s» ïi GOD en het GEWETEN GOD en de vrije wil Geen geweld, geen bloedige strijd GOD OF AFGOD Ons aandeel in Zijn plan Loflied op God Noodkreet (II) HONDENPRAAT D H lü - PSALM 97 ZATERDAG 3 JULI 1954 PAGINA 7 iH 1 I *p he* -W\v Jahwe is koning! Laat de aarde jubelen. De ontelbare eilanden juichen Donkere wolken pakken zich om Hem heen, Recht en gerechtigheid schragen zijn troon. Vuur gaat voor zijn aangezicht uit, En het vlamt om zijn schreden. Zijn bliksems verlichten de wereld, De aarde ziet het en beeft! De bergen smelten als was voor het aanschijn van Jahwe, Voor de Heer van de volheid der aarde; De hemelen kondigen zijn gerechtigheid aan. Alle volkeren aanschouwen zijn glorie. Alle beeldenaanbidders worden te schande, Die zich op hun goden beroemen En diep in het stof werpen alle afgoden Zich voor Hem neer. Sion hoort het vol vreugde, Juda's dochteren juichen, Jahwe, om uw gericht; Want Gij zijt de Allerhoogste op heel de aarde, O, Jahwe, Hoog boven alle volkeren verheven Jahwe heeft lief Die de ongerechtigen haat; Hij behoedt het leven van zijn getrouwen, En redt ze uit de handen der bozen. Een licht straalt over de rechtvaardigen uit, En blijdschap over de oprechten van hart; De vromen zullen zich in Jahwe verheugen, En loven zijn heilige Naam! II 'ÏT 1 S-SggA 4 #s \V.::»: <7 GEBED mi VERHORING --V"- x- JÜ?*J5 eigenlÜk voor iets: het van het verstand, dat ons iets zegt, opvoeding. Als katholiek vervolgens weet ik, dat de uitspraken van het gaan^wat bet epw^ eT "U n'et op in~ maar het zit eigenlijk veel dieper. Er liik spmrnkm u fn' wetenschappe - spreekt een overtuiging uit: het is als f kerkelijk leergezag voor mij verplich Stfflanmrfj betekent, maar alleen1, 1 uitgaan van de populaire van het woord. wXn™w sPrekcn wij over het ge- mir ik 8 z®ggcn: mijn geweten zegt iu j mag dit niet doen of dat moet twiifjf"'' ^'n geweten kan ook in ijfel zijn. Hier noemt men geweten een soort oordeel over goed en kwaad, over wat ik wel of niet moet doen. We hebben nog een andere betekenis van geweten. Iemand heeft een verkeerde daad gesteld, en zijn geweten blijft het hem verwijten, dat het verkeerd'is ge weest. De mens heeft dan een schuld gevoel: zijn geweten spreekt. Laten we proberen hier verder op in te gaan. Op de eerste plaats is het dus een oordeel Het scherpe besef en bewustzijn van God het ware de stem van de menselijke betekenis natuur zelf, al of niet voorgelicht door het geloof. Deze stem herkent de mens j als de stem van God, die hem een be- paalde daad aanraadt of verbiedt. Moeten we de stem van het geweten volgen? Over het alge meen. ja. Dat wil dus zeggen, dat ieder mens moet doen, wat zijn geweten hem voorschrijft. Hij is zelf verantwoorde lijk voor zijn daden, voor zijn beslis singen. En wanneer we zo ons geweten volgen, weten wij, dat wij de wil van God immers spreekt niet onmiddellijk tot ons, maar door ons geweten. Wanneer we dus tegen het geweten in handelen, doen we ver keerd, handelen we tegen God in, be drijven we dus een zonde. V7?tnnecr het geweten ons iets __i. c nJ h wat ons eerst goed toe scheen, maar wat later zonde blijkt te deïd Dan bebben we toch goed gehan- en zijn grootheid is in Ho™ orndat we niet anders kunnen bij vele Katholieken verdwenen. Zo schijnt "nogaf g'ma'kkelifk. Alf^e Sfn geweten hebt, leef je gemakke lijk. Maar van de andere kant wanneer je nogal scrupuleus bent aangelegd, dan heb je het moeilijk. Wat komt er dan eigenlijk van Gods geboden terecht? De oplossing is niet moeilijk te vin den. Het geweten, dat de mens heeft, moet n.l. eerst gevormd worden, voor dat hij het kan en moet volgen. Deze vorming .krijgt het thuis b.v. door de staat de mens, zijn geheim, zijn groot heid of kleinheid, zijn autonomie in het middelpunt van de interesse, dat U .f,6™ Plaats voor God meer over blijft. Wat Sartre als atheïst heeft uit- ®Pro e"' w°rdt hoewel theore- ontkend door de christenen staat Tr Vclen Practisch beleefd: God heiri, grootheid en onafhankelijk- v Kmhm- uens in de weg' HocweI dit selnnf n m Hem geloven, is daadwerk rf1 met zó sterk- dat het Vloed wn 0iPk^ leven erd0°r beïn- ken Honi als ze aan Hem den" ken, denken ze Hem vaak nog zó is° Af^n' dat Hij practisch een afgod wannl J lmmers bedrijft men, mcmel1iwen Zlch goden maak* naar ook dat..01rnaat' al erkent men dan mens Dit"I ™ach%r zÜn dan de gelhkenk g°de""maken naar beeld en alleèn to I "ml mcns behoeft niet zoals bii dl t f011 in hout cn steen, keren maar 1 Van heidense vol- in de'fantasie en'heTrTf gebeurcn mens, die zich God zo vooraten"alsof maalCvererootSelMWaS' zij het duizend- nict Dit i i u r dlt is onze God Ho if e souvereine God, die de Schrift ons voorstelt. Zeker in de Schrift wordt op menselijke wijze ge sproken over God, hoe kan het ^Ph&'tt t0ch is God in de Heilige belliift een vrije geestelijke persoon, deniV11r|- u *n de mensengeschie- I en A'p?lG 4 lnitiatief telkens neemt j stant^hr,„eCILSOUVereine verhevenheid staat boven de aarde en zijn bewoners. Ja, zo hoog staat Hij boven de mens; verheven, dat hij eigenlijk geen naam heeft. Heeft God dit niet in een van j zijn meest grootse Openbaringen aan j Mozes gezegd. Toen Hij immers aan Mozes verscheen in het brandende j braambos en deze Hem vroeg, wie Hij I vmf en welke naam hij aan het Joodse ben konnoemen, sprak de Heer: Ik degene 6TV °at wil zeSSen: Ik ben noornK' le geen naam heeft, de on- God w;m' If6 alleen maar „bestaat". Hii hiermee uitdrukken, dat is nn pV6n af bet mcnselijke verheven ech unieke positie inneemt. Wp hf?UZereinc God! Mateloos veraf, i Kniv, V?c.Hen dat niet voldoende. Wij wpfjjtllekan zijn zo gewoon vertrou- j Wel „l t"0 om te gaan- dat het do h i v,ert.rouwclijk wordt en van weinff P fiyer voor zijn aanschijn j Wc i- *erecht komt. Mateloos veraf! denk'Unnan ons dat niet indenken. We onfP" z° menselijk van God, dat we waa,,„ bewust zijn, dat de woorden, dezclfrPhP ?em benoemen, toch niet neer l f bctekenis hebben als wan- voor do ezeHde woorden gebruiken gr°ot,d0emde»fpWe zeggen, dat God lijk waar- devol is. Dat is natuur- dat we g7hI- een ovezaenkomst, zo men. Maar inderdaad zo kunnen noe- Hem blijft P verschil tussen ons en "iet uit, dnm°S ,froter- We komen er dat hij oneindh, maar te zeggen, of liefdevol is T-,gro°t. oneindig goed nog maar hoog.Tan hebben we alleen voudige vergrot» cen verduizend- staat hierbij stilG ™enf- Onze fantasie eens voorstelien'i„ 1J ku"nen ons niet ver de verste stP Pze fantasie, hoe- aarde verwijderd u Planeet van de de lijn van maat pn°n d^ bgf toch in daar zelfs boven: tnafeitab God staat j als we zeggen We s Veraf- En 1 op een of andere man?10016" immers spreken dat Hij handen °Ver God vooruitziet, dan zijn 4. wil, regelt, „schepseluitdrukkingen" allemaal enige overeenkomst, maar^6* zeker niet. Het verschil blijft grntf0661" ook mateloos veraf. Hier moeten r' God ,is gen en het Mysterie aanbiddpff° zwb" niet trachten te krenken. WP b.®f Pen hier niets van en als we d eg,rii" het te begrijpen, hebben we het h ,0n maal mis. 1 hele- TvrG?d .is met andere woorden hein dVCn Gebeim' maar een cT aannemen, HcTwerrT dd 0erbicdig lende menselhke vp h °S-de Verschil! trekkingen. Op deze bladzK zuUe' door ons VfrSjÜlende moeilijkheden cn misverstanden ten opzichte van God naar voren gebracht worden dip onder ons, blijkens vele gesprekken leven. Misschien hadden sommigen een duidelijker oplossing verwacht, zoals }v° graag de oplossing van een wis- vundig raadsel of een detectiveroman Vp11' kan 'n het licht van het bo- m'lgezegde natuurlijk niet. Er is im- OnfS abbd een onbekende factor: de G oembare: Qod zel^ mateloos veraf. vrer]j<0Pe oplossingen, die zouden be- God p0n' krenken het geheim van men? U maken van Hem een vergrote ns- een afgod. PLEIN AZIë zou een propa ganda-stunt zijn, bedoeld om aan ons werk van PLEIN 1954 meer bekendheid en ruchtbaarheid te geven. Aldus een briefje, dat twee weken geleden in deze kolommen werd afgedrukt. Een dergelijke, zeer ernstige he- schuldiging, kan slechts op cen achterdochtige veronderstelling berusten. Niemand, tenzij God, schouwt in ons hart en peilt pnze diepste intenties. Voor onszelf kunnen wij getuigen, dat wij met PLEIN AZIë niets anders willen dan een gezamenlijk streven, ver enigd met zoveel mogelijk mensen, naar meer gerechtigheid in de wereld. We inogcn, met deze eerlijke intentie, en diep onder de indruk van de verbijsterende situatie, toch alstublieft wel iets zeggen en iets voorstellen? Deze actie is voor ons cn velen met ons een gewetenszaak, waar- voor wij ernstige aandacht cn eer- bied vragen. De briefschrijver zal er, geloof ik, goed aan doen zich te bezin nen op het verderfelijke van het lichtvaardig oordeel, vooral als dit voor bepaalde personen nogal beledigend is. Verder bezinne hij zich op de vraag, wat hij per soonlijk of tezamen met anderen voor de ondervoeden, gebrekki- gen en stervenden van Azië kan doen. S. JELSMA, M.S.C. tend zijn. Als gewetensvol mens weet ik, dat in moeilijke kwesties ik eerst de zaak moet bestuderen, anderen com petente personenom raad moet vragen, dat ik moet bidden om licht. Eerst als het zo gevormd is, mag en moet ik het geweten volgen. Deze vor ming is niet zo gemakkelijk. We moe ten niet te ga.uw denken, ergens ver stand van te hebben. Er komen zeer vaak complicaties voor en dan is de voorlichting van een vakman nodig. Het komt wel voor, dat bepaalde mensen een verkeerd gevormd geweten hebben, zonder dat ze er iets aan kun nen doen. Zo zijn er scrupulueuze men sen, die det.ken bij alles, wat ze doen, fout te zijn. Als zij nu een daad stellen overeenkomstig dit verkeerde geweten moeten we dan van zonde spreken? Natuurlijk niet. Deze angst is een soort ziekte waar ze niets aan kunnen doen. Zij moeten zich dan houden en alleen houden aan de raad van een verstan dige biechtvader. Dan alleen zijn zij verantwoord. Die biechtvader is dan hun geweten, We zeiden boven, dat we ook van geweten kunnen spreken, als we na een bepaalde daad gesteld te hebben, schuldgevoelen overhouden. Maar dit oordeel na een bepaalde daad maakt deze daad nog niet verkeerd Vele mensen hebben schuldgevoelens zonder dat er van schuld sprake is. Het kan b.v. zijn, dat iemand een ver keerde daad gesteld heeft en dat hij zich bij het stellen van die bepaalde daad bewust was, dat hij verkeerd deed. Toch heeft hij het gedaan. Dan wil dat nog niet zeggen, dat die daad zondig was. Waarom niet? Denk maar aan uw kleine catechismus: voor een zware zonde is 't noodzakelijk, dat iemand weet, dat de daad die hij stelt, ernstig verkeerd is, maar dat is nog niet voldoende. Hij moet deze daad ook vrijwillig verkeerd stellen. Het zou kunnen gebeuren, dat het geweten ons zegt, dat een bepaalde daad verkeerd is en dat deze ook inderdaad verkeerd is, maar ons gevoelsleven kan zó ont redderd zijn, dat we niet vrij han delen. Dan hebben we een schuldge voel, dat vals is en we behoeven er ons niet gerust over te maken. Ook hier is het zaak zich met een verstandige biechtvader te verstaan en niet zelf alles te willen uitmaken. Maar ondanks deze uitzonderingen kunnen we toch blijven handhaven, dat als gemene regel ieder verplicht is zijn geweten te volgen en dat de stem van het geweten, dus over het alge meen de stem van God is. Waarom zou ik bidden? Het helpt toch niet. Ik ben slechts een atoom in het geheel. Ik kan geen invloed uitoefenen op he«> wereldgebeuren. Alles gebeurt, zoals het gebeurt. Ik leef niet, maar wordt geleefd. Dacht je nu werkelijk, dat het zou helpen, als ik bid? Wat hierop te zeggen? Bidden is spreken met God, is zichzelf uitdrukken voor God, ook en juist in onze nood. En zoals ieder, die tot iemand spreekt op een of andere manier antwoord ver wacht, zo verwachten wij, als wij spreken tot God, ook antwoord van God. In en door ons geloof weten we, dat God inderdaad ant woordt. We kennen zijn beloften. We weten, hoe Hij gezegd heeft: „Vraagt en ge zult verkrijgen; zoekt en ge zult vinden; klopt en u zal worden opengedaan". We doen daarom in ons gebed als het ware een beroep op zijn Almacht en maken deze als het ware gezien Zijn beloften tot de onze. Dit is natuurlijk mooi gezegd. Maar antwoordt God dan ook werkelijk? Doet Hij iets? God is toch onver anderlijk. Hoe kan Hij dan van plan veranderen, als ik Hem daarom vraag? We gaan ook hier weer terug naar Gods onbegrijpelijke grootheid. Nogmaals: God is geen mens, ook Seen vergrote mens, maar Hij is God. En daar is alles mee gezegd. Och, woorden zeggen eigenlijk zo weinig, als het over God gaat. We zeggen, dat God almachtig is, maar zo gauw wij erover denken, ver kleinen we het weer, omdat we God zo vanzelfsprekend tot een mens maken. Toch moeten we hier van uitgaan, dat God almachtig is, maar met zoals een mens almachtig zou kunnen zijn. God kunnen we ons niet indenken. Laten we dit gewoon aan nemen. God heeft de wereld geschapen. God leidt de wereld. God heeft een plan opgemaakt voor de wereld. Ik zeg dit natuurlijk allemaal wel, maar ook dit is weer menselijk spreken over God, vatbaar voor veel misver standen. Maar we moeten proberen even zuiver te blijven denken. God kon natuurlijk Hij is immers de vrije souvereine God alle moge lijke plannen maken. Hij zou een ge heel andere wereld hebben kunnen ontwerpen en verwerkelijken. We kunnen ons dat niet eens indenken- Onze fantasie schiet hier tekort. Maar in feite heeft Hij het zo gedaan, dat God de Vader. Detail van Michel Angelo's Fresco in de Sixtijnse Kapel wij bij de verwerkelijking van zijn plannen, om me populair uit te druk ken, ook iets te vertellen hebben, dat Hij bepaalde dingen laat gebeuren of niet gebeuren afhankelijk van ons bidden. Dus in het wereldgebeuren is ons bidden ook verdisconteerd. Om een voorbeeld te noemen: God zal b.v. bij Zichzelf zeggen: deze oorlog zal uitgesteld worden, deze ziekte zal plotseling genezen, Ik zal het zó regelen in de atmosfeer, dat het die dag mooi weer zal zijn, omdat ervoor gebeden wordt. (Ik spreek hier na tuurlijk weer op menselijke wijze over God). Zo heeft de mens door zijn gebed, door in zijn gebed een beroep te doen op Gods almacht, in vloed op de loop der gebeurtenissen. Zo heeft God het gewild, zo heeft Hij het beloofd. Zo voert Hij het uit. Maar mijn gebeden worden toch maar niet verhoord. Hier kan ik dit op antwoorden: God ziet niet alleen naar de concrete wensen, welke wij uitspreken, maar ook naar de ver langens van het hart. Hij weet beter dan wij Hij heeft ons immers ge schapen dat het diepste verlangen, dat we hebben, de motor van al onze verwachtingen, dromen en wensen, het verlangen is naar geluk, vol komen geluk. Wij christenen noemen dat de hemel, omdat dit deze vervul ling is. In elk verlangen openbaart zich dat grondverlangen. God ziet naar de wensen van het hart en om dat Hij nu eenmaal verder ziet dan wij, zal Hij misschien soms een be paald verlangen niet verhoren, om het grondverlangen naar geluk niet in de weg te staan- Hij heeft er nu eenmaal een betere kijk op dan wij We moeten een beetje vertrouwen in Hem hebben. Hij ziet ons leven als geheel en weet, wat slecht en goed voor ons is. Zo'n gebed wordt dan wel verhoord, maar dan moeten we bedenken, dat God dat oor spronkelijk verlangen van ons hart ziet en dat op de eerste plaats wil verhoren. We drukken dat uit door de term: „dat het ons dan zalig is". In alle geval moeten we bedenken: God is goed, Hij is onze Vader en het beste is nauwelijks goed genoeg voor ons, ook al menen we zelf, dat wij het beter weten. Mij aansluitend bij de heer Jan Bakker (courant van 19 6 '54), zou ik de door som migen geminachte „drie-weesgegroetjes- penitentie" nog op andere wijze willen benaderen: 1. De penitenten, jong of oud, mogen uit eigen vrije wil in plaats van drie Weesge groeten gerust een tientje bidden. Daar deehfn Zb heUS "iet sIechter van- Ir. tegen- t 2' ïlaI?Ldrie' of ücn' of méér, zij moe ten ze bidden; met, met hun/haar gedaeh ten bij wat anders, afraffelen 3. Wanneer werkelijk gebeden wordt - telkens dus met volle concentratie hit ieder onderdeel van het Weesgegroet en/of het Onze Vader - zal al heel gauw blijken: s hoe mooi en rijk van inhoud deze gebe den zijn èn: hoe doelmatig de peniten tie is. Het smalen er op, leert men dan van zelf wel af. Goed'bidden is niet zo een- H. J. K. voudig. \\A\l 'Ir/ dr H, BORGERT, „Er zijn bij die zonsverduistering van Woensdag j.l. weer enige merk waardige woorden gevallen over de hond in het algemeen en over bepaal de, met name genoemde honden in het bijzonder", zo leidde Hond van morgen een stevig staartgesprek in, waarvan wij de kern niet aan de lezers willen onthouden. „De zon", aldus Hond, „fungeert over ons hon den als de grote algemene klok. Geeft ze licht, dan zeggen we: ziezo, het is dag; en we strekken de pootjes. Geeft ze géén licht, dan zeggen we niets meer en gaan maffen. Zoals je ziet, eenvoudig en doeltreffend, ongecom pliceerd en logisch. De natuur komt ons tegemoet en dient ons, en wij ge hoorzamen de natuur. De mensen echter zoals gewoon- 'Uk struikelend over hun eigenwijs heid schijnen de zon niet te ver trouwen, en doen het met staande klokken, hangklokken, wekkers, koe koekklokjes zak- en polshorloges. De mensen weten het uiteraard beter dan de honden, de zon en heel de natuur. Ze gaan zélf iets fabriceren, met schroefjes veertjes, radertjes en steentjes. Èn dan maar regelmatig op om en opwinden, een blinkende ketting het buikje of een knellende band de pols. Omdat de zon niet deugt t omdat de mensen zo vernuftig zijn. Een enkele maal drijft de zon de spot met dit eigenwijze menselijke spel. Dan doet ze net alsof er geen klokken en horloges bestaan en kruipt gnuivend weg achter de maan Wij honden doen dan natuurlijk met de zon mee. We verdwijnen in ons hok. de zon schijnt niet langer en het is, wat ons betreft, nacht. Maar let nu voor de aardigheid eens op de mensen. „Het is zonsverduistering" zeggen ze, en direct gaan ze weer met eigengemaakte instrumentjes slepen, vanaf beroete stukjes glas tot en met grote ingewikkelde kijkers. Ze hebben het er op hun manier weer echt druk mee, sjouwen op en neer, schrijven erover in hun kranten en' praten erover door hun microfoons. En zeggen dan b.v.: het merkwaar dige verschijnsel doet zich voor, dat o.a. de honden zeer rustig worden, zich terug trekken en gaan slapen. Wat 'n mens al niet merkwaardig noemt, 'n Hond, die er op doordenkt, moet wel eens even lachen". Als er in de loop van de kerk geschiedenis onder de christenen ergens over gevochten is, dan i« het over Gods wil en de vrije wil van de mens. Bij de Katholieke geleerden onder elkaar is deze strijd eeuwen doorgegaan. En tus sen Katholiek en Protestant is de strijd nog steeds bezig. De Katho lieken hebben het zich niet ge makkelijk gemaakt. Voor ons staat overeenkomstig de H. Schrift vast, dat de mens een vrij wezen is, dat hij dus een vrije wil heeft, en deze goed of verkeerd kan ge bruiken. Van de andere kant hou den we ook, dat de mens afhanke lijk is van God. We kunnen de moeilijkheid misschien zo scherp stellen: God wil, dat ik iets doe. En wat God wil, gebeurt, en dus doe ik het 'ook. Maar toch moet ik ook blijven vasthouden, dat ik het vrij doe en dus eventueel niet kan doen. Hoe hier uit te komen? U be grijpt, dat een oplossing, niet zo maar een-twee-drie kan gegeven worden. Waar eeuwen over ge vochten is, daar zou ik minstens een boek van behoorlijke omvang moeten schrijven, om een oplos sing aan te geven. Daarom er slechts een enkel woord over. Zelf moet u het dan maar verder overdenken. We gaan hier weer van het feit uit, dat ik behandeld heb in het hoofdartikel „God en afgod", dat het Geheim van God mij volledig overspoelt, dat God mateloos veraf is, en dat ik dus eigenlijk hem niet kan kennen. St. Thomas zegt: „we weten, dat God is, maar niet, wat Hij is". Houdt u hier in alle geval aan vast. Dit is de enige mogelijk heid om er een beetje uit te ko men. We hebben hier met een on bekende factor te maken: God, de grote onbekende. Laten we er bij voegen, dat de andere factor „de vrije wil" ons ook niet zo heel duidelijk is. Dan begrijpt u, dat we hier erg voorzichtig verder moeten gaan. Het antwoord ligt eigenlijk he lemaal hierin vervat: God heeft de mens geschapen, God heeft de mens vrij geschapen, God schept als het ware deze vrije daad van u op het ogenblik, dat gij het doet. God veroorzaakt, dat deze daad vrij is. Alles, wat u vrij doet, doet u dus vrij en toch in afhan kelijkheid van God. Daar zit het gehele Geheim in en ook de op lossing. Alleen zoals gezegd is er hier een practisch onbeken de factor, en dat is God zelf, ma teloos veraf U zegt natuurlijk, als God wil, dat u iets doet en dat u dat dan vrij doet, hoe kan het dan nog vrij .zijn? Deze redenering is niet helemaal foutloos. U zegt: God wil. Dat moogt u gerust zeggen. Dat is niet verkeerd. U moogt en kunt trouwens ook niet anders dan op menselijke wijze over God spreken en denken. Maar daar zit juist het gevaar in, dat we God als een vergrote mens zien, dus juist als een soort afgod. Dan vernietigt u het Geheim van God, en komt u er niet. Als we zeggen: God wil en de mens wil, dan bete kent dit woordje „wil" ondanks enige gelijkheid (anders kunnen we immers niet over willen bij God spreken), bij God toch geheel iets anders dan bij de mens- Ziet u dat niet in, dan vermenselijkt u God. Heb respect voor het Mysterie van God en houdt vast: u leeft en handelt in afhankelijkheid van God. God staat uw vrije daad niet in de weg. maar integendeel: God schept deze vrije daad en daar door alleen kan zij vrij zijn. E tijden zijn wèl veranderd. In dit beschaafde land komen moord en doodslag zelden voor. De motieven van een eventuele moord „met voorbedachte rade" komen nooit meer voort uit een verschil in geloof of in levensbeschouwing. Niet, dat allen elkaar in liefde verdragen. Er is veel onenigheid, er is veel twist, er is veel onverdraagzaamheid. Er is veel haat en nijd: omwille van het geloof. Maar wapens als zwaarden en bijlen en lansen hebben plaats gemaakt voor 't venijnige woord via pers en radio of in 't dagelijkse milieu van fabriek, bedrijf en kantoor via 't gesprek van man tot man. Op be paalde momenten en bij bepaalde gelegenheden komen de onverdraagzaamheid en de nauw ver holen vijandschap en de onverzoenlijke tegenstel ling weer naar boven. Het Bisschoppelijk Mande ment heeft heel vele landgenoten verontrust en in 't geweer geroepen. Er zijn al veel harde en pijnlijke woorden gevallen. Plotseling schijnen velen zich tot hun erj ijs weer bewust geworden te zijn, dat er een principieel onderscheid bestaat tussen het katholiek geloof en een liberale of hu manistische of zonder meer heidense levensopvat ting. Zij begrijpen niet, dat het katholiek geloof het hele leven en alle gedragingen van de gelovige heeft te doordringen en te bezielen. Er zullen geen gevechten met lansen en zwaarden van ko men, noch met revolvers of machinegeweren. Er zal geen bloed vloeien. We leven immers in een beschaafd land. Wel is er een andere strijd ontbrand. Op 't hoog ste niveau, via congressen en meetings, waar vooraanstaande tegenstanders 't woord voeren. Op 't gewone, dagelijkse niveau waar kleine mensen het elkaar lastig maken met zure opmerkingen, kwasi-geestigheden en hatelijkheden. Bonijatius - Bisschop ET is lang geleden, dat een bisschop van de katholieke kerk met een opdracht van de Paus van Rome in 't Noorden van dit land de marteldood stierf. Met een aantal medewerkers was hij op vormreis. In de buurt van Dokkum werd het gezelschap door een groep heidenen werd overvallen. De Bisschop Bonifatius zei tot zijn vrienden: „Geen geweld, m'n kinderen, het mag geen bloedige strijd wordenEen van de aanvallers stormde op Bonifatius af. De Bisschop trachtte tevergeefs met een missaal de slag van het zwaard af te wenden. Hij werd met zijn mede werkers vermoord. Dit feit wordt morgen in Dokkum met grote plechtigheid herdacht. Daar zullen twee dominee's 't woord voeren en de derde spreker zal zijn prof. dr A. van Duinkerken. De dominee's zullen de figuur van de heilige anders zien dan de geloofs genoot van Bonifatius prof. «v. Duinkerken. Wel licht zal men het de anders-denkenden niet te moeilijk hebben willen maken. Bonifatius, die volgens de katholieke aartsbis schop van Canterbury in Engeland behoorde tot de uitstekende en beste leraren van het ware ge loof, heeft mede met anderen dit land het Chris tendom gebracht en daarmee de Christelijke be schaving. Hetzelfde Gezag DE Bisschoppen van Nederland die momenteel de Kerk in dit land besturen dragen het- zelfde gezag, eveneens krachtens een op dracht van de Paus van Rome. De Kerk van Chris tus is dezelfde gebleven, vanaf het eerste Pink stergebeuren tot op de dag van vandaag. Het ge zag van de eerste Paus was hetzelfde als dat van Pius XII. Het is dan wel vreemd om Bonifatius om z'n wijsheid, z'n dapperheid en z'n inzicht te roemen, als brenger en drager van het Christendom en tezelfdertijd zijn opvolgers te bestrijden, waar zij niet anders doen dan de Kerk besturen dwars door alle vijandelijke of aan het Christendom- vreemde stromingen heen. En voor de gelovigen die morgen de heilige Bonifatius vereren en naar zijn heldhaftig voor beeld opzien zal deze Zondag een dag van grote ernstige bezinning dienen te zijn. De strijd zal geen enkel katholiek gespaard blijven. „De die naar is niet meer dan de Meester" en: „Heeft men Mij vervolgd, men zal ook u vervolgen". De Kerk van Christus is een Kerk van martelaren en haar spoor is door dè geschiedenis getekend met het bloed van de getuigen, die waardig bevonden wer den om voor Christus te lijden. Vervolgens zal 't woord van St Bonifatius: „Geen geweld, geen bloedige strijd.voor ons gelden, dat wij in deze tijd niet het kwade met het kwade mogen vergelden. Ons wapen mag al leen zijn het bewuste woord en het levende getui genis van ons Geloof. „Vóór alles is het onze zaak aan de zwakkere broeders de ware zin en beteke nis van de Christelijk^ levenswijze te laten „zien" en aan de andersdenkenden het zicht op de in het geloof en liefde werkzame Kerk mogelijk te ma ken". (Mandement no. 25). P. W.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 7