7
GEBED mi
VERHORING
--V"- x-
JÜ?*J5 eigenlÜk voor iets: het
van het verstand, dat ons iets zegt,
opvoeding. Als katholiek vervolgens
weet ik, dat de uitspraken van het
gaan^wat bet epw^ eT "U n'et op in~ maar het zit eigenlijk veel dieper. Er
liik spmrnkm u fn' wetenschappe - spreekt een overtuiging uit: het is als f kerkelijk leergezag voor mij verplich
Stfflanmrfj betekent, maar alleen1, 1
uitgaan van de populaire
van het woord.
wXn™w sPrekcn wij over het ge-
mir ik 8 z®ggcn: mijn geweten zegt
iu j mag dit niet doen of dat moet
twiifjf"'' ^'n geweten kan ook in
ijfel zijn. Hier noemt men geweten
een soort oordeel over goed en kwaad,
over wat ik wel of niet moet doen. We
hebben nog een andere betekenis van
geweten. Iemand heeft een verkeerde
daad gesteld, en zijn geweten blijft het
hem verwijten, dat het verkeerd'is ge
weest. De mens heeft dan een schuld
gevoel: zijn geweten spreekt. Laten we
proberen hier verder op in te gaan. Op
de eerste plaats is het dus een oordeel
Het scherpe besef en bewustzijn van
God
het ware de stem van de menselijke
betekenis natuur zelf, al of niet voorgelicht door
het geloof. Deze stem herkent de mens
j als de stem van God, die hem een be-
paalde daad aanraadt of verbiedt.
Moeten we de stem van het
geweten volgen? Over het alge
meen. ja. Dat wil dus zeggen, dat ieder
mens moet doen, wat zijn geweten hem
voorschrijft. Hij is zelf verantwoorde
lijk voor zijn daden, voor zijn beslis
singen. En wanneer we zo ons geweten
volgen, weten wij, dat wij de wil van
God immers spreekt niet
onmiddellijk tot ons, maar door ons
geweten. Wanneer we dus tegen het
geweten in handelen, doen we ver
keerd, handelen we tegen God in, be
drijven we dus een zonde.
V7?tnnecr het geweten ons iets
__i. c nJ h wat ons eerst goed toe
scheen, maar
wat later zonde blijkt te
deïd Dan bebben we toch goed gehan-
en zijn grootheid is in Ho™ orndat we niet anders kunnen
bij vele Katholieken verdwenen. Zo schijnt "nogaf g'ma'kkelifk. Alf^e Sfn
geweten hebt, leef je gemakke
lijk. Maar van de andere kant wanneer
je nogal scrupuleus bent aangelegd,
dan heb je het moeilijk. Wat komt er
dan eigenlijk van Gods geboden
terecht?
De oplossing is niet moeilijk te vin
den. Het geweten, dat de mens heeft,
moet n.l. eerst gevormd worden, voor
dat hij het kan en moet volgen. Deze
vorming .krijgt het thuis b.v. door de
staat de mens, zijn geheim, zijn groot
heid of kleinheid, zijn autonomie in
het middelpunt van de interesse, dat
U .f,6™ Plaats voor God meer over
blijft. Wat Sartre als atheïst heeft uit-
®Pro e"' w°rdt hoewel theore-
ontkend door de christenen
staat Tr Vclen Practisch beleefd: God
heiri, grootheid en onafhankelijk-
v Kmhm- uens in de weg' HocweI
dit selnnf n m Hem geloven, is
daadwerk rf1 met zó sterk- dat het
Vloed wn 0iPk^ leven erd0°r beïn-
ken Honi als ze aan Hem den"
ken, denken ze Hem vaak nog zó
is° Af^n' dat Hij practisch een afgod
wannl J lmmers bedrijft men,
mcmel1iwen Zlch goden maak* naar
ook dat..01rnaat' al erkent men dan
mens Dit"I ™ach%r zÜn dan de
gelhkenk g°de""maken naar beeld en
alleèn to I "ml mcns behoeft niet
zoals bii dl t f011 in hout cn steen,
keren maar 1 Van heidense vol-
in de'fantasie en'heTrTf gebeurcn
mens, die zich God zo vooraten"alsof
maalCvererootSelMWaS' zij het duizend-
nict Dit i i u r dlt is onze God
Ho if e souvereine God, die
de Schrift ons voorstelt. Zeker in de
Schrift wordt op menselijke wijze ge
sproken over God, hoe kan het
^Ph&'tt t0ch is God in de Heilige
belliift een vrije geestelijke persoon,
deniV11r|- u *n de mensengeschie- I
en A'p?lG 4 lnitiatief telkens neemt j
stant^hr,„eCILSOUVereine verhevenheid
staat boven de aarde en zijn bewoners.
Ja, zo hoog staat Hij boven de mens;
verheven, dat hij eigenlijk geen naam
heeft. Heeft God dit niet in een van j
zijn meest grootse Openbaringen aan j
Mozes gezegd. Toen Hij immers aan
Mozes verscheen in het brandende j
braambos en deze Hem vroeg, wie Hij I
vmf en welke naam hij aan het Joodse
ben konnoemen, sprak de Heer: Ik
degene 6TV °at wil zeSSen: Ik ben
noornK' le geen naam heeft, de on-
God w;m' If6 alleen maar „bestaat".
Hii hiermee uitdrukken, dat
is nn pV6n af bet mcnselijke verheven
ech unieke positie inneemt.
Wp hf?UZereinc God! Mateloos veraf, i
Kniv, V?c.Hen dat niet voldoende. Wij
wpfjjtllekan zijn zo gewoon vertrou- j
Wel „l t"0 om te gaan- dat het
do h i v,ert.rouwclijk wordt en van
weinff P fiyer voor zijn aanschijn j
Wc i- *erecht komt. Mateloos veraf!
denk'Unnan ons dat niet indenken. We
onfP" z° menselijk van God, dat we
waa,,„ bewust zijn, dat de woorden,
dezclfrPhP ?em benoemen, toch niet
neer l f bctekenis hebben als wan-
voor do ezeHde woorden gebruiken
gr°ot,d0emde»fpWe zeggen, dat God
lijk waar- devol is. Dat is natuur-
dat we g7hI- een ovezaenkomst, zo
men. Maar inderdaad zo kunnen noe-
Hem blijft P verschil tussen ons en
"iet uit, dnm°S ,froter- We komen er
dat hij oneindh, maar te zeggen,
of liefdevol is T-,gro°t. oneindig goed
nog maar hoog.Tan hebben we alleen
voudige vergrot» cen verduizend-
staat hierbij stilG ™enf- Onze fantasie
eens voorstelien'i„ 1J ku"nen ons niet
ver de verste stP Pze fantasie, hoe-
aarde verwijderd u Planeet van de
de lijn van maat pn°n d^ bgf toch in
daar zelfs boven: tnafeitab God staat j
als we zeggen We s Veraf- En 1
op een of andere man?10016" immers
spreken dat Hij handen °Ver God
vooruitziet, dan zijn 4. wil, regelt,
„schepseluitdrukkingen" allemaal
enige overeenkomst, maar^6* zeker
niet. Het verschil blijft grntf0661" ook
mateloos veraf. Hier moeten r' God ,is
gen en het Mysterie aanbiddpff° zwb"
niet trachten te krenken. WP b.®f
Pen hier niets van en als we d eg,rii"
het te begrijpen, hebben we het h ,0n
maal mis. 1 hele-
TvrG?d .is met andere woorden
hein dVCn Gebeim' maar een cT
aannemen, HcTwerrT dd 0erbicdig
lende menselhke vp h °S-de Verschil!
trekkingen. Op deze bladzK zuUe'
door ons VfrSjÜlende moeilijkheden
cn misverstanden ten opzichte van
God naar voren gebracht worden dip
onder ons, blijkens vele gesprekken
leven.
Misschien hadden sommigen een
duidelijker oplossing verwacht, zoals
}v° graag de oplossing van een wis-
vundig raadsel of een detectiveroman
Vp11' kan 'n het licht van het bo-
m'lgezegde natuurlijk niet. Er is im-
OnfS abbd een onbekende factor: de
G oembare: Qod zel^ mateloos veraf.
vrer]j<0Pe oplossingen, die zouden be-
God p0n' krenken het geheim van
men? U maken van Hem een vergrote
ns- een afgod.
PLEIN AZIë zou een propa
ganda-stunt zijn, bedoeld om aan
ons werk van PLEIN 1954 meer
bekendheid en ruchtbaarheid te
geven. Aldus een briefje, dat twee
weken geleden in deze kolommen
werd afgedrukt.
Een dergelijke, zeer ernstige he-
schuldiging, kan slechts op cen
achterdochtige veronderstelling
berusten. Niemand, tenzij God,
schouwt in ons hart en peilt pnze
diepste intenties. Voor onszelf
kunnen wij getuigen, dat wij met
PLEIN AZIë niets anders willen
dan een gezamenlijk streven, ver
enigd met zoveel mogelijk mensen,
naar meer gerechtigheid in de
wereld. We inogcn, met deze
eerlijke intentie, en diep onder de
indruk van de verbijsterende
situatie, toch alstublieft wel iets
zeggen en iets voorstellen?
Deze actie is voor ons cn velen
met ons een gewetenszaak, waar-
voor wij ernstige aandacht cn eer-
bied vragen.
De briefschrijver zal er, geloof
ik, goed aan doen zich te bezin
nen op het verderfelijke van het
lichtvaardig oordeel, vooral als
dit voor bepaalde personen nogal
beledigend is. Verder bezinne hij
zich op de vraag, wat hij per
soonlijk of tezamen met anderen
voor de ondervoeden, gebrekki-
gen en stervenden van Azië kan
doen.
S. JELSMA, M.S.C.
tend zijn. Als gewetensvol mens weet
ik, dat in moeilijke kwesties ik eerst de
zaak moet bestuderen, anderen com
petente personenom raad moet
vragen, dat ik moet bidden om licht.
Eerst als het zo gevormd is, mag en
moet ik het geweten volgen. Deze vor
ming is niet zo gemakkelijk. We moe
ten niet te ga.uw denken, ergens ver
stand van te hebben. Er komen zeer
vaak complicaties voor en dan is de
voorlichting van een vakman nodig.
Het komt wel voor, dat bepaalde
mensen een verkeerd gevormd geweten
hebben, zonder dat ze er iets aan kun
nen doen. Zo zijn er scrupulueuze men
sen, die det.ken bij alles, wat ze doen,
fout te zijn. Als zij nu een daad stellen
overeenkomstig dit verkeerde geweten
moeten we dan van zonde spreken?
Natuurlijk niet. Deze angst is een soort
ziekte waar ze niets aan kunnen doen.
Zij moeten zich dan houden en alleen
houden aan de raad van een verstan
dige biechtvader. Dan alleen zijn zij
verantwoord. Die biechtvader is dan
hun geweten, We zeiden boven, dat we
ook van geweten kunnen spreken, als
we na een bepaalde daad gesteld te
hebben, schuldgevoelen overhouden.
Maar dit oordeel na een bepaalde daad
maakt deze daad nog niet verkeerd
Vele mensen hebben schuldgevoelens
zonder dat er van schuld sprake is.
Het kan b.v. zijn, dat iemand een ver
keerde daad gesteld heeft en dat hij
zich bij het stellen van die bepaalde
daad bewust was, dat hij verkeerd
deed. Toch heeft hij het gedaan. Dan
wil dat nog niet zeggen, dat die daad
zondig was. Waarom niet? Denk maar
aan uw kleine catechismus: voor een
zware zonde is 't noodzakelijk, dat
iemand weet, dat de daad die hij stelt,
ernstig verkeerd is, maar dat is nog
niet voldoende. Hij moet deze daad ook
vrijwillig verkeerd stellen. Het zou
kunnen gebeuren, dat het geweten ons
zegt, dat een bepaalde daad verkeerd
is en dat deze ook inderdaad verkeerd
is, maar ons gevoelsleven kan zó ont
redderd zijn, dat we niet vrij han
delen. Dan hebben we een schuldge
voel, dat vals is en we behoeven er ons
niet gerust over te maken. Ook hier is
het zaak zich met een verstandige
biechtvader te verstaan en niet zelf
alles te willen uitmaken.
Maar ondanks deze uitzonderingen
kunnen we toch blijven handhaven,
dat als gemene regel ieder verplicht is
zijn geweten te volgen en dat de stem
van het geweten, dus over het alge
meen de stem van God is.
Waarom zou ik bidden? Het
helpt toch niet. Ik ben slechts
een atoom in het geheel. Ik kan
geen invloed uitoefenen op he«>
wereldgebeuren. Alles gebeurt,
zoals het gebeurt. Ik leef niet,
maar wordt geleefd. Dacht je nu
werkelijk, dat het zou helpen, als
ik bid?
Wat hierop te zeggen? Bidden
is spreken met God, is zichzelf
uitdrukken voor God, ook en juist
in onze nood. En zoals ieder, die
tot iemand spreekt op een of
andere manier antwoord ver
wacht, zo verwachten wij, als wij
spreken tot God, ook antwoord
van God. In en door ons geloof
weten we, dat God inderdaad ant
woordt. We kennen zijn beloften.
We weten, hoe Hij gezegd heeft:
„Vraagt en ge zult verkrijgen;
zoekt en ge zult vinden; klopt en
u zal worden opengedaan". We
doen daarom in ons gebed als het
ware een beroep op zijn Almacht
en maken deze als het ware
gezien Zijn beloften tot de
onze.
Dit is natuurlijk mooi gezegd. Maar
antwoordt God dan ook werkelijk?
Doet Hij iets? God is toch onver
anderlijk. Hoe kan Hij dan van plan
veranderen, als ik Hem daarom
vraag? We gaan ook hier weer terug
naar Gods onbegrijpelijke grootheid.
Nogmaals: God is geen mens, ook
Seen vergrote mens, maar Hij is
God. En daar is alles mee gezegd.
Och, woorden zeggen eigenlijk zo
weinig, als het over God gaat. We
zeggen, dat God almachtig is, maar
zo gauw wij erover denken, ver
kleinen we het weer, omdat we God
zo vanzelfsprekend tot een mens
maken. Toch moeten we hier van
uitgaan, dat God almachtig is, maar
met zoals een mens almachtig zou
kunnen zijn. God kunnen we ons niet
indenken. Laten we dit gewoon aan
nemen.
God heeft de wereld geschapen.
God leidt de wereld. God heeft een
plan opgemaakt voor de wereld. Ik
zeg dit natuurlijk allemaal wel, maar
ook dit is weer menselijk spreken
over God, vatbaar voor veel misver
standen. Maar we moeten proberen
even zuiver te blijven denken. God
kon natuurlijk Hij is immers de
vrije souvereine God alle moge
lijke plannen maken. Hij zou een ge
heel andere wereld hebben kunnen
ontwerpen en verwerkelijken. We
kunnen ons dat niet eens indenken-
Onze fantasie schiet hier tekort. Maar
in feite heeft Hij het zo gedaan, dat
God de Vader. Detail van Michel Angelo's Fresco in de Sixtijnse Kapel
wij bij de verwerkelijking van zijn
plannen, om me populair uit te druk
ken, ook iets te vertellen hebben, dat
Hij bepaalde dingen laat gebeuren of
niet gebeuren afhankelijk van ons
bidden. Dus in het wereldgebeuren is
ons bidden ook verdisconteerd. Om
een voorbeeld te noemen: God zal
b.v. bij Zichzelf zeggen: deze oorlog
zal uitgesteld worden, deze ziekte
zal plotseling genezen, Ik zal het zó
regelen in de atmosfeer, dat het die
dag mooi weer zal zijn, omdat ervoor
gebeden wordt. (Ik spreek hier na
tuurlijk weer op menselijke wijze
over God). Zo heeft de mens door
zijn gebed, door in zijn gebed een
beroep te doen op Gods almacht, in
vloed op de loop der gebeurtenissen.
Zo heeft God het gewild, zo heeft Hij
het beloofd. Zo voert Hij het uit.
Maar mijn gebeden worden toch
maar niet verhoord. Hier kan ik dit
op antwoorden: God ziet niet alleen
naar de concrete wensen, welke wij
uitspreken, maar ook naar de ver
langens van het hart. Hij weet beter
dan wij Hij heeft ons immers ge
schapen dat het diepste verlangen,
dat we hebben, de motor van al onze
verwachtingen, dromen en wensen,
het verlangen is naar geluk, vol
komen geluk. Wij christenen noemen
dat de hemel, omdat dit deze vervul
ling is. In elk verlangen openbaart
zich dat grondverlangen. God ziet
naar de wensen van het hart en om
dat Hij nu eenmaal verder ziet dan
wij, zal Hij misschien soms een be
paald verlangen niet verhoren, om
het grondverlangen naar geluk niet
in de weg te staan- Hij heeft er nu
eenmaal een betere kijk op dan wij
We moeten een beetje vertrouwen
in Hem hebben. Hij ziet ons leven
als geheel en weet, wat slecht en
goed voor ons is. Zo'n gebed wordt
dan wel verhoord, maar dan moeten
we bedenken, dat God dat oor
spronkelijk verlangen van ons hart
ziet en dat op de eerste plaats wil
verhoren. We drukken dat uit door
de term: „dat het ons dan zalig is".
In alle geval moeten we bedenken:
God is goed, Hij is onze Vader en het
beste is nauwelijks goed genoeg voor
ons, ook al menen we zelf, dat wij
het beter weten.
Mij aansluitend bij de heer Jan Bakker
(courant van 19 6 '54), zou ik de door som
migen geminachte „drie-weesgegroetjes-
penitentie" nog op andere wijze willen
benaderen:
1. De penitenten, jong of oud, mogen uit
eigen vrije wil in plaats van drie Weesge
groeten gerust een tientje bidden. Daar
deehfn Zb heUS "iet sIechter van- Ir. tegen-
t 2' ïlaI?Ldrie' of ücn' of méér, zij moe
ten ze bidden; met, met hun/haar gedaeh
ten bij wat anders, afraffelen
3. Wanneer werkelijk gebeden wordt -
telkens dus met volle concentratie hit
ieder onderdeel van het Weesgegroet
en/of het Onze Vader - zal al heel gauw
blijken: s
hoe mooi en rijk van inhoud deze gebe
den zijn èn: hoe doelmatig de peniten
tie is.
Het smalen er op, leert men dan van
zelf wel af. Goed'bidden is niet zo een-
H. J. K.
voudig.
\\A\l 'Ir/
dr H, BORGERT,
„Er zijn bij die zonsverduistering
van Woensdag j.l. weer enige merk
waardige woorden gevallen over de
hond in het algemeen en over bepaal
de, met name genoemde honden in
het bijzonder", zo leidde Hond van
morgen een stevig staartgesprek in,
waarvan wij de kern niet aan de
lezers willen onthouden. „De zon",
aldus Hond, „fungeert over ons hon
den als de grote algemene klok. Geeft
ze licht, dan zeggen we: ziezo, het is
dag; en we strekken de pootjes. Geeft
ze géén licht, dan zeggen we niets
meer en gaan maffen. Zoals je ziet,
eenvoudig en doeltreffend, ongecom
pliceerd en logisch. De natuur komt
ons tegemoet en dient ons, en wij ge
hoorzamen de natuur.
De mensen echter zoals gewoon-
'Uk struikelend over hun eigenwijs
heid schijnen de zon niet te ver
trouwen, en doen het met staande
klokken, hangklokken, wekkers, koe
koekklokjes zak- en polshorloges. De
mensen weten het uiteraard beter
dan de honden, de zon en heel de
natuur. Ze gaan zélf iets fabriceren,
met schroefjes veertjes, radertjes en
steentjes. Èn dan maar regelmatig
op
om
en
opwinden, een blinkende ketting
het buikje of een knellende band
de pols. Omdat de zon niet deugt t
omdat de mensen zo vernuftig zijn.
Een enkele maal drijft de zon de
spot met dit eigenwijze menselijke
spel. Dan doet ze net alsof er geen
klokken en horloges bestaan en
kruipt gnuivend weg achter de maan
Wij honden doen dan natuurlijk met
de zon mee. We verdwijnen in ons
hok. de zon schijnt niet langer en
het is, wat ons betreft, nacht. Maar
let nu voor de aardigheid eens op de
mensen. „Het is zonsverduistering"
zeggen ze, en direct gaan ze weer
met eigengemaakte instrumentjes
slepen, vanaf beroete stukjes glas tot
en met grote ingewikkelde kijkers. Ze
hebben het er op hun manier weer
echt druk mee, sjouwen op en neer,
schrijven erover in hun kranten en'
praten erover door hun microfoons.
En zeggen dan b.v.: het merkwaar
dige verschijnsel doet zich voor, dat
o.a. de honden zeer rustig worden,
zich terug trekken en gaan slapen.
Wat 'n mens al niet merkwaardig
noemt, 'n Hond, die er op doordenkt,
moet wel eens even lachen".
Als er in de loop van de kerk
geschiedenis onder de christenen
ergens over gevochten is, dan i«
het over Gods wil en de vrije wil
van de mens. Bij de Katholieke
geleerden onder elkaar is deze
strijd eeuwen doorgegaan. En tus
sen Katholiek en Protestant is de
strijd nog steeds bezig. De Katho
lieken hebben het zich niet ge
makkelijk gemaakt. Voor ons
staat overeenkomstig de H. Schrift
vast, dat de mens een vrij wezen
is, dat hij dus een vrije wil heeft,
en deze goed of verkeerd kan ge
bruiken. Van de andere kant hou
den we ook, dat de mens afhanke
lijk is van God. We kunnen de
moeilijkheid misschien zo scherp
stellen: God wil, dat ik iets doe.
En wat God wil, gebeurt, en dus
doe ik het 'ook. Maar toch moet
ik ook blijven vasthouden, dat ik
het vrij doe en dus eventueel niet
kan doen.
Hoe hier uit te komen? U be
grijpt, dat een oplossing, niet zo
maar een-twee-drie kan gegeven
worden. Waar eeuwen over ge
vochten is, daar zou ik minstens
een boek van behoorlijke omvang
moeten schrijven, om een oplos
sing aan te geven. Daarom er
slechts een enkel woord over.
Zelf moet u het dan maar verder
overdenken.
We gaan hier weer van het feit
uit, dat ik behandeld heb in het
hoofdartikel „God en afgod", dat
het Geheim van God mij volledig
overspoelt, dat God mateloos veraf
is, en dat ik dus eigenlijk hem niet
kan kennen. St. Thomas zegt: „we
weten, dat God is, maar niet, wat
Hij is". Houdt u hier in alle geval
aan vast. Dit is de enige mogelijk
heid om er een beetje uit te ko
men. We hebben hier met een on
bekende factor te maken: God, de
grote onbekende. Laten we er bij
voegen, dat de andere factor „de
vrije wil" ons ook niet zo heel
duidelijk is. Dan begrijpt u, dat
we hier erg voorzichtig verder
moeten gaan.
Het antwoord ligt eigenlijk he
lemaal hierin vervat: God heeft de
mens geschapen, God heeft de
mens vrij geschapen, God schept
als het ware deze vrije daad van
u op het ogenblik, dat gij het doet.
God veroorzaakt, dat deze daad
vrij is. Alles, wat u vrij doet,
doet u dus vrij en toch in afhan
kelijkheid van God. Daar zit het
gehele Geheim in en ook de op
lossing. Alleen zoals gezegd
is er hier een practisch onbeken
de factor, en dat is God zelf, ma
teloos veraf
U zegt natuurlijk, als God wil,
dat u iets doet en dat u dat dan
vrij doet, hoe kan het dan nog
vrij .zijn? Deze redenering is niet
helemaal foutloos. U zegt: God
wil. Dat moogt u gerust zeggen.
Dat is niet verkeerd. U moogt en
kunt trouwens ook niet anders
dan op menselijke wijze over God
spreken en denken. Maar daar
zit juist het gevaar in, dat we
God als een vergrote mens zien,
dus juist als een soort afgod. Dan
vernietigt u het Geheim van God,
en komt u er niet. Als we zeggen:
God wil en de mens wil, dan bete
kent dit woordje „wil" ondanks
enige gelijkheid (anders kunnen
we immers niet over willen bij
God spreken), bij God toch geheel
iets anders dan bij de mens- Ziet
u dat niet in, dan vermenselijkt u
God.
Heb respect voor het Mysterie
van God en houdt vast: u leeft en
handelt in afhankelijkheid van
God. God staat uw vrije daad niet
in de weg. maar integendeel: God
schept deze vrije daad en daar
door alleen kan zij vrij zijn.
E tijden zijn wèl veranderd.
In dit beschaafde land komen moord en
doodslag zelden voor. De motieven van een
eventuele moord „met voorbedachte rade" komen
nooit meer voort uit een verschil in geloof of in
levensbeschouwing. Niet, dat allen elkaar in
liefde verdragen. Er is veel onenigheid, er is veel
twist, er is veel onverdraagzaamheid. Er is veel
haat en nijd: omwille van het geloof. Maar wapens
als zwaarden en bijlen en lansen hebben plaats
gemaakt voor 't venijnige woord via pers en radio
of in 't dagelijkse milieu van fabriek, bedrijf en
kantoor via 't gesprek van man tot man. Op be
paalde momenten en bij bepaalde gelegenheden
komen de onverdraagzaamheid en de nauw ver
holen vijandschap en de onverzoenlijke tegenstel
ling weer naar boven. Het Bisschoppelijk Mande
ment heeft heel vele landgenoten verontrust en
in 't geweer geroepen. Er zijn al veel harde en
pijnlijke woorden gevallen. Plotseling schijnen
velen zich tot hun erj ijs weer bewust geworden
te zijn, dat er een principieel onderscheid bestaat
tussen het katholiek geloof en een liberale of hu
manistische of zonder meer heidense levensopvat
ting. Zij begrijpen niet, dat het katholiek geloof
het hele leven en alle gedragingen van de gelovige
heeft te doordringen en te bezielen. Er zullen
geen gevechten met lansen en zwaarden van ko
men, noch met revolvers of machinegeweren. Er
zal geen bloed vloeien. We leven immers in een
beschaafd land.
Wel is er een andere strijd ontbrand. Op 't hoog
ste niveau, via congressen en meetings, waar
vooraanstaande tegenstanders 't woord voeren. Op
't gewone, dagelijkse niveau waar kleine mensen
het elkaar lastig maken met zure opmerkingen,
kwasi-geestigheden en hatelijkheden.
Bonijatius - Bisschop
ET is lang geleden, dat een bisschop van de
katholieke kerk met een opdracht van de
Paus van Rome in 't Noorden van dit land
de marteldood stierf. Met een aantal medewerkers
was hij op vormreis. In de buurt van Dokkum
werd het gezelschap door een groep heidenen
werd overvallen. De Bisschop Bonifatius zei tot
zijn vrienden: „Geen geweld, m'n kinderen, het
mag geen bloedige strijd wordenEen van de
aanvallers stormde op Bonifatius af. De Bisschop
trachtte tevergeefs met een missaal de slag van
het zwaard af te wenden. Hij werd met zijn mede
werkers vermoord.
Dit feit wordt morgen in Dokkum met grote
plechtigheid herdacht. Daar zullen twee dominee's
't woord voeren en de derde spreker zal zijn prof.
dr A. van Duinkerken. De dominee's zullen de
figuur van de heilige anders zien dan de geloofs
genoot van Bonifatius prof. «v. Duinkerken. Wel
licht zal men het de anders-denkenden niet te
moeilijk hebben willen maken.
Bonifatius, die volgens de katholieke aartsbis
schop van Canterbury in Engeland behoorde tot
de uitstekende en beste leraren van het ware ge
loof, heeft mede met anderen dit land het Chris
tendom gebracht en daarmee de Christelijke be
schaving.
Hetzelfde Gezag
DE Bisschoppen van Nederland die momenteel
de Kerk in dit land besturen dragen het-
zelfde gezag, eveneens krachtens een op
dracht van de Paus van Rome. De Kerk van Chris
tus is dezelfde gebleven, vanaf het eerste Pink
stergebeuren tot op de dag van vandaag. Het ge
zag van de eerste Paus was hetzelfde als dat van
Pius XII.
Het is dan wel vreemd om Bonifatius om z'n
wijsheid, z'n dapperheid en z'n inzicht te roemen,
als brenger en drager van het Christendom en
tezelfdertijd zijn opvolgers te bestrijden, waar zij
niet anders doen dan de Kerk besturen dwars
door alle vijandelijke of aan het Christendom-
vreemde stromingen heen.
En voor de gelovigen die morgen de heilige
Bonifatius vereren en naar zijn heldhaftig voor
beeld opzien zal deze Zondag een dag van grote
ernstige bezinning dienen te zijn. De strijd zal
geen enkel katholiek gespaard blijven. „De die
naar is niet meer dan de Meester" en: „Heeft men
Mij vervolgd, men zal ook u vervolgen". De Kerk
van Christus is een Kerk van martelaren en haar
spoor is door dè geschiedenis getekend met het
bloed van de getuigen, die waardig bevonden wer
den om voor Christus te lijden.
Vervolgens zal 't woord van St Bonifatius:
„Geen geweld, geen bloedige strijd.voor ons
gelden, dat wij in deze tijd niet het kwade met
het kwade mogen vergelden. Ons wapen mag al
leen zijn het bewuste woord en het levende getui
genis van ons Geloof. „Vóór alles is het onze zaak
aan de zwakkere broeders de ware zin en beteke
nis van de Christelijk^ levenswijze te laten „zien"
en aan de andersdenkenden het zicht op de in het
geloof en liefde werkzame Kerk mogelijk te ma
ken". (Mandement no. 25).
P. W.